De Buiksloterbreekbekkikker

LESBRIEF
De Buiksloterbreekbekkikker
En andere fantastische verhalen
uit Amsterdam-Noord
Wie houdt er nou niet van verhalen? Mooi gemaakte boeken en goede verhalen
verleiden vanzelf tot lezen. De Buiksloterbreekbekkikker wil zo’n verleider zijn.
In ideale omstandigheden begint de liefde voor boeken en verhalen thuis, bij ouders
die zelf graag lezen en graag voorlezen. Maar in de praktijk is de school voor heel wat
kinderen de belangrijkste leesomgeving. De rol van leerkrachten is dan ook niet te overschatten. Dé sleutel tot succes: een leerkracht die enthousiast over boeken praat, voorleest en boeken voortdurend in de kijker plaatst. Met deze lesbrief willen wij, de
redactie, je daarbij ondersteunen.
Zelf nóg betere ideeën? Wij horen ze graag. Kus de liefde voor verhalen wakker!
Op de website van Tuin aan Zee is deze lesbrief als PDF te vinden.
Daar staan ook een paar illustraties uit het boek als PDF, geschikt om te vertonen via
een digibord. Er is bijvoorbeeld een PDF van de verhalenkaart en als extraatje voor in de
klas is bij ons ook een lege PDF van de verhalenkaart op te vragen om op A4 af te drukken, zonder de verhalen uit het boek: daar kan een klas de eigen verhalen op aangeven.
Zie www.tuinaanzee.nl onder het kopje ‘Uitgeverij’
lesbrief De Buiksloterbreekbekkikker pagina 1
Een boek voor alle kinderen in Noord
Welk verhaal in jouw klas
De Buiksloterbreekbekkikker is niet ingedeeld op leeftijd. Elk
kind kan daardoor zelf beslissen welk verhaal hij/zij bij
zich vindt passen. Een leerkracht die een verhaal voor de
hele klas uit wil kiezen kan zich het beste laten leiden
door persoonlijke voorkeur, de plek of naam van de
school, of een thema waar de klas al mee bezig is. Een
paar suggesties:
•
•
•
Onderbouw: Voorlezen met uitleg tussendoor of
vooraf. Begin eens met De Buiksloterbreekbekkikker, De
poppendokter van Poppendam, De sluis die niet open
ging en De vogels van het Vliegenbos.
Middebouw: Alle verhalen zijn geschikt om voor te
lezen, praat er vooraf over en na afloop om eruit te
halen wat erin zit.
Bovenbouw: verhalen die zeker geschikt zijn voor
wat oudere kinderen om over verder te praten: De
man die langs het kanaal kwam, Het oog van Noord,
Zilvervisjes, De broodroosterprinses, Sterrenvrouw
Embapato, Nieuwjaarskinderen, Het liefje van de
vuurtorenwachter, Twee koningskinderen aan het IJ
(een verhalend gedicht).
Voordat het verhaal begint:
woordenschat, voorkennis activeren,
sfeer maken
Het maakt veel uit wat je met een klas doet voordat het
verhaal begint. Hoe de kinderen het zullen waarderen en
wat ze ervan zullen oppikken, wordt er voor een groot deel
door bepaald. Vooraf over het verhaal praten zorgt dat je
niet onderweg hoeft te stoppen voor vragen. Dat kan natuurlijk alleen als je zelf vooraf het verhaal gelezen hebt.
• Woordenschat: Behandel vooraf woorden en begrippen uit het verhaal. Je hoeft het voorlezen niet te
onderbreken om woorden uit te leggen. Als kinderen
de woorden die net behandeld zijn daarna in de context van het verhaal horen, voelen ze zich beloond en
blijven de woorden (nog) beter hangen.
• Voorkennis activeren: Vooraf met de kinderen
praten over de plek of gebeurtenissen die in het verhaal een rol spelen heeft dezelfde functie. Zijn de kinderen uit uw klas wel eens in Durgerdam geweest
(Zilvervisjes en Het liefje van de vuurtorenwachter)?
U kunt het op de kaart aanwijzen, hen vertellen hoe
het daar is of op het digibord wat foto’s laten zien.
•
Wie gaat er wel eens met de pont over het IJ? (In heel
veel verhalen speelt het IJ en de bootjes een rol, o.a.
