Wmo Rotterdam 2015-2018

Wmo Rotterdam 2015-2018
Van verzorgingsstaat naar verzorgingsstad naar verzorgingsstraat
Startdocument voor consultatie
versie 25 juni 2014
Samenredzaamheid
Sociaal Netwerk
(Langer) Thuis
Preventie
Zorg
Zelfredzaamheid
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
Burgers
netwerken
Algemene
voorzieningen
Maatwerk
Inhoudsopgave
Introductie/ voorwoord (wordt na consultatie ingevoegd)
Inleiding
Hoofdstuk 1
De Rotterdamse visie op de Wmo
1.1
De Nieuwe Wmo 2015
1.2
Maatschappelijke resultaten voor Rotterdam
Hoofdstuk 2
Algemene- een maatwerkvoorzieningen
2.1
Voor iedereen toegankelijk: algemene voorzieningen
2.2
Op indicatie: maatwerkvoorzieningen
Hoofdstuk 3
De uitvoering: vier pijlers
3.1
Een sterke civil society: samenredzaamheid van Rotterdammers
3.2
De toegang tot ondersteuning
3.3
(Langer) Thuis in de wijk: algemene (preventieve) voorzieningen
- Drempels voor participatie wegnemen
- Algemene voorzieningen en wijkgerichte samenwerking
3.4
Vergroten zelfredzaamheid: maatwerkvoorziening
- Maatwerk en wijkgerichte samenwerking
Hoofdstuk 4
Betrokkenheid en rechten van burgers
Hoofdstuk 5
Opdrachtgeverschap en inkoop
Hoofdstuk 6
Financiën Sociaal Domein
Bijlagen
· Bijlage 1: De Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015
· Bijlage 2: Beschrijving van de Rotterdamse loketten
· Bijlage 3: Afkortingen en begrippenkader
· Bijlage 4: Beschrijving resultaatgebieden arrangementen
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
2
Inleiding
De vormgeving van de nieuwe taken binnen de Wmo staat niet op zichzelf, maar past binnen de bredere
herziening van de verzorgingsstaat. Naar een staat waar meer van burgers wordt verwacht in het nemen
van verantwoordelijkheid en van hun zelfoplossend vermogen. De aard en omvang van de Nederlandse
verzorgingsstaat
ondergaan momenteel grote veranderingen.
Van pensioen,
AOW
en
werkloosheidsuitkering; van arbeidsre-integratie, ouderenzorg tot jeugdzorg – veel rechten, voorzieningen
en regelingen staan ter discussie. Deze ‘ombouw’ van de verzorgingsstaat is al langere tijd gaande, maar
door de economische en financiële crises in een stroomversnelling geraakt. Minder afhankelijkheid van
burgers van de staat, een grotere effectiviteit van en samenhang in de dienstverlening, betaalbaarheid van
de professionele ondersteuning zijn de opgaven voor de komende jaren.
In dit tijdsbestek wordt ook meer van burgers en hun netwerken verwacht. De draagkracht van de civil
society is daarom onlosmakelijk verbonden met de ondersteuning van minder zelfredzamen en kwetsbare
burgers/gezinnen. De inzet van voorzieningen op indicatie of hulp is mede afhankelijk van wat in de
persoonlijke leefwereld van burgers mogelijk is. Over wat burgers zelf kunnen in combinatie met
professionele ondersteuning gaat dit Wmo-kader. De gemeente Rotterdam garandeert een sociale
infrastructuur met voor iedereen toegankelijke voorzieningen. Een ontmoetingplek, een maaltijdvoorziening,
een klussendienst, toegankelijk voor ouderen en mensen met een beperking. Om langer thuis te kunnen
blijven wonen. Zorg- en welzijnsfuncties worden er zo veel mogelijk gecombineerd. Aanvullend zijn er de
voorzieningen voor bewoners die (specialistische) hulp nodig hebben. We zoeken altijd naar de optimale
combinatie van burgerkracht, preventie en individuele hulp.
We organiseren zoveel mogelijk in de wijken, nabij. De gemeente zet in op sterke wijknetwerken, die zijn er
niet overal. Daar waar de wijknetwerken (nog) zwak zijn wordt meer geïnvesteerd in de ondersteuning
daarvan. Een wijkanalyse is het vertrekpunt. Ook worden nieuwe spelers in de wijk erkend. De gemeente
staat er niet alleen voor. Sociaal ondernemers nemen functies over in het publieke domein. Deze
voorlopers stimuleren en enthousiasmeren anderen; goed voorbeeld doet volgen. Als gemeente Rotterdam
faciliteren we deze initiatieven. En bouwen voort op wat er al is in de wijken.
We prikkelen partijen in de stad (bewoners, welzijns- en zorgaanbieders) om als ondernemende
gemeenschappen draagkracht en ondersteuning in de wijken te organiseren. Met als resultaten een sterke
civil society, wijken waar bewoners langer thuis wonen en een grotere individuele zelfredzaamheid. Dit
vergt een beweging naar meer inzet op de ‘voorkant’ zodat de druk op de duurdere professionele
ondersteuning afneemt.
Het kader beslaat een tijdsbestek van vier jaar: 2015 is een overgangsjaar voor de stad. We herijken
welzijn in relatie tot de decentralisaties. Het is het eerste jaar waarin de nieuwe arrangementen langdurige
zorg worden geleverd. Vanaf 2017 starten we met het verder verbinden van welzijns- en zorgfuncties, zoals
dagbesteding, inloop en ontmoeting en eenvoudige dienstverlening voor wijkbewoners en mensen met een
beperking. Op het verbinden van zorg en welzijn is de afgelopen jaren al ingezet, we leren van deze
ervaringen. De eerste resultaten worden zichtbaar, op evalueren en monitoren wordt stevig ingezet.
Dit kader is een paraplu, richtinggevend voor uitvoeringsplannen de komende jaren. Onder meer voor de
aanpak van eenzaamheid bij ouderen, vrijwilligerswerk en mantelzorg, langer thuis wonen en de
Buurthuizen van de Toekomst waar welzijns- en zorgaanbod en de ondernemende samenleving elkaar
versterken. De sleutel tot vernieuwing ligt bij sterke algemene (preventieve) voorzieningen, met een breed
bereik. Die richten we in de komende jaren.
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
3
Hoofdstuk 1. De Rotterdamse visie op de Wmo
1.1
De nieuwe Wmo 2015
In de nieuwe Wet Maatschappelijke ondersteuning staan zelfredzaamheid en participatie centraal. Het doel
is burgers in staat te stellen zo lang mogelijk thuis te blijven wonen en mee te doen in de samenleving. De
gemeente heeft de verantwoordelijkheid passende ondersteuning te bieden aan burgers die niet (volledig)
op eigen kracht kunnen deelnemen. De ondersteuning is bij voorkeur tijdelijk en passend voor de
aanvrager. De nieuwe wet biedt de mogelijkheid om meer nadruk te leggen op preventie en de bestaande
sociale infrastructuur in de gebieden te versterken. Deze infrastructuur toegankelijk(er) te maken voor
bijvoorbeeld de begeleiding van ouderen, chronisch zieken, mensen met een beperking en mensen met
GGZ-problematiek.
Kerntaken van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo)
De Wmo 2015 kent geen prestatievelden meer, maar thema’s, die grotendeels overeenkomen met de 9
prestatievelden in de voorgaande Wmo:
1. bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van
voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen voor mensen met een beperking, de veiligheid en
leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld;
2. onderondersteuningen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of
met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving;
3. beschermd wonen en opvang voor mensen met psychische of sociale problemen of voor mensen die,
al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, de thuissituatie
hebben verlaten.
Scope van de Wmo-opgaven
In 2015 vindt een grote herverdeling plaats van taken in het sociale domein. De decentralisaties gaan
gepaard met de invoering van drie nieuwe wetten 1 : een herziene Wmo, de Participatiewet 2 en de
Jeugdwet 3 . De gemeenten worden onder andere verantwoordelijk voor de jeugdhulp, begeleiding en
persoonlijke verzorging voor mensen met een beperking en beschermd wonen. De gemeente Rotterdam
heeft nieuwe taken en verantwoordelijkheden voor nieuwe groepen. Binnen de Wmo4 zijn dit: ouderen,
lichamelijk-, verstandelijk- en zintuigelijk beperkten en GGZ maatschappelijke opvang. In Rotterdam valt de
uitvoering van deze wetten samen met de overkomst van de deelgemeentelijke taken naar de stad, waar
onder welzijn. Na 25 jaar een deelgemeentelijke verantwoordelijkheid te zijn geweest.
De ondersteuning van jeugdigen valt niet meer onder de Wmo, alleen de woonvoorzieningen. Het
versterken van wijknetwerken en het (preventief) welzijnsaanbod in de wijken voor jeugd en volwassenen
hangt echter met elkaar samen. Daarom wordt zoveel mogelijk gezamenlijk georganiseerd. Daar waar de
wettelijke opgaven verschillen, worden zij verschillend uitgewerkt.
De gemeente krijgt de verantwoordelijkheid om bovenlokaal één Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld te
organiseren. De samenvoeging van het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) en Meldpunt
Kindermishandeling (AMHK) wordt via de Jeugdwet verankerd in de Wmo. De ondersteuning van jeugdigen
maakt nu deel uit van de nieuwe Jeugdwet5.
Herijking sociale domein
De herijking van het sociale domein is gebaseerd op vier uitgangspunten:
· Nabijheid: ondersteuning is dichtbij de burger, in de wijk. Het voorzieningenaanbod sluit aan bij de
vraag van de bewoners in de wijk.
· Zelfredzaamheid: burgers zijn verantwoordelijk voor hun eigen leven. Met een grotere rol voor het
eigen (meer nabije) informele sociale netwerk en - initiatief (sociaal ondernemerschap).
1
Voor toelichting zie bijlage 1.
Waarin de Wet Werk en Bijstand, de Wet Sociale Werkvoorziening en een deel van de Wajong zijn samengevoegd
Een samenvoeging van de gesloten jeugdzorg, jeugd-ggz, zorg voor licht verstandelijk gehandicapten, jeugdbescherming en
reclassering, en lichtere vormen van hulp in de nu al gemeentelijke Centra voor Jeugd en Gezin.
4
Het Rijk blijft alleen verantwoordelijk voor intensieve vormen van intramurale zorg, versterkt op basis van de Wet langdurige zorg en
op grond van de Zorgverzekeringswet.
5
Voor de nieuwe wettelijke taken rond jeugdhulp heeft Rotterdam als kader het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel (NRJ) opgesteld. Ook
is per 2015 een integraal beleidsplan jeugd van kracht; hierin komen alle domeinen relevant voor jeugd (talentontwikkeling, zorg,
opvoedingsondersteuning, veiligheid etc.) aan bod.
2
3
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
4
·
·
Wederkerigheid: wie hulp ontvangt, doet ook iets terug. Zo wordt van bijstandsgerechtigden verwacht
dat zij maatschappelijk nuttig werk verrichten (onder andere vrijwilligerswerk).
Generalistisch werken: hét alternatief voor versnippering en ‘schotten’. Breed opgeleide professionals
in ‘wijkteams’ leggen met een integrale aanpak dwarsverbanden tussen werkvelden. Er wordt tijdig hulp
geboden, indien nodig, deze is passend en niet te zwaar.
Rotterdammers
Rotterdam heeft 618.737 inwoners (1 januari 2014). 85% (ruim 525.000) is zelfredzaam. Deze burgers zijn
zelfstandig en lossen problemen grotendeels zelf op, binnen het eigen (sociaal) netwerk. Er wordt
incidenteel een beroep gedaan op een (specialistische) voorziening.
10%, circa 62.000 burgers, zijn beperkte(r) zelfredzaam. Zij hebben behoefte aan aanvullende
ondersteuning. Voor circa 5% van de burgers (ruim 30.000) geldt dat zij specialistische of langere
ondersteuning- en/of zorg nodig hebben. Soms is er ook sprake van ‘multiproblem-situaties’.
Leeftijdsopbouw en demografische ontwikkeling
15% van de Rotterdammers is ouder dan 65 jaar (91.000) en 69% (423.000) is tussen de 15 tot 64 jaar
oud. Rotterdam vergrijst aanzienlijk minder snel dan gemiddeld in Nederland. Maar verwacht een
bevolkingsgroei6, daarom neemt het absolute aantal ouderen wel toe. In 2030 is het aantal burgers ouder
dan 65 jaar circa 18% (117.000), binnen deze groep groeit het aantal 80+ers naar circa 5% (een kleine
34.000) in 2030.
Rotterdam stelt meedoen in de samenleving centraal – ieder op zijn of haar eigen manier, met of zonder
beperkingen, vanuit de eigen kracht en verantwoordelijkheid. Rotterdam heeft voor het merendeel
zelfredzame burgers, maar ook beperkt zelfredzame en kwetsbare burgers. Gezamenlijk zijn zij de ‘makers’
van Rotterdam, zorgen voor elkaar en doen dit vaker dan we denken. Van Rotterdammers wordt verwacht
dat zij anticiperen op de toekomst met (mogelijk) verminderde zelfstandigheid. Dat doen zij door
bijvoorbeeld tijdig op zoek te gaan naar een gelijkvloerse woning om langer zelfstandig te kunnen blijven
wonen. Of door het aanschaffen van hulpmiddelen, bijvoorbeeld een rollator, een wandelstok of een
verhoogd toilet. Maar ook door een gezonde levensstijl en/of voldoende bewegen.
Prioriteiten van de gemeente
Grotere inzet op preventie
Preventie draagt eraan bij dat mensen minder of geen beroep doen op zorg, voorzieningen en
ondersteuning. Door een sterk (preventief) aanbod te organiseren wordt bespaard op duurdere
specialistische ondersteuning. Voorkomen is beter dan genezen.
De gemeente kiest de komende jaren voor een gezondheidsbevorderende (sport, gezonde leefstijl- en
voeding) integrale (preventieve) aanpak die aansluit bij de leefwereld, mogelijkheden en wensen van de
burgers, ook de jeugd. In de wijk. Wijkgerichte programma’s worden ontwikkeld met zorgverzekeraars, 1e
en 2e lijnszorg (huisartsen, diëtisten, fysiotherapeuten, ziekenhuizen, etc.), sport en welzijn. De aanpak is
preventief. Maar is er ook voor beperkt zelfredzame bewoners om erger te voorkomen.
Ouderen hebben behoefte aan ondersteuning gericht op de kwaliteit van leven: minder belasting, beter
functioneren en meer zelfredzaamheid. Aan activiteiten gericht op het voorkomen en beperken van
functionele achteruitgang, het versterken van de eigen mogelijkheden om zelfredzaamheid te behouden.
We kiezen voor een aanpak die zich richt op zowel persoons- als omgevingsfactoren. Zoals programma’s
voor zelfmanagement, medische technologieën en hulpmiddelen, aangepaste woningen,
buurtvoorzieningen, beweeg- en leefstijlprogramma’s, huishoudelijke hulp, vervoer en het bevorderen van
sociale (ondersteunings-) netwerken voor ouderen.
Uit onderzoek blijkt dat met een breed preventieaanbod verergering van problematiek wordt voorkomen. De
sleutel ligt bij de 1e lijnsvoorzieningen. Rotterdam zet dan ook in op het vroegtijdig opsporen en oplossen
van belemmeringen, zowel fysiek, psychisch als sociaal. Het contactmoment in het ene domein kan worden
gebruikt voor de inzet van preventieve activiteiten op een ander domein. Het keukentafelgesprek draagt
hier zeker ook aan bij met de brede vraaganalyse en een goede doorverwijzing.
6
Prognose Rotterdam 2013-2030: ca. 660.000 in 2030.
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
5
Het vrij toegankelijk aanbod versterken
Sinds enkele jaren zet de gemeente in op de herijking van welzijn in de stad. Het Nieuw Rotterdams
Welzijn (NRW) is het algemeen voorzieningenaanbod (niet-geïndiceerd). De kern van het NRW is gericht
op het bevorderen van zelfredzaamheid en het vergroten van participatie, ondersteunend aan de
decentralisatie-opgaven. Op begeleiden in plaats van behandelen; op vergroten van leefbaarheid in plaats
van heelbaarheid; op verbinden in plaats van verrichten. Met als doel om meer aan burgers over te laten.
De draagkracht van de civil society7 is onlosmakelijk verbonden met de opgaven voor minder zelfredzamen
en kwetsbare burgers van de Wmo.
Het NRW is uitvoerder van het maatschappelijk werk, schulddienstverlening en sociaal-juridische
ondersteuning. Georganiseerd via het integrale Wijkteam en de VraagWijzer. Daarnaast coördineert en
organiseert het NRW informele ondersteuning voor en door bewoners. Zoals vrijwilligerswerk en
mantelzorg, en de ondersteuning van bewoners, hun netwerken en -initiatieven.
Om NRW als algemene voorziening goed te richten in relatie tot de VraagWijzer, Wijkteam en/of 2e lijns
zorg is doorontwikkeling van de onderstaande functies noodzaak:
· als stabilisatie door waakvlam- of nazorgfunctie. Gericht op voorkomen van terugval, er snel bij zijn.
Bijvoorbeeld door de inzet van een maatje, lichte (woon)begeleiding of thuishulp bij ouderen en
mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB-ers).
· als oplossing: na vraagverheldering kan een welzijnsvoorziening de oplossing zijn. Bij
eenzaamheid kan een ontmoetingsactiviteit, vrijwilligerswerk of een beweegactiviteit voldoende zijn.
Welzijn is gericht op informele oplossingen. Welzijn kent, ondersteunt en heeft toegang tot
vrijwilligers(initiatieven) en informele (wijk)netwerken.
· als onderdeel van een integraal ondersteuningstraject: welzijn ingezet als aanvulling op een
maatwerkvoorziening. Bijvoorbeeld het op orde (leren) brengen van de administratie bij
Rotterdammers met problematische schulden door een vrijwilligersproject ondersteund door welzijn.
Extramuralisering van de zorg
Als gevolg van vergrijzing en de veranderingen in de zorg komen Rotterdammers minder snel in
aanmerking voor een plek in een instelling. De intramurale zorg neemt af en ook minder zelfredzame
Rotterdammers blijven langer thuis wonen. Onder hen veel ouderen. Het langer thuis blijven wonen is vaak
een behoefte van de betrokkene, maar moet wel mogelijk zijn. Dicht bij huis wordt ondersteuning geboden
door buurtbewoners, vrijwilligers en professionals. Elkaar ontmoeten en deelnemen aan activiteiten is
belangrijk voor het behoud van vitaliteit, en voor het ontstaan van sociale (ondersteunings)netwerken. De
transitie van de AWBZ-Wmo brengt ook met zich mee dat er vaker gebruik wordt gemaakt van nietgeïndiceerde vormen van dagbesteding en begeleiding. De rol van professionals wordt kleiner.
Wanneer ondersteuning nodig is, is vroegtijdig inzetten dan ook geboden. De Wijkteams hebben hierin een
cruciale rol, zij bestaan uit professionals die zichtbaar zijn in de wijk. De integrale Wijkteams verwijzen en
zetten waar nodig, gerichte (preventieve) ondersteuning in zoals maatschappelijk werk,
schulddienstverlening, gezondheidsbevorderende- en beweegactiviteiten, zowel voor jeugd als voor
volwassenen. Dit is zoveel kortdurend (in beginsel tot 6 maanden) waarna doorverwijzing naar het
voorliggend veld of de 2e lijn plaatsvindt. Er is goede samenwerking met het wijknetwerk.
