Kansen Social Return voor Stichting Herstelling

Social Return: de maatschappelijke
hefboom naar een arbeidsdroom
Een analyse van de toepassing van Social Return in Nederland
6 juni 2014
In opdracht van Stichting Herstelling
Uitgevoerd door InterPactum; dhr. Zantman, dhr. Jagers en mevr. Pellinkhof
InterPactum is hét inkoop- en organisatieadviesbureau voor de publieke sector.
InterPactum | Gele Rijdersplein 22-2 | 6811 AP Arnhem
06 - 53 29 83 21 en 06 – 42 20 19 94
www.interpactum.nl | ING 7433887 | K.v.K. nr. 56030258
Managementsamenvatting
Ontwikkeling beleid
Social Return heeft zich binnen de grotere vooruitstrevende gemeenten in Nederland de
afgelopen jaren ontwikkeld van een ad hoc ingezet instrument, zonder zicht op resultaat en
met weinig duurzame effecten, naar een duurzame bron van werk waarbij een steeds
duidelijkere ketensamenwerking zich aftekent. Momenteel wordt Social Return door meer
dan 75% van de gemeenten opgenomen in het inkoopbeleid.
In de praktijk blijkt dat het Social Returnbeleid bij de meeste gemeenten veel
overeenkomsten vertoont. Met variabelen als drempelbedragen, toepassingsvormen en
afrekenmethodieken is de afgelopen jaren geëxperimenteerd en veel variabelen zijn
inmiddels verankerd in de beleidskaders. Opvallend is dat weinig ondervraagde gemeenten
kwantificeerbare doelstellingen in het kader van Social Return hebben geformuleerd. Een
veelgehoorde verklaring is dat Social Return te kort wordt gedaan wanneer het resultaat in
euro’s of aantal plaatsingen wordt uitgedrukt, omdat de maatschappelijke waarde verder
reikt.
Ervaringen private sector
Gekeken naar de uitvoering van Social Return door gemeenten valt op dat binnen
gemeentelijke organisaties inmiddels genoeg draagvlak is gecreëerd. Social
Returnverantwoordelijken worden steeds vaker eerder betrokken in het proces van de
aanbesteding door middel van inkoopadvisering op het gebied van Social Return. Dit heeft
als gevolg dat Social Return beter in de bestekken wordt gezet. Alle respondenten geven aan
een vraaggerichte aanpak te hanteren bij de advisering aan de opdrachtnemer over de
invulling van Social Return. Samenwerkingsverbanden tussen gemeenten en onder andere
opleidingsbedrijven, onderwijsinstellingen en SW-bedrijven worden geïntensiveerd door
inzet van Social Return. Ervaringen van beide partijen over de samenwerking zijn positief.
Ook opdrachtnemers zijn tevreden over de geleverde kandidaten en begeleiding, mits
kandidaten gemotiveerd zijn en de mogelijkheid tot opleiden binnen de scope valt. Dit is
belangrijk, opdrachtnemers maken zelf de keuze over hun Social Returninvulling en stellen
dus de norm.
Successen in de uitvoering
Zonder uitzondering noemen alle respondenten Social Return een succesvol instrument voor
het stimuleren van werkgelegenheid voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
Draagvlak voor Social Return is bereikt bij zowel de achterban van de gemeente, inkopers en
sociale zaken, als binnen de lokale politiek. In veel gemeenten wordt Social Return omarmd
en uitgedragen naar buiten, waardoor extra draagvlak bij opdrachtnemers c.q. werkgevers
wordt bereikt. Ook opdrachtnemers lijken steeds meer de waarde in te zien van Social
Return. Organisaties doen iets terug voor de maatschappij en zien dat Social Return kansen
biedt voor het aannemen van talentvol personeel.
Uitdagingen in de uitvoering
Monitoring en borging van resultaat van Social Return blijken in veel gemeenten momenteel
de grootste uitdagingen. Veel gesproken partijen zijn nog onvoldoende in staat om de
plaatsing van kandidaten juist te monitoren en te controleren waardoor resultaat niet is
geborgd. Daarnaast ervaren de meeste gemeenten dat de organisatie van Social Return
complex is en veel tijd vergt. In sommige gevallen gaat dit ten koste van kwaliteit van de
dienstverlening en de relatie met de opdrachtnemer c.q. werkgever. Ook blijkt de matching
2
van kandidaten bij een aantal gemeenten sterk voor verbetering vatbaar. Er kan door de
werkpleinen niet op tijd of juist geleverd worden. Het zicht op de kaartenbak van de
gemeenten blijkt daarmee onvoldoende te zijn. Ook hebben kandidaten vaak nog niet
gewenste kwalificatie waardoor opleiding en begeleiding essentieel zijn in de uitvoering.
Door een gebrek aan een uniforme toepassing van Social Return tussen regiogemeenten
worden opdrachtnemers geconfronteerd met uiteenlopende uitvoeringsregels en
administratieve lastenverzwaring. Communicatie, zowel intern als extern, is de laatste
veelgehoorde uitdaging. Gemeenten zijn in sommige gevallen nog onvoldoende in staat om
informatie over aanbestedingen centraal te organiseren, waardoor Social Return soms wordt
gemist. Ook kunnen successen, behaald in het kader van Social Return vaker worden
gedeeld. Deze communicatie draagt bij aan een positief imago van Social Return en kan
bovendien de resultaten positief beïnvloeden.
Resultaat en potentieel
Gemiddeld genomen wordt er door de Nederlandse overheid jaarlijks voor 16 miljard euro
Europees aanbesteed, in theorie is dit de potentie van Social Return. Wanneer hier de 5%
regeling op wordt toegepast komt het totaal op grofweg 800 miljoen euro aan opbrengst
Social Return.
Wanneer wordt gekeken naar het resultaat van Social Return dan valt op dat bijna geen
enkele ondervraagde gemeente het resultaat volledig inzichtelijk heeft. Onvoldoende
communicatie en monitoring liggen hieraan ten grondslag. Dat maakt dat het gemiste
potentieel niet in aantallen (plaatsingen noch euro’s) kan worden uitgedrukt. Wel wordt
duidelijk dat kansen worden gemist. Dit komt voornamelijk doordat niet bij elke geschikte
vorm van inkoop Social Return wordt meegenomen en aanbestedingen met Social Return
niet bekend zijn bij de Social Returnverantwoordelijken. Ook wordt de invulling door
ondercapaciteit, het ontbreken van een borging in het werkproces en de focus op de eigen
regio niet volledig bereikt.
Social Return bij overige overheden
Naast gemeenten passen de Rijksoverheid, provincies, waterschappen en semioverheidsinstellingen Social Return ook steeds meer toe. Hoewel deze partijen er niet direct
een financieel belang bij hebben, aangezien ze niet verantwoordelijk zijn voor en direct
beschikken over de Social Return doelgroepen, willen zij in het kader van hun MVO-beleid en
een algemeen sociaal-economisch belang, wel een bijdrage leveren aan het bieden van
kansen voor doelgroepen met afstand tot de arbeidsmarkt. Omdat zij zelf geen eigen
doelgroep hebben en regiogemeenten verder zijn in de ontwikkeling van toepassing van
Social Return, vormen zich steeds meer samenwerkingsverbanden tussen deze partijen.
Ervaren partijen, vaak gemeenten, ondersteunen bij advisering over Social Return bij inkoop,
verzorgen de monitoring en controle en faciliteren bij de plaatsing van kandidaten.
Kansen Social Return
Gemeenten zien in de verdere ontwikkeling van Social Return volop kansen. Zo wordt
binnen veel gemeenten geprobeerd de kennis van opdrachtnemers te benutten, om zo het
resultaat van de invulling van Social Return te vergroten. Ook wordt er tussen
regiogemeenten steeds meer samengewerkt. Zo ontstaat er langzaam een uniforme aanpak
en wordt kennis gemakkelijk onderling gedeeld. Een belangrijk punt voor veel gemeenten is
het vergroten van het Social Returnvolume, bijvoorbeeld met een verruiming van het beleid
waardoor meer aanbestedingen in aanmerking komen voor Social Return. Ook worden
overige overheden gestimuleerd Social Return toe te passen. Gemeenten gaan hiervoor
graag de samenwerking aan met provincies, waterschappen en semi-overheidsinstellingen
en adviseren en faciliteren deze partijen waar nodig.
3
Inhoudsopgave
Inleiding ..................................................................................................................................... 5
Aanleiding ............................................................................................................................. 5
Doel ....................................................................................................................................... 5
Aanpak en focus .................................................................................................................... 5
1 - Social Return......................................................................................................................... 7
1.1 - Definitie ......................................................................................................................... 8
1.2 - Verschil Social Return met MVO ................................................................................... 8
1.3 - Doelgroepen.................................................................................................................. 9
1.4 - Toepassingsvormen Social Return ................................................................................ 9
1.5 - Ontwikkeling van Social Return .................................................................................. 12
1.6 - Social Return 2.0 ......................................................................................................... 12
2a - Landelijke tendens Social Return ..................................................................................... 15
2.1 - Beleid en organisatie................................................................................................... 15
2.2 - Werkwijze en uitvoering ............................................................................................. 19
2.3 - Resultaat en potentieel ............................................................................................... 27
2.4 - Social Return bij overige overheden ........................................................................... 30
2.5 - Kansen Social Return................................................................................................... 33
2b - Inzicht op provincieniveau ............................................................................................... 36
3 - Bijlagen ............................................................................................................................... 42
3.1 - Afkortingen Social Returndoelgroepen....................................................................... 42
3.2 - Deelnemende organisaties aan het onderzoek .......................................................... 43
4
Inleiding
Aanleiding
Dit rapport is geschreven in opdracht van Stichting Herstelling. Stichting Herstelling heeft
een unieke methodiek ontwikkeld in het kader van werkervaringsprojecten. Via Stichting
Herstelling knappen mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt de forten van de
Stelling van Amsterdam op. Daarnaast zijn vergelijkbare succesvolle projecten opgezet in
Suriname en Curaçao. Stichting Herstelling timmert inmiddels alweer 18 jaar aan de weg. Zij
doet dat met succes; meer dan de helft van de deelnemers stroomt uit naar werk, school, of
een combinatie daarvan. De basis van dit succes wordt gevormd door de methodiek die
Stichting Herstelling hanteert.
Als doel heeft Stichting Herstelling het begeleiden en toeleiden van deze jongeren naar de
arbeidsmarkt, bij voorkeur op een duurzame manier. Stichting Herstelling heeft hiervoor in
de loop der jaren haar strepen verdiend en wil zich verder profileren als kenniscentrum op
gebied van arbeidstoeleiding en re-integratie.
Doel
Dit onderzoek naar Social Return en haar potentie maakt duidelijk hoe Social Return door
verschillende overheidsinstanties, zoals gemeenten, provincies en waterschappen wordt
toegepast.
Op hoofdlijnen geeft dit onderzoek inzicht in de volgende thema’s:
1. Potentieel van Social Return in Nederland
Hoeveel geld gaat er binnen Nederland om in Social Return en wat is op papier het
potentieel aan aanbestedingen waarbij Social Return kan worden ingezet, afgezet
tegenover de daadwerkelijke inzet van Social Return bij aanbestedingen door de
gemeenten/overheden en de realisatie door opdrachtnemers?
2. Hoe gaan gemeenten/overheden om met Social Return?
Het beleid, de werkwijze en daadwerkelijke uitvoering van Social Return van
verschillende overheidsorganisaties worden geanalyseerd en kansen worden in
kaart gebracht. Daarbij wordt op provincieniveau inzichtelijk hoe Social Return er
voor staat en welke regio’s in Nederland voorop lopen met inzet van Social Return.
3. Landelijke good en bad practices Social Return in de uitvoering
Aanpak en focus
Deze rapportage komt tot stand aan de hand van de volgende drie stappen:
1. Inventarisatie door middel van documentstudie
Hiervoor is gebruik gemaakt van documentatie vergaard binnen het netwerk van
InterPactum. Onder andere Europese en nationale wet- en regelgeving,
aanbestedingsdocumentatie, inkoop- en aanbestedingsbeleid en best practices en
ervaringen van InterPactum op gebied van Social Return vormen gebruikte bronnen.
5
2. Inventarisatie en verdieping door middel van diepte-interviews
Om de toepassing van Social Return in Nederland in kaart te brengen is er een
steekproef genomen onder Nederlandse gemeenten en provincies. Daarbij zijn de
grootste 27 gemeenten met 100.000+ inwoners benaderd voor deelname aan dit
onderzoek. Om een volledig en compleet beeld van Nederland te krijgen heeft
InterPactum een aantal aanvullende gemeenten aangedragen. Als voorbeeld:
Gemeente Leeuwarden heeft minder dan 100.000 inwoners maar heeft als grootste
Friese stad een belangrijke positie in het Noorden. In totaal hebben 21 gemeenten
en 5 provincies hun medewerking aan het onderzoek verleend.
