Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden

AFSTUDEERRAPPORT
Tijdelijk conditioneren van
afbouwwerkzaamheden
Auteur
:
ing. W.H. (Chris) Groenveld,
0760746 / s 109531
Instituut
Faculteit
Specialisatie
:
:
:
Technische Universiteit Eindhoven
Architecture, Building and Planning
Construction Technology
Vak
Vakcode
Kwalificatie
:
:
:
Afstudeerproject Construction Technology
7RR37
Eindrapport
Plaats & datum
:
Arnhem, 11-04-2014
Afbeelding voorblad
Toepassing van een tijdelijk geconditioneerde omgeving, met behulp van een indirect gestookte oliekachel, bij het
project ‘Danone Research & Development center’ te Utrecht.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
2
Colofon
Afstudeercommissie TU/e
e
1 begeleider: dr. ir. E.W. (Eric) Vastert
e
2 begeleider: ing. C.M. (Cor) de Bruijn
Voorzitter:
prof. dr. ir. J.J.N. (Jos) Lichtenberg
Gastbedrijf
BAM Utiliteitsbouw
Regio midden (Arnhem)
Simon Stevinweg 20
6827 BT Arnhem
Bedrijfsbegeleider
ir. P.M.M. (Peter) Thijssen (Hoofd Projecten, BAM Utiliteitsbouw Grote Projecten, Bunnik)
Disclaimer
Dit rapport is het verslag van een eindstudie die is gedaan voor het doctoraal examen van de Masteropleiding
Architecture, Building and Planning. Het rapport heeft daarbij mede gediend als toetssteen voor de
beoordeling van de studieprestatie. In het rapport voorkomende conclusies, resultaten, berekeningen en
dergelijke kunnen verder onderzoek vereisen alvorens voor extern gebruik geschikt te zijn.
Wij beschouwen dit rapport daarom als een intern rapport dat niet zonder onze toestemming voor externe
doeleinden mag worden gebruikt.
Master of Science opleiding ‘Architecture, Building and Planning’
Master track Construction Technology
Faculteit Bouwkunde
Technische Universiteit Eindhoven
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
3
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
4
Voorwoord / Dankwoord
Voor u ligt de rapportage van het afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
waarmee ik mijn masteropleiding ‘Architecture, Building and Planning’ met als specialisatie ‘Construction
Technology (Uitvoeringstechniek)’ mag afsluiten.
Het onderwerp ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’ is tot stand gekomen vanuit mijn
interesse naar duurzaamheid. Mijn HBO opleiding heb ik mogen afsluiten met een afstudeeronderzoek naar
de verduurzaming van bestaande onderwijsgebouwen en daarnaast ben ik tijdens mijn master opleiding ook
zeer geboeid gebleven door mogelijkheden om het bouwproces of de gebouwde omgeving te verduurzamen.
Zodoende wilde ik hier ook graag iets mee doen in het afstudeerproject van deze masteropleiding. Via een
kennis ben ik in contact gekomen met BAM Utiliteitsbouw. In overleg met Peter Thijssen zijn enkele
onderwerpen met betrekking tot duurzaamheid in het uitvoeringsproces naar voren gekomen. Dit onderwerp
trok het meest mijn interesse, mede omdat het voor mij relatief onbekend terrein was en zoals later bleek er
ook nog niet veel onderzoek naar was gedaan.
Gedurende het afstuderen is er veel contact geweest met verschillende partijen zoals verhuurbedrijven en
productleveranciers. Zij hebben allemaal informatie beschikbaar gesteld zodat ik mijn afstudeeronderzoek
1
kon verrichten. Mijn dank gaat uit naar alle bedrijven die bereid waren hun informatie met mij te delen.
Daarnaast is mijn dank groot dat mijn afstudeeronderzoek plaats mocht vinden bij BAM Utiliteitsbouw (regio
Arnhem) en alle voorzieningen die mij hierbij ter beschikking zijn gesteld. Dank aan Peter Thijssen voor deze
mogelijkheid en voor zijn begeleiding en dank aan Willem van Rijn voor zijn betrokken interesse in het
afstudeeronderzoek.
Daarnaast gaat mijn dank uit naar mijn begeleidende docenten, Eric Vastert en Cor de Bruijn, voor hun
begeleiding en de vrijheid die zij mij gaven in mijn afstudeeronderzoek. Tenslotte gaat mijn dank ook uit naar
mijn vrouw, Marinke, voor haar betrokkenheid en steun gedurende mijn studie en het afstuderen.
Chris Groenveld, april 2014.
1
Alle bedrijven en personen zijn: Cor van Vliet & Eddy van Oers van Polygon, Albèr Tetteroo van Andrews Sykes, Arjan de
Priester & Peter de Koning van Klimarent en Chiel van Kuilenburgh & Johan Walbeek van BAM Materieel. Harry van Dam
van BAM techniek, Joost Hieltjes van Cofely GDF Suez, Bob Busser van La Therm Nederland en Martin Neimeijer van
Heatplus. Collega’s van BAM Utiliteitsbouw: Erik van Baars, Jan van der Hoeven, Theo Aalders, Gerard Jansen, Jan
Moorman, Erik Willemsen, Stefan Vermeulen, Steven Degen, Danny Burgstede, Hans Voerman en Freek Schaap. Eigenlijk
iedereen waarmee ik ook maar enige vorm van contact heb gehad voor dit afstudeerproject, intensief of niet, mijn dank
aan jullie is groot!
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
5
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
6
Samenvatting
Zodra de ruwbouwwerkzaamheden bij een pand in aanbouw zijn afgerond volgen vrijwel direct de
afbouwwerkzaamheden. De constructie bevat echter vaak nog veel vocht dat nog uit het gebouw moet
worden verdreven. Daarnaast zijn de omgevingscondities, zoals tempartuur, ook niet altijd optimaal om
afbouwwerkzaamheden plaats te kunnen laten vinden. Om deze redenen wordt er een tijdelijke
geconditioneerde omgeving gecreëerd. Uit vooronderzoek blijkt echter dat zich hierbij allerlei knelpunten
voordoen. De knelpunten zijn met behulp van analysetechnieken geclassificeerd naar kernproblemen,
problemen en symptomen. Bij het toepassen van een tijdelijk geconditioneerde omgeving resulteren de
knelpunten in een drietal symptomen: kosten zijn onbeheersbaar, er is een hoog energieverbruik (en hoge
CO2uitstoot) en daarnaast wordt het proces verstoord.
De symptomen worden aangestuurd door verschillende kernproblemen. Op basis van enkele afbakeningen is
verder onderzoek gedaan naar twee van deze kernproblemen: het ‘niet op tijd nadenken van het bouwbedrijf
over de tijdelijke conditioneringsbehoefte’ en het ‘gebrek aan kennis / ervaring met alternatieve systemen om
een omgeving tijdelijk te conditioneren’. De doelstelling van het afstudeeronderzoek is gericht op het
oplossen van deze kernproblemen om zo de symptomen weg te kunnen nemen. Om het doel te
bewerkstelligen is voor het afstudeeronderzoek het volgende middel bedacht:
Het ontwikkelen van een beslissingsondersteunend model om de tijdelijke geconditioneerde omgeving te
kunnen ontwerpen, calculeren en plannen.
Om het bouwbedrijf op tijd na te kunnen laten denken over de tijdelijke conditioneringsbehoefte dienen zij
hierover allerlei informatie te beschikken. In het verdiepende onderzoek is zodoende gekeken naar de partijen
die betrokken worden bij het creëren van een tijdelijk geconditioneerde omgeving en is er verder onderzoek
gedaan naar de parameters waardoor de tijdelijk geconditioneerde omgeving wordt beïnvloed. Daarnaast is
onderzoek gedaan naar alternatieve mogelijkheden om een omgeving tijdelijk te conditioneren en zijn de
kosten van alle componenten omtrent een tijdelijk geconditioneerde omgeving uitgezocht. Op deze manier is
alle informatie verzameld om een beslissingsondersteunend model te ontwikkelen waarmee de tijdelijk
geconditioneerde omgeving ontworpen, gecalculeerd en gepland kan worden.
Bij het creëren van een tijdelijk geconditioneerde omgeving bestaan de betrokken partijen in de calculatiefase
uit het bouwbedrijf (calculator of projectorganisator) en optioneel een installateur en/of leverancier. Zowel in
de werkvoorbereiding als in de uitvoering wordt het bouwbedrijf en een leverancier betrokken. De installateur
blijft in deze fases optioneel betrokken (afhankelijk van de inzet van de definitieve gebouwinstallatie). De
informatiebehoefte van de partijen varieert per fase, maar richt zich vooral op een steeds specifiekere invulling
van het conditioneringsplan. Keuzes die hierbij worden gemaakt (door het bouwbedrijf) zijn primair gebaseerd
op kosten in combinatie met de uitvoerbaarheid. Binnen de kosten is het verbruik (brandstof) het belangrijkste
component op basis waarvan keuzes worden gemaakt.
De parameters die de tijdelijk geconditioneerde omgeving beïnvloeden zijn: het weer, de hoeveelheid vocht in
het bouwwerk, het type conditioneringssysteem, de afbouwwerkzaamheden, de voortgang van de planning
en de tijdelijke voorzieningen. De parameters zijn nader onderzocht om te bepalen aan welke
randvoorwaarden ze dienen te voldoen om beheerst te kunnen worden. Voor de ene parameter is dit
concreter te bepalen dan de andere. Ook is de mate van invloed van de parameters bepaald op de
geconditioneerde omgeving, op basis van de financiële, procesmatige en energetische invloeden.
Naast traditionele systemen om tijdelijk te kunnen conditioneren, zoals indirecte oliegestookte heaters,
elektrische kachels en condens- en adsorptiedrogers, is er ook onderzoek gedaan naar alternatieve
conditioneringssystemen. Hiervoor zijn allereerst tijdelijke bouwers en de koude- en warmtetechnieksector
geraadpleegd om te onderzoeken op welke wijze zij tijdelijk conditioneren. Verder zijn onderzocht:
restwarmte opgeslagen in zout, houtpelletkachel, het verbranden van bouwafval en een mobiele
warmtepomp.
Ook zijn de mogelijkheden en randvoorwaarden onderzocht om de definitieve gebouwinstallatie in te zetten
voor de tijdelijk geconditioneerde omgeving. Op basis van interviews met BAM Techniek en Cofely GDF Suez
zijn de volgende installaties beschouwd: CV installatie, stadswarmte, warmtepomp, warmte- koudeopslag,
warmtekrachtkoppeling, zonnecollectoren, luchtbehandelingskast, betonkernactivering / vloerverwarming /
radiatoren, klimaatplafond en een inductieunit. De belangrijkste randvoorwaarden bij de toepassing van de
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
7
definitieve gebouwinstallatie zijn technische beperkingen, planning, contractuele overeenkomsten en
(rente)kosten.
Als laatst is onderzocht hoe de geconditioneerde omgeving calculeerbaar gemaakt kan worden. Dit is gedaan
door te onderzoeken wat de huurkosten zijn van de verschillende toepasbare systemen, brandstofkosten te
bepalen, te onderzoeken wat tijdelijke voorzieningen kosten en te onderzoeken welke arbeidskosten zich
voordoen bij de tijdelijk geconditioneerde omgeving.
Met alle onderzochte informatie is een ontwerp gemaakt voor het beslissingsondersteunend model. Hiervoor
is allereerst een Programma van Eisen opgesteld om richting te geven aan het ontwerp. De informatie die met
het onderzoek is verzameld is vervolgens gerangschikt en geordend in een processchema. Met behulp van het
processchema is het ontwerp gemaakt voor het beslissingsondersteunend model. Het ontwerp is in twee
uitvoeringen gemaakt. Enerzijds is er een werkzaam prototype gemaakt met behulp van Excel. Excel kent
echter allerlei beperkingen, zoals het gebruikersgemak. Daarom is er ook een ontwerp gemaakt voor de ideale
werking van het beslissingsondersteunend model.
In het model dient de gebruiker eerst algemene gegevens en project gegevens in te voeren, zoals de te
conditioneren ruimtes. Hierop volgend dient bepaald te worden welke afbouwmaterialen in het pand terecht
komen zodat vervolgens de warmtebehoefte berekend kan worden. Met deze informatie kan de gebruiker in
de volgende stappen meerdere conditioneringsvarianten opstellen door te kiezen uit verwarmings-, drogings-,
en ventilatiesystemen. Als laatst wordt de gebruiker gevraagd te bepalen welke tijdelijke voorzieningen
noodzakelijk zijn en welke arbeid er vooraf en tijdens de conditionering verricht zal worden om het plan te
beheersen. Alle ingevoerde informatie / gegevens worden in de uitvoer van het model op een rij gezet.
Ten slotte is het model getoetst aan de hand van de opinie van de toekomstige gebruikers en door middel van
een case study. Uit de toetsing blijkt dat met het model varianten voor een tijdelijk geconditioneerde
omgeving ontworpen, gecalculeerd en gepland kunnen worden. Op basis van kosten, CO2 uitstoot en
randvoorwaarden kan het bouwbedrijf de varianten vergelijken en een beslissing maken voor een
conditioneringsplan. Hiermee is het doel van het afstudeeronderzoek behaald.
Het afstudeeronderzoek is afgesloten met enkele aanbevelingen. De aanbevelingen richten zich op de verdere
ontwikkeling van het model, meer kennisdeling omtrent tijdelijke conditionering, bewustwording van het
management omtrent commerciële kortingen en verdere implementatie van het model binnen BAM.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
8
Summary
After finishing the carcass of a building the build continues almost immediately with the interior finishes. In
this stage the carcass contains a high amount of moisture (water) that needs to exit the building. In addition
the ambient conditions, like the temperature, might also not be optimal to be able to continue with the
interior finishes. For these reasons a temporary conditioned environment is required. However, from
preliminary research is concluded that this process is confronted with all kinds of issues. These issues have
been analyzed and are classified to core problems, problems and symptoms. In the application of a temporary
conditioned environment the issues result into three symptoms: uncontrollable costs, high energy
consumption (and high CO2 emissions) and process disturbances.
The symptoms are driven by several core problems. Based on a few demarcations further research is
conducted on two of these core problems: ‘not on time thinking about the temporary conditioning needs by
the contractor’ and ‘a lack of knowledge / experience with alternative conditioning systems’. The goal of this
dissertation is therefore focused on solving these core problems in order to make the symptoms disappear. To
achieve this goal the following means is conceived:
The development of a decision supporting model to design, calculate and plan a temporary conditioned
environment.
In order to let the construction company be able to think about the temporary conditioning needs in time, it is
in need of all kinds of information. In-depth study therefore looked at the parties that are involved in creating
a temporary conditioned environment and further research has been done on the parameters that affect the
temporary conditioned environment. In addition, research is conducted on alternative ways to condition
temporary and the costs of all components of the temporary conditioned environment are examined. In this
way, all information is gathered to develop a decision supporting model which makes designing, calculating
and planning a temporary conditioned environment possible.
During the price making stage the construction company (a calculator or a manufacturing engineer) and
optionally a supplier and/or an installer is involved in creating the temporary conditioned environment. As well
as in the manufacturing preparation stage as the construction stage the construction company and a supplier
are involved. However, the involvement of an installer remains optionally (depending on the deployment of
the final building installation). The information needs of the involved parties vary by stage, but focuses on an
increasingly more specific definition of the conditioning plan. Choices that are hereby made (by the
construction company) are primarily based on costs combined with the practicability. Within the costs, the
fuel consumption is the most important decision making factor.
The parameters that affect the temporary conditioned environment are: the weather, the amount of moisture
in the structure, type of conditioning system, the finishing materials, progress of the planning and the
temporary facilities. These parameters were further examined to determine what preconditions they must
meet in order to be controlled. For the one parameter this is more specific determined than for the other. Also,
the degree of influence of the parameters on the conditioned environment is determined, according to
financial, process and energetic influences.
Aside from traditional conditioning systems, like indirectly oil fired heaters, electrical heaters and
condensation / adsorption dryers, further research is conducted to alternative conditioning systems. At first
temporary builders and the heating & cooling industry were consulted to examine their way of temporarily
conditioning. Further have been examined: waste heat stored in salt, wood pellet heater, the incineration of
construction waste and a mobile heat pump.
Also, the opportunities and constraints to use the final building installation for the temporary condition have
been examined. Based on interviews with BAM Techniek and Cofely GDF Suez the following installations have
been regarded: central heating system, district heating, heat pump, aquifer thermal energy storage, combined
heat & power, solar collectors, air handling unit, concrete core activation / floor heating / radiators, climate
ceiling and an induction unit. The major constraints in the implementation of the final building installation are
technical constraints, planning, contractual agreements and (interest) costs.
Finally, it is examined how the temporary conditioned environment can be calculated. This is done by
researching the rental costs of the various applicable systems, determining the fuel costs, to examine the costs
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
9
of temporary facilities and to examine what kind of labor costs occur in the temporary conditioned
environment.
With all the examined information a design has been made for the decision supporting model. At first, a
Program of Requirements is made up to give the design direction. The information gathered by this research is
then arranged in a process chart. Using this process chart, the design for the decision supporting model has
been made. The design is made in two versions. On the one hand, a working prototype has been made using
Excel. However, Excel has all kinds of restrictions, such as user convenience. On the other hand, a design has
been elaborated for the perfect functioning of the decision supporting model.
In the model, the user is first requested to enter general and project data, such as the spaces to be
conditioned. Following, the user needs to determine which finishing materials will be processed in the building
so that the heat demand can be calculated. Whit this information, the user can access the following steps to
create multiple conditioning variants by choosing from heating, drying and ventilation systems. At last, the
user is prompted to determine what kind of temporary facilities are needed and what kind of labor needs to be
performed before and during the conditioning in order to manage the conditioning plan. All information / data
entered will be listed in the output of the model.
Finally, the model is assessed on basis of the opinion of the future users and through a case study. The analysis
concludes that variants for a temporary conditioned environment can be designed, calculated and planned by
the model. Based on costs, CO2 emissions and preconditions, the construction company can compare the
variants and make a decision for a conditioning plan. Therefore the goal of this dissertation is achieved.