Vraagwijzer en Wijkteams
VraagWijzers in bedrijf zijn toegankelijke, professionele, bruisende, activerende locaties waar professionals
en vrijwilligers samenwerken met burgers aan het vergroten van de zelfredzaamheid. De inwoners van
Rotterdam kunnen rekenen op een professionele, uniforme werkwijze van de VraagWijzers, maar passend
bij het gebied. Men kan er terecht voor vragen en informatie over de wijk, het voorzieningenaanbod en
bewonersinitiatieven.
Met de Wijkteams wil de gemeente zorg en welzijn voor zowel jeugd als volwassenen aan ‘de voorkant’
versterken. In de Wijkteams werken uitvoerend professionals uit de 1e lijn, met name de ‘sociale
professionals’ en (para)medici. Zo ontstaat een bundeling van professionals en kennis in één team die
gericht op een effectieve aanpak van problemen samenwerken in een wijk. Samenwerken op een nieuwe
manier: kortdurende ondersteuning ( tot 6 maanden), resultaatgericht, met de focus op het versterken van
de zelfredzaamheid door het aanspreken van de eigen kracht en het sociale netwerk. Het Wijkteam heeft
doorzettingsmacht voor het toeleiden van burgers/cliënten naar de 2e lijns zorg. De aanname is dat deze
aanpak leidt tot een effectievere ondersteuning aan Rotterdammers die dit nodig hebben en een
7
De civil society is de samenleving met haar burgers die, individueel of georganiseerd, (burger)kracht en kennis inzetten voor elkaar
(samenredzaamheid). De pedagogische civil society is waar burgers verantwoordelijkheid nemen voor een pedagogisch klimaat
waarin het goed opvoeden en opgroeien is.
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
6
verminderde druk op de 2e lijns zorg. De Wijkteams volwassenen en jeugd zijn samengevoegd tot een
integraal Wijkteam.
Ondersteuning op maat
De heroriëntatie op individuele voorzieningen (thans maatwerkvoorzieningen genoemd) is ingezet. Dit heeft
onder meer bij de huishoudelijke verzorging geleid tot een werkwijze waarbij gestuurd wordt op resultaten.
Deze transitie wordt komende jaren voortgezet. Omdat verschillende voorzieningen die onder de Wmo
vallen grote gelijkenis of samenhang hebben met de taken die per 2015 naar de gemeente overkomen, zijn
er verdere mogelijkheden om meer integrale ondersteuning aan burgers/cliënten te bieden en te
ontdubbelen. Vanaf 2015 wordt in Rotterdam de maatwerkondersteuning voor diensten zoals begeleiding
en huishoudelijke verzorging georganiseerd in de vorm van arrangementen.
Heldere rollen van de overheid
De doorontwikkeling van het professioneel opdrachtgeverschap staat centraal de komende jaren. In de rol
van opdrachtgever sturen we op het maatschappelijke resultaat en niet op het hoe, dat laten we graag aan
de aanbieders over. Daar hebben we al ervaring mee opgedaan bij het opdrachtgeverschap voor welzijn en
huishoudelijke verzorging. De ervaringen nemen we mee in de inkoopstrategieën.
Bij horizontaal sturen staat de gezamenlijke, inhoudelijke opgave centraal: het maatschappelijk resultaat
wordt behaald met de spelers in het netwerk. Met aanbieders is de gemeente periodiek in gesprek over de
vernieuwing van zorg en welzijn de komende jaren en stellen we de opgaven met elkaar vast.
1.2
Resultaten voor Rotterdam
Rotterdam wil de onderstaande maatschappelijke resultaten behalen met het in samenhang organiseren
van welzijn en zorg. Voor burgers met een vraag wordt gezocht naar de optimale inzet van burgerkracht,
algemene- en maatwerkvoorzieningen (op indicatie): de zogenaamde ondersteuningsmix.
Grotere zelfredzaamheid: Individuele
ondersteuning
(langer) Thuis in de wijk: Algemene
voorzieningen
Sterke Civil
Society
Faciliteren en ondersteunen
mantelzorgers en vrijwilligers
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
Eigen competenties en sociaal netwerk
7
Maatschappelijke effecten
Een sterke civil society: samenredzaamheid van Rotterdammers
Rotterdammers hebben de regie over hun leven, verwerven inkomen, voeden kinderen op en participeren
(van sport tot taalcursus) zo lang mogelijk zelfstandig. Burgers en hun netwerken (ook sportverenigingen,
kerken en moskeen) dragen bij aan de opgaven van zorg en welzijn in de stad en hebben ruimte voor
initiatieven. Burgers worden actief ondersteund door het Nieuw Rotterdams Welzijn en de
ondersteuningsstructuur voor bewonersinitiatieven.
Daar waar sprake is van een ondersteuningsvraag, of een tijdelijke situatie van beperkte zelfredzaamheid
zetten we in op:
·
(Langer) Thuis in de wijk: algemene voorzieningen
Algemene (preventieve) voorzieningen zijn de lichtere variant van maatwerkvoorzieningen
(goedkoper en algemeen toegankelijk) en dragen bij aan het langer thuis wonen van bewoners in
de wijk.
Het basisaanbod in de wijk bestaat uit: de Toegang: VraagWijzer en integraal Wijkteam als
schakels naar bewoners (van alle leeftijden) en hun netwerken, algemene- en
maatwerkvoorzieningen in het gebied.
Algemene (preventieve) voorzieningen zoals inloop/ontmoeting/dagbesteding 8 , maaltijd-,
boodschappen- en klussendienst, sport-, beweeg- en recreatieve activiteiten; vervoer; kortdurende
ondersteuning
(waaronder
maatschappelijk
werk,
sociaal-juridische
ondersteuning,
schulddienstverlening).
Voor burgers met complexe(re) problematiek, en die ernstig beperkt zijn in hun zelfredzaamheid, is er
ondersteuning op maat:
·
Grotere zelfredzaamheid van Rotterdammers: maatwerkvoorziening
Wanneer de eigen oplossingsmogelijkheden van een Rotterdammer en het gebruik van algemene
voorzieningen de belemmeringen op het gebied van zelfredzaamheid en participatie onvoldoende
wegnemen, dan kan (aanvullend) een maatwerkvoorziening worden verstrekt. Voor een
maatwerkvoorziening is een indicatie nodig.
Samengevat:
Bewoner
Burgerkracht en civil society (onder andere welzijn, bewonersinitiatieven, bewoners- en
vrijwilligersnetwerken).
e
1 lijn
Kortdurende ondersteuning door VraagWijzer/Wijkteams
Ondersteuning door samenwerkingsverband in de wijk voor inloop/ dagbesteding/ontmoeting en
ondersteuning dagelijks leven (eenvoudige diensten zoals de klussen- en boodschappendienst).
e
2 lijn
Langdurige ondersteuning met integrale ondersteuningsarrangementen.
Bij het realiseren van de bovenstaande maatschappelijke resultaten staan de eerder genoemde
uitgangspunten centraal. Rotterdam krijgt met de nieuwe wet ruimte om algemeen toegankelijke- en
maatwerkvoorzieningen vorm en inhoud te geven. Er zijn meer mogelijkheden dan voorheen om bewoners
te ondersteunen zonder een (individuele) maatwerkvoorziening te verstrekken. We gaan op zoek naar de
ideale ondersteuningsmix voor Rotterdammers met een vraag voor ondersteuning.
In onderstaande figuur staat de opgave voor de komende jaren. Op de linkeras de rol van de overheid.
Naarmate Rotterdammers kwetsbaarder zijn heeft de overheid een sturende rol. Daar staan ook de
maatwerkvoorzieningen. Bij zelfredzame burgers is de overheid niet aanwezig of in een faciliterende rol.
Zoals bij bewonersinitiatieven die gericht zijn op maatschappelijke opgaven.
De pijlen naar links (onder en boven de figuur) staan voor de ‘beweging’ naar voren in de zorg- en
welzijnsketen: minder geïndiceerde zorg en een grotere inzet van algemene voorzieningen en burgerkracht.
8
In 2015 nog een maatwerkvoorziening.
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
8
Welzijn, niet
Indiceren
Regisseren
Faciliteren
Wet maatschappelijke ondersteuningondersteuning 2015 - 2018
geïndiceerd
geïndiceerd
Maatwerk
(indicatie)
Gemeente
VraagWijzer/Wijkteam
Schulddienstverlening ,
soc.jur advies en armoede
Activering (MI)
Algemene
voorzieningen
Zeven
o Bewonersinitia-
arrangemen-
tieven
ten in
o Sociale
netwerken
o Mantelzorg
Burgers/net -
o Vrijwilligerswerk
Maaltijd en klus
ondersteuningsmix
Ontmoeten
dagbesteden
werken
525.000
62.000 beperkt
30.000 kwetsbare burgers
zelfredzame
zelfredzame
(5%)
burgers (85%)
burgers (10%)
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
9
Hoofdstuk 2. Algemene- een maatwerkvoorzieningen
2.1
Voor iedereen toegankelijk: algemene voorzieningen
Deze voorzieningen zijn voor alle burgers toegankelijk. Algemene voorzieningen (hierna te noemen AV)
gericht op maatschappelijke ondersteuning zijn, in daarvoor geëigende situaties, een voorliggend en
volwaardig alternatief voor een maatwerkvoorziening. Bij een AV hoort een beperkte toelatingsbeoordeling
aan de hand van een aantal geformuleerde maatstaven. Geen uitgebreid onderzoek en geen formele
beslissing van het college van B&W. Dit is het kenmerkende verschil met een maatwerkvoorziening. Het is
mogelijk voor de gemeente om een bijdrage te vragen voor AV.
Algemene voorzieningen zijn inclusief, dat wil zeggen doelgroep- en professieoverstijgend. Zoals: een
Leeszaal en de Buurthuizen van de Toekomst (multifunctioneel ontmoetingscentrum). Ook de
klussendienst, beweegaanbod en informele buurtzorg zijn algemene voorzieningen.
De mate waarin het mogelijk en wenselijk is een AV in te zetten is onder meer afhankelijk van de
problematiek en het bestaande voorzieningenniveau. Het is ook mogelijk en soms zinvol om een AV te
organiseren voor specifieke groepen (bijvoorbeeld voor dementerenden, dak- en thuislozen, een maaltijd
en een slaapplek). Daarom is een kwantitatieve (wat is er?) en kwalitatieve (wat gaat er goed?)
wijkanalyse9 een voorwaarde.
Voorziening
Voor wie?
Kostprijs
Buurthuis / sociaalculturele voorzieningen /
dagbesteding
Buurtpark
Alle burgers
Wijkbus. Inwoners
melden zich zelf bij de
voorziening.
Gebruikers
Huur en beheer
accommodatie; bij
voorkeur gerund door
vrijwilligers ev met
professionele
ondersteuning
Gebruikersbijdrage
Informele taallessen
Alle burgers
Maatschappelijk werk
Bij voorkeur gerund door
vrijwilligers en
professions. Kostprijs
professionals
Kostprijs professionals.
Eigen
bijdrage
Gebruikers
bijdrage;
Buurt
sponsoring
Wijze van financiering
door gemeente
Beschikbaar stellen
accommodatie of betalen
huur.
Afhankelijk
van
inrichting
Twee varianten:
aanbesteding bij
vervoerders of
financieren materieel en
onderhoud door
gemeente
Subsidiëring
professionals
Nvt
Subsidiëring of
contractering
professionals.
Subsidiëring of
contractering
professionals.
Nvt
Kleine
eigen
bijdrage
Geen
Uitzonderingen
Voor mensen
met een
beperking geen
gebruikersbijdrage
Nvt
Nvt
Bij voorkeur gerund door
vrijwilligers met
professionals Kostprijs
professionals
Kostprijs professionals
Geen
Geen
Financiering wijkteam en
mantelzorgondersteuning
Nvt
Dak- en
thuisloze
ingezetenen
Kostprijs voorziening
Kleine
eigen
bijdrage
Subsidiëring,
toegroeiend naar een
model van contractering
Nvt
Burgers in
bedreigende
situatie
Kostprijs instandhouding
ondersteuningpunt /
AMHK
Geen
Subsidiering
ondersteuningpunt
/AMHK
Nvt
Hulp bij de
thuisadministratie /
financiën en juridische
kwesties (sdv).
Cliëntondersteuning /
mantelzorgondersteuning
/ sociaal of wijkteam
Alle burgers
Opvang/inloop van daken thuislozen (regie
centrumgemeenten)
Ondersteuningpunt
Huiselijk Geweld / AMHK
Alle burgers
Er zijn ook algemene voorzieningen die niet onder de Wmo vallen, maar die preventief bijdragen aan langer
gezond blijven en langer thuis wonen. Zoals het openbaar vervoer, sportvoorzieningen (zwembaden,
sporthallen en –velden), sporttrajecten voor ouderen en mensen met een beperking. Maar ook het
buurtpark waar iets te doen is zoals een theehuis, buiten activiteiten, groenonderhoud, spelen en in de zon
zitten.
2.2
Op indicatie: maatwerkvoorzieningen
Wanneer de eigen oplossingsmogelijkheden van een Rotterdammer en het gebruik van algemene
voorzieningen de belemmeringen op het gebied van zelfredzaamheid en participatie onvoldoende
wegnemen, dan kan (aanvullend) een maatwerkvoorziening worden verstrekt. Op basis van een
9
De veldacademie maakt deze analyse, in combinatie met onder andere het wijkprofiel maken we wijkfoto’s.
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
ondersteuningsplan, waarin wordt ingegaan op de individuele omstandigheden en mogelijkheden van
aanvrager, wordt bezien welke maatwerkvoorziening passend is. Dit sluit aan bij de Wmo 2015 die
gemeenten enerzijds de opdracht geeft ondersteuning te bieden als iemand zijn/haar belemmeringen niet
zelf kan oplossen, en anderzijds ruimte geeft hoe deze ondersteuning wordt vormgegeven.
Een maatwerkvoorziening bestaat uit ondersteuning, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere
maatregelen die bijdragen aan een grotere zelfredzaamheid. Of biedt beschermd wonen of opvang aan een
burger/cliënt. Bij of krachtens de verordening worden voorwaarden gesteld aan de toekenning en het
gebruik van maatwerkvoorzieningen en het persoonsgebonden budget, en aan de eigen bijdrage die
iemand verschuldigd is. Zie onderstaand wat onder maatwerkvoorzieningen wordt verstaan (geen
limitatieve opsomming).
Voorziening
Voor wie?
Huishoudelijke verzorging
Burgers die door een beperking
belemmeringen ondervinden bij het doen
van het huishouden.
Individuele en
groepsbegeleiding
Burgers die door een beperking
belemmeringen ondervinden in het sociaalpersoonlijk functioneren, zaken rond
administratie en financiën of dagbesteding
nodig hebben.
Alle burgers
Burgers die door een beperking
belemmeringen ondervinden bij het gebruik
van een woning
Tijdelijke zorg voor burgers met een
beperking, wanneer de mantelzorger wordt
onlast.
Burgers die door een beperking
belemmeringen ondervinden in of om de
woning of bij het zich lokaal verpla
Crisisopvang huiselijk geweld
Woningaanpassingen
Respijtzorg
Individuele vervoersvoorzieningen (scootmobiel, aangepaste
fiets, VoM)
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
Eigen
bijdrage
Via CAK
(centraal
administratie
kantoor)
Via CAK
Via CAK
Via CAK
Wijze van financiering
door gemeente
Zorgaanbieder ontvangt
een budget per week
welke afgestemd is op
de
ondersteuningsbehoefte
van cliënt.
Zorgaanbieder ontvangt
een budget per week dat
is afgestemd op de
ondersteuningsbehoefte
van cliënt.
Op basis van offertes
wordt de vergoeding
bepaald
Via CAK
Via CAK en
uitvoerder
VoM
Afspraken met
gecontracteerde
leveranciers
11
Hoofdstuk 3: De uitvoering: vier pijlers
3.1
Samenredzaamheid: een sterke civil society
Burgers en hun netwerken dragen actief bij aan de opgaven voor welzijn en zorg in hun wijk en hebben
meer ruimte om zelf initiatief te nemen. De wijk is de directe sociale omgeving van mensen. Mensen wonen
in een wijk, hebben daar hun dagelijkse contacten, maken gebruik van voorzieningen. Veel mensen willen
best actiever zijn in hun wijk en meer aandacht besteden aan hun wijkgenoten die dat nodig hebben. Dat
blijkt ook uit het groeiende aantal bewonersinitiatieven. (stevige) Wijknetwerken (jeugd en volwassenen),
initiatieven van bewoners, inzet van vrijwilligers en ondersteuning van mantelzorgers, (sport)verenigingen
en kerken zijn belangrijke voorwaarden voor samenredzaamheid. Dit wijknetwerk is de kurk van de
samenleving en een voorwaarde voor meer onderlinge betrokkenheid.
Gebiedsspecifiek
Bij recent onderzoek naar opdrachtgeverschap ‘Welzijn volwassenen en jeugd’ in de 14 gebieden zijn
gebiedsspecifieke kenmerken en factoren in beeld gebracht 10 . In de kleine gebieden als Pernis,
Rozenburg, Hoek van Holland en deels Overschie, is sprake van ‘dorpsgemeenschappen’ met een sterke
sociale cohesie en veel burgerkracht. Zichtbaar in het aantal sterke sociale netwerken en veel
verenigingen met een krachtig, zelforganiserend vermogen. Voor welzijn betekent dit een faciliterende rol
op de achtergrond, in tegenstelling tot (grotere) gebieden waar sociale samenhang beperkt is en een meer
initiërende en regisserende rol nodig is.
Uit onderzoek 11 naar diverse leefstijlen in (de regio) Rotterdam komt hetzelfde beeld. In Pernis,
Rozenburg, Hoek van Holland en Overschie wonen veel burgers die waarde hechten aan betrokkenheid
en harmonie, sociale contacten in de buurt met een sterke groepsoriëntatie. De burgers zijn gericht op
geborgenheid en zekerheid. Wel groepsgericht, maar met een minder open karakter: zij trekken zich thuis
terug in kleine kring met familie en buren waarmee men intensieve contacten heeft.
Dit ‘type’ bewoners is ook te zien in grote delen van Charlois, Feijenoord en IJsselmonde, in de wijken
Crooswijk en Schiebroek en in een groot deel van Prins Alexander.
Een ander ‘type’ burgers zijn die met ‘ambitie en controle’: bewoners die intensief en gedreven zijn met
hun carrière(planning) en veel waarde hechten aan status. Zij wonen in: Nesselande, Molenlaankwartier,
Wilheminapier en een deel van Kralingen-Oost.
Tot slot wonen in Kralingen-West, Centrum, Delfshaven, Noord en de Kop van Zuid veel burgers die zich
kenmerken door ‘vrijheid en flexibiliteit’. Vrije, eigenzinnige bewoners, die onafhankelijkheid boven alles
stellen, met een actieve manier van leven, die naast werk voldoende tijd willen hebben voor culturele
ontwikkeling en reizen.
Informele ondersteuning
Met een stevige inzet op het versterken van burgers en hun netwerken door NRW gaat Rotterdam door de
komende jaren. Op verschillende manieren worden sociale netwerken rondom burgers aangeboord en
versterkt door welzijn. Huis-aan-huis bezoeken, Eigen kracht-conferenties, best persons als goed
voorbeeld, netwerkbijeenkomsten voor en door burgers worden ondersteund. Krachtige netwerken
versterken de wijk: hier ontmoet men elkaar, ontstaan activiteiten en wordt de verbinding gelegd met het
integrale Wijkteam bij complexere (zorg)vragen. Ook worden vroegtijdig kansen en problemen opgemerkt.
