presenteren… Historische zomerwandeling: 5 de editie Historische wandeling doorheen Borsbeek zondag 27 juli 2014 zondag 3 augustus 2014 2 Scholen en onderwijs in Borsbeek Woord vooraf Het jaar 2014 is een druk herdenkingsjaar: 750 jaar Borsbeek en parochie Sint-Jacobus de Meerdere, 100 jaar begin van de Eerste Wereldoorlog (WOI) en ook het onderwijs zit bij die jarigen want honderd jaar geleden voerde men in België met de wet van 19 mei 1914 de algemene leerplicht in. In vergelijking met de ons omringende landen was dat vrij laat. De Eerste Wereldoorlog zou echter voor vertraging zorgen bij de uitvoering van deze wet. De vijfde editie van de “Historische zomerwandelingen” door Borsbeek zullen we daarom deze keer wijden aan de scholen en het onderwijs in Borsbeek. Het is zeker niet de bedoeling om bestaande basiswerken over de onderwijsgeschiedenis overvloedig te gaan citeren of herschrijven. Ik vraag daarom aan de wandelaars of de lezers van deze brochure zelf eens een kijkje te nemen in de beperkte bibliografie die achteraan deze brochure staat. Wij gaan op zoek naar de eerste vermeldingen van een schoolgebouw of naar vormen van onderricht in Borsbeek. We gaan langs de resterende gevels waarachter generaties kinderen met of tegen hun zin de leerplicht ondergingen. We bekijken de speelplaatsen waar we mochten ravotten onder het toezicht van rokende schoolmeesters met stofjas en scherp toeziende zusters en kleuterjuffrouwen tot de schoolbel weer luidde of rinkelde. Onze zomerwandeling start aan het Sociaal Huis of het OCMW zoals het vroeger heette. We vertrekken dan naar het dorpspleintje tegenover het oude gemeentehuis en de pastorij. Hier stond vroeger het eerste schoolgebouwtje naast het huis waar later de verfwinkel van de familie Kiebooms kwam. Veel foto’s hebben we er jammer genoeg niet van terug gevonden. Van op deze plaats wijzen we ook de schoolmeesterwoning aan die afgebroken werd voor het KBC- gebouw en het “nieuwe” klooster. 3 We wandelen verder door naar de directeurswoning en de ingang naar het oude kloostergebouw. De Zusters van het Arme Kind Jezus hebben zich hier lange tijd gewijd aan het onderwijs en de opvang van weeskinderen. Hier is ook veel veranderd ondertussen, we vergelijken het met oude foto’s en zien dan dat er wel wat verdwenen is van het patrimonium. In de Jan Frans Stynenlei kunnen we de oude voorgevel nog zien van de “Ge“Gemeentelijke Jongensschool” van toen. Ondertussen is deze uitgegroeid tot een druk bezochte gemeentelijke basisschool (GBS) “De Klinker”. We halen hier nog wat feiten aan en trekken verder via het park naar onze volgende site. Het lokaal van Koninklijke Turnkring “Relax” valt eigenlijk ook onder de noemer van het onderwijs en deze instelling vormde vele jongens en meisjes uit Borsbeek op sportief vlak. Het zelfde mogen we stellen over de locatie aan de de Robianostraat nr.48. Hier was vroeger “Academia” gehuisvest, nadat ze verhuisde van haar eerste standplaats(en) aan de Mortselsesteenweg en de Frans Beirenslaan Beirenslaan nrs. 251 en 281. Antoon Luyckx startte daar zijn kunstschool als “Cultureel Centrum Academia”. Een spannend verhaal dat in een bundeltje samengevat werd door Guy Didelez. We steken door naar de SintJan Berchmansparochie en daar kunnen we het kleuterschooltje kleuterschooltje van het TyroTyrolerhof terugvinden. Nu wordt het gebouw nog steeds gebruikt door het SintJozefinstituut (SJI). Hierna stappen we goed door via het Mertensplein met het Scoutslokaal langs de Wenigerstraat, Frans Beirenslaan naar de Herentalsebaan. Ons einddoel is het heemmuseum van de Wommelgemse heemkring “De Kaeck”. Op Fort2 hebben de medewerkers in hun museum een mooi klasje uit vervlogen tijden bijeen gebracht. Naast het heemmuseum van “De Kaeck” vinden we ook het museum van vzw “de de Blusch Maatschappij van Wommelghem”. Wommelghem Hier eindigen we de wandeling en genieten we van een frisse drank of frisdrank om deze 5de historische zomerwandeling af te sluiten. 4 Scholen en onderwijs in Borsbeek De Spaanse periode(1600periode(1600-1713) Uit rekeningen van de Heilige Geestmeesters van 1612-1648 blijkt dat nabij de kerk een brouwerij heeft gestaan. Ze werd afgebroken door een Pauwels van Lare. Op die plaats bouwde de Heilige Geestkamer “een huis met hof- ken”. Het bevatte drie kamers waarvan twee werden bewoond door de pastoor van Borsbeek terwijl de derde werd gebruikt door koster Gilbertus Mol, die er een school hield.1 Dit dorpsschooltje werd opgericht in 1629. De Oostenrijkse periode (1714(1714-1794) De abten van Ename en later die van de Sint-Michielsabij stelden de kosters van de parochiekerk Sint-Jacobus de Meerdere aan. Rond 1748 was ene Geert van den Brande de koster-schoolmeester-organist te Borsbeek. Hij had o.h. de taak de knapen voor de kerk- en koordiensten op te leiden. Hij kreeg hiernaast ook een ruimer pedagogisch arbeidsveld. Zo zou hij ook onderricht geven in opvoeding, rekenen, lezen en schrijven waarvoor hij van de ouders een geldelijke vergoeding