Notulen fysieke overlegtafel 8 april 2014

Onderwerp
Datum:
8 april 2014
Overleggroep inkoop begeleiding 18+
Kempengemeenten
Notulist:
Miriam Hoefmans
Locatie:
Gemeentehuis Eersel
Aanwezig
Afwezig:
-
Arno Heesters (GOW)
-
Harry Jacobs (Coöperatie DichtbijZorg)
-
Arnold Vosters (Joris Zorg)
-
Marion Simons (Groeipunt)
-
Piet van Ekert (Care Power)
-
Hanneke Henkens (GGzE De Boei)
-
Susanne van Erp (Zuidzorg)
-
Caroline Schipper (Lunet Zorg)
-
Bert Beerens (RSZK)
-
Carolien Heestermans (McSweeneys zorgboerderij)
-
Maarten Rietveld (clientvertegenwoordiger Bladel via POP)
-
Helma Perry-van Riel (clientvertegenwoordiger RdM)
-
Netty Verdonk (clientvertegenwoordiger Eersel)
-
Hans Antonise (voorzitter, gemeente Bladel)
-
Dorien van Hall (gemeente Bergeijk)
-
Dirk Jan Heitsma (projectleider decentralisaties Kempengemeenten)
-
Roos van Veen (Q Consult)
-
Jeroen Zegveld (Bizob)
-
Miriam Hoefmans (Bizob)
-
1. Opening en mededelingen
Welkomstwoord en voorstelronde van de personen die bij de eerste overlegtafel niet
aanwezig waren:
-
Carolien Heestermans: eigenares Mc Sweeneys Zorgboerderij. Mc Sweeneys
Zorgboerderij is opgericht in 2013 en richt zich voornamelijk op dementerenden
en ouderen.
-
Netty Verdonk: zit aan de overlegtafel vanuit het clientperspectief van mensen
met een verstandelijke beperking. Tot jan jl. is zij lid geweest van de Wmo
adviesraad in Eersel. Zij vindt het goed om als zorgvrager mee te kijken naar dit
proces. Kwaliteit is een belangrijk punt.
-
Harry Jabobs: één van de oprichters van de Coöperatie DichtbijZorg. De
coöperatie is nog in oprichting. Zij richten zich op een zo breed mogelijke
doelgroep. Dit kan omdat zij o.a. gaan werken met zzp-ers. E.e.a. moet zich nog
verder ontwikkelen.
-
Dirk Jan Heitsma : Projectleider decentralisaties Kempengemeenten. Aanwezig als
toehoorder.
Er zijn geen reacties / opmerkingen naar aanleiding van de werkgroep bijeenkomst van
18 maart 2014.
2. Verslag 18 maart 2014
-
Pg. 4: Vraag: Is het de bedoeling dat de sociale overlegtafel per gemeente
georganiseerd gaat worden? Antwoord: Ja, de sociale overlegtafel (ook wel:
casuïstiekoverleg intensieve zorgvragers) wordt per gemeente georganiseerd. Dit
is dus een andere overlegtafel dan de fysieke en virtuele overlegtafels die zijn
opgericht in het kader van dit inkooptraject.
-
Pg. 5: Vraag: Graag meer verduidelijking over de tekstuele en juridische
consequenties van de hardheidsclausule. Cliënten moeten namelijk een succesvol
beroep kunnen doen op deze clausule. Antwoord: We moeten met elkaar
bespreken hoe de hardheidsclausule in de op te stellen overeenkomsten wordt
opgenomen. De term hardheidsclausule zal overigens ook worden opgenomen in
de verordening.
De notulen worden vanaf heden gepubliceerd op de website.
3: N.a.v. het verslag
A: De Zelfredzaamheidsmatrix
Toelichting gemeente: De zelfredzaamheidsmatrix is aan de agenda toegevoegd
n.a.v. de opmerkingen tijdens het vorige overleg. Er zijn geen belemmeringen om de
matrix in de Kempen te gaan gebruiken bij de intake. De werkgroep dienstverlening
bepaalt of de matrix ook na de intake nog gebruikt gaat worden. De matrix die de
Lumens groep hanteert is gelijk aan de matrix van de GGD Amsterdam.
