K ON I N K L I J K E H O L LA N D S C H E MA A T S C H A P P I J DE R W E T E N SC H A P PE N CARE WAT IS TECHNISCH MOGELIJK EN WAT IS MENSELIJK WENSELIJK? Verslag van de Tiende Jan Brouwer Conferentie Summary in English 24 januari 2014 te Haarlem Ir. L.E.J. Brouwer (1910 - 1983) J an Brouwer kwam uit een geslacht van geleerden - zijn vader was geoloog met internationale bekendheid, zijn oom, naar wie hij was genoemd, een wereldberoemde wiskundige. Hijzelf had een uitermate goed verstand en een fenomenaal geheugen. Op 21-jarige leeftijd studeerde hij in Delft af als mijnbouwkundig ingenieur. Na zijn studie trad Brouwer in dienst bij de Bataafse Petroleum Maatschappij, waar hij als geoloog, organisator en manager o.m. werkzaam was in het Verre Oosten. Tijdens de oorlog was hij als liaison-officier van de troepen van generaal McArthur betrokken bij de herovering van Hollandia en andere delen van Nederlandsch-Indië. Vanaf 1946 vervulde hij steeds verantwoordelijker functies bij de B.P.M. Hij beëindigde zijn actieve loopbaan als president-directeur van de Koninklijke Nederlandsche Petroleum Maatschappij in 1971. Daarna bleef hij nog tien jaren als commissaris aan de ‘Koninklijke’ verbonden. In het begin van de 80er jaren heeft Ir. Brouwer een deel van zijn vermogen bestemd voor een fonds ten behoeve van interdisciplinair wetenschappelijk onderzoek in Nederland. Dit fonds is begin 2003 door de familie Brouwer aan de zorg van de Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen toevertrouwd, waarbij de statutaire doelstelling als volgt is geformuleerd: het stimuleren van multidisciplinair, maatschappij georiënteerd onderzoek dat inzicht geeft in concrete maatschappelijke problemen en in potentie moet bijdragen aan de oplossing daarvan. CARE WAT IS TECHNISCH MOGELIJK EN WAT IS MENSELIJK WENSELIJK? KONINKLIJKE HOLLANDSCHE MAATSCHAPPIJ DER WETENSCHAPPEN CARE WAT IS TECHNISCH MOGELIJK EN WAT IS MENSELIJK WENSELIJK? Verslag van de Tiende Jan Brouwer Conferentie 24 januari 2014 te Haarlem Summary in English Uitgave Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen (Mogelijk gemaakt door het Jan Brouwer Fonds) Colofon Deze uitgave Care is een weergave van de Tiende Jan Brouwer Conferentie, gehouden op 24 januari 2014 in het Hodshon Huis te Haarlem. De conferentie stond onder voorzitterschap van Prof. dr. P. Schnabel en is georganiseerd door de Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen en het Jan Brouwer Fonds. Het was de tiende conferentie in een reeks over de implicaties van demografische veranderingen en generatiebeleid. Uitgave: Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen (deze uitgave is mogelijk gemaakt door het Jan Brouwer Fonds) Redactie: Ger Tielen, Boudi Dortland en Saskia van Manen Drukkerij: StyleMathôt, Haarlem ISBN: 9789078396147 Mei 2014 Exemplaren van deze uitgave kunnen (zolang de voorraad strekt) worden besteld bij de Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen. Ze kunnen tevens in PDFformaat worden gedownload van de website www.khmw.nl. Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen Postbus 9698 2003 LR Haarlem [email protected] www.khmw.nl Inhoud Pag. Marlies Veldhuijzen van Zanten-Hyllner - Voorwoord 7 Mevrouw Drs. M.L.L.E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner, voorzitter Jan Brouwer Fonds en onder-voorzitter Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen, oud-staatssecretaris Volksgezondheid, Welzijn en Sport Pearl Dykstra - Ten geleide Mevrouw Prof. dr. P.A. Dykstra, hoogleraar empirische sociologie Erasmus Universiteit Rotterdam, lid Wetenschappelijke Raad van het Jan Brouwer Fonds 9 Sophia de Rooij - Effectieve ouderenzorg Prof. dr. S.E.J.A. de Rooij, internist-geriater, hoogleraar geriatrieouderengeneeskunde AMC/UvA 13 Ad van Berlo - Domotica en slim wonen: wat is menselijk wenselijk? Dr. ir. A. van Berlo MA, manager R&D Smart Homes, Nationaal Kenniscentrum Domotica & Slim Wonen 31 Nick Guldemond - Over de rol van technologische ontwikkelingen en zorgbeleid ten behoeve van integrale zorg Dr. N.A. Guldemond, PhD DSc (med), Chief Innovation Officer & Business Development UMC Utrecht 47 Martin van Rijn - Van systemen naar mensen Drs. M.J. van Rijn, staatssecretaris Volksgezondheid, Welzijn en Sport 63 Jeroen van Baar - Reflectie J.R. van Baar BSc, deelnemer Nationale DenkTank 2013 69 Summary in English 73 Deelnemerslijst 83 5 Voorwoord Care: wat is technisch mogelijk en wat is menselijk wenselijk? Ook dit jaar mochten we een aandachtige en omvangrijke groep toehoorders ontvangen voor de Jan Brouwer Conferentie. Ons thema dit jaar poogde een grote afstand tussen maatschappij en wetenschap te overbruggen, die tussen kwetsbaarheid en technologische innovatie. In onze ouder wordende samenleving verschuiven de verhoudingen tussen de beschikbaarheid van techniek en de mogelijkheid om deze te gebruiken. Nieuwe gadgets, apparaten, gebruiksmogelijkheden volgen elkaar in een industrieel ritme op. Daardoor openen steeds nieuwe werelden hun deuren en gaan mensen anders met elkaar om. De wereld wordt anders. Voor diegenen die niet meedoen in deze beweging wordt de afstand tot de anderen steeds groter. Als je niet bent opgegroeid in de digitale wereld dan is het moeilijk om deze aan te wenden binnen je normale leven. En het is al helemaal moeilijk om voor jouw vragen antwoorden te vinden binnen dat verre, vreemde technische domein. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de mogelijkheden om via technische middelen de zorg voor kwetsbare ouderen, de care, te verbeteren een minder hoge vlucht nemen dan de techniek in de cure, die jonge mensen van hun klachten af kan helpen. Dat is de aanleiding geweest om dit jaar de Jan Brouwer Conferentie te wijden aan dit aandachtsgebied en om wetenschap en praktijk met elkaar te verbinden. Wat is technisch mogelijk en wat is menselijk wenselijk? In de besloten kring van het Hodshon Huis gaven de sprekers openhartig hun visie en schetsten de stand van zaken en daarop wisselden toehoorders en sprekers van gedachten. Voor degenen die aanwezig waren en een bijdrage leverden dank voor uw komst. Zoals elk jaar kunt u het resultaat zelf in dit boekje teruglezen. Niet helemaal (door een uitzonderlijke technische storing in de opname) maar waarschijnlijk genoeg om een beeld te krijgen van de verschillende dimensies en invalshoeken. Hopelijk genoeg om geïnspireerd te raken en dit thema ergens in uw achterhoofd mee te nemen. Marlies Veldhuijzen van Zanten-Hyllner voorzitter Jan Brouwer Fonds 7 8 Pearl Dykstra lid Wetenschappelijke Raad van het Jan Brouwer Fonds Ten Geleide Een zorgloze oude dag? Technische innovaties en maatschappelijke kansen en belemmeringen in de ouderenzorg De ouderenzorg heeft te kampen met wat wel de Wet van Baumol wordt genoemd. Die wet heeft betrekking op de dienstensector en vooral het publieke en semipublieke deel ervan, waartoe de ouderenzorg behoort. De arbeidsproductiviteitsstijging in deze sector loopt structureel achter op die in de agrarische en de industriële sector omdat de dienstensector zich veel minder dan de andere sectoren zou lenen voor mechanisering en automatisering. Onder andere daardoor neemt de relatieve kostprijs in de dienstensector toe. Door deze stijgende kostprijs en door stijgende zorgbehoeften als gevolg van de veroudering van de bevolking, voelt het zittende kabinet zich gedwongen verregaande maatregelen te treffen. Een van die maatregelen is een verschuiving van intramurale ouderenzorg (verzorgings- en verpleeghuizen) naar extramurale zorg (thuiszorg). Een andere maatregel houdt een verschuiving in van professionele zorg naar mantelzorg. Deze ontwikkelingen hebben bij veel ouderen van vandaag en (over)morgen het angstige vermoeden doen postvatten dat voor hen niet zozeer een zorgzame als veeleer een zorgloze oude dag in het verschiet ligt. Maar misschien is deze angst wat voorbarig. Beleidsmakers in de ouderenzorg anticiperen niet alleen op het genoemde kabinetsbeleid, maar ook op toekomstige tekorten op de arbeidsmarkt en veranderende wensen van cliënten. Ze ontwikkelen en implementeren nieuwe vormen van zorg. Sleutelwoorden zijn zorg in de buurt en zelfregie. Deze beleidsmakers lijken er ook niet van overtuigd te zijn dat de Wet van Baumol voor eens en altijd geldt. Daartoe verwijzen ze naar allerlei ontwikkelingen in de zorgtechnologie op terreinen van domotica, informatica, robotica, telematica en zo meer. Deze technische innovaties zouden minder arbeidsintensieve zorg via onder andere zorg op afstand en digitale zelfmanagementsystemen mogelijk maken. Technische innovaties staan daarom hoog op de agenda van beleidsmakers in de ouderenzorg. Ook mantelzorgers kijken hoopvol naar technische vernieuwingen omdat ze hun taken kunnen verlichten. Tot slot bieden deze innovaties aan ouderen de mogelijkheid om hun autonomie langer in stand te houden. Maar dat betekent nog niet dat de genoemde technische vernieuwingen eenvoudig zijn in te voeren. Daarvoor liggen er te veel maatschappelijke belemmeringen op de loer. Ze vergen bijvoorbeeld grote investeringen die in een tijd van verregaande bezuinigingen niet eenvoudig zijn op te brengen. Ze botsen ook met de professionele ideologie van veel beroepsbeoefenaars in de ouderenzorg en de vaardigheid en bereidheid van 9 veel cliënten om zich deze technologieën eigen te maken. Op basis van bovenstaande overwegingen zijn de eerste twee doelstellingen van de tiende Jan Brouwer Conferentie geformuleerd: (1) inzicht verkrijgen in het beoogde beleid en (2) inzicht verkrijgen in de mogelijkheden van technologische toepassingen ter ondersteuning van zorg aan chronisch zieken, gehandicapten en kwetsbare ouderen. Bewust is ervoor gekozen om de aandacht vooral te richten op de mogelijkheden voor ondersteuning van zelfzorg, mantelzorg en thuiszorg. Om te beginnen zijn er huisalarmeringssystemen die de gebruiker de verzekering geven dat als er iets gebeurt een verzorger wordt opgeroepen. Een ander soort systemen ondersteunt de gebruiker bij fysieke en/of cognitieve beperkingen. Zo zijn er signaleringssystemen die gebruikers eraan herinneren dat ze vergeten zijn het gas uit te draaien, of dat er medicijnen moeten worden ingenomen. Tot slot zijn er digitale systemen die een belangrijke rol kunnen spelen in het bewaken van de gezondheid en resultaten kunnen doorspelen aan professionals en familieleden. De derde doelstelling van de conferentie was om stil te staan bij kansen en belemmeringen wat betreft de verspreiding van innovaties in de zorgverlening aan mensen die thuis wonen. De Raad voor de Volksgezondheid heeft eind 2010 een advies aan de regering uitgebracht “Ruimte voor arbeidsbesparende innovatie in de zorg. Door slimmer werken meer kwaliteit met minder mensen”. Dit advies vat de problemen simpel samen: veel innovatie, weinig implementatie. Sommige belemmeringen zijn financieel van aard. In de financiële vergoeding van extramurale zorg via de AWBZ, bijvoorbeeld, wordt uitsluitend arbeid vergoed, waardoor arbeidsbesparing omzet kost. Een ander voorbeeld is dat de kosten voor de ICT-infrastructuur die noodzakelijk is voor veel zorginnovaties grotendeels uit bestaande tarieven moeten worden betaald en geëxploiteerd. Tijdens de conferentie is door een groep van eminente sprekers uitgebreid ingegaan op de vraag welke mogelijkheden er zijn om de hiervoor beschreven belemmeringen uit de weg te ruimen en kansen te grijpen, met andere woorden: hoe technische innovaties succesvol aan de man/vrouw te brengen. Daarnaast is er weerstand onder zorgverleners - zowel professionele krachten als mantelzorgers. Er zijn bij hen twijfels over de geschiktheid van technologische vernieuwingen voor oudere hulpbehoevenden. Zorg op afstand conflicteert met opvattingen over het belang van face-to-face contact. Zorg leveren via een videonetwerk, een werkwijze waarmee velen niet vertrouwd zijn, past niet binnen gangbare ideeën over wat “goede zorg” inhoudt. Uiteraard zijn er ook drempels bij de cliënten zelf. Onbekendheid met technologische zorginnovaties kan een belemmering vormen. In huis aangebrachte digitale detectiesystemen kunnen worden gezien als in inbreuk op privacy. Het gebruik van bepaalde hulpmiddelen kan vaardigheden vereisen die cliënten niet (langer) hebben. Ook kan de gebruikersvriendelijkheid gebrekkig zijn. Vandaar dat tijdens het congres stil is gestaan bij zowel de ethische dimensie als het cliëntenperspectief bij technologische zorginnovaties. 10 Het lijkt erop dat zorg en technologie nog twee verschillende werelden zijn die grotendeels onafhankelijk van elkaar opereren. Wederzijdse informatieverstrekking en betrokkenheid creëren bij alle spelers zijn strategieën om de werelden bij elkaar te brengen. Vanuit de aanbieders van technologie is meer kennis over zorgprocessen nodig en vanuit de partijen betrokken bij de zorg is een grotere bereidheid nodig om gebruik te maken van de mogelijkheden van technologie. Niet verrassend is dat sprekers en deelnemers van gedachten hebben gewisseld over de mogelijkheden van zorgtechnologie voor zogenaamde “zelfregie in de zorg”. Het Jan Brouwer Fonds is de sprekers bijzonder erkentelijk voor hun waardevolle bijdragen. Met hun deskundigheid en professionele betrokkenheid bij de ouderenzorg hebben ze de conferentiedeelnemers niet alleen duidelijk gemaakt wat technisch mogelijk is in de ouderenzorg maar ook wat menselijk wenselijk is. 11 12 Sophia de Rooij internist-geriater, hoogleraar geriatrie-ouderengeneeskunde AMC/UvA Effectieve ouderenzorg Achtergrond De afgelopen jaren is er in rap tempo een kentering gekomen in het denken over welzijn en zorg voor ouderen, weliswaar voornamelijk ingegeven van overheidswege door kostenbeheersing, maar ook door veranderingen in het denken over ouder worden door de ouderen zelf. Tegelijk met meer aandacht voor welbevinden, individuele zelfredzaamheid, gezondere leefgewoonten, levensloop bestendig wonen en een andere rol voor informele netwerken, zijn ook nieuwe vormen van samenleven ontstaan: stadsdorpen, virtuele leefgemeenschappen en Huizen voor de Buurt, gerund door vrijwilligers en ouderen zelf. Het zelf vormgeven van de oude dag met accenten op succesvol verouderen en gezonder ouder worden heeft in toenemende mate weinig meer gemeen met het oude “aanbodsgerichte” denken vanuit de professionele welzijn- en gezondheidszorg. Ook de klant vraagt Nieuwe vormen van samenleven ontstaan: om zorg op maat, om effectieve ouderenstadsdorpen, virtuele leefgemeenschappen zorg die rekening houdt met individuele doelen. en huizen voor de buurt, die worden gerund Via de toegang tot e-health en m-health door vrijwilligers en ouderen zelf zal het beroep dat op de zorg, huisarts, wijkverpleegkundige, medisch specialist en ziekenhuis, wordt gedaan ook een ander karakter krijgen. Niet alleen de vorm van het contact met professionele hulpverleners is hierdoor aan het veranderen (telemedicine, screen-to-screen) maar ook de inhoud en resultaten (patient relevant outcomes, over-en onderbehandeling, kosten per gewonnen levensjaar) van de diagnostische en therapeutische adviezen is onderwerp van maatschappelijk debat. Nu De oudere van nu is toenemend actief op internet en heeft een sociaal netwerk dat Ouderen geven zelf vorm aan de oude steeds vaker ook via de sociale media contact dag en condities voor succesvol en gezond onderhoudt met elkaar. Deze ontwikkeling betreft ruim 60% van de hedendaagse ououder worden, haaks op het oude deren. Informatie over gezondheid en wel“aanbodsgerichte” denken vanuit de zorg zijn bereikt deze groep ouderen via veel meer wegen dan alleen via professionals. Veel van deze ouderen zijn slechts incidenteel in beeld bij de professionele zorg. Door de beschikbare informatie op internet ontstaan bij deze “self-supporting” ouderen wel 13 nieuwe vraagstukken zoals de betrouwbaarheid van de aangeboden informatie. Bij ouderen met nieuwe en bestaande zorgvragen groeit de behoefte aan zelfregie en goede ondersteuning hierbij. Het accent van deze ondersteuningsbehoefte komt hierbij steeds meer te liggen op preventie van fysieke en cognitieve beperkingen voortkomend uit de zich openbarende chronische ziekten, dan op steun bij benodigde aanpassing ten gevolge van bestaande beperkingen. “Preventie en voorzorg” is beter dan “acceptatie en aanpassen” lijkt het adagium van het nieuwe ouder te gaan worden. Overmorgen Als we de oudere met zijn hulpvraag daadwerkelijk centraal stellen, en zijn behoefte aan zelfregie serieus nemen, kunnen we in ieder geval constateren dat er op korte termijn behoefte is aan nieuwe zorgconcepten. Als het gaat om innovaties in de zorg, dan betreft Preventie en voorzorg (het nieuwe dat niet alleen de ontwikkeling en inzet van adagium) gaan gepaard met de behoefte moderne medische technologie, aangeboden aan nieuwe zorgconcepten in tweedelijns en derdelijns centra. Als we uitgaan van de wijk binnen een gemeente of stad als de nieuwe omgeving en eenheid waarbinnen zelfzorg & preventie, welzijn, zorg en aanvullende diensten geboden gaan worden, zijn naast het katalyseren van de bewustwording bij cliënt en professional voor deze ontwikkelingen ook innovatieve zorgconcepten nodig om kwaliteitszorg toegankelijk en betaalbaar te houden en dichtbij de cliënt gesitueerd. Het gewenste resultaat van zorg en welzijn is hierbij leidend, en niet het aantal verrichtingen. Tijdens de lezing is ingegaan op een 4-tal cliënten/patiënten en wat deze inzichten nu voor hen zouden betekenen en wat zij nodig zouden kunnen hebben aan zorgconcepten voor effectieve ouderenzorg. Innovatieve zorgconcepten in onderlinge samenhang t.b.v. van effectieve ouderenzorg zoals de stichting effectieve ouderenzorg deze nastreeft 14 1. De Vitaliteitswijzer Achtergrond Er is een duidelijke trend waarneembaar waarbij mensen zelf actief bezig zijn met hun gezondheid. Er zijn talloze apps en apparaten die hierop inspelen door middel van preventie, voorzorg, interventie en (continue and on demand) monitoring. Onderzoeksbureau Technavio voorspelt dat er in 2014 wereldwijd ongeveer zo’n USD 4,1 miljard zal omgaan in de markt van mobiele gezondheidsapplicaties. In 2010 was dat nog maar USD 1,7 miljard. Dit illustreert hoe groot de verwachte groei van deze markt is. Daarnaast zijn de bestaande zorgsystemen niet meer van deze tijd, niet alleen in financieel opzicht. De Europese commissie geeft met de Digitale Agenda een duidelijke richtlijn om vergrijzing en beschikbaarheid van zorg anders te adresseren. Zij onderkent hierbij ook de rol van hefboom voor sociale innovatie die is weggelegd voor ICT-oplossingen. De uitdaging is om het huidige en te ontwikkelen aanbod aan te laten sluiten op de vraag die soms nog geformuleerd moet worden door de oudere van nu. Ook veel zorgprofessionals zijn bekend met deze ontwikkelingen en geïnteresseerd in nieuwe mogelijkheden. In de medische wereld worden technologische hulpmiddelen in toenemende mate toegepast, uit een survey onder artsen bleek dat 90% regelmatig apps gebruikt en bijna 10 % apps gebruikt voor patiënten. Uit een onderzoek naar de toepassing van mobile health in de gezondheidszorg kwam naar voren dat 1/3 van de zorgprofessionals denkt dat apps en andere vormen van zorgtechnologie zoals sensormonitoring kunnen voorkómen dat iemand ziek wordt of meer beperkingen ontwikkelt. Bijna de helft van de zorgprofessionals is bovendien van mening dat (mobiele) technologie de grootste mogelijkheden biedt voor kostenbesparing in de zorg. 15 Ouderenacademie De Ouderenacademie is een kennisplatform in ontwikkeling en richt zich op het ontsluiten van informatie over gezondheidzorg ten behoeve van de health literacy van ouderen. Het platform bevat onder meer de Vitaliteitswijzer 1.0 (zie ook www.ouderenacademie.nl) en bevat naast een zelftest ter identificatie van problemen die veel bij ouderen voorkomen, ook betrouwbare informatie over zelfzorg om deze problemen eerst zelf aan te pakken. De Ouderenacademie is ingericht met