Op pagina 2 beginnen de spelregels van Puntenschaak met daaraan gekoppeld een aantal uitvoeringsopties. Samenvatting van de spelregels van het officiële schaakspel1 Voor de officiële spelregels (met voorbeelden van rokade, “en passant” slaan, promotie, het spelen met de klok enz.): www.schaakbond.nl/knsb/handboek/schaakregels/FIDE-Regels%20voor%20het%20schaakspel.pdf. Waar het om gaat: de speler probeert met behulp van het leger de koning van de tegenpartij gevangen te nemen en te voorkomen dat de eigen koning achter de tralies belandt. Het vierkante bord, met zijn 64 velden, ligt altijd zo dat het vakje links onder (a1 dus) zwart is. De witte Dame staat dan op een wit veld (d1), de zwarte Dame op een zwart veld (d8). 1 Wit begint. “Slaan” (pakken) mag maar hoeft niet. Het stuk dat slaat komt te staan op de plek van het geslagen stuk. De Koning staat schaak als hij rechtstreeks aangevallen wordt. De speler moet het schaak van zijn koning opheffen. Lukt dat niet, dan staat de koning schaakmat en is de partij uit en over. Een speler mag overigens nooit een zet doen waardoor de eigen Koning schaak komt te staan! “Aangeraakt speelt”. een aangeraakt stuk moet gespeeld worden, tenzij dit reglementair niet mag. De partij is remise als: A). Beide partijen dit overeenkomen. B). Zich “eeuwig schaak” voordoet: de Koning wordt onophoudelijk (‘eeuwig`) schaak gezet. Het lukt deze Koning dus maar niet zich ook maar één enkele keer aan schaak te onttrekken. C). De koning weliswaar niet schaak staat, maar de partij die aan zet is kan geen enkele reglementaire zet doen. D). Dezelfde speler voor de derde keer in dezelfde stelling aan zet is. E). Gedurende 50 zetten geen pion is verzet of geen stuk is geslagen. De Koning mag slechts één stap doen, zowel schuin als recht. De Dame mag ook zowel schuin als recht, maar dan net zoveel stappen als ze maar wil of kan. Een Toren mag alleen maar recht. Dus recht naar links of naar rechts, naar boven of naar beneden. Een Paard is het enige stuk dat over andere stukken heen springt. Een paard gaat twee velden in verticale richting en dan één in horizontale oftewel twee in horizontale richting en dan één in verticale richting. kleur. (Anders geformuleerd: één schuin en dan één recht, verderweg.) Het Paard komt altijd terecht op een veld van de andere kleur. Een Loper gaat alleen maar schuin, diagonaal, en blijft dus op dezelfde kleur. (Heeft meestal een schuine gleuf op zijn “hoofd”.) Een Pion is een bijzonder geval: o Gaat uitsluitend recht naar voren, maar hij mag alleen maar schuin slaan. o Een pion mag bij zijn eerste zet kiezen uit één of twee stapjes. o Verandert, naar keuze van de speler, direct in een Dame of een Paard als hij de overkant bereikt (promoveert). o Mag/kan “en passant” slaan: Situatie: vanuit de beginpositie gaat een pion twee velden vooruit. Hij komt daardoor soms naast een ver opgerukte pion te staan van de tegenstander die hem nu dus niet schuin kan slaan. Volgens een bijzondere regel is het echter de opgerukte pion toegestaan toch te “slaan” alsof de andere pion maar één zet heeft gedaan. Dat moet dan wel meteen gebeuren. De Rokade: De Koning doet twee stappen in de richting van zijn Toren aan de linker- of rechterkant. Die Toren wordt dan over de Koning heen getild en op het veld naast de koning gezet. Voorwaarden voor Rokade: o De Koning of de betreffende Toren mogen nog geen zet gedaan hebben. o De Koning mag niet schaak staan (en zich dus niet door middel van de Rokade aan dat schaak onttrekken). o De Koning mag geen veld passeren dat bestreken wordt door een stuk van de tegenpartij. (De Toren mag dat overigens wel). o De velden tussen de Koning en die Toren moeten leeg zijn. Eigen (Alof J. Wolt) bewoordingen. 1 Spelregels Puntenschaak2 en toepassingsmogelijkheden Puntenschaak Spelregels Puntenschaak is volledig gebaseerd op het officiële schaakspel zoals dat is vastgelegd in het internationale FIDE-reglement. Zie http://www.schaakbond.nl/knsb/handboek/schaakregels/FIDERegels%20voor%20het%20schaakspel.pdf : Artikel 1.2 (..): De speler wiens koning is mat gezet, heeft de partij verloren. (..) Daarenboven kent Puntenschaak de winst toe aan degene die een afgesproken aantal punten heeft bereikt of (het verst) heeft overschreden. De score wordt bereikt door het optellen van het geslagen materiaal. De tegenstander mag als laatste zet terugslaan3. Het kan daardoor dus alsnog remise worden of de winst kan