Ook zijn waterschappen, provincies en ministeries betrokken in het onderzoek. Een
tendens is zichtbaar dat deze partijen bij gaan dragen aan het stimuleren van
werkgelegenheid voor de sociale doelgroep en sociaal economische groei binnen de
regio. In bijlage 3.2 is een overzicht te vinden van alle deelnemende partijen.
Opdrachtnemers c.q. werkgevers met een Social Returnverplichting zijn
vanzelfsprekend ook meegenomen tijdens de interviews. Hun ervaring met de
invulling van Social Return is hierbij opgetekend.
6
1 - Social Return
In tijden van economische crisis en met afnemende budgetten bij overheden, wordt het voor
gemeenten een steeds grotere uitdaging om werkloosheid, met name van mensen met een
afstand tot de arbeidsmarkt, te bestrijden. Het beschikbare re-integratiebudget en I-deel zijn
drastisch verminderd en in het verleden bleek dat re-integratie in voormalige vorm toch al
een wisselend resultaat boekte. Gemeenten moeten slimmer omgaan met bestaande
middelen die ze hebben en buiten hun eigen apparaat kijken en op de arbeidsmarkt zelf
onderzoeken hoe iets aan werkloosheid kan worden gedaan. Er wordt hiermee een beroep
gedaan op hun creativiteit om buiten de gebaande paden op zoek te gaan en duurzame
resultaten te boeken.
Sociale ontwikkeling op Europees niveau
Een duidelijke ontwikkeling van de afgelopen jaren is dat de overheid steeds meer op zoek
gaat naar de samenwerking met de private sector. Binnen de Europese Unie is er sinds 2008
de tendens richting solidariteit, duurzaamheid en innovatie. Deze tendens is voor het eerst
uitgekristalliseerd in juli 2008 in de mededelingen van de Europese Commissie “Vernieuwde
sociale agenda: kansen, toegang en solidariteit in het Europa van de 21ste eeuw”. In de
mededeling wordt verwezen naar het Europees Sociaal Model, waarbij een visie wordt
beschreven op de samenleving waarin duurzame economische groei wordt gecombineerd
met betere leef- en arbeidsverhoudingen binnen de unie.
In mei 2010 werd in het rapport van Mario Monti ‘Report on the Future of the Single
Market’ de toekomst voor de Europese Interne Markt geschetst, waarbij in 2012 de focus
werd gelegd op burger en solidariteit. Deze focus schetst een extra groei van 4% o.b.v.
sociale en duurzame criteria binnen aanbestedingen in de volgende 10 jaar. Een middel van
de gemeente om de samenwerking met de private sector een vertrekpunt te bieden, is om
in het inkoopbeleid en bij aanbestedingen een sociale paragraaf op te nemen. De inzet van
Social Return betekent het maken van een afspraak in aanbestedingen en andere
contractrelaties om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan werkervaring te
helpen. Zo betrekken gemeenten de markt bij het oplossen van de werkloosheid in
Nederland.
Relevante wet- en regelgeving
Bij behandeling van de Aanbestedingswet, die per april 2013 van kracht is, is in de Eerste
Kamer een motie aangenomen die aanbestedende diensten, en gemeenten in het bijzonder,
een (inspannings)verplichting oplegt om bij aanbesteding van werken en/of diensten 5%
Social Return op te nemen. Ook is in de Aanbestedingswet bepaald dat zoveel mogelijk
maatschappelijke waarde moet worden gecreëerd bij inkoop.
Met de Participatiewet wil de overheid meer mensen met een arbeidsbeperking aan het
werk krijgen. Werkgevers worden door middel van deze wet gestimuleerd om mensen met
een afstand tot de arbeidsmarkt in dienst te nemen op basis van een wettelijk gesteld
quotum. De Participatiewet is nog niet goedgekeurd door de Eerste Kamer. Gemeenten
worden per 2015, als gevolg van de komende Participatiewet, voor een steeds grotere
7
doelgroep verantwoordelijk voor de re-integratie op de arbeidsmarkt. De huidige Wsw
houdt op te bestaan (geen nieuwe instroom) en er komt een nieuwe kleinere voorziening
beschut werken die ruimte biedt voor werken tegen minimumloon (landelijk 30.000).
Daarnaast zal de instroom in de WWB toenemen door een versobering van de Wajong en
een herkeuringsoperatie van bestaande Wajong-ers. Deze decentralisatie gaat gepaard met
efficiencykortingen op de WSW- en de re-integratiebudgetten. Er komt een nieuw
instrument – loonkostensubsidie – om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, maar
ook met voldoende arbeidspotentieel, uitzicht te bieden op een reguliere baan. Concreet
betekent dit dat een werkgever mensen aan het werk kan zetten die minder toegevoegde
waarde hebben (de loonwaarde) dan de loonkosten zijn. Zo kunnen deze mensen toch deel
uit maken van het arbeidsproces, ontwikkelen zij werknemersvaardigheden en ervaring en
krijgen daarmee de kans door te stromen naar een reguliere baan.
1.1 - Definitie
Social Return on Investment oftewel Social Return, is het stellen van sociale voorwaarden en
eisen bij inkoop- en aanbestedingstrajecten. Social Return wordt in Nederland ingezet om
zoveel mogelijk sociaal rendement te behalen uit inkoop; werkgelegenheid en
competentieontwikkeling van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt worden
hierdoor gestimuleerd. Door het opnemen van sociale voorwaarden, eisen en wensen in
inkoop- of aanbestedingstrajecten, leveren opdrachtnemers een bijdrage aan het stimuleren
van werkgelegenheid en het dichter bij de arbeidsmarkt brengen van sociale doelgroepen.
Toepassing van Social Return bij inkoop en aanbestedingen beoogt de volgende effecten:
• Creëren van werkgelegenheid voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt
• Versterking van de regionale werkgeversbenadering
• Verbeteren van de (regionale) leefbaarheid
• Bevordering van strategische samenwerking tussen regionale werkgevers en
opleidingsbedrijven
• Lastenverlichting op het uitkeringsbestand en de re-integratiemiddelen
• Proactief inspelen op arbeidsmarktstructuur, conjunctuur en ontwikkelingen op het gebied
van nationale wet- en regelgeving
1.2 - Verschil Social Return met MVO
MVO (Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen) beoogt een vorm van ondernemen
waarbij de aandacht voor milieu, sociaal-ethische normen en winst met elkaar in balans zijn.
Het grote verschil tussen Social Return en MVO is dat er bij Social Return sprake is van een
contractuele verplichting. MVO is vrijblijvend, zowel in invulling als in uitvoering, en kunnen
instanties naar eigen goeddunken inrichten en toepassen. MVO is ook breder dan Social
Return, milieu is hier bijvoorbeeld ook een onderdeel van.
8
1.3 - Doelgroepen
Het bepalen van de sociale doelgroep die in het kader van Social Return wordt gesteund, valt
binnen de discretionaire bevoegdheid van de aanbestedende dienst. Noodzakelijk is echter
wel dat deze non-discriminatoir en transparant van aard is. Dit houdt in dat de doelgroep
niet beperkt kan worden tot kandidaten vanuit een bepaalde regio, immers dienen alle
leveranciers op gelijke voet te kunnen voldoen aan de sociale voorwaarden.
Vaak wordt de sociale doelgroep met afstand tot de arbeidsmarkt omschreven als: iemand
die minimaal drie maanden werkloos (in sommige gemeenten nul tot één maand, in andere
weer minimaal zes maanden) werkzoekend is en als werkzoekende staat ingeschreven bij
een instantie zoals het UWV Werkplein of vergelijkbaar. De werkzoekende heeft al dan niet
een uitkering van Sociale Dienst of UWV (meestal een WWB- of WW-uitkering), is voortijdig
schoolverlater, of valt onder de WSW, WGA/WIA/WAO, Wajong of NUG. Voor de doelgroep
met arbeidsbeperking, Wajong- of SW-indicatie geldt de eis van 3 maanden werkzoekend
zijn niet. Aansluitend op hedendaagse tekorten op het gebied van MBO-stageplekken (vooral
niveau 1-2) behoren scholieren op zogenoemde BBL- en soms ook BOL-plekken ook tot de
doelgroep.
In bijlage 5.1 wordt een overzicht gegeven van veel gebruikte afkortingen bij Social Return
doelgroep bepalingen.
1.4 - Toepassingsvormen Social Return
Eisen en gunningscriteria bepalen tijdens een aanbestedingsprocedure of, en welke
aanbieding voor gunning in aanmerking komt. Krachtens de Europese Richtlijnen,
Aanbestedingswet en Gids Proportionaliteit kan Social Return worden toepast als:
1. Bijzondere uitvoeringsvoorwaarde c.q. contractseis, of als:
2. Gunningscriterium waarop door middel van EMVI-methode1 gewaardeerd kan
worden.
De contractseis is de meest toegepaste vorm. Beide worden hieronder nader toegelicht:
Social Return als bijzondere uitvoeringsvoorwaarde c.q. contracteis
De meest voorkomende vorm van deze optie houdt in dat de opdrachtnemer 5% van de
opdrachtwaarde moet inzetten voor sociale doelgroepen met een afstand tot de
arbeidsmarkt. Een ander percentage kan ook, mits proportioneel en afhankelijk van de
hoeveelheid arbeid ten opzichte van kapitaal/materiaal dat ingezet wordt op een opdracht.
Vaak wordt bij het bepalen van het percentage een 30/70 regel aangehouden, inhoudende
dat bij opdrachten met minder dan 30% arbeid (en meer dan 70% materieel/materiaal
kosten) 2% Social Return van de opdrachtwaarde proportioneel wordt geacht. In alle
gevallen stelt de opdrachtgever de randvoorwaarden binnen de aanbesteding.
1
Economisch Meest Voordelige Inschrijving (EMVI) betekent dat inschrijvingen worden geselecteerd op basis van
een combinatie van prijs en kwaliteit.
9
De invulling van Social Return kan breder getrokken worden dan de opdracht en hoeft niet
direct te worden uitgevoerd op de opdracht.
Door Social Return toe te passen als bijzondere uitvoeringsvoorwaarde kan zij ook elders
binnen de organisatie van de opdrachtnemer worden toegepast of (gedeeltelijk) worden
overgedragen aan onderaannemers. Wel moet de opgave worden uitgevoerd binnen de
contracttermijn, inclusief eventuele onderhoudstermijn. De opdrachtnemer gaat bij
inschrijving akkoord met de bijzondere uitvoeringsvoorwaarden. De concrete inzet wordt na
gunning binnen de kaders van de aanbesteding tussen partijen vastgesteld. Deze aanpak
zorgt ervoor dat afspraken dynamisch blijven en partijen kunnen inspelen op ontwikkelingen
gedurende de looptijd van het contract.
Afwegingen
Bij deze methode kan de doelgroep breed worden ingezet. Dit is niet alleen beperkt tot het
plaatsen van mensen maar biedt ook mogelijkheden om te werken aan competenties
middels opleiding, training, stage- of meelooptrajecten, etcetera. Dat kan binnen de
organisatie van de opdrachtnemer maar ook elders in de keten. Er kunnen koppelingen
worden gelegd met andere (regionale) organisaties of specifieke doelgroepen. De
opdrachtnemer heeft mogelijkheden om zijn eigen (duurzame) invulling van Social Return in
te brengen.
Social Return als gunningscriterium
Deze vorm is aan strikte voorwaarden gebonden omdat een gunningscriterium voldoende
verband moet houden met het voorwerp van de opdracht. De invulling is beperkt tot de
opdracht zelf waarbij er sprake moet zijn van passende werkzaamheden (laagdrempelig
werk) voor de doelgroep.
Als Social Return als gunningscriterium wordt ingezet, wordt in de aanbesteding een plan
van aanpak van de opdrachtnemer gevraagd. Het plan van aanpak wordt beoordeeld:
 Kwalitatief: de wijze waarop de doelstellingen voor Social Return worden ingevuld;
 Kwantitatief: op de te realiseren hoeveelheid Social Return.
Het hanteren van Social Return als gunningscriterium kan goed worden toegepast bij
opdrachten met een hoge arbeidscomponent, wanneer de markt ervaring heeft met Social
Return en Social Return als wederzijdse kans wordt gezien. In andere gevallen leidt deze
vorm nogal eens tot irreëel hoge inschrijvingen.
Afwegingen
Door het ontbreken van kennis over Social Return is het voor opdrachtnemers vaak moeilijk
om tot een kwalitatief hoogwaardig plan van aanpak te komen. Hierdoor blijkt het in de
praktijk lastig om Social Return op deze manier vorm te geven. Belangrijk risico bij het
hanteren van Social Return als gunningscriterium, waarbij op hoogte van bijdrage kan
worden gescoord, is dat opdrachtnemers geneigd zijn om strategisch (irreëel hoog) in te
schrijven. Door de kwaliteit van het plan van aanpak hoger te laten scoren dan de hoogte
10
van het percentage Social Return dat wordt gerealiseerd, kan dit in elk geval ten dele
worden voorkomen.