B. Organisatie van toeleiding en verwijzing
Toelichting gemeente: De manier waarop de loketten worden ingericht (en de
organisatie van de toeleiding en verwijzing) ligt bij de individuele gemeenten zelf.
Door dit per gemeente te organiseren kan goed worden aangehaakt op het informele
veld. De Kempengemeenten proberen wel om bepaalde zaken zoveel mogelijk gelijk
te trekken (o.a. op het gebied van procedures, documenten, scholing, kennis en
ervaring etc.).
Vanuit de zorgaanbieders en clientvertegenwoordigers wordt aangegeven dat dit
wellicht lastig is. Aangegeven wordt dat de loketten 2 dimensies hebben (intern en
extern). Zorgaanbieders en cliënten moeten niet te maken krijgen met verschillende
werkwijzen tussen de loketten. Daarnaast wordt door de clientvertegenwoordigers
aangegeven dat het van belang is dat er gelet wordt op gelijkheid tussen burgers. De
gemeente geeft aan dat gewerkt gaat worden met dezelfde Wmo-verordening voor
de Kempengemeenten. Dit houdt in dat de rechtsgelijkheid voor individuele
voorzieningen gelijk is. De manier waarop de loketten worden ingericht kan dus wel
per gemeente verschillen. Daarnaast kan ook het voorliggende veld per gemeente
verschillen. Conclusie: Er moet zoveel als mogelijk één lijn worden getrokken in de
Kempengemeenten, in ieder geval procedureel gezien.
Gevraagd wordt of van elk keukentafelgesprek een verslag wordt gemaakt. Door de
gemeente wordt aangegeven dat in Bergeijk, Bladel en Eersel van elk
meldingsgesprek een verslag wordt gemaakt. Voor RdM wordt dit nagevraagd.
Gevraagd wordt hoe de ZRM wordt ingezet. Aangegeven wordt dat het belangrijk is
voor de doelgroep om te weten op welke wijze dit instrument gebruikt gaat worden.
Lunet Zorg, RSZK en het GOW hebben een idee om te bekijken hoe de verbinding
tussen vraag en aanbod beter kan worden gelegd. Graag willen zij peilen hoe de
gemeenten, cliënten en de andere zorgaanbieders hier tegenaan kijken. Aan het
GOW is verzocht of zij dit voorstel formeel kunnen inbrengen zodat het besproken
kan worden. Besloten is om de toelichting op dit voorstel voor de volgende fysieke
overlegtafel te agenderen.
C. Financiële inzet in het collectieve, voorliggende deel
De gemeente geeft aan dat zij graag inzicht krijgen in de exploitatie van de
producten in het collectieve deel (analyse huidige kostenopzet en de dekking).
Momenteel ligt er bijvoorbeeld een subsidierelatie met de GGzE voor collectieve
preventie. Als dit na 1 januari niet meer gefinancierd wordt dan moeten we hierover
met elkaar in gesprek.
Vanuit de aanbieders wordt gevraagd of de gemeente op de hoogte is van de
Indicatie Vrije Inloop (IVI) voor GGZ en V&V. De burgers die hiervan gebruik maken
hebben geen indicatie dus ze zijn niet in beeld bij de gemeente. De middelen
hiervoor gaan over dus hier moet ook iets mee gedaan worden. Aangegeven wordt
dat het hier soms ook gaat om een combinatie die deze voorzieningen in stand houdt
(geïndiceerd deel en algemeen deel). Vanuit de gemeente wordt hierop gereageerd
dat de IVI collectieve (voorliggende) voorzieningen betreft. Vanuit de gemeente is
bekend dat dit deel overgaat naar de centrumgemeenten.
Door een zorgaanbieder wordt aangegeven dat de financiering van mogelijke
voorliggende voorzieningen in Eindhoven wordt georganiseerd binnen de
Steunpunten middels een subsidie.
Door de gemeente wordt aangegeven dat voorliggende voorzieningen belangrijk zijn
maar dat ook gekomen moet worden tot maatwerkvoorzieningen. We moeten
onderscheid maken tussen transitie (maatwerkvoorzieningen die er vanaf 1 januari
2015 moeten zijn) en transformatie (hieronder vallen onder andere de collectieve
voorzieningen en hier is meer tijd voor nodig). De gemeente wil hiervoor wel graag
meer inzicht in deze voorzieningen. Mogelijk zijn er nieuwe initiatieven die
voorliggend kunnen zijn vanuit de aanbieders ten opzichte van individuele
voorzieningen.