Professionals bij de welzijnsorganisaties hebben oog voor de kwaliteiten en het ontwikkelpotentieel van
burgers. De professionele ondersteuning richt zich op het zelforganiserend vermogen, zodat ondersteuning
niet meer of in mindere mate nodig is. Wederkerigheid is altijd het uitgangspunt. Als burgers ondersteuning
krijgen wordt ook iets van hen terugverwacht. Soms stuit dat op bezwaar, maar meestal niet. Vrijwilligers
die eerder een ondersteunings- of hulpvraag hadden, zijn nu actief om andere burgers verder te helpen. Dit
werkt als een olievlek: burgers zijn rolmodel (buddy) voor elkaar, niet de professionals.
10
Zie voor meer gedetailleerde informatie het rapport: ‘Meer eenheid waar mogelijk, diversiteit waar nodig’ – Rapportage van
onderzoek naar opdrachtgeverschap welzijn en jeugd deelgemeenten (2014).
11
Onderdeel van “De Grote Woontest 2012 in de Regio Rotterdam” (2012).
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
12
Samengevat, de functies van het NRW, gerelateerd aan informele ondersteuning :
· richt zich op het vergroten van participatie bij bewoners. Dat doet zij door bewoners(initiatieven) en hun
netwerken te faciliteren. Zodat de sociale cohesie wordt versterkt en de leefbaarheid in wijken wordt
vergroot;
· coördineert en faciliteert het vrijwilligerswerk en mantelzorg. Zodat burgers elkaar vrijwillig
ondersteunen en professionele ondersteuning aanvullen. Zodat de vraag naar professionele vormen
van ondersteuning afnemen of worden uitgesteld;
· vindt (vroegsignalering) en brengt bewoners (ouderen en sociaal isolement) naar de ‘juiste’ plekken.
Welzijn wijst de weg naar sociale netwerken, vrijwilligerswerk en het Wijkteam (professionele
ondersteuning);
Bewonersinitiatieven
Rotterdam kent een lange traditie van bewonersinitiatieven, het ‘Opzoomeren’ is hier uitgevonden. De
Opzoomer-activiteiten dragen eraan bij dat burgers elkaar ontmoeten en iets voor elkaar doen. De
gemeente heeft initiatiefnemers de afgelopen jaren gestimuleerd zich meer te richten op taallessen,
onderlinge zorg en ondersteuning. Daar zijn al goede resultaten mee behaald, met name in de zwakkere
wijken. Daar gaan we mee door. De komende jaren stimuleren we burgers ook activiteiten te ondernemen
gericht op sport en op een gezonde leefstijl.
Met de start van de gebiedscommissies is het budget voor bewonersinitiatieven verruimd. Ook nieuwe
groepen, zoals sociaal ondernemers, krijgen de mogelijkheid om initiatieven uit te voeren. Zij zetten zich in
voor de sociale opgaven van de stad. De Voedseltuin, Hotspot Hutspot en Doordewijks richten zich
bijvoorbeeld op Rotterdammers die een duwtje in de rug kunnen gebruiken.
De gemeente faciliteert en stimuleert initiatieven van burgers de komende jaren en staat garant voor de
ondersteuningsstructuur van bewoners die een initiatief willen nemen en hulp nodig hebben bij de
planvorming en uitvoering. Middelen zijn beschikbaar voor initiatieven (budgetten gebiedscommissies) en
de 1%-regeling uit het coalitieakkoord.
Maatschappelijke inspanning
Maatschappelijke Inspanning (MI) richt zich op werkzoekenden die tegenprestatie leveren, gericht op hun
persoonlijke ontwikkeling door vrijwilligerswerk of maatschappelijke stages12. Voor wie vrijwilligerswerk of
anderszins onbeloond werk nog een stap te ver is, worden afspraken gemaakt om de persoonlijke situatie
te verbeteren. Bijvoorbeeld door het wegwerken van schulden, gezond eten en bewegen of het verbeteren
van de situatie thuis. Buurtcoaches, vrijwilligersmakelaars ondersteunen en begeleiden burgers bij het
vrijwilligerswerk of stage. Via het Wijkteam wordt, indien nodig, verwezen naar de huisarts of meer
specialistische zorg.
De gemeente faciliteert dat meer werkzoekenden een tegenprestatie kunnen leveren (voor tenminste 20
uur per week of naar vermogen). In eerste instantie regelt de betrokkene het vrijwilligerswerk zelf. Waar
nodig ondersteund door professionals.
Bij MI gaat over meer dan alleen het leveren van een tegenprestatie. De maatschappelijke meerwaarde
bestaat er ook uit dat allerlei additioneel werk wordt verricht bij wijk- en buurtcentra en maatschappelijke
initiatieven. Bij de Voedseltuin werken bijvoorbeeld mensen met een uitkering. Tal van initiatieven worden
versterkt met het werk van werkzoekenden, die ook weer andere werkzoekenden ondersteunen. Kortom,
het mes snijdt aan meerdere kanten. De inzet van werkzoekenden voor taalinitiatieven, burgerparticipatie,
vrijwilligerswerk, en mantelzorg neemt sterk toe. Ook hier is inclusief het sleutelwoord, de kracht van sterke
Rotterdammers wordt ingezet voor hen die een duwtje nodig hebben. Het streven is om de aanpak van
Maatschappelijke Inspanning te verbreden naar alle werkzoekenden in de stad.
Informele ondersteuning: vrijwilligerswerk en mantelzorg13
Circa 175.000 Rotterdammers van 13 t/m 75 jaar doen vrijwilligerswerk en 150.000 mensen bieden
informele zorg. Dat zijn totaal circa 235.000 burgers. Het aantal burgers dat vrijwilligerswerk én informele
zorg biedt is de afgelopen jaren toegenomen, en ligt nu op een historisch hoog niveau. Voor de lange
termijn is de verwachting dat de informele zorg stabiliseert en het aantal vrijwilligers licht blijft toenemen.
Nadere analyse toont een potentiële toename van het aantal vrijwilligers van 175.000 tot zo’n 225.000.
12
Het leveren van een tegenprestatie is geen re-integratie-instrument, maar draagt (op termijn) wel bij aan het vergroten van de
kansen op de arbeidsmarkt en uitstroom uit de uitkering.
13
Bron: “Vrijwilligerswerk en informele hulp in Rotterdam 2013”, OBI (2014).
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
13
Ook staan de circa 95.000 Rotterdammers die nu geen vrijwilligerswerk doen, er niet bij voorbaat negatief
tegenover. De potentiële aanwas bestaat (ook ten opzichte van de huidige populatie) relatief meer uit
vrouwen, Rotterdammers van 25 tot 45 jaar, niet-westerse allochtonen en mensen met een uitkering.
Daar waar onvoldoende organisatiekracht is, zetten we ook in op het aanjagen en ondersteunen van
vrijwilligersinzet in de wijk, die voorziet in een behoefte aan zorg, ondersteuning en dienstverlening. Zo sluit
de informele zorg steeds beter aan bij de vraag van mantelzorgers en wijkbewoners die niet over een
sociaal netwerk beschikken. Ook wordt het vrijwilligerswerk en de ondersteuning meer gericht op
bewonersinitiatieven. Waar vrijwilligers behoefte hebben aan training of scholing heeft het welzijnswerk een
rol.
Vrijwilligersprojecten/-organisaties worden in een georganiseerd verband opgezet, vaak met ondersteuning
van professionals14. Deze vrijwilligersprojecten zijn divers: van boodschappendienst tot wijkrestaurant, van
creatieve middagen voor kinderen tot bingoavonden voor ouderen, van scootmobiel service tot
maatjesprojecten of hulp bij thuisadministratie. Ook hier geldt dat de vraag in de wijk leidend is. Vrijwilligers
zijn mensen uit de wijk, maar ook mensen die een tegenprestatie voor hun uitkering verrichten, of mensen
die professionele zorg ontvangen en behoefte hebben aan een nuttige dagbesteding.
Koesteren van mantelzorgers
Mantelzorgers zijn het goud in de stad, zij nemen een groot deel van de zorg voor familie of vrienden op
zich. Zij zijn intensief betrokken bij de mensen waar zij voor zorgen, zijn de spil in hun leven en voelen een
grote verantwoordelijkheid. Deze verantwoordelijkheid is zwaar en kan leiden tot overbelasting. Het
bereiken van zwaar- of overbelaste mantelzorgers is niet altijd gemakkelijk. Uitgangspunt bij elk
keukentafelgesprek, en dat geldt ook voor de gesprekken bij de VraagWijzer, moet dan ook zijn dat de
mantelzorger bij het ondersteuningsplan betrokken wordt. De vraag die gesteld wordt, moet daarbij niet
alleen zijn “wat kunt u en het sociale netwerk meer doen”, maar ook “ wat heeft u aan ondersteuning nodig
om het vol te houden”. Zo ontstaat werkende weg steeds beter zicht op de behoeften. En kunnen we de
onze inkoop van professionele zorg, maar zeker ook onze investeringen in andere vormen van informele
zorg en vrijwilligerswerk, zo richten dat deze steeds beter gaan aansluiten bij de vraag.
3.2
De toegang tot ondersteuning
Een burger meldt zich
Een burger kan zich in Rotterdam bij verschillende (gemeentelijk) loketten melden met vragen. Dit zijn de
VraagWijzer, het Wijkteam, de digitale balie, Centraal Onthaal en het Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld
en Kindermishandeling (AMHK) (in bijlage 2 worden deze loketten kort beschreven).15 Op al deze plekken
wordt de burger te woord gestaan. Professionals geven informatie en advies, signaleren en verhelderen de
vraag. Ze denken met de burger mee en verkennen de mogelijkheden om binnen het eigen netwerk van
deze burger een oplossing te vinden. Ook is bij deze loketten informatie over algemene voorzieningen te
verkrijgen. Het kan dus zijn dat een burger informatie krijgt of wordt verwezen naar een algemeen
toegankelijke voorziening of naar een vrijwilligersorganisatie. Dan is een keukentafelgesprek en een
ondersteuningsplan niet nodig. De VraagWijzer levert ook informatie over het preventieve aanbod in de
buurt, waaronder het sport- en beweegaanbod.
14
Daarin onderscheidt het zich van bewonersinitiatieven.
15
De professionals van het Wijkteam en het wijknetwerk hebben een outreachende/pro-actieve rol bij het (vroeg)signaleren van
ondersteuningsvragen.
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
14
In gesprek met de gemeente: het ondersteuningsplan
Wanneer bij het (digitaal) loket blijkt dat een burger ondersteuning nodig heeft, dan volgt een nader
gesprek over de mogelijkheden. In het gesprek met een medewerker van de VraagWijzer of het Wijkteam
wordt gekeken welke ondersteuning het beste past bij de vraag. De methodiek van de Zelfredzaamheidmatrix (de ZRM) wordt gebruikt voor de brede analyse van de situatie van de betrokkene en zijn/haar
directe omgeving. Wellicht kan iemand uit het eigen netwerk helpen, is een algemene voorziening een
goede oplossing of wellicht is maatwerk nodig. Bij de VraagWijzer en het Wijkteam worden de afspraken
vastgelegd in een ondersteuningsplan. Het plan wordt opgesteld wanneer ondersteuning door het Wijkteam
en/of een maatwerkvoorziening nodig is. De inzet van een mix van maatwerk- en een algemene
voorzieningen en/of ondersteuning door het eigen netwerk van deze persoon, wordt altijd onderzocht. Bij
meerdere vormen van ondersteuning, wordt altijd de goedkoopst-adequate (maatwerk)voorziening
toegekend.
Wanneer in het gesprek blijkt dat iemand al dan niet gedwongen zijn huis heeft moeten verlaten als gevolg
van meervoudige problematiek en niet in staat is zichzelf op eigen kracht te handhaven, dan kan deze
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
15
burger via Centraal Onthaal / Centraal Onthaal Jongeren een beroep doen op een maatwerkvoorziening
(zie bijlage 2).
Het ondersteuningsplan wordt door de Wmo-adviseur (gemeente) in overleg met de burger en (indien
nodig) de aanbieder van de ondersteuning opgesteld. Het gesprek vindt zo snel mogelijk plaats en binnen 6
weken zijn het gespreksverslag en (eventueel) het ondersteuningsplan beschikbaar. In het
ondersteuningsplan staat welke afspraken er met de burger/cliënt zijn gemaakt en welke ondersteuning
hij/zij krijgt. Bij het inzetten van een maatwerkvoorziening is er voor de burger/cliënt keuzevrijheid tussen
verschillende door de gemeente gecontracteerde aanbieders. Ook is er een keuzemogelijkheid voor zorg in
natura of een persoonsgebonden budget.
Wmo-Rotterdam
Burgerkracht
Algemene
voorzieningen
Maatwerk
Bewoners-
Ontmoeting
voorzieningen
initiatieven
Inloop
Schoon huis
College
Preventie
Zelfzorg
(indicatie-
Laagdrempelige
Begeleiding
stelling)
dagbesteding
Hulpmiddelen
Vrijwilligers-
Collectieve
Woning- aanpassing
werk
voorzieningen
KDV
Mantelzorg
Beslissing
Hulpverlening
Wijkteam
Maatschappelijk
werk
Mogelijk
Schulddienst-
Eigen bij-
eigen
verlening
drage naar
bijdrage
Sociaal-juridische
inkomen
Bij levering in
natura:
dienstverlening
Jeugdzorg
Levering in
leveringsplan door
natura of
leverancier
Pgb
Aanvraag
Het ondersteuningsplan is de aanvraag voor een maatwerkvoorziening bij de gemeente. Naar een
algemeen toegankelijke voorziening worden burgers verwezen en indien nodig volgt een warme overdracht
(eerste contact leggen, informatie meegeven, nagaan of iemand bij de voorziening terecht is gekomen).
Soms wordt er een eigen bijdrage gevraagd, hierover wordt de burger van tevoren geïnformeerd.
Het college van B&W heeft twee weken om een besluit te nemen over toekenning van een
maatwerkvoorziening. Het gebruik van maatwerkvoorzieningen wordt altijd geformaliseerd in een
beschikking. Tegen deze beschikking is bezwaar en beroep mogelijk. De maximale doorlooptijd van een
aanvraag voor een maatwerkvoorziening bedraagt daarmee acht weken.
3.3
(Langer) Thuis in de wijk: algemene voorzieningen
Gemeente, aanbieders, verenigingen en bewonersinitiatieven zijn het netwerk in de wijk. Algemene
(preventieve) voorzieningen voorkomen of stabiliseren problematiek. Rotterdam zet in op een sterke
structuur gericht op langer thuis wonen, de aanpak van isolement en het vergroten van participatie in de
wijk.
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
16
Algemene (preventieve) voorzieningen in het gebied zijn de toegang: VraagWijzer en Wijkteam als de
schakels naar bewoners en hun netwerken, algemene- en maatwerkvoorzieningen in het gebied (zie
paragraaf 3.4). Voorzieningen als inloop/ontmoeting/dagbesteding; maaltijd-, boodschappen- en
klusservice; preventie voor jeugd en volwassenen; vervoer; kortdurende ondersteuning (MW, SR, SDV) zijn
er in de wijk.
Rotterdam zet in op een sterke structuur in de wijken met algemene voorzieningen gericht op langer thuis
wonen, de aanpak van sociaal isolement en vergroten van participatie in de wijk. Door het onderstaande
(mede) te organiseren en/of te faciliteren:
· Ontmoeting/dagbesteding/inloop voor álle bewoners, ook voor kwetsbare ouderen;
· Vrijwilligerswerk en mantelzorgondersteuning;
· Participatieplekken voor burgers met een uitkering;
· Eenvoudige- en enkelvoudige dienstverlening (klusdienst, formulierenbrigade);
· Preventieve activiteiten gericht op een gezondere leefstijl;
· Wijkvervoer.
Het bundelen van deze functies in een buurthuis/wijkaccommodatie is reeds ingezet in de stad. De
afgelopen jaren zijn Buurthuizen van de Toekomst ontstaan uit bewonersinitiatieven, soms in combinatie
met welzijn. Zoals Het Klooster, Belvédère, De Nieuwe Banier en De Leeszaal West. Soms ook vanuit zorg
zoals De Nieuwe Nagtegaal, de Nieuwe Plantage en het Jan van de Ploeghuis. Soms zijn het initiatieven
van burgers (uit verzet) omdat het wijkgebouw is gesloten, en soms van aanbieders die de krachten willen
bundelen. Er is grote verscheidenheid in de stad. Deze buurthuizen ontwikkelen zich stap voor stap tot
nieuwe publieke ruimten met meerdere functies. Waar men elkaar ontmoet, dagbesteding krijgt, het
wijkrestaurant bezoekt en waar commerciële verhuur mogelijk is. Deze plekken kunnen er ook toe
bijdragen dat burgers langer zelfstandig blijven wonen. Wat bewoners nodig hebben is leidend en zoveel
mogelijk voor iedereen toegankelijk. Burgers en wijkorganisaties spelen een grote rol bij het opzetten en
beheren van deze voorzieningen. Gericht op het versterken van de wijk, en dat burgers en cliënten
(burgers met een indicatie) elkaar ontmoeten op centrale plekken in de wijk. Lokaal ondernemerschap
versterkt het buurthuis. De worteling in de wijk is stevig. Vrijwilligerswerk is verbonden en burgers met een
uitkering lopen stage en doen vrijwilligerswerk.
Voor de doorontwikkeling van deze buurthuizen wordt een sociale investeringsstrategie opgesteld. Waarin
het creëren van publieke meerwaarde centraal en dienstverlening in het sociale domein, gecombineerd
wordt met minder overheid en met activering en versterking van bewoners in buurten/communitybuilding.
De strategie is gericht op de doorontwikkeling van een nieuwe generatie van bewonersinitiatieven waarbij
de overheid als gelijkwaardige partner toewerkt naar gezamenlijk verantwoordelijkheid voor de
maatschappelijke opgaven in de stad op het gebied van welzijn, zorg, duurzaamheid en veiligheid. De heeft
verschillende rollen en bijdragen, soms stelt de overheid financiële middelen beschikbaar, biedt hulp bij het
aanvragen van vergunningen, ondersteunt bij het werven van sponsors, stelt kennis en netwerken
beschikbaar, maakt zelfbeheer mogelijk.
We dragen ook taken van de overheid over daar waar mogelijk (maatschappelijk aanbesteden). Waar
bewonersinitiatief opklinkt en welke vorm dit aanneemt, is sterk afhankelijk van de kenmerken van een wijk.
De Buurthuizen van de Toekomst zijn knooppunten van bedrijvigheid in de wijken. We volgen de
ontwikkeling nauwgezet en bieden ruimte voor deze buurthuizen als (mede)aanbieder van bijvoorbeeld
dagbesteding, inloop, ontmoeting en eenvoudige dienstverlening (bijvoorbeeld klussendienst,
maaltijdservice, repair-café).
Ouderen zijn niet altijd geneigd uit zichzelf van deze voorzieningen gebruik te maken, ook al zijn deze voor
hen geschikt. Heldere communicatie over het beschikbare aanbod en goede informatievoorziening is
belangrijk. Hierin heeft de VraagWijzer een belangrijke een rol. Op plaatsen waar (nog) geen kansrijke
wijkinitiatieven zijn voor het samen bouwen aan algemeen toegankelijke voorzieningen, geeft de gemeente
zich rekenschap van haar verantwoordelijkheid voor het aanbieden van bijvoorbeeld dagbesteding aan
(onder andere) beperkt zelfredzame ouderen. In samenspraak met de wijkpartijen wordt een passend
aanbod ontwikkeld. Het aanbod in de wijken is de laatste jaren ook uitgebreid door de openstelling van
zorg- en/of GGZ instellingen voor wijkbewoners (zoals bijvoorbeeld de Thuishavens). Wijkbewoners
kunnen binnenlopen voor een kop koffie, een praatje of een maaltijd.