The thesis is concluded with a few recommendations. The recommendations focus on the further
development of the model, more sharing of knowledge about temporary conditioning, awareness of
management regarding commercial discounts and further implementation of the model within BAM.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
10
Inhoudsopgave
Voorwoord / Dankwoord ...................................................................................................................... 5
Samenvatting ...................................................................................................................................... 7
1
1.1
1.2
1.3
1.4
1.5
1.6
Aanleiding & onderzoeksaanpak .......................................................................................... 15
Inleiding ......................................................................................................................................... 15
Creëren tijdelijk geconditioneerde omgeving (vooronderzoek) ...................................................... 15
Geconstateerde knelpunten (probleemanalyse) .............................................................................. 17
Doelstelling .................................................................................................................................... 19
Taakstellingen ................................................................................................................................ 19
Leeswijzer ...................................................................................................................................... 21
2
2.1
Invloeden op de tijdelijk geconditioneerde omgeving............................................................ 25
Betrokken partijen en informatiebehoefte ..................................................................................... 25
Calculatie ............................................................................................................................. 25
Werkvoorbereiding ............................................................................................................... 26
Uitvoering ............................................................................................................................. 27
Keuzefactor ........................................................................................................................... 27
Parameters en randvoorwaarden geconditioneerde omgeving ...................................................... 29
Parameters tijdelijke geconditioneerde omgeving .................................................................. 29
Parameter: Weer .................................................................................................................. 29
Parameter: Hoeveelheid vocht in het gebouw ......................................................................... 31
Parameter: Type conditioneringssystemen ............................................................................. 33
Paramater: Type afbouwwerkzaamheden ..............................................................................34
Parameter: Voortgang planning ............................................................................................. 35
Parameter: Tijdelijke voorzieningen ........................................................................................36
Mate van invloed parameters ......................................................................................................... 38
2.1.1
2.1.2
2.1.3
2.1.4
2.2
2.2.1
2.2.2
2.2.3
2.2.4
2.2.5
2.2.6
2.2.7
2.3
3
3.1
3.2
3.3
3.4
3.4.1
3.4.2
3.4.3
3.4.4
3.5
3.6
3.6.1
3.6.2
3.6.3
3.6.4
Systemen om een tijdelijk geconditioneerde omgeving te creëren ......................................... 43
Inleiding tijdelijke conditioneringssystemen ................................................................................... 43
Traditionele conditioneringssystemen ........................................................................................... 44
Alternatieve conditioneringssystemen: Inleiding ............................................................................ 47
Alternatieve conditioneringssystemen: Verwarming ...................................................................... 48
Restwarmte opgeslagen in zout ............................................................................................ 48
Biomassa: stoken met houtpellets (CO2 neutraal) .................................................................. 48
Bouwafval als brandstof voor conditioneringswarmte ............................................................ 49
Warmtepomp lucht – lucht / lucht – water ............................................................................. 50
Alternatieve conditioneringssystemen: Definitieve gebouwinstallatie ........................................... 51
Alternatieve conditioneringssystemen: Droging ............................................................................ 52
Luchtkussen drogen.............................................................................................................. 52
Microwave drogen ................................................................................................................ 52
IR-Condensdroging ............................................................................................................... 52
Infrarood matten ................................................................................................................... 53
4
4.1
Kosten tijdelijk geconditioneerde omgeving ......................................................................... 57
Huur tarieven ..................................................................................................................................57
4.1.1
Verwarming .......................................................................................................................... 57
4.1.2
Droging & ventilatie .............................................................................................................. 59
4.1.3
Overige kosten ..................................................................................................................... 59
4.2
Verbruik: brandstoffen ................................................................................................................... 59
4.3
Tijdelijke voorzieningen ................................................................................................................. 60
4.4
Arbeidskosten ................................................................................................................................ 60
5
5.1
5.2
Beslissingsondersteunend model ......................................................................................... 65
Programma van Eisen .................................................................................................................... 65
Proces schema ............................................................................................................................... 66
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
11
5.3
5.3.1
5.3.2
5.3.3
5.3.4
5.3.5
5.3.6
5.3.7
5.3.8
6
6.1
6.2
6.2.1
6.2.2
6.2.3
6.2.4
6.3
6.4
Beslissingsondersteunend model ................................................................................................... 69
Voorblad ‘Beslissingsondersteunend model’ ........................................................................... 70
Tabblad ‘Algemene & project gegevens’.................................................................................. 71
Tabblad ‘Afbouwwerkzaamheden’ ......................................................................................... 73
Tabblad ‘Warmtebehoefte’ .................................................................................................... 76
Tabblad ‘Conditioneren’ ......................................................................................................... 78
Tabblad ‘Tijdelijke voorzieningen’ .......................................................................................... 89
Tabblad ‘Arbeid’ ................................................................................................................... 90
Resultaten / uitvoer .............................................................................................................. 92
Toetsing ontwerp................................................................................................................99
Toetsing met toekomstige gebruikers ............................................................................................ 99
Case study’ MFC Schuytgraaf’ ...................................................................................................... 100
Conditioneringsplan BAM Utiliteitsbouw (zonder model) ....................................................... 100
Conditioneringsplan met behulp van het beslissingsondersteunend model ............................. 100
Vergelijkingen conditioneringsplannen ................................................................................. 101
Conclusie case study ............................................................................................................ 101
Programma van eisen................................................................................................................... 102
Conclusies & aanbevelingen beslissingsondersteunend model ......................................................103
Bronnenlijst ..................................................................................................................................... 107
Bijlagen 1 t/m 12 ......................................................................................... zie apart bijgevoegd rapport
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
12
HOOFDSTUK 1
AANLEIDING & ONDERZOEKSAANPAK
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
13
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
14
1
Aanleiding & onderzoeksaanpak
1.1
Inleiding
Nadat het ontwerp van een bouwwerk gereed is wordt de aanbestedingsprocedure opgestart. In de
aanbestedingsfase van een bouwproject dient men het gehele project te calculeren, plannen en daarnaast ook
een plan te bedenken voor de uitvoering. Een onderdeel van deze calculatie is het bepalen van
‘doorwerkvoorzieningen’ (ten behoeve van verletbestrijding), waaronder ook het berekenen van de kosten
voor een tijdelijke geconditioneerde omgeving. Dit wordt ook wel ‘bouwwarmte’ of ‘droogstoken’ genoemd
en staat voor het conditioneren van het bouwwerk zodat afbouwwerkzaamheden onverstoord kunnen plaats
vinden. Deze inschatting moet echter gemaakt worden terwijl de conditioneringsbehoefte pas een jaar (of
meerder jaren) later plaats zal vinden. Uit het vooronderzoek blijkt dat men in de calculatiefase hier maar kort
bij stil staat en vaak met een eenvoudige berekening (op basis van olie kachels) een prijs bepalen voor de
tijdelijk geconditioneerde omgeving. Tijdens de uitvoering treden echter allerlei zaken op waardoor de tijdelijk
geconditioneerde omgeving beïnvloedt wordt, maar waar in de calculatiefase geen mee rekening is gehouden.
BAM heeft verschillende doelen met betrekking tot het verduurzamen van het gehele bouwproces waaronder
ook de bouwplaats. Zo hebben zij bijvoorbeeld de doelstelling dat in 2015 de CO2 uitstoot van het bedrijf met
15% is afgenomen ten opzichte van 2009. (BAM, 2013). Vanuit BAM Utiliteitsbouw is de vraag ontstaan om
het tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden onder de loep te nemen om zo meer inzicht en kennis
(draagvlak) te verkrijgen zodat, indien mogelijk, het hoge energieverbruik & CO2 uitstoot teruggebracht
kunnen worden. Dit is door middel van het afstudeeronderzoek gedaan.
1.2
Creëren tijdelijk geconditioneerde omgeving (vooronderzoek)
Het vooronderzoek dat vooraf is gegaan aan het afstudeeronderzoek bestond het in kaart brengen van het
proces ‘creëren tijdelijk geconditioneerde omgeving’. Dit is gedaan met behulp van een literatuurstudie en
observaties. Uit de literatuurstudie volgde echter dat er vrijwel geen literatuur beschikbaar is omtrent dit
onderwerp. Het proces is zodoende door middel van observaties en interviews in kaart gebracht. Het proces is
afgebeeld in een SADT diagram, te zien in figuur 1.2. In dit schema is te zien dat het creëren van een tijdelijk
geconditioneerde omgeving een drietal bouwfases beslaat. In de calculatiefase wordt het budget bepaald voor
de tijdelijk geconditioneerde omgeving, in de werkvoorbereiding wordt het tijdelijk conditioneringsplan
ontworpen (door aanbesteding van leveranciers) en in de uitvoering wordt het tijdelijk conditioneringssysteem
geplaatst, beheerst en uiteindelijk weer gedemonteerd.
In figuur 1.1 is uitgebeeld welke zaken aan bod komen bij een tijdelijk geconditioneerde omgeving. Tijdelijke
conditionering wordt doorgaans ingezet in de maanden oktober tot en met april (ook wel stookseizoen
genoemd) omdat het dan vaak te koud is, maar ook in de zomer kan conditionering noodzakelijk zijn. De
noodzaak van de toepassing van een geconditioneerde omgeving is tweeledig:
 voor het onttrekken van bouwvocht;
 voor de juiste conditionering ten behoeve van verwerking van afbouwmaterialen.
Als het overtollige bouwvocht, dat onder andere door neerslag en de verwerking van materialen in het pand
terecht zijn gekomen, niet uit het bouwwerk wordt verdreven is er kans op schade aan afbouwmaterialen
(zoals slechte hechting, vochtplekken, krom trekken, etc.) en stagnatie van de planning. Daarnaast behoeven
de afbouwmaterialen ook een bepaalde temperatuur en relatieve luchtvochtigheid om verwerkt te kunnen
worden. Indien hier niet aan wordt voldaan kunnen de genoemde gevolgen ook veroorzaakt worden. Zoals in
figuur 1.1 te zien is, is het tijdelijke conditioneren een combinatie van verwarmen, drogen en ventileren.
Warme lucht kan meer vocht bevatten
waardoor er meer gedroogd wordt en
de vochtige lucht dient afgevoerd te
worden via ventilatie.
Figuur 1.1:
Geconditioneerde
omgeving ten
behoeve van
afbouwwerkzaamheden
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
15
Figuur 1.2: Structured Analysis and Design Technique (SADT) diagram van het proces ‘creëren tijdelijk geconditioneerde
omgeving’. Alle gestippelde kaders zijn activiteiten die optioneel plaats kunnen vinden.
Naast de noodzaak om een tijdelijke geconditioneerde omgeving te creëren, komt de ingebrachte
conditionering (warmte) ook ten goede aan de behaaglijkheid van de werkomgeving voor de werknemers.
Vanzelfsprekend is het prettiger om te werken bij 15°C dan bij temperaturen rond het vriespunt. Dit is echter
meer een gunstige bijzaak dan een reden om een tijdelijke geconditioneerde omgeving te creëren, omdat
werknemers zich ook kunnen kleden op kouder weer.
Het conditioneren van ruimtes wordt vaak gedaan met behulp van tijdelijke conditioneringssystemen omdat
de definitieve gebouwinstallatie nog niet gereed is. Daarnaast zijn de ruimtes niet altijd 100% wind- en
waterdicht waardoor de toepassing van tijdelijke afdichtingen noodzakelijk zijn (zie figuur 1.1). Zo moet
bijvoorbeeld ook het transport van bouwmaterialen mogelijk blijven. De opening in de schil voor deze
toevoer/afvoer van materialen wordt dan voorzien van een tijdelijke afdichting.
Er zijn diverse tijdelijke conditioneringssystemen te huur om een tijdelijk geconditioneerde omgeving te
creëren. De gewenste conditie, omvang van ruimtes, mogelijke brandstoffen, etc. bepalen het soort systeem
dat ingezet zou kunnen worden. In het vooronderzoek is gebleken dat deze tijdelijke conditioneringssystemen
het meest gebruik maken van olie (diesel) als brandstof, gevolgd door stoken op aardgas. Er bestaan ook
systemen die alternatieve brandstoffen gebruiken zoals biobrandstoffen of biomassa. Deze worden echter
nog niet of amper toegepast. Uit de observaties blijkt verder ook dat de aanpak per project verschilt en de
beschikbare kennis / informatie binnen BAM beperkt / versnipperd is. Ook komt het voor dat het budget voor
tijdelijke conditionering soms helemaal wordt weggestreept in inschrijfbegrotingen, om de inschrijving te
verlagen en de kans om het project gegund te krijgen te vergroten. (Groenveld, 2013 a)
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
16
1.3
Geconstateerde knelpunten (probleemanalyse)
In het vooronderzoek zijn verschillende problemen geconstateerd omtrent het creëren van een tijdelijk
geconditioneerde omgeving. In totaal zijn er met behulp van analysetechnieken een 23-tal knelpunten
vastgesteld. De knelpunten zijn op de volgende pagina te zien in figuur 1.3. De knelpunten hebben betrekking
op procesmatige (plantechnisch / organisatorische) problemen, technische / omgevings-problemen en
problemen die worden veroorzaakt door menselijk handelen op de bouwplaats. (Groenveld, 2013 a)
Door middel van de analysetechniek ‘Porras Stream Analysis’ zijn de knelpunten geclassificeerd naar
kernproblemen, problemen en symptomen. Kernproblemen sturen alleen knelpunten aan, problemen sturen
knelpunten aan en worden zelf ook aangestuurd door knelpunten en symptomen worden alleen aangestuurd
door knelpunten maar sturen zelf niets aan. De drie symptomen die zich bij de tijdelijk geconditioneerde
omgeving voordoen zijn (zie figuur 1.3):

Onbeheersbare kosten
Bij een project dat in het vooronderzoek is geobserveerd bleek het vooraf gecalculeerde budget van
€ 65.000 in de uitvoering veel te laag. De werkelijke kosten bedroegen namelijk € 512.000.

Hoog energieverbruik (hoge CO2 uitstoot)
Onder andere doordat het bouwwerk niet volledig wind- en waterdicht is en door het gebruik van
fossiele brandstoffen zoals diesel is er een hoog energieverbruik en een hoge CO 2 uitstoot.

Verstoringen proces
Bij het tijdelijk conditioneren doen zich allerlei procesmatige en technische problemen voor waardoor
het proces wordt verstoord.
Deze symptomen representeren het totale probleem rondom het creëren van een tijdelijke geconditioneerde
omgeving. Vanuit de symptomen is de volgende probleemstelling geformuleerd:
Probleemstelling
Het creëren van een tijdelijke ruimte conditionering ten behoeve van afbouwwerkzaamheden gaat
gepaard met onbeheersbare kosten, hoog energie verbruik (hoge CO2 uitstoot) en verstoringen in het
proces.
Op basis van de probleemstelling is voor het afstudeeronderzoek een doelstelling bepaald. Deze wordt in de
volgende paragraaf toegelicht. Op basis van de geconstateerde informatie en knelpunten in het
vooronderzoek zijn voor het afstudeeronderzoek enkele afbakeningen aangehouden, namelijk:
 Toepassing van een tijdelijk geconditioneerde omgeving richt zich alleen op nieuwbouw (niet op
renovatie) en alleen op de utiliteitsbouw (woningbouw wordt buiten beschouwing gelaten);
 De geconditioneerde omgeving richt zich alleen op ruimten binnen in het bouwwerk, niet ruimtes
buiten het bouwwerk (zoals gevelwerkzaamheden die conditionering behoeven).
Er is in het afstudeeronderzoek niet naar de renovatiesector worden gekeken omdat de omgevingsfactoren bij
een tijdelijk geconditioneerde omgeving hier sterk verschillen van de factoren die zich voordoen bij
nieuwbouw. Bij renovatie zijn bijvoorbeeld de bouwmaterialen (denk aan de constructie) al veel droger en kan
de definitieve gebouwinstallatie veel eenvoudiger gebruikt worden voor de tijdelijke conditioneringsbehoefte.
Daarnaast is in het afstudeeronderzoek alleen gekeken naar utiliteitsbouw, omdat de omvang van utilitaire
bouwwerken vaak aanzienlijk groter zijn en daarmee ook de conditioneringsmogelijkheden in vergelijking tot
woningbouw.
De tweede afbakening is gekozen omdat het conditioneren van buitenwerkzaamheden (denk aan
gevelwerkzaamheden) geen begrensde omgeving kent en daarmee de invloedsfactoren verschillen van de
conditioneringsbehoefte binnen. Het conditioneren van buitenruimtes betekent een heel ander soort
onderzoek dan onderzoek naar conditionering van ruimtes binnen in een pand. Mede omdat de vraag vanuit
BAM Utiliteitsbouw zich richtte op conditionering van inpandige ruimtes is er gekozen om conditionering van
buitenwerkzaamheden buiten beschouwing te laten.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
17
Figuur 1.3: Overzicht van de in het vooronderzoek geconstateerde knelpunten geclassificeerd volgens de Porras Stream Analysis methode.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
18
1.4
Doelstelling
In figuur 1.3 is te zien dat de zojuist genoemde symptomen door totaal 9 kernproblemen worden aangestuurd.
De symptomen kunnen weggenomen worden door deze kernproblemen aan te pakken. Het aanpakken van
alle kernproblemen is echter zodanig omvangrijk, dat een afbakening voor dit afstudeeronderzoek
noodzakelijk was. De afbakening is gedaan op basis van relevantie tot uitvoeringstechniek, omvang van
bijdrage aan de problematiek, belangen van BAM en persoonlijke interesse. De kernproblemen waar in dit
afstudeerproject onderzoek naar is gedaan zijn:


Bouwbedrijf denkt te laat na over conditioneringsbehoefte;
Weinig kennis / ervaring alternatieve mogelijkheden tijdelijk conditioneren.
In de calculatiefase wordt er onvoldoende nagedacht over de tijdelijke conditioneringsbehoefte en in de
werkvoorbereiding en uitvoering wordt er veelal te laat nagedacht. Doordat er onvoldoende / niet op tijd stil
wordt gestaan bij de tijdelijke conditioneringsbehoefte worden allerlei kostenbesparende mogelijkheden en
energiezuinigere / -vriendelijke mogelijkheden buiten spel gezet. Om ‘op tijd na te kunnen denken’ over de
conditioneringsbehoefte, dient het bouwbedrijf over alle benodigde informatie beschikken. Daarnaast is het
meest toegepaste tijdelijk conditioneringssysteem de indirecte oliegestookte kachel. Het bouwbedrijf heeft
weinig kennis en ervaring van alternatieve methoden om de tijdelijke conditionering te regelen. Ook deze
informatie is dus gewenst bij het bepalen van de tijdelijke conditioneringsbehoefte.
Het doel van het afstudeeronderzoek is zodoende op basis van de twee kernproblemen tot stand gekomen:
Doelstelling
Het oplossen van onbeheersbare kosten, hoog energieverbruik (hoge CO2 uitstoot) en verstoringen in het
proces ‘creëren van tijdelijke ruimteconditionering ten behoeve van afbouwwerkzaamheden’, voor zover
ze veroorzaakt worden door het te laat nadenken van het bouwbedrijf en het gebrek aan kennis van
alternatieve mogelijkheden om een ruimte tijdelijk te conditioneren.
In figuur 1.3 zijn de kernproblemen en symptomen die in dit afstudeeronderzoek behandeld zullen worden
rood omkaderd. Alle tussenliggende knelpunten die gekleurd zijn (blauw of groen) worden betrokken in het
afstudeeronderzoek, maar de focus zal op liggen op de rood omkaderde kernproblemen.
1.5
Taakstellingen
Het behalen van de doelstelling is bewerkstelligd door het ontwerpen van een oplossing voor het probleem.
Het ontwerp is echter niet uit het niets ontstaan, maar is op basis van verdiepend onderzoek gemaakt. Het
onderzoek is uitgevoerd om de benodigde informatie voor de oplossing van de doelstelling te bewerkstelligen.
Hiervoor is eerst de doelstelling opgedeeld in kleinere stukken en omgevormd tot de volgende taakstellingen /
subdoelstellingen:
1.
2.
3.
4.
Bepalen betrokken partijen & noodzakelijke informatiestromen bij toepassing van een
geconditioneerde omgeving.
Onderzoeken welke parameters van invloed zijn op de geconditioneerde omgeving en in welke mate.
Beschouwen van traditionele en alternatieve systemen ten behoeve van toepassing geconditioneerde
omgeving voor afbouwwerkzaamheden.
Geconditioneerde omgeving calculeerbaar maken.
De genoemde taakstellingen zijn gebruikt als hulpmiddel voor het verzamelen van de benodigde informatie
voor de ontwikkeling van het ontwerp. De taakstellingen / subdoelstellingen worden op de volgende pagina
uitgebreider toegelicht. Om het onderzoek een richting te geven, zodat het ontwerp hier goed op aan kon
sluiten, was ter aanvulling op de doelstelling het volgende middel bedacht:
Ontwikkelen van een overzicht van parameters en alternatieve systemen om de geconditioneerde
omgeving te kunnen ontwerpen, calculeren en plannen.
Na het verdiepend onderzoek is, om tot een gedegen ontwerp te komen, het zojuist benoemde middel verder
uitgewerkt. Het draait namelijk bij het tijdelijk conditioneren niet alleen om een overzicht van parameters en
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
19
alternatieve systemen, maar ook om de traditionele systemen, betrokken partijen, kosten, etc. Het overzicht
dat ontwikkeld is moet dus meer omvatten dan enkel de parameters en alternatieve systemen. Het overzicht
dient alle informatie te bevatten die nodig is om een tijdelijk geconditioneerde omgeving te kunnen
ontwerpen, calculeren en plannen. Het moet dienen als middel om keuzes te kunnen maken. Het middel is
daarom omgevormd tot het volgende:
Middel
Ontwikkelen van een beslissingsondersteunend model om de tijdelijke geconditioneerde omgeving te
kunnen ontwerpen, calculeren en plannen.