Gevraagd wordt of er voorzieningen zijn die op de rand balanceren van de Awbz en
de Wmo, kortom voorziening die van beide financieringsvormen gebruik maken.
Hierop wordt geantwoord dat dit zo is, gedacht kan worden aan zorgcircels,
zorginfrastructuur etc.
Door een zorgaanbieder wordt gevraagd wanneer er meer bekend is/duidelijkheid is
over de budgetten en de afname bij zorgaanbieders ivm het mogelijk afbouwen van
voorzieningen. Door de gemeente wordt aangegeven dat hierover nog niks gezegd
kan worden. De budgetten zijn nog niet bekend. In december hebben de gemeenten
de voorlopige budgetten gekregen maar het definitieve budget is afhankelijk van de
uitgaven in 2013 en daar gaat de korting nog vanaf. In mei/juni weten de gemeenten
pas welke budgetten er komen. De omvang van de opdracht is dan pas duidelijk.
Door de gemeente wordt verduidelijkt/aangegeven dat dit inkooptraject alleen gaat
over de maatwerkvoorzieningen, dit traject gaat niet over de voorliggende
voorzieningen.
Binnenkort verschijnt er een handreiking overgangsregime vanuit de VNG. Deze
handreiking verschaf meer duidelijkheid over de procedure voor overgangscliënten.
Wanneer de gemeente over deze publicatie beschikt wordt dit onderwerp op de
agenda geplaatst.
4. Integrale bespreking huiswerkopdracht
Allereerst krijgen de aanbieders complimenten voor het huiswerk dat is ingeleverd.
<Zie powerpoint presentatie voor bespreking huiswerkopdracht>.
Reacties op profielen:
-
Door een clientvertegenwoordiger wordt aangegeven dat profielen altijd
verschillen, het is begrijpelijk dat profielen nodig zijn maar het draait om de
keukentafelgesprekken, de doelen en behoeften en de daadwerkelijke zorgvraag
van de client. Dit moet leidend zijn.
-
Een clientvertengewoordiger vraagt zich af of in overweging is genomen om voor
mantelzorgers als zodanig een expliciet profiel op te stellen. Vaak wordt de rol
van mantelzorger namelijk onderbelicht. Door de gemeente wordt aangegeven
dat mantelzorgers altijd zijn gekoppeld aan een cliënt.
-
Een clientvertegenwoordiger geeft aan dat de mantelzorger niet bij elk profiel
expliciet terugkomt terwijl dit bij elk profiel wel noodzakelijk zou moeten zijn.
Door de gemeente wordt hierop gereageerd dat er dan weer geen unieke
profielen zijn. Door de gemeente wordt de vraag gesteld of zorgaanbieders dan
ook medeverantwoordelijk zijn voor de ondersteuning van de mantelzorger? Door
de zorgaanbieders wordt hierop gereageerd dat zij al heel veel doen met
mantelzorgers. Op een gegeven moment is de rek eruit. Dit wordt beaamd door
een clientvertegenwoordiger. De gemeente geeft aan dat dit een belangrijke
constatering is. Aangegeven wordt dat er een verschil is tussen mantelzorgers en
vrijwilligers. Wellicht zit er op het gebied van vrijwilligers nog wel meer ruimte.
Via het GOW werken bijvoorbeeld welzijnsbemiddelaars: zij werken naast de
professionals van de gemeente en kijken op het gebied van informele zorg wat de
klant nodig heeft (vb. thuisadministratie, maatje etc.). Deze welzijnsbemiddelaar
gaat het netwerk in beweging brengen en gaat ook naar de familie kijken (dus
ook naar de mantelzorger). Door een clientvertegenwoordiger wordt aangegeven
dat voor gehandicapten een soortgelijk initiatief bestaat via Stichting Rondom.
-
Door een zorgaanbieder wordt aangegeven dat vanuit profielen een aanzet is
gegeven tot arrangementen; echter het moet altijd gaan om maatwerk.