behulp van financiering door het Nationaal Programma Ouderenzorg. De Vitaliteitswijzer 1.0 is nu een zelftest voor ouderen (65-plussers). Door het invullen van een reeks eenvoudige vragen kunnen ouderen zelfstandig veelvoorkomende (geriatrische) problemen op systematische wijze opsporen. Met de uitslag van de zelftest kunnen ze vervolgens zelf een actieplan opstellen. De aanbevelingen zijn makkelijk uit te voeren en hebben een positief effect op bestaande klachten en een preventieve werking. Daarnaast kunnen ouderen zien hoe fit zij zijn in vergelijking met leeftijdsgenoten. Ook geeft de uitslag van de test advies over de betrouwbaarheid van websites die informatie verschaffen over bepaalde onderwerpen. De Vitaliteitswijzer versie 1.0 is als onderdeel van de toolkit effectieve ouderenzorg ontwikkeld door een team van ruim 50 ouderen, geriaters, huisartsen, wijkverpleegkundigen, onderzoekers, geriatrieverpleegkundigen, ergotherapeuten en fysiotherapeuten. De onderwerpen zijn zoveel mogelijk uitgewerkt volgens bestaande nationale richtlijnen. Ter controle is de content van de Vitaliteitswijzer tevens door een externe leesgroep (vakgroep communicatie wetenschappen UvA, TNO, klinische informatiekunde (AMC), geriatrie-ouderengeneeskunde (AMC) en ouderen zelf) beoordeeld op wetenschappelijke onderbouwing, praktische relevantie en “geschiktheid voor ouderen”. De Vitaliteitswijzer is niet alleen beschikbaar op de website van de Ouderenacademie maar zal ook binnenkort als versie 2.0 worden aangeboden in de vorm van een zogenaamde webapplicatie. Dit is een software programma, vaak afgekort als app, dat speciaal is ontwikkeld om op mobiele apparatuur te gebruiken. Het principe van de test is in beide vormen grotendeels gelijk, maar de app heeft additionele waarde doordat ouderen hun eigen voortgang kunnen bijhouden en zichzelf qua score kunnen vergelijken met leeftijdsgenoten. Zowel bij het webontwerp (inhoud, vormgeving en structuur) als het ontwerp van de applicatie wordt bewust rekening gehouden met de doelgroep. Te ontwikkelen product: De Vitaliteitswijzer 3.0 (werktitel Zelfzorgplein) zal verder reiken dan de huidige zelftesten en zal als een zelfzorgplein worden ingericht dat middels meerdere onderdelen de oudere in staat stelt zelf de regie over zijn preventie, voorzorg, welzijn en gezondheid te voeren, inclusief organisatie van medicatie en leefregels. De Vitaliteitswijzer 3.0 wordt niet alleen ontwikkeld voor vitale ouderen, maar het beoogde digitale en interactieve zelfzorgplein kan ook worden ingericht voor ouderen met 16 multimorbiditeit en dementie of voor ouderen met multimorbiditeit en een oncologische ziekte. De behoefte aan de Vitaliteitswijzer 3.0 wordt geïllustreerd door de volgende feiten: §§ In de huidige samenleving wordt eigen verantwoordelijkheid en zelfstandigheid steeds belangrijker, bij ouderen komt meer nadruk te liggen op zelforganisatie en zelfredzaamheid. Dit is het vermogen van een persoon om welbevinden te ervaren ondanks leeftijd gerelateerd verlies van cognitieve en fysieke functies, met als doel een zo optimaal mogelijke kwaliteit van leven te bereiken. §§ Een goede ondersteuning is belangrijk omdat optimaal zelfmanagement de gevolgen van ziekte en beperkingen kan verminderen. Bovendien heeft zelfzorgmanagement een potentiele preventieve functie: het kan zorggebruik uitstellen of zelfs voorkomen. §§ Het is gebleken dat het aan passende ondersteuning en adequate en tijdige hulp bij coördinatie echter vaak ontbreekt. Informatie die wordt aangeboden is vaak onvoldoende betrouwbaar, onvolledig of nauwelijks afgestemd op de specifieke informatiebehoeften van ouderen. Dit zorgt voor een tekort aan middelen die ouderen ondersteunen in hun zelfmanagement zodat zij niet op een doeltreffende manier eigen regie Wat helpt is dat ouderen de kunnen voeren over ziekte en bestaan. snelst groeiende groep internet- en §§ Ouderen zijn niet alleen de snelst groeiende smartphone-gebruikers vormen in leeftijdsgroep maar ook de snelst groeiende groep internet- en smartphonegebruikers in Nederland Nederland. §§ 85% van de ouderen die gebruikt maakt van het internet, zoekt naar informatie betreffende zijn/haar gezondheid. Uit onderzoek is gebleken dat na het bestuderen van online gezondheidsinformatie ongeveer de helft van de mensen hun levensstijl aanpaste. Door een beproefde combinatie van een wetenschappelijke en een praktische aanpak kunnen wij een betrouwbare omgeving garanderen die volledig aansluit bij wat ouderen wensen en nodig hebben om zelf hun gezondheid op verantwoordelijke wijze te organiseren. Ondernemingsplan: Dit project werd aanvankelijk opgestart als onderdeel van het Nationaal Programma Ouderenzorg en in 2012 gepresenteerd als product dat tot stand kwam met een intensieve samenwerking met ouderen zelf. Meerdere websites voor en door ouderen hebben een link naar de Vitaliteitswijzer geplaatst. Voor het ondernemingsplan van versie 3.0 won ons team in 2013 de Ordina Challenge Award. Inmiddels is een start gemaakt met de ontwikkeling van versie 3.0 en sloten zich enkele nieuwe partners aan zodat we met hun kennis en middelen in april 2014 een MVP op kunnen leveren. Onderdelen van dit plan zijn ook ingediend bij het onderdeel 17 Memorabel van Deltaplan Dementie dat door VWS, ZonMw, Alzheimer Nederland en vele andere partners in 2013 werd opgestart. 2. Functiebehoud In Transitie: FIT zorgmodel Momenteel wordt er door veel professionals aandacht besteed aan proactieve ouderenzorg bij thuiswonende ouderen. Niet altijd gebeurt dit op systematische wijze en is de beoogde werkwijze wetenschappelijk onderzocht op (kosten-)effectiviteit. Functiebehoud in Transitie is het eerstelijns transitie-experiment waarbij een praktijkverpleegkundige of wijkverpleegkundige samen met de huisarts oudere patiënten met een verhoogd risico op functieverlies begeleidt door middel van maximaal 6 huisbezoeken. Voor dit experiment is een gevalideerd screeningsinstrument beschikbaar (Identification of Seniors At Risk, ISAR-PC), een systematisch onderzoek naar 25 bij ouderen veel voorkomende problemen en een protocol voor multidisciplinare begeleiding. Het geriatrisch assessment en de protocollen voor de verpleegkundigen en de huisarts zijn ook verwerkt in een digitale ouderenzorgmodule. In februari 2014 worden de resultaten verwacht van de 2-jarige gerandomiseerde studie onder bijna 12.000 thuiswonende ouderen van 70 jaar en ouder in de regio NoordKennemerland. Van hen ontvingen er 6.000 gewone zorg en uit de 6.000 anderen werd uiteindelijk 18% geselecteerd die baat zou kunnen hebben bij proactieve wijkverpleegkundige begeleiding bij somatische psychische en sociale problemen. Als uitkomst is het fysiek functioneren, de sleutel tot sociaal participeren, na 2 jaar gekozen. Ouderen mochten zelf prioriteren waar ze samen met de verpleegkundige aan wilden werken. In de huisbezoeken werden ze coachend begeleid. Dit coachend begeleiden vormde evenals de sociale omgeving van de oudere effectief in kaart brengen een sleutelelement van het project. Door deze methodiek in de huisartsenpraktijk te implementeren zal een oudere naar verwachting ook met de juiste informatie in het ziekenhuis kunnen worden opgenomen 18 en zal er regionaal vloeiende zorg geboden kunnen worden. De digitale ondersteuning van de overdracht van informatie zal hier zeker aan bij dragen. Bruggen bouwen slaat schotten neer. 3. Transmurale zorgbrug Een acute ziekenhuisopname is een risicovolle gebeurtenis voor 65-plussers. Ongeveer 30% van deze ouderen heeft drie maanden na opname nieuwe beperkingen in het functioneren en 25% komt binnen deze periode te overlijden. Bij een acute ziekenhuisopname heeft 75% van de oudere patiënten multimorbiditeit en daarnaast gemiddeld vijf geriatrische problemen, zoals een delier, polyfarmacie en mobiliteitsproblemen. Goede begeleiding tijdens en na ziekenhuisbehandeling is nog niet de norm voor deze patiëntengroep. In 2010 werd gestart met de ontwikkeling van verbeterde transmurale herstelzorg door de inzet van de wijkverpleegkundige. Deze komt in het ziekenhuis al kennis maken met de oudere patiënt en krijgt het zorgbehandelplan mee dat is opgesteld door het geriatrieteam van het ziekenhuis waar de patient verblijft. De wijkverpleegkundige begeleidt vervolgens de oudere patiënt thuis verder bij het herstelzorgtraject, dit gebeurt in nauwe afstemming met huisarts, thuiszorg en ziekenhuis. Dit traject heeft als uiteindelijk doel minder sterfte na ontslag, behoud van functioneren na ziekenhuisopname, minder vermijdbare heropnames en voorkomen van verpleeghuisopname. Verbeterpunten Uit onze eerdere studies onder acuut opgenomen ouderen in Nederlandse ziekenhuizen bleek dat het zorgtraject van acuut opgenomen ouderen kan worden verbeterd door: 1. een systematische opsporing van ouderen met een verhoogd risico op functionele achteruitgang direct bij ziekenhuisopname: niet alle ouderen hebben intensieve zorg nodig van een geriatrieteam. 19 2. het systematisch diagnosticeren van de aanwezige geriatrische problemen die naast de acute en chronische ziekte(n) bestaan. 3. een betere overdracht tussen ziekenhuis en thuissituatie: de medische overdracht arriveert vaak laat in de thuissituatie waardoor onduidelijkheid ontstaat over de (nieuwe) medicatie. 4. individuele begeleiding na ziekenhuisontslag: veel oudere patiënten worden naar huis ontslagen met gewijzigde medicatie, nieuwe leefregels en veranderde fysieke omstandigheden zonder dat het ziekenhuis zich er van vergewist dat de zorg thuis goed aansluit. 5. de zorg thuis niet alleen te richten op ondersteuning maar ook op herstellen en zelf de regie voeren over dit herstelproces. Transitional Care In de Verenigde Staten zijn meerdere studies verricht naar zogenaamde “Transitional Care”. De twee grondleggers van dit concept, Eric Coleman en Mary Naylor, hebben beiden onafhankelijk van elkaar laten zien dat begeleiding van oudere ziekenhuispatiënten door een speciaal opgeleide verpleegkundige minder heropnames oplevert. Meerwaarde van de interventie was dat deze verpleegkundige zowel in het ziekenhuis als in de thuissituatie vooral ook ouderen en hun mantelzorgers coachte in herstel na ziekenhuisbehandeling. In Nederland was deze vorm van herstelzorg nog niet ontwikkeld. Dit concept werd in het kader van het Nationaal Programma Ouderenzorg vertaald naar het transitie-experiment de Transmurale ZorgBrug. Dit innovatieve zorgexperiment kent drie fasen. Fase 1: Geriatrie team biedt aanvullende zorg tijdens opname Oudere patiënten die langer dan twee dagen in het ziekenhuis zijn opgenomen, krijgen naast de behandeling van de acute ziekte ook een evaluatie door het geriatrieteam. Dit team bestaat uit een gespecialiseerde verpleegkundige en een geriater. Binnen 48 uur worden alle nieuwe patiënten onderzocht door middel van een screeningsinstrument dat ouderen met een verhoogd risico op functieverlies kan selecteren. Deze ouderen krijgen een onderzoek naar aanwezigheid van geriatrische problemen, gevolgd door een interventie op maat. Deze interventie wordt opgestart door de verpleegkundige, maar mocht een oudere vijf of meer geriatrische problemen hebben of een psychisch probleem (zoals een delier) dan komt de geriater ook in consult. De prioritering die de oudere zelf aan de problemen geeft is leidend bij het uiteindelijke zorgbehandelplan. Fase 2: Overdracht in het ziekenhuis Centraal in de transmurale zorgbrug is de begeleiding van de oudere door een “transitiecoach”, een verpleegkundige met deskundigheidsniveau 5, werkzaam in de eerste lijn (in de huisartspraktijk of in de wijk). Deze verpleegkundige maakt “kennis” met de oudere en zijn mantelzorger in het ziekenhuis. De verpleegkundige krijgt tijdens een overdracht van het geriatrieteam ook het zorgbehandelplan mee. Dit zorgbehandelplan vormt de basis voor de verdere begeleiding na het ziekenhuisontslag. 20 Fase 3: Begeleiding na ziekenhuisbehandeling Binnen twee dagen na thuiskomst komt de verpleegkundige bij de oudere op bezoek. Tijdens dit huisbezoek wordt onder meer de medicatie doorgenomen. Ondanks de medicatieoverdracht vanuit het ziekenhuis, worden regelmatig medicatieproblemen geïdentificeerd, zoals het niet hervatten (of onnodig dubbelen) van medicatie die thuis werd gebruikt. Indien nodig overlegt de verpleegkundige met de huisarts of met de arts uit het ziekenhuis. Daarnaast wordt tijdens dit bezoek ook aandacht besteed aan het herstelproces. Samen met de patiënt wordt nagegaan of afspraken met de thuiszorg toereikend zijn en of de mantelzorger in staat is aanvullende zorg te bieden. Indien nodig regelt de verpleegkundige de benodigde (extra) voorzieningen, zoals uitbreiding van thuiszorg of hulpmiddelen. Twee weken na thuiskomst volgt een tweede huisbezoek. Tijdens dit bezoek wordt het zorgbehandelplan doorgenomen. De oudere zelf wordt nogmaals gevraagd naar zijn prioriteiten en welke doelen hij de komende periode zelf wil behalen. Ouderen blijken in de thuissituatie namelijk veel beter in staat hun prioriteiten aan te geven. Zo nodig wordt tijdens het huisbezoek ook een controle-afspraak bij de medisch specialist voor besproken. Na deze twee bezoeken volgen op zes weken, drie en zes maanden na ontslag uit het ziekenhuis nog drie contactmomenten. Hierbij wordt telkens het zorgbehandelplan als uitgangspunt genomen. De verpleegkundige beslist samen met de oudere hoeveel bezoeken daadwerkelijk nodig zijn. In de praktijk blijkt dat in de regel drie huisbezoeken vaak voldoende zijn. Scholing en website Alle verpleegkundigen die in het zorgexperiment participeren hebben een 10-daags scholingsprogramma gevolgd van Hogeschool InHolland en zijn daarmee tevens officieel opgeleid tot praktijkondersteuner huisarts, gespecialiseerd in ouderenzorg. Deze verpleegkundigen werden speciaal geschoold in de methodiek van coachend begeleiden van oudere patiënten met multimorbiditeit en beperkingen. Inmiddels hebben ruim 150 verpleegkundigen deze scholing gevolgd. Zonder uitzondering geven zij aan dat zij meer oog hebben gekregen voor de behoeften maar ook voor de mogelijkheden van ouderen zelf. Financiering De wijkverpleegkundige zorg die nu wordt geleverd binnen het transitie-experiment is vooralsnog niet regulier gefinancierd en wordt betaald uit de AWBZ terwijl de besparing ligt bij de ZVW. Per ziekenhuispatiënt kost deze zorg ongeveer 360 euro (max. zes bezoeken van één uur). Deze zorg kan geïntegreerd worden in het reguliere takenpakket van de wijkverpleegkundige of gespecialiseerde praktijkondersteuner ouderenzorg. Resultaten De uitkomsten van deze studie hebben 40% reductie in sterfte binnen 30 dagen na ontslag uit het ziekenhuis laten zien. Ook is er sprake van minder kosten door vooral uitstel van opname in langdurige zorg. Na het bekendmaken van deze resultaten in onder meer 21 de Volkskrant (29 nov. 2013) hebben zich reeds 15 ziekenhuizen en nog meer zorgorganisaties aangemeld voor meer informatie of deelname. Scholing Door een projectgroep is een toolkit gemaakt bestaande uit 25 veel voorkomende problemen bij ouderen met daarin de beschikbare kennis op gebied van deze geriatrische problemen. De toolkit is beschikbaar via www.effectieveouderenzorg.nl. Alle vragenlijsten en onderdelen van beide besproken innovatieve zorgexperimenten zijn via deze site beschikbaar gesteld. 22 4. Hospital @ Home Achtergrond Het H@H zorgprogramma is een nieuwe zorgvorm die kwalitatief vergelijkbaar is met ziekenhuisbehandeling en -zorg. H@H bevat evenals ziekenhuiszorg ook diagnostiek, therapeutische behandeling en medische en verpleegkundige zorg. Het H@H zorgprogramma zal als [gewenst] alternatief voor gebruikelijke ziekenhuiszorg worden aangeboden aan specifieke groepen patiënten, zoals oudere patiënten met recidiverend chronisch hartfalen, met exacerbatie COPD en aan ouderen met (recidiverende) infecties aan lucht-en urinewegen. Patiënten met een acute exacerbatie van hun bekende (chronische) ziekte die op de Spoedeisende hulp (SEH) van een ziekenhuis worden gepresenteerd, zullen na diagnostiek en therapeutisch advies op de SEH als alternatief voor ziekenhuisbehandeling het H@H zorgprogramma krijgen aangeboden: medische en verpleegkundige zorg, ondersteund De Transmurale Zorgbrug door technologische zorg in de vorm van senvoor wijkverpleegkundige begeleiding sormonitoring en andere domotica, in hun eina een ziekenhuisbehandeling leidt gen woonomgeving. Alle intraveneuze toediening van medicatie is thuis mogelijk, ook zijn tot hoge sterftereductie hulpmiddelen zoals zuurstofbehandeling, hooglaagbed, monitoring vitale parameters etc. thuis realiseerbaar. De zorg zal worden gecoördineerd door een wijkverpleegkundige met een 24x7 ondersteuning door een arts die gespecialiseerd is in ouderengeneeskunde en ruim ervaren is het verlenen van acute medische zorg. 23 Het H@H zorgprogramma voorziet in een zorg die kwalitatief vergelijkbaar is met het ziekenhuis, maar voor 50% goedkoper kan worden geleverd aan patiënten die ook bij voorkeur thuis behandeld wensen te worden. Te ontwikkelen product: Het H@H zorgprogramma zit thans midden in zijn start-up, die in 6 fases kan worden onderverdeeld: 1. Onderzoeksfase: wie zijn de partners van het H@H zorgprogramma, wat moet de content zijn van de zorgprotocollen, hoe is de acceptatie, hoe ziet de uitkomst van het H@H zorgprogramma in Nederland eruit? Hoe verhouden zich de kosten en baten van de uitvoer van het H@H zorgprogramma door een professionele organisatie? 2. Ontwikkelingsfase: uitwerken van de onderdelen van het H@H zorgprogramma in samenwerking met doelgroep en workshop met prof. Dr. B. Leff. 3. Testfase I: Eerste versie in testsetting met ouderen en zorgprofessionals verbeteren. 4. Testfase II: uitvoeren gerandomiseerde studie in basiszorgregio van een Amsterdams ziekenhuis 5. Presentatiefase: eindresultaten gerandomiseerde studie. Investeren in naamsbekendheid door promotieplan. Aanbieden van H@H zorgprogramma door professionele organisatie. 6. Onderhoudsfase: onderhoud en uitbreiding, implementatie van H@H zorgprogramma in andere basiszorgregio’s van Amsterdamse ziekenhuizen en in de 7 andere Nederlandse ouderennetwerken. Sinds eind 2012 is de projectgroep bezig met het voorbereiden, aanzoeken en spreken van partners voor het H@H zorgprogramma dat voortbouwt op de (goede) resultaten van eerdere gezamenlijke transitie-zorgexperimenten, namelijk FIT en de Transmurale Zorgbrug [zie ook www.effectieveouderenzorg. nl]. Tevens zijn financieringsvoorstellen geschreven voor de eerste 2 fases van [email protected] onderzoeksfase van het H@H zorgprogramma is daarmee in volle gang en wij zijn op dit moment bezig met het verwerven van financiering voor de ontwikkelfase. Nadat de contacten zijn gelegd met de oorspronkelijke onderzoekers van het Johns’ Hopkins Medical Center zijn de eerste reacties over onze ideeën zeer positief en het Johns’ Hopkins heeft zijn steun reeds toegezegd. Nieuwe zorgconcepten zoals de Vitaliteitswijzer zijn sleutel tot zelfredzaamheid, sociaal participeren, waardigheid en welbevinden 24 Benodigde financiering: Het H@H zorgprogramma is ingediend als projectidee voor een doelmatigheidsstudie en mag thans binnen het doelmatigheidsprogramma van ZonMw worden uitgewerkt tot een volledig projectvoorstel dat in maart 2014 door [buitenlandse] peer-reviewers zal worden beoordeeld. De financiering van H@H-zorg is in principe reeds geregeld via volledig pakket thuis [VVT product] maar echter door het ontbreken van transmurale samenwerkingsafspraken wordt H@H in deze vorm nergens in Nederland 7 x 24 uur aangeboden. Gelet op de specifieke kenmerken van ons gezondheidszorgsysteem is een doelmatigheidsstudie niet alleen wenselijk maar ook verstandig ten aanzien van implementatie van de resultaten die ingrijpende gevolgen kunnen hebben voor de organisatie van de ziekenhuiszorg. Dames en heren, Gezond ouder worden betekent voor degene die er al over nagedacht heeft niet alleen zo lang mogelijk gezond blijven, dus voorkomen, uitstellen en adequaat behandelen van ziekten, maar ook het voorkomen van beperkingen en ongemakken die de oude dag kunnen vergezellen. Behoud van fysiek functioneren is de sleutel tot zelfredzaamheid, sociaal participeren, waardigheid en welbevinden. In de fase waar niet alleen ziekten maar ook beperkingen hun intrede hebben gedaan en een acute ziekte om direct handelen vraagt, dient dit handelen vooral de doelen van de patiënt na te streven en niet per se gericht te zijn op technische ingrepen ten behoeve van levensverlenging. Bij goede ouderenzorg gaat het om weten wanneer te behandelen, te behouden of te berusten. 