Samenvatting hoofdstuk 2 Het recht op een stem

Samenvatting hoofdstuk 2 Het recht op een stem
1800
1848 Grondwet Thorbecke
1850
1900
1874 Kinderwetje
van Van Houten
1950
2000
1919
Vrouwenkiesrecht
Liberalen:
Mannen die genoeg betaalden, mochten stemmen. Ze waren liberaal en wilde vrijheid voor iedereen. Volgens hun moest
de regering zich zo min mogelijk bemoeien met de mensen. Arbeiders waren vrij om hun kinderen in de fabriek te laten
werken.
Thorbecke was de leider van de liberalen. De socialisten moesten niets hebben van de leider. Zij hadden namelijk niets te
zeggen en hadden geen kiesrecht. De regering was liberaal. Ze verboden ook vaak dingen, zoals de kermis in de
negentiende eeuw in Amsterdam. Hier zijn toen de kermisrellen ontstaan.
Thorbecke
Socialisten:
Dit waren de arbeiders, ze werkte in de fabrieken voor heel weinig geld. Zij lieten hun stem ook horen. Niet op een
stembiljet. Dat mocht niet, want zij hadden geen kiesrecht. Ze kwamen in opstand tegen de lage lonen en lange
werktijden. Ze wilde gelijke behandeling voor alle mensen en zorg voor iedereen. Er zou geen verschil meer mogen zijn
tussen arm en rijk. De liberalen waren het hier natuurlijk niet mee eens.
In 1874 kwam de eerste sociale wet, het ‘Kinderwetje van Van Houten’. Kinderen tot twaalf jaar mochten niet meer
werken in de fabriek. Een sociale wet wordt gemaakt om het leven van mensen te verbeteren. Dit werd echter niet zo
gedaan, niemand leefde deze wet na. Met als gevolg dat de kinderen nog steeds hard moesten werken in de fabrieken.
Samuel van Houten
Feministen
Alette Jacobs was in 1871 de eerste vrouw die mocht gaan studeren. Ze ging naar de Hogere Burger School (HBS). Dit was heel
bijzonder, dat het zelf nog in de krant kwam.
Ze werd arts en betaalde genoeg belasting, maar mocht niet stemmen omdat ze vrouw was. Toen begon ze haar strijd voor
vrouwenkiesrecht. Ze was een van de eerste feministen. Een feministe wil dat vrouwen dezelfde kansen en rechten krijgen als
mannen.
Alette Jacobs
Wilhelmina Drucker was een van de felste feministen. Ze had geen goed woord over voor de politiek waar alleen mannen in zaten. Die wilde
alleen maar meer geld en macht! Ze gaf een tijdschrift uit en hierin schreef ze allemaal op wat niet goed ging en dat alles anders moest. De
meeste mensen schrokken hiervan en gaven haar de bijnaam: “Dolle Mina”. In 1969 kwam er een nieuwe groep feministen die zich uiteraard
“Dolle Mina” noemden.
Veel mannen ergerden zich aan vrouwen die voor zichzelf opkwamen. Ze noemden hen ‘manwijven’. Ze protesteerden ertegen en vonden dat
vrouwen zich moesten beperken tot het huishouden en het verzorgen van hun man en kinderen.
Als je in de negentiende eeuw naar school ging, kwam je op een school van je eigen stand. Deze school kostte heel weinig. De scholen kostten
twee of drie cent per week. De klassen waren overvol, soms wel meer dan 100 kinderen. Alle leeftijden zaten door elkaar. Het was niet zo dat de
kinderen elke dag gingen. Ze waren er maar af en toe. Dit hing helemaal af of ze wel of geen werk hadden die dag!
In 1889 kwam er een nieuwe sociale wet, namelijk de Arbeidswet. Hierin stond dat jonge mensen en vrouwen niet langer mochten werken dan elf
uur per dag.
Sterke drank was in arbeidsgezinnen een groot probleem in die tijd. Vader gaf zijn loon vaak uit aan drank. Zo kon hij even alle ellende vergeten.
Om het probleem op te lossen, kwamen er regels voor de verkoop van sterke drank. De regering hing affiches op en verbood bijvoorbeeld de
kermis. De arbeiders (socialisten) werden boos. Dit verbeterde helemaal niets. Hogere lonen en kortere werktijden was de oplossing.