Stedenbouwkundige voorschriften.

RUP Verblijfsrecreatiezone
Vosseslag en omgeving
stedenbouwkundige voorschriften
O
Ontwerp voorlopige vaststelling
het kader van het kustactieplan
Grontmij Belgium
Gent, mei 2014
P
Gemeentebestuur De Haan
Leopoldlaan 24
8420 De Haan
ER
TW
N
met de steun van de Vlaamse regering in
O
P
ER
TW
N
Gezien en voorlopig vastgesteld door de gemeenteraad
in vergadering van . . / . . / . . . .
Op bevel,
De Secretaris
F. Museeuw
Verantwoordelijk Ruimtelijk Planner
Sil Goossens
De Voorzitter
K. Devooght
Zegel van de gemeente
O
Zegel van de gemeente
TW
Op bevel,
De Secretaris
F. Museeuw
N
Het college van burgemeester en schepenen verklaart dat onderhavig
RUP voor iedereen ter inzage heeft gelegen
van . . / . . / . . . . tot en met . . / . . / . . . .
De Burgemeester
P Breemersch
Goedgekeurd door de deputatie van
de provincie West-Vlaanderen op . . / . . / . . . .
De Voorzitter
K. Devooght
P
Op bevel,
De Secretaris
F. Museeuw
ER
Gezien en definitief vastgesteld door de gemeenteraad
in vergadering van . . / . . / . . . .
Zegel van de gemeente
234128_VS OW08 rev_SGO.doc
Pagina 2 van 32
O
P
ER
TW
N
Verantwoording
:
Projectnummer
:
RUP Verblijfsrecreatiezone
Vosseslag en omgeving
234128
Referentienummer
:
234128
Revisie
:
Datum
:
mei 2014
Auteur
:
Sil Goossens
E-mail adres
:
[email protected]
Gecontroleerd door
:
SGO
Paraaf gecontroleerd
:
Goedgekeurd door
:
Paraaf goedgekeurd
:
P
ER
Grontmij Belgium NV
Meersstraat 138A
B-9000 Gent
T +32 9 241 59 20
F +32 9 241 59 30
[email protected]
TW
N
Contact
O
Titel
234128_VS OW08 rev_SGO.doc
Pagina 3 van 32
O
P
ER
TW
N
Inhoudsopgave
VERORDENEND DEEL ......................................................................................................................... 5
Grafisch plan .......................................................................................................................................... 5
Stedenbouwkundige voorschriften: algemene bepalingen ....................................................................... 6
Bestaande vergunde bebouwing/activiteiten ........................................................................................... 6
Waterhuishouding en integraal waterbeheer ........................................................................................... 6
Inplantingen van openbaar nut en streekeigen plantensoorten ................................................................ 7
Bemaling ................................................................................................................................................ 8
Begrippenlijst ......................................................................................................................................... 8
Stedenbouwkundige voorschriften: bijzondere bepalingen .................................................................... 13
Artikel 1: zone voor residentieel wonen (categorie 1: wonen) ................................................................ 13
Artikel 2: woonprojectzone, zone met voorkooprecht (categorie 1: wonen) ............................................ 17
Artikel 3: Bedrijfsterrein voor openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheden (categorie 3: recreatie) ......... 22
Artikel 4: Oppervlaktewater (categorie 3: recreatie)............................................................................... 31
Bijlage 9: lijst streekeigen plantensoorten ............................................................................................. 32
Bomenrij of laan ................................................................................................................................... 32
Houtkant .............................................................................................................................................. 32
Geschoren haag ................................................................................................................................... 32
Bloem- en/of bessenrijke haag ............................................................................................................. 32
Natte gronden – waterkanten................................................................................................................ 32
P
ER
TW
N
O
1
1.1
1.2
1.2.1
1.2.2
1.2.3
1.2.4
1.2.5
1.3
1.3.1
1.3.2
1.3.3
1.3.4
1.4
1.4.1
1.4.2
1.4.3
1.4.4
1.4.5
234128_VS OW08 rev_SGO.doc
Pagina 4 van 32
O
P
ER
TW
N
1
VERORDENEND DEEL
O
Het verordenende gedeelte van dit ruimtelijk uitvoeringsplan bestaat uit het grafisch plan met bijhorende stedenbouwkundige voorschriften.
Grafisch plan
P
ER
TW
Kaart: Grafisch plan
N
1.1
234128_VS OW08 rev_SGO.doc
Pagina 5 van 32
1.2
Stedenbouwkundige voorschriften: algemene bepalingen
Kolom 1 van onderstaande tabel geeft de verordenende stedenbouwkundige voorschriften weer. Kolom 2 geeft verdere toelichting rond een aantal elementen
uit de stedenbouwkundige voorschriften. Deze toelichting geeft bijkomende informatie bij het beoordelen van stedenbouwkundige vergunningen.
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
O
1.2.1
TOELICHTING
Bestaande vergunde bebouwing/activiteiten
TW
N
Binnen de bestaande vergunde of vergund geachte en niet-verkrotte gebouwen,
die niet voldoen aan de stedenbouwkundige voorschriften van dit ruimtelijk uitvoeringsplan, kunnen onderhouds-, renovatie- en instandhoudingswerken uitgevoerd worden binnen het bestaand volume. Een uitbreiding van de bestaande
bebouwing buiten de stedenbouwkundige voorschriften van dit ruimtelijk uitvoeringsplan is daarentegen niet toegelaten.
Bij herbouw of nieuwbouw van een hoofdzakelijk vergund, niet verkrot gebouw of
een deel van een dergelijk gebouw, moet de nieuwe bebouwing beantwoorden
aan de stedenbouwkundige voorschriften van dit ruimtelijk uitvoeringsplan.
Het betreft hier ook noodzakelijke (vergunningsplichtige) werken voor
de instandhouding van de bestaande exploitatie als gevolg van de sectorale wetgeving (o.a. milieu, hygiëne, gezondheid, veiligheid, toegankelijkheid) op voorwaarde dat er geen uitbreiding gebeurt (aantal noch
oppervlakte noch volume) van de openluchtrecreatieve verblijfseenheden en standplaatsen.
1.2.2
Waterhuishouding en integraal waterbeheer
Werken en handelingen, voorzieningen en inrichtingen die nodig zijn voor het
beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast voor zover
zij conform de principes van natuurtechnische milieubouw gebeuren en passen
binnen een integraal waterbeheer zijn steeds toegelaten.
P
ER
De bestaande vergunde of vergund geachte activiteiten kunnen behouden blijven. Nieuwe activiteiten moeten beantwoorden aan de stedenbouwkundige
voorschriften van dit ruimtelijk uitvoeringsplan.
Hemelwater moet in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt worden. Het resterend deel moet maximaal kunnen infiltreren in de ondergrond, hetzij door het gebruik van waterdoorlatende materialen, hetzij door afleiding van hemelwater van
verharde delen naar de onverharde delen, hetzij door afleiding naar daartoe
234128_VS OW08 rev_SGO.doc
Pagina 6 van 32
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
TOELICHTING
voorziene constructies om het water te bufferen gekoppeld aan vertraagde afvoer.
N
O
Afvalwater afkomstig van de bebouwde delen in het plangebied dient aangesloten te worden op het bestaande rioleringsnet of dient op de site zelf gezuiverd.