25 Dit vraagt om tijdige communicatie en afstemming met ouderen en hun naasten. Randvoorwaarden zijn adequate scholing van artsen, verpleegkundigen en van de ouderen zelf. Ook telt een optimale inzet van technologie. Wetenschappelijke inzichten ondervangen daarnaast onheuse onderbehandeling en belastende overbehandeling. Effectieve ouderenzorg is wat mij betreft het antwoord op het bovenstaande. Effectieve ouderenzorg vraagt echter ook om revolutionaire zorgconcepten en bereidheid tot innovaties. De 4 zorgconcepten vertonen in samenhang een aanzet tot effectieve ouderenzorg. Wij zijn aan zet om hier gezamenlijk soep van te maken, de wijkverpleegkundige is hierbij onze soepsteen. Soepsteen, onmisbaar ingrediënt om samen te werken 26 Discussie Schnabel: Ik denk dat we een mooi beeld hebben gekregen. Het van de dementie is toch wel een grote stoorzender. Met name de lichamelijke problematiek hiervan, welke betekent dat de zelfstandigheid snel een probleem kan worden. Misschien wilt u daar dan nog eerst iets over zeggen. Mevr. De Rooij: De meeste mensen met dementie wonen gewoon thuis. Dementie is niet een ziekte die alleen ontstaat door de ziekte van Alzheimer. Het kan ook door diabetes, suikerziekte en te hoge bloeddruk ontstaan. De prijs die we betalen voor het steeds ouder worden, is ook dat we te maken hebben met ziekten aan organen waar we nog niet veel aan kunnen doen. Maar dat betekent dat we ook stil moeten staan bij de zorg die deze mensen nu nodig hebben en ik denk dat door de zorg goed te organiseren in de wijk en de mensen niet uit hun verband te halen, we veel winst kunnen boeken. Ik denk dat we dat op dezelfde manier kunnen doen als bij lichamelijke ongemakken. Schnabel: Waar komen die wijkverpleegkundigen eigenlijk opeens vandaan? Ze waren toch weggeduwd, ze waren er even niet en nu hebt u ze opeens? Mevr. De Rooij: Ja we hebben ze. Ik was afgelopen week in Diemen waar we zorg en welzijn in een soort grote proeftuin aan elkaar koppelen, en daar vertelde een wijkverpleegkundige heel enthousiast dat ze aan een fantastisch project had meegewerkt. Dat was de transmurale zorgbrug, en ze hoopte dat ze zo kon blijven werken. Dus ze zijn er en er komen er ook bij. Schnabel: Is deze nu weer apart opgeleid? Mevr. De Rooij: Ja, het maakt wel deel uit van het normale functioneren van een wijkverpleegkundige, het zit gewoon in hun functie om ouderen te begeleiden bij de overgang van ziekenhuis naar huis, maar er is één onderdeel waar ze extra opleiding voor krijgen, dat is “coachend proberen te verzorgen” (verzorgen met de handen op de rug). Samen met InHolland hebben wij deze opleidingen verzorgd, inmiddels hebben ca 180 wijkverpleegkundigen de opleiding gevolgd. De Vries: Ik ben 85, dus behoor ik tot uw doelgroep. Misschien kunt u volgende keer een klant hier laten spreken. Want wat ik hier ook weer zie: het zijn de deskundigen die óver ons praten. Circa 10 jaar geleden moest ik een openhartoperatie ondergaan in het O.L.V. Gasthuis. Ik kreeg een heel draaiboek met wat er allemaal gebeuren moest en om de beurt kwamen alle personen die er bij betrokken waren zich aan mij voorstellen terwijl ik op bed zat. Dat gaf mij heel veel vertrouwen: dus laat de patient aan het woord, ook hier! Het is soms moeilijk om wetenschappers en hulpverleners, de goede niet te na gesproken ervan te overtuigen dat mensen met verminderde vermogens nog wel capaci- 27 teiten hebben. Klanten beklagen zich vaak over de betutteling van hulpverleners, onder meer van hulpen in de huishouding. Mevr. De Rooij: U bent 85, mensen als u die de eigen zorg ter hand nemen, komen er steeds meer. U weet dat we met veel ouderen in contact zijn binnen de kring van ouderenzorg AMC en partners. We hadden met u en anderen vorig jaar ook gesprekken. Daarin kwam naar voren dat het woord “functieverlies” te negatief was, u gaf aan dat er over “functiebehoud” zou moeten worden gesproken. Daar hebben we naar geluisterd en zo veel mogelijk aangepast in onze terminologie. Spreeuwenberg: Ik ben blij met uw verhaal. Wat houdt “hospital at home” eigenlijk in? Mevr. De Rooij: Als een oudere door de waarnemende huisarts naar het ziekenhuis wordt gestuurd, omdat hij niet helemaal op de hoogte is van zijn/haar wensen, en op het moment van de hulpvraag te benauwd is om te zeggen dat hij/zij eigenlijk thuis wil blijven, dat die oudere dan op de spoedeisende hulp bekeken wordt en dat daar besloten wordt dat hij/zij (bijv. na constatering van longontsteking) dan thuis behandeld wordt. De wijkverpleegkundige kan meegaan naar huis, zij installeert daar een aantal zaken zodat de zorg kan worden opgestart, en zij kan dezelfde 9 dagen die de patiënt anders in het ziekenhuis zou moeten doorbrengen, thuis doorbrengen met behulp van de wijkverpleegkundige. Dat kan alleen als er op de spoedeisende hulp een wijkverpleegkundige 24 uur per dag aanwezig is. Schnabel: Het valt me op dat er steeds over de waarnemend huisarts gesproken wordt, is dat juist? Mevr. De Rooij: Ja vaak zijn er jonge huisartsen die ’s avonds en ’s nachts waarnemen en geroepen worden bij voor hem of haar onbekende patiënten. Die moet soms snel een beslissing nemen, en hij kan dan niet altijd gemakkelijk in het dossier van de eigen huisarts van de patiënt komen (waarmee ik nog maar eens een lans wil breken voor het EPD). Kuenen: Dank voor uw verhaal. Ik wil het even hebben over het levenstestament, dat mijns inziens tot doel heeft dat je zelf de regie houdt over je leven. Hoe kun je nu uw verhaal samen met het levenstestament tot één gedekt geheel maken? Mevr. De Rooij: Dit verhaal heb ik een keer met de heer Kruitberg doorgenomen. Hij zei: “Als ik nou op straat neerval en ik word door omstanders gevonden en ik moet naar het ziekenhuis, wat kan ik dan doen, wat kan ik opschrijven?” Ik heb daar een brief van gemaakt en met hem doorgenomen en deze in ons medisch dossier gezet (elektronisch patiëntendossier) en dan hoop ik dat als de heer K. door een ambulance naar de Eerste Hulp wordt gebracht, dat dit daar dan gelezen wordt en er rekening mee wordt gehouden. En ik heb hem geadviseerd om een kopie van die brief in z’n portemonnee te stoppen. 28 Kuenen: Dat is natuurlijk nog maar het begin. We zouden in ons land een “levenstestament” als een wettelijk geaccepteerd document moeten hebben. Mevr. De Rooij: Ik ben het helemaal met u eens. Het zou voor mij veel prettiger zijn als ik zo’n gesprek niet op de Eerste Hulp zou moeten houden, maar op een rustig moment bij de huisarts. Steeds meer huisartsen voeren ook zo’n gesprek, maar het is nog niet standaard ingevoerd. Of het ook wettelijk moet…. Ik denk dat het ook zou helpen als de patiënt er zelf om zou vragen. Van Boxtel: Het is een hele mooie vraag, omdat het natuurlijk over meer gaat dan alleen de zorg. Ik kan alleen maar zeggen: vooral het bespreken, hetzij met kinderen, hetzij met familieleden of bekenden. Het is nog geen gemeengoed. Er ligt voor veel mensen in gezinsverband nog een taboe op. Men begint pas te praten als het al in de eindfase zit, maar men zou het veel eerder met elkaar moeten bespreken. Pijnenborg: de oplossing voor het probleem dat zich voordoet is dat er iemand is die je persoonlijke belangen behartigt. Dat als je ziek wordt dat die persoon de eerste is die gebeld wordt. Als dat geen familielid kan zijn, dan moet men denken aan het mentorschap. Dat mentorschap zou veel meer onder de aandacht van ouderen gebracht moeten worden. Mevr. Koemans: De ziekenhuiszorg “at home”: zijn er ook contra-indicaties? Wie zou die moeten geven? Mevr. De Rooij: De zorg kàn thuis gegeven worden als er een 24-uurs wijkverpleegkundigen zorg is. Het belangrijkste criterium is, wat mij betreft, dat de klant het zelf moet willen, dat hij of zij er voor kiest, en dat wij het systeem daar zo voor inrichten dat het ook mogelijk is. Het is goedkoper dan het ziekenhuis, dus voor de kosten hoeven we het niet te laten. Het heeft vooral te maken met de organisatie van onze zorg op dit moment. De arts of de ambulance is op een zeker moment verantwoordelijk voor het opstarten, het besluitmoment moet niet in het huis van de patiënt zijn, maar er moet een goede diagnostiek zijn en een aanzet voor therapie en dus zou de spoedeisende hulp de plek zijn waar je dat met elkaar bespreekt. Op die plek moet ook de sociale situatie in de besluitvorming meegewogen worden. Ik heb het natuurlijk over mensen die thuis behandeld kùnnen worden, dus als er een Intensive Care behandeling nodig is, dan is er een andere situatie. 29 30 Ad van Berlo MA Manager R&D Smart Homes, Nationaal Kenniscentrum Domotica & Slim Wonen Domotica en slim wonen: wat is menselijk wenselijk? Inleiding Smart Homes is het nationaal Kenniscentrum voor Domotica & Slim Wonen. Domotica is de integratie van diensten en technologie in de leef- en woontechnologie ten behoeve van een betere kwaliteit van wonen. Het kenniscentrum is in 1993 gestart met een eerste domoticawoning. Begin 2014 heeft Smart Homes 15 medewerkers, van wie de meesten werken aan Europees gefinancierd onderzoek en de anderen aan kennisoverdracht via o.a. De Slimste Woning van Nederland, beurzen en seminars. Smart Homes heeft geen structurele financiering en haalt haar inkomsten uit door de EU gefinancierd onderzoek, nationale projecten, beurs en de partner community van bedrijven. De Slimste Woning van Nederland, in de tuin van het Evoluon te Eindhoven Flashback over 20 jaar Smart Homes startte in 1993 met de bouw van de z.g. Modelwoning voor Alle Leeftijden, een demonstratiewoning met domotica, gebouwd volgens de uitgangspunten van het toen juist ontwikkelde Seniorenlabel. Hiermee werd voor het eerst een bijna ideale woning getoond voor langer zelfstandig wonen met minimaal wenselijke afmetingen (ongeveer 80 m2), volledig toegankelijk, aanpasbaar, flexibel en slim. De toen aangebrachte domotica was vooral gericht op meer veiligheid (actieve en passieve alarmering, inbraaksignalering, rooksignalering, automatische verlichting voor valpreventie), com- 31 fort (lichtscenario’s, elektronisch deurslot), etc. Op basis van veel bezoeken door vele duizenden senioren in de jaren tot 1998, werd een z.g. tien-punten lijstje opgesteld met gewenste domotica-applicaties. Die werden vervolgens in 5 voorbeeldprojecten met elk ongeveer 25 woningen in praktijk gebracht. In 2000 was er eerst een project in Nuenen, gevolgd door projecten in Oss, Eindhoven, Werkendam en Roosendaal, alle gesubsidieerd door de Provincie Noord-Brabant. De techniek van een slimme woning werd toen gerealiseerd door een domotica-bussysteem te koppelen aan personenalarmering teneinde de meldingen naar buiten mogelijk te maken. Er was eind negentiger jaren nog geen IP technologie, waarover diensten gerealiseerd konden worden. Doel van de demonstratieprojecten was te achterhalen wat ouderen echt met domotica zouden willen, welke deelsystemen adequaat werkten (elektronische sloten, passieve alarmering, bussystemen, etc.) en hoe dit alles het best geïnstalleerd kon worden. Er was immers nog geen ervaring met domotica, dus de installateurs moesten deze technologie ook nog leren. De volgende applicaties werden in deze eerste demonstratieprojecten en later in veel andere projecten aangebracht: Centrale toegang Voor de bewoner is er toegang tot het eigen flatgebouw door een magneetkaart in een gleuf aan te brengen (near field communicatie bestond eind 90er jaren nog niet). Voor de hulpverlener is er alleen toegang met de magneetkaart na een noodoproep. Voor de bezoeker is er een bellentableau en bij aanbellen verschijnt het beeld van de bezoeker op de TV van de bewoner. Entree In de hal of entree van het appartement is een eenvoudige draaiknop waarmee bij aanwezigheid van de bewoner (dus bij binnenkomst) het inbraakalarm uit gezet en de inactiviteitmeting tegelijkertijd aan gezet kunnen worden. Het licht in de hal en de verwarming gaan automatisch aan en de verwarming automatisch hoger. Bij afwezigheid, dus bij verlaten van het appartement door de bewoner, gaan de elektrische kookplaat en diverse rechter wandcontactdozen spanningsloos. Hiermee gaan de apparaten, die hierop aangesloten zijn, automatisch uit. Ook gaan bij het omzetten van de knop in de hal de inactiviteitmeting uit en het inbraakalarm aan (de infrarood melders worden dus steeds gebruikt voor ofwel inbraakmelding ofwel inactiviteitmeting). Woonkamer In de woonkamer bevindt zich een besturingspaneel met tekst in een venstertje om hiermee de actuele temperatuur, vochtigheid en alarmeringstatus te kunnen aflezen. Met een afstandbediening zijn lichtscenario’s en temperatuur te regelen. Ook bevindt zich in de woonkamer de zorgalarmeringstelefoon. Hierop zit uiteraard de rode knop 32 voor een acute noodoproep, maar men kan via de halssnoer ook op afstand de telefoon aannemen, via een code de centrale toegangsdeur en de eigen voordeur op een afstand openen. Bij een acuut alarm gaan alle lampen aan, worden de wandcontactdozen spanningsloos en gaan de geluidsbronnen automatisch uit, zodat de stem van de centralist op afstand goed te horen is. De zorgalarmeringstelefoon zorgt dus voor de doorgifte van 4 typen alarm: acute noodoproep, passieve alarmering of inactiviteitsmeting, inbraakalarm en rookalarm. Keuken In de keuken is steeds een elektrische kookplaat aanwezig, die alleen bediend kan worden wanneer een z.g. kookknop ingeschakeld is. Dit is om te vermijden dat personen met dementie per ongeluk de kookplaat inschakelen zonder te gaan koken. Verder gaat de elektrische kookplaat automatisch uit bij het verlaten van de woning of bij het slapen gaan, via het inschakelen van de knop “weg” of “nacht”. Slaapkamer Boven het bed is er een dag-/nachtschakelaar, die elke avond op “nacht” gezet moet worden en elke ochtend op “dag”. Met de nachtschakeling gaan alle rechterwandcontactdozen uit, waarop diverse apparaten aangesloten zijn, behalve koelkast, diepvries e.d. De inbraakalarmering gaat automatisch aan en de inactiviteitsmeting automatisch uit. Ook gaat de verwarming automatisch lager. Verder is er op de slaapkamer ook nog een rookmelder, die via de zorgalarmeringstelefoon gekoppeld is aan de zorgcentrale. De zorgcentrale fungeert dus ook als eerste opvang van een brandalarm, omdat de brandweer het signaal niet rechtstreeks wil ontvangen. Naast of onder het bed is een bewegingsmelder aangebracht, waarmee het licht ’s nachts automatisch aangaat, wanneer iemand b.v. naar het toilet moet. Dit moet vooral het vallen voorkomen, maar maakt het ook gemakkelijker de weg te vinden. 33 Voordeur De voordeur van elk appartement heeft een elektronisch slot, dat in de meeste gevallen te bedienen is via een tag. Resultaten van evaluaties van de eerste projecten Vooral de eerste projecten zijn door diverse organisaties geëvalueerd. Zo stelde Anke Eijck zich in 2003 de vragen: Ervaren ouderen domoticavoorzieningen in d’Altenaer te Werkendam als nuttig en bruikbaar? En zijn deze domoticavoorzieningen ook gebruiksvriendelijk? Woonzorgcomplex d’Altenaer te Werkendam (opgeleverd in 2002) Van de 40 bewoners die mee deden aan het onderzoek en die inmiddels bijna 2 jaar van de voorzieningen gebruikt gemaakt hadden, vond 92% het nuttig dat de elektrische apparaten automatisch uitgaan en de verwarming omlaag bij het omzetten van de knop in hal en slaapkamer. Er waren opmerkingen als: “Da’s fijn ja, dan lig ik in bed niet te denken of ik nou alles wel uitgedaan heb”. Maar ook gaf 67% aan wel eens te vergeten de woning in de juiste stand te zetten. Sommigen vonden het makkelijk, maar vele anderen hadden er moeite mee: “We zijn anderhalf jaar verder, het is nog steeds geen automatisme”. “’s Nachts vergeet ik het niet, maar overdag nog wel regelmatig”. 34 Woning in “thuis/weg stand” zetten Automatische verlichting in de hal Slechts 25% vond de afstandsbediening nuttig. Als belangrijkste reden werd genoemd: “het is niet nodig, ik kan nog goed lopen, dan kan een beetje beweging geen kwaad”. Het beeld van de bezoeker die aanbelt op TV: dat werd slechts door 19% van de geïnterviewden als nuttig ervaren. Opmerkingen waren: “Het is niet nodig”; “De TV hoeft niet de hele dag in de stand-by te staan”. “Er zijn veel handelingen nodig om iemand op TV te zien, wanneer de TV niet aanstaat”. Over het passief alarm zelf was men in het algemeen zeer tevreden: “Het is wel een fijn idee dat je hier niet dagen op de grond hoeft te liggen als je gevallen bent”. Ons huis en ons leven zullen steeds meer “gecontroleerd” worden door machines. Is dit menselijk wenselijk? Wat de automatische verlichting in de hal betreft, 73% vond die nuttig. Voor de badkamer was dit 68%. Kritische opmerkingen van de degenen die het niet nuttig vonden: “Hij blijft te lang aan”. “Hij hoeft niet aan als buiten de zon schijnt”. De plintverlichting voor automatisch licht ’s nachts bij het naar het toilet gaan: “Als mijn man zich omdraaide in bed ging dat licht aan”. “Het is niet vervelend, maar toch veel licht ’s nachts”. 