kreeg. Ook van de “gemeente” (Heerlijkheid) bekwam hij hiervoor een vergoeding. Voor kinderen van kapitaalzwakke ouders betaalde de Heilige Geestkamer het schoolgeld. Met deze financiële bijdragen kon de koster behoorlijk rondkomen. Hij beschikte over een eigen schooltje. Koster en schoolmeester werden zo wat als een synoniem. Waar in de 16de eeuw het benoemingsrecht bij de abt lag, veranderde dit in de tweede helft van de 17de eeuw door een “juridische bedilzucht” omtrent het benoemingsrecht en kwam het schoolmeesterschap dichter bij het burgerlijke dan bij het kerkelijke leven te staan. De heer van Borsbeek meende dat de “schoolmeester” door de “gemeente” (Heerlijkheid) moest worden benoemd, omdat hij ook door de gemeente of de heer betaald werd.2 Het benoemen en betalen van de koster-schoolmeester alsook de voordelen in natura zijn lange jaren een probleem geweest in de Heerlijkheid van Borsbeek. In 1731 is er zelfs sprake om een “examen” in te richten bij de kandidatuur voor het koster-schoolmeesterschap. Een compromisoplossing zal 1 T. Beeghs, Zevenhonderdvijftig jaar geschiedenis van Borsbeek in een notedop: 1232-1982, gemeentebestuur Borsbeek, 1982, p.41. 2 T. Beeghs, o.c. , p.48-49. 5 leiden tot het opdelen van de functie van koster(orgelspelen, klokkenluiden, opwinden kerktorenhorloge, enz.) en die van schoolmeester.3 De Brabantse revolutie(1789revolutie(1789-1790) Was weer een zwarte periode voor het onderwijs in onze streken. In 1794 overlijdt de laatste Heer van de Heerlijkheid Borsbeek. Het Ancien Régime eindigt hier trouwens ook in de geschiedschrijving. De Franse Franse periode(1795periode(1795-1814) Op 1 oktober 1795 werden we ingelijfd bij Frankrijk. Oorlogsgeweld en troebelen in of rond het dorp zorgden er meermaals voor dat het onderwijs een lagere prioriteit kreeg. Overleven was dan belangrijker voor de bestuurders en bevolking. Het spreekt voor zich dat dan ook het schoolgebouwtje verder verloederde. Op 22 augustus 1806 werd de nieuwe Catechismus van Keizer Napoleon van kracht. Dit botste natuurlijk met het leerrecht van de Kerk. De jaren1809, 1813-1814 waren zwarte jaren voor Borsbeek en zijn bevolking. De lijsten van opeisingen zijn eindeloos en troepen in kantonnement namen meestal hun “schenkingen”. De Nederlandse periode(1815periode(1815-1830) Het schoollokaal was aan herstelling of eigenlijk volledige renovatie toe. Hiervoor legde Adriaan Corluy een plan voor aan de gemeenteraad van 09 augustus 1825. De kosten zouden gedekt worden door een lening tegen 4% bij het Armbestuur.4 De Belgische onafhankelijkheid(1830onafhankelijkheid(1830- tot vandaag) • Op 13-11-1830 werd de eerste Belgische gemeenteraad te Borsbeek verkozen. Uit de verslagen over de verkiezing van een gemeentesecretaris leren we dat een van de kandidaten, ene Johannes Nys, Nys de functies van: koster, organist en schoolmeester uitoefende.5 De scheiding van deze functies was dus nog steeds niet van kracht in Borsbeek? • In 1853 lezen we dat er een geschil liep tussen het gemeentebestuur en de kerkfabriek omtrent het eigendomsrecht van het huis dat vroeger bewoond werd door de koster-schoolmeester. • Twee keer komt het tot een openlijk conflict waar de hele samenleving bij betrokken wordt: in 1879-’84 en in 1950-’58. Centraal in dit aan3 T. Beeghs, o.c. , p.52-53. T. Beeghs, o.c. p.84-85. 5 T. Beeghs, o.c. , p.87 4 6 slepende dispuut tussen klerikalen en antiklerikalen: de in de grondwet van 1831 ingeschreven vrijheid van onderwijs en de interpretatie ervan. Heeft het vrije net recht op subsidies van de overheid? Mag de overheid onderwijs organiseren? • Op 20 november 1958 wordt het Schoolpact officieel ondertekend en komt er voorlopig een eind aan deze discussie. Het Schoolpact geldt voor het hele onderwijs behalve de universiteiten en garandeert de vrijheid van schoolkeuze van de ouders, op basis van filosofische of religieuze voorkeur. Om dat mogelijk te maken, wordt het officiële onderwijsnet uitgebreid en krijgt het vrije net bestaanszekerheid. De katholieken erkennen voortaan het openbaar initiatiefrecht en verdedigen niet langer het principe dat de staat slechts een aanvullende rol vervult tegenover het privé-initiatief. De socialisten en liberalen erkennen dat ook de vrije school recht heeft op subsidies. Het Schoolpact leidde tot de vrijheid en kosteloosheid van onderwijs.6 • Tijdens de eerste schoolstrijd ging het er ook in Borsbeek moeilijk aan toe. De aangenomen school was bevolkt en in de opgedrongen officiële school staat een schoolmeester voor enkele leerlingen. In Borsbeek hebben op 26-10-1885 de aangenomen gemengde school 45 leerlingen en de intussen afgeschafte gemeenteschool 6 leerlingen. • De algemene leerplicht tot 12 jaar werd in België ingevoerd door de wet van 19 mei 1914. In vergelijking met de omringende landen was dat vrij laat. Nederland ging België voor in 1900, Frankrijk in 1882, Luxemburg in 1881, Engeland in 1870-1880. • De oppositie keerde zich niet tegen de leerplicht, maar tegen andere bepalingen van de wet, met name de verdeling van de schoolsubsidies. • De leerduur werd pas in 1921 opgetrokken tot 14 jaar en er is dus sprake dan pas sprake van het 7de en 8ste studiejaar. 