Vanuit milieukundig oogpunt dienen plaatsen, waar er door de aard van de activiteiten kans is op pollutie, verplicht in niet-waterdoorlatende materialen uitgevoerd
te worden en dient het afstromende water te worden opgevangen en afgevoerd
naar het rioleringsnet of naar een daartoe voorziene opvangzone en/of zuiveringspunt.
TW
In alle zones is het naast de hoofdbestemming toegelaten waterpartijen en afwateringsgrachten te voorzien ten behoeve van de waterhuishouding in het gebied.
Deze waterpartijen en afwateringsgrachten hebben bij voorkeur een verbindende
ecologische waarde en een landschappelijke (esthetische) meerwaarde.
Infiltratievoorzieningen moeten telkens verplicht aangelegd worden in een open
voorziening.
ER
1.2.3
Binnen drinkwater-beschermingszone III dient elke infiltratievoorziening aangelegd te worden in een open voorziening, zodat eventuele
verontreiniging snel kan gedetecteerd en verwijderd worden.
Inplantingen van openbaar nut en streekeigen plantensoorten
P
Het oprichten van beperkte gebouwen, constructies en infrastructuur voor openbaar nut is toegelaten in alle zones, ongeacht de bestemming, maar wel rekening houdend met de inrichtingsvoorschriften van de desbetreffende zone. Hun
noodzaak moet om technische of sociale redenen kunnen worden aangetoond
door een verklarende toelichtingsnota, een louter informatief document die wordt
toegevoegd bij de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning. De maximale
hoogte bedraagt 2,50m. De maximale totale grondoppervlakte binnen het plangebied bedraagt 20m². De materialen dienen esthetisch verantwoord te zijn. Het
gebouwtje dient zich te integreren in het landschap en aan te sluiten bij de omgevende bouwwerken.
U vindt een lijst met streekeigen plantensoorten terug in bijlage.
Bij groenaanplantingen wordt gebruik gemaakt van streekeigen plantensoorten.
234128_VS OW08 rev_SGO.doc
Pagina 7 van 32
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
1.2.4
TOELICHTING
Bemaling
N
O
Ondergrondse constructies die bemalingen met zich meebergen zijn niet toegestaan. Tenzij bij de bouwaanvraag kan worden aangetoond dat met een gesloten
bouwput en een retourbemaling de grondwaterstromingen en de grondwaterkwaliteit niet significant zullen wijzigingen in de directe en onmiddellijke omgeving
van de bouwput en daar buiten.
TW
De invloed van elke grondwaterverlaging op receptoren (in de omgeving, zoals
vegetatie, mogelijk zettingsgevoelige constructies) moet op voorhand nagegaan
worden. Indien een betekenisvolle impact verwacht wordt, moet men de nodige
maatregelen treffen om deze impact te neutraliseren
1.2.5
Begrippenlijst
1.2.5.1
Gebouwen voor de huisvesting van één gezin
Bij zeer gevoelige gebieden met betrekking tot de grondwaterstroming
kunnen beperkte al dan niet plaatselijke wijzigingen van het grondwaterpatroon zich voordoen indien ondergrondse constructies of tijdelijke
bemaling worden uitgevoerd.
Noodzakelijke maatregelen zoals retourbemaling, onderwaterstorting,
gesloten bouwkuip, e.a.
Gebouw geschikt en bestemd voor het gebruik als hoofdverblijfplaats. De hoofdverblijfplaats is de plaats waar de leden van een huishouden dat uit verscheidene personen is samengesteld gewoonlijk leven, ongeacht of die personen al dan
niet door verwantschap verbonden zijn, of de plaats waar een alleenstaande gewoonlijk leeft.
1.2.5.2
Openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheid
Een afgesloten ruimte of constructie die al dan niet blijft staan of een gebouw
waarin verbleven kan worden maar die niet als vaste woonplaats (hoofdverblijfplaats) bedoeld is.
P
ER
Ter bescherming van het residentiële wonen, worden er, door het opleggen van de verplichting tot het houden van een hoofdverblijfplaats,
nieuwe tijdelijke of recreatieve verblijven geweerd.
De definitie van ‘hoofdverblijfplaats’ is overgenomen uit de wet van 19
juli 1991. Aangezien eenieder, behoudens enkele uitzonderingen, verplicht is om ingeschreven te zijn in het bevolkingsregister met vermelding van het adres van de hoofdverblijfplaats, hetgeen voorafgaand
aan de inschrijving wordt gecontroleerd door de gemeente, is dit gebruik controleerbaar. Een verplichting om effectief ingeschreven te zijn
vloeit reeds voort uit de federale wetgeving en dient bijgevolg niet via
een RUP te worden opgelegd. Het wijzigen van het gebruik van hoofdverblijfplaats naar tweede verblijf is strafbaar op grond van artikel
6.1.1. VCRO. Op termijn kan de gemeente een gemeentelijke verordening opmaken die de functiewijziging van een woning naar tweede
verblijf of vakantieverblijf vergunningsplichtig maakt.
234128_VS OW08 rev_SGO.doc
Pagina 8 van 32
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
1.2.5.3
TOELICHTING
Standplaats
1.2.5.4
O
Een toewijsbaar gedeelte van een bedrijfsterrein voor openlucht verblijfsrecreatie
en waar één openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheid staat of kan geplaatst
worden (die al dan niet blijft staan).
Vaste constructie voor openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheid
N
1.2.5.5
TW
Onder vaste constructie voor openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheid worden
alle constructies voor openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheden verstaan die
niet onder ‘mobiele constructie voor openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheid’
vallen. (zie punt 1.3.3.4)
Mobiele constructie voor openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheid
1.2.5.6
Toerist
Elke persoon die zich met het oog op vrijetijdsbesteding, ontspanning, persoonlijke ontwikkeling, beroepsuitoefening of zakelijk contact begeeft naar of verblijft
in een andere dan zijn alledaagse leefomgeving.
P
ER
Onder mobiele constructie voor openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheid wordt
een verplaatsbare constructie verstaan met als basis een chassis of frame met
wielen die instaan voor de verplaatsing. De constructie is op zichzelf verrijdbaar
(gemotoriseerd) of kan worden geduwd of getrokken voor of achter een ander
gemotoriseerd voertuig. De constructie is in duurzame materialen opgetrokken
en wordt ontworpen als tijdelijke verblijfplaats die tijdelijk vrij op de grond staat en
elders zonder ingrijpende wijzigingen weer kan worden neergezet.
234128_VS OW08 rev_SGO.doc
Pagina 9 van 32
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
1.2.5.7
TOELICHTING
Bedrijfsterrein voor openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheden
O
“Elke kampeeronderneming in het gebied dient een bedrijf te zijn dat een reeks
openluchtrecreatieve verblijven aanbiedt binnen één afgebakend stedenbouwkundig geheel met een gezamenlijk (ruimtelijk) beheer”.
Voorbeeld van niet-aangrenzende percelen: Indien er tussen een
reeks percelen een ruimte zit die niet tot het bedrijfsterrein behoort
(bijvoorbeeld een openbare weg), dan is er in elk geval geen sprake
van één bedrijfsterrein:
ER
TW
N
Als bepalend criterium geldt vooreerst dat het een bedrijfsterrein betreft.
Als bedrijfsterrein wordt hierin beschouwd:
Eén perceel of een groep van aangrenzende percelen die een eenheid vormen
of een band hebben:
- hetzij door een gemeenschappelijke eigendomsstructuur;
- hetzij door een gemeenschappelijke afsluiting;
- hetzij door een gemeenschappelijke ontsluiting.