De Buiksloterbreekbekkikker, De groene ridder en zijn
duivekater, Het oog van Noord, Twee koningskinderen aan het IJ). Wie weet waar de kinderen vandaan
komen? (De Kinderboom)
Sfeer maken: Maak van het voorlezen uit dit boek
een bijzonder moment. Kies bijvoorbeeld voor een
kringopstelling; gordijnen dicht en schemerlicht aan,
het werkt bijna altijd geweldig om een beginritueel te
bedenken samen met de kinderen: het verhaal begint
als… de verhalenkaart op het bord staat/het belletje
luidt/het kaarsje aangaat/het boek uit de speciale fluwelen lap wordt gewikkeld.
Voorlezen of zelf laten lezen
Voorlezen
Het langste verhaal in dit boek (de Broodroosterprinses)
duurt ongeveer 25 minuten om voor te lezen, de meeste
andere verhalen 20 minuten en een enkel verhaal of gedicht is korter. Voorlezen in de klas heeft grote voordelen:
• Minder sterke lezers kunnen er toch van genieten.
• Kinderen begrijpen eerder een verhaal en de verhaalstructuur als je het voorleest; de intonatie van iemand
die het helemaal begrijpt, helpt hen een verhaal te begrijpen dat boven hun leesniveau is.
• Het werkt verbindend: alle kinderen hebben hetzelfde
verhaal gehoord en door erover na te praten kunnen
ze ontdekken dat iedereen zo’n verhaal op zijn eigen
manier begrijpt.
• Het is een goede opstap naar een les ná het verhaal.
De motivatie om zelf te lezen, te zingen, te schrijven,
te onderzoeken neemt met sprongen toe als je het inhoudelijk koppelt aan een verhaal. Je gebruikt het verhaal dan als springplank.
• De taal van de schrijver verrijkt de taal die de kinderen
al kennen of horen. Schrijvers houden van taal, spelen
ermee en kinderen krijgen die taal als het ware cadeau
bij het (voor)lezen.
Omdat elk gezin in Noord het boek krijgt, zullen sommige
kinderen in de klas het boek al helemaal hebben gelezen,
of is er thuis uit voorgelezen. Dat is juist een voordeel, die
kinderen kunnen dan zelf suggesties aandragen welk verhaal ze graag willen laten voorlezen en daarna kan het
kind dat het verhaal zo mooi vond proberen om uit te leggen wat er vooral zo mooi aan is.
lesbrief De Buiksloterbreekbekkikker pagina 2
Zelf lezen in de klas
Kinderen in de oudere groepen, of sterke lezers uit de
middenbouw kunt u uitdagen om de verhalen in het boek
zelf te lezen. Geef ze daarbij bij voorkeur een opdracht
mee, dan heeft het lezen zin:
• Welk verhaal zou je willen voorlezen aan de kinderen
van groep x (wat ze daarna ook gaan doen)
• Maak je eigen AT5 item op je smartphone: Zoek een
verhaal uit om op AT5 voor te lezen in een programma
over Amsterdam-Noord. Welk stukje uit het verhaal
zou je voorlezen? Oefenen voordat de camera draait
hoort er dan ook bij.
Praten over het verhaal
Als het verhaal uit is kan je overgaan tot de orde van de
dag, maar eigenlijk is dat jammer. Juist ná het voorlezen
is er een ‘uitgelezen’ kans om de kinderen het verhaal
verder te laten ontdekken, wat een ideale oefening woordenschat, spreek- en luistervaardigheid en verhaalstructuur is. Maar dat is niet de enige reden.
In een klas gebeurt veel. Boeken kunnen helpen om
met kinderen over allerlei onderwerpen te praten, ook
(juist) de moeilijke. Verhalen helpen juist om de dialoog
tussen kinderen en volwassenen op gang te brengen en
zijn een goede manier om minder makkelijke thema’s aan
te snijden. Want in een verhaal kan alles.
Een open gesprek voeren: techniek van Aiden Chambers
Wij hebben als redactie veel ervaring met de gesprektechniek van Aiden Chambers. Eerder ontwikkelden wij ‘Het
Verhalenkasteel’ dat uitgebreid getest is en op 250 scholen in Noord en Zuid-Holland is gebruikt.