Drempels voor participatie wegnemen
Onvoldoende taalbeheersing, weinig geld en schulden zijn drempels om ‘mee te doen’ en hangen met
elkaar samen. Rotterdam blijft inzetten op het verminderen (stabiliseren) van deze problematiek.
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
17
Taalbeheersing
Taal leren (verbeteren) lukt het snelste wanneer dit past bij de dagelijkse leefwereld van de betrokkene.
Soms wordt de eerste stap naar een taalles gezet omdat formulieren invullen of het aanvragen van een
voorziening te ingewikkeld is. Rotterdammers nemen ook zélf de verantwoordelijkheid door taalactiviteiten
te organiseren. Deze activiteiten zijn laagdrempelig, kortdurend, doelgericht en worden uitgevoerd door
taalvrijwilligers. Dit valt onder de noemer informele educatie.
Bij non-formele educatie zijn professionals betrokken, daar leert men de Nederlandse taal gericht op het
behalen van eindtermen of een diploma. De komende jaren richt Rotterdam zich op de doorstroom van
informele educatie naar formele educatie. Taaltrajecten richten zich op een specifieke context, die aansluit
bij de leefwereld van de betrokkene zoals gezondheid, inkomen&werk en participatie. Naast de overheid
zijn ook anderen belanghebbend, zoals verzekeringsmaatschappijen, zorgverleners en werkgevers. Met
hen worden afspraken gemaakt over taalverbetering.
Effectbestrijding armoede16
Niet per se de armoede zelf maar vooral de effecten ervan, kunnen ertoe leiden dat mensen zichzelf
uitsluiten van de samenleving en niet meer actief participeren. Effectbestrijding is daarom een belangrijke
pijler binnen het Rotterdamse armoedebeleid. Naast sociale uitsluiting zijn eenzaamheid, schaamte, gebrek
aan zelfvertrouwen, wantrouwen van de samenleving en een ongezonde leefstijl enkele effecten die
armoede met zich kan meebrengen. Een gebrek aan geld leidt vaak tot andere gebreken, wat participatie
belemmert. Niet alleen volwassenen, vooral ook kinderen zijn hiervan de dupe. Met het Rotterdamse
armoedebeleid worden deze effecten bestreden, met name voor kinderen.
Het doel van het Rotterdamse armoedebeleid is het ondersteunen richting participatie en zelfredzaamheid.
Dit vraagt een kanteling van een inkomensondersteunend beleid naar een activerend beleid waarbij
het meedoen en zelf doen van de Rotterdamse burger voorop staat. Actief meedoen leidt tot meer
levensplezier en voorkomt dat Rotterdammers langer dan nodig ondersteuning ontvangen. Een beleid
gericht op het wegwerken van maatschappelijke achterstanden en (economische) zelfstandigheid
verkrijgen en behouden. Echter daar waar dit niet op (korte) termijn mogelijk is, bijvoorbeeld wanneer
iemand chronisch ziek is, is inkomensondersteuning soms ook noodzakelijk.
Schulddienstverlening
De Rotterdamse schulddienstverlening17 heeft als doel het vergroten van de financiële zelfredzaamheid van
alle Rotterdammers. Wanneer burgers nog niet financieel zelfredzaam zijn, is het streven de
maatschappelijke kosten te beperken.
Schuldenproblematiek staat meestal niet op zichzelf. Vaak zijn er meer problemen, en zijn schulden daar
het gevolg van (bijvoorbeeld rond gezondheid, verslaving, psychische beperking, thuissituatie). Daarom is
een integrale aanpak van schulden noodzakelijk. De integrale aanpak wordt geboden door de verbrede
VraagWijzer. Schuldbemiddelaars van de Kredietbank Rotterdam (KBR) maken deel uit van deze verbrede
VraagWijzer (1e lijn). KBR is als schuldbemiddelaar verantwoordelijk voor het ‘technisch’ aanpakken van de
schulden (2e lijn). Voor gedragsverandering (onder andere het vergroten van de eigen kracht en het
voorkomen van recidive) zijn andere partijen (ketenpartners) in de stad verantwoordelijk (bijvoorbeeld
maatschappelijk werk). Het aanpakken van schulden duurt (meestal) minimaal drie jaar. Gedurende deze
periode wordt aan het vergroten van de eigen kracht en de financiële zelfredzaamheid gewerkt; dit samen
met de KBR. Wanneer dit niet of onvoldoende gebeurt, wordt er blijvend een (onnodig) beroep gedaan op
budgetbeheer en beschermingsbewind. Op dit moment is er voor beperkt zelfredzame burgers alleen
begeleiding gedurende de eerste periode bij het aanpakken van de schulden.
Huiselijk Geweld en Kindermishandeling
De aanpak van Huiselijk Geweld en Kindermishandeling vindt vanaf 1 januari 2015 plaats o.b.v. de
centrumgemeentelijke regiovisie Huiselijk Geweld en Kindermishandeling 2015-2018 en het
actieprogramma Veilig Thuis 2015-2018.
De missie hierbij is “het versterken van een thuis waar kinderen veilig opgroeien en zich kunnen
ontwikkelen en volwassenen geweldloos kunnen samenleven en participeren in de samenleving”.
De accenten van het beleid zijn:
· een geïntegreerde aanpak van Huiselijk Geweld en Kindermishandeling;
· positionering van de aanpak in het sociale domein (aansluiting op lokale infrastructuur van
participatie, jeugd en arbeid);
· behouden en borgen van specialistische kennis en expertise;
· Veiligheid voorop.
16
Het uitvoeringsplan Activerend armoedebeleid wordt naar aanleiding van het coalitieakkoord verwacht.
Meerjarenbeleidsplan Voorkomen en aanpakken van schulden 2012-2015, Rotterdammers op weg naar financiële zelfredzaamheid
en Preventieplan schulddienstverlening.
17
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
18
Preventie, voorlichting, deskundigheidsbevordering en vroegsignalering vinden vooral plaats wanneer
burgers nog volledig zelfredzaam zijn. Vanaf het moment dat er sprake is van meldingen Huiselijk Geweld
en Kindermishandeling bij het AMHK is er sprake van (tijdelijk) beperkte zelfredzaamheid bij burgers. Soms
kan met een kleine interventie (duwtje in de rug) zelfredzaamheid herwonnen worden, soms is hiervoor een
passend ondersteunings(zorg)aanbod voor een langere periode vereist. Bij ontwrichting van relaties en een
groot geweldsrisico kan er sprake zijn van (tijdelijk) verlies van zelfredzaamheid en zijn verdergaande
maatregelen nodig, voor vaak een wat langere periode met een zwaarder beroep op ondersteuning
(opvang, begeleiding naar een nieuw leven, nieuwe woning, etc.) De aanpak heeft veel samenhang met de
andere thema’s binnen het sociale domein (discriminatie, emancipatie, participatie, kwetsbare personen,
etc.).
Algemene voorzieningen en wijkgerichte samenwerking in Rotterdam
Gehandicaptenzorg
In Rotterdam wordt een variëteit aan begeleiding en dagbesteding aangeboden in het kader van de
gehandicaptenzorg (GZ). Daarbij geldt een diversiteit aan doelgroepen (mensen met lichamelijke,
zintuiglijke en/of verstandelijke beperkingen). Soms is sprake van meervoudige beperkingen, al dan niet in
combinatie met GGZ-problematiek. De zorgzwaarte of de ernst van de beperkingen kunnen sterk
verschillen, van een moeilijk te herkennen licht verstandelijke beperking (LVB), waar een weinig intensieve
begeleiding volstaat, tot en met een meervoudige lichamelijke en verstandelijke beperking met een hieraan
gekoppelde zware zorgbehoefte. Verspreid over Rotterdam zijn locaties waar diverse vormen van
dagbesteding, afgestemd op diverse (sub)doelgroepen, worden aangeboden.
Het Wijkteam en VraagWijzer bouwen aan de samenwerking met begeleiders in de gehandicaptenzorg:
deze maken zelf geen deel uit van het Wijkteam. De aansluiting tussen de wijk en informele netwerken met
dagbestedingslocaties wordt versterkt. Waar mogelijk worden verbindingen met het vrijwilligerswerk en
deze locaties uitgebouwd. De expertise in de 2e lijn van (sub)doelgroepen in de gehandicaptenzorg wordt
benut door het Wijkteam (consultatiefunctie).
Ketenzorg dementie
In Rotterdam kennen we in verschillende gebieden netwerken ketenzorg dementie. Op casusniveau zijn er
vanuit de AWBZ casemanagers actief. Het Wijkteam en VraagWijzer ontwikkelen samenwerkingsrelaties
met de actieve dementienetwerken in de wijk en versterken deze in het kader van de samenwerking met de
zorgverzekeraar(s).
De casemanagers dementie maken zelf geen deel uit van de Wijkteams: over hun inzet worden afspraken
gemaakt met het Wijkteam. Bij meer complexe ondersteuning/hulp kan het Wijkteam het voortouw nemen
bij het organiseren van samenwerking. Denk hierbij bijvoorbeeld aan inzet van ouderenzorg en GGZ,
waarbij afspraken rond vorming van een home-team worden gemaakt.
Samenwerking met de zorgverzekeraars in wijkgerichte programma’s
Met verzekeraars Achmea (ook Zorgkantoor) en VGZ werkt de gemeente aan een gezamenlijke
preventieve inzet. Afspraken over de duurzame samenwerking met het Wijkteam zijn in 2013 in
convenanten18 vastgelegd. Ook zijn afspraken gemaakt over de inzet van bemoeizorg en omgang met
indicatiestelling en onverzekerden. Het (door)ontwikkelen van dementienetwerken en het doorbreken van
sociaal isolement van ouderen zijn ook belangrijke aandachtspunten.
Op termijn wordt afstemming en samenwerking in de inkoop van zorg en ondersteuning gezocht.
Belangrijke stap in de samenwerking met Achmea en VGZ is het vormgeven van wijkgerichte
samenwerkingsprogramma’s in vier gebieden in de stad, samen met andere actieve partijen in de wijken.
3.4
Vergroten zelfredzaamheid: maatwerkvoorziening
Wanneer de eigen oplossingsmogelijkheden van een Rotterdammer en het gebruik van algemene
voorzieningen voor zelfredzaamheid en participatie belemmeringen onvoldoende wegnemen, wordt
(aanvullend) een maatwerkvoorziening verstrekt. Voor een maatwerkvoorziening is een indicatie nodig.
Rotterdammers met een indicatie
18
Looptijd van het programma is van 2013 tot 2017.
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
19
Vanuit de (oude) Wmo is de gemeente verantwoordelijk voor ongeveer 3.000 Rotterdammers in de
Maatschappelijke Opvang en voor circa 25.000 Rotterdamse burgers met Huishoudelijke Verzorging,
Vervoer op Maat of een woningvoorziening.
Vanaf 2015 is de gemeente ook verantwoordelijk voor de ondersteuning van ruim 10.00019 Rotterdammers
die nu een Awbz-indicatie hebben. Te onderscheiden zijn: ‘individuele begeleiding’ (ruim 6.000 burgers),
‘dagbesteding’ (2.700, waarvan ruim 2.000 met een indicatie ‘vervoer’), ‘persoonlijke verzorging’ voor
cliëntgroepen VG, PSY en ZG (975 burgers), ‘kortdurend verblijf’ (145) en ‘langdurige intramurale GZZ
zonder behandeling’ (2.280). Naar verwachting neemt dit aantal als gevolg van de extramularisering van
de zorg de komende jaren toe.
Op basis van de individuele situatie van een cliënt wordt bezien op welke resultaatgebieden ondersteuning
nodig is. Dit leidt tot een arrangement. Vervolgens maken de aanbieder en cliënt afspraken hoe de
ondersteuning wordt georganiseerd. Om de gevraagde resultaten te behalen krijgt een aanbieder een
vergoeding afhankelijk van het arrangement.
De onderstaande resultaatgebieden en cliëntgroepen zijn onderscheiden:
Resultaatgebieden (zie voor toelichting bijlage 4):
1. Sociaal en persoonlijk functioneren;
2. Ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden;
3. Financiën;
4. Dagbesteding al dan niet arbeidsmatig;
5. Ondersteuning bij zelfzorg en gezondheid (alleen voor dat deel van de PV dat naar Wmo gaat. Te
weten de grondslagen VG, GGZ en ZG en daarmee de arrangementenpakketten 2, 3 en 5);
6. Huisvesting;
7. Mantelzorgondersteuning waarbij verblijf aan de orde is (voor de pakketten 1 en 2).
Cliëntgroepen zijn:
· Ouderen;
· Lichamelijk beperkten;
· Verstandelijk Beperkten;
· GGZ en Maatschappelijke Opvang extramuraal;
· GGZ en Maatschappelijke Opvang intramuraal;
· Zintuiglijk Beperkten.
Voor iedere groep worden meerdere deskundige aanbieders gecontracteerd die de ondersteuning leveren
op de resultaatgebieden. Met het scala aan aanbieders dat wordt gecontracteerd kunnen ook kleinere
doelgroepen ondersteuning krijgen van een aanbieder die past bij zijn/haar godsdienstige gezindheid,
levensovertuiging en culturele achtergrond.
Naast de maatwerkvoorzieningen die zijn gericht op dienstverlening en via arrangementen worden
aangeboden, zijn er ook andere maatwerkvoorzieningen. Denk bijvoorbeeld aan het collectief aanvullend
vervoer (Vervoer op Maat), woonvoorzieningen en –aanpassingen, rolstoelen en scootmobielen. Ook bij
deze voorzieningen wordt gekeken welke oplossingen iemand zelf kan treffen en of er andere, algemene
oplossingsmogelijkheden zijn. In de afgelopen jaren is verder ook bij deze voorzieningen gekeken naar
mogelijkheden voor efficiënte inkoop en verstrekking.
De Wijkteams hebben een cruciale rol in het vroegtijdig signaleren en oppakken van ondersteuningsvragen
van burgers en te voorkomen dat problemen zich onnodig opstapelen en inzet van zwaardere
ondersteuning nodig is. Tegelijkertijd leert de ervaring ook dat er, juist bij die mensen die volledig de regie
over hun leven kwijt zijn, vaak meer aan de hand is. Als er sprake is van geestelijke gezondheidszorg
(GGZ), een verstandelijke beperking, verslaving, of dementie bij ouderen, zullen er veelal interventies uit de
e
e
2 lijn nodig blijven. Dat betekent dat, waar nodig, snel geschakeld moet worden naar de 2 lijnszorg om
snel de juiste interventie of maatwerkvoorziening te kunnen inzetten.
Vervoer
Vervoer is een cruciale schakel voor mobiliteit van (oudere) bewoners in de wijk. Per 2015 vallen onder
gemeentelijke verantwoordelijkheid: Vervoer op Maat/Wmo-vervoer, leerlingenvervoer (inclusief vervoer
naar sportactiviteiten), vervoer van- en naar sociale werkplaatsen (WsW) en vervoer van en naar de
dagbesteding extramuraal.
19
Situatie per 1 juli 2013.
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
20
We combineren het vervoer voor verschillende doelgroepen. Dit levert efficiencyvoordeel op door de ritten
voor WsW, leerlingenvervoer en dagbesteding- en voertuigen volgtijdelijk te plannen. We blijven de klanten
kwalitatief hoogwaardige, passende, betrouwbare en duurzame vervoersvoorzieningen bieden.
De regie en coördinatie is ondergebracht bij een zgn. regiecentrale zodat er voor klanten één ingang is.
Het gebundeld doelgroepenvervoer start op 1 januari 2016. Voor het vervoer van en naar de dagbesteding
extramuraal (AWBZ) is 2015 een overgangsjaar. Vervoer is in 2015 onderdeel van de contractering van het
overgangsrecht en de langdurige ondersteuningsarrangementen.
Toegankelijkheid gebouwde omgeving20
Een toegankelijke omgeving is een voorwaarde voor maatschappelijke participatie en om langer thuis te
blijven wonen. In een aantal wijken wordt de inrichting van de belangrijkste looproutes, de fysieke
toegankelijkheid van voorzieningen ingericht conform de eisen van de VN. Hiermee doen we ervaring op
voor de (her)inrichting van andere wijken. Met als doel dat in de toekomst toegankelijkheid voor mensen
met een beperking vanzelfsprekend is bij bouwplannen en bij inrichting van de openbare ruimte.
Om aan te sluiten bij de behoeften van wijkbewoners, worden zij op verschillende manieren betrokken
door:
· Het beoordelen van bouw- en inrichtingsplannen en uitvoering op basis van vaste criteria voor
toegankelijkheid;
· Deelname van burgers aan schouwen gericht op toegankelijkheid. Verkend wordt de mogelijkheid
om de schouw als methodiek op te nemen bij het beheer van alle Rotterdamse wijken.
Maatwerk en wijkgerichte samenwerking in Rotterdam
Het netwerk in de wijk
Naast VraagWijzer en de Wijkteams is er meer hulp/ondersteuning in de wijken. Denk aan 1e lijnsgezondheidszorg, geestelijke gezondheidszorg, (poli)klinische ziekenhuiszorg en diagnostiek, intramurale
zorg vanuit de kern-AWBZ, dienstverlening vanuit woningcorporaties, hulpverlening vanuit politie en justitie.
Dit zijn vormen van ondersteuning en hulp die voor het beantwoorden van (de soms complexe) vragen van
burgers belangrijk kunnen zijn. De gemeente is hier geen opdrachtgever, maar zet in op het stimuleren van
samenwerking in de wijken: professionals (of welzijn) van de Wijkteams zijn hier de aanjager. Er is
samenwerking tussen de VraagWijzer en organisaties in de wijk met een preventief aanbod, zoals
sportclubs en het welzijnswerk.
1e lijns gezondheidszorg
Gezondheidscentra en andere samenwerkingsverbanden van huisartsen spelen een steeds belangrijker rol
in de 1e lijns gezondheidszorg. Substitutie van taken van 2e naar 1e lijn zet zich de komende jaren voort.
Daarbij wordt steeds meer vanuit een model voor basiszorg in de wijk gewerkt; functies als
praktijkondersteuning huisartsen en 1e lijns-GGZ ontwikkelen zich de komende tijd verder.
Wijkverpleegkundigen krijgen de schakelfunctie tussen huisarts en de wijk terug, ook in Rotterdam waar
sinds enkele jaren het project Zichtbare Schakels loopt. Vanuit ‘zorg’ wordt hiermee de 1e lijn en de
wijkgerichte aanpak gecombineerd. Het is belangrijk om daar met de Wijkteams op aan te sluiten.
Wijkverpleegkundigen krijgen een sterkere positie binnen de 1e lijn. De functie verpleging (en de hieraan
gerelateerde verzorging) verschuift van de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet. Er komt een nieuwe
zorgprestatie Thuisverpleging. De aansluiting van de wijkverpleegkundige met onder andere het Wijkteam
wordt geborgd. Idealiter wordt de werkwijze van de Zichtbare Schakels ook die van de
wijkverpleegkundige, waarmee de preventieve en integrale aanpak van gezondheids- en sociale problemen
verder wordt versterkt.