Dit middel kan als het ware gezien worden als de vijfde taakstelling. Met dit middel kunnen de onbeheersbare
kosten beheersbaarder worden, het hoge energieverbruik (en CO 2 uitstoot) worden teruggedrongen en het
proces van toepassing van een geconditioneerde omgeving onverstoord plaats vinden.
De genoemde taakstellingen / subdoelstellingen worden hieronder eerst uitgebreider toegelicht. Vervolgens
wordt in paragraaf 1.6 de leeswijzer toegelicht over hoe het afstudeerrapport is opgebouwd.
1. Bepalen betrokken partijen en noodzakelijke informatiestromen
Om het proces onverstoorbaar te laten verlopen is het noodzakelijk om te weten wie bij het proces betrokken
zijn en welke informatie zij op welk moment nodig hebben. Daarnaast is het belangrijk om te weten op basis
van welke factoren keuzes worden gemaakt omtrent de tijdelijke conditioneringsbehoefte. Deze factoren zijn
als strategie gebruikt in het ontwerp van het beslissingsondersteunend model.
2. Onderzoeken welke parameters van invloed zijn en in welke mate
Om op tijd na te kunnen denken over de conditioneringsbehoefte is het belangrijk om te weten welke
parameters allemaal van invloed zijn op de tijdelijke conditioneringsbehoefte. Door onderzoek naar de
parameters zijn de randvoorwaarden voor de toepassing van de tijdelijke geconditioneerde omgeving
bepaald. Daarnaast is ook onderzocht wat de mate van invloed is van elke parameter om inzicht te krijgen in
de gevolgen als een dergelijke parameter niet goed beheerst wordt.
3. Beschouwen van traditionele en alternatieve systemen
Zoals in de doelstelling is geformuleerd, ontbreekt het de projectteams van het bouwbedrijf aan een inzicht in
diverse mogelijkheden en alternatieven om de omgeving tijdelijk te conditioneren. Bij deze taakstelling is
gezocht naar de randvoorwaarden van de traditionele systemen en naar alternatieve mogelijkheden om
tijdelijk te conditioneren. Ook is voor elk systeem uitgezocht wat het verbruik (brandstof) en de
milieubelasting (CO2 uitstoot) is. Door middel van de informatie die is verkregen met deze taakstelling is er
een overzicht opgesteld van de mogelijk toepasbare systemen. Met behulp van dit overzicht kan de
geconditioneerde omgeving worden ontworpen en vormt deze informatie de database voor het
beslissingsondersteunend model.
4. Geconditioneerde omgeving calculeerbaar maken.
Naast het ontwerpen van een tijdelijk conditioneringsplan is het belangrijk om inzicht te hebben in de kosten
van het plan. Daarom is bij deze taakstelling gezocht naar de kosten van alle componenten om een tijdelijk
geconditioneerde omgeving mogelijk te maken. Met deze informatie kan de tijdelijk geconditioneerde
omgeving gecalculeerd worden.
In figuur 1.4 is te zien hoe de verschillende taakstellingen uit de onderzoeksfase in relatie staan tot elkaar en in
relatie staan tot de ontwerpfase.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
20
Figuur 1.4: Schematische weergave van de onderzoeksfase en de ontwerpfase.
1.6
Leeswijzer
Het afstudeerrapport is opgebouwd zoals te zien in figuur 1.5. In hoofdstuk 2, 3 en 4 worden de resultaten
besproken van de onderzoeksfase. De eerste twee taakstellingen richten zich beide op de invloeden op de
geconditioneerde omgeving en zijn daarom samengevoegd in hoofdstuk 2. Het derde hoofdstuk bespreekt de
resultaten van het onderzoek naar de verschillende conditioneringssystemen (taakstelling 3) en in het vierde
hoofdstuk worden de kosten besproken (taakstelling 4). In hoofdstuk 5 en 6 wordt de ontwerpfase besproken.
In hoofdstuk 5 wordt het ontwerp van het beslissingsondersteunend model besproken waarna deze
vervolgens in hoofdstuk 6 getoetst zal worden. Omdat het afstudeeronderzoek geen hoofdvraag heeft
ontbreekt het in dit rapport aan een conclusie. In hoofdstuk 6 wordt echter na de toetsing wel een korte
conclusie gegeven met betrekking tot de doelstelling en daarnaast worden hier ook aanbevelingen gedaan.
Figuur 1.5: Leeswijzer met de opbouw van het afstudeerrapport.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
21
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
22
HOOFDSTUK 2
INVLOEDEN OP DE TIJDELIJK
GECONDITIONEERDE OMGEVING
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
23
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
24
2
Invloeden op de tijdelijk geconditioneerde omgeving
De tijdelijke geconditioneerde omgeving wordt beïnvloed door zowel de betrokken partijen als door
verschillende parameters. In dit hoofdstuk wordt het onderzoek naar deze beide invloeden behandeld.
Allereerst zullen de betrokken partijen en hun informatiebehoefte worden toegelicht, gevolgd door de
verschillende parameters en hun randvoorwaarden. Het hoofdstuk wordt afgesloten met de mate van invloed
van de verschillende parameters.
2.1
Betrokken partijen en informatiebehoefte
Het creëren van een tijdelijke geconditioneerde omgeving vindt, zoals in figuur 1.2 is aangegeven, plaats in de
fasen calculatie, werkvoorbereiding en uitvoering. In deze fases zijn verschillende partijen betrokken. Deze
verschillende partijen hebben ook verschillende informatiebehoeftes omtrent de tijdelijk geconditioneerde
omgeving, afhankelijk van de fase waarin zij zich bevinden. De informatiebehoefte van de verschillende
partijen staan weergeven in tabel 2.1 t/m 2.3. Hierin staat ook benoemd op welk moment de
informatiebehoefte zich voordoet. In de meest linkse kolom is in kleur aangegeven of de partij altijd (groen) of
niet-altijd (oranje) betrokken is in de desbetreffende fase. In paragraaf 2.1.4 wordt benoemd op basis waarvan
het bouwbedrijf keuzes maakt omtrent het tijdelijke conditioneringssysteem.
Voor het bepalen van de betrokken partijen & noodzakelijke informatiestromen is gebruik gemaakt van
observaties uit het vooronderzoek en aanvullende projectinformatie. De betrokken partijen zijn vervolgens
geïnterviewd om te bepalen wat hun informatiebehoefte is en om te verifiëren of de geconstateerde
betrokken partijen ook daadwerkelijk alle partijen zijn die betrokken worden bij het tijdelijk conditioneren.
(Aalders, 2013; Ariesen, 2013; Frederiks, 2013; Groenveld, 2013 a; Priester, 2013; Moorman, 2013; Vermeulen,
2013; Voerman, 2013; Willemsen, 2013)
2.1.1
Calculatie
CALCULATIE
Betrokken
partij
Calculator /
Projectorganisator
(BAM
Utiliteitsbouw)
Installateur *
(BAM
Techniek,
Imtech, Cofely,
etc.)
Leverancier
conditionerings
-systeem
(BAM Materieel
of externe
leverancier)
Informatiebehoefte
Omvang gebouw (inhoud/aantal verdiepingen & omvang ruimtes)
Planning: moment wind- & waterdicht en periode van inzet (voor
te verwachten temperatuur, RV en aantal weken toepassing)
Lichte inschatting van noodzaak tijdelijke voorzieningen
(compartimenten en geveldichtingen)
Afbouwmaterialen (verwerkingseisen)
Mogelijkheid om definitieve gebouw installatie te gebruiken voor
tijdelijke warmtevoorziening (en vanaf welk moment deze
inzetbaar is)
Soorten toepasbare conditioneringssystemen
(verwarmingscapaciteiten & kosten)
Soorten mogelijke energiebronnen (al dan niet al aanwezig)
Offertes voorgaande projecten (indicatief voor prijs en
uitvoeringswijze)
Moment van plaatsen definitieve gebouwinstallatie (planning)
Toestemming eigenaar gebruik installatie vóór oplevering
Gevolgen voor systeem bij inzet installatie vóór oplevering (in
welke mate raakt deze ’gebruikt’, zijn garanties nog mogelijk,
etc.?)
Omvang gebouw (inhoud, aantal verdiepingen en ruimtes)
Periode waarin warmtebehoefte zich voor doet (voor te
verwachten temperatuur en RV): gewenste ∆ T en aantal weken
toepassing
Soorten mogelijke energiebronnen (al dan niet al aanwezig)
Opstellingsmogelijkheden conditioneringssysteem
Type afbouwmaterialen (verwerkingseisen)
Moment van
informatiebehoefte
Aanvang calculatiefase
Aanvang calculatiefase
Aanvang calculatiefase
Aanvang calculatiefase
In calculatie fase (in
overleg met
installateur)
In calculatie fase
In calculatie fase
In calculatie fase
In calculatie fase
In calculatie fase
In calculatie fase
Bij offerte aanvraag
Bij offerte aanvraag
Bij offerte aanvraag
Bij offerte aanvraag
Bij offerte aanvraag
Tabel 2.1: Betrokken partijen en informatiebehoefte in de calculatie fase
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
25
* Op basis van het type aanbesteding is bekend wie de desbetreffende installateur is. Dit bepaalt dus ook de
mogelijkheid om te kunnen overleggen over de tijdelijke ruimteconditionering. Als de opdrachtgever de
installateur zelf aanbesteedt, tegelijk met de bouwkundige aanbesteding, is het nagenoeg onmogelijk om in
de calculatiefase te overleggen over het eventueel inzetten van de definitieve gebouwinstallatie.
2.1.2
Werkvoorbereiding
WERKVOORBEREIDING
Betrokken
partij
Werkvoorbereider /
(hoofd)
uitvoerder
Informatiebehoefte
Plan voor ruimte conditionering vanuit calculatie / ingecalculeerde
kosten
Planning: moment wind- & waterdicht en periode van inzet (voor
te verwachten temperatuur, RV en aantal weken toepassing)
Omvang gebouw (inhoud / aantal verdiepingen en omvang
ruimtes)
Afbouwmaterialen (verwerkingseisen)
Soorten toepasbare conditioneringssystemen met
verwarmingscapaciteit (en kosten)
Soorten mogelijke energiebronnen (al dan niet aanwezig)
Offertes en plannen van leveranciers
Activiteiten die voorgetrokken moeten worden om voorzien in
conditioneringsbehoefte mogelijk te maken (bijvoorbeeld
energiebronnen)
Gevelopeningen t.b.v. transportmogelijkheden / afdichtingen /
compartimentering
Hoeveelheid vocht op basis van bouwmethode en verloop
bouwproject (door neerslag in het gebouw terecht gekomen
vocht)
Aanwezige partijen (wie kunnen het systeem beïnvloeden? / (hoe)
moet het systeem worden afgeschermd?)
Leverancier
conditionerings
-systeem
(BAM Materieel
of externe
leverancier)
Installateur
(BAM
Techniek,
Cofely, Imtech,
etc.)
Omvang gebouw (inhoud, aantal verdiepingen en ruimtes)
Periode waarin warmtebehoefte zich voor doet (voor te
verwachten temperatuur en relatieve luchtvochtigheid)
Aantal weken toepassing
Soorten mogelijke energiebronnen (al dan niet al aanwezig)
Opstellingsmogelijkheden conditioneringssysteem
Gewenste ∆ T / eventueel kritische afbouwmaterialen
(warmtecapaciteit berekenen zij zelf op basis van
inhoud/isolerend vermogen en gewenste temperatuurverschil)
Beschikbaar elektrisch vermogen op bouw
Moment van plaatsen definitieve gebouw installatie (planning)
Activiteiten die voorgetrokken moeten worden om definitieve
gebouwinstallatie te kunnen gebruiken voor tijdelijke
conditionering
Toestemming eigenaar gebruik installatie vóór oplevering
Gevolgen voor systeem bij inzet installatie vóór oplevering (in
welke mate raakt deze ’gebruikt’, zijn garanties nog mogelijk, etc)
Moment van
informatiebehoefte
Bij aanvang
werkvoorbereiding
Bij aanvang
bouwwerkzaamheden
Bij aanvang
werkvoorbereiding
Bij uitzetten offerteaanvraag leveranciers
Bij aanvang
bouwwerkzaamheden
'' '' '' ''
Vóór de uitvoering en
met voldoende
voorbereidingstijd
(afhankelijk van plan)
Bij aanvang
bouwwerkzaamheden
Bij aanvang
bouwwerkzaamheden
Bij uitzetten
offerteaanvraag
leveranciers (bekend
moet zijn of bijv. extra
drogers nodig zijn)
Bij inzet
conditioneringssystemen
Bij aanvraag offerte
Bij aanvraag offerte
Bij aanvraag offerte
Bij aanvraag offerte
Bij aanvraag offerte
Bij aanvraag offerte
Bij aanvraag offerte
Bij aanvang
werkvoorbereiding
Bij aanvang
werkvoorbereiding
Bij aanvang
werkvoorbereiding
Bij aanvang
werkvoorbereiding
Tabel 2.2: Betrokken partijen en informatiebehoefte in de werkvoorbereidingsfase
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
26
Als de getoonde informatiebehoefte in tabel 2.2 in de calculatiefase al gedeeltelijk is uitgezocht, dan is er in
deze fase meer sprake van een controlerende functie van de informatie en bestaat de informatiebehoefte uit
specifiekere invulling van het plan.
Dit geldt ook voor de informatiebehoefte van de leverancier. Als er in de calculatiefase nog geen leverancier
betrokken is geweest bij het ontwerpen van een tijdelijke geconditioneerde omgeving is de genoemde
informatiebehoefte van toepassing. Als dit wel het geval is, dan is er enkel de controlerende functie van deze
informatie en een eventuele specifiekere invulling.
2.1.3
Uitvoering
Betrokken partij
(hoofd)
uitvoerder
UITVOERING
Informatiebehoefte
Tijdelijk conditioneringsplan van
werkvoorbereiding / calculatie
Gewenste temperatuur & RV op basis van soorten
afbouwmaterialen (verwerkingseisen) en
vochtigheid bouwwerk
Locatie en omvang van tijdelijke voorzieningen
(gevelafdichtingen en compartimenten)
Leverancier
conditioneringsysteem (BAM
Materieel of
externe
leverancier)
Installateur
(BAM Techniek,
Cofely, Imtech,
etc.)
Activiteiten die voorgetrokken moeten worden
om voorzien in warmtebehoefte mogelijk te
maken (bijv. energiebronnen)
Relatieve luchtvochtigheid en temperatuur
(controlerend)
Voortgang afbouwwerkzaamheden (aanpassen
opzet systeem naar conditioneringsbehoefte)
Storingen in systemen
Brandstofvoorziening / -verbruik
Capaciteit elektriciteitsvoorziening bouwplaats
Relatieve luchtvochtigheid en temperatuur
Momenten van plaatsen, installeren, bijstellen en
verwijderen tijdelijke conditioneringsinstallatie
Storingen in systemen
Brandstofvoorziening / -verbruik
Moment van opleveren / inbedrijfstelling
definitieve gebouwinstallatie
Ernst van vervuiling van installatie (indien van
toepassing)
Moment van informatiebehoefte
Bij aanvang bouwwerkzaamheden
Bij aanvang conditioneringsbehoefte minus
voorbereidingstijd** (o.b.v.
planning)
Bij aanvang conditioneringsbehoefte minus
voorbereidingstijd**
Bij aanvang bouwwerkzaamheden
Dagelijks of met een bepaald
interval (een keer per twee dagen)
Wekelijks / dagelijks (o.b.v.
bouwplanning)
Dagelijks tijdens uitvoering
Dagelijks tijdens uitvoering
Bij aanvang bouwwerkzaamheden
Dagelijks of met een bepaalde
intervaltijd
Bij akkoord offerte (o.b.v.
bouwplanning)
Dagelijks tijdens uitvoering
Dagelijks tijdens uitvoering
Bij aanvang bouwwerkzaamheden
Voor, tijdens en na toepassing
tijdelijk conditioneringssysteem
Tabel 2.3: Betrokken partijen en informatiebehoefte tijdens de uitvoering
** De voorbereidingstijd is afhankelijk van de hoeveelheid werk of is project-specifiek en kan dus niet generiek
bepaald worden.
2.1.4
Keuzefactor
Om te begrijpen vanuit welk perspectief keuzes worden gemaakt omtrent het creëren van een tijdelijke
geconditioneerde omgeving zijn acht werknemers van BAM Utiliteitsbouw geïnterviewd. Het aantal
geïnterviewde personen is gebaseerd op basis van continuïteit van de gegeven antwoorden. Met deze
informatie kan er in het ontwerp gestuurd worden op deze keuze factoren. In tabel 2.4 is te zien op basis van
welke factor keuzes worden gemaakt. De primaire factor staat als eerst benoemd met daarachter, tussen
haakjes, specifiekere componenten van de keuze factor. De interviews zijn terug te vinden in bijlage 1.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
27
Geïnterviewde & functie
T. Aalders – Projectorganisator
(Arnhem)
J. Moorman – Hoofduitvoerder
(Arnhem)
H. Voerman – Projectorganisator
(Utrecht)
E. Willemsen – Hoofduitvoerder
(Arnhem)
G. Jansen – Projectorganisator
(Arnhem)
H. Frederiks –
Bouwplaatsmanager (Utrecht)
S. Vermeulen - Hoofduitvoerder
(Arnhem)
G. Ariesen - Hoofduitvoerder
(Utrecht)
Keuzefactor
kosten (rekent alleen het verbruik en huur d.m.v. oliekachels (105 kW) van
BAM Materieel. Dit is standaard rekenprocedure in de ABK begroting)
kosten (het verbruik is het belangrijkste, eventuele voorzieningen en
kosten van het systeem zijn in geringe mate belangrijk)
kosten (primair het verbruik en in geringe mate het
conditioneringssysteem)
kosten (het verbruik, het systeem en tijdelijke voorzieningen) &
uitvoerbaarheid
kosten (rekent alleen het verbruik en huur d.m.v. oliekachels (105 kW) van
BAM Materieel. Dit is standaard rekenprocedure in de ABK begroting)
kosten (van het conditioneringssysteem en het verbruik) & uitvoerbaarheid
kosten & milieu (totaal van kosten voor het systeem, verbruik en milieu)
kosten (van het verbruik en het de kosten van het conditioneringssysteem)
en beschikbare middelen (uitvoerbaarheid).
Tabel 2.4: Keuzefactoren van acht medewerkers van BAM Utiliteitsbouw omtrent de tijdelijk geconditioneerde omgeving.
Alle partijen vermelden dat de keuzes die gemaakt worden omtrent het toepassen van een tijdelijke
geconditioneerde omgeving primair draaien om de kosten. Het verbruik staat bij vrijwel iedereen bovenaan als
belangrijkste kostenpost en waar de keuze dus ook voornamelijk van afhangt. Ze willen het verbruik zo laag
mogelijk houden. Bij traditionele conditioneringswijzen, waarbij gestookt wordt met olie, is dit een terechte
gedachte omdat het verbruik hierbij het grootste aandeel is van de totale kostprijs voor de tijdelijke
geconditioneerde omgeving. Bij gasgestookte installaties, of andere brandstoffen, is het verbruik component
echter niet altijd het duurst (zie ook toetsing model in paragraaf 6.2.2). (Groenveld, 2013 b).
