Waarom ben ik geboren als man?

Write Now! 2014 voorronde Amsterdam
Anne Hofstra
2e Prijswinnaar
Broer
Waarom ben ik een man? Waarom ben ik geboren als man? Waarom is mijn zusje, die een
goedaardige tumor heeft van tenminste zo groot als een penis (in erecte staat) geen man?
Zij verschilt minstens net zoveel van haar geslachtsgenoten als ik. Met haar goedaardige
tumor. En dat ze lelijk is, daar kan ik niets aan doen. Dat is die tumor. En dat ze nooit ergens
wordt uitgenodigd, daar kan ik ook niets aan doen. Dat is die tumor. Dat zij uitgekotst wordt
door de samenleving, dat geslachtloze meisje, dat komt door die goedaardige tumor. Ik had
voor haar gehoopt dat ze een jongen zou zijn, een jongen met een tumor. Dan zou zij niet zo
ontzettend ten prooi vallen aan het hele vrouwelijk geslacht. O, de meisjes. O, de
schreeuwende meisjes met hun lieve lachjes. Met hun rondingen die vlijmscherper zijn dan
de in een punt gegroeide tumor van mijn zusje. Mijn zusje is niet hysterisch, niet achterbaks,
niet manipulatief. O, was zij maar net als ik, een man. Ze komt nauwelijks buiten, mijn zusje.
Met de tumor op haar hoofd durft ze zich nauwelijks buiten te vertonen (een eigenschap die
ik uiterst schattig vind, haar nederige bescheidenheid is de enige vrouwelijke deugd die ze
bezit). Ze heeft wel eens een petje op, maar door de grootte van de tumor zweeft dat petje
dan een paar centimeter boven haar hoofd. Het is geen gezicht. Soms wikkelt ze haar haar
over de tumor heen, maar ze heeft glad haar en dat zakt vaak al na een minuut weer naar
beneden. De enige oplossing die een beetje werkt is een hoge goochelaarshoed. Ze heeft
daar overigens vierenzeventig exemplaren van, aangezien niemand weet wat ze anders
cadeau moeten doen op haar verjaardag. Aan alle vierenzeventig exemplaren heeft ze
eigenhandig elastiekjes genaaid (dat ze blijven zitten mag een wonder heten, het kind kan
voor geen meter naaien) zodat de hoeden met stevige wind haar geheim niet onthullen.
Niet dat ze dat doet, de wind in, naar buiten. Over het algemeen blijft ze binnen. En ik zeg
het nog zo vaak tegen haar: met die goochelaarshoed ben je echt een stuk minder lelijk, dan
ben je veel meer een meisje. Wel een beetje een gek meisje, want goochelen is niet voor
meisjes en de assistentes hebben nauwelijks kleren laat staan een hoed. Maar een gek
meisje zijn is niet zo erg, zeg ik dan. Ik moet haar toch een beetje stimuleren om ook naar
buiten te gaan. Want ze moet minstens eens per week naar de supermarkt. Niet alleen voor
de boodschappen, maar van buitenlucht word je ook gelukkig. En dan is een raampje niet
genoeg.
Ze is niet gelukkig, mijn zusje, dat zie je zo. Ze is niet gelukkig en dat komt door haar
goedaardige tumor. Ze zit de hele dag binnen, achter haar computer. Vaak speelt ze de
Sims, diep, diep triest vind ik dat. Niet omdat het zo'n stom spel is, helemaal niet, maar
omdat ze zichzelf constant virtueel namaakt, maar dat kan helemaal niet. Want je kunt bij je
Sims-poppetjes helemaal geen goedaardige tumor creëren (ook geen kwaadaardige
overigens). Dus die kleine digitale mensjes, met dezelfde naam en dezelfde haarkleur als
mijn zusje, gelijken haar nooit.
Als ze zichzelf niet tevergeefs aan het recreëren is op de Sims, dan zit ze achter Facebook.
Haar profielfoto is zo geknipt, dat de bovenkant van haar hoofd (en dus ook haar tumor) niet
te zien is. Eigenlijk is ze op Facebook heel normaal. Heel normaal, maar niet gelukkig. Niet
zo gelukkig als alle andere mensen op Facebook, met smiley's en foto’s en zo. Die zijn
gelukkig. Die hebben geen goedaardige tumor.
Nu heeft ze niemand, mijn zusje. Ze heeft alleen mij. Onze ouders hebben haar verstoten,
door die goedaardige tumor. Zij wilde haar naar een kliniek sturen, zo eentje voor gestoorde
mensen. Maar ho eens even, dacht ik toen. Dat hoeft toch niet. Dat hoeft toch niet alleen
maar omdat ze het ongeluk heeft om een meisje te zijn met een goedaardige tumor? Ik heb
haar onmiddellijk in huis genomen en ze woont nu in mijn kelder. Je snapt dat ik liever had
dat ze ergens alleen zou wonen, maar ze heeft nu eenmaal die goedaardige tumor dus het
moet dan maar zo.
Het is ook geen ramp, helemaal niet. Ze doet het huishouden en laat me het grootste deel
van de tijd met rust. Eens in de week kom ik bij haar een kop thee drinken, in mijn kelder.
Dan zeg ik haar dat ze blij mag zijn dat de tumor zo goedaardig is, en dat ze beter een man
had kunnen zijn. Dan zeg ik dat ze nu eenmaal een vrouw is en dat we er het beste van
moeten maken. Tijdens die bijeenkomsten zegt mijn zusje vaak geen woord, dat praatgrage
vrouwengedrag is haar onbekend.