Het gesprek volgens Chambers is geen overhoring,
waarbij de docent al weet wat de goede antwoorden op
gestelde vragen zijn, maar een onderzoek naar wat het
verhaal te vertellen heeft.
Door te praten over het verhaal ontdek je vaak pas
waar het verhaal over gaat.
In de eenvoudigste vorm stel je als leerkracht altijd de
volgende twee vragen:
• Wat vond je leuk aan het verhaal? (leuk is ook: mooi,
grappig, ontroerend, en: dat herkende ik erin)
• Wat vond je niet leuk aan het verhaal? (niet leuk is
ook: snapte ik niet – vaak zeggen kinderen dan eerst:
stom of saai) Wat snapte je niet? Wat snapte je anders?
Je kunt ook specifiekere vragen stellen, vooral over ‘wat
herkende je in het verhaal’. Kinderen kunnen met speci-
fieke vragen prachtige associaties maken naar hun eigen
wereld. Zolang het maar open vragen zijn. Met specifieke
vragen kan je dat sturen
• Ken je iemand die is als…
• Heb jij ook zoiets meegemaakt als… in het verhaal
• Ken je die plek? Waarvan?
• Wat eet jij graag als je op familiebezoek gaat?
• Etc. bij elk verhaal zijn andere vragen over herkenning
van toepassing
Het is best moeilijk om open te luisteren en niet te oordelen of het antwoord in te vullen, als kinderen gekke of onbegrijpelijke antwoorden geven. Toch schuilt vaak in die
antwoorden een wereld van mooie gedachten. Laat ze
zelf uitleggen wat ze ermee bedoelen. Doorvragen kan
met ‘Hoe weet je dat?’. Laat het kind zelf uitleggen hoe
zijn of haar antwoord verband houdt met het verhaal:
‘Welk stukje van het verhaal gaat daarover?’
Er is op internet ook een Chambers kaartjesspel te vinden
op de website van ‘Lezen is goud’ met specifieke vragen:
www.lezenisgoud.nl/Chambers.htm
Meer achtergronden
www.slo.nl/primair/leergebieden/ned/taalsite/lexicon/00782
Gebruikte literatuur
Aiden Chambers. Vertel Eens. Kinderen, lezen en praten.
Querido, Amsterdam, 1995.
Aiden Chambers. De Leesomgeving. Hoe volwassenen kinderen kunnen helpen van boeken te genieten. Querido, Amsterdam, 1995
Van praten over het verhaal naar zelf
verhalen vertellen
Van verhalen komen verhalen. Eén van de verhalenschrijvers, Nancy Wiltink, is in de eerste plaats verhalenverteller. Zij vertelt graag verhalen, omdat je dan elk verhaal
kunt aanpassen aan de klas met kinderen die je voor je
hebt. Ook is het tijdens het vertellen makkelijk om in contact te blijven. Daarnaast stimuleert ze ook graag anderen om verhalen te vertellen.
Er wordt op dit moment veel onderzoek gedaan naar
het effect van vertellen, de meeste uitkomsten zijn bijzonder positief: vertelde verhalen worden beter onthouden, zetten aan tot zelf vertellen en tot schrijven en ze
trainen het creatief denken. Een groot misverstand is dat
alle kinderen dit vanzelf wel kunnen of leren: net als lezen
en schrijven, kan je beter vertellen als je gericht oefent.
Zowel door veel te vertellen, door veel te luisteren
naar goede voorbeelden en door samen te praten over
lesbrief De Buiksloterbreekbekkikker pagina 3
vertelde verhalen: hoe zou je het nóg spannender kunnen
vertellen?
bak. De klas zit eromheen op de rand om zelf verzonnen
spookverhalen te vertellen.
Of laat de kinderen van groep 8 vergeten verhalen zoeken of verzinnen om in de schooltuin aan de kleuters te
vertellen als het zomer wordt.
Vragen over het verhaal kunnen ook leiden tot miniverhalenrondes. Bouw dit gerust uit tot echte verhalenverteluurtjes. Is het rekenwerk af? Dan gaan we een verhaal
lezen en zelf vertellen
• Bij elk verhaal: Heb jij ook zoiets meegemaakt?
• De Zilverdraak in de IJtunnel: Op welke plek
in Noord denk jij dat er een monster verstopt zit? Wat
is dat voor monster? Hoe kan je die verslaan?