6 E. Witte, J. De Groof, J. Tyssens, Het schoolpact van 1958: Ontstaan, grondlijnen en toepassing van een Belgisch compromis, VUBPRESS i.s.m. uitg. Garant, 1999, p. 7 Het eerste schoolgebouwtje of dorpsschool Van het allereerste dorpsschooltje moeten we ons niet teveel voorstellen. We moeten het tegenover het oude gemeentehuis-pastorie situeren en zou er reeds in 1629 opgericht zijn. Na vele herstellingen zou het in 1847 tot een deftig schoollokaal omgebouwd worden van ongeveer 7m /12m met drie ramen en toegangsdeur in de voorgevel, een zadeldak met ernaast een woning voor de schoolmeester-koster. Hiernaast kwam later ook de zaak van huisschilder Kiebooms. In 1900 was de toestand van dit gebouwtje lamentabel te noemen en ook het leerlingenaantal was gestegen, zodat er nood was aan een nieuw schoolgebouw. Het zou tot de gemeenteraadzitting van 13-011906 duren dat er besloten werd om in de Jan Frans Stynenlei een nieuwe school te bouwen. • Op 02-09-1846 besluit de gemeenteraad tot herstellingswerken aan het schoolgebouwtje. • Naast de zusters die zorgden voor het onderwijs van de meisjes en ook de kleuters was er de Dorpschool. In 1883 telde deze 62 jongens en werden er nog 44 kleuters bijgehouden. De meeste kinderen kwamen uit Borsbeek zelf. Vanaf 1914 kunnen we spreken van een Gemeentelijke Jongensschool en een Aangenomen Meisjesschool. De scheiding tussen jongens en meisjes wordt pas later opgeheven.7 • In 1893 werd het gemeentehuis- en pastoriegebouw aan de Dorpsstraat( nu: Jozef Reusenslei), tegenover de kerk en het schoolgebouw, in gebruik genomen. • In december 1909 wordt de oude school verkocht en afgebroken. Foto met zicht op het dorpsplein vanuit het oude Klooster in 1900: v.l.n.r. SintJacobuskerk , Jongensschool, gemeentehuis, bakker Stijnen (met trapgevel), Reusens en de oude herberg De Valk. 7 T. Beeghs, o.c. , p.91 8 Het school(meester)huis Het vroeger schoolhuis aan de Jozef Reusenslei nr. 27 stond waar nu de kantoren van de KBC staan en het nieuwe klooster. Het huis werd in 1882 gebouwd tijdens de eerste schoolstrijd. De liberale regering van Orban verplichtte ieder gemeentebestuur tot het oprichten van een officiële school. In ieder dorp zou er ook een liberale directeur benoemd worden, het godsdienstonderricht zou uit de scholen geweerd worden en alleen onderwijzers die uit de officiële Normaalscholen sproten kwamen in aanmerking tot benoeming.De schooldirecteur zou dit huis dus bewonen. Het Bestuur zou voor de som van 9.000 Fr. het “groot” gebouw mogen laten bouwen. In Borsbeek was dit een curiosum en de nieuwsgierige dorpelingen betaalden wat graag 1centiem om de binnenkant van het huis te bekijken. Borsbeek zou Borsbeek niet zijn als ze die liberalen hun zin zouden geven. Het schoolhuis bleef onbewoond want koster-schoolmeester Vinck verkoos in zijn nederige woning naast het oude schoolgebouwtje te blijven wonen. Het leegstaande nieuwe huis werd tijdelijk omgevormd tot café uitgebaat door het gezin Milis (Charel Komaf en Netteke Dilles) en dit tijdens de verbouwing van het café “De Vuurmolen”. Een gezellige boel dus tot het pas in 1887 door Frans Jozef Laureys die gehuwd was met mevrouw Reyniers- onderwijzeres in de gemengde gemeenteschool- werd betrokken als woning. Hij zorgde dat de tuin uitgroeide tot een agrarisch practicum voor de schooljongens die er in de tuin werkten en ook op de duiven moesten letten. Zijn vrouw zorgde ervoor dat de meisjes dan weer hun huishouden onder de knie kregen. In 1910 vestigde meester August Mortelmans (den dikke meester) er zich met zijn vrouw Constantia Reusens (dochter van Jozef Reusens). 9 In 1946 was het de beurt aan meester Frans Resseler (de kleine meester) en diens gastvrije echtgenote “Joske Prins”. Het was er blijkbaar “den zoete inval”. Nadien ging het bergaf. Een liefdadigheidsinstelling: “Lentevreugde” vond er zijn stek, de scouts St.-Jan Berchmans en in 1967 de turnkring Relax en nadien Jong Davidsfonds. In 1977 vertrok de laatste groep “bezetters” uit de eens zo statige woning. In de studie:“Onderzoek ter voorbereiding van de bouw van een Ontmoet- ingscentrum te Borsbeek” van Ward Govaerts uit 1972, kunnen we uit het voorwoord afleiden dat het gemeentebestuur het probleem van een tekort aan culturele en sportieve ontmoetingsruimtes onderkende en eraan werkte. De bouw van een broodnodige Sport- en ontmoetingsruimte “Ter Smisse” zou op 15 mei 1976 van start gaan met een eerste steenlegging in het bijzijn van de toenmalige eerste minister Leo Tindemans. De ingemetselde arduinen steen in de gevelpartij aan de ingang getuigt hier nog van. Hiervoor en hieronder zien we foto’s van de hand van onze medewerker Frans Neyens die de toestand weergeeft van het gebouw in 1978. 