35 Plintverlichting naast het bed Elektrisch slot op voordeur De eigen voordeur hoeft voor de meesten (75%) niet op afstand geopend te worden. Men loopt liever naar de voordeur om iemand binnen te laten. Wel gebruikte men de zorgtelefoon om de centrale toegangsdeur op afstand te openen. De algemene conclusie van het onderzoek was dat de meeste bewoners domoticavoorzieningen wel accepteren, mits in sommige gevallen duidelijk verbeterd (licht te fel, te lang aan, betere afstandsbediening, etc.) en dat ze ze ook goed in staat zijn om die te gebruiken. Bereikte aantallen installaties na ongeveer 10 jaar Er zijn geen exacte gegevens bekend over alle woningen in Nederland waarin globaal de domoticavoorzieningen zoals hierboven beschreven, of een groot deel daarvan, zijn aangebracht. Maar op basis van de gerealiseerde projecten in het eerste decennium van deze eeuw, zijn er ongeveer 10.000 nieuwbouwwoningen gerealiseerd met een behoorlijk geïntegreerd pakket aan domoticavoorzieningen. Maar op basis van de gerealiseerde projecten in de eerste anglicisme decennium van deze eeuw, zijn Hoe blijven ouderen autonoom er ongeveer 10.000 nieuwbouwwoninwanneer domoticasystemen zelfstandig gen gerealiseerd met een behoorlijk beslissingen gaan nemen op basis van de geïntegreerd pakket aan domoticainput van allerlei sensoren voorzieningen. Daarnaast zijn er vele tienduizenden woningen met zorgalarmering, gecombineerd met een of meer sensoren. Hoewel met zorg op afstand of screento-screen communicatie al jarenlang wordt geëxperimenteerd wordt, is deze vorm van “domotica” per begin 2014 nog niet in veel meer dan zo’n 3000 woningen geïnstal- 36 leerd. Dit heeft vooral te maken met de hoge kosten van een beveiligde verbinAlleen de eerste generatie van ding en de vergoeding van de uren van zorgalarmeringssystemen is op dit moment zorg op afstand, die slechts gelimiteerd algemeen aanvaard plaatsvindt. E-health, m.n. het thuis monitoren van vitale functies als bloeddruk, oximetrie en spirometrie vindt ook nog maar zeer beperkt plaats (bij niet veel meer dan 1000 patiënten). Dit heeft ook te maken met o.a. beperkte vergoeding door zorgverzekeraars en diverse andere barrières. Het aantal villa’s in het hoge tot zeer hoge woonsegment dat met domotica voor comfort en luxe is uitgerust, wordt per begin 2014 geschat op enkele duizenden. Hoewel domotica in eerste instantie bedoeld was voor zelfstandig wonen, hebben ook de intramurale instellingen voor langdurige ouderenzorg en gehandicaptenzorg domotica “ontdekt”. Al in 2011 schatte de Inspectie voor de Volksgezondheid dat zo’n 30.000 – 40.000 plekken in de intramurale ouderenzorg voorzien waren met alleen een bedmat, infraroodsensor, uitluistersysteem, camerabewaking of een combinatie ervan. Voor efficiëntere nachtbewaking in kleinschalig groepswonen en intramurale voorzieningen van verstandelijk gehandicapten zouden ook al zo’n 40.000 kamers met een uitluistersysteem uitgerust zijn. De vraag is uiteraard of de hier genoemde sensoren echt tot domotica gerekend moeten worden, maar deze sector vindt zelf van wel. Ten aanzien van ontwikkelingen in de domotica of zorgtechnologie in het algemeen kan onderstaande figuur gehanteerd worden: 37 Er wordt in de kolommen onderscheid gemaakt tussen de traditionele zorgalarmering, al dan niet gecombineerd met sensoren; slimme woningen inclusief zorgalarmering, klassieke domotica en meer intelligentie; en de slimme woningen uitgerust met vaste en mobiele intelligentie (robotica). In de tijd gezien wordt wel eens gesproken over eerste, tweede en derde generatie systemen. Begin 2014 zijn we niet veel verder dan het eerste kwadrant links boven, als algemeen geaccepteerde technologie. Met de drie kwadranten er omheen wordt volop geëxperimenteerd. De overige 5 kwadranten zitten voornamelijk nog in de researchsfeer en verkeren dus nog op laboratoriumschaal. Gebruik van interfaces door de huidige generatie 80-plussers In het algemeen kan gesteld worden dat de huidige generatie boven 80 jaar oud weinig of geen ervaring heeft opgedaan met computers. Het is dan ook vooral deze groep die te maken heeft met de digitale kloof in de huidige maatschappij, waarin bankieren welhaast alleen met telebankieren kan, waarin boodschappen via Internet besteld kunnen worden, etc. Smart Vooral tachtigplussers Homes heeft eind 2013 nog eens een grondige analyse hebben te maken met de gemaakt van waar de beperkingen liggen van huidige z.g. gebruiksvriendelijke systemen. Er werd een viertal digitale kloof commercieel beschikbare systemen getest in De Slimste Woning van Nederland. Ouderen in deze leeftijdsgroep moesten allerlei taken verrichten met een systeem dat gebruik maakt van de TV, met een vast touchscreen en met een tablet. Diensten via TV Diensten via touchscreen Steeds bleek dat systemen (op een enkele uitzondering na) impliciet verkeerde uitgangspunten gehanteerd hebben bij het ontwerp van interfaces: zo hebben deze ouderen in het algemeen meer moeite met gelaagdheid in interfaces (doorklikken) en zijn er nog teveel automatismen die te maken hebben het bediening van het QWERTY toetsenbord. Anderzijds is tijdens dit diepteonderzoek ook gebleken dat 38 men snel kan en wil leren, als er maar persoonlijke aandacht wordt gegeven bij de uitleg en instructies. De introductie van tablets en in mindere mate smartphones (vanwege de grootte van het scherm) hebben wel een enorme verbetering gegeven ten aanzien van gebruiksinterfaces. Desalniettemin zijn ook hier nog flinke verbeteringen mogelijk. Patroonherkenning Waar in intramurale instellingen en instellingen voor verstandelijk gehandicapten ’s nachts de geluidspatronen handmatig bekeken worden door een centralist, is dit niet meer mogelijk bij de vele data die opkomen met het gebruik van de draagbare sensoren en apparaten. Machines worden inmiddels ook steeds beter in patroonherkenning. Waar patroonherkenning door mensen beperkt is tot bepaalde typen patronen (gezichten, spraak, geluid, etc.) kunnen machines elk type patroon herkennen. Nog belangrijker: mensen zijn beperkt tot enkele tientallen variabelen, machines kunnen gelijktijdig duizenden variabelen meenemen. De ontwikkelingen in patroonherkenning van z.g. big data gaan in snel tempo. Patroonherkenning door mens Op kleinere schaal kan echter ook nog heel veel informatie uit gegevens van alledag worden gehaald. Smart Homes startte begin 2014 samen met het bedrijf Verklizan en enkele grote zorgorganisaties een project op, waarmee op basis van vroege indicatoren voor kwetsbaarheid heel eenvoudig het risico op vallen is op te sporen. De eerste triage vindt plaats via een meldkamer, de telefoon en vragenlijsten. Daarnaast vindt regelmatig een eenvoudige loopsnelheidsmeting plaats. Op basis van het verdere gebruik van personenalarmering kan via patroonherkenning inzicht worden gekregen in de verhoogde kans op vallen en kunnen tijdig preventieve maatregelen worden genomen. Een ander project met patroonherkenning is gebaseerd op basis van de combinatie van beschikbare gegevens uit grote landelijke databases en specifieke enquêtes onder groepen wijkbewoners, patiënten, enz. Hiermee ontstaan voor beleidsmakers, zorgverzekeraars en andere partijen interessante nieuwe inzichten in de specifieke zorgbehoefte in 39 een bepaald geografisch gebied, de voorkeuren van de bewoners en het financieel draagvlak onder de bevolking. Robotica Een belangrijke nieuwe trend van de afgelopen 5 jaar is de ontwikkeling van robotica voor gebruik in de woning. Er kan onderscheid gemaakt worden in z.g. gezelschapsrobots en in service robots. De tweede groep heeft een of twee armen, waarmee iets aangereikt kan worden. Het eerste type robots is vooral bedoeld om een alleenwonende persoon “gezelschap” te houden, actief structuur in dagelijkse activiteiten aan te reiken, de veiligheid te monitoren, en te prikkelen om diverse activiteiten te ondernemen (bewegen, geheugentraining, ontspanning, etc.). Smart Homes heeft samen met een aantal Europese partners meer dan 6 jaar ervaring in de ontwikkeling van gezelschapsrobots. Uit onderzoek met veel senioren is gebleken dat het grote verschil tussen gezelschapsrobots en een tablet vooral ligt in het feit dat een autonome robot veel beter in staat is om alleenwonende ouderen te prikkelen en motiveren. Uit zichzelf zal iemand minder snel een tablet aan zetten. Bovendien is uit de eerste experimenten gebleken dat men al heel snel dergelijke autonoom opererende machines als “maatje” ging zien. Verwacht wordt dat deze gezelschaprobots met bovengenoemde functies over enkele jaren op de markt zullen komen. De service robots zullen naar verwachting niet eerder dan over 5 jaar of later beschikbaar zijn, omdat het autonoom verrichten van fysieke handelingen in huis door een machine nog heel wat meer aspecten van veiligheid, bedrijfszekerheid en acceptatie heeft. Vooruitblik voor komende vijf jaar In de komende jaren, naar 2020 toe, zullen steeds meer machines over ons gedrag, ons lichaam, onze routines en activiteiten waken, maar ook onze volgende stap gaan voorspellen. Daaraan wordt nu al volop gewerkt en diverse elementen zijn al voorhanden: slimme vloeren, die het looppatroon van een persoon kunnen volgen, slimme kleding met ingebedde sensoren, slimme pillen, etc. De nanotechnologie maakt rasse schreden, nog steeds volgens de versnelling zoals de Wet van Moore in de computerwereld die aangeeft. 40 Slimme vloeren Op domoticagebied zullen we ook een verdere digitalisering van de woonomgeving zien. Systemen, apparaten en sensoren in huis zullen meer en meer met elkaar verbonden worden via draadloze signalen. Doordat sensoren, chips en batterijen steeds kleiner worden werd b.v. al in 2013 de eerste pacemaker zonder een operatie via een slagader in het been in het hart ingebracht. We zullen steeds meer sensoren bij ons en in ons lichaam dragen. Er zal een verdere vervaging in de grens tussen mens en machine optreden. De permanente doorontwikkeling van apparaten houdt nooit op. Apparaten zullen zich steeds meer zichzelf kunnen configureren en aanpassen aan veranderende omstandigheden. Privacy Privacy is een fundamenteel mensen recht. In de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, art. 12 staat: “Niemand zal onderworpen worden aan willekeurige inmenging in zijn persoonlijke aangelegenheden, in zijn gezin, zijn tehuis of zijn briefwisseling, noch aan enige aantasting van zijn eer of goede naam. Tegen een dergelijke inmenging of aantasting heeft een ieder recht op bescherming door de wet”. De vraag is dus of onze huidige wet- en regelgeving nog wel voldoende bescherming biedt. Immers, we De behoefte neemt toe aan een leven in een netwerksamenleving, waarin ecosysteem voor beveiligde gegevens die, allerlei sociaal-organisatorische netwerken, ICT-netwerken en infrastructuren met elalleen na autorisatie van de burger zelf, kaar zijn verbonden, waardoor informatie gebruikt mogen worden uit verschillende databases gemakkelijk kan worden gekoppeld. En dat gebeurt dus ook al op grote schaal. Je zou kunnen zeggen dat er op het eerste gezicht niet veel is veranderd t.o.v. van 50 jaar geleden: toen wist de winkelier in je dorp precies wat jij nodig had, hij kende jou, jouw smaak en voorkeuren en adviseerde jou. Nu adviseren steeds meer websites, dankzij o.m. de cookies. We weten nu alleen niet meer hoe, waar en wanneer informatie wordt gedeeld en we hebben er geen toestemming voor gegeven (behalve dan voor de onduidelijke cookies). Ook de Nederlandse Wet Bescherming Persoonsgegevens uit 1995 lijkt in dit opzicht niet meer te passen bij de huidige ontwikkelingen in 41 de informatiesamenleving. Computersystemen worden steeds krachtiger en kunnen steeds meer patronen herkennen. Ze zijn echter nog steeds gebaseerd op algoritmes, die niet overweg kunnen met informatie die niet in hun procedures passen of uitzonderlingen op de regel zijn. Zo kunnen drones en andere robots in oorlogsomgeving nog geen onderscheid maken tussen onschuldige burgers of terroristen. Maar ook in andere sectoren waar menselijkheid een wezenlijk onderdeel vormt, b.v. bij sociaal beleid, kan de ontmenselijking van besluitvorming ook tot ongewenste neveneffecten leiden. Er worden nu ook al domoticasystemen ontwikkeld die zelfstandig beslissingen moeten nemen op basis van input van allerlei sensoren in huis. Als de al decennia lang bestaande thermostaat in huis de verwarmingsketel weer heeft laten branden, kun je die zelf heel eenvoudig overrulen, maar het wordt lastiger als oudere mensen door een groot complex van sensoren en systemen dingen in huis zien gebeuren, die ze zelf niet meer in de hand hebben. We zijn in een tijd gekomen, waarin het steeds belangrijker wordt om de juiste informatie te halen uit de enorme hoeveelheid gegevens die verzameld worden. Informatie wordt dus, na de klassieke productiefactoren arbeid, kapitaal en natuurlijke hulpbronnen, de vierde belangrijke factor van economisch belang. Door veel krachtigere computers en nog betere datacompressie kunnen grote hoeveelheden gegevens steeds sneller geanalyseerd worden. Zelf dragen we, onwetend en vol onschuld, bij aan het ruimWe zullen nu al goed moeten hartig weggeven van gegevens over ons zelf: nadenken over hoe we willen omgaan door maar al die apps te downloaden, door de met de permanente doorontwikkeling sociale netwerken, etc. van apparaten Daarnaast zijn er nog andere belangrijke ICT ontwikkelingen: Cloud computing maakt grootschalige dataopslag en softwaregebruik via het Internet mogelijk. Maar software wordt ook steeds meer ingebed in de hardware van onze apparaten. Steeds meer simpele producten krijgen draadloze sensoren ingebouwd, zodat ze gemakkelijk via Internet bereikbaar worden. Kortom, om ons heen ontstaat een geweldig elektronisch zenuwstelsel, dat een belangrijke rol gaat spelen in onze economie, zorg, welzijn en sociaal leven. De vraag is daarbij terecht of ons menselijk brein is aangepast aan deze snelle toename van informatie. Door sommigen wordt al gewezen op problemen van medische aard, zoals hoge bloeddruk, bijziendheid, verwarring, verslechterd oordeelsvermogen, ongevoeligheid, etc. Het goed kunnen omgaan met die grote overmaat aan informatie wordt dus steeds belangrijker. Gelukkig helpen ook hier computers weer steeds meer: informatie wordt gepersonaliseerd en kan dus op jouw behoefte worden afgestemd. De bijbehorende vraag is dan ook: wie is baas van al die informatie van mij en over mij? Doordat onze gegevens in talloze databases worden verzameld, ontstaat ook steeds meer behoefte aan een nieuwe datainfra- en datainfostructuur, met het individu als knooppunt binnen een onafhankelijk trusted framework. 42 Naar een onafhankelijk ecosysteem voor beveiligde gegevens die, alleen na autorisatie van de burger zelf, mogen worden gebruikt voor analytics Conclusies Er is in Nederland al meer dan 20 jaar gepionierd en geëxperimenteerd met domotica. Nederland behoort hierin, naast in allerlei andere gebieden, ook tot de koplopers in Europa. De nieuwe draagbare apparaatjes, zoals smartphones en tablets, alsmede de nieuwe generatie domotica, zorgen voor veel nieuwe data. De intelligentie is daarbij het vinden van patronen in de enorm groeiende hoeveelheden data. Daarmee kunnen afwijkend gedrag, naderende gezondheidsproblemen en ziekten beter worden voorspeld en kunnen tijdig, door b.v. aanpassing van de woning, maatregelen genomen worden. Dat zal in de gezondheidszorg en ouderenzorg tot enorme kostenbesparingen kunnen leiden. Maar die Transparantie van big data heeft transparantie heeft echter ook een prijs: vrijwel een prijs: echte privacy zal een zeer elke vorm van privacy zal hiermee verdwijnen, echte privacy zal een zeer kostbaar goed workostbaar goed worden den. Ons huis en ons leven zullen steeds meer “gecontroleerd” worden door machines…. Is dit alles menselijk wenselijk? 43 Discussie Schnabel: Dank je wel. Ik heb na je lezing wat gemengde gevoelens over de domotica: aan de ene kant zijn er ongelofelijke mogelijkheden, aan de andere kant is de bruikbaarheid, die voor de zorg van met name oudere mensen van belang is, nog maar zeer beperkt, zoals je zelf ook aangaf. Dat heeft te maken met de coördinatie, met dat de domotica inspelen op andere dingen dan die de mensen wenselijk vinden. Ik zag bijv. de oudere in de scène dat het licht automatisch aangaat, als het ware aan zijn elektriciteitsrekening denken… dat heeft ook met die generatie te maken. Westendorp: Hartelijk dank voor uw overzicht. Ik heb ook een dubbel gevoel, meer in algemene zin. Mag ik u uit de tent lokken door te zeggen van “Is het toch nog zo dat we op het ogenblik totaalconcepten aan het ontwikkelen zijn, waarvan u terecht aangeeft dat ze maar heel mondjesmaat opgepikt worden?” “Moeten we niet naar een Gammaconcept dat we veel meer losse componenten aanbieden waaruit de mensen zelf kunnen kiezen wat ze daarmee doen?” Of gebeurt dit al? Van Berlo: Ja er zijn bijvoorbeeld bij de Lidl en de Gamma al heel veel van die simpele dingetjes te koop, bijv. 3 blokjes die je in je stopcontacten stopt en waarmee je je lampen kan bedienen op afstand, maar veel verder gaat het niet. Dat heeft ook te maken met de interoperabiliteit, d.w.z. het op elkaar afgestemd zijn van de apparatuur en de sensoren. Daar zijn we nog net niet aan toe, totdat, denk ik, de grote bedrijven zich op de domotica storten. Afgelopen maand was er in Las Vegas een consumentenelektronicashow waar Samsung gezegd heeft dat ze voor in huis veel meer gaan aanbieden. Ook Apple, weten we, is daar mee bezig. Als dit soort grote partijen zich er mee gaan bezig houden dan zouden zij de standaard kunnen gaan maken. Het grote probleem in domotica-land van dit moment is, dat die er niet is. Je koopt onderdelen bij verschillende fabrikanten en die passen nooit samen, je krijgt niet de intelligentie die je zoekt. Er zijn weliswaar eenvoudige stand-alone oplossingen die werken (denk aan de elektronisch bestuurbare voordeur), maar dat is niet de intelligentie waar we naar toe gaan. Van Boxtel: Mijn ervaring is: die fantastische nieuwe technologie gaat altijd over: “wat kan er aangeboden worden?” Dat is schier oneindig, maar wat de aanbieders vergeten is de cruciale vraag die Steve Jobs zich wel stelde: “niet wat maar hoe?” Als de apparaten in het gebruik ergens te kort schieten, is de innovatie zinloos. Ik denk dat we veel meer naar de individuele situatie moeten: wat willen mensen individueel, in hun situatie, hebben om te verbeteren. En dan kan je dat wat jullie gemaakt hebben wel als individueel maatwerk aanbieden. Als dat niet zo is, en het blijven allemaal standaard concepten, dan gaat dit niet vliegen. Becker: Ik heb destijds uitvoerig onderzoek gedaan voor Philips naar Technology-generations. Generaties in de hantering van ICT gestuurde apparatuur. U kunt, op basis van alle mogelijke handleidingen leren hoe ICT gestuurde apparatuur werkt. Maar als het 44 misgaat, als het niet functioneert, heb je geen goede handleiding. Dan moet je zonder handleiding proberen te vinden wat de oplossing is. Dat moet je doen op basis van de herinnering die je hebt, de informatie die je in je hebt, en dan gaat spelen tot welke technologie generatie je hoort. Uiteraard zitten er in de senioren verschillende generaties en langzaam schuiven die generaties de volgende generatie weer in. Maar u zult ze ook moeten leren hoe ze moeten omgaan met fouten. Van Berlo: In de eerste plaats wil ik zeggen dat ik het heel fijn vind om te merken dat u in de zaal bent Prof. Becker. Toen ik 20 jaar geleden begon heb ik reeds uw artikelen gelezen. Uw probleem zal zich niet vanzelf oplossen. Als we kijken naar de snelheid waarmee kinderen vertrouwd raken met informatica, bijv. 30% van de baby’s tot 1 jaar mag een iPad gebruiken: dat is een hele nieuwe techniek generatie! Ik dank dat die techniekgeneraties door zullen blijven gaan en dat de problemen op dat vlak alleen maar toe zullen nemen. Mevr. Van Gennep: dank voor uw verhaal. Op één punt ben ik het niet helemaal met u eens, dat is de ontmenselijking van de besluitvorming. Ik denk dat we juist naar de vermenselijking van de besluitvorming gaan. Als voorbeeld noem ik de chronisch zieken die nu, in tegenstelling tot vroeger, de beschikking krijgen over heel veel data. Ze kunnen die ook zelf meten en ze kunnen er iets mee doen. U kent ongetwijfeld ook de website “patients like me”, waar patiënten ervaringen kunnen delen met anderen met gelijke problemen. Ze weten nu soms beter dan de begeleidende arts wat er bij hen moet gebeuren! Van Berlo: Ja, dat meten konden we vroeger niet zelf, toen was je helemaal afhankelijk van je arts. Toch gaat de machine gaat (een deel van) de regie overnemen. Die gaat patronen analyseren, natuurlijk geeft hij jou de juiste informatie, en daar kun jij dan weer verder op borduren en ja of nee zeggen. Maar wat ik bedoelde was vooral de woning, de domotica, ik denk dat daar dingen gaan gebeuren die nu nog bijna ondenkbaar zijn. Ik zou als voorbeeld de thermostaat willen nemen, die zo’n jaar of 40 geleden opkwam en die er voor zorgt dat als de temperatuur in de kamer te veel zakt, u niet naar het stookhok hoeft te lopen om de c.v. aan te zetten. Dat is een slimmigheidje. In de toekomst komt er zoiets als camera’s en sensoren die van alles gaan meten en patronen in herkennen. Op basis van al die gemonitoorde zaken gaat de techniek van je huis dan bepaalde beslissingen nemen: de techniek gaat bepaalde beslissingen voor jou nemen. Let wel dit is natuurlijk alleen bedoeld voor mensen die zelf niet in staat zijn om die beslissingen te nemen, niet voor degene die deze knoppen gewoon af wenst te zetten…. Van Amerongen: Zijn we niet te vroeg begonnen met al deze experimenten? De technologie was er wellicht nog niet rijp genoeg voor. Van Oerle: klopt het dat u heel weinig informatie hebt gegeven over wat er buiten Nederland gebeurt? Ik herinner me dat Japan 10 jaar geleden al zoveel verder was met de 45 robots, ik hoor daar nu niets over. Hebben we daar niet wat van kunnen leren? Van Berlo: Je ziet prachtige verhalen uit Japan, ik ben er zelf een paar keer geweest, maar er is nogal wat oplichterij bij. Wij in Nederland, en daar ben ik echt trots op, hebben veel meer ervaring met domotica. We hebben geleerd van de projecten die we gedaan hebben, maar dat hebben ze daar in Korea en Japan niet. Wij zijn in Europa koploper op het gebied van de domotica. Van Hee: Ik ben gepensioneerd, maar wel directeur van een kleine start-up die zorgrobots maakt. Dat zijn robots die hele simpele dingen doen (bijv. een glaasje water halen). Ze kunnen als ze eenmaal verder ontwikkeld zijn, bijv. een kopje thee voor je halen of de deur voor je open doen als jij dat wil. In Japan zijn een paar hele grote robotbouwers voor de industrie, maar verder gebeurt het allemaal door die kleine “keutelaars” zoals ik…..! 