• Kaya Can in Wonderland: Droom jij wel eens
over een reis door Noord? Hoe zou je over jouw
droomreis vertellen?
• Het oog van Noord: wat zou jij voor verhaal vertellen aan de pontbaas?
• Nieuwjaarskinderen: Hoe denk jij dat de Amsterdam Noord eruit ziet als je door een gat in de tijd
zou vallen?
• De dikke zware roversjas: Wat is het dapperste
dat jij ooit hebt gedaan? Kan je een dappere heldendaad verzinnen die je graag zou willen doen?
• In meerdere verhalen komt een geheimzinnig wezen
voor: heb jij wel eens een vreemd wezen ontmoet in
Noord? Een geest of een wonderlijke man of vrouw?
Hoe was die ontmoeting? Ken je verhalen over dit
soort wezens?
De leerkracht vertelt
Niet elke leerkracht is ook verteller, maar laat je eens inspireren door de verhalen in het boek. Is er een verhaal
dat je al kent over Noord, of kan je er één verzinnen? Probeer dat te vertellen aan de klas. Of vertel Roodkapje,
alsof het een meisje is uit Ransdorp die naar haar oma in
Nieuwendam loopt.
De smaak te pakken?
Op een mooie droge en windstille middag in de winter,
vlak voor kerst, zet je een keer een vuurkorf in de zand-
Ga eerst een keer vertelinspiratie opdoen in Noord bij het
International Storytelling Festival, elk jaar in november in
Noord.
‘Show and tell’
In de Verenigde staten gebeurt het in elke klas: iemand
neemt iets mee van thuis en vertelt erover. In Het verhaal
De heks van Buiksloot graven kinderen een rare fles op. Wie
heeft ook wel eens iets raars gevonden of opgegraven? Of
wie heeft een voorwerp thuis dat waarschijnlijk niemand
kent? Laat kinderen hun schatten meenemen en erover
vertellen: het echte verhaal èn een verzonnen verhaal. De
klas mag na afloop raden wat echt was en wat niet. Wie
lukt het om de klas een verzonnen verhaal te laten geloven? Dit kan een heel schooljaar worden uitgesmeerd
(elke week een ander) of een activiteit zijn voor één middag.
Waargebeurd of echt verzonnen? Fictie versus cultureel erfgoed
MET LESSUGGESTIES
Alle schrijvers zijn bij het schrijven van hun verhaal uitgegaan van echte plekken in Amsterdam-Noord, je kunt
naar elke plek toe fietsen. Ook zijn ze gaan zoeken naar
wat er bekend is over de historie of de verhalen op die
plek. Soms gebruiken ze dat in het verhaal. De ervaring
van ons – redactie – is dat dit bij kinderen veel los maakt:
als die plek echt bestaat, wat is er dan verder waar van
het verhaal? En wat is helemaal verzonnen? Een perfecte
basis om met de klas eens in de eigen leefomgeving te
duiken:
• Hoe was het hier vroeger?
• Wat vertellen volwasssen (ouders/buren/familie) over
die plek?
•
•
•
Welke plekken in Noord ken je al, waar kom je nooit
(maak een eigen verhalenkaart van Noord)
Sommige verhaalfeiten zijn verzonnen, maar niet door
de schrijvers zelf: die verhalen werden al verteld. Zoals
bijvoorbeeld de kabouterberg: één van de tekenaars
speelde daar als kind vaak en zo noemde de kinderen
uit de buurt die plek. Welke namen geven jullie aan
plekken in je eigen buurt? Welke verhalen worden erover verteld? Zijn die waar of verzonnen?
Wat weet jij over de plekken in jouw buurt en wat kan
je erover verzinnen?
lesbrief De Buiksloterbreekbekkikker pagina 4
Heeft de hoofdpersoon echt bestaan?
Een deel van de vragen kan de aanleiding zijn om het met
(oudere) kinderen eens te hebben over het schrijven van
fictie verhalen. Als je ‘ik’ schrijft, als schrijver: is het dan
waar? Is ‘ik’ altijd de schrijver zelf? 25.000 vragen en drie
tantes, Kaya Can in Wonderland en de Broodroosterprinses
zijn van die verhalen, die verteld worden door een ik.