-
Door een clientvertegenwoordiger wordt aangegeven dat het gezinsaspect niet
echt terugkomt in de profielen. Hier mag extra inzet op plaatsvinden. Door de
gemeente wordt aangegeven dat dit een punt van afstemming is met jeugd.
-
Door een zorgaanbieder wordt aangegeven dat de profielen zo breed zijn dat
hierdoor ook ‘brede’ antwoorden zijn geformuleerd. Door de gemeente wordt
aangegeven dat dit is gedaan om de ruimte te laten aan de aanbieders. Door een
zorgaanbieder wordt hierop gereageerd dan als men meer maatwerk wil men tot
meer profielen moet komen.
-
Door een zorgaanbieder wordt aangegeven dat het moeilijk was om de profielen
in te vullen. Het was moeilijk om het merendeel van de cliënten in een profiel te
plaatsen. Als we bijvoorbeeld een klik zagen met een profiel dan liepen we er
weer tegenaan dat we bij het stuk individueel geen mix zagen tussen stabiliteit en
participatie terwijl we hier in de praktijk wel naar streven. Dit wordt nu uit elkaar
getrokken in de profielen.
-
Een zorgaanbieder geeft aan dat het moeilijk is om een profiel te vullen omdat
het moeilijk te voorspellen is hoe een cliënt zich gaat ontwikkelen.
-
Door een zorgaanbieder wordt aangegeven dat ze drie profielen hebben ingevuld
(behoud, verandering individu, verandering gezin). Het gaat erom wat je gaat
doen in plaats van hoe.
-
Door een clientvertegenwoordiger wordt gevraagd wat de geldigheidsduur van
een arrangement is. Door de gemeente wordt aangegeven dat bijvoorbeeld bij
HbH periodiek een hercontrole moment plaatsvindt.
Door de gemeente wordt aangegeven dat we hier zitten om uiteindelijk een inkoopbaar
object te formuleren. Door een zorgaanbieder wordt aangegeven dat het moeilijk is om
een inkoopbaar object te formuleren adhv profielen omdat dit van veel factoren
afhankelijk is. Je kan niet van tevoren zeggen hoeveel inzet nodig is. Door de gemeente
wordt aangegeven dat we moeten komen tot een definitie van wat ingekocht wordt.
Door de gemeente wordt aangegeven dat er verschillende manieren van bekostiging zijn.
Indien er wordt gekozen voor 1 profiel en dat is begeleiding is dit simpel aan de voorkant
maar aan de achterkant wordt het moeilijk (sturing etc.). Kortom hoe gaan we het doen?
Komt er 1 profiel voor begeleiding? Gaan we naar producten? Gaan we op uren inkopen?
Dit is nu waar we naar op zoek zijn.
De gemeente geeft aan dat bovengenoemde reacties belangrijk zijn voor de gemeente
om straks tot een product te komen. Worden zorgaanbieders straks
medeverantwoordelijk voor mantelzorgers of ligt dit bij de gemeenten? Hoe gaan
zorgaanbieders kijken naar het voorliggende veld? Dit moet ook zeker gebeuren in de
keukentafelgesprekken maar het gaat erom waar de verantwoordelijkheid ligt. Ligt dit bij
de gemeente of ligt de gehele case (inclusief de vrijwillige inzet) bij de zorgaanbieders?
Een zorgaanbieder geeft aan dat dit zeker thuis hoort bij de begeleiding die geboden
wordt aan de cliënt. Een andere zorgaanbieder geeft aan dat zorgaanbieders de
afgelopen jaren geen kans hebben laten liggen om samen te werken met
welzijnsinstellingen, dit vanuit efficiency overwegingen maar ook vanuit het belang van
de klant. Zorgaanbieders kunnen niet zonder vrijwilligers. Zorgaanbieders proberen al
jaren samen met welzijn en andere zorgaanbieders op het brede vlak arrangementen
neer te zetten. Als zorgaanbieders cliënten al iets leuks willen laten doen dan moet een
begeleider hiervoor al contacten leggen met andere partners. De zorgaanbieder geeft
wel aan dat er wellicht nog onbenutte kansen zijn en dat we daarom ook aan tafel zitten.