De huisarts met praktijkondersteuning is de schakel tussen verwijzen naar 2e lijns-gezondheidszorg en de
daarbij horende diagnostiek en behandeling: met name voor verwijzen naar GGZ-zorg wordt de huisarts
belangrijker. Een burger kan te maken krijgen met een combinatie van GGZ-behandeling en voorzieningen
op grond van de Wmo. Dan is de samenwerking tussen VraagWijzer, Wijkteam, de zorginstelling, de burger
én de huisarts belangrijk om de verschillende vormen van ondersteuning op elkaar te laten aansluiten.
Geestelijke Gezondheidszorg
Daar waar een burger een gediagnosticeerde psychiatrische problematiek heeft, en behandeling en
begeleiding samen deze burger in staat stellen zelfstandig te zijn en blijven, is de ervaren (ziekte)last groot.
Vaak is het sociaal netwerk is klein en is ondersteuning bij de gang naar instanties onzeker. Een helder
onderscheid tussen psychosociale en psychiatrische problematiek is belangrijk. Het eerste kent een
20
Met de ratificatie van het VN-Verdrag voor gelijke kansen voor mensen met een beperking (najaar 2015) krijgt toegankelijkheid van
de gebouwde omgeving meer aandacht.
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
21
aanpak in de 1e lijns-gezondheidszorg en het Wijkteam, bij het tweede is diagnostiek nodig en 2e lijns
behandeling in de zorg. Waarbij goede aansluiting tussen de aanpak van de 1e en de 2e lijn, en tussen het
Wijkteam en de 2e lijn van groot belang zijn.
Bij psychiatrische problematiek is een korte lijn nodig tussen diagnostiek, behandeling en behandelaar en
VraagWijzer/Wijkteam. Motiverende gespreksvoering en kennis van psychiatrie is belangrijk bij de
vraagverheldering en het samenstellen van arrangementen voor burgers, evenals begeleiding om (op
termijn) te komen tot het vergroten van zelfredzaamheid en verminderen van professionele ondersteuning.
De landelijke overheid richt zich meer op preventie en versterking van de 1e lijn: in 2014 wordt de GGZzorg in de basisverzekering herzien. Dit betekent dat de huisarts burgers met psychische klachten eerst
zelf begeleid en daarna pas verwijst: een huisarts kan dan zelf een psychiater, psychotherapeut of (1e lijns)
GGZ-psycholoog consulteren. Dit verlaagt de druk op de 2e lijns-voorzieningen, en draagt bij aan de rol van
een huisarts als spil in de wijk: soms heeft een burger meer aan een verwijzing naar welzijn dan aan
zwaardere zorg. Bijvoorbeeld als het gaat om eenzaamheid tegen te gaan.
Het Wijkteam en VraagWijzer bouwen samenwerkingsrelaties op met de (F)ACT-teams in de wijk, basisGGZ (in ontwikkeling) en 1e lijns-GGZ (onder andere via GGZ-praktijkondersteuners); GGZ-teams zijn geen
deel van de Wijkteams. Afspraken over inzet van leden van de GGZ-teams voor consultatie worden door
Wijkteams gemaakt.
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
22
Hoofdstuk 4. Betrokkenheid en rechten van burgers
Rotterdamse burgers kunnen op verschillende manieren invloed uitoefenen op hun woon- en leefomgeving.
Burgerparticipatie en -betrokkenheid krijgen ook vorm in de Wmo. Alle mogelijkheden die burgers hebben
om deel te nemen in beleidsvorming en –uitvoering, en de behartiging van hun belangen als klant zijn van
belang op hier op te nemen, aangezien het in alle gevallen gaat om mee (kunnen) doen en zelf- en
samenredzaamheid.
1. Inspraak. Burgers hebben in veel gevallen recht op inspraak over bijvoorbeeld aangelegenheden op
het gebied van wijkveiligheid, buitenruimte en wijkwelzijn. Het organiseren en uitvoeren deze vorm van
bewonersparticipatie in een gebied is vanouds een taak van het bestuur in de gebieden en is
verbonden aan alle daarvoor in aanmerking komende beleidsterreinen. Bij de uitvoering van deze taak
door de gebiedscommissie zijn het stedelijk kader bewonersparticipatie en de gemeentelijke
Inspraakverordening leidend. Ook zorgaanbieders zijn verplicht een vorm van medezeggenschap te
organiseren.
2. Onderhouden van contacten met gebiedscommissies. Bewoners, bewonersorganisaties,
buurtgroepen, ondernemersorganisaties, maatschappelijke instellingen hebben er belang bij om met
de gebiedcommissie (als vertegenwoordiger van de gemeente) contacten te onderhouden. Hierdoor
zijn bestuurders op de hoogte van wat er leeft in het gebied en welke acties zij hierop kunnen
ondernemen.
3. Burgerinitiatieven. Een burgerinitiatief is in de Nederlandse politiek een voorstel dat een
kiesgerechtigde, met ondersteuning van 40.000 handtekeningen, kan indienen om een bepaald
onderwerp op de agenda van de Tweede Kamer te laten plaatsen. Indien het voorstel aan de vereisten
voldoet, komt het onderwerp op de Kameragenda. Een burgerinitiatief moet betrekking hebben op het
instellen, wijzigen of afschaffen van een wettelijke regeling of op ander regeringsbeleid. Een voorstel
mag niet in strijd zijn met de Grondwet en de goede zeden. Begrotingen en belastingen zijn uitgesloten
van het burgerinitiatief. In Rotterdam wordt dit nader vormgegeven via de Verordening Burgerinitiatief.
4. Bewonersinitiatieven. Deze kenmerken zich door eigen initiatieven van bewoners in hun straat/wijk.
Deze doe-het-zelf-activiteiten zijn vooral gericht op invulling van de zgn. Doe-democratie. Soms doen
bewoners een beroep op ondersteuning door de gemeente, maar er zijn ook bewonersinitiatieven die
geheel particulier draaien (en gefinancierd zijn). In Rotterdam kennen we ook het Opzoomeren. De
gebiedscommissie beoordeelt ingekomen initiatieven van bewoners binnen het stedelijke
afwegingskader bewonersinitiatieven en besluit tot het al dan niet honoreren van het betreffende
initiatief, met een subsidie.
5. Burgers en klachten. Er zijn diverse plaatsen waar een burger heen kan met een klacht. De meest
voorkomende in dit verband zijn de gemeente of een (zorg)aanbieder. Klachten over dienstverlening
van de gemeente Rotterdam kunnen bij de gemeente worden ingediend. Er is een gemeentelijke
klachtenverordening voorhanden 21. Als een burger een klacht heeft over een (zorg)aanbieder, dan
wordt de aanbieder gevraagd om de klacht actief op te pakken en af te handelen. Burgers met
klachten over dienstverlening door hun (zorg)aanbieder kunnen direct contact opnemen met de
aanbieder.
Meldpunt Wmo
De invulling van een onafhankelijk klachtenmeldpunt is in voorbereiding.
Burgers en maatwerkvoorzieningen
Op een aanvraag voor een maatwerkvoorziening ontvangt een cliënt een beschikking. In de beschikking
wordt bijvoorbeeld vermeld wat het resultaatgebied is waarvoor de voorziening wordt verstrekt, of er een
eigen bijdrage verschuldigd is, welke verplichtingen de cliënt heeft. Als er een persoonsgebonden budget
(Pgb) wordt verstrekt, wordt de hoogte vermeld, wat de verplichtingen zijn, etc. Bij deze beschikkingen
staat de reguliere bezwaar- en beroepsprocedure open.
Kwaliteit van de Wmo-ondersteuning
Omdat de gemeente belast is met het toezicht op naleving van de Wmo, heeft deze een rol in het bewaken
van de ondersteuning. De gemeente heeft hiervoor een kwaliteitsbeleid, waarin verantwoordelijkheden van
de gemeente (VraagWijzer, Wijkteam en toezicht) en van (zorg)aanbieders zijn opgenomen. Het gaat hier
over competenties en vaardigheden van uitvoerend personeel, dienstverlening, betrokkenheid van klanten
en het borgen en bewaken hiervan. De gemeente bepaalt in dit beleid de Rotterdamse standaard voor
21
Vindplaats gemeenteljike klachtenverordening: via www.rotterdam.nl.
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
23
kwaliteit van de geïndiceerde ondersteuning. De kwaliteitsbewaking geschiedt door gemeentelijke
toezichthouders.
Keuzevrijheid voor klanten
Burgers die afhankelijk zijn van een maatwerkvoorziening bij ondersteuning kunnen in overleg met de
gemeente kiezen uit het gecontracteerde aanbod voor een leverancier van ondersteuning22. De gemeente
vindt deze keuzevrijheid belangrijk om aan burgers te bieden, zodat zij meer zelfredzaam zijn en blijven.
Cliëntondersteuning
Per 2015 draagt de gemeente er zorg voor dat burgers kunnen worden gefaciliteerd met informatie, advies
en algemene onafhankelijke ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van hun zelfredzaamheid en
participatie. Het gaat hier om maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, jeugdzorg, onderwijs,
welzijn, wonen, werk en inkomen. Het ondersteunen van burgers bij het verkrijgen van toegang tot een
maatwerkvoorziening (geïndiceerde ondersteuning) hoort hierbij: burgers kunnen een beroep doen op
onafhankelijke ondersteuning die hen bijstaat bij het behartigen van hun belangen 23. Een bijzondere vorm
van cliëntondersteuning is de doventolk (maatwerkvoorziening).
Privacy
Het is belangrijk dat gegevens van burgers en klanten van de gemeente zorgvuldig worden verzameld en
bewaard. Dit regelt de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Ook in de Wmo staan bepalingen over
privacy opgenomen. Dit houdt in dat een ondersteuningsplan van een burger vertrouwelijk wordt
behandeld en dient een klant dient toestemming te geven voor inzage door derden24.
Beleidsparticipatie door burgers
Het betrekken van burgers bij de uitvoering van de Wmo is opgenomen in de wet. Doel is burgers te
betrekken bij de beleidsvoorbereiding zodat hun behoeften/belangen worden betrokken. Burgers kunnen
voorstellen voor beleid doen en advies uitbrengen over verordeningen en beleidsvoorstellen.
De wijze waarop de gemeente dit vormgeeft en de ondersteuning inricht is in voorbereiding.
22
Deze keuzevrijheid geldt niet bij maatschappelijke opvang.
Daarvoor worden afspraken gemaakt met MEE.
24
Gegevensuitwisseling is belangrijk om te kunnen sturen en verantwoorden. Er worden duidelijke afspraken gemaakt over
aanleveren van informatie, tijdigheid en volledigheid. Zowel met interne als externe partijen, als over de informatiestromen zelf: voor
digitaal berichtenverkeer (iWmo-standaard) en informatie via andere kanalen (zoals bij het melden van incidenten).
23
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
24
Hoofdstuk 5. Opdrachtgeverschap en inkoop
Opdrachtgeverschap Welzijn en Zorg
Op het terrein van welzijn (algemene voorzieningen) is een aantal jaren ervaring opgedaan met het sturen
op resultaat. Waar eerder grotendeels sprake was van het sturen op input (uren dienstverlening, inzet van
werknemers, openingstijden van locaties) is in veel gebieden een slag gemaakt naar het sturen op output
en (waar mogelijk) outcome. Ook waar het gaat over zorg (maatwerkvoorzieningen) is de afgelopen jaren
ervaring opgedaan met sturen op resultaat en versterking van het contractmanagement. De voortgang en
behaalde resultaten worden op verschillende manieren gemonitord (klanttevredenheidsonderzoeken,
audits, sturen op kritische prestatieindicatoren etc). Waar nodig vindt bijsturing plaats.
In het toekomstig opdrachtgeverschap blijft het belangrijk te sturen25 op verdere harmonisering enerzijds,
en het leveren van maatwerk in de gebieden anderzijds. Daar waar het maatwerkvoorzieningen betreft
gelden vergelijkbare uitdagingen voor de gemeente als opdrachtgever.
1. Spreek dezelfde taal;
2. Doelen SMART’er stellen, resultaten vormgeven op outcome-niveau;
3. Meer zicht op resultaten door combineren van instrumenten;
4. Geef vorm aan nieuw partnerschap door gebruik ontwikkelkracht, expertise en creativiteit
opdrachtnemers;
5. Durf als opdrachtgever meer los te laten.
Om de ‘beweging’ naar het voorliggend veld voor maatwerkvoorzieningen te meten, zijn onderzoek en
monitoring door de gemeente instrumenten die aandacht behoeven.
Specifiek gaat het hier om:
De wijkanalyse
Substitutie in het systeem
Opdrachtgeverschap
- de vraag van de bewoners in de wijk bepaalt het aanbod
- doorontwikkelen op wat goed werkt in de wijk (sociale infrastructuur)
- een verschuiving van ondersteuning door professionals naar vrijwilligers,
burgers en hun netwerken
- een verschuiving (waar mogelijk) van individuele- naar collectieve
voorzieningen (inclusief)
- verschuiving van langdurige ondersteuning naar korter
- verschuiving van specialistische zorg naar een lichtere ondersteuning
- verdere verbinding tussen welzijn en zorg: integrale inkoop en
ontkokering van budgetten
- meten van de effectiviteit van de ondersteuning (oa. ZRM)
- sturing op resultaten, op maatschappelijke effecten, afrekenen op output
Onderzoek opdrachtgeverschap Welzijn volwassenen en jeugd
In het voorjaar van 2014 is er een onderzoek gedaan naar het opdrachtgeverschap in de 14 gebieden.
Daarbij zijn verschillen, leer- en verbeterpunten in kaart gebracht. Aanbevelingen omtrent harmonisering,
maatwerk per gebied en samenhang in opdrachtgeverschap worden meegenomen bij het opstellen van
subsidiebeschikkingen en opdrachten. Belangrijke punten uit het onderzoeksrapport zijn het hanteren van
het stedelijk kader als vertrekpunt, uniformiteit waar mogelijk, maatwerk waar nodig, meer preventief
aanbod, zoveel mogelijk integraal werken, het loslaten van het hoe en het sturen op resultaten versterken.
Naast de bestaande opdrachten heeft de gemeente als opdrachtgever voor de komende jaren nieuwe
opgaven. Als gevolg van beleidsontwikkelingen (bijvoorbeeld rond het nieuwe jeugd- en welzijnsbeleid, de
verdere ontwikkeling van de verbrede VraagWijzer en Wijkteams). Met de decentralisaties rond jeugdzorg,
AWZB
en
participatie
is
de
gemeente
met
nieuwe
opgaven
geconfronteerd.
Deze nieuwe opgaven vragen om een nieuwe opdrachtformulering, waarbij samenhang in de diverse
opdrachten van belang is voor een zo goed mogelijk resultaat voor de burger.
In 2014 en 2015 wordt verder gewerkt aan het verder optimaliseren en waar mogelijk uniformeren van het
opdrachtgeverschap. Doel daarbij is om vanaf 2016 een meer uniforme opdracht voor Welzijn te krijgen
met uiteraard aandacht voor maatwerk voor de gebieden.
25
Bron: Eindrapport onderzoek naar opdrachtgeverschap welzijn volwassenen en jeugd deelgemeenten ‘’Meer eenheid waar mogelijk,
diversiteit waar nodig’’ (mei 2014)
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
25
Onderzoek en monitoring
Dit beleidskader wordt uitgewerkt in uitvoeringsplannen.26 Hierin staan concrete acties voor de komende
jaren benoemd. Deze worden gemonitord om te meten of de acties de gewenste resultaten opleveren, of
andere inzet nodig is, en of er voldoende voortgang wordt geboekt. De monitor wordt jaarlijks aangeboden
aan de gemeenteraad.
Voor zowel de toegang als de uitvoering van de ondersteuning is onderzoek en monitoring onmisbaar om
de kwaliteit van de diensten op peil te houden en om tijdig veranderingen te signaleren. In het
kwaliteitsbeleid van de Wmo wordt opgenomen hoe de gemeente Rotterdam onderzoek en monitoring
binnen de eigen organisatie zal organiseren, om zo het functioneren van het toegangsmodel te toetsen.
Ook wordt opgenomen hoe onderzoek en monitoring van de ondersteuning door aanbieders moet
plaatsvinden. Enkele voorbeelden van instrumenten die gebruikt kunnen worden zijn
klanttevredenheidsonderzoeken en audits. Het kwaliteitsbeleid wordt naar verwachting medio 2014
gepubliceerd.
Sociale Index en Wijkprofielen
Tot 2013 was de Sociale Index een instrument om de sociale kwaliteit van de stad te meten en te volgen.
De index gaf zicht op wijkspecifieke aspecten op sociaal gebied aan de hand van vier categorieën:
persoonlijke capaciteiten, leefomgeving, participatie en sociale binding.
Tijdens de meting in 2012 scoorde Rotterdam een 5,5 op de Sociale Index, waarmee Rotterdam werd
aangemerkt als ‘sociaal kwetsbaar’. Van de 64 Rotterdamse wijken konden 18 wijken als ‘kwetsbaar’
worden gekenmerkt en 13 wijken werden aangemerkt als sociale probleemwijk.
In 2014 is het wijkprofiel als monitorinstrument geïntroduceerd. Op basis van objectieve en subjectieve
gegevens (door burgers beleefde situatie) worden de Rotterdamse wijken weergegeven op veiligheid,
sociaal en fysiek. Scores van de 14 gebieden en 71 wijken worden hierbij aangegeven en een stedelijk
gemiddelde. Twee gebieden (Charlois en Feijenoord) scoren op alle 3 hoofdsaspecten onder gemiddeld,
voor 1 gebied (Delfshaven) geldt dit op sociaal terrein en voor 1 gebied (Centrum) qua veiligheid.
Door inzoomen op wijkniveau ontstaat een genuanceerder beeld. Op basis van problematieken is het
mogelijk gerichte interventies te plegen gericht op het versterken van de wijk. Op sociaal vlak27 scoort 1
wijk ver onder het Rotterdams gemiddelde, 18 wijken onder gemiddeld, 31 wijken gemiddeld en 21 wijken
(ver) boven gemiddeld. Qua veiligheid 28 scoren 2 wijken ver ondergemiddeld, 13 ondergemiddeld, 27
gemiddeld en 29 wijken (ver) bovengemiddeld. Op fysiek29 terrein scoren 20 wijken onder gemiddeld, 34
wijken gemiddeld en 17 wijken (ver) boven gemiddeld.
Inkoop
De opdrachten uit het coalitie-akkoord in Rotterdam (2014-2018) zijn gekoppeld aan de invoering van de
‘’nieuwe’’ Wmo, met nadruk op zorg voor ouderen en dementerenden, meer ruimte voor initiatieven, de
inrichting van de buurthuizen van de Toekomst en preventie. De sleutel tot een grotere inzet van nietgeïndiceerde voorzieningen ligt bij sterke algemene (preventieve) voorzieningen, met een breed bereik. De
planningshorizon loopt tot 2018.
De processen rond herijking en inkoop van algemene voorzieningen (voorliggend; welzijn) en
maatwerkvoorzieningen (geïndiceerd; zorg) worden zoveel als mogelijk op elkaar afgestemd. Een
meerjarige planning is noodzakelijk om te komen tot een optimale mix van algemene en
maatwerkvoorzieningen.
2015 - 2017
· Voor welzijn is een zachte landing in 2015 voorzien. De huidige subsidie- en inkooprelaties worden
gecontinueerd, inclusief realisatie van de bezuinigingsopgave. Daar waar nodig inzake de
ontvlechting van contracten welzijn-huishoudelijke verzorging worden aanpassingen aangebracht;
· Voor een deel van de 2e lijnszorg (nu onderdeel van de arrangementen) wordt in 2015 en 2016
ervaring opgedaan met koppeling met de algemene voorzieningen.