Daarnaast wordt duidelijk uit de gegeven antwoorden dat de uitvoerbaarheid (en de beschikbare middelen:
wat er voor handen is) ook zeer belangrijk is. Als het bouwbedrijf allerlei lastige procedures of handelingen
moet verrichten om een conditioneringssysteem of een bepaald soort brandstof toe te kunnen passen wordt
hier door de geïnterviewde een weloverwogen keuze in gemaakt. Deze keuze wordt echter dan ook gebaseerd
op kosten.
(Aalders, 2013; Ariesen, 2013; Frederiks, 2013; Jansen, 2013; Moorman, 2013; Vermeulen, 2013; Voerman,
2013; Willemsen, 2013)
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
28
2.2
Parameters en randvoorwaarden geconditioneerde omgeving
De tijdelijke geconditioneerde omgeving wordt, naast de betrokken partijen, bepaald en beïnvloed door
meerdere parameters*. Om het proces ‘creëren tijdelijke geconditioneerde omgeving’ goed te kunnen laten
plaatsvinden, is het noodzakelijk om te begrijpen welke parameters van invloed zijn op dit proces en welke
randvoorwaarden zich hierbij voordoen. Beter gezegd, wat moet bekend zijn om een parameter zo goed
mogelijk te kunnen beheersen of sturen?
* Een parameter is een variabele eigenschap als onderdeel van een reeks eigenschappen van een systeem. In
dit afstudeeronderzoek betreft het ‘systeem’ het proces ‘creëren van een tijdelijk geconditioneerde
omgeving’. De parameters zijn dus de eigenschappen van het toepassen van de geconditioneerde omgeving
voor afbouwwerkzaamheden.
2.2.1
Parameters tijdelijke geconditioneerde omgeving
In het vooronderzoek zijn de verschillende parameters bekend geworden. In het afstudeeronderzoek zijn de
parameters verfijnd en verder gedefinieerd. In overleg met een projectorganisator en twee hoofduitvoerders
zijn de parameters gecontroleerd en in sommige gevallen anders gedefinieerd. De parameters die van invloed
zijn op de tijdelijke geconditioneerde omgeving zijn als volgt:
1.
Weer
a. Periode in het jaar: winter / zomer
b. Temperatuur en relatieve luchtvochtigheid van het weer (buiten)
c. Temperatuur en relatieve luchtvochtigheid in het bouwwerk
2. Hoeveelheid vocht in het gebouw (bouwmethode)
3. Type ruimte conditioneringssystemen
4. Type afbouwwerkzaamheden
5. Voortgang planning
a. Wind- en waterdichtheid
b. Dynamische bouwplaats
6. Tijdelijke voorzieningen
a. Gevelafdichtingen
b. Compartimentering
Naast bovengenoemde parameters is ‘de omvang van het gebouw’, dat wil zeggen: hoogte, oppervlakte,
inhoud, etc., ook een parameter. Deze behoeft echter geen verdere toelichting. De randvoorwaarden van elke
parameter worden in de volgende paragrafen toegelicht. De randvoorwaarden van de verschillende
parameters variëren in diepgang in verband met onvoorspelbaarheid of complexiteit.
(Aalders, 2013; Groenveld, 2013 a; Moorman, 2013; Willemsen, 2013)
Bij het conditioneren van een omgeving wordt door leveranciers het Molliër-diagram gebruikt. Dit is een
diagram die onder andere de relatie tussen de temperatuur en de relatieve en absolute luchtvochtigheid
duidelijk maakt. In bijlage 2 kan dit diagram geraadpleegd worden met een toelichting van de fysische
verschijnselen ‘natte / droge bol temperatuur’, ‘relatieve luchtvochtigheid’, ‘absolute luchtvochtigheid’ en
‘dauwpunt’. Deze bijlage dient als verdiepende / achtergrond informatie.
2.2.2
Parameter: Weer
Het weer is een invloedsfactor op het uitvoeringsproces die lastig te voorspellen is. Er kan echter wel op basis
van langjarengemiddelden bepaald worden welke temperatuur en relatieve luchtvochtigheid men kan
verwachten in de verschillende maanden. Met behulp van databases van het KNMI worden in deze paragraaf
verschillende gemiddelden getoond van zowel de temperatuur als de relatieve luchtvochtigheid. Alle
genoemde informatie in deze sub-paragraaf is terug te vinden in bijlage 3 met daarin de bronverwijzingen.
Gemiddelde buitentemperatuur
In grafiek 2.1 is de gemiddelde buitentemperatuur (groene lijn) te zien per maand in Nederland over de
periode 1981-2010. In deze grafiek is ook de gemiddelde minimumtemperatuur (blauwe lijn), een ondergrens,
en de gemiddelde maximumtemperatuur (rode lijn), een bovengrens, te zien over dezelfde periode.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
29
Grafiek 2.1: Gemiddelde temperatuur 1981-2010 en gemiddelde minimum- en maximumtemperatuur.
Gemiddeld gezien blijft de temperatuur het hele jaar dus
boven de 0°C. Er komen echter ook dagen voor dat het kwik
onder de 0°C zakt. Om een inzicht te krijgen in het aantal
dagen dat dit gemiddeld voorkomt is in tabel 2.5 een
overzicht gemaakt aan de hand van het aantal dagen dat de
temperatuur onder of boven bepaalde grenswaarden
uitkomt.
Gemiddelde relatieve luchtvochtigheid buiten
De gemiddelde relatieve luchtvochtigheid (RV) is in grafiek
2.2 te zien voor zowel de periode 1981-2010 (rode lijn) als
2006-2010 (blauwe lijn). Wat opvalt, is dat de RV gezien
over een periode van 5 jaar met name in de lente en de
zomer onder het gemiddelde ligt. In de herfst- en
winterperiode, de periode waarin de tijdelijke
conditioneringsbehoefte zich voordoet, is dit echter wel
relatief gelijk.
Tabel 2.5: Overzicht van gemiddeld aantal dagen per
maand dat de temperatuur een bepaalde grens
overschreed, gemeten van 1981-2010.
Grafiek 2.2: Gemiddelde relatieve luchtvochtigheid (%) gemeten over de periode 191-2010 en 2006-2010.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
30
Om de parameter ‘weer’ te kunnen beheersen
kunnen de verschillende gemiddelden die in deze
paragraaf naar voren zijn gekomen worden
gebruikt. Het is en blijft echter noodzakelijk om
tijdens de uitvoering metingen te verrichten van de
temperatuur en de RV en hierop te sturen. In bijlage
3 zijn tevens overzichtskaarten van Nederland te
vinden van gemiddelde maand temperaturen,
gemiddelde maximum en minimum temperaturen,
gemiddelde relatieve luchtvochtigheid per seizoen,
aantal dagen strenge vorst, ijsdagen en vorstdagen.
Deze kaarten kunnen in het beslissingsondersteunend model gebruikt worden om voor
een specifieke locatie een inschatting te doen van
de temperatuur of RV. In figuur 2.1 is een voorbeeld
van een overzichtskaart te zien.
Figuur 2.1: Gemiddelde temperatuur 1981-2010 (KNMI.nl)
Temperatuur en relatieve luchtvochtigheid in het bouwwerk
De temperatuur en relatieve luchtvochtigheid in het bouwwerk is geheel afhankelijk van de hoeveelheid
warmte die in het pand wordt gebracht, de ventilatie, de hoeveelheid vocht in de constructie, de thermische
isolatie van bouwdelen die het pand afscheiden van het buitenklimaat, etc.
De temperatuur en relatieve luchtvochtigheid kunnen zodoende niet vooraf ingeschat worden, maar dienen
tijdens de uitvoering en de toepassing van het tijdelijke conditioneringssysteem gemeten te worden. Op basis
van de metingen kan er met behulp van het tijdelijke conditioneringssysteem gestuurd worden op het
gewenste binnenklimaat.
2.2.3
Parameter: Hoeveelheid vocht in het gebouw
De hoeveelheid vocht in een in aanbouw zijnde pand is afhankelijk van de volgende factoren:
 De bouwmethode (vocht dat verwerkt wordt in bouwmaterialen);
 Neerslag tijdens de ruwbouw in relatie tot de openheid van het pand.
De neerslag tijdens de bouw zou eveneens via gemiddelden bepaald kunnen worden, maar de hoeveelheid die
hiervan daadwerkelijk in het pand terecht komt en blijft is niet van te voren in te schatten. Dit wordt daarom
verder buiten beschouwing gelaten. De bouwmethode heeft echter wel invloed op de hoeveelheid vocht in het
pand. De volgende bouwmethoden worden onderscheiden:
 Gietbouw;
 Stapelbouw;
 Montagebouw (houtskeletbouw);
 Assemblage-bouw;
 Schakelbouw.
Uit de analyse blijkt dat alleen bij gietbouw (figuur 2.2) er veel
vocht in het pand terecht komt omdat bij deze bouwmethode inhet-werk-gestort beton het primaire bouwmateriaal is. In het
vervolg van het onderzoek is het materiaal beton daarom verder
onderzocht om inzicht te verwerven in de hoeveelheid vocht dit
materiaal met zich meebrengt het gebouw in dat uiteindelijk ook
weer het bouwwerk moet verlaten door uitharding.
(Groenveld, 2013 c; Maas, 1996)
Figuur 2.2: Gietbouw - tunnelbouw (morren.org)
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
31
Hoeveelheid vocht in beton
Uit contact met verschillende betoncentrales en betonbranches (Betoncentrale Twenthe, Cementbouw, VNPbetonmortel en VOBN) blijkt dat de hoeveelheid vocht die bij de uitharding van beton vrijkomt niet generiek
te bepalen is. Dit is namelijk afhankelijk van onder andere:
 de samenstelling van het beton;
 de water-cement factor;
 de cementsoort en maalfijnheid van het cement;
 de aanvangstemperatuur;
 de verhardingstemperatuur;
 de relatieve luchtvochtigheid.
De hoeveelheid water dat in een betonmengsel wordt toegevoegd wordt bepaald op basis van de watercement factor. Dit is de massa van het water gedeeld door de massa van het cement. Deze factor is
afhankelijk van de gewenste sterkte- en milieuklasse. Deze factor kan tussen de 0,45 en 0,70 liggen. Als een
betonmengsel bijvoorbeeld een wcf van 0,60 heeft, dan betekent dit 60 kg water op 100 kg cement.
Het uithardingsproces van het beton en specifiek de verbinding tussen cement en water wordt het
hydratatieproces genoemd. Bij het hydratatieproces gaat het cement in het mengsel een verbinding aan met
het water en ontstaan er cementhydraten. De voortgang van deze verbindingen wordt uitgedrukt als
hydratatiegraad en varieert tussen 0 en 1. Bij 0 hebben er nog geen reacties plaatsgevonden tussen het
cement en het water en bij 1 heeft al het cement gereageerd met het water. In grafiek 2.3 is het
hydratatieproces weergeven bij een betonmengsel met water-cementfactor 0,60. In grafiek 2.4 is de
hydratatiegraad te zien uitgezet tegen de verhardingstijd.
Grafiek 2.3: Hydratatieproducten als functie van de
hydratatiegraad bij wcf 0,60 (Betoniek, 2009)
Grafiek 2.4: Hydratatiegraad van CEM I 32,5 R als functie
van de tijd bij verschillende wcf’s (cementbeton, 2013)
Zoals te zien is in grafiek 2.3 kan het water dat in de poriën zit ontsnappen en zal dus verdampen. Het vrije
water kan echter nog wel ingesloten zitten in het beton en simpelweg gewoon niet reageren. Grafiek 2.4 laat
zien dat het lang kan duren voordat het beton volledig gehydrateerd is. Dit gaat enkele jaren door, lang nadat
de tijdelijke conditioneringsbehoefte voorbij is.
Volgens de betonspecialiste van BAM Infraconsult blijkt als ondergrens dat bij een watercementfactor van
0,50, 0,25 van dit aandeel chemisch reageert, 0,15 fysisch reageert en 0,10 van dit aandeel vrij vocht is dat
overblijft en het beton verlaat via verdamping.
Bij een wcf van 0,50 is er 50 kg water aanwezig op 100kg cement. Dit betekent dat er, volgens de
betonspecialiste van BAM Infraconsult, 40kg water zal reageren met de aanwezige 100kg cement en 10kg
water het betonmengsel zal verlaten door middel van verdamping. Dit is 100 gram / 100 milliliter water per
kilogram cement. Dit geldt als absolute ondergrens. In praktijk is dit meer omdat een deel van het cement niet
zal hydrateren.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
32
Cement en water zijn echter niet de enige
bestandsdelen van een betonsamenstelling en
vormen in verhouding een relatief klein aandeel. Dit is
te zien in tabel 2.6.
Tabel 2.6: Betonsamenstelling voor eenvoudig betonwerk
(Heidelbergcement, 2008).
Op basis van de stelling van de betonspecialiste zal
uit de betonsamenstelling in het voorbeeld van tabel
2.6 bij benadering ongeveer 30 liter water het beton
verlaten door middel van verdamping.
N.B. De exacte hoeveelheid vocht dat in een pand aanwezig is bij aanvang van een tijdelijke conditioneringsbehoefte blijft onbekend. De informatie in deze paragraaf dient vooral om te begrijpen hoe vocht zich in een
bouwwerk terecht komt en hoe vocht in het materiaal beton zich gedraagt. De informatie biedt geen
handvaten voor eventuele berekeningen of iets dergelijks.
(Betoniek, 2009; Bouwmeester, 2013; Cementbeton, 2013; VNP-betonmortel, 2013; VOBN, 2013)
2.2.4
Parameter: Type conditioneringssystemen
Het type conditioneringssysteem is een van de parameters die de tijdelijk geconditioneerde omgeving
beïnvloedt. Op basis van het type conditioneringssysteem kan de geconditioneerde omgeving beheerst
worden. Deze sub-paragraaf richt zich op de ‘vraag’ omtrent het type conditioneringssysteem. In hoofdstuk 3
wordt het ‘aanbod’ van verschillende typen conditioneringssystemen benoemd.
Een conditioneringssysteem wordt toegepast voor het conditioneren van de omgeving zodat
afbouwwerkzaamheden kunnen plaats vinden. De randvoorwaarden die gesteld kunnen worden aan het
conditioneringssysteem zijn:
 Het verdrijven van overtollig vocht;
 Reguleren van de gewenste temperatuur;
 Reguleren van de juiste relatieve luchtvochtigheid (RV).
Om deze randvoorwaarden te bewerkstelligen is er zowel behoefte aan warmte als regulering van de afvoer
van vocht en regulering van de relatieve luchtvochtigheid.
De warmte kan op vele verschillende wijze geleverd worden. De keuze voor het type conditioneringssysteem
is afhankelijk van de mogelijkheid om de definitieve gebouwinstallatie (in zijn geheel of gedeeltelijk) te
kunnen gebruiken. Als de definitieve gebouwinstallatie niet gebruikt kan worden, dan is de eerst volgende
randvoorwaarde of de brandstofvoorziening van de definitieve gebouwinstallatie gebruikt kan worden. Dit
kan aardgas of stadswarmte zijn. Uit het brandstoffen vergelijk in paragraaf 4.2 wordt duidelijk dat beide
brandstoffen relatief goedkoop zijn in verhouding tot andere brandstoffen. Op basis van deze
beschikbaarheid, kan met aanvulling van alle andere parameters een type tijdelijke conditioneringssysteem
gekozen worden.
Het reguleren van de juiste relatieve luchtvochtigheid kan op de volgende manieren:
 Door inzet van condens- of adsorptiedrogers;
 Door ventilatie;
 Door verwarmen.
Het overtollige vocht dat na de ruwbouw in groten getale aanwezig is in het bouwwerk kan op de volgende
manieren verdreven worden:
 Ventileren (vocht laten verdwijnen door verdamping);
 Verwarmen & ventileren (als de temperatuur te laag is om alleen ventileren toe te passen).
In hoofdstuk 3 worden de verschillende systemen toegelicht waarmee een tijdelijke conditionering gecreëerd
kan worden.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
33
2.2.5
Paramater: Type afbouwwerkzaamheden
De afbouwwerkzaamheden zijn de primaire reden waarom een tijdelijke geconditioneerde omgeving nodig is.
Afbouwwerkzaamheden zijn afhankelijk van een bepaalde omgevingstemperatuur en relatieve
luchtvochtigheid (RV). Als hier niet aan wordt voldaan is er een grote kans op beschadigingen en
verkleuringen, slechte hechting, vochtophoping, etc.
Daarnaast hebben afbouwmaterialen die op steenachtige ondergronden worden verwerkt ook eisen met
betrekking tot het vochtigheidsgehalte van de ondergrond. Dit valt echter buiten het onderzoek omdat de
verantwoordelijkheid voor deze metingen altijd bij onderaannemers ligt. (Groenveld, 2013 a)
Om duidelijk te maken welke eisen gesteld worden aan de geconditioneerde omgeving is voor de meest
voorkomende afbouwmaterialen uitgezocht bij welke temperaturen en RV deze verwerkt kunnen en mogen
worden. Deze zijn te zien in grafieken 2.5 & 2.6.
Grafiek 2.5: Verwerkingstemperatuur van verschillende afbouwmaterialen (bronnen, zie bronnenlijst ‘paragraaf 2.2.5’).
In grafiek 2.5 representeert de groene balk of het zwarte horizontale streepje de ideale temperatuur (of
temperatuurgebied) om een afbouwmateriaal te verwerken. De uiteinden van de verticale groene lijn
representeert de absolute onder- en bovengrens waarbinnen de temperatuur dient te liggen. De groene
verticale lijn in grafiek 2.6 representeert het gebied waarbinnen de RV dient te liggen.
Grafiek 2.6: Verwerkingseisen met betrekking tot RV van verschillende afbouwmaterialen (bronnen, zie bronnenlijst ‘paragraaf 2.2.5’).
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
34
Bij beschouwing van grafiek 2.5 is te zien dat een temperatuur van 15°C voor alle werkzaamheden een
geschikte temperatuur is, op enkele vloerafwerkingen na. Deze behoeven een iets hogere temperatuur. De
ideale RV ligt volgens grafiek 2.6 ongeveer op de 60% (op cementdekvloeren na). Het is aan te raden om een
conditioneringssysteem te gebruiken die aanpasbaar is in capaciteit, zodat bij de werkzaamheden die bij lage
temperaturen kunnen plaatsvinden het niet per se 15°C is, maar bijvoorbeeld 5-10°C kan zijn.
Wat verder opvalt, is dat de RV bij vrijwel alle afbouwmaterialen niet boven de 70 à 80% uit mag komen. Dit is
onder andere te verklaren met bepaalde veiligheidsmarges die productleveranciers opnemen in hun
verwerkingsvoorwaarden. In tabel 2.7 is het verband tussen het dauwpunt, luchttemperatuur en RV te zien.
Productleveranciers stellen vaak de eis dat het verschil tussen de luchttemperatuur en het dauwpunt minimaal
3°C dient te zijn. In tabel 2.7 is af te lezen dat dit tot aan een RV van 80% zo is, daarboven is het verschil tussen
het dauwpunt en de luchttemperatuur lager dan 3°C. Deze grens is gekozen door leveranciers omdat de kans
dat de temperatuur in een ruimte 1 à 2°C daalt reëel is, maar een plotselinge daling van 3°C minder reëel is.
Tabel 2.7: Dauwpunt in °C
bij een bepaalde RV en
luchttemperatuur. Bij
verwerking van
materialen wordt vaak
uitgegaan als
minimumtemperatuur 3°C
boven het dauwpunt.
(brander.nl)
2.2.6
Parameter: Voortgang planning
De ‘voortgang van de planning’ is een van de parameters die van invloed is op de toepassing van een tijdelijke
geconditioneerde omgeving. Bij deze parameter zijn er geen duidelijke randvoorwaarden, maar de invloed kan
wel benoemd worden in twee subcategorieën: de wind- en waterdichtheid en de dynamische bouwplaats.
Deze worden in onderstaande sub-paragrafen toegelicht.