zelfs naar de andere partij gaan vanwege dat terugslaan. De waarde van de stukken is: Pion 1 Toren 5 Paard 3 Loper 3 Koningin (Dame) 9 Koning ∞ (oneindig) 2 © Nieuwkoop 2013 mr. A.J. Wolt Stel wit heeft op 3 punten na de winnende score bereikt. Hij slaat daarom met de Dame een gedekte toren en scoort aldus 5 punten. De regel van het terugslaan voorkomt een dergelijke slechte maar “winnende” zet. 3 2 De Pion die de overkant bereikt promoveert tot Dame (of paard). Deze nieuwe Dame beweegt zich op dezelfde manier over het bord als de oorspronkelijke Dame. Het verschil is dat aan deze nieuwe Dame4 toch slechts de pionwaarde blijft toegekend van één punt5. [ Hieronder een toelichting/verduidelijking of een suggestie om – tijdelijk - de regels van het officiële schaakspel te vereenvoudigen. Dit om eerder leuke partijtjes te kunnen spelen. Want: we willen spelenderwijs leren!! Learning by doing! ]. === 0 === De scoreformulieren als hulpmiddel. Beide spelers hebben ieder een eigen scoreformulier om daarop de geslagen stukken van de tegenstander te plaatsen. Zie bovenstaande “actiefoto”. Het als eerste geslagen stuk (of pion) van de tegenstander wordt geplaatst op het veld met de waarde van dat stuk. Daarna veroverde nieuwe stukken gaan vanaf dat veld evenveel stapjes verder als de waarde is van het nieuw geslagen stuk (of pion). Dus: wordt als eerste bijvoorbeeld een zwart Paard (waarde 3) geslagen, dan wordt dat Paard geplaatst op veld 3 van het scoreformulier van de witspeler. Een daarna geslagen zwarte pion (waarde 1) komt dan op veld 4. Daarna de zwarte Dame (waarde 9) dus op 13 et cetera. Idem voor zwart. Hoe hoger het niveau van de puntenschaker, hoe hoger het af te spreken winnende getal. (Zie een printbaar praktische formulier in de bijlage.) 1 11 21 31 2 12 22 32 3 13 23 33 4 14 24 34 5 15 25 35 6 16 26 36 7 17 27 37 8 18 28 38 9 19 29 39 10 20 30 KO Spelend leren, diverse fases De systematiek van de puntenopbouw biedt mogelijkheden voor nuanceringen en eigen invulling. Bijvoorbeeld: Fase I, geel: IJkpunt 16. Deze fase zal maar enkele lessen duren. Nog geen Paarden (vanwege de ‘moeilijke` sprongen). De pion gaat slechts één veld vooruit Nog geen rokade Losgelaten speelt “Schaak staan” valt nog niet onder de onreglementaire zetten. De tegenstander mag wel de Koning die ten onrechte ‘schaak` staat slaan, ook als de schaaksituatie al enige tijd bestaat. 4 Zij moet zich daarom op het bord onderscheiden van de oorspronkelijke Dame. Bijvoorbeeld door de gepromoveerde pion te vervangen door een toren, maar dan op de kop. Of door een afwijkend formaat/teint of door een ander voorwerp. Of door haar een strikje om te doen.. 5 Een tot Dame gepromoveerde pion wordt vaak direct geslagen. Dit zou ten onrechte 9 punten opleveren. 3 De geslagen Koning wordt geplaatst op het laatste veld van het scoreformulier. Einde partij, nieuw potje. Een harde maar leerzame les.. Fase II, rood \ oranje IJkpunt 20 Met paard Pion mag bij zijn eigen eerste zet één of twee velden recht vooruit. Nog geen “en passant”-regel. Rokade toegestaan als de velden tussen de koning en de toren maar leeg zijn. Losgelaten speelt. “Schaak staan”: als bij fase I. Fase III, groen IJkpunt 25 De spelregels van Puntenschaak zijn onverkort van toepassing. Dus winst is mogelijk zowel op punten als op mat. Alle officiële regels van het schaakspel gelden. Ook die van “aangeraakt speelt”, de formele rokade, het “e.p.”-slaan. Groen is bedoeld voor de categorie licht gevorderde beginners (die vroeger afhaakt zijn of misschien nu zouden afhaken zonder de uitvinding van Puntenschaak). Fase IV, blauw IJkpunt 34 Blauw is bedoeld voor de recreatieschaker die met Puntenschaak een goed alternatief heeft voor de matvoering. Door de hoge score wordt eerder een eindspel bereikt met matvoering. == . == Als twee spelers van ongelijk niveau tegen elkaar spelen zal het hogere niveau moeten spelen volgens de regels van het lagere niveau. Het geven van een handicap (bijv. 3 punten voorsprong) behoort tot de mogelijkheden. Dat kan natuurlijk ook bij simultaanpartijtjes. De kleuren vormen, zoals bij Judo, een stimulans om hogerop te komen. De praktijk leert dat jonge beginnende spelers enorm gretig zijn en (veel te) snel spelen. Bij het spelen in beginnerspoultjes of toernooitjes daarom de suggestie dezerzijds om steeds onderling drie partijtjes achter elkaar te spelen tegen dezelfde tegenstander. 4
© Copyright 2025 ExpyDoc