· Gefaseerde transitie AWBZ-Wmo: voor de maatwerkvoorzieningen is een zorgvuldige transitie
voorzien, zowel voor klanten, (zorg)instellingen als gemeente. Nadruk ligt op zorgvuldigheid en
26
27
28
29
Per gebied zal een er een uitvoeringsplan komen en daarnaast komt er ook een stedelijk uitvoeringsplan.
Aspecten: capaciteiten, leefomgeving, meedoen en binding
Aspecten: diefstal, geweld, inbraak, vandalisme en overlast
Aspecten: vastgoed, openbare ruimte, voorzieningen en milieu
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
26
·
·
stabiliteit in de markt (met vernieuwing waar mogelijk). De periode is ook gericht op leren kennen
van de nieuwe klanten, opbouwen van deskundigheid en inregelen van de toegang (opzetten
Wijkteams, doorontwikkelen VraagWijzers, backoffice op orde). Hiertoe zijn inkoopprocedures,
contracten en uitgangspunten bij tariferen geformuleerd30 .
Vanaf medio 2015 wordt gestart met de inkoopstrategie voor welzijn. Jeugd en volwassenen
samen daar waar mogelijk. Operationeel januari 2016;
Vanaf 2017 wordt een zgn. Eredivisiemodel geïntroduceerd voor het leveren van
maatwerkvoorzieningen. Dit model gaat uit van de wens om te komen tot meerjarige
contractrelaties met een gelimiteerd aantal aanbieders. De crux van dit model is dat de
(mogelijkheid van) nieuwe toetreding (en uittreding) plaatsvindt op vastgestelde momenten door
een beoordeling van de prestaties van (zorg)aanbieders. De slechtst presterende aanbieder wordt
gezamenlijk met nieuwe inschrijvingen (op stedelijk niveau) beoordeeld.
Een verliezende aanbieder krijgt geen (nieuw) contract. Een dergelijk systeem biedt ruimte voor
nieuwe toetreding, gaat uit van meerjarige samenwerkingsrelaties van de gemeente met het veld,
maar beperkt ook het aantal aanbieders. Dit biedt de basis voor sturing op het veld, kwalitatief
goede ondersteuning voor klanten en een sterke aansluiting bij de 0e- en 1e lijn.
Vanaf 2018 PM
Transisite AWBZ-Wmo: specifieke thema’s
Voor de transitie AWBZ-Wmo gelden een aantal aanvullende zaken die in relatie tot inkoop specifiek van
belang zijn. In het kader van de inkoop welzijn spelen deze geen rol, aangezien het gaat over andere
inzet: met name de Gouden Standaard, persoonsgebonden budgetten bij geindiceerde voorzieningen en
regionale afspraken inzake beschermd wonen worden hier genoemd.
Gouden Standaard
De transitie AWBZ-Wmo heeft gevolgen voor de werkgelegenheid in deze sector. Minder beschikbare
middelen betekent uiteindelijk minder personeel. Rotterdam heeft daarom met zorgaanbieders en
vakbonden afspraken gemaakt om de personele consequenties van de transitie AWBZ-Wmo in goede
banen te leiden31.
Topsalarissen
De gemeente Rotterdam vindt het belangrijk om het signaal af te geven dat hoge inkomens in de zorg,
zeker in tijden van bezuinigingen, niet gepast zijn. Rond de nieuwe aanbestedingen op de terreinen van
zorg en welzijn is daarom besloten dat de gemeente een maximale salarisnorm stelt en hierbij aansluit bij
het salaris van de ministerpresident (inclusief toeslagen). 32 Dit wordt vormgeven door organisaties
waaraan bestuurders verbonden zijn die meer verdienen dan deze norm, te korten op hun budget.33
Pgb (PersoonsGebonden Budget)
Het kabinet heeft aangegeven dat het pgb in de AWBZ, de nieuwe Wmo (en de Jeugdwet) onder
voorwaarden beschikbaar blijft. In Rotterdam wordt een gezamenlijk toetsingskader gehanteerd bij het pgb
voor jeugd en volwassenen34. Verder is relevant dat er landelijk vanaf 2015 een trekkingsrechtmodel bij
het pgb wordt ingevoerd. Dit houdt in dat een pgb-houder het pgb niet meer op de eigen rekening
ontvangt, maar doorgeeft aan het CAK bij wie hij/zij ondersteuning inkoopt en wanneer deze geleverd is.
De Sociale Verzekeringsbank betaalt vervolgens aan de zorgverlener.
Regionale afspraken Beschermd Wonen
Het Rijk is van plan om de gemeente verantwoordelijk te maken voor het beschermd wonen zonder
behandelingen het bijbehorende budget te decentraliseren zonder taakstelling met een overgangsrecht
van 5 jaar. Rotterdam zal in dit kader de functie van centrumgemeente vervullen. In het kader van de
uitvoering van deze taak, worden afspraken gemaakt met onder andere de regiogemeenten Barendrecht,
Albrandswaard, Ridderkerk, Capelle a/d IJssel, Lansingerland en Krimpen a/d IJssel.
30
31
32
33
Brief aan gemeenteraad van 5 november 2013, en stukken van juni 2014.
Brief aan commissie MVSP van maart 2014.
de 100%-norm o.g.v de WNT .
Zie tevens de brief aan de cie MVSP van 3 oktober 2013 van wethouder werk, inkomen, zorg en bestuur met betrekking tot de
beperking van topinkomens in de zorg.
34
Brief aan gemeenteraad eind juni 2014.
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
27
Hoofdstuk 6. Financiën Sociaal Domein
Het budget voor de nieuwe taken in het kader van AWBZ-Wmo en Jeugdhulp is eind mei 2014 duidelijk
geworden. Het budget voor de transitie van de Participatiewet is nog niet bekend gemaakt (per circulaire
van mei 2014). In onderstaande tabel zijn de definitieve bedragen voor het jaar 2015 voor de transitie
AWBZ en Jeugdhulp opgenomen, aangevuld met de reeds binnen de gemeentebegroting beschikbare
middelen (gemeentelijke middelen). Voor de transitie van de Participatiewet zijn de meest recente
prognosecijfers opgenomen.
Budgettair kader Sociaal Domein
Onderwerp
Definitieve
Nr.
Toelichting
toekenning 3D's
Meicirculaire 2014
€ 1 mln
Nieuwe Wmo
1.
Transitie AWBZ
184,6
Het hier gepresenteerde cijfer is het na aftrek van de
(decentralisatie-
eigen bijdrage beschikbare bedrag (9 mln) voor de
uitkering; Sociaal
nieuwe taken voor zowel gemeente als
Deelfonds) *
centrumgemeente. Van dit bedrag is € 27,6 mln
geoormerkt voor Maatwerkvoorziening Chronisch
zieken & Gehandicapten, de doventolk,
cliëntondersteuning MEE, de inloopfunctie GGZ en
uitvoeringskosten. Het bedrag dat resteert voor
arrangementen en overgangsrecht bedraagt
daarmee € 166 mln. De transitie AWBZ betreft meer
dan 10.000 Rotterdamse cliënten en meer dan 60
zorgaanbieders. De korting bedraagt 22,2% op de
AWBZ middelen oplopend in latere jaren.
2.
Individuele Voorzieningen
66,8
(gemeentelijke middelen)
Dit betreft het voor het gehele product Individuele
Voorzieningen beschikbare budget (incl.
huishoudelijke verzorging, hulpmiddelen, vervoer,
wonen etc.). Korting middelen per 1-1-2015 is 29.8
%, oplopend in latere jaren op het budget
huishoudelijke verzorging.
3.
Zorg Volwassenen/
70,3
Betreft middelen voor zorg kwetsbare groepen
Maatschappelijke opvang
(dagbesteding GGZ, vrouwenopvang) en
(gemeentelijke middelen)
maatschappelijke opvang
**
Jeugdhulp
4.
Jeugdhulp
153,0
Definitief toegekend budget voor Jeugdhulp. De
(decentralisatie-
gewijzigde cllientenaantallen zijn door het ministerie
uitkering; Sociaal
nog niet openbaar gemaakt.
Deelfonds) ***
5.
Jeugdhulp (gemeentelijke
30
Betreft programmamiddelen voor Jeugdhulp.
66
Dit betreft de middelen voor welzijn,
middelen)
Welzijn
6.
Nieuw Rotterdams Welzijn
(gemeentelijke middelen)
bewonersinitiatieven, preventie en maatschappelijke
****
Participatiewet
9.
- participatiebudget
participatie en activering.
74
*****
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
Op 1/5/2014 waren er 37.423 uitkeringsgerechtigden
(BUIG) en 2.343 geplaatste WSW’ers. De
28
10.
- SW middelen
54,37
verwachting is dat per 01-01-15 de wachtlijst WSW
(komt dan in aanmerking voor de P-wet) rond de 300
– 400 personen bedraagt. De nieuwe instroom als
gevolg van inperking van de instroom in de Wajong
wordt geschat op jaarlijks ca. 500 jongeren.
Daarnaast is schatting dat agv de instroomstop
WSW ook sprake zijn van een jaarlijkse instroom die
een beroep zal willen doen op dienstverlening (onder
de P-wet valt) van ca. 100 – 200 personen.
Totaal
699
* in april 2014 is als prognose een budget van 169,9 mln genoemd. Dit was het voor arrangementen en overgangsrecht verwachte
bedrag, dus na aftrek van het geoormerkte budget voor Maatwerkvoorziening Chronisch zieken & Gehandicapten, de doventolk,
cliëntondersteuning MEE, de inloopfunctie GGZ en uitvoeringskosten.
** In de vorige versie is een bruto bedrag gerapporteerd, zijnde € 75,3 mln. Dit was dus incl. apparaat- en overheadkosten. Het nu
genoemde bedrag van € 70,3 mln is netto en dus volledig bestemd voor zorg en maatschappelijke opvang.
*** De definitieve toekenning voor de transitie Jeugdhulp is hoger dan eerdere prognoses doordat de cliëntaantallen voor
Rotterdam naar boven zijn bijgesteld.
**** Op het meerjarige budget voor Welzijn worden nog taakstellingen ingeboekt. O.a. de taakstelling vanuit het coalitieakkoord.
***** De middelen voor de Participatiewet zijn nog niet definitief toegekend. Definitieve toekenning wordt medio juni verwacht.
Welzijn
Budgetten voor Welzijn waren tot 19 maart 2014 ondergebracht bij de Rotterdamse deelgemeenten. Met
het verdwijnen van de Rotterdamse deelgemeenten zijn budgetten gerealloceerd. Het betreft hier de
budgetten Welzijn in het schema (nr. 6). Het hiermee gemoeide bedrag is € 66 mln voor welzijn,
bewonersinitiatieven, preventie en maatschappelijke participatie en activering.
Zorg
Gemeenten hebben vanaf 2015 meer verantwoordelijkheden voor het organiseren van passende
ondersteuning aan huis voor ouderen, chronisch zieken en mensen met een beperking. Voor deze nieuwe
(zorg)taken komt straks vanuit het Rijk aanzienlijk minder budget over dan wat er nu is. Uitgangspunt bij de
transitie AWBZ–Wmo is dat de ondersteuning en zorg binnen het budgettaire kader worden uitgevoerd.
Door frequente monitoring, beheersing van de toegang en scherpe inkoop wordt erop gestuurd dat
uitgaven binnen het kader blijven. De gemeente Rotterdam heeft een aanpak om de benodigde
besparingen de komende jaren te kunnen realiseren35.
Financiële compensatie
Het kabinet heeft per 1 januari 2014 de bestaande landelijke regelingen voor financiële compensatie voor
chronisch zieken en gehandicapten afgeschaft. Het betreft de algemene tegemoetkoming Wtcg en de
compensatie voor het verplichte eigen risico (CER). De regeling Specifieke Zorgkosten is aangescherpt. In
de praktijk blijken deze generieke maatregelen te ongericht, waardoor niet de juiste personen worden
bereikt. De regelingen worden vervangen door gericht maatwerk op gemeentelijk niveau en hiervoor
worden gelden aan het gemeentefonds toegevoegd. De gedachte is dat gemeenten beter in staat zijn om
gericht maatwerk te leveren juist aan de personen die het nodig hebben. Gemeenten kunnen al gericht
maatwerk bieden op grond van de Wmo 2015 en de bijzondere bijstand. Door middel van artikel 2.1.7 van
de Wmo 2015 is de mogelijkheid gecreëerd om een financiële tegemoetkoming te bieden aan personen die
te maken hebben met aannemelijke meerkosten als gevolg van een chronische psychische of
psychosociale problemen of beperking. In de gemeente Rotterdam wordt er (vooralsnog) voor gekozen
geen gebruik te maken van deze mogelijkheid binnen de Wmo 2015. Enerzijds omdat de Wmo 2015 het
uitgangspunt kent dat zij voor iedereen, ongeacht inkomen en vermogen toegankelijk is en de gemeente
juist de groepen chronisch zieken en gehandicapten die het echt nodig hebben en niet zelf in kunnen
voorzien in meerkosten vanwege de ziekte of beperking, willen bereiken (dus de lagere inkomens).
Anderzijds omdat door middel van een financiële tegemoetkoming niet daadwerkelijke en noodzakelijke
kosten worden vergoed Een maatwerkoplossing binnen de bijzondere bijstand wordt daarom gezien als
een betere optie. Temeer omdat er al sprake is van een gemeentelijke maatwerkregeling door middel van
de collectieve zorgverzekering, de tegemoetkoming in de premie door middel van bijzondere bijstand aan
de groep tot een sociaal minimum van 110% en de bijzondere bijstand als vangnet. Het voornemen is om
met de extra beschikbare middelen deze bestaande regelingen verder te versterken. Het aantal
gemeentelijke regelingen blijft daarmee voor iedereen overzichtelijk.
35
Brief aan gemeenteraad van 5 november 2013, aan te vullen met stukken die juni 2014 verschijnen.
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
29
Bijlage 1: De Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015
Kerntaken van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015)
De Wmo 2015 kent geen prestatievelden meer, maar thema’s die grotendeels overeenkomen met de
negen prestatievelden in de vorige Wmo:
· bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van
voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen voor mensen met een beperking, de veiligheid en
leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld;
· onderondersteuningen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking
of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen
leefomgeving;
· beschermd wonen en opvang voor mensen met psychische of sociale problemen of voor mensen
die, al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, de
thuissituatie hebben verlaten.
Nieuwe verantwoordelijkheden voor gemeenten
De Wmo 2015 markeert een nieuw stadium in het decentralisatieproces van taken rond maatschappelijke
ondersteuning, dat in 2007 is ingezet met de oude Wmo. Met de invoering van die wet werden gemeenten
ondermeer verantwoordelijk voor de huishoudelijke verzorging, die voorheen onder de Algemene Wet
Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) viel. Met de Wmo 2015 komen er nog meer nieuwe
verantwoordelijkheden bij.
De volgende taken komen te vervallen in de AWBZ en komen over naar de Wmo:
1. Extramurale begeleiding: Mensen die voorheen voor hun extramurale begeleiding, gericht op
bevordering, behoud of compensatie van hun zelfredzaamheid, een beroep konden doen op de AWBZ,
zullen zich nu moeten wenden tot de gemeente om een beroep op ondersteuning te doen via de Wmo
2015. Het gaat om begeleiding op individuele basis of in groepsverband.
2. Extramurale persoonlijke verzorging: Het gaat hier om persoonlijke verzorging in het verlengde van
begeleiding, die zich vooral richt op de ondersteuning bij algemene dagelijkse levensverrichtingen
(ADL). Deze ‘verzorging met de handen op de rug’ valt voor bepaalde doelgroepen onder de Wmo
2015. Het gaat om mensen met een zintuiglijke, verstandelijke of psychiatrische beperking, waarbij de
noodzaak tot ADL-ondersteuning niet gecombineerd gaat met medische problematiek. Alle verzorging
voor personen met psychogeriatrische, somatische of lichamelijke beperkingen, inclusief de verzorging
in het verlengde van begeleiding, valt niet onder de Wmo 2015, maar valt onder de aanspraken op
grond van de Zorgverzekeringswet.
3. Beschermd wonen: Beschermd wonen voor mensen die zich vanwege psychische problemen niet
zelfstandig kunnen handhaven, wordt in het kader de Wmo 2015 een verantwoordelijkheid van de
gemeente, mits dit verblijf hoofdzakelijk gericht is op participatie en niet op (op genezing gerichte)
behandeling. De gemeente is verantwoordelijk voor het bieden van een beschermende woonomgeving
en voor het bieden van op participatie gerichte ondersteuning. Beschermd wonen, gericht op
behandeling wordt een aanspraak op grond van de Zorgverzekeringswet.
4. Kortdurend verblijf: Kortdurend verblijf, ook wel logeerfunctie genoemd, is bedoeld voor het tijdelijk
ontlasten van mantelzorgers, wordt een voorziening in het kader van de Wmo 2015 voor mensen die
aangewezen zijn op permanent toezicht. De mantelzorgers worden ontlast door het tijdelijk overnemen
van het noodzakelijke permanente toezicht door tijdelijke opvang in een logeervoorziening.
5. Vervoer: Het vervoer, samenhangend met de nieuwe vormen van ondersteuning in het kader van de
Wmo 2015, wordt eveneens een voorziening in het kader van de Wmo 2015. Het gaat daarbij
voornamelijk om vervoer van en naar de extramurale dagbesteding.
6. Doventolk: De doventolk zal als voorziening onder de Wmo 2015 vallen. De doventolk wordt op
verzoek ingezet in bij het bieden van informatie en advies, bij kortdurende cliëntondersteuning en bij de
aanmeldings- en onderzoeksfase bij het aanvragen van ondersteuning in het kader van de Wmo 2015.
Anders dan onder de AWBZ heeft de cliënt onder de Wmo 2015 geen verzekerde aanspraken, maar het
college van B&W heeft wel de plicht ondersteuning te bieden als dat noodzakelijk is. Deze
verantwoordelijkheid bestaat tot aan het moment dat de ondersteuning niet meer noodzakelijk is, er een
indicatie is voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet de zorg overneemt.
4.3 Samenhang met andere wetten
4.3.1 De Participatiewet
De participatiewet richt zich primair op de arbeidsparticipatie van mensen en de Wmo 2015 op de
maatschappelijke ondersteuning van mensen. In beide wetten is het uitgangspunt dat gekeken wordt naar
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
30
wat mensen en hun omgeving zelf kunnen en hoe individuele burgers maatwerk kan worden geboden. Dit
alles binnen wettelijke kaders die tevens voldoende waarborgen voor Rotterdammers creëren. De
participatiewet is geen aan de Wmo 2015 voorliggende voorziening: de participatiewet is het vangnet van
de sociale zekerheid.
Wel is er sprake van overlap in het klantenbestand. Mensen met arbeidsvermogen, maar met een
beperking kunnen afhankelijk van hun individuele situatie een beroep doen op zowel de Wmo 2015 als de
Participatiewet. Op basis van cijfermateriaal over 2011 kan (landelijk) worden vastgesteld dat ca. 16% van
het totaal aantal huishoudens dat valt onder de doelgroep van de Participatiewet (Wsw, Wwb, bijzondere
bijstand en/of Wajong) ook huishoudelijke hulp vanuit de Wmo en begeleiding vanuit de AWBZ genoot. Dit
betreft in absolute aantallen ongeveer 127.000 huishoudens. In deze situaties is het uitgangspunt om
integraal beleid te voeren waarbij Wmo en participatiewet elkaar aanvullen en niet tegenspreken, maar ook
geen dubbelingen bevatten. Zo werkt Rotterdam als één overheid voor de burger.