De Prestatieladder Social Return
PSO (Prestatieladder Socialer Ondernemen) is een certificeringmethode voor bedrijven met
betrekking tot hun inzet binnen Social Return ten aanzien van mensen met een grote(re)
afstand tot de arbeidsmarkt. Het doel van dergelijke prestatieladders is om de inspanningen
van het bedrijfsleven meetbaar te maken. Daarnaast geeft een dergelijk prestatieinstrument beloning voor huidige activiteiten en de mogelijkheid voor bedrijven zich te
onderscheiden.
Voordelen:
- Beantwoorden van behoefte naar uniformiteit binnen Social Return
- Belonen van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
- Instrument om doelgroepen te prioriteren
Nadelen:
- Kostenverhoging voor deelname aan PSO
- Verlies controle over sociaal rendement
- Toename van bureaucratie en administratieve lastenverzwaring
- Afname van innovatie
- Relatie met de Opdracht
- Afname van integrale aanpak
Juridische knelpunten:
Het toepassen van Prestatieladders Social Return bij inkoop zal eisen stellen aan de
opdrachtnemer (in de vorm van selectie-eis) in plaats van fungeren als een bijzondere
uitvoeringsvoorwaarde (c.q. contracteis, de manier waarop Amsterdam Social Return
meeneemt). Het meenemen van Social Return als selectie-eis zou een discriminerende
werking hebben voor marktpartijen, mededinging frustreren en derhalve in strijd zijn met
(Europees) aanbestedingsregime. De Prestatieladder Social Return heeft geen directe relatie
met het voorwerp van de opdracht. Gunning op PSO zal ook hierbij strijdig zijn met het
(Europese) aanbestedingsregime.
Toepassen van de Prestatieladder Social Return kan resulteren in uitsluiting van nieuwe
marktpartijen, doordat zij ten tijde van de aanbesteding nog niet een PSO hebben kunnen
behalen of kunnen voldoen aan de maatstaven van PSO.
11
1.5 - Ontwikkeling van Social Return
Sinds gemeenten vanaf circa 2008 Social Return serieus zijn gaan inzetten om sociaal
rendement te behalen uit inkoop, is er in de toepassing en uitvoering veel veranderd. Verder
in het rapport wordt duidelijk dat Social Return door de jaren heen ontwikkeld is van een ad
hoc ingezet instrument, zonder veel zicht op resultaat en met weinig duurzame effecten,
naar een duurzame bron van werk waarbij een duidelijke ketensamenwerking zich aftekent.
Onderstaande tijdlijn laat de ontwikkeling van Social Return bij vooruitstrevende gemeenten
op hoofdlijnen zien:
Pionieren
- Ad hoc aanpak
- Geen duurzame effecten
- Resultaten niet inzichtelijk
- Gebrek aan uniforme
toepassing
- Geen controle
2008
Optimaliseren
- Betrekken semioverheidsinstellingen
- Regionale uniformiteit
- Alternatieve invulling
- Duurzame
samenwerking
- Ketensamenwerking
2011
Organiseren
- Private sector als
samenwerkingspartner
- Verbinding zoeken
- Contractmanagement
2013
2014
Innoveren
- Toepassing op
decentralisaties
- Subsidieketen
- Strategische
samenwerking onderwijs
- Sociale inclusie meten
1.6 - Social Return 2.0
Anno 2014 wordt binnen enkele vooruitstrevende gemeenten op het gebied van Social
Return, gewerkt volgens het Social Return 2.0 principe. Social Return 2.0 staat voor een
benadering van Social Return die gericht is op het tot stand brengen van duurzame
verbindingen met het bedrijfsleven, met als doel het creëren van werkgelegenheid.
Doelstellingen van het bedrijfsleven en sociale doelstellingen van overheid worden in het
kader van overheidsinkoop bij elkaar gebracht door het instrument Social Return. Daarnaast
is Social Return 2.0 een antwoord op de huidige sociaal economische tendens en
arbeidsmarktontwikkelingen, maar ook een nieuwe stap in de dynamische groei van het
instrument. Social Return 2.0 is bedoeld om negatieve effecten van Social Return, zoals
“verdringing”, “draaideureffecten” of andere ongewenste praktijken tegen te gaan.
12
Social Return 2.0 heeft de volgende uitgangspunten:
1. Vraaggerichte aanpak, duurzame inzet en ketensamenwerking
De uitvoering van Social Return richt zich in lijn met de werkgeversbenadering op de
behoeften van opdrachtnemers en daarbij werkgevers. Door de toepassing van Social Return
2.0 ontstaat een vraaggerichte Publiek-Private samenwerking op het gebied van het creëren
van werkgelegenheid voor mensen met afstand tot de arbeidsmarkt. In deze Publiek-Private
samenwerking wordt enerzijds gestreefd naar een standaard die schaalvergroting en
duurzame investering en afspraken mogelijk maakt en anderzijds naar het blijven leveren
van maatwerk, met aansluiting op bedrijfseigen processen.
2. Versterking partnerships
Met het oog op verdere ontwikkeling van de uitvoering van Social Return, wordt ingezet om
samenwerking en partnerships tussen private partijen, brancheorganisaties, (regionale)
overheden, landelijke kenniskring(en) en expertisecentra te verstevigen. Centraal staat
hierbij de verkenning van de mogelijkheden tot aansluiting bij landelijke ontwikkelingen,
innovaties en initiatieven op het gebied van Social Return.
3. Passend bij economisch klimaat
Gezien het huidige economische klimaat, waarbij veel bedrijven in zwaar weer verkeren, de
arbeidsmarkt onder druk staat en veel mensen gedwongen werkloos worden of zich moeten
omscholen, is Social Return 2.0 een middel om anticyclisch en toekomstgericht te gaan
werken. Hierbij wordt ingezet op het creëren van duurzame en innovatieve
samenwerkingsverbanden tussen opleidingsbedrijven, bedrijven en de overheid.
4. Resultaatgericht
Door het organiseren van de ketensamenwerking, creëren van de verbinding en sturing op
resultaten, worden er landelijk grootschalige resultaten geboekt op het gebied van Social
Return. De private sector wordt gekoppeld aan de publieke sociale infrastructuur, begeleid
bij de invulling van Social Return en gemonitord op haar resultaten. Waarbij elke andere
afzonderlijke afspraak in het kader van Social Return geschroeid is op wederzijds gewin en
op grond van concrete inzet en bijhorende resultaten wordt gestuurd en gecontroleerd.
5. Flexibel en dynamisch naar de toekomst toe
Recente ontwikkelingen zoals de economische crisis, nieuwe wetgevingen (denk aan de
nieuwe Aanbestedingswet, Participatiewet en nieuwe Europese Richtlijnen), opkomend
Maatschappelijk Verantwoord en Sociaal Ondernemen en een groeiende samenwerking
tussen overheden, vereisen een continue ontwikkeling van het instrument Social Return.
Social Return 2.0 is dus een helder antwoord op recente ontwikkelingen, maar ook een
nieuwe stap in de dynamische groei van het instrument en strategisch duurzame
positionering.
13
Het Social Returnproces
Onderstaand stroomschema geeft de algemene werkwijze van Social Return weer, zoals
deze door de meeste gemeenten in Nederland grofweg wordt uitgevoerd:
1: Aanbestedingsfase
Aanbestedende
dienst
WSP, SW, UWV,
scholen
3: Invulling Social Return
Gunning
melden
Verkrijgen
rapportages
Vragen over
Social Return
Contact
invulling SR
Rapporteren
resultaten Social Return
Antwoorden
Social Return
Advies
invulling SR
Monitoring Social Return,
Contractmanagement
Contact
Team SR
Opdrachtnemer
Team Social
Return
2: Gunningsfase
Advies
aanbesteding
Plaatsing
kandidaat
14
2a - Landelijke tendens Social Return
Op basis van de resultaten van de interviews wordt de balans opgemaakt van de toepassing
van Social Return binnen de grotere gemeenten in Nederland. De algemene tendens wordt
hierin geschetst en is zodoende dus geen allesomvattende stand van zaken van Nederland.
Hierbij gaat onder andere aandacht naar de ontwikkeling van het beleid en de organisatie,
de ervaringen tijdens de uitvoering, het resultaat van Social Return de afgelopen jaren en de
veel terugkerende ontwikkelpunten en succesfactoren.
Aan de hand van aansprekende voorbeelden uit de interviews worden landelijke ‘good en
bad practices’ afgewisseld om een sterke verbinding met de praktijk te houden en zaken
concreet te houden. Themagewijs worden zowel de uitschieters als het gemiddelde als
voorbeelden aangedragen en beschreven.
Daarnaast wordt de toepassing van Social Return door overige overheden, zoals
waterschappen en provincies ook geanalyseerd.
2.1 - Beleid en organisatie
Ontwikkeling beleid
Gekeken naar de ontwikkeling van het Social Returnbeleid binnen Nederland, dan kan
worden vastgesteld dat de grote steden rond 2008 zijn begonnen te pionieren met
aanbestedingen waarbij Social Return is meegenomen. Diverse gemeenten zijn kort daarop,
vaak als gevolg van politieke signalen en initiatief, van start gegaan met een pilot Social
Return. Tijdens deze pilot en pioniersfase werd vaak geëxperimenteerd met de
toepassingsvormen van Social Return, zoals bijvoorbeeld met de hoogtes van de
drempelbedragen, percentages Social Returnverplichting, aantal plekken en alternatieven
zoals aandragen van goede ideeën.
In de jaren 2010 – 2012 is bij veel gemeenten Social Return formeel onderdeel geworden
van het inkoopbeleid, als gevolg van een raadsbesluit. Wat opvalt is dat de ontwikkeling van
het Social Returnbeleid, werkwijze en toepassingsvormen in geen geval stil staat. Binnen
veel gemeenten lopen op dit moment evaluaties waarbij de eerste twee tot drie jaren Social
Return worden geëvalueerd. Naar aanleiding van een evaluatie wordt het beleid en/of de
werkwijze dan aangepast zoals bijvoorbeeld toepassingsvormen en/of verbreding van de
Social Returndoelgroep, anticiperend op behoeften en/of verandering van wetgeving.
Momenteel ligt Social Return bij alle onderzochte gemeenten verankerd in het inkoopbeleid.
Elke gemeente heeft inmiddels ook duidelijke beleidskaders opgesteld als het gaat om de
uitvoering van Social Return. Tussen de verschillende gemeenten zijn zowel overeenkomsten
als verschillen te zien in de Social Return uitvoering, werkwijze en kaders, ondermeer binnen
de volgende thema’s: doelstellingen, drempelbedragen, toepassingsvormen,
afrekenmethodiek en organisatie.
15
Doelstellingen
Doelstellingen geformuleerd door gemeenten in het kader van Social Return kunnen worden
onderverdeeld in kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen.
Social Return wordt door alle gemeenten in het algemeen toegepast om de
arbeidsmarktparticipatie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te vergroten.
Genoemde kwalitatieve doelen zijn verder:
 Duurzame effecten van uitstroom uit de uitkering van kandidaten realiseren
 Werk genereren voor moeilijk plaatbare doelgroepen zoals Wajong en SW doelgroep
 Aangaan van publiek-private samenwerkingsverbanden op het gebied van het
creëren van werkgelegenheid.
Opvallend weinig van de onderzochte gemeenten hebben meetbare targets voor Social
Return gesteld. Gemeente Breda geeft een verklaring waarom zij niet kiezen voor een
kwantificeerbare doelstelling: “Een creatieve invulling van Social Return kijkt verder dan sec
arbeidsplaatsen. Het stellen van targets is daarom niet altijd wenselijk.” Met het tellen van
alleen plaatsingen wordt voorbij gegaan aan een wenselijk brede investering in de doelgroep
en dus de mogelijkheid van het bieden van bijvoorbeeld trainingen en opleidingen in het
kader van Social Return.
De targets die worden gesteld vallen uiteen in het aantal aanbestedingen waarop Social
Return wordt toegepast, en het aantal plaatsingen gegenereerd met inzet van Social Return.
De gemeenten Haarlem, Hoorn, Rotterdam, Breda en ’s-Hertogenbosch hebben als doel om
in 2014 op alle aanbestedingen die binnen de beleidskaders vallen Social Return toe te
passen. Targets geformuleerd op basis van aantal plaatsingen komen in verhouding redelijk
overeen, illustrerend: Gemeente Utrecht, inkoopvolume van 500 miljoen euro: 500
plaatsingen; Gemeente Leeuwarden, inkoopvolume van 140 miljoen euro: 125 plaatsingen.
Daarnaast is er een aantal gemeenten dat targets heeft geformuleerd specifiek gericht op de
plaatsing een bepaalde doelgroep.