46 Nick Guldemond Chief Innovation Officer & Business Development UMC Utrecht Over de rol van technologische ontwikkelingen en zorgbeleid ten behoeve van integrale zorg Deze lezing geeft een beschouwing vanuit internationaal maatschappelijk-economisch perspectief op technologische ontwikkelingen die kunnen bijdragen aan het oplossen van problemen in onze gezondheidzorg die samenhangen met een toenemende vraag en minder middelen. Eerst zullen de sociaal-economische implicaties van de vergrijzing op de gezondheidszorg worden geschetst. Aansluitend worden de noodzakelijke paradigma verandering en de rol van geïntegreerde zorg en technologie toegelicht. Vervolgens worden de mogelijkheden van consumentenelektronica en informatie besproken om zorg persoonlijker en efficiënter te maken. Tot slot, wordt de rol van de burger en zijn omgeving beschreven bij het organiseren van lokale zorg en hoe door digitale verbindingen, mensen verbonden raken. De invloed van de vergrijzing op de verhouding tussen het aantal werkenden ten opzichte van gepensioneerden zal de komende jaren aanzienlijk zijn. Dit komt mede doordat mensen langer leven dan ooit tevoren en tegelijkertijd minder kinderen krijgen dan vroeger. In 2007 waren er in Europa gemiddeld vier werkenden op De lokale gemeenschap als “living lab” is een gepensioneerde, terwijl dit in 2050 de relevante omgeving waarin ontwerpers, gemiddeld twee werkenden op een gepensioneerde zal zijn. Deze twee weringenieurs, wetenschappers, bedrijven kenden zullen voor kinderen en oudeen consumenten producten, diensten en ren moeten zorgen, de publieke taken processen voor zorg en welzijn ontwikkelen moet uitvoeren als het vuil ophalen, onderwijzen en belasting innen alsook de economie laten groeien door bedrijvigheid en innovatie. Niet alleen Europa maar veel westerse landen in de rest van de wereld staan voor dezelfde uitdagingen als gevolg van de vergrijzing. In het Europa van 2050 komt Nederland er met een verhouding van 3:1 relatief gunstig af, maar in landen als Italië en Spanje zijn er regio’s met ongeveer 1.5 werkenden op 1 oudere zijn de gevolgen dramatisch. De voorspelling van deze “age dependency ratio”1 voor China zijn door het één kind beleid sinds 1979 nog veel ongunstiger. 1 http://www.economicshelp.org/blog/glossary/dependency-ratio/ 47 Ouderdom komt met gebreken: volgens een rapport van het RIVM in 2005 heeft ongeveer de helft van alle Nederlands boven 65 jaar 1 of meer chronische ziekten2. Nieuwe cijfers van 2013 laten zien dat Nederlanders, ondanks de toegenomen levensverwachting, eerder en vaker een chronische aandoening krijgen. De stijging van de laatste jaren is zichtbaar binnen alle leeftijdsgroepen. In de afgelopen jaren is het aantal mensen met één of meer chronische ziekten met 17% gestegen. Daarnaast is het aantal mensen met multi-morbiditeit met 26%, nog harder gestegen3. Chronische aandoeningen De meeste westerse gezondheidszorgsystemen hebben negatieve gevolgen voor onafhankelijkheid en economische prozijn georganiseerd op het behandelen ductiviteit. De afhankelijkheid van de van problemen en niet op het voorkomen krimpende werkende bevolking neemt van daarvan hierdoor alleen maar toe. De meeste westerse gezondheidszorgsystemen zijn georganiseerd op het behandelen van problemen en niet op het voorkomen van daarvan. De zorg wordt grotendeels verleend door professionals in instituten als ziekenhuizen, verpleeghuizen, GGZ-instellingen, etc., die de laatste decennia door stapsgewijze fusies in omvang zijn toegenomen. Het beleid om te wachten totdat de gezondheidsproblemen ontstaan om vervolgens deze te laten behandelen door professionele organisaties heeft een hoge prijs in termen van financiën, faciliteiten en menskracht: het aandeel van de zorguitgaven in het bruto binnenlands product (bbp) steeg van 14,8 procent in 2011 tot 15,4 procent in 20124. Tezamen met de hierboven beschreven gevolgen van minder werkende mensen in combinatie met een toenemende zorgvraag, is de huidige organisatie van zorg onhoudbaar. Bovendien is het zeer waarschijnlijk dat de gevolgen van een onveranderd zorgbeleid de aanleiding vormen voor een aanhoudende economische crisis. Hoewel deze blik in de nabije toekomst zorglijk is, worden thans maatregelen getroffen die gevolgen van de vergrijzing, de toename van chronisch zieken en een niet adequaat zorgsysteem tegen gaan. Er zijn drie hoofddoelstellingen in het Europese beleid te onderscheiden. Ten eerste het verhogen van de pensioenleeftijd om de arbeidsparticipatie te bevorderen5. De Europese Commissie heeft Nederland aangeraden de pensioenleeftijd stapsgewijs te verhogen naar 67 jaar in 2024. Daarna wordt de leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting6. Met deze verhoging van de pensioenleeftijd verandert ook de 2http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/ziekten-en-aandoeningen/chronische-ziekten-enmultimorbiditeit/hoeveel-mensen-hebben-een-of-meer-chronische-ziekten/ 3http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Algemeen_Actueel/Nieuwsberichten/2013/Aantal_ chronisch_zieken_neemt_toe 4 Centraal Bureau voor de Statistiek PB13-037 16 mei 2013 5http://www.ser.nl/nl/publicaties/overzicht%20ser%20bulletin/2012/februari_2012/04.aspx 6http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/europese-unie/europa-2020/europa-2020-gevolgen-voornederland 48 “age dependency ratio” waarvoor nu 65 jaar als factor wordt gehanteerd: de verhouding tussen het aantal werkenden en gepensioneerden wordt hierdoor gunstiger. De tweede hoofddoelstelling is gericht op het gezonder houden en zelfstandiger laten leven van (toekomstige), senioren. Zoals bleek uit het voorgaande stijgt het gezonde aantal levensjaren niet in dezelfde mate als de levensverwachting: er is zelfs sprake van een relatieve daling van gezonde levensjaren. Daarom heeft de Europese Commissie zich tot doel gesteld om het gezonde aantal levensjaren met twee jaar te verlengen: “two more healthy life years”7. Het programma European Innovation Partnership “Active and Healthy Ageing” is een concrete uitwerking van deze ambitieuze doelstelling met actieplannen waarin organisaties uit de lidstaten samenwerken: increase the average healthy lifespan of Europeans by 2 years by 20208. Tot slot, is de derde hoofddoelstelling gericht op het efficiënter maken van onze maatschappij door hervorming van de nationale zorgstelsels, inclusief de betrokkenheid van de burger, en het beter toepassen van de mogelijkheden die technologie kan bieden. Wanneer de productiviteit van de werkende bevolking door meer efficiëntie kan worden verhoogd, draagt dat bij aan economische ontwikkeling en stabiliteit. De samenhang tussen de besproken hoofdoelstellingen: meer participatie, gezonder leven en slimmer samenwerken wordt in het volgende deel nader belicht. Figuur 1. 7http://ec.europa.eu/health/indicators/healthy_life_years/hly_en.htm 8http://ec.europa.eu/health/ageing/innovation/index_en.htm 49 Sinds decennia wordt er nagedacht over een alternatief raamwerk voor het organiseren van de gezondheidszorg die in de westerse wereld veelal wordt gekenmerkt als reactief, gefragmenteerd en primair georiënteerd op (bio)medische aspecten van ziekte in plaats van gezondheid. De alternatieve zorgmodellen gaan uit van multidisciplinaire samenwerking en bieden een meer holistisch perspectief op gezondheid en welzijn. De Europese Commissie en veel lidstaten propageren een paradigma verandering waarin de huidige professionele mono-disciplinaire en institutionele zorg transformeert naar een systeem met 1) relatief kleine instituten waarin de hoog-complexe zorg is geconcentreerd, 2) gezondheidscentra dicht bij burger in de buurt waar een breed palet aan zorgdiensten kan worden aangeboden, en 3) een grote betrokkenheid van de burger en werkgever bij het verlenen van zorg in de lokale omgeving. Hierbij is de onderlinge samenwerking tussen de betrokkenen, inclusief de directe omgeving van de patiënt zoals mantelzorgers, belangrijk. De samenvatting van deze paradigma verandering is weergegeven in figuur 1. Om deze paradigma verandering te realiseren is een aantal elementen voor de organisatie van zorg relevant: zowel binnen de gezondheidszorg zelf als de rol van de burger en zijn lokale gemeenschap. Gegevens van laboratoria, patiëntendossiers, medicatie, medische beeldvorming, financiële De samenhang tussen deze elemengegevens, persoonlijke gegevens via internet en ten zijn begin jaren negentig in het 9 “Chronic Care Model” door Wagner gebruik van sociale media leiden tot een explosie beschreven en Barr10 heeft later het van “big data” belang van preventie en de rol van de gemeenschap geaccentueerd. Thans vormt het zogenoemde “Integrated Care Model” de basis van verschillende beleidsdocumenten van de Europese Commissie over de gezondheidszorg11. Het “Integrated Care Model” met de verschillende elementen is samengevat in figuur 2. Een transformatie is wenselijk naar een systeem met kleine instituten voor de hoogcomplexe zorg, brede gezondheidscentra dicht bij burger en een grote betrokkenheid van de burger 9 Wagner, E.H., Austin, B.T., Von Korff, M.: Improving outcomes in chronic illness. Managed Care Quarterly 4(2), 12–25 (1996) 10 Barr, V.J., Robinson, S., Marin-Link, B., Underhill, L., Dotts, A., Ravensdale, D., Salivaras, S.: The expanded Chronic Care Model: an integration of concepts and strategies from population health promotion and the Chronic Care Model. Hospital Quarterly 7(1), 73–82 (2003) 11http://ec.europa.eu/health/ageing/key_documents/index_en.htm#anchor1 50 Figuur 2. Zorg is een informatie gedreven proces en informatie-uitwisseling is een essentieel aspect van een goed functionerend zorgsysteem. Zowel voor een goede zorgverlening als de onderlinge samenwerking is het noodzakelijk dat alle betrokkenen, zowel de verschillende zorgprofessionals als de informele zorgers, te allen tijde en in elke situatie over de juiste informatie kunnen beschikken. Door de gefragmenteerde organisatie van de zorg, het ontbreken van een “elektronisch patiënten dossier” en informatiesystemen die niet met elkaar kunnen communiceren is dit vaak nu niet mogelijk. Besluitvorming tijdens de zorgverlening is een complex en dynamisch proces waarbij frequente onderlinge afstemming en betrokkenheid van de patiënt en zijn omgeving belangrijk zijn. Naast intensieve communicatie is ondersteuning van de besluitvorming met richtlijnen en protocollen gewenst om een efficiënte, veilige en kwalitatief goede zorg te bieden. Het leveren van zorg heeft betrekking op de integrale wijze van zorgverlening. In plaats van uit een specifieke medische of sociale discipline zorg te leveren, speelt een multidisciplinair team in op de behoeften van de patiënt en zijn naasten. Zelfmanagement of “eigen regie” geeft de verantwoordelijkheid aan van de burger in deze multidisciplinaire zorgverlening. Daar waar mogelijk zal de burger zelf actie moeten ondernemen en bijbehorende vaardigheden moet ontwikkelen om zijn gezondheid te bevorderen. Uiteraard rekening houdend met de eigen sterke en zwakke kanten, interesses, waarden en ambities12. De betrokkenen in de omgeving van de patiënt hebben daarbij ook een verant12 Ishikawa H, Yano E. Patient health literacy and participation in the health-care process. Health Expectations 11[2], 113-122. 1369-7625 2008. 51 woordelijkheid bij het ondersteunen om zo optimaal mogelijk gezond en zelfstandig te leven. Dit beperkt zich niet alleen tot de privé situatie maar ook hoort de werkomgeving van de patiënt hierbij. Volksgezondheid en preventie verdienen meer aandacht om uiteindelijk gezondheidsproblemen op de korte en lange termijn te beperken Incidenten met informatiebeveiliging en/of te voorkomen. Aangezien in deze wekken wantrouwen bij burgers en vormen paradigma verandering de rol van de pro-actieve burger centraal staat zal de daarmee een bedreiging voor de potentiele gemeenschap rondom lokale initiatiemogelijkheden ven moeten worden gemobiliseerd. Op deze wijze worden de vragen en eisen die de overheid aan de burgers stelt tastbaar en kan een bijdrage aan de oplossingen worden geconcretiseerd. Technologie is onmisbaar om deze doelen op een efficiënte en betaalbare manier te bereiken. Een voorbeeld van de geschetste integrale werkwijze is geïllustreerd in figuur 3: valpreventie. Figuur 3. 52 Vallen bij ouderen is een groot maatschappelijk probleem en leidt vaak tot ernstige complicaties en hospitalisatie (blokjes-stippellijn). Met pro-actieve huis-aan-huis bezoeken kunnen fragiele ouderen worden geïdentificeerd en met bewezen preventieve maatregelen zoals een beweegprogramma, voedingsadviezen en sociale activiteiten kan het risico op vallen worden verkleind. Wanneer deze ouderen onverhoopt vallen zijn de complicaties minder ernstig en het herstel voorspoediger waardoor de kans op blijvende zelfstandigheid groter is. Multidisciplinaire samenwerking met overheden, sociaal-maatschappelijke organisaties en zorgprofessionals (nulde, eerste en tweede lijn) is hierbij een randvoorwaarde en technologie kan de leefomgeving veiliger maken en interactie bevorderen. Technologie voor gezondheid, zorg en welzijn kan worden ingedeeld in verschillende domeinen afhankelijk van de gezondheidsstatus en behoeften. Er zijn technologieoplossingen ter ondersteuning van 1) een gezonde leefstijl, voorlichting en risicomonitoring, 2), zelfmanagement van (chronische) ziekten 3) domotica, huisautomatisering of thuiszorgtechnologie13 en 4) technologie voor curatieve zorg of medische technologie. Deze algemene indeling staat naar gezondheidsstatus en leeftijd in figuur 4 weergegeven. Er zijn ook andere indelingen mogelijk zoals volgens het continuüm van zorg: ie technologie voor (vroeg)diagnose, interventie en monitoring. Figuur 4. 13http://www.smart-homes.nl/Domotica/Wat-is-domotica.aspx 53 Figuur 5. Met name de mogelijkheden van consumentenelektronica zoals tablets, smartphones en smartTV’s voor een gezonde leefstijl, zelfmanagement en domotica zijn interessant. Verbeteringen in bedieningsgemak, intelligente software en koppeling met andere apparaten maken technische oplossingen voor communicatie, meten van gezondheid en organiseren lokale zorg gemakkelijk14. Het toenemende gebruik van gezondheidgerelateerde apps of software op mobiele telefoons en de beschikbaarheid van draagbare meetapparatuur zoals stappentellers, hartslagmeters en activiteitenmonitors bevestigen dit. Tablets, smartphones en smartTV’s bieden door hun communicatiemogelijkZelfmanagement of eigen regie geeft de heden en de krachten van internet een verantwoordelijkheid aan de burger in de venster op de wereld voor thuisgebonden patiënten en kunnen zorg persoonmultidisciplinaire zorgverlening lijker maken. Zoals eerder aangegeven, is zorg een informatie gedreven proces. Informatiedeling in de zorgketen is niet alleen voor de onderlinge samenwerking tussen professionals van belang, maar ook voor de patiënt en zijn omgeving. Wanneer informatie laagdrempelig aan patiënten en mantelzorgers kan worden aangeboden bevordert 14 Fitrianie S, Huldtgren A, Al-Ers H, Guldemond NA. A SmartTV Platform for Wellbeing, Care and Social Support for Elderly at Home. 11th International Conference on Smart Homes and Health Telematics June 18-21, 2013, Singapore. Lecture Notes in Computer Science (LNCS), Proceedings. Springer 2013 54 dit de betrokkenheid en zelfmanagement. Ook kunnen via digitale oplossingen gemaksdiensten met zorgdiensten worden gecombineerd (figuur 5) voor ondersteuning van ouderen bij langer zelfstandig wonen. Tevens maken de beschikbare hulpmiddelen voor planning, taakverdeling en instructies de organisatie van lokale zorg met professionals gemakkelijker en efficiënter. Mobiele technologie kan mensen gezonder houden. Draagbare apparaten die kunnen meten en communiceren en verbonden zijn met internet, maken informatie persoonlijk en dit beïnvloedt het gedrag: van individuen en groepen mensen via digitale sociale netwerken. Smartphones kunnen gezonde leefstijladviezen effectiever maken door informatie te personaliseren en direct te koppelen aan het gedrag van het individu (figuur 6). Wanneer deze informatie ook via sociale netwerken met andere mensen wordt gedeeld, kan dat via normatieve sociale beïnvloeding een gezonde leefstijl bevorderen. Dat geldt niet alleen voor gedrag van individuen maar ook voor lokale gemeenschappen om bijvoorbeeld de sociale cohesie te bevorderen die noodzakelijk is voor goede lokale zorg. Figuur 7 illustreert hoe reprociteit15 als sociaalpsychologisch model in sociale media en communicatie technologie kan worden toegepast voor het beïnvloeden van groepsgedrag. Figuur 6. 15 Cialdini, R. B. (2001). Influence: Science and practice (4e druk.). Boston: Allyn & Bacon. 