10 Meisjeseisjes- en kleuteronderwijs bij de Zusters van het Arme Kind Jezus Louis de Robiano liet bij zijn dood in 1855 een weduwe en vier kinderen achter. Een van haar dochters trad toe in de nieuwe kloosterorde van de “eerbiedwaardige Clara Fey”. Deze kloosterorde wijdde zich geheel aan de opvoeding en het onderwijs van arme kinderen en wezen. Tijdens de “Kulturkampf” in de Duitse Staten geraakte deze orde in moeilijkheden. De vrouwe van Borsbeek kwam haar ter hulp en gaf de zusters van het Arme Kind Jezus in 1875 haar woning. Dit werd de basis van het oude klooster, de Meisjesschool en het latere Sint-Jozefinstituut. De eerste directeur van dit instituut was pastoor Guillelmus Franciscus De Herdt. Hij was 20 jaar lang in functie als raadgever en later als directeur van het Klooster. Hij betrok tot 1904 de directeurswoning waarvoor we momenteel staan.8 Vooraleer de gravin de Robiano haar vervallen kasteel overmaakte aan de zusters van het Arme Kind Jezus had ze het in 1855 in bruikleen gegeven aan de paters Jezuïeten van Antwerpen die het als vakantieoord gebruikten voor hun leerlingen. Op vraag van de gravin vertrokken de Jezuïeten en kwamen er in 1875 zusters in het kasteel. In 1886 ontving de Congregatie het kasteel en werden grondige verbouwingswerken uitgevoerd. In 1889 werd het nieuw complex ingezegend. Het bevatte een kapel, het huis van de rector, het huis van de zusters, het kindertehuis, de bakkerij en de boerderij en tenslotte ook de gebouwen van de Meisjesschool. 8 T. Beeghs, o.c. , p.90-91 11 Op 17-12-1889 werd de kapel ingewijd. Er woonden toen 40 zusters in het klooster en 120 kinderen(internen). In 1906 werd de derde verdieping bijgebouwd en in 1936 kwamen de gaanderijen erbij en werd de directeurswoning vergroot. In 1883 zijn er 44 kinderen in de bewaarschool en 62 in de lagere school en in het internaat zitten 66 kinderen uit Antwerpen en Duitsland. In 1980 waren er in het Sint-Jozefinstituut in totaal 603 leerlingen waarvan 108 internen. Hierbij kwamen dan nog 164 kleuters in de twee privaatwoningen aan de de Robianostraat. Naast zeven zusters zijn het leraressen die de lessen geven.9 Momenteel zijn er geen zusters meer en is het Sin-Jozefinstituut een grote schoolinstelling geworden die eens te meer moet uitbreiden. De plannen zijn hiervoor opgemaakt en zullen het straatbeeld en de omgeving grondig veranderen. Smeedijzeren poort en arduinen merkpalen van weleer ? 9 T. Beeghs, o.c. , p.91 12 De Gemeentelijke Jongensschool Tijdens de gemeenteraadzitting van 13-01-1906 werd er besloten om in de huidige Jan Frans Stynenlei een nieuwe school te bouwen. Eerst moet er onderhandeld worden met de eigenaar, Torfs-Beirens, burgemeester uit Lint. In de Jan Frans Stynenlei , de vroegere Korte Nieuwstraat en daarna de Korte Smisbergstraat, vin- den we nog een gedeelte van de vroegere Jongensschool terug. De werd straat benoemd naar de Jan Frans Stynen die de zoon was van de bakker Stynen aan de Dorpstraat. Hij leefde van 1868 tot 1916 en hij was van 1890 tot aan zijn overlijden in 1916 schoolmeester en gemeentesecretaris. De bouw van de Jongensschool werd aangevat in 1908 onder de leiding van provinciaal bouwmeester Gife. Gife Het project gebeurde in stappen, dus een oostelijke uitbreiding was mogelijk in functie van het beschikbare geld en het groeiende aantal leerlingen. Het schetsje uit de brochure:“100 jaar Gemeentelijke Lagere School Borsbeek: 1887-1987” illustreert dit zeer duidelijk. Later werden er dus stukken bijgebouwd en kregen sommige delen ook een andere bestemming. 13 Belangrijk was ook de eerste steenlegging door minister Calewaert, minister van nationale opvoeding, op 19 september 1981. De arduinen steen in de voorgevel is er nog de stille getuige van. In 1982 start de GBS “De Klinker” voor goed. Ze hebben hun eerste opendeurdag op 31 mei 1982. Op 01-091983, start van het nieuwe schooljaar, wordt Karel Kegeleers schoolhoofd in opvolging van Frans Mertens en hij geeft het roer over aan Els Mennes op 1993. SportSport- en Ontmoetingscentrum “Ter Smisse” De studie:“Onderzoek ter voorbereiding van de bouw van een Ontmoetings- centrum te Borsbeek” van Ward Govaerts uit 1972, duidt aan dat het gemeentebestuur het probleem van een tekort aan culturele en sportieve ontmoetingsruimtes onderkende en eraan werkte. Noodoplossingen zoals in het Schoolmeesterhuis of privé-initiatieven konden het tij niet keren. De bouw van een Sport- en ontmoetingsruimte “Ter Smisse” zou op 15 mei 1976 van start gaan met een eerste steenlegging in bijzijn van de toenmalige eerste minister Leo Tindemans. Een arduinen steen getuigt hier nog van. Door plaatsgebrek van Academia in de de Robianostraat 48 diende men ook leerlingen te huisvesten in een klas in de bovengang van “Ter Smisse”. 