Een private wegenis is gemeenschappelijk indien de hoofdontsluitingswegen voor de diverse percelen met elkaar verbonden zijn.
Onder hoofdontsluitingswegen geldt de belangrijkste ontsluitingsweg
voor gemotoriseerd verkeer:
P
234128_VS OW08 rev_SGO.doc
Pagina 10 van 32
TOELICHTING
Voor het overige kunnen gronden die reeds in een eerdere aanvraag meegeteld
zijn voor de berekening van de bebouwingsdichtheid, later niet opnieuw aangewend worden om de bebouwingsdichtheid te verlagen, tenzij indien deze aanvraag heeft geleid tot een definitieve weigering, of indien een gebeurlijke vergunning vervallen is, of indien de aanvrager aan de vergunning op onherroepelijke
wijze heeft verzaakt. Deze uitzondering geldt niet indien het eerdere bedrijfsterrein zelfs met weglating van dit perceel voldoet aan de voorschriften van de
maximale bezetting.
D.w.z.: Niet bebouwde gronden die reeds in een eerdere goedgekeurde niet vervallen vergunningsaanvraag meegeteld zijn voor de berekening van de bebouwingsdichtheid van een vergunningsaanvraag, later
niet opnieuw aangewend worden om de bebouwingsdichtheid te verlagen van een nieuwe vergunningsaanvraag.
TW
N
O
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
Volgende zaken kunnen worden aangeboden op dit terrein:
Deze bepaling verbiedt niet de overdracht van percelen van het ene
bedrijfsterrein naar het andere. Door de bewuste bepaling wordt echter
verhinderd dat deze percelen tweemaal meegeteld worden.
Om die reden moet men ook de zekerheid hebben dat alle eigenaars
aanvaarden dat deze percelen opgenomen worden in de aanvraag.
Die zekerheid is niet nodig indien de percelen reeds bebouwd zijn. Deze bebouwing wordt echter in elk geval in rekening gebracht. De toestemming is enkel vereist om de oppervlakte van de percelen te laten
meetellen.
.
1.2.5.8
Tentenweide
Deel van bedrijfsterrein voor openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheden die uitsluitend bedoeld is voor, en ingericht is tot het kamperen in tenten.
1.2.5.9
P
ER
standplaatsen voor openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheden; (zie definitie
standplaatsen – omvat zowel deze die blijven staan of niet blijven staan)
gemeenschappelijke gebouwen;
gemeenschappelijke groene ruimten;
gemeenschappelijke recreatieve terreinen.
Gemeenschappelijke groene ruimte
Een met groenvoorzieningen of waterpartijen aangelegde ruimte die hetzij bestemd is voor een gemeenschappelijk actief of passief recreatief gebruik door de
234128_VS OW08 rev_SGO.doc
Pagina 11 van 32
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
TOELICHTING
gebruikers van het bedrijfsterrein, hetzij bestemd is voor de verfraaiing van de
gemeenschappelijke delen van het terrein. Niet publiek toegankelijke tuinen, het
groenscherm rondom het bedrijfsterrein en aangelegde gemeenschappelijke recreatieve terreinen gelden niet als gemeenschappelijke groene ruimte.
Aangelegd gemeenschappelijk recreatief terrein
O
1.2.5.10
1.2.5.11
Gebouw
TW
N
Een terrein bestemd voor ontspanning, sport en/of spel, dat over minstens 50%
van zijn oppervlakte is verhard en/of bebouwd met constructies en dat bestemd
is voor een gemeenschappelijk actief recreatief gebruik door de gebruikers van
het bedrijfsterrein.
Een vaste constructie die bestemd is voor goederen, personen of dieren en die
niet valt onder de definitie van vaste constructie voor openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheid (zie 1.3.3.3).
P
ER
234128_VS OW08 rev_SGO.doc
Pagina 12 van 32
1.3
Stedenbouwkundige voorschriften: bijzondere bepalingen
Kolom 1 van onderstaande tabel geeft de verordenende stedenbouwkundige voorschriften weer. Kolom 2 geeft verdere toelichting rond een aantal elementen
uit de stedenbouwkundige voorschriften. Deze toelichting geeft bijkomende informatie bij het beoordelen van stedenbouwkundige vergunningen.
1.3.1
Artikel 1: zone voor residentieel wonen (categorie 1: wonen)
N
I. Bestemming
TOELICHTING
O
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
TW
Zone bestemd voor huisvesting onder de vorm van woongebouwen voor de huisvesting van één gezin. Zorgwonen is toegelaten.
II. Inrichting en beheer
” als aanduiding kan voor de zone die binnen dit RUP
Het perceel met “
valt niet bebouwd worden.
P
Bebouwingswijze
Vrijstaande, halfopen en gesloten bebouwing.
ER
Het uitoefenen van functies, complementair aan het wonen, zoals kantoorfunctie,
vrij beroep, dienstverlening is toegelaten voor zover het maximum 1/3 van de
totale vloeroppervlakte beslaat, met een maximum tot 100 m². Deze nevenfunctie
moet voldoende laagdynamisch zijn zodat ze compatibel blijft met de woonomgeving.
Deze zone betreft louter een bevestiging van de tuin van een perceel
dat is opgenomen in het naastliggende BPA Zonevreemde woningen in
recreatiegebied.
Inplanting hoofdgebouwen
Ten opzichte van de rooilijn: de voorbouwlijn wordt 5m achter de rooilijn ingericht. Hiervan kan gemotiveerd worden afgeweken bij een afwijkende inplanting van de gebouwen op de naburige percelen.
234128_VS OW08 rev_SGO.doc
Pagina 13 van 32
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
TOELICHTING
Ten opzichte van de zijkavelgrens: op de perceelsgrens of op minimum 3 m
ten opzichte van vrije zijgevels. Indien niet wordt aangebouwd moet de wand
als gevel worden afgewerkt.
Ten opzichte van de achterkavelgrens: minimum 8 m bouwvrije afstand.
De 5m afstand tot de rooilijn wordt opgelegd in functie van parkeren op
eigen terrein, bij eventuele afwijkingen, dient dit steeds gepaard te gaan
met een streven naar ruimte voor 1 parkeerplaats op eigen terrein.
N
O
Dimensionering hoofdgebouwen
Bouwhoogte: maximum twee bouwlagen met een maximale kroonlijsthoogte
van 6 m. De nokhoogte is maximaal 10 m.
Bouwdiepte maximum 15 m voor het gelijkvloers en maximum 12 m voor de
verdieping.
TW
Dakvorm
Hellende daken met een helling van maximum 45° t.o.v. het horizontaal vlak.
Maximum 20% van het verticaal geprojecteerd dakoppervlak mag afwijken
van de hellende dakvorm.
Het integreren van zonnepanelen en het plaatsen van dakvlakramen is toegelaten.
ER
Bijgebouwen
Eén bijgebouw per perceel van maximum 15 m² toegelaten in de achtertuinstrook met een maximale kroonlijsthoogte van 2,5 m en een maximale nokhoogte van 3 m.
De inplanting kan tot op 1m van de perceelsgrenzen. Op de perceelsgrens
kunnen de bijgebouwen gekoppeld ingeplant worden.