Drempelbedragen
De drempelbedragen, het minimale bedrag waaraan een aanbesteding moet voldoen
voordat Social Return verplicht wordt toegepast, laten veel verschillen door het land zien. Zo
past de gemeente Groningen Social Return toe bij aanbestedingen in de ‘Werken’-sfeer
vanaf 1 miljoen euro en bij ‘Diensten’ vanaf 500.000 euro, en wordt in Haarlem Social Return
al toegepast bij ‘Leveringen’ en ‘Diensten’ vanaf 100.000 euro en bij ‘Werken’ vanaf 200.000
euro. Gemeente Hoorn heeft geen ondergrens, daar wordt Social Return op alle
aanbestedingen toegepast, mits haalbaar en proportioneel. Gemiddeld genomen houden
gemeenten de Europese aanbestedingsgrens van Diensten aan, en wordt in 2014 Social
Return bij zowel ‘Leveringen’, ‘Diensten’ en ‘Werken’ toegepast bij aanbestedingen boven
de 193.000 euro. De Rijksoverheid heeft in haar beleid een drempelbedrag van 200.000
aangehouden, echter niet van de opdrachtwaarde maar van de loonwaarde. Vanuit de
opdrachtgever is de loonwaarde echter lastig vast te stellen doordat er geen tot weinig
inzage is in deze informatie.
16
Toepassingsvormen
In het eerste hoofdstuk zijn beide toepassingsvormen Social Return in aanbestedingen,
namelijk als contracteis en als gunningscriterium, toegelicht. In de praktijk blijkt dat Social
Return als contracteis verreweg het meeste wordt toegepast. Gemeenten kiezen hiervoor
omdat deze optie zich niet alleen beperkt tot het plaatsen van mensen, maar ook
mogelijkheden biedt om te werken aan competenties middels opleiding, training, stage- of
meelooptrajecten. Voorheen werden vaak ook absolute aantallen werkplekken geëist, maar
dit sloot niet aan op de economische tendens, veroorzaakte verdringing op de arbeidsmarkt
en was vaak buitenproportioneel. Ook is er geëxperimenteerd met het eisen van een
‘verzoek tot goede ideeën’ door middel van een plan van aanpak. Door onbekendheid van
de markt, voorkomende ongelijkheid in aanbod en moeilijke controleerbaarheid is men van
deze methodiek afgestapt.
Het percentage Social Returnverplichting is door het grootste deel van de ondervraagde
gemeenten vastgesteld op 5% van de aanneemsom. Afwijkingen hierop zijn ook gezien, zo
heeft Gemeente Rotterdam aanbestedingen met 50% Social Return gehad en wordt in
bijvoorbeeld Gemeente Amsterdam en Gemeente Venlo in sommige gevallen gekozen voor
2% Social Returnverplichting, wanneer het om een grote opdrachtwaarde gaat.
Een duidelijke trend die zich aftekent is dat diverse gemeenten aan het experimenteren zijn
om Social Return in aanbestedingen mee te nemen als gunningscriterium. Vanuit de markt
kregen gemeenten signalen dat opdrachtnemers meer Social Return kunnen bieden dan
door gemeenten werd gevraagd. Dus door Social Return in de toekomst ook als
gunningscriterium mee te nemen, waarbij opdrachtnemers zelf aangeven hoeveel procent
Social Return ze gaan inzetten, kan het resultaat omhoog. Hierbij moet worden opgemerkt
dat de inschrijving wel reëel moet zijn, een goede controle is hierbij een belangrijk
hulpmiddel, met de mogelijkheid om te sanctioneren bij onderrealisatie.
17
Afrekenmethodiek
De afrekenmethodiek, die bepaalt hoe de kosten voor de inzet van Social Return worden
afgerekend, laat een tweedeling binnen Nederland zien. De meeste gemeenten kiezen er
voor om opdrachtnemers de werkelijke kosten te laten opvoeren. Hieronder vallen de bruto
loonkosten en opleiding- en begeleidingskosten.
Onder andere de gemeenten Leeuwarden, Assen, Almere, Amersfoort, Hoorn en Zaanstad
kiezen voor de bouwblokkenmethode als afrekenmethodiek.
Bij de bouwblokkenmethode wordt de inzet op Social Return gewaardeerd op basis van de afstand
tot de arbeidsmarkt die de kandidaat heeft in combinatie met de inspanning die de werkgever
moet leveren om de kandidaat naar werk te begeleiden.
Ter illustratie de waarden die Gemeente Amersfoort in het kader van bouwblokken toekent:
Soort en eventueel duur van de
uitkering
< 2 jaar in WWB
> 2 jaar in WWB
< 1 jaar in WW
> 1 jaar in WW
WIA / WAO
Wajong
55+
Beroepsbegeleidend (BBL) traject
Beroepsopleidend (BOL) traject
WSW (detachering, diensten)
Maatschappelijke activiteit
Inspanningswaarde Social Return (op basis van een
jaarcontract fulltime)
€ 30.000
€ 40.000
€ 10.000
€ 15.000
€ 30.000
€ 35.000
€ 5.000,= extra op bovenstaande bedragen
€ 20.000
€ 10.000
Betaalde rekeningen aan SW-bedrijf
P.M. (indicatie € 100 per besteed uur)
Voordeel is dat de verantwoording met de bouwblokkenmethode eenvoudiger is omdat de
inzet van de leverancier wordt gestandaardiseerd. Ook waarderen veel werkgevers dat ze
transparant vooraf kunnen zien welke inspanningen mogelijk zijn.
Kanttekening bij de bouwblokkenmethode is dat daadwerkelijke inzet en investering niet
inzichtelijk worden en derhalve niet worden beloond. Daarmee blijft stimulatie tot extra
inzet ook uit.
Organisatie
Bij de meeste ondervraagde gemeenten is voor de organisatie van Social Return een
(project)team geformeerd. Een team houdt zich bezig met de uitvoering van Social Return
en is daarnaast bezig met het doorontwikkelen van het beleid. Vaak bestaat een team uit
een coördinator, backoffice medewerker(s), medewerker(s) van de vakafdeling, een inkoper
en accountmanagers van het werkgeversservicepunt,.
Het aantal fte dat wordt vrijgemaakt voor de organisatie van Social Return ligt bij de meeste
gemeenten dicht bij elkaar: tussen de 1 en 3 fte.
18
2.2 - Werkwijze en uitvoering
In dit hoofdstuk gaan we in op de daadwerkelijke uitvoering in de praktijk van Social Return:
werkprocessen, afspraken tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers, controle, monitoring
en borging van resultaat, belegging van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden en
ervaringen in de uitvoering van Social Return van zowel opdrachtgevers en opdrachtnemers.
Een belangrijk onderdeel van dit rapport is de ervaring in de uitvoering van Social Return van
zowel opdrachtgevers en opdrachtnemers. Positieve en negatieve ervaringen,
succesfactoren, kansen en uitdagingen worden hier meegenomen.
Faciliteren inkoopadvies
De landelijke tendens is dat de Social Returnverantwoordelijken, de mensen die zich met de
dagelijkse uitvoer van Social Return bezighouden, steeds vaker eerder betrokken worden in
het proces van de aanbesteding door middel van inkoopadvisering op het gebied van Social
Return (fase 1 van het stroomschema) worden betrokken. Daar waar voorheen inkopers op
basis van gevoel en deels op basis van de beleidskaders Social Return wel of niet in de
aanbesteding meenamen, worden de Social Returnverantwoordelijken tegenwoordig steeds
meer voorafgaand aan de aanbestedingen betrokken. Veel gemeenten streven ernaar om
maatwerk te leveren op het gebied van Social Return. Er wordt erkend dat niet iedere
aanbesteding zich leent voor een standaard toepassing (bijvoorbeeld van 5% van de
aanneemsom), dat sommige aanbestedingen meer of juist minder potentie hebben en om
een andere vorm vragen. Hiermee voorkomen opdrachtgevers dat aanbestedingen
buitenproportioneel zijn of de markt frustreren.
Praktisch krijgt dit in veel gevallen vorm doordat de Social Returnverantwoordelijke
aanschuift bij het inkoopoverleg of de vakinhoudelijke groep, zoals bijvoorbeeld in de
gemeenten Groningen, Utrecht, Amsterdam, Haarlem, Den Haag en Rotterdam gebeurt.
Zodoende wordt aan het begin van de aanbesteding geadviseerd over hoe Social Return het
beste kan worden meegenomen. Zaken met betrekking tot bijvoorbeeld de toepassingsvorm
(contractseis of gunningscriterium) en het percentage Social Returnverplichting worden
hierin gezamenlijk vastgesteld.
Enkele gemeenten geven aan dat de invloed van de Social Returnverantwoordelijken op het
aanbestedingsproces nog wel geïntensiveerd mag worden. Zowel binnen het aantal
contactmomenten met inkoop als het daadwerkelijk uitvoeren van het uitgebrachte advies
liggen ruimtes voor ontwikkeling.
Faciliteren opdrachtnemer en aanpak
Eén van de belangrijkste taken van de Social Returnverantwoordelijken is het adviseren en
faciliteren van opdrachtnemers met hun Social Returnverplichting. Alle respondenten geven
aan hier actief mee bezig te zijn en willen opdrachtnemers zo vroeg en volledig mogelijk
faciliteren en hun diensten aanbieden. Als voorbeeld: Gemeente Zaanstad organiseert
iedere maand een informatiebijeenkomst over Social Return voor nieuwe opdrachtnemers
waar de mogelijkheden binnen Social Return worden uitgelegd. Amsterdam investeert in 1
op 1 overleg met elke nieuwe leverancier, waarna deze gekoppeld wordt met een vast
aanspreekpunt van de doelgroepen.
19
Het initiatief en vooral de verantwoordelijkheid om tot realisatie van de Social Return
afspraken te komen ligt wel altijd bij de opdrachtnemer. Over het algemeen wordt deze
geacht binnen twee weken na gunning contact op te nemen met de Social
Returnverantwoordelijken om een plan en prestatieafspraken te maken voor de invulling
van Social Return.
Zonder uitzondering geven alle gesproken gemeenten aan een vraaggerichte aanpak te
hanteren. Dat betekent dat tijdens het advies wordt uitgegaan van de wens van de
opdrachtnemer c.q. werkgever over de invulling van Social Return, zonder dat er gestuurd
wordt op een doelgroep. Gemeente Groningen legt uit waarom: “Door te kiezen voor een
vraaggerichte aanpak wordt Social Return voor opdrachtnemers zo aantrekkelijk mogelijk
gemaakt. Omdat we maatwerk kunnen leveren kunnen ze zelf kiezen waar ze het meest bij
gebaat zijn.” Gemeenten neigen er in sommige gevallen wel naar een bepaalde doelgroep
interessanter te maken door bijvoorbeeld positieve ervaringen te delen.
Monitoring en borging resultaat
In de derde fase van het Social Returnproces, waarbij daadwerkelijk door de
opdrachtnemers aan invulling van de verplichting wordt gedaan, ligt er voor opdrachtgevers
de verantwoordelijkheid om de invulling te monitoren en zo resultaat te borgen. Hier blijken
de meeste gemeenten moeite te ondervinden. Een aantal voorbeelden:

Binnen een gemeente was tot voor kort geen backoffice, en resultaten werden
daardoor niet gemeten, waardoor niet inzichtelijk was hoeveel Social Retun heeft
opgeleverd en welke kansen er mogelijk werden gemist. Inmiddels wordt Social
Return daar gemonitord en zijn behaalde resultaten inzichtelijk.

Een aantal gemeenten heeft zijn inkoop decentraal geregeld. Dat maakt dat
informatie over aanbestedingen niet centraal verloopt en dat bij het gebrek aan een
aanbestedingsoverzicht de monitoring van Social Return ook ad hoc gebeurt. De
Social Returnverantwoordelijke heeft zodoende geen zicht op alle aanbestedingen
en zo kan het voorkomen dat Social Return niet volledig wordt benut en/of ingevuld.

De meeste gemeenten vragen een periodieke Social Returnrapportage van haar
opdrachtnemers, waarbij in veel gevallen ieder kwartaal een spreadsheet moet
worden ingevuld met gegevens van geplaatste kandidaten en van de plaatsing (soort
werkplek, duur, aantal uur, etc). Deze rapportages worden vervolgens gecontroleerd
op basis van verstrekte kandidaatgegevens en/of in Suwinet, een webtoepassing die
overheidsorganisaties de mogelijkheid biedt om gegevens van burgers, die bij
andere overheidsorganisaties of basisregistraties zijn opgeslagen, te raadplegen. Het
blijkt echter dat bij veel gemeenten er onvoldoende consistentie (o.a. vanwege
onvoldoende capaciteit) zit in de periodieke rapportering. De rapportagevraag wordt
onvoldoende uitgezet, waardoor opdrachtnemers soms wegkomen zonder
verantwoording af te leggen. Dit verklaart ook waarom veel gemeenten maar
minimaal zicht hebben op het resultaat van Social Return.
20
Diverse ondervraagde gemeenten houden een Excelbestand bij waarin alle lopende
aanbestedingen met een Social Returnverplichting worden weergegeven. De praktijk
leert dat dit bestand echter te kwetsbaar is voor menselijke fouten en dat het veel
tijd en energie kost om het bestand schoon, up to date en veilig te houden.