14 Sportonderricht in Turnkring Relax Het lokaal van Koninklijke Turnkring “Relax” valt eigenlijk ook onder de noemer van het onderwijs en deze instelling vormde vele jongens en meisjes uit Borsbeek op sportief vlak. In de tuin van villa Torfs aan de achterkant van de Jongensschool deed men aan turnonderricht. Dit lokaal werd door de middenstand (ILWA/Sjongers keukens) van toen rechtgezet in 1975. Een eerste “groot artiestenbal” ging in de nieuwe zaal door op 7 juni 1975. Voordien gingen de lessen door in het schoolmeesterhuis en de zaal Riviera, die vroeger nog bij het Gildenhuis hoorde. Hier was het de middenstand die het initiatief nam om een mooie turnzaal met bijgebouwen uit de grond te stampen. Kunstonderricht Kunstonderricht in “Academia” & de Robianostraat 48 “Cultureel Centrum Academia” startte als een privé-initiatief van dhr. Antoon Luyckx met een 20-tal leerlingen in een geïmproviseerd atelier thuis bij hem aan de Mortelsesteenweg in de jaren 1960-61. De initiatiefnemers Antoon Luyckx en aannemer Jos Van Mol (Frans Beirenslaan 251) wilden zich verbeteren en ruimer kunnen werken. Toen kwam de politiek er zich mee moeien en “vergat” men Jos Van Mol. Gelukkig maakte men hem “materiaalmeester” en zo kwam het dat het “Cultureel Centrum Academia” naar een gebouw van een vriend-aannemer van de “materiaalmeester” trok. Met name bij aannemer Frans Van Geel in de Frans Beirenslaan 281. Academia zou er blijven tot 1975 en stilaan uitgroeien tot een echte kunstonderwijsinstelling. Academia verhuisde daarna, na veel politieke strapatsen en veel improvisatie van het personeel, op zaterdag 17-05-1975 naar de locatie aan de de Robianostraat nr.48. Vader Geens ging namelijk met pensioen en wilde zijn winkelpand sluiten. Na onderhandelingen kon men dit pand huren. Maar vooraleer men zijn intrek kon nemen was er uiteraard veel werk aan de winkel. Ook deze locatie zou vlug te klein worden en men kreeg dan bijkomende klassen in de bovengang van “Ter Smisse” en in een mooie klas in het SintJozefinstituut. Ondertussen stonden de ogen gericht op Fort3. Op 06 september 1983 kon men dan het schooljaar 1983-84 beginnen in de nieuwe schoollokalen op het Sport- en Recreatiedomein Fort3, Frans Beirenslaan 2A te Borsbeek. 15 16 Kleuterschooltje in de SintSint-Jan Berchmansparochie Het Tyrolerhof is sedert lang een begrip in Borsbeek en groeide samen met de parochiekerk het “Barakske”. Hierover bestaat geschiedschrijving in een publicatie die nog te koop is in de huidige cafetaria van het parochiecentrum van Sint-Jan Berchmans.Tussen juni 1958 en april 1959 werd dit centrum opgebouwd. Er kwam ook een kleuterschool naast het centrum omdat het bevolkingscijfer gestadig groeide in deze snel ontwikkelende regio van “den overkant”: Borsbeek-West. De zusters van het Sint-Jozefinstituut organiseerden deze kleuterschool tot zeker in 1982. De jeugdclub Sloep vond er in de bovenste verdieping jarenlang een stek en de fuiven waren naar de normen van die tijd erg wild. Momenteel gaan er nog lessen door op de huidige Campus Ty Tyroler lerhof ho voor leerlingen van het Sint-Jozefinstituut. We zien wel de verwaarlozing en verval van het eens zo mooie schoolgebouw in Tyrolerstijl. Er zijn ondertussen ook nieuwe bewoners in het dagverblijf Tyrolerhof. Ze zullen er projectgewijs begeleidt leven/wonen via de vzw Koningin Fabiola nr. 2. 17 Beginlocaties “Academia” op de Frans Beirenslaan Op de Frans Beirenslaan nrs. 251 en 281 komen we de pionierlocaties tegen waarover we een spannend verhaal terugvinden in de bundel: “25 jaar initiatief Academia” opgesteld door Guy Didelez met informatie uit erste hand van Antoon Luyckx en dit naar aanleiding van de viering “25 jaar Academia, gemeentelijke kunstschool”, met voorwoord van Wim Roeykens en uittreksel toespraak Leo Govaerts. Antoon Luyckx startte daar zijn kunstschool als “Cultureel Centrum Academia”. Hier startte het echte verhaal van een privé-initiatief van Antoon Luyckx in de jaren 1960-61. Initiatiefnemers Antoon en Jos Van Mol (Frans Beirenslaan 251) wilden zich verbeteren en ruimer kunnen werken. Toen kwam de politiek er zich mee moeien en “vergat” men Jos Van Mol. Gelukkig maakte men hem “materiaalmeester” en zo kwam het dat het “Cultureel Centrum Academia” naar een gebouw van een vriend-aannemer van de “materiaalmeester” trok. Met name bij aannemer Frans Van Geel in de Frans Beirenslaan 281. Men zou er nog kunstlessen geven tot in het schooljaar van 1975. Academia verhuisde daarna, na veel politieke strapatsen en nog meer improvisatietalent van het personeel, op zaterdag 17 mei 1975 naar de locatie aan de de Robianostraat nr.48 zoals we reeds bespraken op vorige locatie. 