Wind- en waterdichtheid
De term wind- en waterdicht wordt het meest gehanteerd als startpunt voor de toepassing van een
geconditioneerde omgeving. Het moment ‘wind- en waterdicht’ betekent dat het gebouw, of een gedeelte
daarvan, volledig afgesloten is van het buitenklimaat (wind en regen). Dit betekent concreet dat de gevel
gesloten is en het dak eveneens wind- en waterdicht is.
De afbouwwerkzaamheden zijn echter leidend als het aankomt op het moment waarop een tijdelijke
geconditioneerde omgeving noodzakelijk is. Vaak wordt in de planning het moment van ‘wind- en waterdicht’
gelijk gesteld aan het moment waarop de afbouwwerkzaamheden beginnen. De afbouwwerkzaamheden
behoeven in variërende mate een geconditioneerde omgeving (zie hiervoor paragraaf 2.2.5) en zijn afhankelijk
van de omgeving en tijd van het jaar (paragraaf 2.2.2 en 2.2.3).
Als het bouwproject in fases wordt uitgevoerd en de afbouw kort na de ruwbouw volgt, dienen er bij
toepassing van een tijdelijke geconditioneerde omgeving compartimenteringen te worden gemaakt. Het kan
e
bijvoorbeeld zo zijn dat bij een woontoren de ruwbouw zich op de 12 verdieping bevindt en men op de eerste
verdieping begint aan de afbouwwerkzaamheden omdat deze wind- en waterdicht is. Er dient dan ter plaatse
van de verdieping die nog niet wind- en waterdicht is, continu een afdichting gemaakt te worden met de
onderliggende verdiepingen die wel wind- en waterdicht zijn. Dit wil zeggen dat de kernen, trappenhuizen en
vides op een of andere wijze afgesloten moeten worden van het buitenklimaat. Dit kan op verschillende
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
35
manieren, zie hiervoor hoofdstuk 2.2.7. Het moment waarop de tijdelijke geconditioneerde omgeving wordt
ingezet wordt echter nooit als activiteit opgenomen in de bouwplanning. Dit komt mede omdat het
afhankelijk is van het weer.
Dynamische bouwplaats
De dynamische bouwplaats representeert het feit dat een bouwplaats voortdurend onderhevig is aan
veranderingen. De ene dag staat een ruimte vol met materialen, die vervolgens de volgende dag verwerkt zijn
waardoor de ruimte ineens weer volledig open is. Een aantal belangrijke veranderingen die van invloed zijn op
de tijdelijke geconditioneerde omgeving zijn:
 Materiaal- en materieelstromen en verkeersruimten;
Bij opstelling van een conditioneringssysteem dient rekening te worden gehouden met materiaal-,
materieel en verkeersstromen. Deze liggen vaak voor langere periode vast, maar aangezien een
tijdelijk conditioneringssysteem vaak meerdere maanden ingezet wordt, dient men nauwkeurig de
planning in de gaten te houden met oog op verandering van deze stromen. Het tijdelijke
conditioneringssysteem zou in de weg kunnen gaan staan, maar is niet altijd even eenvoudig te
verplaatsen.
 Openheid ruimtes;
Een open ruimte is eenvoudiger te conditioneren dan een ruimte vol met kleine ruimtes. Afhankelijk
van de planning kan de openheid van de ruimte veranderen; er worden steeds meer wanden
geplaatst. Bij het ontwerpen van een conditioneringssysteem dient men hierop te kunnen
anticiperen. Dit wil zeggen dat het conditioneringssysteem:
 verplaatsbaar is, of;
 er moet extra met ventilatoren gestuurd worden op luchtstromen, of;
 het conditioneringssysteem moet te verkleinen zijn van een aantal grote units (250kW per
stuk) naar meer kleinere units (50kW per stuk) zodat er geconcentreerder op kleinere
ruimtes gestuurd kan worden.
(Aalders, 2013; Groenveld, 2013 a; Moorman, 2013; Willemsen, 2013)
2.2.7
Parameter: Tijdelijke voorzieningen
De parameter ‘tijdelijke voorzieningen’ richt zich op alle voorzieningen om de tijdelijke conditioneringsbehoefte te kunnen uitvoeren en beheersen. Deze behoefte vertaald zich in een drietal randvoorwaarden:
 Tijdelijke voorzieningen voor afsluiting van contact met het buitenklimaat;
 Tijdelijke voorzieningen voor beheersbaarheid van de geconditioneerde omgeving door toepassing
van compartimenten;
 Tijdelijke voorzieningen om een geconditioneerde omgeving te realiseren en in bedrijf te houden.
De tijdelijke voorzieningen kunnen op verschillende manieren toegepast worden en uit verschillende
materialen bestaan. Enkele hiervan worden toegelicht.
Tijdelijke voorzieningen voor afscheidingen van het buitenklimaat
Op het moment dat een tijdelijke geconditioneerde omgeving gewenst is zijn in een bouwwerk soms nog niet
alle gevels gesloten of blijven er geveldelen open voor aan- en afvoer van materialen en materieel. Daarnaast
is het ook mogelijk dat het dak nog niet volledig wind- en waterdicht is. Hiervoor worden allerlei tijdelijke
voorzieningen getroffen, namelijk:
 Dichtzetten van gevelopeningen (vliesgevels / kozijnen);
 Creëren tijdelijke doorgangen in gevel (zelfsluitende deuren);
 Afscheidingen van het dak met het buitenklimaat.
Voor gevelopeningen die verdiepingshoog zijn en bij tijdelijke doorgangen wordt gebruik gemaakt van
underlayment beplatingen tegen een raamwerk van vurenhouten balken (zie figuur 2.3). Deze weren zowel
regen als wind, maar hebben amper isolerend vermogen. Een goedkopere oplossing is het dichtzetten van de
gevel met een dekzeil. Deze heeft echter helemaal geen isolerend eigenschappen.
Kleinere gevelopeningen, zoals kozijnen waarin het glas nog ontbreekt, kunnen dicht gezet worden met een
Polyethyleen folie (0,20mm dik) of een gewapende folie. Deze kunnen of op een raamwerk gemaakt zijn en in
het kozijn geplaatst worden of de folie wordt direct in het kozijn gezet en met de glaslatten of eventueel met
spijkers vast gezet.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
36
Als er nog openingen in het dak zitten worden deze vaak
dichtgelegd met een underlayment plaat of met een
dekzeil (er dient in ieder geval ook valbeveiliging
geregeld te zijn). In sommige gevallen wordt er nog een
‘dammetje’ gecreëerd, een soort verhoging, zodat water
dat op het dak niet alsnog naar binnen kan stromen.
Bovengenoemde oplossingen zijn de manieren waarop
het in de uitvoering hedendaags wordt aangepakt. Om
energie te besparen zouden de tijdelijke voorzieningen
in gevel- of dak-openingen voorzien kunnen worden
van isolatie, zoals in de houten raamwerken van
gevelopeningen.
Figuur 2.3: Transportopening dichtgezet met underlayment
(foto genomen bij MCE te Arnhem)
Tijdelijke voorzieningen voor compartimenten
Compartimenten hebben als functie het gebouw in kleinere ruimtes (compartimenten) op te delen om zo de
omgeving meer beheersbaar te maken. Ook kan de voortgang in de planning een reden zijn om te
compartimenteren. Zo kan op een verdieping al 75% van de gevel dicht zijn maar kan er door de overige 25%
open gevel nog niet geconditioneerd worden. Door hier een scheiding in aan te brengen kan men toch
beginnen met conditioneren en voortzetten met de afbouwwerkzaamheden. Zeer grote ruimtes zijn ook beter
te beheersen als deze worden opgedeeld in kleinere ruimtes. Er wordt echter door de leveranciers van
tijdelijke conditioneringssystemen geen uitspraak gedaan over de maximale omvang van een compartiment.
Dit is namelijk vooral afhankelijk van de indeling van de te conditioneren ruimte (een ruimte met veel hoeken
en bochten kan bijvoorbeeld beter gecompartimenteerd worden dan één grote rechthoekige ruimte).
Voor compartimenten kan gebruik worden gemaakt van de volgende soorten scheidingen:
 (Geïsoleerd) dekzeil;
 Houten raamwerk met gewapende folie of underlayment beplating (figuur 2.4);
 Strokengordijnen, voor kleinere doorgangen (figuur 2.5).
Figuur 2.4: Compartiment d.m.v. houtenraamwerk & gewapende folie
(foto genomen bij MCE, Arnhem)
Figuur 2.5: Strokengordijn als compartiment
(foto genomen bij MCE, Arnhem)
Tijdelijke voorzieningen om een geconditioneerde omgeving te realiseren en in bedrijf te houden
Om een tijdelijke geconditioneerde omgeving mogelijk te kunnen maken dienen, afhankelijk van de
bouwplaats en het type conditioneringssysteem, soms bepaalde voorzieningen te worden getroffen, zoals:
 Verhogen van de stroomcapaciteit;
 Verleggen of verlengen van een gasleiding;
 Voortrekken van activiteiten om een geconditioneerde omgeving mogelijk te maken, etc.
Het verhogen van de stroomcapaciteit op een bouwplaats gaat gepaard met hoge kosten. Op een bouwplaats
met één bouwkraan en twee bouwliften wordt doorgaans een elektriciteitsvoorziening van 160 kVA (3 x 250A /
400V) toegepast. Deze aansluiting kost € 5.284. Als een zwaardere aansluiting nodig is, tussen de 160 kVA en
630 kVA (3 x 1000A / 400V), kost deze aansluiting al € 21.733. Daarnaast stijgen bij een hoger verbruik niet
alleen de aansluitkosten maar ook het gecontracteerd vermogen e.d.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
37
De kosten voor het verleggen of verlengen van een gasleiding is zeer project-specifiek. Bij Mariëndaal Center
of Excellence in Arnhem is een gasleiding ongeveer 10 meter verlegd. Dit resulteerde extra kosten van
ongeveer € 10.000. Deze kosten hebben wel opgewogen tegen het feit dat anders met olie gestookt zou
moeten worden.
Het is dus belangrijk dat tijdelijke voorzieningen, zoals het verleggen van een gasleiding, altijd financieel
worden afgewogen tegen andere opties. (Groenveld, 2013 a; Jansen, 2013; Liander, 2013; Walbeek, 2013)
2.3
Mate van invloed parameters
Nu bekend is welke parameters betrokken zijn bij de tijdelijk geconditioneerde omgeving is het ook
interessant om te zien wat de mate van invloed is op de tijdelijk geconditioneerde omgeving van deze
parameters. Op deze manier kunnen de effecten duidelijk worden van een veranderingen van een parameter
op de tijdelijk geconditioneerde omgeving.
Aan de zojuist besproken parameters is een waardering gegeven met betrekking tot hun mate van invloed op
financieel, procesmatig en energetisch (hoeveelheid energie en daarmee ook CO 2 uitstoot) gebied. Op basis
van de randvoorwaarden van alle parameters is bepaald hoe groot de mate van invloed is van een parameter
op de tijdelijk geconditioneerde omgeving. Deze mate van invloed is bij sommige parameters bepaald met
behulp van een rekenvoorbeeld en bij andere door logische beredenering.
De mate van invloed is geclassificeerd naar: geen invloed (0), geringe invloed (+) en grote invloed (++). Deze
classificatie is een grove indicatie. In tabel 2.8 is deze mate van invloed te zien daaronder wordt de invloed per
parameter toegelicht. Bij de waardering van een parameter is rekening gehouden met andere parameters,
maar er kan niet gezegd worden dat een + bij elke parameter dezelfde waarde representeert en dat deze
onderling te vergelijken zijn. De mate van invloed heeft daarmee een informatief karakter en leent zich niet
voor gegronde conclusies.
Tabel 2.8: Mate van invloed op financieel, procesmatig en energetisch gebied per parameter op de geconditioneerde omgeving
Weer
Als men bij de toepassing van een tijdelijke geconditioneerde omgeving de parameter 'weer' niet of
onvoldoende beheerst heeft dit zowel financiële, energetische als procesmatige gevolgen. Aan de hand van
het volgende voorbeeld wordt dit voor de benodigde warmte duidelijk:
Voorbeeld 1
Formule warmtebehoefte: Q = inhoud * K-factor * temperatuurverschil (∆ T) * 1,16 (conversie Kcal naar Watt)
Stel een gebouw van 10.000 m³ met een gemiddelde isolatie (k = 2,2) heeft een gewenste binnentemp. van
20°C en de buitentemp. is 10°C. De benodigde warmte is dan: Q = (10.000 * 2,2 * 10 * 1,16) / 1.000 = 255,2 kW.
Bij oliekachels betekent dit een huurtarief van ca.= € 670/wk* (175kW à €420 + 100kW à €250) en verbruik ca.
25,7 l/u vollast = ± 4.300 l/wk, diesel à €1,50/L  €6.450 voor verbruik.
Als echter de parameter weer niet juist is ingeschat en het bijvoorbeeld buiten 5°C is in plaats van 10°C,
betekent dit dat de benodigde warmte met 50% toeneemt: Q = (10.000 * 2,2 * 15 * 1,16)/1.000 = 382,8 kW.
Bij oliekachels betekent dit een huurtarief van ca. € 920/wk* (235kW à €500 + 175kW à €420) en verbruik ca.
38,5 l/u vollast = ca. 6.500 liter per week = ca. € 9.700.
In dit voorbeeld betekent een temperatuurverschil van 5 graden een stijging in huurkosten van circa 35% en
een stijging in verbruik van circa 50%.
* Huurtarieven, zie hoofdstuk 4.1
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
38
Als men de temperatuur (het weer) niet juist inschat is er een grote kans dat het conditioneringssysteem niet
toereikend is met als gevolg: extra inzet benodigd  hogere huurkosten & verbruik kosten. De financiële
gevolgen zijn dus groot (++). Procesmatig kan er enige vertraging ontstaan, maar verhuurbedrijven kunnen
snel schakelen waardoor de vertraging tot een minimum beperkt kan worden. De mate van invloed is dus
procesmatig gering (+). Energetisch gezien is het weer een factor die op zich zelf niet te beïnvloeden is. Als de
parameter van te voren wel goed ingeschat was (als er bijvoorbeeld extra warmte ingehuurd is), zou dit ook
betekenen dat er hogere energetische uitstoot zou zijn. Het is wel mogelijk dat de parameter zodanig
verkeerd ingeschat is dat er een omslagpunt zou zijn in de inzet van een energiezuiniger systeem of brandstof,
waarmee het energieverbruik en daarmee de CO2 uitstoot meer beperkt zou kunnen worden. De mate van
invloed is energetisch dus gering (+).
Hoeveelheid vocht in het gebouw
De hoeveelheid vocht in het gebouw is, zoals blijkt in paragraaf 2.2.3, onmogelijk van te voren in te schatten.
De mate van invloed van de hoeveelheid vocht op het tijdelijke conditioneren kan ook niet uniform worden
vermeld. Wel kan worden verondersteld dat hoe meer vocht er in pand zit, hoe meer energie benodigd is om
dit eruit te krijgen en daarmee stijgen de kosten en neemt de tijdsduur toe. De mate van invloed is daarmee
voor alle drie de pijlers gelijk (ze nemen immers allemaal toe of af) en is groot (++). Op de hoeveelheid vocht
kan echter met verschillende conditioneringssystemen wel goed gestuurd worden door verhuurbedrijven.
Type conditioneringssysteem
De mate van invloed van het type conditioneringssysteem is voor alle drie de pijlers groot (++) omdat hiermee
de gehele tijdelijke conditionering tot stand komt. Als het conditioneringssysteem bijvoorbeeld niet
toereikend is, heeft dit directe gevolgen voor zowel het energieverbruik, de huur- en verbruikskosten en het
uitvoeringsproces. In paragraaf 6.2.2 en bijlage 12 (bij de toetsing van het model) wordt duidelijk zichtbaar dat
het type conditioneringssysteem van grote invloed is op alle drie de pijlers.
Type afbouwwerkzaamheden
Het soort afbouwwerkzaamheden is van grote invloed (++) op de geconditioneerde omgeving. De
afbouwwerkzaamheden bepalen namelijk de temperatuurbehoefte en de RV behoefte. Dit bepaalt direct de
hoeveelheid benodigde warmte, daarmee de uitstoot (energie/milieu), de financiën en ook de planning. In het
volgende voorbeeld wordt dit duidelijk:
Voorbeeld 2
Het verwerken van metal-stud wanden dient plaats vinden bij temperaturen > 5°C. Linoleum dient echter bij
minimaal 18°C verwerkt te worden. Als het buiten 0°C is, betekent dit op warmtevraag (inhoud 10.000m³ en
gemiddelde isolatiewaarde) het volgende:
Metal-Stud wanden:
Q = (10.000 * 2,2 * 5 * 1,16) / 1.000 = 127,6 kW.
Linoleum:
Q = (10.000 * 2,2 * 18 * 1,16) / 1.000 = 459,4 kW.
De warmtebehoefte voor linoleum is in deze situatie ten opzichte van de verwerking van Metal-Stud wanden
ruim drieënhalf keer zo hoog.
Voortgang planning: wind- en waterdichtheid / tijdelijke voorzieningen: gevelafdichtingen
Als de voortgang van de planning niet loopt zoals het moet en daardoor het gebouw niet volledig wind- en
waterdicht is, heeft dit de volgende gevolgen:
Voorbeeld 3
We nemen weer het voorbeeld van de parameter ‘weer’: een gemiddeld geïsoleerd gebouw met een inhoud
van 10.000 m³ en een ∆ T van 10°C levert de volgende warmtebehoefte op:
Q = 10.000 * 2,2 * 10 * 1,16 = 255.200 Watt = 255,2 kW.
Als de wind- en waterdichtheid echter niet gegarandeerd is, bijvoorbeeld de gevel is nog (gedeeltelijk) open,
betekent dit het volgende in deze berekening: de isolatiewaarde staat gelijk aan slecht geïsoleerd (k-waarde =
4,0): Q = 10.000 * 4,0 * 10 * 1,16 = 464.000 Watt = 464,0 kW.
In deze situatie betekent dit een toename in warmtebehoefte van ruim 80%.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
39
De mate van invloed van de wind- en waterdichtheid is energetisch en financieel gezien groot (++). De
energiebehoefte is namelijk veel groter bij een open gebouw dan bij een gesloten gebouw. Dit resulteert
direct in hogere kosten voor het tijdelijk conditioneren. Procesmatig zijn de gevolgen ook groot (++) omdat
het langer duurt om de ideale omgevingsconditie te creëren. Daarnaast is de omgevingsconditie in een
dergelijk situatie ook veel gevoeliger voor fluctuaties in de buitenlucht omdat er geen schil is die het
binnenklimaat hiervoor beschermd. De mate van invloed is wel sterk afhankelijk van de omvang van een
opening in de gevel of het dak.
Voortgang planning: Dynamische bouwplaats
Een dynamische bouwplaats betekent dat het conditioneringssysteem soms aangepast moet worden omdat
verkeersstromen veranderen en het gebouw zelf steeds meer gevuld wordt met afbouwmaterialen. De mate
van invloed van de dynamische bouwplaats is primair financieel. Door de dynamische bouwplaats dient het
conditioneringssysteem namelijk ‘omgebouwd’ te worden. De financiële invloed is echter lang niet zo groot
als bijvoorbeeld bij de parameter weer. De mate van invloed financieel is dus gering (+). Procesmatig kan er
een kleine vertraging ontstaan, maar het ombouwen dient juist om vertragingen te beperken, dus de invloed
hierop is vrijwel nul (0). Energetisch is er door de dynamische bouwplaats niet direct een lagere of hogere
behoefte. De mate van invloed energetisch is dus ook nul (0).
Tijdelijke voorzieningen: Compartimentering
De mate van invloed van compartimenten op de geconditioneerde omgeving is financieel gezien gering (+).