Voor de detectives in uw klas
Het Historisch Centrum Amsterdam Noord heeft verschillende boeken uitgegeven over de geschiedenis, daar
zitten ook behulpzame mensen die je op weg kunnen helpen als je van een specifiek onderwerp méér wil weten.
Zie www.hcan.nl. In de bibliotheken van Noord zijn de
meeste van die boeken ook te leen. Het is een uitgelezen
kans om via Wikipedia en Google op zoek te gaan. Met als
extra vraag: hoe kom je erachter of de informatie die je
daar vindt betrouwbaar is? Neem nou het verhaal over
die baardmankruik (De heks van Buiksloot), worden dat
soort kruiken echt opgegraven? Hoeveel van de straatnamen in de vogelbuurt komen voor in het verhaal De vogels van het Vliegenbos? Pak een kaart van Noord erbij en
je komt erachter. Welke kan je hier ook echt zien vliegen?
Hoe Noord er lang geleden uitzag kan je zien op oude
kaarten. Kijk maar eens naar de kaart van Waterland uit
1288, het gebied dat nu Noord heet. Die je kunt vinden op
http://nl.wikipedia.org/wiki/Waterland_(regio)
Verder met het verhaal; M E E R
Zoek zo ook naar de achtergronden in de andere verhalen:
wat voor gebouw was het NH hotel aan het Mosplein
vroeger? Was er echt een galgenput bij het Tolhuis? Wat
staat er nu op de kabouterberg? Doet de sluis bij Nieuwendam het nog steeds en waait het IJsselmeer werkelijk
weg als het hard genoeg stormt?
LESSUGGESTIES
Heeft het verhaal en het gesprek de kinderen geïnspireerd? Dan is een verhaal de ideale springplank om kinderen met hun eigen talent aan het werk te laten gaan. Laat
de tekenaars tekenen, de schrijvers schrijven, de sportfanaten een spel verzinnen voor de hele klas, de muzikanten een lied maken en de denkers uitzoeken wat er
allemaal nog meer bekend is over het onderwerp van het
verhaal.
Natuurlijk kunt u ze ook allemaal dezelfde opdracht
geven, als u wilt dat ze allemaal oefenen met die ene
vaardigheid. Een paar suggesties hebben we hierboven al
gegeven. Hier nog een paar voorbeelden
Onderbouw: Liedjes zingen
Een paar van de meest bekende kinderliedjes passen
prachtig bij de verhalen
Voorbeeld: Het verhaal achter De ongelukkige molenaar.
Elk dorp, elke polder had eigen windmolens, dat waren
eigenlijk de fabrieken van vroeger. Ze konden zwaar werk
doen. In Noord stonden tientallen molens, misschien ook
op het zompige grasland, waar nu de Molenwijk is. Nu is
er nog één oude molen over, de Krijtmolen aan het
Noord-Hollands Kanaal. Wie in de klas vindt het leuk om
uit te zoeken hoe dat werkt, hoe maalde een molen vroeger eigenlijk dat graan, toe moteren nog niet bestonden?
Een heel ander aspect van hetzelfde verhaal: Het verhaal
van de ongelukkige molenaar is gebaseerd op een oud
wenssprookje. Misschien kennen de kinderen uit uw klas
wel andere wensverhalen? Bijvoorbeeld over die man met
de worst aan zijn neus, of het mannetje Timpetee. Meer
sprookjes over (dwaze) wensen zijn te vinden in de digitale Volksverhalenalmanak. Bijvoorbeeld over de worst
aan de neus:
www.beleven.org/verhaal/de_dwaze_wensen
nl.wikipedia.org/wiki/Wens
•
•
•
•
De Buiksoterbreekbekkikker: Er zaten zeven
kikkertjes al in een Boerensloot en Wij kikkertjes (oewakwakwak)
De poppendokter van Poppendam: Ik kwam
laatst langs een poppenkraam
De vogels van het Vliegenbos: Alle vogels vliegen
De sluis die niet open ging: Schuitje varen,
theetje drinken
Weetje:
Vlakbij de sluis in Nieuwendam ligt de Nieuwendammer
Overtoom, een soort ouderwetse sluis, waar je de schuiten over de dijk heen kon trekken. Op Wikipedia staan
meer weetjes over wat een Overtoom is en over het begin
van Nieuwendam
lesbrief De Buiksloterbreekbekkikker pagina 5
Onderbouw; de sluis op tafel
Voor kleuters is een verhaal een prachtig begin om zelf te
bouwen. Maken ze in je klas wel eens een verhalentafel?
