Samenvatting * De Wetenschapsvisie 2025 benoemt veel van de problemen waar de wetenschap mee kampt en dat is enorme winst. * Bij toenemende studentenaantallen en zonder extra financiën zal de kwaliteit van universitair onderwijs onder druk blijven staan. * De reorganisatie van NWO baart zorgen omdat de vertegenwoordiging van kleine disciplines zoals geesteswetenschappen in één bestuur problematisch is. * De Nationale Wetenschapsagenda moet geen onderwerpenlijst worden, maar een democratisch proces waarin maatschappelijke belangengroeperingen gehoord worden. * Critici die alleen het belang van wetenschappelijke autonomie en ongestuurd fundamenteel onderzoek benadrukken gaan uit van een achterhaalde relatie tussen wetenschap en maatschappij. Dialoog tussen wetenschap en maatschappij is hard nodig Door: Wijnand Mijnhardt, Frank Miedema, Rinze Benedictus, Huub Dijstelbloem en Frank Huisman Science in Transition, 17 December 2014. In de Wetenschapsvisie 2025 roemt het ministerie van OCW de kwaliteit en zichtbaarheid van de Nederlandse wetenschap, maar stelt tegelijk een aantal problemen aan de orde. Veel daarvan zijn mede door Science in Transition geagendeerd. Hoge publicatiedruk ten koste van reproduceerbaarheid en integriteit; te weinig oog voor diversiteit in onderzoek en onderzoeksresultaten; meer waardering voor maatschappelijke impact van onderzoek; onderwaardering van onderwijs; teruglopende kansen op subsidies en dus matige carrièreperspectieven voor jonge onderzoekers; gebrekkige democratisering van de onderzoeksagenda. De minister benoemt oplossingsrichtingen waarmee het veld soms al begonnen is. Hiermee heeft de minister het discours fundamenteel veranderd. Dat is enorme winst. Onderfinanciering onderwijs Tegelijkertijd is de Wetenschapsvisie op cruciale onderdelen minder rijk aan beleid dan gehoopt. Er is een te sterke nadruk op onderzoek ontstaan, maar een pleidooi voor beter universitair onderwijs mag niet vrijblijvend zijn. Terwijl nog steeds beloond wordt voor toenemende studentenaantallen blijven de middelen voor onderwijs grofweg gelijk. Dat is vooral dramatisch voor de studentrijke faculteiten Geesteswetenschappen en Sociale Wetenschappen. Het effect van deze structurele onderfinanciering is zichtbaar. Onderwijskeurder NVAO stelde dit jaar de teleurstellende kwaliteit van het bacheloronderwijs aan de kaak. Als we hoger onderwijs voor velen blijven nastreven dan lijkt meer geld voor onderwijs noodzakelijk. Maar moeten we het universitaire bachelor programma niet eens principieel overwegen? Niet in termen van rendementen maar van doelen. De aankomende Nederlandse student heeft weinig idee van wat een universiteit is of wat academische vorming inhoudt. Dat is niet zo gek, want slechts weinig vwo-docenten kennen de universiteit van binnen. Wij zouden graag plannen zien voor structurele academisering van het vwo. Wie bestuurt NWO? De minister stelt ook een vergaande reorganisatie van onderzoeksfinancier NWO voor. Om de soms moeizame samenwerking tussen verschillende gebiedsbesturen te verbeteren worden ze simpelweg opgeheven. Het beleid wordt straks gemaakt door een raad van bestuur en een adviesraad. Maar wie komen daarin? Belanghebbenden. Het gevaar lijkt aanwezig dat minder goed georganiseerde sectoren zoals de geesteswetenschappen moeite zullen hebben hun onderzoeksaanvragen daar te verdedigen. Via de Topsectoren heeft het bedrijfsleven al grote invloed op de Nederlandse wetenschap. Het lijkt niet nodig dat via NWO nog groter te maken. Wetenschap als geheel is al lang niet autonoom meer De meeste kritiek heeft de minister gekregen op de aankondiging voor de Nationale Wetenschapsagenda en het