Door compartimenten toe te passen is het binnenklimaat eenvoudiger te conditioneren, immers een grote
ruimte is lastiger te beheersen dan een aantal kleinere ruimtes. Ook kan de conditioneringsbehoefte per
compartiment beter worden afgestemd. De mate van invloed is financieel en energetisch gezien gering (+)
omdat er beter gestuurd kan worden op de behoefte, maar er dienen ook extra kosten gemaakt te worden om
dit te realiseren. De mate van invloed is procesmatig eveneens gering (+) omdat het toepassen van
compartimenten ook tijd met zich mee brengt, maar de conditionering is wel effectiever en bespaard daarmee
enige tijd.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
40
HOOFDSTUK 3
SYSTEMEN OM EEN TIJDELIJKE
GECONDITIONEERDE OMGEVING TE CREËREN
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
41
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
42
3
Systemen om een tijdelijk geconditioneerde omgeving te creëren
De tijdelijk geconditioneerde omgeving wordt mede bepaald door de soorten systemen die worden ingezet.
Om de tijdelijk geconditioneerde omgeving te kunnen ontwerpen en plannen is het zodoende belangrijk om te
weten welke systemen in welke situaties ingezet kunnen worden. In dit hoofdstuk wordt het onderzoek naar
de verschillende systemen toegelicht, die als informatiebron dienen voor het ontwerp (hoofdstuk 5).
In paragraaf 3.1 wordt allereerst een korte inleiding gegeven op de tijdelijke conditioneringssystemen gevolgd
door de verschillende traditionele systemen in paragraaf 3.2. In paragraaf 3.3 tot en met 3.6 wordt het
onderzoek naar alternatieve mogelijkheden om te conditioneren toegelicht.
3.1
Inleiding tijdelijke conditioneringssystemen
Zoals in paragraaf 2.2.4 benoemd is wordt in dit hoofdstuk gesproken over het aanbod van verschillende
conditioneringssystemen. De conditioneringssystemen bestaan uit meerdere componenten, namelijk:
 Verwarming;
 Droging;
 Ventilatie.
Een tijdelijke geconditioneerde omgeving wordt toegepast om meerdere redenen, te lezen in hoofdstuk 1.2:
voor het verdrijven van bouwvocht en voor het creëren van een geconditioneerde omgeving. Het verdrijven
van bouwvocht kan door middel van natuurlijke ventilatie, maar ook door geforceerde ventilatie. Door middel
van dampdiffusie (dampdruk) wordt vocht namelijk uit de constructie over gedragen aan de lucht. Waterdamp
verplaatst zich continu van zones met een sterke concentratie aan damp naar zones met een minder hoge
waterdampconcentratie. De constructie bevat een hoge concentratie. Door hier lucht langs te sturen met een
lage waterdampconcentratie (een lage relatieve luchtvochtigheid) kan er diffusie ontstaan.
Voor het drogen van een pand kan enkel ventilatie worden toegepast als het warm genoeg is (warmer dan
15°C) en men veel tijd heeft. De droogsnelheid kan verhoogd worden door de inzet van condens- of
adsorptiedrogers. Vaak is het echter kouder waardoor er ook warmte benodigd is. Warme lucht kan immers
meer vocht bevatten dan koude lucht (zie bijlage 2). De warmte dient dan voor zowel het drogen als het
conditioneren van de omgeving voor de verwerkingseisen van de afbouwmaterialen. Het totale concept van
de tijdelijk geconditioneerde omgeving is zodoende altijd een samenspel van warmte, droging en ventilatie.
In de paragrafen die volgen worden de verschillende traditionele en alternatieve conditioneringssystemen
besproken. Voorafgaand worden eerst kort stil gestaan bij de manier om de geconditioneerde omgeving te
berekenen en de brandstoffen die gebruikt kunnen worden bij alle verschillende verwarmingssystemen.
Berekenen geconditioneerde omgeving
Voor het berekenen van de tijdelijke geconditioneerde omgeving wordt alleen de warmtebehoefte berekend.
Traditioneel gezien wordt dit gedaan met behulp van de oliekachels (105 kW) van BAM Materieel. Een kachel
kan 2.500 m³ verwarmen met een temperatuurverschil tot aan 20°C. Door de inhoud van het gebouw te delen
door 2.500 werd op deze manier de benodigde verwarmingscapaciteit en daarmee ook de huur en het verbruik
berekend. Een nauwkeurigere formule, die bij paragraaf 2.3 in de voorbeelden reeds is gebruikt, is:
Q = inhoud * ∆T (gemiddelde temperatuur) * k-waarde (isolatiewaarde) * 1,16 (conversie Kcal naar Watt). Dit
is praktisch gezien de meest geschikte formule voor het berekenen van de warmtebehoefte bij tijdelijke
conditionering (zie ook bijlage 2).
De droogsnelheid kan echter niet berekend worden. Dit heeft onder andere te maken met de relatieve
luchtvochtigheid (die door warmte sterk kan variëren) en de hoeveelheid vocht in het bouwwerk / materialen.
Dit is echter, zoals in paragraaf 2.2.3 is gebleken, ook onbekend. De inzet van drogers kan zodoende pas het
beste bepaald worden als het gebouw daadwerkelijk geconditioneerd gaat worden. Als echter van te voren al
bekend is dat er hoe dan ook veel vocht in het pand aanwezig zal zijn, kan men er wel voor kiezen drogers in te
zetten. De inzet van ventilatie kan bij inzet van drogers er voor zorgen dat de droogtijd tot 30% verkort kan
worden. De inzet van ventilatie bij verwarming dient vooral voor de circulatie van de warmte en tevens voor
het afvoeren van vochtige lucht. (Edens, 2013; Vliet, 2013)
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
43
Brandstoffen
De tijdelijke verwarmingssystemen kunnen gebruik maken van variërende brandstoffen. De verschillende
soorten staan onderstaand vermeld met achter elke soort wanneer er voor een dergelijke brandstof gekozen
zou kunnen worden. Verdere specificaties van brandstoffen zijn te lezen in paragraaf 4.2.




Olie (diesel) – als er op de bouwplaats geen andere brandstof voorhanden is;
Biodiesel – zelfde als normale diesel, maar als men wel eisen stelt aan milieuprestaties;
Aardgas – als een gasleiding te gebruiken is (eventueel de toekomstige definitieve gasleiding);
Propaangas / Petroleum – uitsluitend te gebruiken bij direct gestookte kachels of infrarood heaters
die bestemd zijn voor zeer lokaal drogen;
 Elektriciteit – financieel ongunstig en onvriendelijk voor het milieu (hoge CO2 uitstoot) om mee te
verwarmen. Uitsluitend te gebruiken bij zeer lokaal drogen.
 Houtpellets – als er op de bouwplaats geen andere brandstof is en men in de overwegingen de CO 2
uitstoot als belangrijke parameter zien;
 Stadsverwarming – als deze in het proces tijdig gereed kan zijn, dus vóór de conditioneringsbehoefte,
is dit een goede manier om te verwarmen (zie kosten brandstoffen in paragraaf 4.2).
Warm water ten behoeve van CV installaties staat in bovenstaande lijst niet benoemt omdat het een medium
is in plaats van een brandstof.
3.2
Traditionele conditioneringssystemen
Onder traditionele systemen worden conditioneringssystemen verstaan die in het vooronderzoek veelvoudig
in gesprekken met partijen en gedurende observaties zijn voorgekomen. Dit zijn de volgende systemen:
Verwarming
Droging
 Directe olie-/gasgestookte kachels
 Condensdrogers
 Indirect gestookte olie-/gaskachels
 Adsorptiedrogers
 Elektrische kachels & infraroodstralers
 Mobiele CV installatie (wordt echter nog niet heel veel toegepast)
Ventilatie
 Axiaal ventilatoren
 Overdruk ventilatoren
Elk traditioneel systeem zal kort worden besproken op basis van werking, de verwarmingscapaciteiten, het
rendement en randvoorwaarden bij toepassing. Verdere technische specificaties zijn terug te vinden in bijlage
6. De verschillende systemen kunnen geleverd worden door verschillende leveranciers, waaronder Polygon,
Andrews Sykes en Klimarent. BAM Materieel verhuurde tot voor kort ook indirect gestookte oliekachels en
condensdrogers, maar besteed dit nu uit aan Andrews Sykes. (Groenveld, 2013 a)
Verwarming: directe gestookte heaters
Direct gestookte heaters werden in het verleden regelmatig veel toegepast voor
bouwverwarming. Hedendaags worden ze echter bijna niet meer toegepast. Dit
heeft voornamelijk te maken met het feit dat deze kachels naast warmte ook de
verbrandingsgassen de ruimte in blazen. Hiermee wordt wel alle vrijgekomen
warmte benut en dit systeem heeft dan ook een rendement van 100%. Bij de
verbranding komt er ook vocht vrij dat eveneens in de ruimte wordt geblazen. Dit
terwijl je juist probeert te ontvochtigen.
De enige situatie waarin ze nog wel eens worden toegepast is op steigers in
Figuur 3.1: Direct gestookte buitenopstellingen. Omdat dit geen onderdeel is van dit onderzoek worden de
direct gestookte kachels verder buiten beschouwing gelaten.
heater (verhuurcatalogus
(Priester, 2013; Vliet, 2013)
Klimarent)
Verwarming: indirecte olie-/gasgestookte heaters
De indirecte olie-/gasgestookte heaters zijn de meest toegepaste verwarmingsinstallaties als het aankomt op tijdelijke ruimte conditionering. Bij deze kachels
worden de rookgassen apart afgevoerd waardoor in de te conditioneren ruimte
alleen schone en droge lucht terecht komt. De indirect gestookte kachels zijn te
huur met verwarmingscapaciteiten variërend van 100kW tot 385kW en kunnen
daarmee zowel kleinere als grote ruimtes verwarmen. Het rendement van de
indirecte oliegestookte kachels ligt op 92%. De gasgestookte versies verstoken
Figuur 3.2: Indirect gestookte heater
ongeveer 10% meer brandstof voor dezelfde warmteopbrengst.
105kW (verhuurcatalogus Polygon)
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
44
Randvoorwaarden bij toepassing:
 De rookgasafvoer moet naar buiten worden geleid. Opstellingsmogelijkheden zijn zowel binnen als buiten, waarbij binnen de
voorkeur heeft (met betrekking tot een energiebesparing van
circa 35%). Bij buitenopstelling is het aan te raden om recirculatie
toe te passen;
 De kachels moeten altijd voldoende lucht aan kunnen zuigen en
bij toepassing van meerdere kachels dienen de apparaten zo
geplaatst te worden dat de luchtstromen elkaar niet overlappen,
aangezien er dan tochtverschijnselen ontstaan;
Figuur 3.3: Indirect gestookte heater
 Voor vrijwel alle kachels is krachtstroom benodigd en bij inzet
385kW (verhuurcatalogus Polygon)
van meerdere kachels moet men rekening houden met de
capaciteit van het elektrische netwerk.
(Priester, 2013; Tetteroo, 2013; Vliet, 2013)
Verwarming: elektrische kachels & infraroodstralers
Elektrische kachels en infraroodstralers zijn warmteopwekkers die de lucht
verwarmen via straling en convectie. Beide systemen werken op elektriciteit
en het rendement van beide systemen komt dicht bij de 100%. De
verwarmingscapaciteit van elektrische kachels varieert van 3kW tot 30kW.
Vanwege deze lage capaciteit worden elektrische kachels eigenlijk alleen
gebruikt bij het verwarmen van kleine ruimtes. Infraroodstralers worden
vooral ingezet voor het drogen van zeer lokale vochtplekken en hebben een
maximale verwarmingscapaciteit van 43kW. Beide verwarmingsmethoden
verbruiken veel energie in verhouding tot andere systemen. Het inzetten van
elektrische kachels en infraroodstralers dient dus alleen voor zeer lokaal
drogen en hooguit als additionele verwarming bij een ander systeem voor
bijvoorbeeld lastig te conditioneren plekken.
Figuur 3.4: Elektrische kachel 12kW
(verhuurcatalogus Andrews Sykes)
Randvoorwaarde bij toepassing:
 Er dient rekening te worden gehouden met de capaciteit van het elektriciteitsnetwerk (in verband
met hoog energieverbruik).
Verwarming: mobiele CV installatie
De mobiele CV installatie ligt op de scheidingslijn tussen traditionele en alternatieve conditioneringssystemen. Het is een systeem dat nog niet heel veel wordt toegepast, maar er wordt door de verschillende
verhuurbedrijven wel opgemerkt dat de toepassing toeneemt.
De mobiele CV installaties transporteren warm water
(90 / 70°C) door een netwerk dat door het gebouw in
aanbouw gelegd kan worden. Het warmwaternetwerk
is aangesloten op tijdelijke warmwater heaters
(fancoil units / watergekoelde airco) waarmee de
warmte van het water wordt overgebracht naar de
lucht. De mobiele CV installatie kan echter ook
aangesloten worden op een definitief afgiftesysteem,
zoals radiatoren of vloerverwarming. De mobiele CV
Figuur 3.5: Mobiele CV ketel & warmwater heater
installaties kunnen gestookt worden op zowel diesel
(verhuurnet.nl & verhuurcatalogus Polygon)
als op aardgas. Verhuurbedrijf Klimarent geeft aan
deze ook te kunnen verwarmen met houtpellets. De verwarmingscapaciteit van de mobiele CV installatie
varieert van 100 tot 1.500 kW en het rendement is circa 93%. (Priester, 2013)
Randvoorwaarden bij toepassing:
 Er dient voorzichtig omgegaan te worden met leidingen van het waternetwerk in verband met kans
op lekkages;
 De mobiele CV installatie moet buiten opgesteld worden in verband met rookgasafvoer.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
45
Droging: Condensdrogers
Condensatiedrogers zuigen lucht aan en koelen deze vochtige lucht snel af door middel van een
verdampingsblok in een gesloten koelsysteem. Door deze afkoeling stijgt de relatieve luchtvochtigheid boven
de 100% en vindt er condensatie plaats. Het gecondenseerde water wordt afgevoerd en de warmte die in de
condensor van het koelsysteem vrijkomt wordt weer uitgeblazen. De uitgaande temperatuur is daarmee gelijk
aan de inkomende temperatuur en soms zelfs iets warmer.
Condensdrogers zijn te huren met een ontvochtigingscapaciteit
variërend van 16 tot 150 liter per dag (bij 20°C en 60/75% RV) en
geven een luchtverplaatsing van 225 m³/u tot 2.200 m³/u. Het
energieverbruik is ten opzichte van adsorptiedrogers tot drie maal
zo laag.
Randvoorwaarden bij toepassing:
 In te zetten boven de 10-12 °C;
 Additionele verwarming is zodoende vrijwel altijd
noodzakelijk;
 Condens opvangbak moet regelmatig geleegd worden;
 Bij inzet van meerdere condensdrogers in combinatie met
verwarming moet er rekening gehouden met de
elektriciteitscapaciteit die op de bouw aanwezig is.
Figuur 3.6: Werking condensdroger
(dryfast.nl)
Droging: Adsorptiedrogers
Adsorptiedrogers hebben als voordeel ten opzichte van condensdrogers dat deze inzetbaar zijn bij lagere
temperaturen en bovendien de lucht die zij uitblazen extreme lage hoeveelheid vocht bevat (een RV 8 - 35%).
Bij adsorptiedrogers wordt de vochtige lucht door een draaiend silicagel wiel geblazen, welke het vocht uit de
lucht adsorbeert. De ontvochtigde lucht wordt teruggeblazen in de ruimte. Het silicagelwiel raakt echter op
den duur verzadigd en moet worden ontvochtigd. Dit wordt gedaan door een deel van
de aangezogen lucht te recirculeren en te verwarmen en dan opnieuw door het wiel te
blazen. Deze verwarmde vochtige lucht wordt afgevoerd.
Randvoorwaarden bij toepassing:
 Er dient extra aandacht besteed te worden aan afwerkvloeren omdat deze
door de lage RV van adsorptiedrogers te snel (met name de toplaag) kunnen
opdrogen met als gevolg scheurvorming;
 Kan ingezet worden tot temperaturen vanaf ongeveer 5-7°C, maar heeft een
hoog energieverbruik (tot drie maal zo hoog als condensdrogers);
Figuur 3.7: Adsorptiedroger
(verhuurcatalogus Polygon)
 De elektravoorziening dient ingericht te zijn op het hoge energieverbruik
van adsorptiedrogers.
Ventilatie: Axiaal ventilatoren & overdruk ventilatoren
Ventileren is een oplossing die gebruikt wordt in combinatie met verwarming en/of
droging. Conditioneren door uitsluitend te ventileren is ook een optie, maar vergt veel
tijd. De meest ingezette ventilatoren bij de tijdelijke conditioneringsbehoefte zijn axiaal
ventilatoren (capaciteit van 3.500 tot 80.000 m³/uur). Overdruk ventilatoren (zoals
radiaal of centrifugaal ventilatoren) creëren een overdruk en zetten hiermee een sterke
luchtstroom in beweging waarmee snel gedroogd kan worden. De voorwaarde hierbij is
dat deze luchtstroom niet te sterk is, omdat anders de toplaag van afbouwmaterialen
zoals die van gietvloeren te snel uit kunnen drogen. De ventilatoren verbruiken niet
bijzonder veel energie: variërend van 0,2 kW tot 4,0 kW per uur.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
Figuur 3.8: Axiaal ventilator
(verhuurcatalogus Klimarent)
46
3.3
Alternatieve conditioneringssystemen: Inleiding
Naast de traditionele conditioneringssystemen zijn er ook allerlei alternatieve conditioneringssystemen die
voor de tijdelijke conditioneringsbehoefte ingezet kunnen worden. Onder alternatieve systemen worden de
systemen verstaan die nog niet of amper worden ingezet voor de tijdelijke conditioneringsbehoefte, maar
wellicht wel ingezet zouden kunnen worden. Er is zodoende onderzoek verricht naar de mogelijkheden om
verschillende systemen in te kunnen zetten voor de tijdelijk geconditioneerde omgeving.
Vanuit het vooronderzoek waren al enkele alternatieve systemen bekend. Deze systemen zijn verder
onderzocht en daarnaast is er onderzocht of er nog andere alternatieve systemen zijn om de tijdelijke
geconditioneerde omgeving te creëren. Dit is onder andere gedaan door te kijken naar andere sectoren dan de
bouw. De bevindingen hiervan worden in deze paragraaf besproken. In paragraaf 3.4 zullen de onderzochte
alternatieve verwarmingssystemen worden besproken, in paragraaf 3.5 volgt het onderzoek naar de inzet
mogelijkheden van de definitieve gebouwinstallatie en in paragraaf 3.6 worden de alternatieve
drogingstechnieken toegelicht.
Andere sectoren
Het conditioneren van ruimtes is niet alleen iets wat tijdelijk voorkomt gedurende de afbouwwerkzaamheden
in het bouwproces. Integendeel, het is een hele branche op zich. In de zoektocht naar alternatieve
mogelijkheden om een gebouw tijdelijk te conditioneren is eerst onderzocht of er in andere branches /
sectoren systemen zijn die zich ook lenen voor de tijdelijke toepassing. De sectoren die zijn benaderd zijn de
tijdelijke bouwers (zie figuur 3.9) en de koude- & warmtetechniek sector. De wijze waarop tijdelijke bouwers
tijdelijk conditioneren wordt onder figuur 3.9 besproken. Met de koude- en warmtetechnieksector is de
mogelijkheid om de definitieve gebouwinstallatie in te kunnen zetten voor de tijdelijke
conditioneringsbehoefte besproken. Dit wordt verder toegelicht in paragraaf 3.5.
Figuur 3.9: Tijdelijke bouwers die in het onderzoek benaderd zijn voor de wijze waarop zij tijdelijk conditioneren.