18 Enkele bedenkingen en verduidelijkingen Uit het artikel: “Ambiorix voor de klas”, Klasse voor leraren, 101, (2000), p.6-9. «Vroeger stond de leerkracht hoog in aanzien» «De vroegere hoge status van de onderwijzer berust op mythevorming», zegt professor Frank Simon van Universiteit Gent. Voorbeelden? «In de negentiende eeuw verdient de leraar te weinig om te leven en te veel om dood te gaan.» Daarom heeft de schoolmeester vaak nog andere jobs. Hij is ook koster,doodgraver, herbergier, schoenmaker, landbouwer of metser. De in 1842 met de wet op het lager onderwijs vastgelegde minimumwedde blijft tot 1914 geleidelijk stijgen, maar hij kan er niet van leven. «De blijvende materiële verzuchtingen van leraars beantwoordt de overheid met het argument van de roeping, de zending. De wet op de leerplicht betekent een grote verbetering voor de wedde van de leraar. Voortaan wordt het mogelijk van het beroep te leven.» Goede gelovigen Professor Karel De Clerck, Universiteit Gent: «Heel veel leerkrachten staan tijdens de 19de eeuw zonder enig diploma voor de klas. De Belgische onafhankelijkheid maakt een eind aan de systematische aanpak van de onderwijzersopleiding door koning Willem I. Pas eind jaren 1870 komen de niet-gediplomeerden in de minderheid. In 1875 bedraagt het percentage gediplomeerden 49 procent, in 1911 is dat al 87 procent. Pas in 1878 krijgen studenten in de rijksnormaalscholen een pedagogischwetenschappelijke opleiding. Het katholiek onderwijs houdt de boot af. Voor hen moet onderwijs in de eerste plaats goede gelovigen vormen. Daarvoor heb je geen leerkracht met een diploma en beroepskennis nodig, wel een overtuigde katholiek.» Intussen worden de klassen alvast kleiner: het gemiddelde aantal leerlingen per leerkracht daalt van 61 in 1875 tot 44 in 1911. Het leerprogramma wordt uitgebreid, zodat het kind na de lagere school beter voorbereid is. Geletterd De toenemende maatschappelijke waardering van het onderwijs hangt samen met de industrialisering en met de opkomst van de massa-politiek. Professor De Clerck: «In de loop van de negentiende eeuw en in de twintigste eeuw had de industrie behoefte aan geschoolde arbeidskrachten, die op school een vak en vaardigheden leren. Met de invoering van het algemeen stemrecht in 1919 zijn er plots meer kiezers en die moeten geletterd zijn.» Naarmate het maatschappelijke belang van het onderwijs toeneemt, wordt ook het leraarsberoep hoger gewaardeerd. «Leerkrachten bewegen als individu en als beroepsgroep niet in een sociale leegte. Ze zijn gewikkeld in een voortdurend uitwisselingsproces met de maatschappelijke omgeving», vult professor Simon aan. Onderwijsnetten Het ontstaan van de verschillende onderwijsnetten gaat terug tot 1831. Professor De Clerck: «Artikel 17 van de Belgische grondwet van 1831 zegt: het onderwijs is vrij. De wet biedt twee interpretaties: iedereen is vrij scholen op te richten en elk gezinshoofd is vrij zijn kinderen te laten studeren of niet. School- of leerplicht bestaat op dat moment nog niet. De katholieke kerk, die veel van haar invloed heeft verloren omdat ze door de vorige staatsregimes onderdrukt werd, maakt van die vrijheid gebruik om overal katholieke scholen op te richten. Op die manier probeert zij via het onderwijs haar invloed op de samenleving terug te winnen. Hier kiemen alle latere strubbelingen over onderwijs.» Komma Aanvankelijk laat de Belgische overheid het initiatief om onderwijs te organiseren over aan de katholieken. «De kerk regelde alles. Het liep ook goed, dus waarom moest de overheid daar dan nog geld aan besteden?» De kerk bouwt haar scholennet stevig uit. Pas in 1842 vindt men dat er ook een tegenwicht moet komen. Dat jaar komt er een wet op het lager onderwijs, die zegt dat elke gemeente over een gemeenteschool moet beschikken. «Er stond evenwel een komma in de tekst», vertelt professor De Clerck. «De gemeenten waar al een school gevestigd is, kunnen van die verplichting ontslagen worden.». De vele katholieke gemeentebesturen in Vlaanderen die al een parochieschooltje hebben, voelen zich niet verplicht. «Er waren ook gemeenten die dan toch een lagere school oprichtten, maar er geen graten in zagen dat meneer pastoor er in en uitliep. Vanaf 1842 bleef alles in grote mate in handen van de katholieken.» 19 Schoolstrijd Wanneer in 1878 de liberalen aan de macht komen, hervormen ze deze katholiek geïnspireerde wet op het lager onderwijs. Het officieel onderwijs moet aan de invloed van godsdienst en geestelijkheid onttrokken worden, elke gemeente moet over een lagere school beschikken en mag die verplichting niet overhevelen naar de kerk. De gemeentescholen – voortaan neutrale scholen – mogen niet langer in godsdienstonderwijs voorzien. In de gemeentescholen mogen voortaan alleen nog leerkrachten worden aangesteld die een diploma behaald in een rijksnormaalschool kunnen voorleggen. De kloof tussen klerikaal en anti-klerikaal is nu definitief. Beide kampen radicaliseren. Vanaf 1878 versnelt de schoolstrijd het verzuilingsproces en verbreedt het tot de hele samenleving. Pers, vakverenigingen, culturele en ontspanningsverenigingen, sociale organisaties en het onderwijs worden op grond van godsdienstige en ideologische scheidingslijnen opgedeeld. «Iedereen moet tot z’n achttien naar school gaan» Sinds de leerplicht in 1914 werd ingevoerd, moeten alle kinderen van 6 tot 14 jaar onderwijs krijgen, thuis of op school. Vóór die wet er was, kon niemand ouders verplichten om hun kinderen te laten studeren. Ondanks een stijgend aantal scholen en een toenemende schoolbevolking – van 336.000 in 1843 tot 662.000 in 1878 – blijft het schoolverzuim in de 19de eeuw hoog. 34 procent van de kinderen tussen 6 