De sluis die niet open ging is een geweldig verhaal om op
een (grote) tafel na te bouwen, of buiten, waar het met
echt water kan. Laat de kinderen zelf bootjes vouwen en
vullen met hun eigen handelswaar die ze tekenen en uitknippen: melk, groente, schapen – wat kan er nog meer
naar de markt met een boot? Vouwinstructie bootjes vind
je op youtube:
www.youtube.com/watch?v=c8hj6WKhz8w
Of laat ze een verhalentafel maken met een poppenziekenhuis, een tafel met allemaal verschillende vogels,
of met alle huisjes op palen van de Nieuwjaarskinderen
Middenbouw & Bovenbouw:
Ons verhalenboek
Na het lezen van een aantal verhalen is het tijd om de
kinderen zelf te laten nadenken over hun eigen favoriete
plek in Noord. Maak met de klas een verhalenboek. Iedereen in de klas schrijft een eigen verhaal en maakt er tekeningen bij.
• Stap 1 = verdiep je in je onderwerp
Welke plek is dat? Wat is er zo bijzonder aan die plek?
Wat kan je er nog meer over te weten komen.
• Stap 2 = bedenk je verhaal en vertel het aan een klasgenoot (of in de kring): wat laat je gebeuren op die
plek? Wie is je hoofdpersoon; is dat een mens, een
kind, een dier? Laat kinderen ontdekken dat een verhaal een begin, een midden en een eind Heeft. In de
meest simpele vorm: het begin laat zien waar het is,
over wie het gaat – wie is de held- en wat de aanleiding is, in het midden loopt de spanning op: het gaat
helemaal fout, het is moeilijk, de schat is niet te vinden; aan het eind wordt die moeilijkheid opgelost: de
held krijgt hulp, of de held knapt het zelf op.
In de bovenbouw kan je de kinderen ook laten uitgaan
van een waargebeurd verhaal. Laat ze dan in de onderzoeksfase een buurtbewoner of familielid interviewen en
die persoon als hoofdpersoon nemen. Leer hen dat ze
daarna alsnog hun fantasie kunnen gebruiken: maak van
de echte persoon een verhaalpersoon. Geef je hoofdpersoon een andere naam, andere eigenschappen, maak de
gebeurtenis groter, anders.
Daarna kunnen de boeken de klassen rond – met
schrijvers als voorlezers.
Middenbouw: welke plek ga je
beschermen met een kunstwerk?
In het verhaal De laatste berg strijden de kabouters voor
het behoud van hun berg. Kennen de kinderen ook een
plek waar ze graag spelen en die ze willen beschermen?
De kabouters hebben dat slim opgelost: door een mooi
beeld te maken is de berg er nu nog steeds. Wat voor
beeld kunnen de kinderen bedenken om hun plek te beschermen?
Laat ze dat eerst bedenken, dan uitvoeren in klei of
ander materiaal, daarna kunnen ze ook een foto van de
plek printen en daar een foto van hun ontwerp in plakken
en tenslotte kunnen ze erbij schrijven wat voor beeld
het is.
Alle beelden en foto’s samen zijn een prachtige ontwerptentoonstelling voor in de hal. Wie richt die in?
Met deze opdracht komen creatief denken, schrijven,
fotografie, beeldende vorming aan bod, en als het leidt
tot een tentoonstelling nog veel meer.
Bovenbouw: het verhaal naspelen
Heel veel boeken worden verfilmd, want filmers hebben
altijd nieuwe verhalen nodig. De verhalen in De Buiksloterbreekbekkikker zijn nog niet verfilmd, maar dat kan nú veranderen. Leer kinderen ontdekken hoe dat werkt, een
perfecte voorbereiding op de eindmusical in groep 8. De
kinderen kunnen in kleine groepjes de verhalen uitspelen.