55 Figuur 7. Zoals blijkt uit het voorafgaande heeft de digitalisering van de sociale, zorg en consumenten sectoren een grote invloed op het verzamelen en combineren van data. Naar schatting is pas in de laatste twee jaar 80% van alle gezondheidsgerelateerde data verzameld. Dit betreffen gegevens van laboratoria, patiëntendossiers, medicatie, medische beeldvorming, financiële gegevens, persoonlijke gegevens via internet, gebruik van sociale media, etc. In deze “explosie” van data, ook wel “big data” genoemd, schuilt de belofte dat gebruik van deze gegevens voor consument, bedrijvigheid en zorg doelmatig kunnen worden ingezet. Uiteindelijk is het de vraag wie de eigenaar van deze gegevens is. De Europese Commissie is van mening dat de burger zelf eigenaar van zijn gegevens is en ook de controle moet kunnen houden over het gebruik hiervan16. De mogelijkheden van digitale technologieën om de gezondheidszorg te verbeteren lijken enorm. Echter, er zijn twee belangrijke aandachtspunten bij het gebruik van al deze gegevens: ten eerste de veiligheid en privacy van persoonlijke gegevens en ten tweede het doelmatig gebruik van big data in de gezondheidszorg. Ten aanzien van veiligheid en privacy ontstaat door de incidenten met informatiebeveiliging wantrouwen bij burgers over het gebruik en delen van persoonlijke gegevens. Dit is een bedreiging voor 16 eHealth Action Plan 2012-2020 – innovative healthcare for the 21st century, Commission Staff Working Document, COM(2012) 736 final, SWD(2012) 414 final, Brussels, 6.12.2012 56 de potentiele mogelijkheden die digitalisering voor de zorg kan bieden. Daarom is het essentieel dat de overheid een beleid voert om het vertrouwen van de burger in digitale systemen te bevorderen: bijvoorbeeld door adequate wetgeving en voorlichting. Ook kunnen technische oplossingen de veiligheid van data en apparatuur in de zorg verbeteren, zodat Het Europese antwoord: meer een elektronisch patiëntendossier net zo veilig als participatie, gezonder leven en internetbankieren kan worden gebruikt. Zowel slimmer samenwerken voor internetbankieren als een elektronisch patiëntendossier geldt dat een 100% veiligheidsgarantie niet kan worden gegeven. Een voorbeeld van een veilig elektronisch patiëntendossier dat gegevens van meerdere zorgverleners en betrokkenen koppelt is: “Pazio” (figuur 8). Pazio is eigenlijk een platform voor informatie-uitwisseling in de zorg en het beschikbaar stellen van digitale diensten van zorgverleners en andere dienstenleveranciers. Pazio is met ICT-bedrijven in het UMC Utrecht ontwikkeld als een digitale voordeur van de zorg en bruikbaar op alle computers, tablets, smartphones en smartTV’s. Figuur 8. Zoals gezegd kan het combineren van gegevens grote voordelen hebben bij het moderniseren en persoonlijker maken van de zorg. Wat daar technisch voor nodig is kan worden geïllustreerd aan de hand van een voorbeeld waarbij de mobiele telefoon We zien een stijging van de algemene wordt gebruikt om een leefstijladvies te levensverwachting, maar een relatieve daling gegeven. Hoe dit stapsgewijs in zijn werk gaat is in figuur 9 weergegeven. van het aantal gezonde levensjaren 57 Figuur 9. Sensoren in mobiele telefoons kunnen de dagelijkse bewegingen en activiteiten van een persoon registreren. Om betekenis te kunnen geven aan de signalen die deze sensoren produceren moeten deze eerst met algoritmen worden bewerkt. Vervolgens kan deze informatie worden gecombineerd met andere data over bijvoorbeeld de locatie, tijd van de dag en/of agendagegevens (zogenoemde meta-data). De combinatie van deze verschillende gegevens zegt iets over de mate, de aard en omstandigheden van de activiteiten die de persoon heeft uitvoert. Deze bundel van informatie kan worden vergeleken met dezelfde informatie van andere personen of aan de hand van normatieve criteria om overeenkomsten en afwijkingen te bepalen. De interpretatie van deze overeenkomsten en afwijkingen kan leiden tot een automatische instructie via een tekstbericht om bijvoorbeeld vanavond te gaan sporten. Dezelfde instructie kan naar relevante personen, zoals vrienden, worden gestuurd om deze persoon te ondersteunen om meer te gaan bewegen. Of daadwerkelijk wordt gesport kan ook weer worden gemeten. Dit is een simpel voorbeeld om te laten zien hoe informatie van mobiele telefoons kan worden toegepast om gezond gedrag te bevorderen. Op deze wijze kan technologie bijdragen aan gepersonaliseerde preventie dat past in het “integrated care model” zoals aan het begin van deze lezing is gepresenteerd. Het doelmatig gebruiken van grote hoeveelheden informatie is echter nog een grote uitdaging. Veel van de gezondheidsgerelateerde gegevens die worden verzameld zijn 58 ongestructureerd. Voor het vertalen van data naar bruikbare informatie (figuur 10.) zijn technische oplossingen voor opslag, transport en verwerking nodig. Bovendien zullen verschillende analysetechnieken zoals patroonherkenning, data-modelering, simulering en agent-based modelering van dergelijke hoeveelheden gecombineerde data moeten verbeteren. N.B. agent-based modelering zijn softwarematige robots die autonoom analyses kunnen uitvoeren en nieuwe intelligentie (complex adaptief systeem)17 kunnen ontwikkelen. Figuur 10. De mogelijkheden van technologie als onderdeel van de oplossing die nodig is om de maatschappelijke uitdagingen het hoofd te bieden wordt door het Europese innovatiebeleid door middel van subsidieprogramma’s ondersteunt. Waar vroeger het Europese onderzoek en ontwikkelingsbeleid kennisontwikkeling benadrukte staan de huidige subsidieprogramma’s meer in het teken van kennistoepassing en publiek-private samenwerking. Onder invloed van de crises en de grote maatschappelijke behoefte aan concrete oplossingen voor de toekomstige problemen zoals het klimaat en vergrijzing18, verschuift 17 Een complex adaptief systeem is in de systeemtheorie een systeem waarvan de onderling gerelateerde informatie componenten de mogelijkheid hebben zich aan te passen en te “leren” van eerdere ervaringen: Holland, J.H., Adaptation in natural and artificial systems: an introductory analysis with applications to biology, control, and artificial intelligence, MIT Press, Cambridge, Mass, 1992 ISBN 0-262-58111-6. 18http://www.healthyageing.eu/ 59 geleidelijk het accent binnen de Europese subsidieprogramma’s van fundamenteel onderzoek naar marktgerichte ontwikkeling en zorginnovatie. Het Europese innovatiebeleid vertoont grote overeenkomsten met het topsectorenbeleid waar kennisinstellingen, overheid en bedrijven samen oplossingen creëren met een beoogde meerwaarde voor wetenschap, maatschappij en business. Horizon 202019 Een elektronisch patiëntendossier is het overeenkomstige programma bedoeld om zal net zo veilig moeten zijn als Europa sociaal-maatschappelijk duurzaam en cominternetbankieren petitief te maken, waarbij het de ultieme doelstelling is om door innovatie de zorg betaalbaar en toegankelijk te houden. Het zal duidelijk zijn dat technologie en sociaal-maatschappelijk innovatie hierbij een grote rol spelen. De Europese Commissie stimuleert met beleidsinstrumenten ontwikkeling, implementatie en opschaling op lokaal niveau. In figuur 11 is de strategie van de Europese Commissie om “top-down” programmatisch ontwikkeling te stimuleren (H2020) en innovaties op te schalen (EIP-Active and Healthy Ageing) afgebeeld. De burger en zijn omgeving als ontwerpers van de lokale samenleving zijn hierbij een belangrijk oogmerk20. Figuur 11. 19http://ec.europa.eu/europe2020/index_en.htm 20http://www.who.int/management/general/decisionmaking/WhereArePatientsinDecisionMaking.pdf 60 Figuur 12. Er zijn veel studies uitgevoerd naar kostenbesparing en de meerwaarde van technologie voor zorg en welzijn 21 22, maar veel landen en regio’s ervaren problemen met de implementatie en opschaling. Er is vaak sprake van een onvolledige innovatieketen waarbij ontwikkeling, testen, implementeren en opschalen niet op elkaar zijn afgestemd. Zo bestaat een onwenselijke kloof tussen ontwikkeling en maatschappelijke inbedding waardoor oplossingen die de publiek-private samenwerking kan bieden voor de sociaal-maatschappelijke uitdagingen veelal onbenut blijven, ondanks het feit dat de verantwoordelijke knelpunten zoals bekostiging, informatie privacy, gebruiksgemak, standaardisatie, interoperabiliteit en niet aangepaste zorgprocessen bekend zijn. Men is van mening dat de oplossingen voor de knelpunten en draagvlak bij de consument op lokaal niveau in de gemeenschap met anderen moeten worden ontwikkeld: “community based co-creation”23. De lokale gemeenschap is de meest relevante omgeving waar ontwerpers, ingenieurs, wetenschappers, bedrijven en consumenten in een relevante omgeving, producten, diensten en processen voor zorg en welzijn kunnen ontwikkelen (figuur 12)24. Dit wordt ook wel “Living Lab” of Proeftuin genoemd. 21http://blogs.ec.europa.eu/neelie-kroes/ehealth-uk-pilot/ 22http://www.ape.nl/include/downloadFile.asp?id=287 23 Guldemond NA, Geenhuizen Van M. Livings Labs for New Health Concepts and Medical Technology in Cluster Development. Third International Engineering Systems Symposium CESUN 2012, Delft University of Technology, 18-20 June 2012 24 Solaimani S, Guldemond NA, H Bouwman. Dynamic stakeholder interaction analysis: Innovative smart living design cases, Electronic Markets - The International Journal on Networked Business, Received: 6 November 2012 /Accepted: 19 August 2013, DOI 10.1007/s12525-013-0143-5. 61 Proeftuinen kunnen worden gezien als een omgeving waarin innovaties met partners worden ontwikkeld en het gebruik ervan wordt onderzocht en gemonitord om de toegevoegde waarde (bijvoorbeeld de kwaliteit van leven of een kostenbesparing) aan te tonen en de juiste toepassing snel en gericht te bepalen. Proeftuinen zijn een goed voorbeeld van een vorm van open innovatie op lokaal niveau (buurt, wijk, stadsdeel of gemeente)25. Omtrent innoveren voor gezondheid in de wijk zijn verschillende proeftuinen actief, zoals Leidsche Rijn, Amsterdam Noord, Utrecht Overvecht, Vitaal Vechtdal en regio Maastricht-Heuvelland in Limburg. Maar er zijn veel meer van dergelijke initiatieven in Nederland: er is sprake van grote fragmentatie van proeftuinen die zich richten op innoveren voor gezondheid, zowel qua aard als inhoud. Maar er is weinig kennisuitwisseling tussen proeftuinen zodat ervaringen en modellen voor organisatie en werkwijze niet tot nauwelijks gedeeld en “best practices” onvoldoende worden uitgewisseld. Met de opkomst van proeftuinen is ook een ander perspectief nodig op onderzoeksdesigns voor deze vorm van “al doende” interatief of cyclisch ontwikkelen, implementeren en opschalen. Effectstudies zouden kwalitatieve en kwantitatieve elementen moeten combineren en toepassen in actiegericht onderzoek26. Binnen het onderzoek moet ook veel meer aandacht komen voor het anders verzamelen en analyseren van data. Daarnaast moet onderzoek meer multidisciplinair: het combineren van beta en gamma disciplines in wetenschappelijk onderzoek is eigenlijk een logisch gevolg van het integraal denken over zorginnovatie. Dit is wetenschap in beweging ofwel Science in Transition: Wetenschap moet gewaardeerd worden om de maatschappelijke meerwaarde die het oplevert en maatschappelijke stakeholders moeten meebeslissen over de kennisproductie. The gain of knowledge is in it’s application… 25 Geenhuizen Van M, Guldemond NA. Living Labs in Health Innovation: Critical Factors in Their Application. 2013 IEEE International Technology Management Conference & 19th ICE Conference 24-26 June 2013 26http://www.nivel.nl/technologie-in-de-zorg-en-ehealth 62 Martin van Rijn Staatssecretaris Volksgezondheid, Welzijn en Sport Van systemen naar mensen Dames en heren, Twee maanden geleden bracht ik een werkbezoek aan UNETOVNI, de ondernemersorganisatie voor de installatiebranche en de technische detailhandel. U vraagt zich vast af, wat de staatssecretaris van volksgezondheid daar te zoeken heeft - en wat de relatie is met deze bijeenkomst. Ik zal het u zeggen. Deze ondernemersorganisatie heeft twee speerpunten in haar beleid. Het eerste is duurzaamheid en energiebesparing. Maar het tweede is: de vergrijzing. In heel Nederland zijn de ondernemers in de technische branche bezig met het bedenken van innovatieve oplossingen voor huisvesting van ouderen. Het project dat ik die dag bezocht heet Technologie Thuis NU! Het gaat om een nieuwe woonwijk in Woerden, ontworpen door de technische installatiebranche in samenwerking met zorgprofessionals. De woningen worden zo gebouwd dat ouderen er tot op hoge leeftijd kunnen blijven wonen, ook als ze een visuele of motorische beperking hebben. Of last krijgen van dementie. Het was een verrassend en leerzaam werkbezoek. Deze ondernemers hebben de tekenen van de tijd begrepen. Zij bereiden zich voor op de nieuwe eisen die aan de huisvesting van ouderen worden gesteld. Alles is er op gericht dat de ouderen zo lang mogeOok met gebreken of chronische lijk zelfstandig kunnen blijven wonen en zo ziekten kun je nu nog jarenlang een lang mogelijk de regie over hun leven houden. Ondersteund door techniek - want aan tamelijk normaal leven leiden het comfort van technische vernieuwingen zijn ouderen in deze tijd al lang gewend. Elektrisch te bedienen gordijnen, een draagbare videofoon, speciaal licht dat rust geeft voor dementerenden: het komt er allemaal. Deze ondernemers lopen vooruit op de toekomst van de zorg. Toen dit kabinet aantrad, hebben minister Schippers en ik besproken wat onze ideeën zijn over die toekomst van de zorg en we kwamen op de titel: Van systemen naar mensen. Die titel slaat zowel op de curatieve als op de langdurige zorg. We hebben in Nederland in de afgelopen decennia steeds ingewikkelder systemen opgebouwd rond de steeds verder uitdijende zorgsector. Maar hoe meer aandacht je besteedt aan de systemen, hoe meer die systemen ook centraal komen te staan - niet als middel, maar als doel. En dat is de omgekeerde wereld. Het gaat om de mensen - zeker nu die mensen op zoveel 63 Zieken hebben zorg nodig, hulpbehoevenden ondersteuning, maar wie eenzaam is vooral aandacht terreinen van de samenleving veel mondiger zijn geworden. Ik ben nu 57. Een leeftijd waarop onze grootmoeders zich al hadden ingeschreven voor het bejaardentehuis. Daar hadden ze ook goede redenen voor. Daar was het luxer dan thuis, want daar hadden ze centrale verwarming. Natuurlijk wisten ze wel, dat ze daar weinig privacy meer hadden. Dat ze de meeste meubeltjes weg zouden moeten doen en dat de poes ook niet mee mocht. Maar dat namen mensen in die tijd voor lief, want dat waren nu eenmaal de regels van het huis. Kijk dan naar de ouderen van nu. Zelfs van de 80 plussers woont 6 op de 7 nog zelfstandig. Bijna de helft van de mensen boven de 65 doet vrijwilligerswerk en een deel heeft nog betaald werk. Uit ieder onderzoek onder de oudere bevolking blijkt dat hun eerste wens is om zo lang mogelijk thuis of in de eigen buurt te blijven wonen. De ouderen van nu zijn gewend hun eigen keuzes te maken, de regie over hun leven in eigen hand te hebben - en willen dat zo lang mogelijk blijven doen. De vraag is dus: hoe gaan we het dan zo regelen dat de zorg daarbij past? Of beter nog: dat de samenleving daar bij past. Hoe zorgen we dat de 3,6 miljoen 65 plussers die over tien jaar in ons land wonen zich prettig voelen? Daar zijn in elk geval drie dingen voor nodig. Inzet van de mensen zelf, technische innovaties en betrokkenheid van de omgeving. Ik zei al: de ouderen van nu en vooral die Een doorsnee gezin betaalt nu al meer van straks zijn gewend de regie van het leven dan elfduizend euro per jaar aan zorg, zelf in handen te houden. En dat willen ze blijven doen als ze problemen krijgen met een kwart van het inkomen hun gezondheid. Want wat er ook verandert, de uitdrukking ´ouderdom komt met gebreken´ zal nog wel een tijdje blijven gelden. Veel ouderen hebben een chronische ziekte. Maar waar dat vroeger betekende dat je einde naderde, is het nu gelukkig zo dat je nog jarenlang een tamelijk normaal leven kunt leiden. Steeds meer mensen zijn bereid een groter deel van de verantwoordelijkheid voor hun gezondheid op zich te nemen. Je kunt al zo veel zelf. Je kunt je suikerspiegel en bloeddruk meten, het zuurstofgehalte in je bloed en je longfunctie. Je kunt zelf een hartfilmpje maken. Geautomatiseerde medicatiehulp zorgt er voor dat je je medicijnen niet vergeet in te nemen. En patiëntenverenigingen zorgen voor discussiegroepen op sociale media, waardoor patiënten contact kunnen leggen met lotgenoten. 64 Nu al is acht op de tien mensen ouder dan 65 actief op internet - dus ze kunnen er bijna allemaal prima mee omgaan. Zo nemen mensen meer zelf de regie - ondersteund door de techniek. Maar ook als het gaat om het welbevinden van mensen kan de techniek een belangrijke rol spelen. Juist in de ouderenzorg is dat van belang. Een groot deel van de ouderen in de generatie van mijn grootouders die de keuze voor het bejaardentehuis maakten deed dat uit veiligheid. Ze werden onzekerder, voelden zich onveilig in huis. Dat is door de ontwikkeling van de techniek nu snel aan het veranderen. En de ouderen van nu realiseren zich dat ook heel goed. Uit onderzoek van de NPCF blijkt dat 44% van de mensen die gebruik maken van zorg aan huis van mening is dat de inzet van meer techniek hen zou kunnen helpen om meer zelf te doen. Beeldspraakcontact met de wijkzuster die elke ochtend even vraagt of alles Solidariteit is meer dan het goed gaat is een heel goed begin. betalen van een verzekeringspremie Mijn voorgangster en huidige voorzitter van het Jan Brouwer Fonds, Marlies Veldhuijzen van Zanten, is begonnen met het project Kleinschalig wonen met domotica. Daar zie je hoe in kleinschalige woonvormen voor ouderen en mensen met een beperking techniek enorme voordelen biedt - zowel voor de bewoners als voor het personeel. Een alarmsysteem dat de bewoners direct in verbinding stelt met het personeel als er iets mis is, camera´s en bewegingsmelders die het personeel helpen om even snel te kijken of alles goed gaat. Dat is vooral ´s nachts een enorme verbetering. Pas geleden bracht ik een werkbezoek aan woonzorgcentrum Topaz in Voorschoten. Ik was verrast door het enthousiasme van de bewoners over het gebruik van de techniek. Hoe handig ze er zelf mee omgingen - en hoe handig het is voor het personeel: als er even iets mis gaat is de spreekluisterverbinding met de wijkverpleegkundige meestal voldoende om het probleem op te lossen. Natuurlijk ligt de vraag voor de hand, of al die techniek de samenleving niet koud en kil maakt. Ik lees dat ook in de titel van deze bijeenkomst: “Wat is technisch mogelijk en wat is menselijk wenselijk?” Ik begrijp dat goed. Ik zie dat ook bij het personeel in de zorg. In het verslag van het project Kleinschalig wonen met domotica lees je de huiver van de medewerkers. “Kan ik er wel op vertrouwen dat het werkt?” En natuurlijk ook: “Worden wij straks vervangen door robots?” Medewerkers brengen natuurlijk weinig enthousiasme op voor het werken met ICT-toepassingen als ze vrezen voor hun baan. Daarom is het belangrijk om de zorgmedewerkers vanaf het begin bij het project te betrekken en het niet over te laten aan de afdeling ICT. De mensen die er ervaring mee hebben, zien hoe het juist niet koud en kil hoeft te zijn. 65 Een medewerkster zei: “De warme handen aan het bed zijn er met de inzet van domotica juist als je ze nodig hebt. Aan de andere kant van de beeldverbinding zit iemand die zegt: blijf rustig, er komt zo iemand aan. Sneller gerustgesteld worden kan niet. En binnen een paar minuten is er dan ook hulp aanwezig. Zo snel zouden we het zonder domotica nooit kunnen redden.” Techniek neemt een steeds grotere plaats in in ons leven en dat houdt niet op als je oud wordt. De robots nemen niet de macht over, zoals in oude science fiction films - ze doen wat wij zeggen dat ze moeten doen. En ze zorgen er voor dat de mensen meer tijd over houden om datgene te geven wat robots niet kunnen: aandacht en liefde. Dat wil ik graag illustreren met een plan van thuiszorginstelling Aafje in Rotterdam. Daar had men het idee opgevat om in ieder van de aangesloten huizen robotstofzuigers aan te leggen, die elke dag automatisch het huis schoonmaken. Prima idee, zou je zeggen. Maar de bewoners kwamen in opstand. Want de zorg van de thuishulp bleek niet te gaan om schoonmaken, maar om een praatje bij een kop koffie. Als dat het probleem is, laten we dan iets doen aan de eenzaamheid. Geld dat mensen hebben gespaard voor hun pensioen is ook bedoeld om mee te betalen aan de zorg We moeten helder onderscheid maken tussen wat zorg is en wat ondersteuning, tussen de behoefte aan professionele hulp en die aan aandacht. Wie ziek is, heeft zorg nodig. Wie hulpbehoevend is, heeft ondersteuning nodig. Maar wie eenzaam is, heeft vooral aandacht nodig - en niemand kan die beter geven dan familie, vrienden en liefdevolle vrijwilligers. Als we dat onderscheid niet maken, overbelasten we het systeem waardoor het niet meer te betalen is. Dames en heren, Tot nu toe had ik in deze toespraak het woord vermeden, maar ja: het gaat hier natuurlijk ook om de financiën. Een doorsnee Nederlands gezin betaalt nu al meer dan 11 duizend euro per jaar aan zorg. Dat is een kwart van het gezinsinkomen. Als we niets doen, zal dat oplopen tot de helft. De AWBZ begon in 1968 met een budget van 275 miljoen gulden en nu betalen we er 27 miljard euro aan. De wet was bedoeld voor de dekking van onverzekerbare, bijzondere ziektekosten. Maar we hebben er steeds meer elementen in onder gebracht die misschien niet zo bijzonder zijn. Het is dus de hoogste tijd voor veranderingen. De techniek kan daar bij helpen, maar dat is niet voldoende. ´Van systemen naar mensen´ vraagt ook iets van de mensen. Mede door reclamespots van verzekeraars wordt een beeld geschapen van het pensioen als een periode waarin je mooie reizen kun maken en veel onder de palmboom liggen. 