Een aantal gemeenten, zoals Rotterdam, Amersfoort en ’s-Hertogenbosch maken gebruik
van webbased Social Return contract management software (SIRO en WIZZR), waar Social
Returncontracten in worden bijgehouden. Opdrachtnemers kunnen hiermee online
verantwoording afleggen en opgevoerde kandidaten rapporteren, waarna ze een overzicht
krijgen met de status van hun Social Returnverplichting.
Samenwerkingsverbanden
In de uitvoering van Social Return wordt door gemeenten met een groot aantal organisaties
samengewerkt. Deze samenwerking wordt met name gezocht in het kader van opleiden,
begeleiden en plaatsen van kandidaten. Social Return werkt hierin als bindmiddel:
gemeenten krijgen vanuit deze organisaties geschikte kandidaten aangeleverd en deze
organisaties krijgen de kans om mensen te plaatsen.
Veelvoorkomende samenwerkingsverbanden zijn te vinden tussen gemeenten en SWbedrijven (vaak het gemeentelijke SW-bedrijf), onderwijsinstellingen, opleidingsbedrijven,
leerwerkbedrijven en sociale firma’s.
Wat opvalt is dat gemeenten sterk gericht zijn op de eigen SW-bedrijven en reintegratiebedrijven. Binnen het beleid van veel gemeenten is afgesproken dat er alleen met
eigen organisaties wordt samengewerkt, omdat men mogelijke bijkomende kosten wil
vermijden en schadelastbeperking binnen eigen grenzen wil bereiken. De ervaring met deze
bedrijven is bij praktisch alle respondenten positief. Wel blijkt dat er niet altijd aan de
kwantitatieve en kwalitatieve vraag van de opdrachtnemer kan worden voldaan en dat
lokale SW-bedrijven wat betreft hun eigen organisatie een verbeteringsslag kunnen maken.
Ook de samenwerking met opleidingsbedrijven als GOA Infra en Infra Werkt verloopt bij de
ondervraagde gemeenten soepel. Gemeenten geven aan dat het altijd om de norm van de
opdrachtnemers gaat, deze bepaalt of kandidaten vanuit een re-integratiebedrijf of SWbedrijf worden geplaatst.
21
Opdrachtnemer
Steeds meer opdrachtnemers krijgen en hebben ervaringen met het instrument Social
Return. Ervaringen vanuit de opdrachtnemerszijde variëren per branche en aanbestedende
dienst c.q. opdrachtgever.
Binnen de bouwbranche wordt het voldoen aan Social Return ervaren als ‘iets extra’s’, na te
komen gedurende de uitvoering van de opdracht. In de bouw wordt een gestructureerde
invulling van Social Return echter gezien als een investering die kan aansluiten op reguliere
werving en selectie van toekomstig personeel. Ook kan deze aansluiten op de
opleidingsbehoefte en het klaarstomen van personeel dat nodig is in de toekomst, als gevolg
van vergrijzing. Twee uitspraken van ondernemers die de kansen van Social Return
onderstrepen: “Social Return kan worden gezien als een tool om jezelf te onderscheiden van
de markt tijdens aanbestedingsprocedures” en: “Social Return zorgt voor vers bloed, een
nieuwe aanwas. Omdat je verplicht wordt nieuwe mensen aan te nemen is dit gelijk een
mooie kans om talentvolle jongeren aan te nemen.”
Ook in de facilitaire markt (schoonmaak, catering en beveiliging) wordt inzet van Social
Return gezien als een investering in nieuw personeel. Door middel van het verstrekken van
opleidingstrajecten aan sociale doelgroepen, kunnen mensen na het succesvol doorlopen
van trajecten productief in worden gezet binnen de bedrijfsvoering.
Overige sectoren ervaren met name dat Social Return een invulling en verdieping kan zijn
van hun Maatschappelijk Verantwoord Ondernemenbeleid (MVO) en zetten Social Return in
als marketinginstrument. Ervaring met het werken en/of opleiden van sociale doelgroepen
varieert per doelgroep en situatie. Over het algemeen wordt het geven van kansen aan een
sociale doelgroep als positief ervaren en wordt dit als meerwaarde bij ondernemen gezien.
Gebrek aan motivatie vanuit de doelgroep wordt daarentegen als zeer storend ervaren, deze
negatieve ervaringen doen afbreuk aan het vertrouwen van de private markt in de inzet van
Social Return. Buitenproportionele sociale eisen die niet passen in de huidige
arbeidsmarktstructuur, die bijvoorbeeld arbeidsverdringing in de hand werken, worden
binnen de gehele private markt als onwenselijk en ondoordacht ervaren.
Verder vinden opdrachtnemers het belangrijk dat kandidaten op een juiste manier worden
toegeleid naar werk en dat het geld in het kader van Social Return op de juiste manier wordt
besteed. Er zijn in het verleden voorbeelden aan te wijzen waarbij uitzendbureaus onnodig
veel geld in eigen zak staken voor het plaatsen van tijdelijk en ongeschikt personeel.
Een laatste punt van aandacht is de behoefte aan goede informatievoorziening en
communicatie rondom Social Return. Zowel vooraf, vooral in het geval van een eerste
ervaring met Social Return, wanneer de mogelijkheden en onmogelijkheden van Social
Return worden toegelicht; als tijdens, waarbij de voortgang van het contract wordt
gecontroleerd; als achteraf, wanneer er een eindevaluatie Social Return plaatsvindt, is
duidelijke communicatie van groot belang.
22
Ervaringen in de uitvoering
Zonder uitzondering noemen alle respondenten Social Return een succesvol instrument voor
het stimuleren van werkgelegenheid voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
Gekeken naar de gedeelde ervaringen van opdrachtgevers met de uitvoering van Social
Return, dan zijn onderstaande thema’s vaak gehoord:
Draagvlak en acceptatie bereikt
Nu Social Return op landelijke schaal inmiddels vijf jaar wordt toegepast, lijkt de acceptatie
van het instrument nagenoeg overal (althans bij gemeenten) bereikt te zijn. Binnen alle
geïnterviewde gemeenten ligt de toepassing van Social Return vast, waardoor geen discussie
meer gaande is of Social Return moet worden toegepast. Ook het merendeel van de
leveranciers heeft inmiddels één of meerdere keren Social Return in hun eigen organisatie
moeten implementeren. De vraag hoe Social Return moet worden toegepast en ingevuld
leeft bij veel meer gemeenten, om zo ook ongewenste effecten als kostprijsverhogende
effecten en arbeidsverdringing te voorkomen en dus duurzame relaties te kunnen
opbouwen met leveranciers.
Social Return organiseren is complex en vergt veel tijd
Een aantal gemeenten geeft aan dat het goed organiseren van Social Return binnen de
organisatie een complexe aangelegenheid is, vooral vanwege de noodzaak om tot maatwerk
te komen. Daardoor kost het veel tijd en energie. Er gaat in de beginfase veel tijd zitten in
het schrijven van beleidskaders, het opzetten van een gedegen adviesapparaat, het vergaren
van kennis, het optuigen van de organisatie en het meekrijgen van de eigen achterban.
Inkopers overtuigen van de maatschappelijke waarde die Social Return heeft, is binnen veel
gemeenten een grote opgave geweest. Naast de beginfase kost de dagelijkse uitvoering van
Social Return ook veel tijd.
Door ondercapaciteit gaat dit in een gemeente ten koste van de relatie met de
opdrachtnemer c.q. werkgever: “Doordat we te weinig contact hebben met opdrachtnemers
wordt de relatie niet altijd even goed onderhouden. Na een succesvol Social Returnproject
vindt door onderbezetting geen standaard terugkoppelmoment plaats.”
Moeizame matching
Door veel gemeenten wordt de matching van kandidaten als een onmisbare schakel in het
Social Returnproces gezien. Hoewel de urgentie hiervan bekend is, blijkt in de praktijk dat
veel gemeenten moeite ondervinden om de matching succesvol te organiseren. Een aantal
gemeenten ziet hierin voor ontwikkeling. Deze gemeenten maken duidelijk dat het binnen
de matching van een Social Returnvacature en kandidaat belangrijk is dat geschikte
kandidaten direct klaar staan wanneer een vacature beschikbaar komt. Dus wanneer een
opdrachtnemer morgen een schilder nodig heeft, dan dient er ook de volgende dag iemand
te staan met de basisvaardigheden van een schilder of die in het kader van Social Return
weet te verkrijgen door middel van scholing.
Het zicht op de kaartenbak van de gemeenten blijkt bij meerdere werkgeversservicepunten
onvoldoende te zijn. Consulenten in meerdere regio's zijn niet altijd in staat om de juiste
23
kandidaat te leveren. De Social Returnverantwoordelijken stellen dat het soms
onwaarschijnlijk lijkt dat in de bakken van de gemeente, van soms duizenden kandidaten,
niet de juiste persoon te vinden is. Ondercapaciteit bij het werkgeversservicepunt, een niet
transparante werkwijze en dienstverlening en een slechte organisatie worden als redenen
genoemd.
Gebrek aan uniformiteit
Door een gebrek aan een uniforme toepassing van Social Return worden opdrachtnemers
geconfronteerd met uiteenlopende uitvoeringsregels en administratieve lastenverzwaring.
Waar in de ene gemeente een maandelijkse rapportage via een webapplicatie wordt
gevraagd, wordt in de gemeente ernaast gewerkt met een kwartaalrapportage via een
spreadsheet. Ook het doorplaatsen van kandidaten is soms onmogelijk omdat gemeenten er
verschillende definities van de doelgroep op nahouden. Gemeenten maken Social Return op
zo'n manier onnodig lastig voor opdrachtnemers. Daarom wordt binnen diverse regio's in
Nederland gezocht naar samenwerking tussen gemeenten. Onder andere gemeenten
Leeuwarden, Amersfoort, Amsterdam en 's-Hertogenbosch proberen in hun eigen regio het
voortouw te nemen en andere gemeenten uit te nodigen tot samenwerking, om op die
manier uniformiteit te creëren.
PR en Communicatie
Gekeken naar de PR en communicatie rond Social Return dan erkennen diverse gemeenten
dat er veel ruimte voor ontwikkeling is. Binnen een aantal gemeenten is merkbaar dat
opdrachtnemers nog onvoldoende op de hoogte zijn van de mogelijkheden binnen Social
Return en dat daardoor het potentieel hierdoor nog niet volledig is bereikt. Zo blijkt er onder
sommige opdrachtnemers nog onduidelijkheid te bestaan over de wijze waarop de Social
Return kan worden ingevuld en waar de mogelijkheden liggen. Een eenduidige en heldere
communicatie biedt uitkomst. Daarnaast ontbreekt bij veel gemeenten informatie over de
behaalde successen met Social Return, zoals resultaten en good practices.
De aanpak van Social Return 2.0, waarover in het eerste hoofdstuk is gesproken, mag binnen
meer gemeenten en opdrachtnemers gehanteerd en conform gecommuniceerd worden, zo
vindt Gemeente Breda.
Los van de kennis bij opdrachtnemers over Social Return, bestaat er ook een tendens dat
gemeenten gedurende de uitvoering van de opdracht meer contact met opdrachtnemers
zouden moeten houden. Een goede relatie met opdrachtnemers, zo wordt beargumenteerd,
zorgt er voor dat ook buiten de Social Returnverplichting een Publiek-Private samenwerking
ontstaat.
Maar ook intern binnen de aanbestedende organisaties kan op het gebied van
communicatie een verbetering worden gerealiseerd. Zo blijkt de afstemming en
communicatie met bijvoorbeeld de afdeling inkoop binnen veel gemeenten niet altijd
optimaal. Gemeente Groningen ligt dit toe: "Door elkaar op te zoeken en te informeren over
de dagelijkse gang van zaken ontstaat wederzijds begrip voor elkaars problemen." Waarmee
gedoeld wordt op het samenbrengen van Social Returnverantwoordelijken en inkopers op
24
operationeel niveau en om zo successen en uitdagingen te delen. Meerdere gemeenten
onderstrepen dat behaalde successen met Social Return door de hele gemeentelijke
organisatie moeten worden blijven uitgedragen, om maatschappelijke betrokkenheid te
creëren en daarmee het succes van Social Return te vergroten.
Duurzame plekken realiseren
Het draaideureffect, waarbij kandidaten voor een korte duur op een opdracht worden
geplaatst en dus maar zeer tijdelijk uit de werkloosheid worden gehaald, is een veel
besproken onderwerp binnen gemeenten. Gezocht wordt naar mogelijkheden om
kandidaten duurzaam te plaatsen, zodat ze niet maar voor enkele weken ergens aan de slag
kunnen. Het opzetten van een werkpool wordt door enkele gemeenten aangedragen als
oplossing.
Succesfactoren
Bovenstaande ervaringen geven de algemene tendens weer van de ervaringen van
gemeenten in de uitvoering van Social Return. Naast het draagvlak dat is bereikt, gaan er in
de uitvoering steeds meer zaken goed. De rol van de politiek, de eigen achterban en die van
de opdrachtnemer zijn meermaals genoemd als succesfactoren.
Rol politiek
De toepassing van Social Return binnen een gemeente komt voort uit een raadsbesluit.