4.3.2 De Jeugdwet
Met de jeugdwet wordt de gemeente vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdhulp.
Rotterdam heeft met het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel vastgelegd hoe zij de decentralisatie van de
jeugdzorg wil gaan oppakken. Inhoudelijk sluit de Jeugdwet naadloos aan op decentralisatie van de
langdurige zorg vanuit de AWBZ naar de Wmo en de Participatiewet.
Het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel en de Wmo vloeien naadloos in elkaar over. In het nieuwe jeugdstelsel
is het Wijkteam de spil om jeugdhulp in te zetten. De komst en verdere doorontwikkeling van de integrale
wijkteams pakken we gezamenlijk op tussen jeugd en volwassenen. Breed kijken over alle leefgebieden
heen geldt voor jeugd en voor volwassenen. Alle medewerkers hanteren dezelfde methodiek voor de
vraaganalyse, voor alle wijkteam medewerkers geldt de er-op-af-mentaliteit. Verder zijn ‘1 plan, 1
regisseur’, de inkoopstrategie en het informatiemanagement punten die we gemeenschappelijk uit
ontwikkelen met het jeugdstelsel.
4.3.3 Zorgverzekeringswet en Wet Langdurige zorg
Indien op grond van de Wet Langdurige Zorg (WLZ) en de Zorgverzekeringswet (ZVW) recht op zorg
bestaat, is de gemeente, voor de onderdelen die het betreft, niet gehouden maatschappelijke
ondersteuning te bieden. Voor de onderdelen waarvoor geen recht op zorg bestaat, kunnen burgers een
beroep op ondersteuning door de gemeente doen.
Zorgverzekeringswet
Middels de ZVW mogen verzekerden aanspraak maken op zorg die omschreven staat in de ZVW. Indien
een verzekerde een beperking heeft die kan worden opgeheven door zorg die bekostigd wordt vanuit de
ZVW dan is de verzekeraar verantwoordelijk die zorg te geven. Als
er sprake is van een ondersteuningsbehoefte en deze is onder controle (te brengen) door middel van
behandeling, medicatie of een hulpmiddel, en hierop bestaat een aanspraak op grond van de
Zorgverzekeringswet, is voor dit onderdeel van de ondersteuningsvraag geen beroep op maatschappelijke
ondersteuning vanuit de Wmo mogelijk.
Wet Langdurige Zorg
In een aantal gevallen zal ondersteuning via de Wmo 2015 of de ZVW niet langer toereikend zijn voor
mensen. Zij kunnen vanwege hun beperkingen niet meer in een thuisomgeving wonen en hebben blijvend
behoefte aan een beschermende en veilige omgeving. Voor deze mensen is zorg beschikbaar via de Wet
langdurige zorg (Wlz). Het gaat om mensen met een somatische of psychogeriatrische aandoening of
beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap die behoefte hebben aan permanent
toezicht, 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Die zorg kan bestaan uit voortdurende begeleiding, verpleging
of overname bij zelfzorg of andere taken. Alleen de zwaarste, langdurige zorg wordt vergoed vanuit de Wlz.
De Wlz vervangt de intramurale zorg uit de AWBZ en wordt in samenhang met de nieuwe Wmo en
aanpassingen in de ZVW doorgevoerd.
De gemeente is verantwoordelijk voor de maatschappelijke ondersteuning tot aan het moment dat iemand
een indicatie heeft voor zorg op grond van de WLZ. Op dat moment is immers langs objectieve, in de WLZ
opgenomen criteria vastgesteld dat de beperkingen van dien aard zijn dat iemand recht op zorg en verblijf
krijgt ten laste van de WLZ. Betrokkene is dan aangewezen op permanent toezicht en 24 uur per dag zorg
in de nabijheid. Ook als een cliënt op basis van de WLZ gefinancierde zorg thuis ontvangt of kan ontvangen,
houdt de verantwoordelijkheid van de gemeente voor maatschappelijke ondersteuning op. Cliënten die een
beroep kunnen doen op de Wlz, kunnen dus geen beroep doen op ondersteuning op grond van de Wmo.
Wel kunnen zij gebruik maken van maatwerkvoorzieningen, bijvoorbeeld sociaal vervoer.
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
31
Bijlage 2: Beschrijving van de Rotterdamse loketten
1 De VraagWijzer
Burgers van Rotterdam kunnen met vragen over zorg en welzijn terecht bij de VraagWijzer. In alle
gebieden van Rotterdam is een VraagWijzer aanwezig. De professionals van de VraagWijzer geven
informatie en advies, signaleren, verhelderen de vraag, leggen ondersteuningsafspraken vast en leiden zo
toe naar verschillende vormen van ondersteuning. De VraagWijzer biedt advies over activering, welzijn,
ondersteuning, wonen en zorg. De advisering beperkt zich dus niet tot de ondersteuning die de gemeente
eventueel zou kunnen leveren.
De VraagWijzer adviseert de Rotterdammer op basis van een brede vraagverheldering. Tijdens de
vraagverheldering worden zowel vragen als mogelijke problemen van de burger in beeld gebracht en
verhelderd, alsook de zelfredzaamheid en draagkracht van de Rotterdammer en diens sociale netwerk.
Uitgangspunt in het dienstverleningsproces van VraagWijzer is het aanspreken van de eigen kracht van de
Rotterdammer en diens netwerk. Na vraagverheldering biedt VraagWijzer indien nodig ondersteuning aan
op het gebied van schulddienstverlening, individuele voorzieningen en sociaal juridische dienstverlening –
al dan niet in combinatie met een verwijzing naar andere ondersteuning. Professionele collectieve of
individuele ondersteuning vormen het sluitstuk. De dienstverlening van de VraagWijzer kan zich beperken
tot het bieden van informatie en advies en het bieden van een passend ondersteuningsplan. De
VraagWijzer vormt een goed georganiseerd geheel met de Wijkteams en vormen hun thuisbasis.
2 Het Wijkteam
In alle Rotterdamse wijken worden wijkteams opgezet, de wijkteams richten zich op Rotterdammers; alle
Rotterdammers. Wijkteams zijn zichtbaar in de wijk en bieden kortdurende ondersteuning (in beginsel tot
maximaal 6 maanden, waarna doorverwijzing naar de 2e lijn plaatsvindt). De aanpak van de wijkteams is
gericht op het behouden of het versterken van de participatie, zelfredzaamheid en de zelfstandige
woonsituatie.
Kenmerken van het Wijkteam zijn:
· Werkt outreachend en vindplaatsgericht
· Inventariseert de vraag van de bewoner
· Werkt op basis van een ondersteuningsplan
· Biedt kortdurende ondersteuning
· Stuurt op eigen kracht en legt verbindingen in de wijk
· Overdracht naar informele zorg of algemene voorziening indien mogelijk en passend
· Overdracht naar maatwerkvoorziening (ondersteuningsarrangement) als de Rotterdammer hiervoor
in aanmerking komt
· Biedt casusregie (duidelijk aanspreekpunt cliënt en professionals) bij kortdurende ondersteuning
36
Het Wijkteam bestaat uit een mix van gemeentelijke en niet-gemeentelijke professionals.
Deze
professionals worden gebrevetteerd waardoor zij door kunnen verwijzen naar algemeen toegankelijke
voorzieningen en maatwerkvoorzieningen.
3 Centraal Onthaal
Naast de Vraagwijzers en de Wijkteams bieden de stedelijke loketten Centraal Onthaal (CO, vanaf 23 jaar)
en Centraal Onthaal Jongeren (COJ, tot 23 jaar) toegang tot ondersteuning op grond van de Wmo 2015
voor dak- en thuislozen. Deze loketten bieden toegang opvang en ondersteuning voor mensen die niet in
staat zijn om zich op eigen kracht te handhaven in de maatschappij (voorheen maatschappelijke opvang).
Beide loketten geven toegang tot kortdurende opvang en ondersteuning in combinatie met huisvesting. De
opvang is per definitie tijdelijk en er wordt van mensen verwacht dat zij meewerken aan het opstellen van
hun ondersteuningsplan dat moet leiden tot passende huisvesting.
De toegang tot deze stedelijke loketten is beperkt tot die mensen die door een of meer problemen, al dan
niet gedwongen de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in
de samenleving. Van dit laatste is sprake als er een vermoeden bestaat van beperkte zelfredzaamheid als
gevolg van een verslavings-, psychisch of psychosociaal probleem dan wel een combinatie van deze
problemen (een verstandelijke beperking wordt in dit kader pas als problematiek gezien in combinatie met
één of meer van de genoemde problemen). Daarnaast moeten mensen rechtmatig in Nederland verblijven
36
Voor globale samenstelling zie het begrip Wijkteam (bijlage 3).
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
32
en moeten zij de afgelopen drie jaar ook tenminste twee jaar aantoonbaar hun hoofdverblijf in Rotterdam of
één van haar regiogemeenten37 hebben gehad.
4 Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK)
Per 1 januari 2015 zal op basis van de nieuwe WMO en de nieuwe Jeugdwet, de integratie van taken van
de Advies en Ondersteuningpunten Huiselijk Geweld en het Advies en Meldpunt Kindermishandeling vorm
krijgen in één regionaal AMHK, waar alle meldingen binnenkomen en na triage en taxatie worden
doorgezet naar de hulpverlening. Het AMHK zal gaan werken in 3 gebiedsteams die aansluiten bij de
huidige indeling van de centrumgebieden in de regio, namelijk Rotterdam, Voorne-Putten-Rozenburg en
Nieuwe Waterweg Noord. De afspraken binnen de regio over het AMHK worden vastgelegd in een
gemeenschappelijke regeling. De relatie tussen het AMHK en de samenhang met het beleid zal ook
opgenomen worden in de centrumgemeentelijke regiovisies Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. De
beoordeling van de meldingen binnen het AMHK en het doorzetten naar de hulpverlening zal in belangrijke
mate bepalen in welke fase van de sociale piramide de aanpak zal plaatsvinden.
Het AMHK zal tot 2017 worden gevormd o.b.v. van een tijdelijk samenwerkingsverband van alle
deelnemende partijen.38 De uitwerking van mogelijke varianten voor de definitieve positionering van het
AMHK en de verdere uitwerking van de werkwijze, aansluiting bij lokale structuren en werkgeverschap leidt
in combinatie met een evaluatie van dit tijdelijk samenwerkingsverband tot een besluit in 2016 over de wijze
waarop het AMHK per 1 januari 2017 definitief vorm gaat krijgen.
5 Digitale toegang
Daarnaast vormt de digitale toegang via de gemeentelijke website een goed alternatief voor het
verstrekken van informatie en het indienen van enkelvoudige aanvragen zodat de burger ook van uit huis
wordt bediend.
37
De Gemeente Rotterdam vervult de rol van centrumgemeente voor opvang en beschermd wonen voor de gemeenten Capelle a/d
IJssel, Krimpen a/d IJssel, Barendrecht, Albranswaard en Ridderkerk.
38
SHG centrumgemeente Spijkenisse, SHG centrumgemeente Vlaardingen (stichting MDNWN), ASHG centrumgemeente Rotterdam
(GGD) en AMK (Bureau Jeugdzorg)
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
33
Bijlage 3: Afkortingen en begrippenkader
Hier zijn 30 relevante begrippen opgenomen die worden toegepast in het Sociale Domein.
Begrippenlijst Welzijn&Zorg, decentralisaties Jeugd, AWBZ en Participatie
Begrip
Definitie/omschrijving
Begeleiding (ikv ondersteuning)
Begeleiding in het kader van ondersteuning is het ondersteunen van mensen (> 18 jaar) met
matige of zware beperkingen in hun zelfredzaamheid. Het gaat vaak om het ondersteunen van
mensen op het terrein van structuur en dagritme, maar ook om ondersteuning bij of overname van
taken op het gebied van het dagelijks leven, huishouden en administratie. Er kan een onderscheid
worden gemaakt tussen individuele begeleiding en groepsbegeleiding (dagbesteding). Gericht op
het vergroten van zelfredzaamheid en participatie.
Begeleiding (ikv vrijwilligerswerk) Onder begeleiding wordt verstaan dat een professionele hulpverlener beschikbaar is om
vrijwilligers te begeleiden bij hun taken en hen te trainen zodanig dat zij hun taken goed kunnen
uitvoeren, sociaal isolement en huiselijk geweld kunnen signaleren en zonodig melden aan
professionele hulpverlening.
Burgerkracht
Het vermogen van een burger om voor zichzelf te zorgen, zelfstandig te wonen, actief deel te
nemen aan de samenleving en waar nodig ondersteuning in de eigen sociale omgeving te
organiseren. Het centraal stellen van het potentieel van de burgers is essentieel bij deze
benaderingswijze (zie ook eigen kracht en zelfredzaamheid).
Burgerschap
Dit komt tot uitdrukking in de functies die burgers in de samenleving hebben: economisch
(onderwijs volgen, een vak leren, werken of ondernemen), sociaal (gezinsleven, familieverband,
vrienden-/kennisenkring, buren, verenigingsleven, vijrwikkigerswerk, mantelzorg, ouderpartcipatie
op school), cultureel (geloof, levensbeschouwing, zingeving, tradities, cultureel erfgoed, culturele
expressie), maatschappelijk (deelname aan besturen, actief en passief kiesrecht).
Casusregie
Casusregie is het ordenen en op elkaar afstemmen van alle hulp, zorg en ondersteuning
(coördinatie) aan alle betrokkenen bij een casus. Casusregie is nodig als er meerdere
ondersteuningsvormen worden ingezet. Het gaat dan om situaties waarin door verschillende
organisaties en hulpverleners, zowel kort- als langdurende hulpverlening wordt geboden (en
veelal aan verschillende bij de casus betrokken personen).
Eenzaamheid
De GGD onderscheidt twee soorten eenzaamheid: Sociaal: het missen van een ondersteunend
netwerk met als gevolg gevoelens van verveling en doelloosheid; Emotioneel: het missen van
intieme relaties met als gevolg gevoelens van verlatenheid en intens verdriet. Mensen in sociaal
isolement ervaren vaak een combinatie van beiden. ook Sociaal Isolement.
De eerstelijns ondersteuning is alle ondersteuning die direct toegankelijk is voor burgers. Deze
verzorgt de intake, stelt de diagnose, levert basisondersteuning en -waar nodig ook- kortdurende
(tot 6 maanden) individuele ondersteuning of verwijst door.
Het persoonlijk vermogen van een burger om voor zichzelf te zorgen, zelfstandig te wonen, actief
deel te nemen aan de samenleving en waar nodig hulp in de sociale omgeving te organiseren
(idem zelfredzaamheid en burgerkracht): nulde lijn
Fysiek, psychisch of seksueel geweld of bedreiging daarmee, door iemand uit de huiselijke kring
van het slachtoffer. Daaronder wordt ook eergerelateerd geweld verstaan. Bij huiselijk geweld is
vaak sprake van een afhankelijkheidsrelatie.
Eerste lijn
Eigen kracht
Huiselijk geweld
Individuele voorziening
Informeel netwerk
Kortdurende ondersteuning
Een op de persoon toegesneden voorziening ten behoeve van het compenseren van
belemmeringen (voorbeelden hiervan zijn huishoudelijke verzorging, traplift en scootmobiel).
Voor individuele voorzieningen is een indicatie van de gemeente nodig.
Lokaal netwerk van vrijwilligers en mantelzorgen die vaak zelfstandig hulp en advies geven aan
hun familie/omgeving.
Dienstverlening (op het gebied van begeleiding ikv ondersteuning) korter dan 6 maanden zonder
indicatiestelling, uitgevoerd door de eerste lijn, gericht op vergroten van zelfredzaamheid en
participatie.
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
34
Maatschappelijk effect
Globale ambitie; de beoogde verandering in de maatschappelijke omgeving dan wel bij de
beoogde doelgroep die de (deel)gemeente op langere termijn wil bereiken. Het gewenste
maatschappelijke effect is vaak het omgekeerde van een in de samenleving waar te nemen
ongewenst maatschappelijk effect (bijv. jongeren drinken steeds meer alcohol en doen dat op
steeds jongere leeftijd).
Maatschappelijke
Inspanning/tegenprestatie
Op grond van de WWB kan de verplichting tot een tegenprestatie worden opgelegd aan
Rotterdammers met een WWB-uitkering. Doelgroep zijn burgers die langer dan 5 jaar een WWBuitkering hebben. De tegenprestatie wordt ingevuld door de werkzoekende en en is tenminste 20
uur p/w of naar vermogen. Doel is actief participeren via vrijwilligerswerk/mantelzorg of het volgen
van een taal- of bewegingsprogramma..
Individuele voorziening voor een persoon die niet zelf, noch met hulp van anderen of met behulp
van algemene voorzieningen in staat is tot zelfredzaamheid of participatie of die beschermd
wonen of opvang behoeft. Het verstrekken van de maatwerkvoorziening leidt er toe dat de
persoon zo lang mogelijk in de eigen omgeving kan blijven. (zie ook www.invoeringwmo.nl)
Zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een persoon die zorg
of andere ondersteuning nodig heeft, door één of meerdere leden in diens directe omgeving,
waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie.
Maatwerk voorziening
Mantelzorg
Nulde lijn
Ondersteuning vanuit de eigen kracht, het eigen sociale netwerk (familie, vrienden,
mantelzorgers, buren), het lokale netwerk van vrijwilligers en de basisvoorzieningen zoals
scholen.
Maatschappelijke ondersteuning Vorm van ondersteuning en begeleiding door zorgverleners, zoals activiteitenbegeleiders en
woonbegeleiders, die de zelfredzaamheid en/of het sociaal functioneren van burgers herstelt of
bevordert. Maatschappelijke ondersteuning valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten.
Dit is conform de amendementen op wetsvoorstel 33841.
Pedagogische civil society
De pedagogische civil society is dat deel van de samenleving waar burgers (kinderen, jongeren,
ouders en andere volwassenen) in vrijwillige verbanden verantwoordelijkheid nemen voor een
pedagogisch klimaat waarin het goed opvoeden en opgroeien is. In een goed functionerende
pedagogische civil society bestaat er bij burgers de bereidheid om in de eigen sociale netwerken
en in het publieke domein de verantwoordelijkheid rond het opgroeien en opvoeden van kinderen
te delen.
Resultaatgebieden
De arrangementen zijn integraal opgebouwd uit zeven resultaatgebieden, die tezamen de
zelfredzaamheid en participatie vergroten en versterken. De resultaatgebieden worden
gehanteerd in de beschrijving van de te behalen resultaten in het ondersteuningsplan:
1. Sociaal en persoonlijk functioneren cliënt
2. Ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden
3. Financiën
4. Dagbesteding al dan niet arbeidsmatig
5. Ondersteuning bij zelfzorg en gezondheid
6. Huisvesting
7. Mantelzorgondersteuning waarbij verblijf aan de orde is, zodat de persoon langer thuis kan
blijven wonen
Talenten/talentontwikkeling
Een talent is iemand die zich vanuit aanleg en affiniteit bekwaamd heeft, ergens goed in is
(geworden). Talentontwikkeling is een proces dat uit vier fasen bestaat: (1) kennismaken:
oriëntatie, in enkele uren ontdekken of je ergens talent voor hebt. (2) verdiepen: talent verder
ontwikkelen door bijvoorbeeld een cursus of een training te volgen. (3) bekwamen: door lid te
worden van een vereniging of een opleiding te volgen. (4) verzilveren: een topprestatie leveren.