Tijdelijke bouwers betreffen bedrijven die zich richten op tijdelijke huisvesting of tijdelijke locaties voor
evenementen. Deze bouwwerken dienen ook tijdelijk geconditioneerd te worden. De tijdelijke bouwers
passen verschillende conditioneringssystemen toe afhankelijk van de omvang van het bouwwerk, de tijd dat
deze staat, de aanwezige voorzieningen en de investeringskosten.
Generiek gezien wordt bij een korte inzet en bij kleine vertrekken veel gebruik gemaakt van elektrische
verwarming. Bij omvangrijke ruimtes en korte inzet (enkele maanden tot een jaar) wordt vaak gebruik
gemaakt van indirecte oliegestookte heaters en uitzonderlijk van luchtwarmtepompen. Bij langdurigere
projecten (die 2 jaar of langer blijven staan) probeert men gebruik te maken van een CV installatie of
eventueel een indirecte gasgestookte heater.
Alle genoemde systemen zijn echter geen bijzondere alternatieve methodes. De enige alternatieve methode
die toegepast wordt is een luchtwarmtepomp (door ‘De Meeuw’). Naar deze warmteopwekker is daarom
aanvullend onderzoek gedaan, te lezen bij paragraaf 3.4.4.
(Neptunus, 2013; De Meeuw, 2013; De Boer, 2013; De Groot Vroomshoop, 2013)
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
47
3.4
Alternatieve conditioneringssystemen: Verwarming
De onderstaande alternatieve verwarmingssystemen zijn onderzocht. In de hierop volgende sub-paragraven
wordt de werking, randvoorwaarden en (indien mogelijk) financiële aspecten van deze alternatieve
verwarmingssystemen besproken. Vervolgens wordt per alternatief geconcludeerd of deze wel of niet voor de
tijdelijke conditioneringsbehoefte ingezet kan worden.
 Verwarmen met restwarmte;
 Verwarmen met biomassa: houtpellets;
 Verwarmen door verbranding van bouwafval;
 Verwarmen met een mobiele warmtepomp.
3.4.1
Restwarmte opgeslagen in zout
La Therm Nederland (onderdeel van INB Group) biedt een
systeem aan waarbij restwarmte van bijvoorbeeld industriële
processen opgeslagen kan worden in containers vol met
Natriumacetaat (een soort zout) en waarbij vervolgens de
opgeslagen warmte elders weer kan worden afgegeven. Dit
gebeurt met behulp van dockingstations (zie figuur 3.10).
Met het systeem kan gedurende circa 12 uur lang continu een
verwarmingscapaciteit worden geboden van 125kW. Er zijn twee
containers benodigd om continu warmte te kunnen leveren. Het
systeem wordt tot nu toe eigenlijk alleen toegepast bij de
Figuur 3.10: Container gevuld met Natrium Acetaat
(latherm.de)
verwarming van zwembaden, maar La Therm is op zoek naar
mogelijkheden om het ook in andere sectoren toe te passen, zoals de bouw.
Het systeem lijkt door het gebruik van restwarmte zeer interessant, maar er zijn echter nog wel belangrijke
randvoorwaarden:
 Er dient een warmteaanbieder in de buurt van het bouwproject gezocht te worden die warmte aan
kan bieden van minimaal 110°C en die ook bereid is een dockingstation te laten plaatsen;
 In verband met transportkosten is de afstand tussen het bouwproject en de warmteaanbieder
maximaal een half uur rijden om het systeem te laten renderen (in vergelijking met stoken op gas);
 De containers kunnen niet gehuurd worden, maar dienen aangeschaft te worden. De kostprijs
bedraagt € 164.000 exclusief btw voor 2 containers en 2 dockingstations;
 De aanschafwaarde van het systeem is zeer hoog in verhouding tot de verwarmingscapaciteit van
slechts 125kW. Een normale oliegestookte heater van 125kW kost circa € 6.500 per stuk;
 De verwarmingscapaciteit van de container is relatief laag. Om het contrast duidelijk aan te geven is
bij een utilitair bouwwerk met een bruto vloeroppervlak van ca. 25.000 m² de warmtevraag in de
winter 800-1.000 kW. Dit betekent dat er 6 tot 8 van deze containers nodig zijn.
 Bij het systeem ontbreekt ook nog een distributie netwerk en een afgifte systeem.
Het systeem is om bovengenoemde voorwaarden zowel financieel als organisatorisch (nog) niet interessant
om toe te passen voor de tijdelijke conditioneringsbehoefte, maar laat wel zien wat de mogelijkheden zijn. Dit
systeem is zodoende niet opgenomen in het beslissingsondersteunend model. Een uitgebreidere toelichting
en technische specificaties over dit systeem is te lezen in bijlage 4. (Busser, 2013; Cobouw, 2012)
3.4.2
Biomassa: stoken met houtpellets (CO2 neutraal)
Een techniek die al een keer is ingezet bij een project dat is uitgevoerd door
BAM Utiliteitsbouw is de houtpelletkachel van verhuurbedrijf Heatplus. De
houtpelletkachel draait op, zoals de naam als zegt, houtpellets (figuur 3.11).
De houtpelletkachel heeft een verwarmingscapaciteit van 750 kW, maar kan
traploos ingesteld worden op een eventueel lagere verwarmingscapaciteit. De
warme lucht wordt het gebouw ingeblazen door middel van
luchttransportslangen. Het rendement van de kachel is ongeveer 90%. De huur
Figuur 3.11: Houtpellets (nl.123.rf.com)
van een houtpelletkachel bedraagt € 2.000,00 per week en de houtpellets
(brandstof) kosten € 200,00 per ton. Omgerekend kost een kilogram houtpellets dan € 0,20.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
48
De calorische waarde (warmte inhoud) van een kilogram houtpellets is ongeveer de helft van de calorische
waarde van een kubieke meter aardgas. Aardgas kost echter ongeveer € 0,48 / m³. Houtpellets zijn zodoende
verhoudingsgewijs een iets goedkopere brandstof dan aardgas. In vergelijking tot verwarmen op diesel (olie)
zijn houtpellets ruim twee keer zo goedkoop (zie ook hoofdstuk 4.2).
Het grote voordeel van het systeem is dat de verbranding van houtpellets in theorie CO2 neutraal is. Dit komt
doordat de houtpellets samen worden gesteld uit resthout zoals stammen van kaprijpe bomen die anders door
natuurlijke verrotting eveneens CO2 uitstoten. Absoluut gezien wordt bij de verbranding van houtpellets wel
CO2 uitgestoten, maar dit blijft relatief weinig in verhouding tot andere brandstoffen (zie hoofdstuk 4.2).
Bij de inzet van de houtpelletkachel gelden nog wel enkele randvoorwaarden / beperkingen:
 De container dient buiten opgesteld te worden. Binnenopstelling is vanwege de bevoorrading niet
mogelijk. Door het gebruik van luchtslangen is er zodoende wel sprake van thermisch verlies.
 Op de bouwplaats dient een persoon aangesteld te worden die het systeem aanstuurt (voor
temperatuurinstellingen, reset na storing, etc.);
 Ondanks de traploze instelbaarheid van de verwarmingscapaciteit, blijft de huur van een
houtpelletkachel gelijk. Bij lagere warmtebehoeftes is de huurprijs dus in verhouding duurder dan
andere systemen.
 Heatplus is tot nu toe de enige leverancier in Nederland die deze kachel aanbied en heeft er circa zes
in bezit. Het is dus mogelijk dat het systeem niet beschikbaar is.
Ondanks de zojuist benoemde beperkingen heeft dit systeem een hoge potentie om ingezet te worden voor
de tijdelijke conditioneringsbehoefte. Dit systeem wordt zodoende opgenomen in het beslissingsondersteunend model. Verdere informatie is te vinden in bijlage 4 en technische specificaties in bijlage 6.
(Neimeijer, 2013)
3.4.3
Bouwafval als brandstof voor conditioneringswarmte
Tijdens de bouw wordt er allerlei afval geproduceerd. Het bouwbedrijf betaalt afvoerkosten voor dit afval.
Naast het verliezen van de aanschafkosten kost afval dus letterlijk nog extra geld. Het gebruiken van
bouwafval als brandstof voor de warmtevoorziening in de afbouwperiode klinkt zodoende als een interessante
optie om deze kosten enigszins te reduceren.
Uit beschouwing van de regelgeving omtrent afvalverbranding blijkt echter dat alleen biomassa verbrand mag
worden zonder dat daar een vergunning voor nodig is. Kijkend naar bouwafval zijn dit de materialen hout (A
kwaliteit en B kwaliteit in beperkte mate) en papier/karton. Indien er materialen verbrand moeten worden
anders dan biomassa is er toch een vergunning benodigd. Dit gaat gepaard met hoge kosten. Bij het verkrijgen
van de vergunning moet namelijk aangetoond worden welke stoffen allemaal vrijkomen bij de verbranding.
Afhankelijk van deze uitstoot dienen er tevens uitstootmetingen gedaan te worden. Omdat op een
bouwplaats veel verschillende materialen voorkomen die eenvoudig in de ‘afvalverbranding’ terecht zouden
kunnen komen is het niet zinvol om een complete verbrandingsinstallatie te moeten regelen voor op een
bouwplaats.
Uit analyse (zie bijlage 4) van de afval stromen van projecten van BAM Utiliteitsbouw regio Arnhem in de
afgelopen 5 jaar blijkt dat er nooit voldoende afval was om te voorzien in de totale warmtevraag (tot circa 3
weken terwijl de totale conditioneringsperiode vaak 10 tot 20 weken is). Er dient zodoende nog met een ander
tijdelijk conditioneringssysteem warmte toegevoerd te worden.
Desondanks zijn in het onderzoek wel enkele partijen geraadpleegd over de mogelijkheden
om deze afvalstromen te verbranden. Dit is mogelijk met een ‘stukhout kachel’. Er zijn
meerdere leveranciers van deze kachels, waaronder Centrometal die een stukhoutkachel
met een verwarmingscapaciteit van 500 kW kan leveren waarbij de warmte wordt
afgegeven aan een waternetwerk. Bij de kachels gelden wel enkele randvoorwaarden:
 Houtstukken mogen niet groter zijn dan 0,5m;
 Handmatig bijvullen (frequentie afhankelijk van omvang installatie);
 De distributie van de warmte en de afgifte dient nog apart bij gehuurd te worden;
 De kachel dient aangeschaft te worden en kost ca. € 25.000.
Figuur 3.12: Stukhoutkachel van 500 kW
(centrometal.nl)
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
49
De stukhout-kachel is zodoende ook nog arbeidsintensief. Op basis van alle genoemde randvoorwaarden kan
geconcludeerd worden dat het zowel financieel als organisatorisch niet interessant is om bouwafval als
brandstof te gebruiken voor de tijdelijke conditioneringsbehoefte. Deze verwarmingsmethode is zodoende
ook niet opgenomen in het beslissingsondersteunend model. Voor meer informatie zie bijlage 4.
(Bakker, 2013; Nederpelt, 2013; Neimeijer, 2013)
3.4.4
Warmtepomp lucht – lucht / lucht – water
In het onderzoek naar alternatieve systemen bij andere sectoren (paragraaf 3.3) is de (lucht)warmtepomp naar
voren gekomen als warmteopwekker voor de tijdelijke conditioneringsbehoefte. Hier is aanvullend onderzoek
naar gedaan. In de verhuurmarkt kunnen mobiele warmtepompen worden gehuurd, bijvoorbeeld bij het
verhuurbedrijven Racor en Polygon.
Figuur 3.13: Mobiele lucht-lucht warmtepomp
(racor.be)
Een mobiele warmtepomp onttrekt warmte van de
omgevingslucht en geeft deze warmte af aan een luchtstroom of
een waternetwerk dat de warmte naar het bouwwerk
transporteert. Dit gebeurt via een speciaal medium in de
warmtepomp die de mogelijkheid heeft om te verdampen en
condenseren. Het bijzondere aan de warmtepomp is het
rendement van ongeveer 350%. Uit één kilowatt elektriciteit
wordt ongeveer 3,5 kilowatt warmte gegenereerd. Hiermee is
het stoken op elektriciteit ongeveer even duur als stoken op gas.
Daarmee wordt het stoken op elektriciteit interessant.
Er zijn verschillende warmtepompen te huur die variëren in verwarmingscapaciteit en wijze waarop de warmte
wordt afgegeven. De warmtepompen onttrekken warmte uit de buitenlucht en brengen de warmte over naar
de binnenlucht of naar een waternetwerk. De verwarmingscapaciteiten variëren van 35 kW tot en met 300 kW.
Er zijn echter enkele belangrijke randvoorwaarden (c.q. nadelen) bij het toepassen van een warmtepomp voor
de tijdelijke conditioneringsbehoefte:
 De warmtepompen vragen extreem hoge elektrisch stroomverbruik (105 ampère bij een
verwarmingscapaciteit van 100kW en 235 ampère bij een verwarmingscapaciteit van 300 kW) en
behoeven daarom een forse elektrische bouwaansluiting (3 x 1000 A). Een dergelijke aansluiting komt
overeen met de aansluiting voor een torenkraan en twee bouwliften. De meerkosten die deze
aansluiting met zich meebrengt (> € 20.000) dienen mee te worden genomen in de
kostenoverweging;
 Het rendement van een (mobiele) warmtepomp neemt drastisch af zodra de buitentemperatuur
(waar de warmtepomp de warmte uit onttrekt) 5°C of lager is. Vanaf dat moment wordt het verbruik
weer veel kostbaarder en is het niet meer interessant om dit systeem toe te passen;
 De warmtepompen dienen buiten het gebouw opgesteld te worden en kunnen daardoor last hebben
van thermische verliezen.
Het inzetten van mobiele warmtepompen is zodoende vooral interessant in de periodes dat het warmer is dan
5°C. De meeste afbouwmaterialen kunnen echter uiterlijk tot aan circa 5°C verwerkt worden (zie paragraaf
2.2.5). Conditioneringswarmte is zodoende vooral benodigd als het kouder wordt dan 5°C. Om deze reden en
de forse elektrische aansluiting die benodigd is, is dit systeem niet erg geschikt voor de tijdelijke
conditioneringsbehoefte en wordt deze ook niet in het beslissingsondersteunend model opgenomen.
(Groenveld, 2013 c; Vliet, 2013; Walbeek, 2013; racor.be)
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
50
3.5
Alternatieve conditioneringssystemen: Definitieve gebouwinstallatie
Zoals benoemd is bij paragraaf 3.3 is de koude- en warmtetechnieksector geraadpleegd om te onderzoeken of
de definitieve gebouwinstallatie gebruikt zou kunnen worden voor de tijdelijke conditioneringsbehoefte. Het
inzetten van de definitieve gebouwinstallatie klinkt namelijk als een ideale oplossing, omdat de installatie
uiteindelijk toch in het bouwwerk terecht komt. De definitieve gebouwinstallatie is namelijk precies
afgestemd op de omvang van het gebouw waardoor de ingevoerde warmte dus optimaal zal worden verdeeld.
Door middel van interviews met BAM Techniek en Cofely GDF Suez en daarnaast raadpleging van technische
documentatie zijn de randvoorwaarden van de meest voorkomende systemen onderzocht. De onderzochte
systemen zijn:
Warmteopwekking
 Centrale verwarmingsinstallatie (CV ketel);
 Stadswarmte;
 Warmtepomp;
 Warmte koude opslag (WKO);
 Warmtekrachtkoppeling (WKK);
 Zonnecollectoren;
Warmtedistributie / -afgifte
 Luchtbehandelingskast (LBK);
 Betonkernactivering / vloerverwarming /
radiatoren;
 Klimaatplafond;
 Inductie unit.
Uit de randvoorwaarden blijkt dat de CV installatie en stadswarmte toegepast kunnen worden voor de
tijdelijke conditionering. De warmtepomp, WKO, WKK en zonnecollectoren zijn minder of niet geschikt. Met
betrekking tot de afgiftesystemen kunnen de betonkernactivering / vloerverwarming / radiatoren goed
ingezet worden voor de tijdelijke conditionering. De LBK en het klimaatplafond kunnen alleen ingezet worden
als er alleen (schone) lucht wordt toegevoerd. Het gebruiken van de luchtkanalen voor de verdeling van de
warmte is ook een mogelijkheid, maar er dient hierbij ook rekening te worden gehouden met vervuilingen. De
inductieunit kan niet worden ingezet. Alle specifieke randvoorwaarden en meer achtergrondinformatie van de
systemen zijn te lezen in bijlage 7. Bij alle systemen gelden de volgende algemene randvoorwaarden:
Planning
Om de definitieve gebouwinstallatie te kunnen gebruiken dient men in de planning hiermee sterk rekening te
houden. Er dienen allerlei voorbereidende werkzaamheden gedaan te worden en zodra een installatie gereed
is dient deze vaak ook eerst nog gekeurd te worden. Bij grotere projecten volgt de afbouwfase de
ruwbouwfase snel op en soms gebeurd dit ook gefaseerd. De installatie is dan vaak nog ook nog niet gereed.
Systemen kunnen ook pas gekeurd worden als ze volledig geïnstalleerd zijn. Er dient dus planningstechnisch
veel aandacht besteed te worden als men de definitieve gebouwinstallatie voor de tijdelijke conditionering wil
gebruiken.
Contractueel
Indien een installatie gebruikt wordt voor de tijdelijke ruimte
conditionering, wat betekent dat deze al meerdere maanden voor
oplevering in gebruik genomen is, gaat het contract dus ook eerder in.
Daarmee schuift de gehele meerjarenonderhoudsplanning ook naar
voren. In contracten staat vaak dat installatiesystemen 'als nieuw' moeten
worden opgeleverd. Er dient zodoende extra aandacht besteed te worden
aan vervuiling (door bouwstof) en beschadigingen tijdens de bouw.
Rentekosten
Door een definitieve gebouwinstallatie eerder in gebruik te nemen zullen
de rentekosten over het systeem ook eerder starten. Dit werkt dus
kostenverhogend en dient mee te worden genomen in de overweging of
de definitieve gebouwinstallatie ingezet zal worden voor het tijdelijk
conditioneren.
Figuur 3.14: Een CV installatie als definitieve
gebouwinstallatie dient bijvoorbeeld een EBI en
SCIOS keuring te ondergaan alvorens in gebruik
te kunnen worden genomen. (geba-install.nl)
(Dam, 2013; Hieltjes, 2013)
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
51
3.6
Alternatieve conditioneringssystemen: Droging
In de zoektocht naar alternatieve mogelijkheden om een gebouw tijdelijk te conditioneren is als laatste
onderzoek gedaan naar alternatieve drogingsmethoden. De volgende methodes zijn onderzocht:
 Luchtkussen drogen;
 Microwave drogen;
 IR-Condensdroger;
 Infrarood matten.
De alternatieve drogingsmethoden richten zich allemaal, op de IR-Condensdroger na, op lokale (plaatselijke)
droging. In de volgende sub-paragraven worden de methoden verder besproken en wordt geconcludeerd of
de techniek toegepast kan worden voor tijdelijke conditionering.
3.6.1
Luchtkussen drogen
De luchtkussen methode is een methode waarbij de te drogen ruimte wordt verkleind waardoor er efficiënter
gedroogd kan worden. Dit wordt gedaan door het afschermen van de te behandelen ruimte met een folie /
zeil. Door hier een adsorptiedroger op te plaatsen wordt er in de afgesloten ruimte lucht geblazen met een
lage RV. Hierdoor ontstaat er een verschil in dampdruk tussen de constructie en de lucht en zal de lucht het
vocht gaan opnemen.