De gemeente geeft aan dat de realiteit is dat er een bezuinigingstaakstelling ligt. Als de
conclusie van de huiswerkopdracht is dat alles is benut onder het huidige Awbz regime
dan kunnen we het aan de tafel alleen nog hebben over hoe we het gaan doen met de
prijs en de toeleiding. We hebben dan geprobeerd om een herdefiniëring te bereiken van
een inkoopobject maar dat is niet gelukt.
Door de zorgaanbieders wordt hierop gereageerd dat gemeenten ook goed moeten
kijken naar de subsidiering van het voorliggende veld (denk aan subsidievoorwaarden
stellen aan verenigingen). Het gaat er dan om in hoeverre aanbieders ook het
voorliggende veld kunnen benutten. Door de gemeente wordt aangegeven dat dit keuzes
van de individuele gemeenten zijn en dat synchronisatie van het voorliggende veld dan
niet gaat lukken. De gemeente geeft aan dat het aan de politiek is om hierop te
beslissen. Dit punt wordt wel meegenomen.
Door kleine zorgaanbieders wordt aangegeven dat benutting van het voorliggende veld
lastig is (m.n. voor eenpitters). Men vraagt zich af of zij dit wel kunnen borgen/regelen.
Aangegeven wordt dat ook kleine zorgaanbieders bijvoorbeeld het GOW / steunpunt
mantelzorg zouden kunnen inschakelen.
Door een clientvertegenwoordiger wordt aangegeven dat zij ook niet helemaal
afhankelijk willen worden van een zorgaanbieder. Door de gemeente wordt aangegeven
dat de kwaliteit ook deels bij de cliënt zelf ligt aangezien zij keuzevrijheid hebben.
5. Conclusie bij agendapunt 4
Geconcludeerd kan worden dat er n.a.v. de profielen geen ander aanbod zal komen. De
producten zullen grotendeels hetzelfde blijven. In de invulling is echter wel vernieuwing
mogelijk.
Een belangrijke constatering is dat de samenwerking tussen zorgaanbieders en het
voorliggende veld al wordt gezocht. De conclusie dat we in de maatwerkvoorzieningen
nog veel kunnen bereiken met behulp van het voorliggende veld zal dus genuanceerd
moeten worden.
Afgesproken is dat de werkgroep eerst gaat bespreken welke huiswerkopdracht de
deelnemers meekrijgen. Hierover krijgen zij volgende week een e-mail.
6. Rondvraag
-
Vraag: Wordt het subregionale gedeelte voor jeugdzorg nog meegenomen in dit
proces (net als in de a2-gemeenten)? Antwoord: dit is niet waarschijnlijk. Hier is
nog geen definitief besluit over genomen.
-
Aangegeven wordt dat er al vanuit allerlei hoeken een beroep wordt gedaan op
het GOW en vrijwilligers.
-
Aangegeven wordt dat we alert moeten blijven op de mogelijkheden voor nieuwe
aanbieders. Niet alles moet dichtgetimmerd worden. Onafhankelijkheid en
keuzevrijheid voor de client is belangrijk.
-
Voorgesteld wordt om een deel van de budgetten te reserveren voor vernieuwing
en innovatie. Instellingen zouden hier onder bepaalde voorwaarden een beroep
op kunnen doen. Door de gemeente wordt hierop gereageerd dat dit een
onderwerp voor later is. Dit traject houdt zich bezig met de inkoop van
maatwerkvoorzieningen.
-
Aangegeven wordt dat kleine zorgaanbieders snel buiten de boot vallen als de
grote aanbieders gaan samenwerken. Als de verantwoordelijkheid van zaken als
vervoer weg wordt gelegd bij kleine ZA wordt dit moeilijk. De gemeente geeft aan
dat er vanwege de kortingen creatief nagedacht moet worden over dergelijke
zaken.
-
Mededeling: aan de clientvertegenwoordigers wordt gevraagd of zij hun
achterban en de KBO’s kunnen informeren over de resultaten van de
overlegtafels.
-
Gevraagd wordt in hoeverre er verbinding is met Persoonlijke Verzorging. Hier
komt de gemeente in een later stadium op terug.