In geval van koppeling van bijgebouwen op de perceelsgrens, dienen de
bijgebouwen gelijktijdig opgericht te worden
P
Niet bebouwde perceelsdelen
De niet bebouwde perceelsdelen dienen maximaal ingericht te worden als
groene ruimte.
De verhardingen dienen te worden beperkt tot de functioneel noodzakelijke
terrassen, tuinpaden, opritten en zaken die tot de normale tuinuitrusting behoren met een gezamenlijke oppervlakte van maximum 40 m².
Het betreft hier bijgebouwen in functie van o.a. berging, volière of serre
234128_VS OW08 rev_SGO.doc
Pagina 14 van 32
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
TOELICHTING
Materiaalgebruik
Alle gevel- en dakvlakken worden uitgevoerd in duurzame, verzorgd uitziende en
aan het karakter van de omgeving aangepaste materialen.
Maximale kavelgrootte
De kavelgrootte wordt beperkt tot maximum 500 m².
TW
N
O
Afsluitingen
In de voortuin zijn muurtjes in metselwerk toegelaten met een maximum
hoogte van 0,5 m. of lage beplantingen.
Achter de voorbouwlijn zijn op de zijkavelgrenzen enkel streekeigen hagen
toegelaten, eventueel versterkt met paaltjes en draad.
Ter hoogte van de gemeenschappelijke muur bij halfopen of gesloten bebouwing zijn vaste afsluitingen toegelaten over een bijkomende diepte van maximum 5,00 m. De hoogte van de afsluitingen achter de voorbouwlijn zijn beperkt in hoogte tot 1,80 m.
Met het oog op het aanbieden van een betaalbaar woonaanbod, worden
de kavels beperkt in grootte.
P
ER
In functie van de vorm van het perceel, de niet-opsplitsbaarheid in volwaardige percelen kan hiervan worden afgeweken.
234128_VS OW08 rev_SGO.doc
Pagina 15 van 32
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
TOELICHTING
Parkeren
Per woongelegenheid dient minstens 1 garage, carport of autostaanplaats op
eigen terrein te worden voorzien, niet zijnde de oprit.
O
De aanduiding gebeurt indicatief om een goede ruimtelijke inplanting
van de woonpercelen niet in de weg te staan.
P
ER
TW
N
Indicatieve aanduiding openbare weg
Ter hoogte van de indicatief aangeduide pijlen voor ‘openbare weg’, moet een
verbinding worden gerealiseerd ten behoeve van de ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer van art. 2 ‘woonprojectzone’. Deze weg kan in functie van een
duurzame perceelsconfiguratie en van de inrichting van de woonzones over een
afstand van maximum 20m in de noordelijke richting langs de Batterijstraat van
uit zijn as worden verschoven t.o.v. de aanduiding.
234128_VS OW08 rev_SGO.doc
Pagina 16 van 32
1.3.2
Artikel 2: woonprojectzone, zone met voorkooprecht (categorie 1: wonen)
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
TOELICHTING
I. Bestemming
O
Zone bestemd voor een woonproject met huisvesting onder de vorm van woongebouwen voor de huisvesting van één gezin. Zorgwonen is toegelaten.
Het betreft hier o.a. de aanleg van wegenis, parkeerzones, buurtplein,
groenzones, kleinschalige openbare nutsvoorzieningen,…
TW
II. Inrichting en beheer
N
Alle inrichtingen en handelingen die hiermee gepaard gaan zijn toegestaan, voor
zover ze de draagkracht van de woonomgeving niet overschrijden.
De globale inrichtingsstudie maakt deel uit van het aanvraagdossier en wordt als
dusdanig meegestuurd aan de adviserende instanties, overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van deze aanvragen.
Het is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het
oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het licht van de goede
ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften.
De globale inrichtingsstudie geeft een ontwerp van inrichting weer voor de volledige betreffende zone met aanduiding van:
integratie van verschillende typologieën
P
ER
Inrichtingsstudie
Bij elke aanvraag tot stedenbouwkundig attest of stedenbouwkundige vergunning, met uitzondering van een stedenbouwkundige vergunning waarvoor een
eenvoudige dossiersamenstelling volstaat, wordt aan het verkavelingsaanvraag
of de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag steeds een globale inrichtingsstudie gekoppeld die een beeld geeft van de inrichting van de totaliteit van desbetreffende projectzone (I of II) en de verhouding tussen beide projectzones.
Aanduiding van :
groene ruimten, zoals o.a. voorzien van groen voor bewoners
relatie met aanpalende percelen, zoals o.a. residentiële bebouwing
234128_VS OW08 rev_SGO.doc
Pagina 17 van 32
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
TOELICHTING
en recreatiegebied
interne circulatie en parkeerinrichting, zoals o.a. schakering, soort
verharding, toegang tot projectzone
situering en types van groene ruimten en verhardingen zoals o.a.
terrassen, paden, parkeerplaatsen
relatie met aanpalende percelen
inplanting, volume en functies van de nieuwe bebouwing
interne circulatie en parkeerinrichting voor auto’s en fietsers
situering en types van groene ruimten en verhardingen
TW
N
O
Hierbij komen volgende kwalitatieve criteria aan bod:
oriëntatie en bezonning
privacyaspecten
diversiteit van aanbod
kwalitatieve aanleg publiek domein en groenvoorzieningen
architecturale kwaliteit en materiaalgebruik
de organisatie van de interne circulatie en het openbaar domein
Positieve kwalitatieve criteria zijn o.a.:
duurzaam, zuid gericht en compact inrichten
minimale verharding, harmonisch groenbeheer
inrichting van groendaken
doelpubliek met sociale mix
…
Binnen deze inrichtingsstudie moet specifieke aandacht gaan naar de ontsluiting
van het gehele gebied en zijn omgeving en de organisatie en het aanbod van
fietsparkeerplaatsen. Deze ontsluiting mag geen toegangen tot andere zones
ontzeggen.
ER
Dichtheid
Projectzone I en II: minimum 15 woningen/ha, maximum 20 woningen/ha.
Bebouwingswijze
Open, halfopen en gesloten bebouwing.
Met het oog op het aanbieden van een betaalbaar woonaanbod, worden
de kavels beperkt in grootte, en de woningen in volume.
P
Kavelgrootte
De kavelgrootte wordt beperkt tot maximum 500 m².
De bezetting bedraagt maximaal 40%, met een maximaal volume van 600 m³.
Dimensionering
Bouwhoogte: maximum twee bouwlagen met een maximale kroonlijsthoogte
van 6 m. De nokhoogte is maximum 10 m.
234128_VS OW08 rev_SGO.doc
Pagina 18 van 32
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
TOELICHTING
Bouwdiepte: maximum 15 m voor gelijkvloers, maximum 12 m voor de verdieping.
TW
N
O
Inplanting
Ten opzichte van de (toekomstige) rooilijn: inplanting op 3 meter van de rooilijn is toegelaten, met uitzondering van garagepoorten of autobergingen die
zich minimum 5 meter achter de rooilijn bevinden.
Ten opzichte van de zijkavelgrens: op de perceelsgrens in geval van gesloten
of halfopen bebouwing of op minimum 3 meter ten opzichte van vrije zijgevels. Indien niet wordt aangebouwd moet de zijgevel volwaardig worden afgewerkt.