Nu kwam er laatst een dokter bij mij, om mijn zusje te zien. Ik ben natuurlijk bij het consult
gaan zitten, het is immers mijn zusje. De dokter verwijderde voorzichtig het elastiekje, en
daarna de goochelaarshoed en keek naar het gedrocht op haar hoofd. Hij vertelde iets over
een operatie en dat ze die goedaardige tumor wel konden verwijderen als ze wilde.
Ik heb mijn zusje uiteraard de hele zaak afgeraden. Sterker nog, ik stond erop dat ze niet zou
gaan. Dat ding is toch niet voor niets goedaardig? Daarnaast hadden zij en die dokter van
haar natuurlijk niet nagedacht over de gevaren. De gevaren van zo’n operatie. Want die zijn
er, reken er maar op. En wat zou ze nog zijn zonder die goedaardige tumor van haar? Een
meisje? Een meisje zonder goedaardige tumor?
Ik had die kwakzalver eigenlijk een klap voor zijn kop moeten geven. Geweld ligt niet in mijn
aard, maar ik had hem eigenlijk moeten laten kennis maken met mijn vuisten. Wie denkt hij
wel niet dat ‘ie is? Mijn zusje een beetje valse hoop geven? Haar laten denken dat ze wel
normaal zou zijn zonder goedaardige tumor. Dat dit androgyne meisje een goedaardige
fallus op haar hoofd heeft is toch niet voor niets, dokter? Dat heeft God met een reden
gedaan. Al haar goede eigenschappen verbergen zich in die goedaardige tumor, anders
zou dat ding toch godskolere niet goedaardig heten?
Het kwam dan ook voor niemand als een verrassing dat ik toen de dokter een week later
weer langs kwam voor dezelfde zaak, in actie gekomen ben. De dokter, die tevens ook mijn
dokter is, vertelde mijn zusje over de procedure van zo’n operatie en de kosten. De kosten?
Ja het ging ook nog geld kosten! Alles in eigen zak – kom wij snijden je identiteit wel van je
hoofd, al het goedaardig kwaad snijden wij van je lichaam, maar betaal ons wel! Ik heb,
nadat ik de dokter vriendelijk verzocht de ruimte te verlaten, de dokter hardhandig de deur
moeten wijzen. Ik hou niet van geweld, maar soms moet het.
Mijn zusje was nogal ontdaan van het hele gebeuren. Ze was zo hard aan het huilen, dat ze
niet eens merkte dat het elastiekje van haar goochelaarshoed had losgelaten en de hoed
afgevallen was, zodat ik de hele situatie eens goed kon bekijken. Het was ook geen wonder
dat ze moest huilen, je wordt niet iedere dag door een dokter opgelicht. Al helemaal niet als
je een goedaardige tumor hebt, gehandicapte mensen worden meestal met rust gelaten.
Het leven hervatte zich als voorheen en de dagen werden weer rustig. Ik ging weer gewoon
eens per week bij mijn zusje op de thee en vertelde haar dat ze echt niet zo lelijk was als ze
een hoed op had en dat ze beter een man had kunnen zijn. Tot vandaag.
Vandaag vond ik een ingevuld verzekeringsformulier met het handschrift van mijn zusje. Ik
had haar nog nooit zien schrijven, maar dit was zonder twijfel haar handschrift. Zelfs de i was
androgyn gepunt. Het was een aanvraag voor de vergoeding van een operatie.
Ik was hysterisch, hysterisch was ik. Mijn eigen ondankbare androgyne zusje had achter mijn
rug om onder een hoedje gespeeld met die kwakzalver van een dokter. Maar nu ik achter het
complot gekomen was kon ik het tegenhouden. Ik hou niet van geweld, maar soms moet het.
Ik ben naar mijn medicijnkastje gegaan en heb daar de grote voorraad Seroquel XR
uitgehaald. Geen idee waarom ik dat nog steeds kreeg – ik had de dokter duidelijk gezegd
dat ik die kwakzalverij niet duldde, maar zo werd het toch nog gebruikt. Ik pakte een setje
injectienaalden en liep met vier tot de nok gevulde spuiten naar mijn zusje.
Toen ik haar kamer binnen liep heb ik zonder moeite de elastiekjes van vier van de
goochelaarshoeden losgetrokken en haar daarmee aan haar stoel vastgebonden.
Ze zat daar zo lief. O, zusje wat ik hou ik van je. Ik hou zoveel van je, mijn zusje. Mijn
androgyne zusje. Ik hou van jou en ook van je goedaardige tumor.
Ik streelde haar armen, die mij aandeden als die van een reptiel en kuste haar knie. Ik pakte
de spuiten, die ik zolang op het tafeltje dat naast me stond gezet had,
Ik geloof dat zij ook iets zeggen wilde, maar ik vond dat ik eerst mocht en toen ze eindelijk
een opening vond om te spreken ontspanden haar spieren en stopte haar hart.
Voorzichtig haalde ik het elastiekje van haar hoed en zette de hoed van haar hoofd af. Met
twee handen pakte ik haar tumor vast en gaf een kus op de goedaardige antenne.
Opeens snapte ik niet meer wat ik zo lelijk had gevonden aan mijn zusje, waarom zij in mijn
kelder woonde, waarom zij van mij hoeden dragen moest, en bovenal, waarom ik wilde dat
zij een man was.
Mijn zusje, die net zoveel verschilde van meisjes als ik, zij was nu geen meisje meer. En ook
geen jongen. En als zij een jongen was had het niets uitgemaakt. In de dood is iedereen
hetzelfde, ieder even vredig en prachtig. Zelfs met een goedaardige tumor. Ik ben een man,
een man zonder zusje.