Dat kan een activiteit van één dag zijn, misschien wil een
ouder met theaterervaring helpen om er een project van
maken dat op meerdere (vrijdag)middagen wordt voorbereid met een eindpresentatie aan lagere klassen. Laat ze
een verhaal kiezen en deze omzetten in dialoog en actie,
zoals een echt toneelscript. Spreek bijvoorbeeld af dat
het minimaal 5 en maximaal 10 minuten mag duren. Laat
ze er zelf een (simpel) decor bij maken en kostuums bij
zoeken en een lied of rap bij maken. Oefenen – uitvoeren
– en misschien zelfs op locatie opnemen en er een echte
film van maken. Het kan klein en het kan groot.
Tip:
Misschien inspireert het boek wel tot het maken van een
eigen Amsterdam-Noord eindmusical. Buiksloterbreekbekschrijvers Jeroen Kleijne en Nancy Wiltink hebben
beide ervaring met het omzetten van verhaalideeën van
de kinderen in een musical waar iedereen een rol in heeft.
lesbrief De Buiksloterbreekbekkikker pagina 6
Een schrijver, verteller of tekenaar bij jullie op school
Via Schrijver, school samenleving (SSS) zijn de meeste van de schrijvers die meewerken aan dit boek
te boeken voor een of meer lessen. Ze besteden dan aandacht aan de verhalen die ze voor De Buiksloterbreekbekkikker schreven en kunnen ook putten uit andere boeken die ze geschreven hebben.
Soms bieden ze aan om de kinderen een les schrijven geven. Meer informatie over tarieven en planning via de jeugdafdeling van SSS: [email protected], tel (020) 8 20 26 55
Schrijvers/illustratoren die u rechtstreeks kunt benaderen
voor workshops
Nancy Wiltink
Nancy komt graag als verhalenverteller naar school, met
verhalen voor elke bouw èn praten over het verhaal volgens de methode Chambers. Verhalen uit Noord; de verhalen die ze voor dit boek schreef en andere.
Samen met het International Storytellingfestival Amsterdam ontwikkelt ze voor het najaar workshops om kinderen zelf verhalen te laten vertellen die zich afspelen op
hun favoriete plekje in Amsterdam Noord. Zie ook het
aanbod voor de kinderboekenweek.
Naast de verhalen die ze schreef voor De Buiksloterbreekbekkikker treedt ze ook op scholen op met zandkunstenaar Sylvia Wybenga als ‘Wiltink & Wybenga’ en met
verhalen op maat. Dat zijn verhalen die passen bij een
thema, project of seizoen.
Tenslotte geeft ze workshops vertellen aan leerkrachten en ouders; workshops vertellen en workshops ‘Praten
over het verhaal.’
Meer informatie en contact via www.tuinaanzee.nl of
info@tuinaanzee
Anna van Praag
komt speciaal voor dit boek helpen om een eigen sprookjesboek van de klas te maken. Dat doet ze door middel
van een schrijfworkshop voor de bovenbouw. Net als de
‘echte’ schrijvers en tekenaars nemen de kinderen een
plek in hun buurt als uitgangspunt en laden die middels
fantasie-oefeningen met een verhaal. Vervolgens geeft
Anna tips en trucs omdat verhaal ook goed op papier te
krijgen. Tijdsduur en precieze invulling in overleg via
[email protected], boekingen via
[email protected].
Dieuwertje van de Moosdijk
Om mooie illustraties te maken hoef je helemaal niet
goed te kunnen tekenen of schilderen. Met een schaar,
papier en stof kun je ook hele mooie dingen maken, vindt
illustrator Dieuwertje van de Moosdijk. In de workshop
‘Een sprookje van stof’ maken kinderen een schilderijtje
met hun favoriete sprookjesfiguur: een draak, monster,
prins(es), heks of magische vogel. Je gebruikt daarbij allerlei materialen zoals stof, hout, sponzen, lucifers, karton, wol of spulletjes uit de natuur. Als je de materialen
bij elkaar hebt gezocht en uitgeknipt, maken we een
mooie ‘compositie’. Daarna plakken we het vast. Aan het
eind van de workshop ga je naar huis met je eigen sprookjesschilderij. Meer info over deze en andere workshops
op: www.dieuwertjemaakt.nl
Fiona Rempt
Kinderboekenschrijfster Fiona Rempt heeft workshops
voor alle basisschoolleeftijden: samen met een groep een
verhaal verzinnen, een karakter uit een van de verhalen
knutselen of een les (boeken)gym. Zie
www.fionarempt.nl/workshops
Wil je een boek met een verhaal waar alle leerlingen
uit je groep een rol in spelen? Je kunt Fiona Rempt ook
boeken voor een Klassenbezoek. Dan komt zij jullie eigen
gepersonaliseerde verhaal voorlezen in de klas.