Daarvoor is het in veel gevallen de wethouder van sociale zaken die opdracht geeft voor het
uitvoeren van een pilot ter verkenning van de mogelijkheden van Social Return. Nu Social
Return binnen veel organisaties standaard is ingebed, wordt er door de politiek vaak
draagvlak voor Social Return gecreëerd. Het mes snijdt aan twee kanten natuurlijk, wanneer
zij steun geven aan Social Return waardoor het resultaat omhoog gaat, worden er meer
kandidaten geplaatst en stijgt de werkgelegenheid en groeit de sociaal-economische waarde
van de regio. Hierdoor kan men goede sier maken met Social Return en successen
communiceren.
Geen van de geïnterviewde gemeenten zegt hinder te ondervinden van de politiek in de
uitvoering van Social Return. Een enkele gemeente heeft een lichte voorkeur voor een
bepaalde doelgroep wanneer het gaat om plaatsing van kandidaten. Belangrijker is echter
dat een kandidaat duurzaam wordt geplaatst, waarmee de achtergrond van de kandidaat
weer van ondergeschikt belang is.
Rol achterban
Bij beginnende uitvoering van Social Return speelt het meekrijgen van de achterban, waarbij
afdeling inkoop en collega’s van sociale zaken worden bedoeld, een grote rol in het succes.
Een achterban die niet 'mee wil' bevordert de resultaten van Social Return niet, zo blijkt uit
de gesprekken. Verspreid door het land worden verschillende initiatieven georganiseerd om
de achterban te informeren en enthousiasmeren. Middels interne communicatie wordt de
achterban geïnformeerd en worden behaalde successen gedeeld. Door elkaar op te zoeken
wordt wederzijds begrip gecreëerd. Organisaties die verder zijn in de uitrol van Social
Return, hebben over het algemeen een achterban die meer meewerkt en ervoor zorgt dat
25
Social Return op de juiste manier wordt meegenomen in de bestekken. Ook voor de invulling
is achterban belangrijk om resultaat te bereiken. Zo dient de follow-up juist georganiseerd te
zijn. Eerder is gebleken dat bij de matching van kandidaten voor veel gemeenten nog een
inhaalslag valt te maken.
Rol opdrachtnemer
“Als de opdrachtnemer de juiste instelling heeft en positief ten opzichte van Social Return
staat, dan is Social Return een succes.“ Met deze uitspraak laat Gemeente Rotterdam de rol
van de opdrachtnemer in het succes van de uitvoering zien. Omdat de verantwoordelijkheid
en het initiatief bij de opdrachtnemer ligt, valt of staat een succesvolle invulling van Social
Return met zijn inzet. Hoewel duidelijk zichtbaar is dat Maatschappelijk Verantwoord
Ondernemen steeds meer gemeengoed wordt en steeds meer ondernemingen bewust zijn,
blijft winst maken het belangrijkste. Bijna alle ondervraagde gemeenten proberen daarom
zoveel mogelijk maatwerk te bieden, aan te sluiten op bedrijfsmatige behoeften en
opdrachtnemers maximaal te faciliteren bij de invulling van Social Return. Ze willen
maatwerk bieden op het gebied van de manier van invulling, arbeidsplaatsen, stages of
trainingen en faciliteren op het gebied van advies, matching en begeleiding van kandidaten.
26
2.3 - Resultaat en potentieel
Inkoopvolume
Voordat een uitspraak kan worden gedaan over wat het potentieel van Social Return is, is
het belangrijk om eerst een beeld te hebben van wat Nederlandse overheden in totaal
uitgeven. Hier ligt immers de basis van de investering. Volgens het Ministerie van
Economische Zaken is het totale inkoopvolume van Nederlandse overheden 60 miljard euro
per jaar. Provincies, gemeenten en waterschappen geven het grootste deel uit. Zij besteden
bijna 43 miljard euro per jaar.
17 miljard euro
overige overheden
43 miljard euro
provincies, gemeenten
en waterschappen
Van deze 43 miljard euro is een deel minder interessant; kleinere aankopen zoals de inkoop
van pennen en potloden, hebben niet voldoende massa en hierbij wordt doorgaans geen
Social Return toegepast. Zoals beschreven in paragraaf 2.1 hanteren de meeste gemeenten
een drempelbedrag voor toepassing van Social Return van ongeveer 200.000 euro,
afgestemd op de Europese aanbestedingsgrens van 193.000 euro.
Jaarlijks worden grofweg 4000 Europese aanbestedingen gepubliceerd. Het is niet bekend
om hoeveel geld dit exact gaat. Een schatting is wel mogelijk, omdat bekend is dat er per
aanbesteding gemiddeld ongeveer 4 miljoen euro gemoeid is. Dat betekent dat er een totaal
is van 16 miljard euro aan Europese aanbestedingen. In theorie is dit het potentieel van
Social Return.
16 miljard euro
Europese aanbestedingen
27 miljard euro
overige inkoop
27
Resultaat Social Return
Uit discretie overwegingen is er voor gekozen in deze publieke versie van het rapport geen
overzicht te geven van het exacte aantal kandidaten dat per gemeente in het kader van
Social Return is geplaatst.
De grootste en meest vooruitstrevende gemeenten realiseerden in 2013 tussen 1000 en
1300 Social Returnplaatsingen. Hieronder vallen Gemeente Amsterdam en Gemeente
Rotterdam. Daaropvolgend de gemeenten met een kleiner maar relatief groot
inkoopvolume, maar die al wel ver zijn in de ontwikkeling van de organisatie van Social
Return. Dit zijn de gemeenten Groningen en Utrecht. Zij plaatsten tussen 500 en 750
kandidaten. Onder andere gemeenten Amersfoort, Leeuwarden en Maastricht realiseerden
tussen 150 en 200 plaatsingen. Allen zijn gemeenten die ver zijn in de ontwikkeling van de
organisatie van Social Return. Een groot aantal gemeenten realiseerde in 2013 tussen 40 en
70 plaatsingen. Hiertoe behoren bijvoorbeeld gemeenten Ede, Almere, Breda en Assen. Deze
gemeenten hebben een fors lager inkoopvolume dan eerdergenoemde gemeenten. Het
ontwikkelingsniveau van de organisatie van Social Return is bij deze gemeenten divers.
In bovenstaande opsomming ontbreken de gegevens van een aantal gemeenten die wel zijn
meegenomen in de rest van het onderzoek. Hier zijn drie verklaringen voor te vinden:
 Gemeenten maakten deze gegevens ten tijde van dit onderzoek niet openbaar.
 Gemeenten meten dit bewust niet. De redenering hierbij is dat Social Return zich
niet beperkt tot sec arbeidsplekken en dat het presenteren van alleen het aantal
plaatsingen onvoldoende de toegevoegde waarde van Social Return weergeeft.
 Gemeenten zijn zelf niet op de hoogte van het aantal gerealiseerde plaatsingen,
door onvoldoende monitoring en onvoldoende communicatie.
Veel gemeenten geven deze laatste verklaring. Doordat de monitoring binnen veel
gemeenten in Nederland enerzijds nog in de kinderschoenen staat en anderzijds een lage
prioriteit heeft, is er beperkt zicht op het resultaat van Social Return. Van de gemeenten
waar het aantal plaatsingen wel bekend is, is maar zeer beperkt additionele informatie
aanwezig.
Zo is bij slechts een enkele ondervraagde gemeente bekend wat het resultaat van Social
Return uitgedrukt in euro’s is. Een gemeente gaf aan dit bewust niet te meten: “Het gaat om
mensen, niet om geld.” Bij de resterende gemeenten wordt dit (nog) niet gemeten, of de
cijfers werden niet gepubliceerd.
Gemiste kansen
Een van de doelen van dit rapport is inzichtelijk maken hoeveel Social Return er van het
totale potentieel in Nederland door gemeenten wordt gerealiseerd. Door het ontbreken van
essentiële informatie zijn nauwkeurige uitspraken over resultaat in aantallen en euro’s niet
mogelijk. Uit de interviews wordt wel duidelijk dat het potentieel van Social Return nog lang
niet volledig wordt benut, en dat er in de komende jaren nog volop groeimogelijkheden zijn.
De ruimte voor groei zit binnen de volgende gebieden:
28

Aanbestedingen die vallen binnen de beleidskaders van Social Return en niet bekend
zijn bij de Social Returnverantwoordelijken, waardoor geen invulling plaatsvindt:
o Op een aanbesteding wordt wel Social Return toegepast, maar deze
aanbesteding wordt vervolgens niet gecommuniceerd naar de Social
Returnverantwoordelijken, waardoor vaak geen invulling wordt
gerealiseerd.
o Op een aanbesteding waarbij volgens de beleidskaders wel Social Return van
toepassing hoort te zijn, wordt dit door inkoop niet gedaan. Hoewel binnen
de meeste ondervraagde gemeenten in Nederland voldoende draagvlak is
(gecreëerd) voor Social Return, blijkt dat meerdere gemeenten Social Return
nog niet consequent toepassen. Afwijken van de beleidskaders gebeurt
soms omdat in de ogen van afdeling inkoop Social Return niet geschikt is bij
de aanbesteding.
Bovenstaande oorzaken komen eerder voor naarmate een inkooporganisatie groot
is, de organisatie rondom Social Return nog jong en in ontwikkeling is en wanneer de
inkoop sterk decentraal is geregeld. Dat maakt dat processen niet volledig geborgd
zijn en de communicatie ontoereikend en versnipperd is.

Aanbestedingen met daarin Social Return opgenomen zijn wel bekend bij de Social
Returnverantwoordelijken maar invulling vindt niet (volledig) plaats:
o Door ondercapaciteit blijft de uitvoering van Social Returnverplichtingen
liggen.
o Doordat er geen borging in de processen zit, worden Social
Returnverplichtingen niet opgepakt of niet volledig ingevuld
o Een aantal gemeenten focust zich alleen op de eigen regio. Wanneer een
opdrachtnemer iemand buiten de regio van de gemeente in dienst neemt of
inhuurt, controleert de opdrachtgevende gemeente niet meer.
29
2.4 - Social Return bij overige overheden
Ook andere overheden, zoals de Rijksoverheid, provincies en semi-overheidsinstellingen
vinden hun weg naar Social Return. Gemeenten lopen duidelijk voorop in de toepassing van
Social Return. De wet van de remmende voorsprong is hier van toepassing, gegeven dat
deze overige overheidspartijen kunnen profiteren van het pionierswerk dat de afgelopen
jaren is verricht door gemeenten.
Social Return bij de Rijksoverheid
Het huidige kabinet kiest voor maatregelen die er aan bijdragen dat iedereen zoveel
mogelijk participeert in de samenleving en mensen perspectief bieden op werk en inkomen.
Voor wie dit niet op eigen kracht kan, heeft de overheid de taak ondersteuning te geven om
tot de arbeidsmarkt toe te treden. Social Return is een expliciete politieke en bestuurlijke
wens van de centrale overheid. Met de toezegging van het kabinet-Rutte om Social Return
toe te passen, wordt tevens invulling gegeven aan de doelstelling van het Regeerakkoord om
bij investeringen en aanbestedingen van diensten, leveringen en werken, opleidingen, stageen (leer)werkplekken voor kwetsbare en sociale groepen te creëren.
De Rijksoverheid past Social Return toe als contractvoorwaarde met als streefpercentage 5%
van bijvoorbeeld de loonsom van een opdracht en deze aan te wenden om personen met
een grote(re) afstand tot de arbeidsmarkt in te zetten.
Het Rijk heeft zijn doelgroep beperkt in zoverre dat personen worden geacht tenminste 12
maanden werkloos, werkzoekend te zijn, 50+ zijn of aantoonbaar niet zonder reintegratiehulpmiddelen aan de slag kunnen. De eis van de centrale overheid om
aantoonbaar niet zonder re-integratie middelen werkzaam te kunnen zijn is moeilijk
objectief toetsbaar. Door de uitvoerende ministeries is hiervoor geen specifieke methodiek
ingericht voor monitoring en controleren van resultaten en zij geven aan gebruik te kunnen
maken van steekproefsgewijze controles door de Rijskauditdienst. Er wordt wel gestuurd op
zo uniform mogelijke contractmodellen, onder andere omdat de markt daar om vraagt. Om
Social Return succesvol in te voeren moet het ingepast worden in het reguliere
contractmanagement.
Social Return bij provincies
Steeds meer provincies zijn bezig om Social Returnbeleid te ontwikkelen en uit te voeren.
Provincies kiezen ervoor om een bijdrage te leveren op het gebied van Social Return, omdat
zij onder andere in het kader van het realiseren van een flexibele toekomstbestendige
provinciale arbeidsmarkt, doelgroepen met een afstand tot de arbeidsmarkt kansen willen
bieden.