Ten opzichte van de achterkavelgrens: minimum 8 m bouwvrije afstand, behalve voor bijgebouwen. Hiervan kan gemotiveerd worden afgeweken tot minimum 5m i.f.v. een betere oriëntatie van de zijtuinen of voortuinen, waarbij
desbetreffende zijtuin of voortuin minimum 8m bouwvrije afstand heeft t.o.v.
van de zijkavelgrens of rooilijn.
Ontsluiting
Projectzone I: ontsluiting naar de Molenstraat, zoals aangeduid op het grafisch plan.
Projectzone II: gedeeltelijke ontsluiting enerzijds via projectzone I
De ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer van projectzone I moet steeds zo
ingericht worden dat de ontsluiting van projectzone II hierop kan aansluiten.
Indien de inrichting van een projectzone in fases gebeurt, mag de inrichting
van de eerste fase eventuele latere ontwikkelingen binnen de projectzone niet
P
ER
Dakvorm
Hellende daken met een helling van maximum 45° t.o.v. het horizontaal vlak.
Maximum 20% van het verticaal geprojecteerd dakoppervlak mag afwijken
van de hellende dakvorm.
Het integreren van zonnepanelen en het plaatsen van dakvlakramen is toegelaten.
Projectzone II krijgt tevens een bijkomende ontsluiting via een nieuwe weg naar de Batterijstraat door art. 1 ‘zone voor residentieel wonen’ zoals indicatief aangeduid op het grafisch plan.
234128_VS OW08 rev_SGO.doc
Pagina 19 van 32
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
TOELICHTING
in de weg staan.
Bij inrichting van de interne circulatie binnen de projectzone dient rekening
gehouden te worden met de inrichtingsvoorwaarden van een woonerf, gericht
op de verblijfskwaliteit en de interne circulatie in de buurt, zowel voor voetgangers en fietsers als voor gemotoriseerd verkeer.
Het betreft hier bijgebouwen in functie van o.a. berging, volière of serre
Ingeval van koppeling van bijgebouwen op de perceelsgrens, dienen de
bijgebouwen gelijktijdig opgericht te worden
TW
N
O
Bijgebouwen
Eén bijgebouw per perceel van maximum 15 m² toegelaten in de achtertuinstrook met een maximale kroonlijsthoogte van 2,5 m en een maximale nokhoogte van 3 m.
De inplanting kan tot op 1m van de perceelsgrenzen. Op de perceelsgrens
kunnen de bijgebouwen gekoppeld ingeplant worden.
Materiaalgebruik
Alle gevel- en dakvlakken worden uitgevoerd in duurzame, verzorgd uitziende
en aan het karakter van de omgeving aangepaste materialen.
P
ER
Afsluitingen
In de voortuin zijn muurtjes in metselwerk toegelaten met een maximum
hoogte van 0,5 m. of lage beplantingen.
Achter de voorbouwlijn zijn op de zijkavelgrenzen enkel streekeigen hagen
toegelaten, eventueel versterkt met paaltjes en draad.
Ter hoogte van de gemeenschappelijke muur bij halfopen of gesloten bebouwing zijn vaste afsluitingen toegelaten over een bijkomende diepte van maximum 5,00 m. De hoogte van de afsluitingen achter de voorbouwlijn zijn beperkt in hoogte tot 1,80 m.
Niet bebouwde perceelsdelen
De niet bebouwde perceelsdelen van de woonkavels dienen maximaal ingericht te
worden als groene ruimte. De verhardingen dienen te worden beperkt tot de functioneel noodzakelijke terrassen, tuinpaden, opritten en zaken die tot de normale tuinuitrusting behoren met een gezamenlijke oppervlakte van maximum 40 m².
234128_VS OW08 rev_SGO.doc
Pagina 20 van 32
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
TOELICHTING
N
O
Minimum 10% van elke projectzone moet worden ingericht als onverharde groene
(semi-) publieke speel- en ontmoetingsruimte. Deze ruimte moet functioneren op niveau van de omgeving. Het moet gaan om grote aaneensluitende groene zones, niet
om restruimtes rond de bebouwing.
Het is toegelaten de groene ruimtes voor max. 5% te verharden i.f.v. zwakke weggebruiker, sociale veiligheid en de aantrekkingskracht van de plek en om kleinschalige
infrastructuur in te richten, gekaderd in de globale inrichtingsstudie.
Indien een woonkavel grenst aan het bestaande woonweefsel dient een groene overgang gemaakt te worden op de woonkavel van minimum 1m.
TW
Parkeren
Per woongelegenheid dient minstens 1 garage, carport of autostaanplaats op
eigen terrein te worden voorzien, verschillend van de oprit.
Het openbaar domein moet worden voorzien van min. 0,3 bezoekersparkeerplaatsen per woning.
De bezoekersparkeerplaatsen kunnen o.a. worden ingericht in parkeerhavens, parkeerpleintjes of langs de wegenis.
De aanduiding gebeurt indicatief om een goede ruimtelijke inplanting
van de woonpercelen niet in de weg te staan.
Voorkooprecht
Binnen deze zone geldt een voorkooprecht ten voordele van de gemeente De
Haan of een sociale huisvestingsmaatschappij of de VMSW die de zone kan
ontwikkelen als woonprojectzone. Dit voorkooprecht is geldig voor terrein én inrichtingen op het terrein (vb. woningen). De geldingsduur van dit voorkooprecht
bedraagt 15 jaar vanaf de inwerkingtreding van dit RUP.
P
ER
Indicatieve aanduiding openbare weg
Ter hoogte van de indicatieve aanduiding ‘openbare weg’ wordt een ontsluitingsweg aangelegd ten behoeve van de ontsluiting van het projectgebied. Deze ontsluitingsweg kan binnen deze zone in functie van een duurzame perceelsconfiguratie en van de inrichting van de woonzones over een afstand van maximum 10m
uit de as van de aanduiding worden verschoven.
Het bestaande woonweefsel betreft de bestaande woningen (inclusief
tuin) gelegen langs de Molenstraat en de Batterijstraat.
234128_VS OW08 rev_SGO.doc
Pagina 21 van 32
1.3.3
Artikel 3: Bedrijfsterrein voor openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheden (categorie 3: recreatie)
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
I.
TOELICHTING
Bestemming
O
De zone is bestemd voor het bedrijfsmatig aanbieden van openluchtrecreatieve
verblijfsgelegenheden.
TW
N
Binnen de zone zijn tevens dienstgebouwen ten behoeve van de ontvangst van
bezoekers van het terrein en voor de uitbating toegelaten, waarin maximaal één
woongelegenheid voor de exploitant of voor bewakingspersoneel worden geïntegreerd.
Ondersteunende commerciële of recreatieve accommodatie zijn toegelaten.
Hotels zijn niet toegelaten.
Inrichting en beheer
ER
II.
Met ondersteunende commerciële of recreatieve accommodatie worden
bedoeld: kleinschalige winkeltjes, restaurantjes, cafetaria’s, fitnessruimtes, bowlingzaaltjes,… waarvan de grootte en de activiteit is afgestemd
op de eigen gebruikers van het bedrijfsterrein voor openluchtrecreatieve
verblijfsgelegenheden.
Het vastleggen van de bebouwbare oppervlakte is een parameter om de
versteninggraad te meten. Doel hierbij is een te verregaande verstening
tegen te gaan en een kwalitatieve mix bewerkstelligen.
P
Bezetting
De totale oppervlakte van de vaste constructies voor openluchtrecreatieve
verblijfsgelegenheden met inbegrip van de overdekte terrassen en de erbij
behorende bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 11% van de oppervlakte van het bedrijfsterrein.