66 Maar dat is soms ten dele waar en vaak helemaal niet. Het geld dat je hebt gespaard voor je pensioen is er ook voor bedoeld om mee te betalen aan wonen, leven, zorg. Maar het vraagt ook een verandering in mentaliteit. Het vraagt de bereidheid om je er zelf voor in te zetten om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven. De zorgaanbieders steunen je De vergrijzing van de samenleving daarbij - maar het initiatief ligt bij jezelf. Zoals de organisatie voor zorgondernemers Actiz het is niet het probleem van anderen, omschrijft: “Wij transformeren van zorgaanbiehet is óns probleem ders tot organisaties die zelfredzaamheid versterken en kwaliteit van leven toevoegen.” Het vraagt iets van de samenleving. Hoe gaan wij zelf om met eenzame en kwetsbare mensen. Wat kunnen we zelf doen? Solidariteit is meer dan het betalen van een verzekeringspremie. Eén voorbeeld daarvan wil ik u niet onthouden. Afgelopen augustus zorgde zorginstelling De Vierstroom in Gouda voor opschudding, omdat ze de familie van de bewoners wilden verplichten om 4 uur per maand mantelzorg te verlenen. Ik ben een paar maanden later op bezoek gegaan bij de Vierstroom. En wat hoorde ik: de verplichting is er niet. Maar inmiddels komen familieleden en vrienden zo vaak op bezoek, dat het gemiddelde nu op 12 uur per maand ligt. Het is een boodschap die ons allemaal aan het denken zet. De vergrijzing van de samenleving is niet het probleem van anderen, het is óns probleem. Het vraagt wat van ons allemaal. En het Als we integrale zorg willen, vraagt wat van mij. De systemen moeten in dienst dan moeten er ook integrale staan van mensen. Er gebeurt al zoveel - ik zie het bij elk werkbezoek. En het is mijn taak om te zorbudgetten zijn gen dat de regels of de financiering die initiatieven niet belemmeren en bevorderen. Dat er misschien minder vraaggelegenheid is. Als we toe willen naar integrale zorg, dan moeten er ook integrale budgetten zijn. Als we toe willen naar ondersteuning die dicht bij huis wordt georganiseerd, dan moet de gemeente daarover gaan en niet het rijk. Dan moeten zorgverzekeraars en gemeenten samen komen tot een integraal aanbod van zorg en ondersteuning. Zo komen we tot een toekomstbestendig stelsel. Niet alleen financieel, maar ook inhoudelijk passend bij de ontwikkeling van de samenleving. 67 Langs drie pijlers moeten wij de zorg voor de toekomst inrichten: kwaliteit, houdbaarheid, betrokkenheid. Kwaliteit, omdat we andere eisen stellen: meer ondersteuning thuis, meer keuzemogelijkheden in de instelling. Meer oog voor mantelzorg, zowel thuis als in de instelling. Houdbaarheid, omdat we de zorg van morgen ook moeten kunnen betalen. In een vergrijzende samenleving moet er goede zorg geborgd zijn voor mensen met weinig geld. Betrokkenheid, omdat om elkaar geven samen moet gaan met zorg krijgen. Alleen dan komen we van systemen naar mensen. 68 Jeroen van Baar Deelnemer Nationale DenkTank 2013 Reflectie Hooggeëerd en hooggeleerd publiek, Mijn naam is Jeroen van Baar en mij is gevraagd om namens de Nationale DenkTank een reflectie te geven op wat vandaag de revue is gepasseerd. Allereerst wil ik u bedanken voor een inspirerende en boeiende dag over technologie in de zorg, een onderwerp op het snijvlak tussen overheid, wetenschap en bedrijfsleven. Een onderwerp naar het hart van de Nationale DenkTank, want het samenbrengen van deze drie pijlers is een van de hoofddoelen van onze stichting. Ik zou met terugwerkende kracht het thema van vandaag dan ook willen veranderen in “contact.” Contact tussen mensen, contact tussen mensen en technologie, en, met een beetje fantasie, contact tussen de juiste draadjes in de zorgrobot. De Nationale DenkTank 2013 richtte zich op de gezondheidszorg. Wij hanteerden een moderne definitie: gezondheid is niet de afwezigheid van ziekte, maar het vermogen van mensen om zich aan te passen en eigen regie te voeren in het licht van de fysieke, mentale en sociale uitdagingen van het leven. Enkele kanttekeningen: 1. Contact met de doelgroep De inleiders hebben ons inzicht gegeven in domotica en andere lokale toepassingen van technologie. Zulke toepassingen zijn onmisbaar in de toekomst, maar ze kunnen ook worden gezien als inbreuk op de privacy, als ongemakkelijk voor de cliënt of als onpersoonlijk. Maar fundamenteler is de vraag hoe monitoring van risicogroepen de ervaren gezondheid van die groepen beïnvloedt. Zelfregie is ook een antidotum voor onnodige implementatie van technologie Zelfregie is geen manier om gezondheid te bereiken, die ook vervangen kan worden door externe hulp; zelfregie ís gezondheid. Dus als iemand met een digitaal-in-de-gaten-houdensysteem minder vaak in het ziekenhuis belandt maar zich ook minder zelfredzaam voelt, is daarmee zijn gezondheid misschien juist aangetast. Waar ligt de grens tussen hulp en het overnemen van regie? Dit is een cruciale vraag, zeker met het oog op de innovaties die ons in de nabije toekomst ongetwijfeld te wachten staan. We moeten de vraag beantwoorden in termen van de moderne definitie van 69 gezondheid en, nog belangrijker, in samenwerking met cliëntengroepen zelf. Het is absoluut noodzakelijk om in contact te blijven met de doelgroep van al deze ontwikkelingen, omdat hun ervaren gezondheid niet altijd samenvalt met hun “mechanisch functioneren”. De moderne definitie van gezondheid betreft het vermogen van mensen om hun eigen regie te voeren in het licht van de fysieke, mentale en sociale uitdagingen van het leven Een bijkomend voordeel van zelfregie is dat het de kortste weg is naar zorg op maat, want mensen die hun eigen zorg beheersen zullen niet snel te veel, te weinig of ongeschikte zorg gebruiken. En zelfregie is ook een antidotum voor onnodige implementatie van technologie. Hebben we een slimme koelkast echt nodig, in het huis van een kwetsbare oudere? Gisteren meldde een krant dat sommige koelkasten met een schermpje besmet zijn met een virus en deel uitmaken van een botnet, waardoor de koelkast vanuit de keuken de computer aan het hacken is. En als er een cameraatje in uw koelkast zit, schijnt het dat u daar beter een pak melk voor kunt zetten. 2. Contact met professionals Technologie in de zorg wordt bedacht en beheerst door de trojka van overheid, wetenschap en bedrijfsleven. Maar deze partijen, waartoe ook de meeste leden van de Nationale DenkTank inmiddels behoren, moeten hun eigen zwakte erkennen. De drie pijlers van de maatschappij hebben gemeen dat ze het zo nu en dan moeilijk lijken te vinden om de menselijke maat te behouden. De clichés zijn bekend: wetenschappelijk onderzoek gaat over aantallen publicaties, bij de overheid worden mensen nummertjes en in het bedrijfsleven wordt winst boven het welzijn van de klant gesteld. Ook in de zorg, zo bleek uit de analyse van de Nationale DenkTank, loopt productiegerichtheid soms uit de hand. Maar dat is níet het geval, als het aan de mensen ligt! Iedereen die in de zorg werkt doet dat met hart voor de zaak. Productiegerichtheid in de zorg loopt De zorgverleners zijn de helden van iedereen soms uit de hand. Maar níet als het die zorg nodig heeft. Want het gaat bij oudeaan de mensen in de zorg zelf ligt! ren niet alleen om mechanisch functioneren, maar ook om menselijk contact. Laten we dus ook met de professional in contact blijven, om de menselijke maat in het oog te houden. 3. Contact met jongere generaties Vandaag hebben mijn collega’s van de Nationale DenkTank en ik gemerkt dat wij op een volledig andere manier omgaan met technologie dan eerdere generaties. Wij kopen een lege telefoon, en installeren de apps die wij nuttig vinden. Dat is het GAMMAmodel waar Rudi Westendorp het eerder over had. En vanuit dit oogpunt is het heel vreemd om een kant-en-klaar domotica-huis voor kwetsbare ouderen te bouwen. Dat is 70 alsof je een student een oude DOS-computer geeft waarop hij niets nieuws mag installeren. Dan heb je de tekstverwerker en de rekenmachine, en dat is het wel zo’n beetje. De jongere generatie staat bekend om onbevangenheid. De gedachte achter deze conferentie begon met de Wet van Baumol, die beschrijft hoe relatieve arbeidskosten in de publieke sector blijven stijgen terwijl de vraag hetzelfde doet. Om oplossingen te vinden voor deze benarde situatie moeten we ruim en creatief durven te denken, durven samenwerken met onconventionele partners en, boven alles, ons beleid durven te Zelfregie is de kortste weg naar zorg op toetsen aan de mensen voor wie we maat, want mensen die hun eigen zorg het ontwerpen: de cliënten, zij die de beheersen zullen niet snel te veel, te weinig zorg in Nederland nodig hebben. Ik hoop dat een geëngageerde jonge garde of ongeschikte zorg gebruiken hierbij kan helpen, als we met hen in contact blijven staan. Hier wil ik ook een lans breken voor de wetenschap. De wetenschap verstaat als geen ander de kunst om zonder vrees in contact te staan met datgene waarover je aan het nadenken bent. Vermoedens worden getoetst aan de werkelijkheid, en de manier waarop wordt wereldwijd vastgelegd in strenge onderzoeksvoorschriften. Dit getuigt van moed. Het kost moed om je eigen intuïtie in de waagschaal te leggen, om bereid te zijn afstand te doen van een eerdere opvatting als deze onjuist en ongegrond blijkt te zijn. Om oplossingen te vinden voor de En daarom ben ik zo blij dat we vankostenstijging in de zorg moeten we ruim daag in Haarlem te gast zijn bij de en creatief durven denken en ons beleid Koninklijke Hollandse Maatschappij der durven te toetsen aan de mensen voor Wetenschappen. Deze Maatschappij is op wie we ontwerpen ongeëvenaarde wijze in staat om dogma’s te doorbreken en mensen uit overheid, wetenschap en bedrijfsleven bij elkaar te brengen. De Maatschappij is daarmee ook de uitgelezen partij om de erfenis van Jan Brouwer veilig te stellen, die contact van de wetenschap met de samenleving als een groot goed beschouwde. 71 Laten we hierdoor geïnspireerd worden, en zelf in contact blijven met de doelgroep van de zorg, met de professional en met jongere generaties. Zo meteen, bij de borrel, maar ook nadat we straks weer naar huis zijn gegaan. Blijf in contact met de buitenwereld, en gebruik nieuwe indrukken als slijpsteen voor uw inzicht. Met die instelling is het mogelijk om de zorg voor de grijzeren in Nederland op een kleurrijke toekomst voor te bereiden. 72 Summary Tenth Jan Brouwer Conference 24 January 2014 Effective geriatric care Sophia de Rooij Internist and Geriatrician, Professor Geriatric Medicine The thinking on welfare and care for the elderly is changing fast, according to Sophia de Rooij, Professor in Geriatric Medicine. More attention is being paid to wellbeing, selfreliance, a healthier way of living, homes adapted to life patterns and informal networks. New forms of cohabitation are being developed: “villages” within towns, virtual communities and Neighbourhood Homes, which are run by volunteers and the elderly themselves. Elderly people are designing their own ageing process and the conditions for growing old successfully and in good health. But this development has little in common with the old “supply-oriented” way of thinking on the side of professional welfare and healthcare. Consumers are requesting tailor-made assistance and effective geriatric care that takes account of individual targets. Care demands on GPs, district nurses, medical specialists and hospitals will have a different character as a result of access to e-health and m-health. The nature of the contact with professional care providers is changing (telemedicine, screen-to-screen) and important matters concerning diagnostic and therapeutic advice are subjected to social debate on, for example, “patient relevant outcomes,” over-treatment and under-treatment and what each extra year of life costs. Sophia de Rooij presented new insights into ageing. There is a growing need for selfcontrol and good support, where the prevention of physical and cognitive limitations is taking a more prominent role. Prevention and precautionary measures are better than acceptance and adjustment, so the new adage would appear. This is accompanied by the need for new care concepts. Quality care must remain accessible and affordable and the necessary results in care and welfare should be leading in this, and not the number of procedures. Sophia de Rooij looked at a number of innovative care concepts that are being developed to achieve effective geriatric care. These included possibilities for self-care using all kinds of apps and equipment in the area of prevention, precaution, monitoring and intervention. It is predicted that the market for mobile healthcare applications will expand at a tremendous pace. With its Digital Agenda, the European Commission recognises the necessity to approach healthcare in a different way where ICT is seen as the driving force for social innovation. Care professions are also becoming convinced that apps and other types of care technology such as sensor monitoring can prevent someone becoming ill or developing more disabilities which can lead to savings in costs. Sophia de Rooij talked about four projects where new care concepts are being developed and where the retention of physical functioning plays the central role, as the key to self-sufficiency, social participation, dignity and wellbeing. Firstly she talked about the 73 Vitaliteitswijzer (Vitality Check) of the Ouderenacademie (Academy for the Elderly), a selftest developed to help elderly people identify problems that can occur during the ageing process, including recommendations (for example about reliable healthcare websites) and an action plan. The Vitality Check, part of a Toolkit Effective Elderly Care, has been developed by a team of more than 50 elderly people and care professionals. The first version is now being further expanded with new products (developed within the framework of the (Dutch) National Programme Elderly Care) such as a “Zelfzorgplein” (Self-care Centre) that also offers elderly people the opportunity to remain in control of matters such as prevention, precaution, welfare and healthcare, medication and ways of living. Sophia de Rooij believes that the need for better and more reliable information can be seen from the many signals from society and because the information currently on offer is often insufficiently reliable, incomplete or hardly geared towards the specific information requirements of elderly people. This has to change and what helps is that elderly people are the fastest growing group of Internet and smart phone users in the Netherlands. A second project is Functiebehoud in Transitie (Function retention in Transition), a primary experiment in which medical practice nurses or district nurses together with GPs are offering proactive care to elderly patients with somatic psychological and social problems. Another example is the Transmurale Zorgbrug (Integrated Care Bridge) for the supervision of elderly patients by district nurses after treatment in a hospital with the ultimate goal: fewer deaths after release from hospital, retention of functions after a stay in hospital, fewer avoidable readmissions and preventing admission to nursing homes. In the integrated care bridge, elderly patients are already given additional care throughout their time in hospital by a geriatric team and a primary “transition coach” or nurse is available for the transition phase where a care treatment plan is drawn up. On arrival back home there is nursing supervision during the recovery process. In these types of studies, a great deal of attention is paid to the financial conditions. The first results are very encouraging (for example a 40% reduction in deaths within 30 days of leaving hospital). A fourth example concerns a new type of care Hospital @ Home, which in line with the standard hospital care encompasses diagnostics, treatment therapy and medical and nursing care for specific groups of patients, such as patients with recurrent chronic heart failure or lung and urinary infections. The programme of medical and nursing care is supplemented by technological care in the form of sensor monitoring and other domotica. The administration of every type of intravenous medication is possible in the home, as are aids such as oxygen treatment, beds adjustable in height and the monitoring of vital parameters This type of care is comparable in quality with hospital care, but is fifty percent cheaper. 74 Domotica and intelligent living: what is humanly desirable? Ad van Berlo Director Smart Homes For more than twenty years the Netherlands has carried out pioneering work and experiments using domotica. We are one of the front runners in Europe in this field, according to Ad van Berlo, Director of expertise centre Smart Homes Nederland. Smartphones, tablets and the new generation of domotica products are generating large amounts of new data, which can be analysed for patterns and deviations in human behaviour. In this way, future health problems and illnesses can be better predicted which in turn can benefit preventive measures in the home, for example. This can lead to substantial cost savings in healthcare and in the care of the elderly. But this transparency also comes with a price: almost every form of privacy will disappear as a result. True privacy will become a highly treasured good. Our homes and our lives will be increasingly “controlled” by machines. One question that comes to the fore is whether we humans actually want this. Ad van Berlo, outlined the extremely interesting developments in domotica in the Netherlands the past twenty years. The first model home was equipped with domotica in Eindhoven in 1993, a flexible and intelligent home that was more geared towards security (active and passive alarm systems, burglary alarms, smoke alarms, automatic lighting to prevent falls) and comfort (lighting, electronic locks), etc. On the basis of visitor experiences, preferences and priorities were drawn up for an ever-expanding number of projects, which all contributed to our knowledge of what elderly people really want with domotica, which systems work adequately (electronic locks, passive alarm systems, bus systems) and how this can all be best installed. After all, no experience existed using domotica, so the installation technicians also had to learn about this technology. Since then, around 10,000 new homes have been realized with a highly integrated package of domotica services and 40,000 care spots or hospital beds are surrounded by sensors and monitoring systems. There is also a noted increase in sound monitoring equipment for night-time surveillance in small-scale care homes and homes for the mentally handicapped. However, Ad van Berlo believes that at this time in the Netherlands only the first generation care alarms have been generally accepted and that the second generation (intelligent homes including care alarms, classical domotica and more intelligence) is still mainly in the experimental phase. The third generation (including robots for providing company and other services) is still in the research phase. We still have a long way to go, but we will have to start thinking seriously now about how we want to proceed when it comes to the further development of equipment. In the coming years, towards 2020, more and more machines will monitor our behaviour, our body, our routines and activities and even “predict” activities via intelligent floors that can track the walking route of a person, intelligent clothing with integrated sensors and intelligent pills. We will carry an increasing number of sensors with us and in our 75 bodies. The line between human and machine will become increasingly blurred. How do people, elderly people, remain autonomous when domotica systems exist which take independent decisions on the basis of input from all sorts of sensors in the home? And who will be in charge of all this information about me and about you? Ad van Berlo argued that there will be an increasing need for a new data infrastructure and data infostructure, with the individual at the centre of an independent trusted framework. An independent ecosystem for secure data which, only after authorisation from citizens, may be used for analysis and decisions. 