De provincie Limburg is al enige jaren actief door Social Return toe te passen bij grote
aanbestedingen, maar ook bij het toekennen van subsidies. Daarnaast ondersteunt de
provincie binnen de provincie regionale coördinatiepunten Social Return in samenwerking
met de vier regio’s. Sinds twee jaar staat Social Return bij meerdere provincies steeds
prominenter op de agenda en komt de uitvoering steeds meer op gang. Inschatting is dat de
helft van de provincies Social Return uitvoert bij grote aanbestedingen, anderen zijn nog
bezig zich te oriënteren. Sommige provincies, zoals Brabant en Gelderland beogen daarnaast
30
ook binnen de provincie regionale samenwerking (vanuit de arbeidsmarktregio’s) en
afstemming rondom Social Return te stimuleren en te faciliteren.
Hoewel Social Return bij nog maar weinig provincies verankerd ligt in het inkoopbeleid en er
vaak nog maar enkele aanbestedingen met Social Return zijn uitgevoerd, zijn de eerste
ervaringen met Social Return positief. Binnen de organisatie wordt snel draagvlak voor het
instrument gevonden en ook opdrachtnemers reageren positief.
De meeste provincies zijn nog wel sterk zoekende naar hoe de organisatie vorm moet
krijgen. Provincies hebben daarnaast zelf niet direct een financieel belang bij het realiseren
van Social Returnafspraken, aangezien ze niet verantwoordelijk zijn voor en direct
beschikken over de Social Return doelgroepen. Samenwerking met vooral gemeenten, maar
ook SW-bedrijven is daarom voor hen cruciaal. In Brabant ondersteunt bijvoorbeeld een
samenwerkingsverband van 11 SW-bedrijven (Servicebureau Social Return Brabant) de
provincie (en andere publieke opdrachtgevers) bij het uitvoeren van Social Return en
bemiddelt het met werkgevers voor het plaatsen van doelgroepen.
Social Return bij waterschappen
Ook diverse waterschappen in Nederland zijn de mogelijkheden van Social Return aan het
ontdekken. Waterschap Noorderzijlvest is het eerste waterschap in Nederland dat Social
Return als welomschreven eis opnam in een aanbestedingstraject. Momenteel voert het
waterschap een aantal pilots Social Return uit. Als overheidsorganisatie hanteert
Waterschap Noorderzijlvest het principe van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en
creëert het maatschappelijke waarde door middel van zijn inkoop en aanbestedingen.
Noorderzijlvest beoogt hiermee een sociale investering te verkrijgen in de binnen het bestek
geformuleerde sociale doelgroep, met een drempelverlagende werking richting de
arbeidsmarkt. In dat kader beloont het inschrijvende partijen die binnen de kaders van het
bestek een kwalitatief goed plan van aanpak verstrekken, waarbij inzicht wordt gegeven op
welke wijze zij invulling wensen te geven aan de Social Returndoelstellingen. Social Return
wordt door het waterschap als een kans gezien om de regionale werkgelegenheid te
stimuleren. Daarmee draagt het waterschap het principe van Maatschappelijk Verantwoord
Ondernemen over aan zijn leveranciers. Grote aanbestedingen met laagdrempelige
werkzaamheden als de dijkverzwaringen bieden grote kansen voor de toepassing van Social
Return.
Omdat ook de waterschappen in Nederland geen eigen kaartenbak met kandidaten hebben,
wordt aansluiting gezocht bij gemeenten. Gemeentelijke werkgeversservicepunten kunnen
leveranciers van de waterschappen helpen bij de invulling van hun Social
Returnverplichtingen.
Social Return bij het UWV
Hoewel het UWV zelf een groot deel van de Social Return doelgroep beheert en aangeeft
het is het toe te passen bij Europese aanbestedingen, heeft zij het instrument nog niet
ingebed binnen haar bedrijfsvoering, uitvoeringsbeleid of heeft hier een werkwijze op
ontwikkeld. Wel draagt het UWV bij aan de matching van de doelgroepen door middel van
samenwerkingsverbanden als werkgeversservicepunten.
31
Social Return bij semi-overheid
Gemeenten zien in dat het potentieel van Social Return verder kan worden vergroot door
ook semi-overheidsinstellingen te stimuleren Social Return op te nemen in hun inkoopbeleid
en ze te adviseren en faciliteren op dat gebied waar nodig. Voorbeelden zijn te vinden
binnen onderwijsinstellingen, ziekenhuizen, nutsbedrijven en woningbouwcorporaties.
In gemeente 's-Hertogenbosch is een succesvol voorbeeld te vinden. Woningbouwcorporatie
Zayaz nam in 2009 het initiatief om Social Return in haar inkoopbeleid te willen doorvoeren.
Daarop nam zij contact met Weener XL, het werk-ontwikkelbedrijf van de gemeente ’sHertogenbosch. De doelgroep van Weener XL huurt (sociale) woonvoorziening van Zayaz, en
zo plaatst Zayaz via Social Return werkloze eigen huurders. De huurders verrichten daardoor
in een veilige omgeving onderhoudswerkzaamheden aan hun eigen woning.
Met ondersteuning van Stichting Servicepunt Social Return, een expertise- en
servicecentrum op het gebied van Social Return in regio Noord-Brabant, past Avans
Hogeschool Social Return toe in haar inkoopbeleid. Omdat een hogeschool van nature
minder affiniteit met de doelgroep van Social Return heeft, zoals evenmin ziekenhuizen,
nutsbedrijven en woningbouwcorporaties dat hebben, ondersteunt Stichting Servicepunt
Social Return onder andere met het vormgeven van Social Return in de organisatie, het
opstellen van Social Returnparagrafen in bestekken en het adviseren en monitoring van de
aanbesteding.
Het blijkt dat semi-overheidsinstellingen in steeds grotere mate de mogelijkheden van Social
Return aan het ontdekken zijn. Gemeenten proberen met het delen van succesverhalen en
het overbrengen van de maatschappelijke toegevoegde waarde van Social Return deze
organisaties warm te maken voor de toepassing van Social Return. Door ze vervolgens te
faciliteren en te adviseren in de organisatie wordt de drempel voor toepassing van Social
Return in het inkoopbeleid zo minimaal.
32
2.5 - Kansen Social Return
Hoewel het grootste deel van de ondervraagde gemeenten nog bezig is de eigen organisatie
op orde te krijgen en de eerste paar jaar uitvoering van Social Return aan het evalueren zijn,
wordt er ook vooral vooruit gekeken. Gemeenten zien binnen de toekomst van Social Return
veel kansen voor optimalisatie van het proces en de organisatie en voor uitbreiding van het
totale Social Returnvolume. Hieronder staan de meest gehoorde kansen toegelicht.
Vergroten kennis opdrachtnemer
Een veelgehoord punt van ontwikkeling is het vergroten van het kennisniveau van
opdrachtnemers over Social Return. Zowel uit de verhalen met opdrachtgevende als
opdrachtnemende partijen blijkt dat er onvoldoende kennis aanwezig is over de
mogelijkheden van Social Return. De mogelijkheden naast sec arbeidsplaatsen, de breedte
van de doelgroep en het aangaan van arrangementen blijkt bij veel opdrachtnemers
onvoldoende bekend te zijn. In diverse gemeenten wordt vastgesteld dat het potentieel van
Social Return nog niet volledig is benut doordat opdrachtnemers onvoldoende op de hoogte
zijn van de mogelijkheden. Daarnaast blijken veel opdrachtnemers nog terughoudend te zijn
ten opzichte van Social Return, doordat men bang is dat het leidt tot verdringing.
Goed gecoördineerde samenwerking en communicatie lijken hierbij de toverwoorden voor
de komende tijd. Zoals eerder beschreven organiseert Gemeente Zaanstad maandelijks een
kennisbijeenkomst voor nieuwe opdrachtnemers met een Social Returnverplichting. De
reacties hierop vanuit de markt zijn zeer positief. Amsterdam organiseert in het kader van
Social Return regelmatig marktconsultaties en werkt nauw samen met brancheorganisaties.
Samenwerking met regiogemeenten
Samenwerking voor een uniforme aanpak
Hoewel Social Return steeds minder als last wordt gezien en steeds meer als middel om iets
terug te doen voor de maatschappij, een duurzame relatie op te bouwen met
overheidsinstanties en talentvol personeel aan te trekken, zorgt een grote verscheidenheid
aan uitvoeringsregels van Social Return bij regiogemeenten voor irritatie bij veel
opdrachtnemers. Samenwerking tussen regiogemeenten op het gebied van Social Return is
een kansrijke mogelijkheid om uniformiteit te bewerkstelligen en hiermee opdrachtnemers
tegemoet te komen. Binnen diverse regio’s in Nederland zijn hier de afgelopen tijd al met
succes stappen toe gezet. Gemeente ’s-Hertogenbosch zoekt samen met 19 gemeenten in
de regio Zuidoost-Brabant de samenwerking. Daar wordt gelijk geprobeerd om ook overal
hetzelfde monitoringsysteem te implementeren zodat de opdrachtnemer zoveel mogelijk
wordt ontlast. Ook bij grote gemeenten als Rotterdam, Amsterdam en Groningen wordt
geprobeerd de verbinding te leggen met regiogemeenten in het kader van een uniforme
aanpak.
Samenwerking voor kennisdeling
Binnen de gemeenten Leeuwarden, Groningen en Assen en in samenwerking met Bouwend
Nederland, MKB-Noord en VNO NCW, is men mogelijkheden aan te verkennen voor het
opzetten van een regionaal kenniscentrum. Bij een Noordelijk kenniscentrum kunnen in de
33
toekomst zowel opdrachtgevende partijen als opdrachtnemers terecht voor informatie over
Social Return. Op die manier wordt geprobeerd om het potentieel van Social Return te
vergroten door kennis en kunde met elkaar te delen. Voornamelijk voor kleinere gemeenten,
die op dit moment minder ver in hun ontwikkeling zijn, is een kenniscentrum een ideaal
vertrekpunt om een doorontwikkeling te maken.
Dezelfde ontwikkeling is ook zichtbaar in regio Groot-Amsterdam, waar Gemeente
Amsterdam een positie inneemt als centraal kennispunt en initiatieven neemt tot
samenwerking met de regio. Ook in regio Noord-Brabant zijn soortgelijke initiatieven
waarneembaar. Zowel Gemeente Breda als Gemeente ’s-Hertogenbosch zijn actief in de
regio met het delen van kennis en ervaring.
Daarnaast bestaat er een landelijke kenniskring Social Return, waar zich inmiddels ruim 60
gemeenten, verspreid door het land, bij hebben aangesloten. Gemiddeld twee keer per jaar
komt deze kenniskring bijeen en wordt kennis en ervaringen uitgewisseld met als doel een
optimalisatie van Social Return in heel Nederland.
Vergroten Social Return volume
Met een toenemende controle en overzicht op het aantal aanbestedingen waarop Social
Return wordt toegepast en een langzame uitbreiding van capaciteit voor de organisatie van
Social Return, is een groot aantal gemeenten aan het onderzoeken hoe het volume van
Social Return kan worden vergroot. Daartoe zijn twee ontwikkelingen veel gehoord in
Nederland.
Verruiming beleid
Zoals eerder aangegeven bepaalt de hoogte van het, door de gemeente vastgestelde,
drempelbedrag of bij een aanbesteding Social Return wordt toegepast. Hoe lager deze
drempel ligt, des te meer aanbestedingen in aanmerking komen voor Social Return. Daarom
hebben gemeenten in de afgelopen jaren hun drempelbedragen naar beneden aangepast, of
zijn van plan dit te doen, waardoor er meer Social Returnvolume kan worden gegenereerd.
Ook het toepassen van Social Return op ‘Leveringen’ wordt verspreid door het land steeds
meer de standaard.
Samenwerking met provincies, waterschappen, UWV en semi-overheidsinstellingen
De grootste kans om het volume van Social Return in Nederland te vergroten is door overige
overheden, zoals provincies, waterschappen en semi-overheidsinstellingen, te stimuleren
om Social Return standaard in hun inkoopbeleid mee te laten nemen. Hoewel deze partijen
er niet direct een financieel belang bij hebben, aangezien ze niet verantwoordelijk zijn voor
en niet direct beschikken over de Social Return doelgroepen, willen zij in het kader van hun
MVO beleid wel een bijdrage leveren aan het bieden van kansen voor doelgroepen met
afstand tot de arbeidsmarkt. Van belang hierbij is dat de route en werkwijze Social Return
wel wordt georganiseerd en gefaciliteerd, waarbij nog kansen liggen in het verbinden van
vraag en aanbod.
In Nederland zijn er al tal van voorbeelden aan te wijzen waarbij gemeenten samenwerken
met deze overige overheidspartijen in het kader van Social Return. Binnen de provincie
34
Gelderland wordt bijvoorbeeld samengewerkt met Apeldoorn, Arnhem en Nijmegen en in
provincie Groningen met de gemeente Groningen. Samenwerking krijgt vorm in de
advisering over Social Return bij inkoop, monitoring en controle, en plaatsing van
kandidaten. Tot nu toe zijn de geluiden over en weer positief.