De totale gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en vaste constructies
voor openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheden mag niet meer bedragen
dan 14% van de oppervlakte van het bedrijfsterrein.
Voor de toepassing wordt de grondinname van elk gebouw en/of vaste constructie voor openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheden in rekening ge-
234128_VS OW08 rev_SGO.doc
Pagina 22 van 32
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
TOELICHTING
TW
N
O
bracht, inclusief overdekte terrassen en bijgebouwen.
Voor de toepassing van de bepalingen inzake de bezettingsgraad wordt
slechts rekening gehouden met de oppervlakte van de percelen die deel uitmaken van het bedrijfsterrein en waarvan al de natuurlijke personen of
rechtspersonen die ten tijde van de aanvraag eigenaar, mede-eigenaar,
vruchtgebruiker, erfpachthouder of opstalhouder waren, schriftelijk verklaard
hebben dat zij voor de berekening van deze aanvraag meegerekend kunnen
worden voor de oppervlakte van het bedrijfsterrein.
Minimaal 7% van het terrein dient te bestaan uit gemeenschappelijke groene
ruimten waarvan minstens 70% onder de vorm van gegroepeerde groenvoorzieningen. Landschappelijke inkleding wordt in deze percentages niet ingerekend. Indien de gemeenschappelijke groene ruimte minstens 10% bedraagt
mag deze voor 30% gebruikt worden als tentenweide en/of tijdelijke standplaats voor kortdurig verblijf in rijcaravan of kampeerauto.
Trekkershutten horen niet thuis in de gemeenschappelijke groene ruimten gezien hun permanente karakter.
Kortdurig = maximaal 30 dagen
ER
Bouwvolume
Vaste constructies voor openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheden hebben
een minimale grondoppervlakte van 40m² en een maximale grondoppervlakte
van 80m² inclusief overdekte terrassen en bijgebouwen.
Het maximale volume per verblijfseenheid bedraagt 240 m³.
Het gelijkvloerse peil van de vaste constructie voor openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheden mag niet lager gelegen zijn dan het laagste peil van het
natuurlijk maaiveld. Ondergrondse kelderverdiepingen, andere dan kruipkelders, zijn niet toegelaten
Bijgebouwen zijn niet toegestaan als vaste constructies, behoudens 1 apart
tuinhuisje per verblijf met een maximale inname van 5m² grondoppervlakte
Gegroepeerde groenvoorzieningen zijn onder andere gemeenschappelijke speelveldjes, waterpartijen, picknickweide etc. De overige groenvoorzieningen kunnen bestaan uit groenstructuren die geënt zijn op de
ontsluiting, dreefstructuren, lanen etc. met uitzondering van de stroken
voor landschappelijk inkleding op de grens van de terreinen.
P
Voor gebouwen voor gemeenschappelijke voorzieningen bedraagt de maximale
bouwhoogte 8 m. In functie van specifieke eisen kan gemotiveerd afgeweken
In plaats van te werken met gabarieten waarbij een maximale bouwhoogte wordt opgelegd, wordt geopteerd om met een minimale en
maximale grondoppervlakte te werken, alsook met een maximaal volume. Dit laat een diversiteit aan architectonische verschijningsvormen
toe.
De praktijk wijst uit dat bij een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning voor een vaste constructie voor openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheid vaak gebruik wordt gemaakt van een gedeeltelijk ingegraven gelijkvloerse verdieping, en dit om de volumenormen te omzeilen.
Dit leidt niet enkel tot onnatuurlijke situaties, het vermindert ook de onderhoudsmogelijkheden van het verblijf en maakt deze vatbaar voor
regeninsijpeling bij wolkbreuken.
234128_VS OW08 rev_SGO.doc
Pagina 23 van 32
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
TOELICHTING
worden van deze maximale hoogte.
Met specifieke eisen worden eisen voortvloeiend uit een andere sectorregelgeving bedoeld zoals specifieke eisen in verband met oa. milieureglementering, …
Om de monotonie van de bedrijfsterreinen te beperken, dienen grote
aaneengesloten blokken geweerd te worden. Het koppelen wordt aan
een aantal regels verbonden. Koppelen is mogelijk als het om ten hoogste vier verblijfsgelegenheden gaat, met een beperkte maximale oppervlakte.
Luidruchtige activiteiten, zoals o.a. speelzaal, terras aansluitend bij horeca, …
TW
N
O
Inplanting
De vaste constructies voor openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheden kunnen hoogstens per vier gekoppeld ingeplant worden.
De maximale gezamenlijke oppervlakte van de vaste constructies voor openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheden met een gekoppelde inplanting bedraagt 240 m², inclusief overdekte terrassen en bijgebouwen.
Om conflicten tussen de verschillende gebruikers te vermijden, kunnen individuele gebouwen niet gekoppeld worden aan andere gebouwen.
Luidruchtige activiteiten moeten worden ingericht op minimum 25m van de
grens met een woonomgeving.
Materiaalgebruik
Alle gevel- en dakvlakken worden uitgevoerd in duurzame, verzorgd uitziende
en aan het karakter van de omgeving aangepaste materialen.
ER
Gemeenschappelijke voorzieningen op de bedrijfsterreinen
Elk bedrijfsterrein beschikt binnen zijn grenzen aan de openbare weg over
een afgeschermde verzamelplaats voor het opslaan van huisvuil in afwachting van de ophaling. Deze ruimte wordt afgewerkt in verzorgde materialen en
omringd door een groenscherm dat minstens zo hoog is als deze ruimte.
Elk bedrijfsterrein met minstens 10 vaste constructies voor openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheden dient binnen zijn grenzen over één of meer
dienstgebouwen te beschikken, met een minimale gezamenlijke oppervlakte
van 20 m². Eén van de dienstgebouwen dient minstens een onthaalruimte te
bevatten met een oppervlakte van minimum 9 m². Dit dienstgebouw wordt ingeplant aan de ingang van het bedrijfsterrein.
P
Het uitzicht van het bedrijfsterrein wordt niet enkel bepaald door de wijze waarop het bedrijfsterrein aangelegd wordt, maar ook door de wijze
waarop het wordt gebruikt. Bij de aanleg van het bedrijfsterrein kunnen
maatregelen genomen worden die het deugdelijk onderhoud ervan vergemakkelijken. Behoudens bij zeer kleine bedrijfsterreinen is het aangewezen om een deugdelijk gezamenlijk beheer aan te moedigen door
de verplichting om voldoende dienstlokalen (opslag van materiaal, kantoren …) en een receptie aan te leggen. Indien deze voorzieningen later
nodig blijken, zal het immers vaak niet meer mogelijk zijn om die op de
meest aangewezen plaats in te planten.
In alle gevallen lijkt het aangewezen om vanaf het begin in de aanleg
van een receptie te voorzien. Indien een receptie reeds vanaf het begin
234128_VS OW08 rev_SGO.doc
Pagina 24 van 32
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
TOELICHTING
wordt voorzien, gaat het om een relatief beperkte bijkomende verplichting, die de diverse gebruiksmogelijkheden van het bedrijfsterrein veilig
stelt. Ook bij een afzonderlijke verkoop van de vakantiewoningen kan
deze receptie nuttig zijn indien de individuele eigenaars hun verblijf
wensen te verhuren. De individuele eigenaars worden alvast aangemoedigd om tot een dergelijke verhuring over te gaan.