De activiteiten zijn onderdeel van een ‘doorlopende’ en ‘stijgende ontwikkelingslijn’. Ze volgen
elkaar op en de lat komt telkens wat hoger te liggen. Er is sprake van ‘instromen’ en ‘doorstromen’
tot je jouw top hebt bereikt. Losse activiteiten die zonder enig gevolg blijven beklijven niet, ze
vormen dan ook geen onderdeel van talentontwikkeling. Het uiteindelijke doel van
talentontwikkeling is om het talent op beroepsniveau te brengen, dan wel vaardigheden en
houdingen aan te leren die nodig zijn bij het opbouwen van zelfredzaamheid. (bron: Sardes)
Tweede lijn
Specialistische organisaties na verwijzing en ter ondersteuning van het hoofdproces in de 1e lijn.
Vrijwillige inzet
Ondersteuning en bevordering van de zelfredzaamheid en participatie van beperkt zelfredzame
Rotterdammers door het informele sociale netwerk (door familie, buurtgenoten, lotgenoten en/of
door georganiseerd vrijwilligerswerk of gekwalificeerder stagiaires.
Geen directe ondersteuning maar af en toe/op afroep “de vinger aan de pols” houden om terugval
in de zelfredzaamheid te voorkomen; opdat voor cliënt en sociaal netwerk duidelijk is waar men
terecht kan bij risico op terugval.
Waakvlamfunctie
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
35
Wederkerigheid
Tweezijdige verbintenis, die voor beide partijen een band schept: in dit verband uitgaande van het
met elkaar oplossen van problemen en elkaar uitdagen tot gezamenlijk optreden.
Wijknetwerk
Lokaal netwerk van professionele organisaties, huisartsen, vrijwilligersorganisaties, particuliere
initiatieven, verenigingen, kerken en ondernemers.
Wijkteam
Het wijkteam volwassenen biedt kortdurende ondersteuning (0-6 maanden) en een integrale
aanpak aan bewoners die niet of beperkt zelfredzaam zijn op meerdere levensdomeinen, gericht
op behoud/versterken van zelfredzaamheid en zelfstandige woonsituatie. Het
wijkteam indiceert (vanaf 01-01-2015) voor Wmo-zorg of leidt toe naar 2e
lijnszorg. Bij multiproblematiek waarbij de aanpak van diverse organisaties op elkaar afgestemd
moet worden, kan het wijkteam casusregisseur zijn. Het wijkteam bestaat uit HBOgeschoolde 'sociale professionals' met een ‘detachering’ naar het wijkteam: bundeling van breed
inzetbare professionals die samenwerken met het omliggende veld voor een effectieve
aanpak. Vaste leden: maatschappelijke dienstverlening (mn. MWers en ouderenadviseurs), MEEconsulenten, Wmo-adviseurs, wijkcoaches en andere professionals vanuit de gemeente. Ook LZN
en LTHG gaan op in het wijkteam. Rotterdam krijgt 42 wijkteams voor de doelgroep 0-100 jaar.
Zelfredzaam
Het vermogen om zich te kunnen redden in de huidige situatie op een bepaald levensdomein,
eventueel met hulp van huisgenoten, sociaal netwerk of een vrijwilliger en/of door gebruik te
maken van voorzieningen die in de wijk of stad beschikbaar zijn. Eigen kracht, een combinatie
van persoonlijke capaciteiten en het sociale netwerk dat is opgebouwd, is daarbij het
uitgangspunt.
Meetinstrument om verschillende dimensies van zelfredzaamheid overzichtelijk en
gebruiksvriendelijk in beeld te brengen. Er worden 11 domeinen onderscheiden en per domein 5
domeinscores, waarbij 1 de meest ernstige (minimale zelfredzaamheid) en 5 de meest gunstige
(volledige zelfredzaamheid) is. Zorgbehoefte en begeleidingsbehoefte bepalen de mate van
zelfredzaamheid. Zelfredzamer worden betekent dan een toename van de score op een bepaald
levensdomein. De volgende domeinen worden onderscheiden: Inkomen, Dagbesteding,
Huisvesting, Gezinsrelaties, Geestelijke gezondheid, fysieke gezondheid, verslaving, ADLvaardigheden, sociaal netwerk, maatschappelijke participatie en justitie. Voor nadere informatie
zie www.zelfredzaamheidmatrix.nl.
Zelfredzaamheid-Matrix (ZRM)
Zwaar- en overbelaste
mantelzorger
Iemand bij wie vanwege een combinatie van factoren, waaronder mantelzorg, het evenwicht
tussen draaglast (= belasting) en draagkracht (= belastbaarheid) voortdurend onder spanning
staat met een negatief effect op leven en gezondheid tot gevolg. Op de site van expertisecentrum
Mezzo (www.mezzo.nl) zijn meetinstrumenten te vinden om te bepalen of een mantelzorger
zwaar- en overbelast is.
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
36
Bijlage 4: Beschrijving resultaatgebieden arrangementen
1. Sociaal en persoonlijk functioneren
Bij Sociaal en persoonlijk functioneren is er sprake van vijf treden van ondersteuning.
Beperkt: Deze burgers wonen zelfstandig en redden zich, maar hebben wel een steuntje in de rug
nodig. Het gaat vooral om ondersteuning in de zin van: “Doe je dit?”, “Heb je daaraan gedacht?”, Hoe is
het met…?” De ondersteuner loopt met de burger mee. Ondersteuning op de onderste trede van dit
resultaatsgebied is vaak enkelvoudig (gericht op structuur/regievoering óf praktische vaardigheden) en
vindt hooguit één keer per week plaats.
Beperkt/midden: De burgers hebben een onderhoudsdosis ondersteuning nodig om zelfstandigheid te
vergroten en/of te behouden. De aard en inhoud is overeenkomstig de beperkte trede, maar de
inschatting is dat een frequentere en/of intensievere ondersteuning nodig is.
Midden: De burgers hebben een stevig steuntje in de rug nodig om zelfstandig te kunnen wonen. Ze
hebben hun leven net iets minder goed op orde dan de burgers die met beperkte ondersteuning
toekunnen en zijn iets minder zelfstandig. De vorm/inhoud is in hoofdlijnen hetzelfde als de
ondersteuning bij de lichte trede. Voor de doelgroep Ouderen ligt het accent niet op het steuntje in de
rug voor de burger, maar op het controlemoment van de burger en de mantelzorgondersteuning voor
zijn mantelzorger. Ondersteuning op de middelste trede van dit resultaatsgebied is vaak enkelvoudig
(gericht op structuur/regievoering óf praktische vaardigheden) en vindt twee à drie keer per week plaats.
Midden/intensief: De burgers die midden/intensieve begeleiding nodig hebben om (sociale)
vaardigheden onder de knie te krijgen en ruimte hebben om zich zelf daarbij te ontwikkelen, worden in
deze trede ondersteund. Bij de ontwikkeling van de cliënt kan het nodig zijn dat de begeleiding taken
overneemt en de cliënt hierbij coacht en begeleidt in het op termijn voorkomen daarvan. De
ondersteuning vindt plaats op twee of drie momenten in de week, met wisselende intensiteit.
Intensief: Voor de burgers die op het gebied van structuur/regievoering en praktische vaardigheden/
handelingen ondersteuning nodig hebben, is ondersteuning uit de trede ‘intensief’ essentieel. Het
wezenlijk overnemen van taken kan hierbij aan de orde zijn. Wanneer de intensieve trede aan de orde
is, spreekt men ook niet meer over wekelijkse ondersteuning. Dagelijkse ondersteuning is hierbij eerder
geschikt. Deze dagelijkse ondersteuning kan verdeeld zijn over ‘eventjes-momenten’.
2.
Ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden
Bij deze ondersteuning en regie zijn er 7 treden. Inschaling vindt plaats op basis van:
· de samenstelling van het huishouden;
· de werkzaamheden waar ondersteuning voor nodig is;
· het type hulp dat ingezet moet worden (eenvoudig - complex);
· of er mogelijkheden zijn tot andere oplossingsmogelijkheden te komen (versterking
zelfredzaamheid;
Onderstaand worden de criteria nader toegelicht. Inschaling naar een trede gebeurt op basis van
de persoonlijke situatie van cliënt. Er wordt gekeken hoe cliënt scoort op de criteria waarna op
basis van het totaalbeeld een passende trede wordt bepaald.
Samenstelling huishouden: Voor een alleenstaande is in het algemeen een lager niveau aan
ondersteuning nodig dan bijvoorbeeld een meerpersoonshuishouden met kinderen. Ook de leeftijd
van de kinderen is, in combinatie met de werkzaamheden waar ondersteuning voor nodig is,
relevant (boven/onder 12 jaar, bij zorg voor kinderen gelden afwijkende leeftijdsgrenzen).
Werkzaamheden waar ondersteuning voor nodig is: Huishoudelijke verzorging kan de volgende
werkzaamheden omvatten:
· het schoonhouden van het huis
· het wassen en/of strijken van kleding (inclusief opbergen)
· het doen van boodschappen (inclusief opbergen)
· het bereiden van een broodmaaltijd
· het bereiden van een warme maaltijd
· zorg voor kinderen
Uitgangspunt is dat voor hoe meer werkzaamheden ondersteuning nodig is, hoe hoger de trede
waarop cliënt in beginsel wordt ingeschaald.
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
37
Eenvoudige of complexe ondersteuning: Uitgangspunt is de inzet van eenvoudige ondersteuning.
Bij een deel van de cliënten is vanwege hun situatie dan wel in de aard van hun persoonlijkheid
gelegen factoren complexe ondersteuning nodig. Cliënten die complexe ondersteuning nodig
hebben worden op een hogere trede ingeschaald dan cliënten in een vergelijkbare situatie die
eenvoudige hulp behoeven. Trede 1 kan alleen geïndiceerd worden bij cliënten die eenvoudige
ondersteuning nodig hebben. Trede 1 t/m 7 omvatten een vastgesteld budget per week.
Mogelijkheden tot versterking zelfredzaamheid: Cliënten waar mogelijkheden zijn om de
ondersteuning anders te organiseren worden op een lagere trede ingeschaald dan cliënten in een
vergelijkbare situatie bij wie geen versterking zelfredzaamheid mogelijk is.
3.
Financiën
Beperkt: Bij burgers die behoefte hebben aan lichte ondersteuning op dit gebied is er vaak sprake
van een niet-complexe situatie. Alles loopt in principe; alle (vaste) rekeningen worden via
automatische incasso betaald en er zijn geen schulden. Ondersteuning bestaat voornamelijk uit het
houden van een oogje in het zeil. De ondersteuner kijkt mee met de burger. Denk daarbij aan
zaken als: Komt er niet te veel geld op de lopende rekening? Is er een toevallige acceptgiro die
moet worden betaald? Met name de sociaal economisch zwakkere burgers hebben vaak
ondersteuning op het resultaatsgebied financiën nodig. Vaak hebben zij een sociaal netwerk dat
‘het zelf ook allemaal niet goed snapt’ en kunnen de burgers daar dus niet op terugvallen. Wanneer
burgers cognitief achteruit gaan (doelgroep PG) of een verminderde cognitie hebben (doelgroep
VG) kan ondersteuning op dit gebied ook aan de orde zijn. Ondersteuning kan 0,50 uur per week
zijn, maar het is ook goed mogelijk ondersteuning één keer per twee weken 1,00 uur te laten duren.
Midden: Bij burgers die behoefte hebben aan ondersteuning uit de middelste trede van het
resultaatsgebied is er vaak sprake van een complexe situatie. Op financieel en administratief
gebied is er iets meer aan de hand dan bij de burgers die met een 0,50 uur ondersteuning uit de
voeten kunnen. In complexe situaties kan er bv. sprake zijn van schuldenproblematiek, een huis dat
moeten worden verkocht, aflossingsschulden of familie die zich op een negatieve manier met de
financiën bemoeit. Ook kan er sprake zijn van misbruik van ouders, doordat kinderen geld van hun
(dementerende) ouders pinnen. Burgers die gebruikmaken van de middelste trede hebben vaak
ook een lage sociaal economische status en problematiek op cognitief gebied. Ondersteuning dient
wekelijks plaats te vinden.
Tijdelijk intensief: Wanneer er bij de burger op financieel en administratief gebied een grote chaos
en achterstand is, is bij aanvang tijdelijk intensieve ondersteuning nodig. Er is veel uitzoekwerk
nodig en vaak zijn veel partijen betrokken bij de problemen. Dit vraagt tijd. Vaak is inschakeling van
schuldhulpverlening aan de orde. Er moeten relaties worden gelegd met bijvoorbeeld
bewindvoerders en er zijn gesprekken met de familie nodig. Organisaties/instanties als Kredietbank
of algemeen maatschappelijk werk kunnen worden ingezet, maar hierbij is coördinatie nodig van de
ondersteuner. Burgers die gebruikmaken van deze trede zijn vaak ook mensen met een lage
sociaal economische status en problematiek op cognitief gebied. Als uiteindelijk alles redelijk ‘op de
rit’ is, kan worden teruggeschakeld naar een lagere intensiteitstrede.
4.
Dagbesteding (al dan niet arbeidsmatig)
Beperkt: Ondersteuning uit de lichte trede van dit gebied heeft vooral als doel om de mantelzorg te
ontlasten. De doelgroep die gebruik maakt van deze ondersteuning bevindt zich met name in de
ouderencategorie (65+) en heeft vaak een grondslag PG of SOM. Bij volwassenen met grondslag
LG (mensen met bijvoorbeeld afasie, niet-aangeboren-hersenletsel of CVA) wordt vaak ook
ondersteuning uit de lichte trede ingezet ter ontlasting van de mantelzorg. Bij problemen van de
burger is het meer gebruikelijk om meerdere dagdelen in te zetten.
Midden: In deze trede zijn voornamelijk burgers met psychische problematiek (PSY) te vinden. Het
gaat in de meeste gevallen om het bieden van activiteiten met als doel een andersoortige vorm van
dagstructurering dan arbeid. Begeleiding in groepsverband kan ook sociale vaardigheidstrainingen
en zelfredzaamheidtrainingen inhouden. Vier tot vijf dagdelen zijn vaak het maximum; bij inzet van
meer dagdelen is er kans op overprikkeling van de burger met een psychische beperking.
Intensief/volledig: Burgers die vaak intensief/volledig gebruikmaken van dagbesteding of
arbeidsparticipatie betreffen veelal burgers met een verstandelijke beperking (VG). Ondersteuning
gaat om het bieden van een dagprogramma met als doel al dan niet aangepaste vormen van arbeid
te vervangen. Ook kan het gaan om het bieden van activiteiten met als doel een andersoortige
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
38
vorm van dagstructurering dan arbeid. Richting de 60 jaar kan het zijn dat bij deze burgers
‘vermoeidheid’ gaat optreden en men minder behoefte heeft aan ondersteuning in een groepsvorm.
Naast burgers met een verstandelijke beperking gaat het om burgers met (O)GGZ – problematiek
in relatie tot het vervullen van arbeidsmatige activiteiten/dagbesteding.
5. Ondersteuning bij zelfzorg en gezondheid
Voordat we het onderscheid tussen de verschillende intensiteitstreden gaan beschrijven geven we
eerst het verschil aan tussen resultaatsgebied 1 (sociaal en persoonlijk functioneren) en 5
(ondersteuning bij zelfzorg en gezondheid). Bij resultaatsgebied 1 gaat het met name gaat om
ondersteuning wat betreft leven en wonen. Bij resultaatsgebied 5 gaat het om ‘op-het-eigen-lijfgebonden’ zaken en de gezondheid van de cliënt.
Beperkt: Ondersteuning uit de lichte trede in dit gebied gaat met name om het mondeling aansturen
van de persoonlijke verzorging van burgers. Vaak gebeurt dit tijdens de dagelijkse ondersteuning
op resultaatsgebied 1 ‘sociaal en persoonlijk functioneren’. Al pratend wordt de ondersteuning
gegeven: “Heb je je haren al gekamd?”, “Heb je je tanden al gepoetst?”
Midden: In het Achmea-bestand, waarin gegevens zijn te vinden over de toegewezen AWBZ-zorg,
zien we dat ongeveer de helft van de doelgroepen PSY, VG en ZG met begeleiding en persoonlijke
verzorging in deze trede valt. Deze trede is dus nodig. Het is momenteel (nog) onduidelijk waarin
de begeleiding in de middelste trede verschilt van de lichte trede.
Intensief: Hoewel uit het Achmea-bestand naar voren komt dat er een grote groep is die 12 uur
persoonlijke verzorging per week krijgt, wordt dit beeld in de praktijk niet herkend. In het Achmeabestand zien we dat het voornamelijk de burgers met VG of ZG problematiek zijn die in deze trede
vallen (30%). Voor PSY is dit 10 %.
6. Huisvesting
Tijdelijk licht: Het gaat hier om de verzorging van een briefadres voor cliënten zonder adres, vaak
wel met een verblijfplek. Om in aanmerking te komen voor allerlei voorzieningen hebben ze een
briefadres nodig. Zonder dit adres is het b.v. niet mogelijk om een uitkering te ontvangen. Ook
hebben deze cliënten vaak enige ondersteuning nodig in de procedures in verband met het
verkrijgen van een woning zoals het aanleveren van de juiste gegevens, reageren op het
woningaanbod et cetera.
Begeleid wonen: Cliënten zijn niet in staat zelfstandig een woning te bewonen vanwege de eigen
beperkingen. Er is sprake van problematiek op meerdere leefgebieden, waaronder psychiatrie.
De kosten voor wonen zijn uit te splitsen naar:
· Kapitaalslasten: de kosten voor de beschikbaarheid van de woning dat wil zeggen de
hypothecaire lasten inclusief onderhoud gebouw c.q. de huurkosten
· Hotelmatige kosten: de kosten die te maken hebben met de volledige inrichting van de
woning en de kosten van de voorzieningen die daaraan verbonden zijn (b.v. kosten van
wassen en schoonmaken).
· Kosten van maaltijden
Beschermd wonen: Deze groep komt overeen met de groep begeleid wonen, waarbij er daarnaast
sprake is van 24 uurs toezicht. Dit 24 uurs toezicht is nodig vanwege het gebrek aan regie van
cliënten. In sommige gevallen is ook een zekere beveiliging nodig vanwege de beperkte regie van
de cliënten in relatie tot de buurt waarin zij wonen / verblijven en de afspraken die er met de buurt
gemaakt zijn.
Terugvalpreventie begeleid wonen: Cliënten die de stap van begeleid wonen naar zelfstandig
wonen gemaakt hebben, maar die naar verwachting enkele momenten in een jaar (gemiddeld 6
etmalen), tijdelijk meer ondersteuning nodig hebben in de vorm van verblijf in een beschermde
omgeving.
7. Mantelzorgondersteuning zodat de cliënt langer thuis kan wonen
Het resultaatsgebied mantelzorgondersteuning heeft drie intensiteitstreden. Er is in de praktijk op
voorhand geen onderscheid te maken naar deze treden. In de huidige werkwijze van het CIZ wordt
gekeken naar wat met name de ondersteuningsbehoefte van de mantelzorger is. Als een
mantelzorger zegt overbelast te zijn, dan is deze dat en dan moet daar een passende oplossing
voor worden gezocht. Deze oplossing kan variëren van één tot drie etmalen per week.
Concept Startdocument Wmo Rotterdam 2015-2018 versie 25-06-2014
39