en 14 jaar gaat nooit naar school – voor de periode tussen 1845 en 1875 gaat het om zo’n 200.000 kinderen. Het analfabetisme neemt enorme proporties aan: in 1866 is 53 procent van de totale Belgische bevolking ongeletterd, in 1890 is dat 38 procent en in 1910 nog 25 procent. Schoolverzuim en vroegtijdig de school verlaten hebben veel te maken met de wijdverspreide kinderarbeid. Vooral de oudste kinderen en de meisjes worden thuis gehouden. Menslievend Ondanks enkele bewuste campagnes voor de afschaffing van kinderarbeid duurt het toch tot 1889 voor de wet op vrouwen- en kinderarbeid wordt ingevoerd: kinderen jonger dan 12 mogen voortaan geen industriearbeid meer verrichten. De wet kan niet verhinderen dat veel kinderen na die leeftijd toch in de kinderarbeid terecht komen. De wet op de leerplicht van 1914 maakt arbeid van jonge kinderen onmogelijk: iedereen van 6 tot 14 jaar is voortaan verplicht om onderwijs te volgen. Dat die wetten er komen, heeft weinig met menslievendheid te maken. De economische situatie verandert: de automatisering neemt toe en voortaan heeft men meer behoefte aan geschoolde en gespecialiseerde arbeidskrachten. Inspecteurs «In 1914 hadden we leerplicht op papier, maar de Eerste Wereldoorlog stelde de toepassing daarvan uit. Bovendien zijn de inspecteurs pas in de jaren 1920 uitdrukkelijk op pad gegaan om na te gaan hoe het met de aanwezigheid op school gesteld was», zegt professor De Clerck. «Toch is de invoering van de leerplicht een mijlpaal: gelijke kansen voor iedereen. Het is een eerste stap naar de democratisering van het onderwijs. Hoewel je je daar niet te veel moet bij voorstellen, want uiteindelijk gingen veel kinderen uit gewone gezinnen na acht jaar onderwijs aan de slag in de industrie. Waar ze soms goed hun brood verdienden, maar toch ook in de greep zaten van de economie en van de eigenaar van het bedrijf. Wie het zich kon veroorloven, studeerde verder na zijn 14 jaar, voltooide zijn middelbaar onderwijs en trok naar de universiteit.» In 1983 wordt de leerplicht verlengd. Voortaan moet elk kind vanaf z’n zesde tot z’n achttiende onderwijs volgen. Ouders kiezen of ze hun kinderen naar school sturen of hen thuis lessen laten volgen. Schoolplicht is er immers niet, leerplicht wel. «Onze huidige onderwijsvormen en -niveaus liggen al meer dan honderd jaar vast» Niets is minder waar. De verschillende onderwijsvormen evolueerden onder meer naarmate het schoolbezoek toenam en het onderwijs voor iedereen toegankelijk werd. «Die democratisering deed zich het eerst voor op het niveau van het lager onderwijs, na de Tweede Wereldoorlog op het secundair niveau en sedert de jaren zestig in het hoger onderwijs. Ons land kent vandaag de hoogste scholarisatiegraad van Europa», schrijft professor Mark D’Hoker van de lerarenopleiding aan de KULeuven. «In de negentiende eeuw leren kinderen op school gehoorzaamheid en niet zozeer vakkennis. De school is meer op disciplinering dan op kwalificatie gericht. Het leerplan is oorspronkelijk ook niet erg ambitieus. In 1842 wordt godsdienst verplicht in alle lagere scholen, naast vakken als lezen, schrijven, rekenen, maten en gewichten en moedertaal.» 20 Vierde graad Aan het eind van de 19de eeuw neemt het schoolverzuim af, staan er steeds meer leerkrachten met een diploma voor de klas. Het leerplan wordt inhoudelijk sterker, met extra vakken als aardrijkskunde, geschiedenis, lichamelijke opvoeding, natuurwetenschappen en gezondheidsleer. «Als gevolg van de invoering van de leerplicht organiseren veel lagere scholen een vierde graad (een zevende en achtste jaar). Daar combineert men algemeen vormend onderwijs met beroepsvoorbereiding. Voor kinderen die na hun 14de uit werken gaan, is de lagere school eindonderwijs. Steeds meer leerlingen verlaten de lagere school echter al op hun 12de om verder te studeren op de middelbare of technische school. Aangezien de vierde graad overbodig is geworden, wordt hij definitief afgeschaft in de jaren zeventig. De lagere school vormt voortaan, samen met de kleuterschool, het basisonderwijs, waarop het secundair onderwijs voortbouwt», zegt Mark D’Hoker. Gelijke kansen Professor De Clerck: «Vóór de Tweede Wereldoorlog volgt maar een klein aantal leerlingen secundair onderwijs. De taalwet van 1932 voert het Nederlands als onderwijstaal in Vlaanderen in. Ook daardoor vinden steeds meer meisjes uit de burgerij en jongens uit de middenstand (twee groepen die tevoren nauwelijks onderwijs genoten) de weg naar de secundaire school. Daarna laten steeds meer ouders hun kinderen langer studeren dan wettelijk verplicht is (namelijk tot 14 jaar). De economische groei doet de vraag naar geschoold personeel stijgen. De welvaartstaat ontwikkelt zich: jongeren uit de lagere sociale klassen moeten niet langer uit werken om het gezinsinkomen aan te vullen. Het secundair onderwijs kent een toeloop. Er ontstaan dan ook nieuwe scholen, afdelingen en richtingen.» In 1970 volgt een interne vernieuwing: het vernieuwd secundair onderwijs (VSO), vanaf 