O
Het monotoon karakter van de bedrijfsterreinen wordt versterkt doordat
die vaak beperkt worden tot de aanleg van de vakantiewoningen zelf,
zonder enige gemeenschappelijke voorziening die kan dienen voor het
doel waarvoor de gebruikers op het terrein verblijven, met name recreatie. Deze bedrijfsterreinen verworden dan tot slaapdorpen waar de gebruikers overdag niets kunnen beleven.
Een goede aanleg van het bedrijfsterrein is gebaat bij de aanleg van
gemeenschappelijke recreatieve voorzieningen, hetzij indoor, hetzij outdoor. Die moeten in overeenstemming zijn met het proportionaliteitsbeginsel.
Bij recreatieve terreinen kunnen enkel de aangelegde terreinen in aanmerking komen. Bij niet aangelegde terreinen is er geen enkele garantie
dat het terrein als dusdanig behouden blijft. Voorbeelden zijn: een aangelegde speeltuin (dus niet louter een veld met enkele speeltoestellen),
een terras, een tennisterrein, een zwembad ….
Landschappelijke inkleding
Waar de terreinen grenzen aan de open ruimte moet een groene overgangszone worden aangelegd in functie van de landschappelijke inkleding. Deze
zone dient minimaal 3m te zijn, met een gemiddelde breedte van minimaal 5
m. Behalve afsluitingen is het plaatsen van constructies, gebouwen en verhardingen in deze zone niet toegelaten.
De zone voor landschappelijke aanleg wordt deskundig ingericht met streekeigen beplanting en zorgt voor een visuele overgang tussen open ruimte en
P
ER
TW
N
Elk bedrijfsterrein met minstens 10 vaste constructies voor openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheden dient te beschikken over gemeenschappelijke
voorzieningen in de vorm van één of meer aangelegde gemeenschappelijke
recreatieve terreinen en/of gemeenschappelijke gebouwen, en dit minstens in
een verhouding van 4 m² aan gemeenschappelijke gebouwen of 8 m² aan
aangelegde gemeenschappelijke recreatieve terreinen of een verhoudingsgewijs gelijke combinatie per vaste constructies voor openluchtrecreatieve
verblijfsgelegenheden.
De minimale gemiddelde breedte betekent dat, afhankelijk van de
plaatsgesteldheid, de breedte op een bepaald punt geringer kan zijn op
voorwaarde dat dit gecompenseerd wordt door een grotere breedte op
een andere plaats voor zover dit kadert in een kwalitatieve landschappelijke aanleg.
234128_VS OW08 rev_SGO.doc
Pagina 25 van 32
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
TOELICHTING
het bedrijfsterrein voor openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheden.
Er moet gestreefd worden naar herbruik van de aanwezige landschapsfragmenten (bomenrijen,…) en integratie van de gracht.
TW
N
O
Groene afsluitingen
Waar de terreinen grenzen aan de openbare weg of aan de bebouwde omgeving moet verplicht een groene afsluiting worden geplaatst. Deze dienen visueel afsluitend te zijn.
Voor deze afsluitingen wordt geen breedte vastgelegd.
De afsluitingen ten opzichte van een tentenweide of trekkersplaatsen
moeten minder afschermend zijn dan deze ten opzichte van stacaravans.
Parkeren
Inzake parkeren dient elk bedrijfsterrein over voldoende parkeervoorzieningen te
beschikken op het bedrijfsterrein zelf met minimum 1 parkeerplaats per openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheid. Deze worden bij voorkeur geclusterd voorzien, maar individuele parkeerplaatsen bij de individuele openluchtrecreatieve
verblijfsgelegenheden zijn toegelaten mits voldaan wordt aan volgende rand-
P
ER
Interne ontsluiting en circulatie
De wegen worden ingericht in functie van traag verkeer.
De verharding van de circulatiewegen moet beperkt worden. Hierbij dient een
goed onderbouwde afweging te gebeuren tussen veiligheid en comfort enerzijds en algemene omgevingskwaliteit en open ruimte anderzijds.
Verharding in niet waterdoorlatende materialen kan voor de hoofdcirculatie.
Voor de secundaire circulatie voor gemotoriseerd verkeer en infrastructuur
voor niet gemotoriseerd verkeer is het aangewezen gebruik te maken van waterdoorlatende verharding of grondverbeteringtechnieken zoals grasdallen of
honingraten.
Onder groene afsluitingen wordt hier verstaan:
levende hagen met streekeigen groen al dan niet ondersteund door
draad,
met schors gevulde draadkorven overgroeid met klimplanten,
draadafsluitingen overgroeid met klimplanten,
muurgehelen afgewisseld met overgroeide structuren.
234128_VS OW08 rev_SGO.doc
Pagina 26 van 32
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
TOELICHTING
voorwaarden:
Maximaal 1 individuele parkeerplaats per openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheid;
Het geparkeerde voertuig dient maximaal aan het zicht te worden onttrokken
tussen de openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheden onderling én naar de
gemeenschappelijke ruimten toe van het bedrijfsterrein.
O
TW
N
Inrichtingsstudie
Bij elke aanvraag tot stedenbouwkundig attest of stedenbouwkundige vergunning, met uitzondering van een stedenbouwkundige vergunning waarvoor een
eenvoudige dossiersamenstelling volstaat, wordt aan het verkavelingsaanvraag
of de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag steeds een globale inrichtingsstudie gekoppeld die een beeld geeft van de inrichting van de totaliteit van desbetreffende zone.
Met ‘maximaal aan het zicht onttrokken’ wordt niet bedoeld dat de parkeerplaatsen volledig onzichtbaar moeten zijn, maar dat ze moeten ingekleed worden door beplanting.
De globale inrichtingsstudie maakt deel uit van het aanvraagdossier en wordt als
dusdanig meegestuurd aan de adviserende instanties, overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van deze aanvragen.
ER
Het is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het
oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het licht van de goede
ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften.
Bij het beoordelen van een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsverunning zullen o.a. volgende specifieke beoordelingselementen afgetoetst worden:
inplantingaspecten rekening houdende met oriëntatie en bezonning;
privacyaspecten;
diversiteit van het aanbod – diversiteit van de typologieën van de openlucht-
P
De globale inrichtingsstudie geeft een ontwerp van inrichting weer voor de volledige betreffende zone met aanduiding van:
234128_VS OW08 rev_SGO.doc
Pagina 27 van 32
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
TOELICHTING
Een overwogen inplanting draagt bij tot de verblijfskwaliteit zowel wat
betreft licht en zon als wat betreft inkijk en geborgenheid.
Onder diversiteit van typologieën van openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheden wordt verstaan: aanwezigheid van standplaatsen, trekkersplaatsen, tenten, vakantiewoningen enz. Dit aspect wordt niet verordenend vastgelegd. Verordenende diversiteit wordt vastgelegd door de
versteningsgraad te beperken.
Om het monotone karakter van de bedrijfsterreinen te vermijden, dient
zorg gedragen te worden voor variatie wat het uitzicht en de vorm van
de vaste constructies voor openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheden
betreft.
De voorkeur gaat uit naar gegroepeerde parkeervoorzieningen, afgezonderd van de openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheden. De parkeervoorzieningen voor bezoekers worden gegroepeerd voorzien. Dit
wordt echter niet dwingend vastgelegd. Individueel parkeren kan worden toegestaan onder bepaalde verordenende randvoorwaarden.