feit dat de maatschappij inspraak krijgt bij het opstellen ervan. Critici versimpelen dit retorisch tot ‘burgerwetenschap’ en benadrukken vervolgens het belang van vrij, fundamenteel onderzoek. Zij wijzen op de onvoorspelbare, positieve resultaten van fundamenteel onderzoek voor de maatschappij. Met de nadruk op onvoorspelbaar en positief. Men gaat er van uit dat dit de ‘enige echte wetenschap’ is die ons gaat helpen. Sturing van wetenschap is volgens die visie per definitie niet mogelijk. Als de maatschappij wil blijven profiteren van de opbrengsten van wetenschappelijk onderzoek dan moet men onderzoekers de ruimte en de financiële middelen geven hun eigen interesses te volgen. Maar deze opvatting over de verhouding tussen wetenschap en maatschappij is achterhaald. Alleen al door de enorme maatschappelijke impact van wetenschap, ten goede en ten kwade. De vruchten van wetenschap zijn alomtegenwoordig, van smartphones tot slimme medicijnen. Tegelijkertijd roept wetenschappelijke vooruitgang steeds vaker debat op, over genetische modificatie, kernenergie, privacy, zorgkosten, klimaat, vaccinaties, enzovoorts. Dit ‘succes’ van de wetenschap, als transformerende én ontwrichtende kracht in de samenleving, gecombineerd met de toenemende vraag om investeringen, maakt een pleidooi voor autonomie onhoudbaar. Wetenschap als geheel is al lang niet autonoom meer, maar maakt onderdeel uit van de moderne samenleving. Het is een fascinerende paradox dat pleitbezorgers voor autonomie hun redenering schragen met de opbrengsten van wetenschappelijk onderzoek, maar daar vervolgens niet op aangesproken willen worden. Het is dan ook niet meer dan logisch dat, zoals de minister voorstelt, bij de formulering van Nationale Wetenschapsagenda wetenschappers in dialoog treden met maatschappelijke groeperingen. Maar de Wetenschapsagenda moet geen lijstje van onderwerpen worden waarover iedereen kan stemmen. Het moet een democratisch proces zijn, waarbij inspraak uit alle maatschappelijke geledingen georganiseerd wordt. Wij delen wel de zorgen dat goed georganiseerde private partijen dit proces zouden kunnen domineren, ten koste van onderzoeksvragen van publieke organisaties die niet beschikken over een sterke lobby. San Francisco-verklaring tegen de kwantitatieve beoordeling Deze aanpak ligt in het verlengde van de wetenschapsvisie van de Europese Commissie in het Horizon2020-programma (‘Science with and for Society’). Wetenschap wordt opgeroepen om bij te dragen aan de oplossingen van grote maatschappelijke problemen. Dat is een fase verder dan wetenschap louter beoordelen op academische ‘excellentie’. Dat heeft de afgelopen decennia geleid tot een enorme toename van het aantal wetenschappelijke publicaties, waarvan de reproduceerbaarheid te wensen overlaat en de maatschappelijke impact te vaak secundair is. Wetenschap beoordelen op impactfactoren de tijdschriften waarin het gepubliceerd wordt - en andere bibliometrisch indicatoren creëert bovendien prestigeverschillen tussen disciplines die zich niet verhouden tot het werkelijke belang van het onderzoek Nederlandse universiteiten hebben dat erkend. Op het tweede symposium van Science in Transition heeft de VSNU de San Francisco-verklaring tegen de kwantitatieve beoordeling van wetenschap ondertekend. De VSNU geeft een belangrijk symbolisch vervolg aan de discussie over wetenschappelijke kwaliteit en erkent dat maatschappelijke relevantie daarin mee moet wegen. De zoektocht naar nieuwe maatstaven voor wetenschappelijke kwaliteit is dus in volle gang. De formulering van de Nationale Wetenschapsagenda in dialoog met de samenleving kan daar perfect bij aansluiten.
© Copyright 2024 ExpyDoc