1975 type 1 genoemd (ten opzichte van het traditionele secundair onderwijs dat daarnaast blijft bestaan en dat men type 2 noemt). Het vernieuwde type wil elke leerling gelijke kansen op een optimale ontwikkeling bieden. De spanning tussen de twee types neemt gedurende de jaren tachtig echter steeds meer toe, wat leidt tot wrevel in de scholen en verwarring bij ouders en leerlingen. Vanaf 1989 wordt het eenheidstype in het secundair onderwijs ingevoerd als een compromis tussen oud en nieuw. Elite Professor De Clerck: «Het hoger en universitair onderwijs blijft lange tijd voorbehouden voor een elite. In de 19de eeuw is het Franstalig, overeenkomstig de taal die het doelpubliek spreekt: jongens uit de adel en de burgerij. Meisjes worden pas in de jaren 1880 toegelaten, de KULeuven treuzelt daarmee tot 1920. Het duurt tot 1930 vóór de Gentse universiteit als eerste universiteit in Vlaanderen volledig wordt vernederlandst.» In de jaren 1830 zijn er vier universiteiten met samen in totaal bijna 1500 studenten. In 1912 zijn dat er nog maar 8300, in 1949 in totaal zo’n 17.500. Pas in de jaren zestig wordt het hoger onderwijs gedemocratiseerd en stijgt het aantal studenten. De overheid bevordert de democratisering en breidt de bestaande instellingen uit. In 1990 zijn er 60.000 universiteitsstudenten. Het hoger niet-universitair onderwijs groeide sinds de jaren zestig sneller dan het universitair onderwijs: van 20.000 in 1960 tot haast 100.000 in 1999. België is koploper in Europa qua deelname van 20-24 jarigen aan hoger onderwijs aan de universiteit of een hogeschool. 21 Bibliografie BEEGHS, T., Zevenhonderdvijftig jaar geschiedenis van Borsbeek in een notedop: 12321982”, gemeentebestuur Borsbeek, 1982, p.158. DE CLERCK , K., Chronologisch overzicht van de Belgische onderwijsgeschiedenis, 18301990, Centrum voor de Studie van de Historische Pedagogiek, Gent, 1991. DE CLERCK K., SIMON, F. , DE GRAEVE, B., Dag meester, goedemorgen zuster, goedemiddag juffrouw. Facetten van het volksonderwijs in Vlaanderen (1830-1940),– Retrospectief – Lannoo DEPAEPE, M., DE VROEDE, M., SIMON, F., Geen trede meer om op te staan: De maatschappelijke positie van onderwijzers en onderwijzeressen tijdens de voorbije eeuw, Pelckmans, Kapellen. GOVAERTS, W., Onderzoek ter voorbereiding van de bouw van een Ontmoetingscentrum te Borsbeek, Heverlee, 29 juli 1972. VAN GOMPEL, D., Tien op tien en een kus van de juffrouw: De lagere school in Vlaanderen, vroeger en nu, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2006, p.302. VAN REMOORTELE, J., Meester, meester, meester!: Verhalen van meesters en juffen van toen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2012, p.239. WITTE, E., DE GROOF, J., TYSSENS, J., Het schoolpact van 1958: Ontstaan, grondlijnen en toepassing van een Belgisch compromis, Brussel, VUBPRESS/Garant, 1999, 896p. D’HOKER, M., Twee eeuwen onderwijs in België, Brochure: “100 jaar Gemeentelijke Lagere School Borsbeek: 1887-1987”, Gemeentebestuur Borsbeek, K. Kegeleers, 1987. Bundel: “25 jaar initiatief Academia” opgesteld door Guy Didelez met informatie van Antoon Luyckx en dit naar aanleiding van de viering 25 jaar Academia, gemeentelijke kunstschool. Met voorwoord van Wim Roeykens en uittreksel toespraak Leo Govaerts. 22 Al 750 jaar bouwen we aan een Borsbeekse gemeenschap. De medewerkers van het DocC Borsbeek helpen ons om het gezamenlijk verleden niet te vergeten. Ik ben hen daar enorm dankbaar voor. De historische zomerwandelingen brengen ons op een ontspannende manier langs het Borsbeek van vroeger. Langs deze weg wil ik graag alle mensen bedanken die deze wandelingen mogelijk maakten. Ik waag me aan een opsomming in de hoop niemand te vergeten: - de cultuurraad voor… de financiële ondersteuning - de sport- en cultuurfunctionaris voor… de praktische ondersteuning - Walter Janssens, voorzitter van het DocC Borsbeek, voor… de uitwerking en zijn vijfde gidsbeurt - het DocC Borsbeek voor… de informatie en foto’s - Johan en Reinilde Mortelmans voor het gebruik van materialen uit het “Heemkundig archief Stan Mortelmans” - Eddy Smits als gastheer in het heemmuseum WHK “De Kaeck” voor…het onthaal in hun prachtige heemmuseum. - Benny Moons,voorzitter van Museum ‘de Blusch Maatschappij van Wommelghem vzw’ voor…. het onthaal en de bediening in hun prachtige brandweermuseum. - u voor… uw aanwezigheid, uw aandacht en uw enthousiasme De volgende jaren willen we graag blijven wandelen in Borsbeek. Daarbij is uw actieve inbreng bijzonder belangrijk en waardevol. Een “nieuwe” “nieuwe” gids die nog eens voor vijf jaar wil gaan wandelen en praten over het verleden en het resterende erfgoed van Borsbeek, is daarom meer dan welkom. Als jullie historische informatie willen uitwisselen of schenken dan kan dat. Kijk daarvoor op de webstek www.docc-borsbeek.be of maak een afspraak met de medewerkers van het DocC Borsbeek bij u thuis of in de bibliotheek van Borsbeek (kelderverdieping). schepen van cultuur, Tom Verboven
© Copyright 2024 ExpyDoc