Overdruk indicatieve aanduiding startpunt paden
Doorheen het gebied moet een pad worden aangelegd. De toegangen tot dit pad
worden op het grafisch plan indicatief weergegeven. Deze toegangen kunnen
binnen deze zone in functie van een duurzame perceelconfiguratie en van de
inrichting van de woonzone over een afstand van maximum 10m uit de as van
het symbool worden verschoven.
Overdrukzone groene inrichting
Binnen deze zone moet een gebiedsspecifieke groene landschappelijke overgang worden ingericht:
P
ER
TW
N
O
recreatieve verblijfsgelegenheden;
de diversiteit aan gebruiksmogelijkheden van de openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheden (toeristisch kort, toeristisch lang, overige)
kwalitatieve aanleg van de groenvoorzieningen;
architecturale kwaliteit en materiaalgebruik;
bebouwingswijze;
interne circulatie voor gemotoriseerd verkeer;
interne circulatie voor niet-gemotoriseerd verkeer;
organisatie van de parkeervoorzieningen met bijbehorend materiaalgebruik
en groeninkleding;
organisatie en aanbod van fietsparkeerplaatsen
waterhuishouding;
gemeenschappelijke voorzieningen;
het voorzien van trekkersplaatsen (voor kampeerauto’s en/of tenten).
Groene landschappelijke overgang
234128_VS OW08 rev_SGO.doc
Pagina 28 van 32
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
TOELICHTING
N
O
Het gedeelte van deze overdrukzone, gelegen langs de westzijde van het
plangebied ter hoogte van de waterloop en verder naar het zuiden, dient een
minimale breedte te hebben van 5m. Van deze minimale breedte kan gemotiveerd worden afgeweken op voorwaarde dat dit gecompenseerd wordt door
een grotere breedte op een andere plaats.
De landschappelijke overgang moet bestaan uit integraal beplante, deskundig
aangelegd en gehandhaafde streekeigen beplanting met verplichte aanleg
van minimum 1 bomenrij, aangevuld met lagere groenvoorzieningen.
TW
De bredere zone die hieraan is gekoppeld ter hoogte van de Ganzenlaan,
dient volledig groen te worden ingericht. Langs de plangrens geldt voorgaande inrichting (zie vorige puntje). De rest van de zone kan worden ingericht
met een groeninrichting i.f.v. sport en spel.
Ter hoogte van de zuidoostelijke aansluiting aan Vosseslag geldt een specifieke overgang, bestaande uit zone van min. 10m, waarin min. 1 bomenrij,
een wandelpad, groene lagere beplantingen en eventuele rietbeplanting +
waterloop worden ingericht.
Indicatieve schets:
ER
Inrichtingen i.f.v. het onderhoud van de bestaande waterloop, verbreden van de
waterloop en i.f.v. de waterhuishouding. Zijn steeds toegestaan.
P
Het plaatsen van constructies, gebouwen en verhardingen in deze zone niet toegelaten, uitgezonderd in functie van:
afsluitingen
inrichtingen van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer
uitrusting van deze paden
Beperkte inrichtingen van sport en spel (niet zijnde bebouwing)
234128_VS OW08 rev_SGO.doc
Pagina 29 van 32
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
TOELICHTING
Overdruk indicatieve aanduiding breuklijn
Ter hoogte van deze overdruk dient een visuele doortrekking te gebeuren van de
groenstructuur, zoals bepaald in de overdrukzone groene inrichting i.f.v. het benadrukken van de groene breuklijn.
De groene breuklijn zoals gedefinieerd in het GRS krijgt vorm als een
groen netwerk, met de overdrukzone groene inrichting en de overdruk
indicatieve aanduiding breuklijn.
N
O
Deze dient minimum te bestaan uit een groene bomenrij en kan eventueel versterkt worden met een wandelpad of een lijnbuffer ter hoogte van de zonegrens.
De overdruk wordt gebiedsspecifiek vastgelegd om verschillende redenen:
Zone ter hoogte van Vosseslag:
I.f.v. een kwalitatieve afwerking van de straat Vosseslag wil het RUP
de straat afwerken i.f.v. wonen en vermijden dat er grote delen recreatieve verblijven aan de weg grenzen.
I.f.v. het benadrukken van de breuklijn, worden er gemeenschappelijke voorzieningen langsheen de breuklijn voorzien.
P
ER
TW
Overdrukzone voor gemeenschappelijke voorzieningen
Deze overdruk bepaald locaties waar geen openluchtrecreatieve verblijven zijn
toegelaten en waar enkel gemeenschappelijke voorzieningen i.f.v. het openluchtrecreatief bedrijf kunnen worden ingericht.
234128_VS OW08 rev_SGO.doc
Pagina 30 van 32
1.3.4
Artikel 4: Oppervlaktewater (categorie 3: recreatie)
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
I.
Bestemming
Het betreft een waterloop van 9de categorie.
N
Inrichting en beheer
O
Oppervlaktewater.
II.
TOELICHTING
P
ER
TW
Alle werken in functie van het behoud en beheer van het oppervlaktewater en het
behoud van de afwateringsfunctie zijn toegelaten.
234128_VS OW08 rev_SGO.doc
Pagina 31 van 32
1.4
Bijlage 9: lijst streekeigen plantensoorten
Nederlandse benaming
Esdoorn
Gewone es
1.4.2
Houtkant
Botanische naam
Fraxinus exelsior
Sorbus aucuparia
Nederlandse benaming
Gewone es
Lijsterbes
1.4.3
Geschoren haag
Botanische naam
Crataegus monogyna
Carpinus betulus
Cornus sanguinea
Nederlandse benaming
Eenstijlige meidoorn
Haagbeuk
Rode kornoelje
Ja
Ja
Neen
1.4.4
Bloem- en/of bessenrijke haag
Botanische naam
Nederlandse benaming
Prunus padus
Inheemse vogelkers
Crataegus monogyna
Eenstijlige meidoorn
Sambucus nigra
Vlier
Rosa canina
Hondsroos
Neen
Ja
Ja
Ja
1.4.5
Natte gronden – waterkanten.
Botanische naam
Nederlandse benaming
Salix alba
Schietwilg
Fraxinus excelsior
Es
Neen
Ja
Duingebied
Neen
Ja
Botanische naam
Salix alba
Tilia cordata
Nederlandse benaming
Schietwilg
Kleinbladige linde
Duingebied
Neen
Neen
Ja
Ja
Botanische naam
Acer campestre
Alnus glutinosa
Nederlandse benaming
Veldesdoorn
Zwarte Els
Ja
Ja
Botanische naam
Ligustrum vulgare
Prunus spinosa
Acer campestre
Nederlandse benaming
Wilde liguster
Sleedoorn
Veldesdoorn
Ja
Ja
Ja
Nederlandse benaming
Kardinaalsmuts
Gelderse roos
Rode kornoelje
Ja
Ja
Neen
Nederlandse benaming
Waterwilg
Zwarte els
Neen
Ja
ER
TW
N
O
1.4.1
Bomenrij of laan
Botanische naam
Acer pseudoplantanus
Fraxinus exelsior
Botanische naam
Euonymus europaeus
Viburnum opulus
Cornus sanguinea
P
Botanische naam
Salix caprea
Alnus glutinosa
234128_VS OW08 rev_SGO.doc
Pagina 32 van 32