76 The role of technological developments and healthcare policy for the purposes of integrated healthcare Nick Guldemond Programme Director Healthcare at Delft University of Technology Most western healthcare systems are geared towards addressing problems and not preventing them. This has a high price in terms of costs, facilities and manpower according to Nick Guldemond, Programme Director Health at Delft University of Technology. Guldemond signals an increase in general life expectancy, but a relative decrease in the number of years lived in good health. Increasing care costs and a cut in half of the number of workers compared to the number of those dependent on care by 2020 has made the current set up for care untenable. Nick Guldemond outlined the European answer to the ageing population, the increasing numbers of chronically ill people and non-adequate care systems. Namely: raising the retirement age to reinforce labour participation, increasing healthy life expectancy (by two years) and restructuring our national systems for healthcare. All this in combination with greater involvement by citizens and the application of technology. So more participation, healthier living and more intelligent collaboration. Healthcare in the western world is generally reactive, fragmented and mainly focused on (bio)medical aspects of illness instead of health. Alternative care models assume multidisciplinary collaboration and offer a more holistic approach to health and welfare. The European Commission and many member states believe that a transformation is required of the current care system towards a system with relatively small institutions where highly complex care is concentrated, healthcare centres close to the citizens offering a wide range of services and greater involvement by citizens (including their role as informal caregivers) and employers. In what is referred to as an Integrated Care Model by the European Commission, long-term care, prevention and the role of the community is outlined. Guldemond points out that care as an information-driven process is impeded by the fragmented organisation, lack of electronic patient records and information systems that communicate with each other. Efficient, safe and good quality care calls for an integrated approach using multidisciplinary teams that respond to the needs of the patient and their next-of-kin. Self-management or “keeping control of one’s own life” points to the responsibility of citizens. Technology is indispensable in achieving these goals in an efficient and affordable manner. Guldemond provided examples with regard to fall prevention (including more pro-active house-to-house visits, mobility programmes and dietary advice) which led to a decrease in the risk of falls and fewer complications after a fall. Tablets, smartphones en smart TVs create all sorts of opportunities for a healthy lifestyle, self-management, domotica, diagnosis, intervention and monitoring. Data from laboratories, patient records, medication, image building, financial data, personal information via the Internet and the use of social media provide us with an explosion of “big data”, which could be effectively applied to consumers, commercial 77 activities and care. But who will be the owner of this data? The European Commission believes that citizens should be the owner of their own data and should keep control of how this is used. But incidents involving internet security arouse mistrust among citizens and form a threat as a result to the potential uses. Through legislation and the provision of information, the government can foster trust. Electronic patient records will have to be just as secure as internet banking. A good example is “Pazio”, a platform developed by ICT businesses at the University Medical Centre Utrecht. According to Guldemond the accent is shifting in the current EU subsidy programmes from fundamental research to market-oriented trends and care innovation, which is reminiscent of the Dutch top sector policy in which knowledge institutions, government and the business sector create solutions intended to yield added value for science, society and business. Horizon 2020 is the corresponding programme intended to make Europe “socially sustainable and competitive” by, among other things, keeping healthcare affordable through innovation. The strategy of the European Commission is “top-down” but citizens and their surroundings as designers of local society are an important factor. The local community as a “living lab” will be the most relevant environment in which designers, engineers, scientists, businesses and consumers of care and welfare products and processes can develop further. The Netherlands already has a number of (be it fragmented) experimental pilots, though there is hardly any exchange of knowledge between these projects. Guldemond calls for effect studies on the qualitative and quantitative elements for the purpose of action-oriented multidisciplinary research, where beta and gamma disciplines are combined as a logical consequence of wideranging ideas on care innovation. As he put it: “This is Science in Transition.” 78 Systems for people Martin van Rijn State Secretary for Health, Welfare and Sport The technical installation sector is already reacting well to our ageing society. Besides sustainability and energy conservation, this business sector also recognizes the importance of the ageing issue. State Secretary Van Rijn of Public Health has noticed that many business owners are participating in innovative solutions that enable older people to remain living in their own homes until they are much older, even when they have visual or motor disabilities, or suffer from dementia. These business are anticipating the future of healthcare and are responding to the needs of new generations of elderly people who are fitter and more empowered, assertive and critical than past generations. Six out of seven of those above the age of 65 are living on their own, still doing some form of paid work or very often voluntary work, and are choosing to remain in their own surroundings and not let someone else take control of their lives. Van Rijn outlined his vision of a future society in which 3.6 million people over the age of 65 will still feel good. To achieve this, we need the commitment of these people themselves, their environment and technology. But the people then must become the focus, and not the hugely expanded healthcare sector. Even with ailments or chronic illnesses, it is possible these days to lead a reasonably normal life for years. Technology enables people to take responsibility for their own care, and measure their sugar level, blood pressure, oxygen level in blood, lung function and even heart function. Technology helps you take medicine on time and patient associations create discussions in social media and organise contact groups with fellow sufferers. Eight out of ten people above the age of 65 are active on the Internet. Applying technology - demonstrated by many small-scale and large-scale projects - also helps to optimize communication between district nurses and elderly people and makes modern alarm systems possible that help to increase a sense of security. One feeling is that “the deployment of domotica ensures that good care is there at your bedside when you really need it”. Van Rijn is in favour of the close involvement of employees in ICT projects. Robots are certainly not going to take over everything, according to him. He also believes that the human touch in healthcare will not be lost if we make a clear distinction between care and support, between professional help and attention. Those who are ill need care, those who are infirm need support, but those who are lonely need attention which can and must be provided by family, friends and caring voluntary workers. Without making this distinction, we will overburden the system and make it unaffordable. A typical family now pays more than 11,000 euros a year for healthcare. This is a quarter of the family income. If we don’t act, this will increase by up to half that amount again. The (Dutch) Exceptional Medical Expenses Act started in 1968 with a budget of 275 million guilders and we now pay 27 billion euros towards this, because the Act, intended for uninsured medical expenses, now covers more and more elements which perhaps aren’t so exceptional. So it is high 79 time for change. And one area of change is the basic assumption that money saved by people for retirement, is also intended to pay towards their healthcare. Another priority is taking responsibility, managing on your own for as long as possible. Healthcare organisations have a role to play here and society must concern itself with lonely and vulnerable people. Solidarity is more than just paying health insurance premiums. Take, for example, care home De Vierstroom in Gouda which managed to increase help from family and friends of residents threefold (from an average of 4 to 12 hours a month). The ageing issue in society is not a problem of others, it concerns us all. If we want to move towards comprehensive care, then we must have comprehensive budgets. If we want to move towards support that is organized closer to home, then local government should organize this and not central government. Healthcare insurers and local councils need to collaborate in their provision of comprehensive care and support. This is how to achieve a future-proof healthcare system. 80 Reflections - Caring for Good Health Jeroen van Baar member of the National Think Tank In his brief reflection on the speakers, Jeroen van Baar thanked the Jan Brouwer Fund on behalf of the National Think Tank for this “fascinating day on the subject of technology in care, looked at from the interface between government, science and business. This is a subject close to the National Think Tank, because bringing together these three pillars is one of our main objectives.” Retrospectively Jeroen van Baar would like to rename the theme: Contact. Contact between people and technology, and, with a little fantasy, contact between the right wires in the care robot. The National Think Tank 2013 focussed on healthcare and applied a modern definition of health: not the absence of illness, but the power of people to adjust and to remain in control in light of life’s physical, mental and social challenges. Here below are some additional comments. Contact with the target group: The four speakers have provided insight into the development of domotica and other local technological applications. These applications are indispensable in the future, but they can also be viewed as an infringement on our privacy, being difficult for the client or impersonal. But a more fundamental question is how the monitoring of vulnerable groups will effect how these groups perceive their own health. Being in control is not a way to achieve good health, which can also be replaced by external assistance: self-control = health. So if someone with a digital monitoring system ends up in hospital less often but at the same time feels less in control, then this person’s health is perhaps actually damaged as a result. Where is the line drawn between providing assistance and taking control? We have to answer this question on the basis of the modern definition of health and, more importantly, in collaboration with the clients themselves. It is imperative to remain in contact with the target group of all these developments, because how they experience their health is not always in line with their “mechanical functioning”. One advantage of self’-control is that it is the shortest path to tailor-made care, because those who control their own care will not easily use too much or too little, or care that is unsuitable. And self-control is also an antidote to the unnecessary implementation of technology. Do we really need to install an intelligent fridge in the home of a vulnerable elderly person? Contact with professionals: Technology in the care sector has been thought up and managed by a troika of government, science and business. But these parties, of which many now also participate in the National Think Tank, must recognise their own weaknesses. The three pillars of society have in common that every now and then they seem to find it difficult to keep sight of the human aspect. We all know the clichés: scientific research is all about numbers of publications, people become just numbers to governments, and in the business sector profit is more important than the welfare of the client. Even in the care sector, product targets sometimes get the upper hand. But not if it’s up to those who actually work in the care sector! They do so with total dedication for their profession. Our professional carers are the heroes of all those who need care. 81 For elderly people, it’s not just about their physical functioning; it’s also about human contact. So let’s remain in contact with these professionals, to ensure we keep sight of the human aspect. Contact with younger generations: Today my colleagues from the National Think Tank and I have noticed that we approach technology in a completely different way to past generations. We buy empty telephones and install the apps we think are useful. From this viewpoint, it is very strange that we build ready-made domotica homes for vulnerable elderly people. It’s like giving a student an old DOS computer on which he can’t install anything new. So you’ve got a word processor and a calculator, and that’s about it. The younger generation is known for being open-minded. The thought behind this conference was prompted by Baumol’s Law that describes how relative labour costs in the public sector keep rising while demand does the same. To find solutions to this predicament, we will have to dare to think freely and creatively, dare to collaborate with unconventional partners and, above all, dare to adjust our policies to the people for whom we are designing them: the clients, those requiring care in the Netherlands. I hope that an engaged, younger generation will help us in this, but to achieve this we must maintain contact with this group. I would also like here to stand up for science, which treads fearlessly in the areas we just consider in our thoughts. Presumptions are tested against reality, and the method used is made available throughout the world according to strict research regulations. This shows courage. It takes courage to put your own intuition on the line, and to be prepared to distance yourself from a previous conviction if this is proved incorrect or unfounded. And this is why today I am delighted to be the guest of the Koninklijke Hollandse Maatschappij der Wetenschappen (Royal Holland Society of Sciences and Humanities). This institution is capable in a unique manner, of breaking through dogmas to bring together representatives from government, science and business. It is therefore the chosen party to safeguard the inheritance of Jan Brouwer, who considered contact between science and society to be of great value. So let us be inspired by this thought, and ensure that we remain in contact with the target group in the care sector, with the professionals and with the younger generation. Stay in touch with the outside world, and use new impressions to polish your own insights. By doing so, it will be possible to steer the care for our greying population in the Netherlands towards a colourful future. 82 Deelnemerslijst Titel Voor letters Achternaam Instelling/bedrijf Ir. H.J.B.M. Abeln Prof. dr. W.G. van Aken Prof. dr. J.T. Allegro Dr. E. Alisic Prof. dr. L.R.A. Alink Prof. dr. ir. J. van Amerongen Prof. dr. R.B. Andeweg Dr. G. van Ark Prof. dr. W.A. Arts J.M. Van Baar BSc Prof. dr. J.C.M. Baeten Drs. R.S.H. Bakker Drs. H. Bakkerode Prof. dr. H.A. Becker Dr. E.P. Beem Dr. J.J. Belderok Dr. ir. A. van Berlo T.J. Bierman Mr. M.E. Bierman- Beukema toe Water M. Bik J. Blom Dr. D. van Bodegom Mr. W.H.C. Boellaard Prof. dr. M.G. Boekholdt A.J. Borren Mr. R.H.L.M. van Boxtel Prof. dr. P. Brakman Drs. A.C.M. Breij Prof. dr. D.D. Breimer A.H.E.J. de Brouwer MSc Prof. dr. F.A.G. den Butter 83 Twijnstra Gudde ZonMw ILC/Zorg voor Later UMC Utrecht Jan Brouwer Leerstoel KHMW Wetenschappelijke Raad Jan Brouwer Fonds Stichting IMDI.NL Wetenschappelijke Raad Jan Brouwer Fonds NDT KHMW Achmea ILC/Zorg voor Later KHMW ZonMw Stichting Geron Stichting Smart Homes KHMW KHMW Ziggo Zakelijk CSO Leyden Academy on Vitality and Ageing KHMW VU NDT KHMW Universiteit Leiden ILC/Zorg voor Later KHMW NDT Wetenschappelijke Raad Jan Brouwer Fonds Dr. H. Cappon M.P.O. de Coole Drs. C. Garos Mr. J.H. Dantuma Prof. dr. G. van Dijk H. Dijkman Dr. I. Doorten Ir. B.M.Th. Dortland-Bier Prof. dr. P.A. Dykstra F. Fakkers Prof. dr. M.M.G. Fase Drs. J.E. Festen Drs. A. Geluk-Bleumink Drs. C. Garos Dr. E.M.S.J. van Gennip Mr. S.L. Goei Dr. W.M. van den Goorbergh Dr. T.A.M. Graas M.J.M. Le Grand- van den Bogaard Dr. N.A. Guldemond Prof. mr. H.R. van Gunsteren W.D. de Haan MSc Drs. G.J. Haveman G. Havertong Prof. dr. K.M. van Hee Prof. dr. P. Hilbers Prof. dr. G. Holstege Prof. dr. ir. J. Huétink R. de Jongh Drs. K.S.M. Jurgens Mr. C.R.F. Kalff F. Kassi Ir. T. Kniep Drs. S.C. Koemans Drs. A.P.J. Kroft P. Kruithof Prof. dr. J.G. Kuenen 84 Nutricia Research Geron Philips Healthcare KHMW KHMW Philips Electronics Nederland RVZ KHMW Wetenschappelijke Raad Jan Brouwer Fonds Regionale Kruisvereniging West-Brabant KHMW UMC Utrecht Denktank 60+ Noord Philips Nictiz Leyden Academy on Vitality and Ageing Buurtzorg Jong Consultancy Le Grand UMC Utrecht KHMW VU Tata Steel Stichting Wiesje KHMW TUE KHMW KHMW 3Bplus Raad van Advies Jan Brouwer Fonds KHMW Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Achmea Zorg & Gezondheid INSEIT Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport KHMW M.F.M.P. Laponder Prof. dr. ir. T. van der Lippe Prof. dr. J. Lugtenburg Drs. S. van Manen Dr. W.J. Meerding Mr. drs. G.E.M. Mesters Th. van der Meulen I. Meijering Prof. dr. F. Miedema H. Muller Drs. R.W.M. Nijs Drs. N.W. van Oerle A.A.M. van Oosterhout Drs. L.S. Ornstein Drs. F.M. de Pater A. Pijnenborg M.J.G.F. Pluijgers- van der Velden MSc K. Pronk Jhr. drs. H.P. Quarles van Ufford Prof. dr. A.H.G. Rinnooy Kan J.W.F. Romme Prof. dr. S.E.J.A. de Rooij M.B. van Rooijen Drs. M.J. van Rijn Prof. dr. M.A.D.H. Schalekamp Ir. S. Sangers Drs. M.A.T.A. Schlatmann Prof. dr. P. Schnabel Mr. J.H. Schraven Mr. R.F. Schreuder A.H. Sips Mr. K.W. Sluyterman van Loo Jhr. mr. E.L. van Sminia K.I. van Splunder Prof. dr. C. Spreeuwenberg Mr. W.F.C. Stevens F.Storm 85 KBO Noord-Holland KHMW KHMW KHMW Raad voor de Volksgezondheid en Zorg Fonds voor Cultuurparticipatie Ideon bv Stichting GetOud UMC Utrecht ILC/Zorg voor Later KHMW KBO Noord-Holland Van Oosterhout, onderzoek en advies Buitenhof VPRO Stichting RCOAK Zorgcoöperatie Hogeloon U.A. UMC Utrecht Gemeente Alkmaar KHMW KHMW Nationaal Ouderenfonds AMC Afd. Inwendige Geneeskunde Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport KHMW PCOB Schlatmann Consult KHMW KHMW CBG TU Delft Fonds Sluyterman van Loo KHMW PCOB Innovative Medical Devices Initiative KHMW Ziggo Dr. A.J. Struijs Centrum voor Ethiek en Gezondheid/RVZ Drs. H.A.M. Suykerbuyk PPA Public b.v. Drs. J.J. Temminck KHMW Dr. ir. H.L. Tepper KHMW Mr. J.G. Tielenius Kruythoff KHMW H. van Tilborg Regionale Kruisvereniging West-Brabant Dr. T.B.M. Tjin-A-Tsoi KHMW Ir. M.C. Van Veen KHMW Drs. M.L.L.E. Veldhuijzen van Jan Brouwer Fonds/KHMW Zanten-Hyllner A. van de Ven Gemeente Alkmaar K. Vergeer NDT Dr. H. Vinke Instituut Gak A.A.W. de Vries ISP Ir. M.A.E. van der Waal ILC/Zorg voor Later Dr. G. van der Wal KHMW Prof. dr. H. Wallinga KHMW Prof. dr. R.G.J. Westendorp KHMW Mr. J.W.B. Westerburgen Leyden Academy on Vitality and Ageing A.A.M. Willemse- GGZ Noord-Holland-Noord van der Ploeg A.H.M. Wouters PMT Mr. C.G.A. van Wijk KHMW Mr. J.M. Ytsma Advocatenkantoor Weteringkade 86 87 88 De Tiende Jan Brouwer Conferentie werd voorbereid in overleg met de Wetenschappelijke Raad van het Jan Brouwer Fonds en het secretariaat van de Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen. Uitgave: Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen (deze uitgave is mogelijk gemaakt door het Jan Brouwer Fonds) ISBN nummer: 9789078396147
© Copyright 2024 ExpyDoc