35
2b - Inzicht op provincieniveau
Eerder werd de algemene tendens beschreven. In onderstaand overzicht wordt op provincieniveau aangegeven waar de ontwikkelpunten en
succesfactoren in de huidige uitvoering van Social Return liggen. Daarnaast worden er per regio, door de onderliggende gemeenten en deelnemende
provincies zelf aangedragen kansen voor verdere ontwikkeling van Social Return gepresenteerd. Het merendeel van de interviews is afgenomen op
gemeenteniveau en in onderstaand overzicht doorvertaald naar provincieniveau. Dat betekent dat er een gemiddelde is genomen per provincie van de
onderliggende gemeenten. Aangezien we slechts een beperkt aantal gemeenten hebben kunnen raadplegen dient dit overzicht met nuance te worden
geïnterpreteerd. Het biedt een indicatie van de situatie en enkele aanknopingspunten per provincie, het geeft echter geen betrouwbaar totaaloverzicht per
provincie. De inzet van de onderliggende gemeenten hoeven niet representatief te zijn voor de hele provincie. Hiervoor is nader onderzoek nodig.
Ontwikkelpunten
Groningen
Succesfactoren
 Interne en externe communicatie
intensiveren.
 Veel draagvlak voor Social Return binnen
politiek en opdrachtnemers.
 Duurzame relaties opbouwen met
leveranciers, aangaan van arrangementen.
 Veel kennis over, en goede relatie met
opdrachtnemers, ook buiten contractsduur
Social Return.
 Monitoring organiseren.
Kansen
 Externe communicatie ontwikkelen waardoor
toekomstige samenwerkingsverbanden
sneller tot stand kunnen komen
 Regionale samenwerking; opzetten
kennisplatform Noord, gezamenlijk met
regiogemeenten.
 Samenwerking met provincie, faciliteren in
advies en plaatsing kandidaten
 Semi-overheidsinstellingen stimuleren Social
Return toe te passen.
Friesland
 Ontbreken van uniforme toepassing Social
Return bij regiogemeenten.
 Social Return wordt omarmd door politiek.
Politiek is zelfs verder dan werkelijkheid.
 Maken van werkpool. Keten maken, met
opleidingsinstantie. Meerdere gemeenten
zijn nodig om dat volume te komen.
 Kennisniveau opdrachtnemers vergroten,
angst voor bijvoorbeeld verdringing
wegnemen.
 Social Return wordt omarmd en
vakafdelingen organiseren
kennisbijeenkomsten.
 Social Return eerder in aanbestedingsproces
betrekken, om missen Social Return te
voorkomen.
 Monitoring optimaliseren.
 Wisselwerking enthousiasme opdrachtnemer
en opdrachtgever.
 Andere vorm uitvoering: neem het totale
inkoopvolume en besteed daarvan een
bepaald percentage aan scholing dmv het
organiseren van arbeidspool.
 Bedenkingen bij bouwblokken-methode.
Drenthe
 Regionale samenwerking met regio
Groningen. Daardoor uniforme aanpak en zo
groter potentieel. Ook de Provincie
Groningen, Provincie Drenthe en
waterschappen aansluiten.
 Private partijen stimuleren en faciliteren
inzet Social Return.
Overijssel
 Interne communicatie verbeteren zodat
decentrale aanbestedingen niet gemist
worden.
 Verbetering in matching van kandidaat.
 Social Return opnemen tijdens
marktconsultatie.
 Volume van Social Return vergroten; meer
aanbestedingen, grotere opdrachten.
 Samenwerkingverbanden tussen en met
gemeenten in de regio.
37
Kennis over doelgroep en voortraject bieden
zodat ze startklaar zijn.
 Organisatorische verbeteringen: een goede
follow-up en meer maatwerk organiseren bij
invulling Social Return verhoogt de
resultaten.
 Irreëel hoge inschrijving bij gunningscriterium
voorkomen.
Flevoland
 Bemiddeling en monitoring vragen te veel tijd
van de vakinhoudelijke afdelingen.
Op basis van
deskresearch
Gelderland
 Organisatie Social Return vraagt veel tijd;
daardoor ondercapaciteit.
 Goede samenwerkingsverbanden met
regionale SW-bedrijven.
 Werkgeversservicepunt beter bemannen
waardoor meer capaciteit beschikbaar komt.
 Kennisniveau opdrachtnemer vergroten:
mogelijkheden ter voorkoming van
verdringing en win-win situatie duiden.
 Groot aantal plaatsingen bij meerdere
gemeenten gerealiseerd.
 Vergroten Social Return volume door bij
aanbestedingen onder drempelbedrag SR toe
te passen.
 Optimaliseren matching, meer creativiteit
nodig om vraag en aanbod bij elkaar te
brengen en beter zicht nodig op kaartenbak.
 Voorkomen van missen van aanbestedingen
met Social Return door centrale
informatiestroom aanbestedingen.
 Bestaande poolvorming van Infra en Bouw
uitbreiden naar Groen.
 Andere aanbestedende instanties, zoals
onderwijsinstellingen, stimuleren tot gebruik
van en faciliteren in Social Return.
 Vergroten regionale samenwerking tussen
38
Apeldoorn, Arnhem en Nijmegen en
Provincie Gelderland.
 Voorkomen van plaatsing van WWB’ers
zonder juiste kwalificatie.
 Goede samenwerkingsverbanden met
regionale SW-bedrijven.
 Regionale samenwerking, om uniformiteit in
werkwijze te realiseren.
 Ontbreken van uniforme toepassing Social
Return bij regiogemeenten.
 Veel draagvlak voor Social Return binnen
politiek en opdrachtnemers.
 Nastreven van duurzame effecten bij Social
Return moet landelijk worden, zodat
kruisbestuiving plaatsvindt op landelijk
niveau.
Utrecht
 Goede samenwerking met interne
organisatie.
 Faciliteren van Rijksoverheid: legt wel
verplichting op maar faciliteert niet.
 Samenwerking tussen gemeenten en
provincies, provincie faciliteren.
NoordHolland
 Samenwerking met semioverheidsinstellingen;
woningbouwcorporaties, ziekenhuis.
Binnen provincie Noord-Holland bestaat veel verschil tussen de onderzochte gemeenten in het ontwikkelingsniveau van Social Return. Onderstaand
de gedeelde en belangrijkste thema’s.
 Monitoring organiseren (geldt minder voor
Gemeente Amsterdam).
 Kennisniveau opdrachtnemers vergroten,
angst voor bijvoorbeeld verdringing
wegnemen.
 Duurzame relaties opbouwen met
 Regionale samenwerking sterk in opkomst.
 Veel draagvlak voor Social Return binnen
politiek, ruimte wordt geboden voor
ontwikkeling.
 Goede samenwerkingsverbanden met
regionale SW-bedrijven.
 Stimuleren netwerksamenwerking en
verbindingen aangaan tussen verschillende
ketens en netwerken.
 Organiseren regionale samenwerking met
regiogemeenten.
 Vormen van poolconstructie, na afloop van
39
leveranciers, aangaan van arrangementen.
ene opdracht doorstromen naar de volgende
SR verplichting.
 Uniforme werkwijze regionaal en landelijk.
 Interne communicatie optimaliseren,
waardoor aanbestedingen niet meer worden
gemist.
 Ondercapaciteit in organisatie waardoor
aanbestedingen soms worden gemist.
ZuidHolland
Zeeland
 Te weinig capaciteit in organisatie en
ontbreken aansluiting bij handhaving.
 Goede samenwerkingsverbanden met
regionale SW-bedrijven.
 Regionale samenwerking, om uniformiteit in
werkwijze te realiseren.
 Goede alternatieve invullingen vinden om zo
problemen rond verdringing tegen te gaan.
 Veel draagvlak voor Social Return binnen
politiek en opdrachtnemers.
 Doorontwikkelen van Social Return ten
behoeve van het verbeteren van de
mogelijkheden tot zinnige invulling te komen.
 Kennis opdrachtnemer vergroten, groter
potentieel daardoor bereikbaar.
 Zicht op doelgroep, WSP functioneert naar
behoren.
 Duurzame plaatsing realiseren.
 Goede samenwerkingsverbanden met
regionale SW-bedrijven.
 Zeeuwsbreed gezamenlijk SR oppakken door
waterschappen, provincie en havenbedrijf
benaderen om SR in beleid op te nemen.
 Goede relatie met opdrachtnemers.
 Bij infra moet een andere werkwijze gezocht
worden. Meer samenwerking met Bouwend
Nederland. Bijvoorbeeld stichting die
leerlingen aanneemt en opleidt en zo via
verschillende werkgevers aan het werk te
zetten.
40
NoordBrabant
 Eigen organisatie beter informeren over
maatschappelijke waarde Social Return, met
name kracht van Social Return 2.0
 Monitoring optimaliseren.
 Interne communicatie optimaliseren,
waardoor aanbestedingen niet meer worden
gemist.
 Veel draagvlak voor Social Return binnen
politiek.
 Regionale samenwerking, om kennis te delen
en uniformiteit in werkwijze te realiseren.
 Goede relatie met opdrachtnemers door
intensief contact. Wisselwerking
enthousiasme opdrachtgever –
opdrachtnemer bevordert resultaat.
 Vergroten van de Social Return potentieel
door samenwerking met semioverheidsinstellingen en waterschappen aan
te gaan. Faciliteer met advies over
implementatie.
 Landelijke aanzet tot Social Return, creëren
van 1 beleid (uniformering).
Limburg
 Verbetering in matching van kandidaat.
Kennis over doelgroep en voortraject bieden
zodat ze startklaar zijn.
 Monitoring optimaliseren.
 Goede relatie met opdrachtnemers, door
aanbieden van maatwerk.
 Veel draagvlak voor Social Return binnen
politiek en opdrachtnemers.
 Samenwerking tussen de gemeenten en
provincie voor het creëren van uniforme
werkwijze en vergroten van het potentieel,
daardoor ook meer in de melk te brokkelen.
 Betrekken van semioverheidsinstellingen,
faciliteren en adviseren.
41
3 - Bijlagen
3.1 - Afkortingen Social Returndoelgroepen
Veel gebruikte afkortingen bij Social Returndoelgroepbepalingen:
Beroeps begeleidende Leerweg (BBL)
Een Beroepsbegeleidende Leerweg is een beroepsopleiding in de vorm van werkend leren. De
leerling/werknemer is in loondienst bij een (formele) werkgever en ontvangt loon volgens de CAO of
loopt stage bij een werkgever en ontvangt hiervoor een stagevergoeding. Het Opleidingbedrijf moet
erkend zijn door de brancheorganisatie.
Beroepsopleidende leerweg (BOL)
Een vorm van middelbaar beroepsonderwijs waarbij 20% tot 60% beroepspraktijkvorming is; de
opleiding vindt voornamelijk plaats op school
NUG
Niet-uitkeringsgerechtigde werkloze werkzoekende: persoon jonger dan de pensioengerechtigde
leeftijd, die als werkloze werkzoekende staat geregistreerd bij het UWV en die geen recht heeft op
een uitkering of arbeidsondersteuning. De gemeente is verantwoordelijk voor de re-integratie van
NUG’ers.
Voortijdig schoolverlater
Jongeren tot 23 jaar die het onderwijs verlaten zonder startkwalificatie (een diploma op minimaal
havo, vwo of mbo 2 niveau). Dat betekent dat een jongere na het VMBO nog minimaal twee jaar een
beroepsopleiding moet volgen en afronden. Leerlingen die na het behalen van een VMBO-diploma
geen onderwijs meer volgen, zijn daarom als voortijdig schoolverlater gedefinieerd. Dat geldt
eveneens voor jongeren die met een MBO- niveau 1 diploma het onderwijs verlaten en een vaste
baan vinden. Ook leerlingen tot 23 jaar, die langer dan een maand zonder reden van school
wegblijven, vallen onder de voortijdig schoolverlaters.
SW
Sociale Werkvoorziening
WAO
Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering
Wet Wajong
Wet Werk en Arbeidsondersteuning jonggehandicapten
WGA
Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (valt onder WIA)
WIA
Wet werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen
WSW
Wet Sociale Werkvoorziening
WW
Werkloosheidswet
WWB
Wet Werk en Bijstand
3.2 - Deelnemende organisaties aan het onderzoek
Gemeente Amersfoort
Gemeente Amsterdam
Gemeente Apeldoorn
Gemeente Arnhem
Gemeente Assen
Gemeente Breda
Gemeente Ede
Gemeente Enschede
Gemeente Groningen
Gemeente Haarlem
Gemeente Haarlemmermeer
Gemeente Hoorn
Gemeente Leeuwarden
Gemeente Leiden
Gemeente Maastricht
Gemeente Rotterdam
Gemeente ‘s-Hertogenbosch
Gemeente Terneuzen
Gemeente Utrecht
Gemeente Venlo
Gemeente Zaanstad
Provincie Groningen
Provincie Limburg
Provincie Noord-Brabant
Provincie Noord-Holland
Provincie Overijssel
Waterschap Noorderzijlvest
Rijkswaterstaat
Stichting Servicepunt Social Return Brabant
Compeer
IJmond Infra
Knol Akkrum
KWS Infra
Rutte Groep
43