Boek en bezoek zijn te bestellen op
www.klassenverhaal.nl
Miriam Bouwens
Samen met Annelies Boon geeft illustrator Miriam Bouwens cursussen die bestaan uit de combinatie beweging,
beeldende vorming en taal.
Na het half uur lichaamswerk gaan de kinderen aan de
slag met het creatieve gedeelte van de les. Ieder kind
maakt zijn of haar eigen prentenboek met beeld en tekst.
De verhaallijn die de kinderen bedenken, wordt door
de kinderen zelf geschreven of gestempeld. De jongere
kinderen vertellen zelf hun verhaal of ideeën die ze voor
lesbrief De Buiksloterbreekbekkikker pagina 7
hen opschrijven, uitwerken en in hun boek verwerken.
De kinderen werken onder andere met ecoline, wasco,
potlood, verschillende papiersoorten, katoen, vilt, knopen, kralen.
Zie voor een uitgebreide beschrijving van de verschillende cursussen, beeldmateriaal en kosten van de cursus:
www.studiobibiwonder.nl
Rashid Novaire
Rashid werkt met bovenbouwklassen met de atlas van de
belevingswereld. Daarop staan woorden over gevoelens
en belevenissen in plaats van geografische namen.
Wat voelt Lap uit de Broodroosterprinses allemaal?
We maken eerst een route die Lap heeft gemaakt. Van
verdriet naar het witte licht van de computer. Van Boos
naar het schuim van de tandpasta om zijn vaders mond.
Samen met de kinderen maakt hij daarna een landkaart van gevoelens en dingen. Zo maak je een eigen
land. Wat kan jij voor verhaal maken en dingen tekenen
en opschrijven op jouw atlas van de belevingswereld?
En hoe maak je nou eigenlijk van zo’n kaart een verhaal?
Zo maken we onze eigen versie van het leven van een
elfjarige in Noord, namelijk jouw leven, met natuurlijk ook
wat extra fantasie.
Stuur een e-mail naar Rashid op
[email protected]
De Buiksloterbreekbekkikker in de Kinderboekenweek
Het feest is om de hoek
Van woensdag 1 tot en met zondag 12 oktober 2014 is het weer Kinderboekenweek. Met deze
keer het thema Feest!
De Buiksloterbreekbekkikker laat zeker van zich horen in de Kinderboekenweek. Hoe dit feest
precies vorm gaat krijgen is nu nog niet bekend, scholen in Noord krijgen daarover in april nader
bericht. Er is contact met het Storytelling Festival Amsterdam (van een feestje komt een feestje),
er zijn plannen voor een fietstocht langs de verhalen, we zijn in gesprek met de bibliotheken van
Noord. Het is in elk geval een prachtmoment om kinderen zelf een boek te laten maken en/of
verhalen over hun eigen plek in Noord te laten vertellen. Vier het feest op school, of op een andere plek. Misschien wel om de hoek. Meer info komt in april 2014 te staan op de website van
Tuin aan Zee www.tuinaanzee.nl
Kinderboekhandel Spinzi en De Buiksloterbreekbekkikker
in de Kinderboekenweek
De Buiksloterbreekbekkikker is fan van kinderboekhandel Spinzi aan de v.d. Pekstraat. Bij Spinzi is
De Buiksloterbreekbekkikker te koop en ook een heleboel andere prachtige kinderboeken, ook van
de schrijvers die een verhaal schreven voor De Buiksloterbreekbekkikker. Spinzi verzorgt in de Kinderboekenweek in Amsterdam Noord diverse muzikale, educatieve en interactieve voorleesvoorstellingen in klasverband, uitgevoerd door professionele vertellers en muzikanten. Met o.a. de
Zingende Boekenspin van Maria’s Muziek voor de onderbouw en muzikant en verteller Marin
Millenaar voor de groepen 4,5 en 6. Meer info via [email protected]
lesbrief De Buiksloterbreekbekkikker pagina 8