Het grote voordeel van deze techniek is het te drogen volume dat
flink gereduceerd wordt met als gevolg dat de droogtijd ook flink
afneemt. Dit maakt het systeem ideaal inzetbaar als een bepaald
(lokaal) oppervlak extra droging nodig heeft. Het grote nadeel
van dit systeem is echter dat op het moment dat het zeil
geplaatst is er verder geen afbouwwerkzaamheden plaats kunnen
vinden. Ook dient men op te letten dat het systeem niet te snel
droogt waardoor er scheurvorming zou kunnen ontstaan. De
kosten van het systeem bestaan uit de huur van de
adsorptiedroger en de kosten voor een zeil (deze zijn echter
vrijwel verwaarloosbaar). Dit systeem is een goed alternatief voor
Figuur 3.15: Luchtkussen drogen (droogspecialist.nl)
de traditionele drogingswijzen en wordt in het
beslissingsondersteunend model meegenomen als mogelijke
variant op drogingsmethoden. Specificaties van (adsorptie) drogers zijn te vinden in bijlage 6. (Vliet, 2013)
3.6.2
Microwave drogen
Bij microwave drogen wordt er door middel van microgolven gedroogd. De warmte wordt bij deze methode
niet over het materiaal geblazen, maar ontstaat in het materiaal. Deze methode is zeer effectief doordat de
droging vanuit het materiaal naar buiten werkt in plaats van het oppervlak naar binnen. Hierdoor wordt de
droogtijd van enkele weken verkort naar enkele dagen. De techniek wordt door verhuurbedrijf Polygon
aangeboden, maar wordt echter vrijwel nooit toegepast. De reden hiervoor is dat er door de toepassing van
microgolven er een direct risico is voor de gezondheid. Er mogen geen werknemers in de buurt zijn van de
drogingsplek, de techniek werkt zeer lokaal en de droging dient continu te worden gemonitord. Het is dus ook
een kostbare methode. De methode wordt uitsluitend ingezet als er absoluut geen andere optie is en het
financieel opweegt tegen de tijd dat de rest van de bouw of processen stil ligt. Deze methode wordt niet in het
beslissingsondersteunend model meegenomen. (Vliet, 2013)
3.6.3
IR-Condensdroging
Verhuurbedrijf Trition verhuurt een bijzondere droger, namelijk de
IR-Condensdroger. Dit is een condensdroger met een geïntegreerd
infrarood verwarmingselement. Deze zit aan het einde van de
luchtstroom in het apparaat en verwarmt de uitgaande lucht extra
waardoor deze naast een hogere warmte ook een lagere relatieve
luchtvochtigheid krijgt.
De voordelen van deze droger in verhouding tot een normale
condensdroger is dat deze bij veel lagere temperaturen nog
Figuur 3.16: IR-Condensdroger (trition.nl)
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
52
ingezet kan worden (vanaf 3 à 6°C) en de uitgeblazen lucht ook een veel lagere relatieve luchtvochtigheid
heeft waardoor deze droger eigenlijk dezelfde prestaties heeft als adsorptiedrogers. Qua stroomverbruik is de
IR-Condensdroger gelijk aan adsorptiedrogers, maar de luchtopbrengst is wel circa drie maal zo hoog
waardoor deze dus wel energiezuiniger is.
De huurprijs van de droger bedraagt € 84,00 per week en ligt daarmee tussen de huurprijs van condens- en
adsorptiedrogers in (condensdrogers zijn ongeveer twee tot drie keer zo goedkoop als adsorptiedrogers). De
droger is zodoende bij inzet bij lagere temperaturen een aantrekkelijk alternatief voor adsorptiedrogers. Deze
drogingsmethode zal in het beslissingsondersteunend model worden opgenomen. De technische specificaties
van de droger zijn te vinden in bijlage 6. (Engelen, 2013; Interlandtechniek, 2013)
3.6.4
Infrarood matten
Figuur 3.17: Infrarood matten
(verhuurcatalogus Polygon)
Infrarood drogen is opzichtzelf geen alternatieve techniek.
Verhuurbedrijf Polygon verhuurt echter speciale infrarood matten
waarmee zeer lokaal en daardoor effectief gedroogd kan worden.
De matten zijn dus ideaal inzetbaar op specifieke vochtige plekken
in het bouwwerk. Zoals in figuur 3.17 te zien is, kunnen de matten
zowel op de grond worden gelegd als aan muren worden
‘gehangen’.
De huurprijs van de matten liggen relatief hoog (€ 70,00 / week voor
0,4 kW warmte), maar door de efficiënte lokale droging (er wordt
geen complete ruimte verwarmd) is deze huurprijs relatief gezien
niet duur. Voor grootschalige toepassing is dit systeem financieel
niet interessant. De infrarood matten worden in het
beslissingsondersteunend meegenomen. De technische
specificaties van deze drogingsmethode zijn te vinden in bijlage 6.
(Vliet, 2013)
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
53
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
54
HOOFDSTUK 4
KOSTEN TIJDELIJK GECONDITIONEERDE
OMGEVING
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
55
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
56
4
Kosten tijdelijk geconditioneerde omgeving
Eén van de elementen in de doelstelling van het afstudeeronderzoek is het oplossen van de onbeheersbare
kosten. Via het middel, het ontwerpen van een beslissingsondersteunend model, kan men de tijdelijk
geconditioneerde omgeving ontwerpen, plannen én calculeren. Om de geconditioneerde omgeving te kunnen
calculeren zijn er een aantal gegevens nodig. De kosten voor een geconditioneerde omgeving bestaan, zoals
duidelijk is geworden in het vooronderzoek, uit vier componenten, te weten:




Huur van materieel (verwarming, droging en ventilatie);
Verbruikskosten (brandstoffen voor materieel);
Tijdelijke voorzieningen;
Arbeidskosten.
Van alle verschillende componenten is onderzocht wat de bijbehorende kosten zijn per eenheid. Deze worden
in de volgende paragrafen besproken.
4.1
Huur tarieven
De verschillende huurtarieven zijn bepaald op basis van offertes en door middel van direct contact met de
leveranciers. Het verhuurcomponent verschilt echter per leverancier en is daarnaast ook afhankelijk van
eventuele kortingen die door verhuurbedrijven worden gegeven. Deze kortingen zijn afgeleid van offertes van
de verhuurbedrijven Andrews Sykes, Polygon en Klimarent. De verhuurbedrijven RECO en BAM Materieel
hanteren geen kortingen, maar lijken deze kortingen al verwerkt te hebben in de huurprijzen. De verschillende
kortingen die gegeven worden zijn:
 Termijnkorting (20-40%), afhankelijk van de duur van de huur;
 Relatiekorting (20-30%);
 Projectkorting (30-50%).
Op basis van facturen wordt er gemiddeld gezien over de huurtarieven ca. 35% korting gegeven.
Omdat de huurtarieven tussen verschillende leveranciers verschillen, is per soort conditioneringssysteem een
bandbreedte gemaakt van de capaciteit versus de huurprijs. Deze bandbreedtes zullen in de sub-paragrafen
door middel van tabellen verder toegelicht worden. Alle tarieven zijn bruto prijzen, dus zonder kortingen. In
bijlage 6 is een totaal overzicht te zien van specifieke conditioneringssystemen met bijbehorende huurtarieven
(en bronnen) en technische specificaties. In het beslissingsondersteunend model zal gerekend worden met de
exacte tarieven uit bijlage 6 en zullen de bandbreedtes gehanteerd worden voor tarieven die onbekend zijn.
4.1.1
Verwarming
In tabel 4.1 is een bandbreedte weergeven van de huurtarieven van de verschillende verwarmingssystemen en
toebehoren te zien die ingezet kunnen worden voor de tijdelijke conditionering.
Tabel 4.1: Huurtarieven van verwarmingsinstallaties en toebehoren op basis van gemiddelde huurprijsniveau van diverse
aanbieders.
* De tarieven van de indirect gestookte heaters zijn inclusief toebehoren (rookgasafvoer, thermostaat,
koppelingen, etc.), en exclusief olietank, olieopvoerpomp, olieslangen voor lang transport en luchtslangen.
Het kan voorkomen dat indirect gestookte kachels nog oliegestookt zijn en voor stoken op gas omgebouwd
moeten worden. Hiervoor kan een meerprijs worden gerekend (eenmalig of per week).
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
57
Mobiele CV Installatie
Het huren van een mobiele CV installatie kan bij verschillende partijen. De verschillende partijen hanteren
echter allemaal andere huurtarieven en variëren ook de verwarmingscapaciteiten. Daarom worden de
verschillende mobiele CV installaties per verhuurder besproken
RECO
Het materieelverhuurbedrijf RECO verhuurt één type mobiele CV installatie met een verwarmingscapaciteit
van 140kW (enkel in te zetten bij kleine projecten). Deze mobiele CV installatie wordt compleet te huur
aangeboden voor € 1.050 / week. Bij deze huurprijs zit inbegrepen:
 Luchtbehandelingsunit (CV ketel);
 Luchtverhitter, 8 stuks van 15kW;
 Dry-Fast ventilatoren, 8 stuks van 4.500 m³/h;
 Brandstoftank, 2000 liter en alle toebehoren.
Andrews Sykes & Polygon
In tabel 4.2 en 4.3 zijn de huurtarieven van de mobiele CV installatie van respectievelijk Andrews Sykes en
Polygon te zien. De CV installaties kunnen zowel op olie als op gas gestookt worden. In de tabellen wordt
duidelijk hoe de tarieven op verschillende wijzen worden gerekend.
Tabel 4.2: Huurtarieven mobiele CV installatie van Andres Sykes waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen olie- of
gasgestookt en waarbij over de huurtarieven nog kortingen gegeven kunnen worden.
Tabel 4.3: Huurtarieven mobiele CV installatie van Polygon waarbij onderscheid wordt gemaakt in het aantal huurweken. In
verband met inhuur van derden wordt over de genoemde tarieven geen kortingen meer verstrekt.
Klimarent
Verhuurbedrijf Klimarent verhuurt ook mobiele CV installaties in variërende verwarmingscapaciteiten van 250
tot en met 1.500 kW. Deze CV ketels kunnen gestookt worden op olie en aardgas. De huurtarieven zijn
onbekend. Voor verdere technische specificaties zie bijlage 6.
Houtpelletkachel
Zoals in paragraaf 3.4.2 is besproken bedraagt het huurtarief van de houtpellets kachel van Heatplus € 2.000
per week bij een verwarmingscapaciteit van 750 kW. Klimarent geeft aan deze ook te verhuren, via Heatplus.
Stadsverwarming
Bij stadsverwarming kan worden aangesloten op een mobiele CV installatie in combinatie met warmwater
heaters. Er kan echter ook aangesloten wordt op de definitieve warmteverdeler (warmtewisselaar) van een
bouwwerk, indien deze al gereed is. Voor stadsverwarming gelden dus de tarieven voor NUTS aansluitingen
en daarnaast eventuele extra kosten voor het aansluiten op een mobiele CV installatie. Daarnaast kan het
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
58
mogelijk zijn dat er een tijdelijke warmtewisselaar gebruikt moet worden. Een warmtewisselaar van 350 kW
kost per week € 235-315.
4.1.2
Droging & ventilatie
In tabel 4.4 zijn de huurtarieven van zowel condensdrogers als adsorptiedrogers te zien. De huurprijs is afgezet
tegen de ontvochtigingscapaciteit. Daarnaast staat in tabel 4.4 ook de IR-Condensdroger van Trition benoemd
evenals de huurtarieven van axiaal ventilatoren met een luchtverplaatsing van 3.600 tot en met 80.000 m³/h.
Tabel 4.4: Huurtarieven van condens- en adsorptiedrogers en van axiaal ventilatoren op basis van huurprijsniveau van diverse
aanbieders.
4.1.3
Overige kosten
Tarieven van eventuele alternatieve systemen die aangeschaft moeten worden, zoals de zoutcontainer van
LaTherm (paragraaf 3.4.1), staan benoemd bij de desbetreffende paragrafen waarin deze worden toegelicht.
Verder worden er ook kosten gerekend voor het aan- en afvoeren van systemen, monteren en demonteren
van systemen en klein materiaal. Deze kosten zijn geheel afhankelijk van afstand, soort systeem en de
afspraken met de leverancier, maar variëren van een paar honderd euro tot maximaal een paar duizend euro.
Verder kan er met de leveranciers een schadeafkoopregeling worden afgesloten. Dit is een percentage van de
netto weekhuur, ongeveer 5%.
4.2
Verbruik: brandstoffen
In tabel 4.5 zijn de verschillende brandstoffen te zien die eerder benoemd zijn in hoofdstuk 3.1. De twee
blauwe rijen representeren de laagste energiekosten en de laagste CO2 uitstoot. Houtpellets zijn op basis van
hun warmte opbrengt het goedkoopst en hebben daarnaast ook de laagste CO 2 uitstoot. Elektriciteit en
elektriciteit opgewekt door een aggregaat zijn duidelijk het duurst en hebben tevens de hoogste CO2 uitstoot.
Wat verder opvalt, is dat aardgas en stadsverwarming beide goede alternatieven zijn voor houtpellets.
Tabel 4.5: Brandstofprijzen van de verschillende toepasbare brandstoffen (bronnen, zie bronnenlijst ‘paragraaf 4.2’)
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
59
4.3
Tijdelijke voorzieningen
In tabel 4.6 zijn de verschillende tijdelijke voorzieningen te zien die in hoofdstuk 2.2.7 benoemd zijn. Bij elke
tijdelijke voorziening is een kostprijs per m² te zien. Dit is inclusief manuren en materiaal en exclusief BTW.
Tijdelijke voorziening
Transportopeningen in gevel: underlayment op vurenhouten raamwerk
Gevelsluiting kozijnen met raamwerk (in stelkozijn)
Gevelsluiting kozijnen zonder raamwerk (gebruik glaslatten)
Dekzeilen (oranje zeilen)
Dekzeilen geïsoleerd (langere toepassing)
Compartimentering in pand (gewapende folie)
Compartimentering in pand (underlayment)
Compartimentering: strokengordijn (in deuropeningen)
Kosten € / m²
35,71
15,78
10,03
5,74
10,55
29,30
35,71
50,24
Tabel 4.6: Kostprijs materiaal & manuren tijdelijke voorziening per m².
In bijlage 8 staan de onderdelen waar de prijzen uit tabel 4.6 zijn opgebouwd. De prijzen zijn bepaald op basis
van BIS-contracten (co-makers) met Jongeneel (houtleverancier), Voskamp (bouwmaterialen) en uit de ABK
begroting van BAM Utiliteitsbouw.
4.4
Arbeidskosten
Onder de arbeidskosten worden de kosten verstaan van de arbeid die door de bouwplaats medewerkers van
het bouwbedrijf verricht worden. Dit zijn bijvoorbeeld de manuren voor prepareren van de tijdelijk
geconditioneerde omgeving en de controle van het conditioneringsplan (controleren temperatuur, relatieve
luchtvochtigheid, etc.). De kosten van werkvoorbereiders en uitvoerders (UTA personeel) voor bijvoorbeeld
het opstellen van het conditioneringsplan, worden niet meegerekend bij de kosten voor de tijdelijke
geconditioneerde omgeving. Deze uren worden bij BAM in de begroting namelijk meegenomen in de ABK
(algemene bouwplaats kosten) onder ‘stafpersoneel’. (Aalders & Jansen, 2013)
Het uurtarief van een bouwplaats medewerker (zoals een timmerman) bedraagt bij BAM Utiliteitsbouw regio
midden (Arnhem) € 38,75 per uur. Met dit tarief zal in het beslissingsondersteunend model gerekend worden.
Ondanks dat alleen de uren van de bouwplaats medewerkers gerekend kunnen worden voor de tijdelijk
geconditioneerde omgeving, is er onderzocht of het totaal aantal besteedde uren (van zowel UTA personeel
als bouwplaats medewerkers) bij een project ingeschat kan worden. Deze informatie kan het UTA personeel
gebruiken om ook voor het stafpersoneel inschattingen te maken.
Het aantal manuren dat ingezet wordt door het bouwbedrijf bij de tijdelijke ruimteconditionering is onder
andere afhankelijk van:
 de gedetailleerdheid van het plan in calculatie- en werkvoorbereidingsfase: hoe meer aandacht dat er
in het voortraject aan wordt besteed, des te meer engineeringsuren (arbeid), maar ook een grotere
kans op toepassing van het meest zuinige systeem;
 het type systeem: het ene systeem behoeft meer aandacht (zoals een CV installatie) dan het andere
systeem (zoals oliegestookte kachels);
 storingen: als er veel storingen zijn, wordt er ook meer tijd in de uitvoering besteed;
 verantwoordelijkheid van het verhuurbedrijf: ontzorgen zij het bouwbedrijf of leveren ze alleen het
systeem en ligt de aansturing geheel bij het bouwbedrijf.
De hoeveelheid engineering voorafgaand aan het toepassen van de tijdelijke conditionering en het aantal
arbeidsuren op de bouwplaats kan dus niet generiek bepaald worden. Om toch inzicht te krijgen in het aantal
uur dat er per fase besteed wordt, zijn in tabel 4.7 een vijftal projecten te zien waarbij achterhaald is hoeveel
uren er besteed zijn in de verschillende fases.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
60
Tijdelijke CV
installatie +
tijdelijke
warmwater
heaters (19 st.)
2 tot 4 uur
CapGemini,
Utrecht
Indirecte
oliegestookte
heaters
(12 st.)
2 uur
Diakonessenziekenhuis, Utrecht
Indirecte
gasgestookte
heaters (2 st.) +
gebruik definitieve
luchtkanalen
onbekend *
Rabobank,
Apeldoorn
Indirecte oliegestookte
heaters (5 st.)
80 uur
20 uur
8 uur
20 uur
60-80 uur
Hoofduitvoerder 4u
p/wk, 20 weken + 1
timmerman 40u
p/wk, 25 weken
Timmerman 8u
p/wk, 18 weken
Timmerman
20u p/wk, 16
weken
Geen (Klimarent
ontzorgde geheel)
Timmerman,
8u p/wk, 18
weken
Project
De Yp, Den Haag
MCE, Arnhem
Type
conditioneringssysteem
Definitieve CV
installatie +
tijdelijke warmwater heaters
(22 st.)
onbekend *
Calculatie uren
Werkvoorbereiding
uren
Uitvoering uren
onbekend *
Tabel 4.7: Aantal bestede uren aan tijdelijk conditioneringssysteem per fase bij vijf verschillende projecten. Voor de
arbeidskosten bij het tijdelijk conditioneren worden enkel de uitvoeringsuren gerekend van de bouwplaats medewerkers.
* Van drie projecten in tabel 4.7 zijn het aantal uren dat in de calculatiefase besteed wordt aan het tijdelijke
conditioneringssysteem onbekend. In interviews met een tweetal projectorganisatoren (calculatie fase) blijkt
dat zij hieraan maar ongeveer 1 uur tijd besteden. Dit komt omdat in de calculatiefase het tijdelijke
conditioneringssysteem wordt begroot op basis van oliegestookte BAM Materieelkachels van 105kW. Dit is
een standaard werkwijze in de ABK begroting. Als er wordt gekozen voor de inzet van de definitieve
gebouwinstallatie, kan voor de voorbereiding in de calculatiefase een paar uur extra gerekend worden.
Desondanks is het aantal uur dat in de calculatiefase besteed wordt aan de tijdelijke conditioneringsbehoefte
relatief laag.
(Aalders, 2013; Ariesen, 2013; Frederiks, 2013; Groenveld, 2013 a, Jansen, 2013; Moorman, 2013; Vermeulen,
2013)
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
61
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
62
HOOFDSTUK 5
BESLISSINGSONDERSTEUNEND MODEL
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
63
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
64
5
Beslissingsondersteunend model
Door middel van de taakstellingen, die in de voorgaande hoofdstukken zijn besproken, is alle informatie
verzameld om een ontwerp te kunnen maken voor een beslissingsondersteunend model waarmee de tijdelijk
geconditioneerde omgeving ontworpen, gecalculeerd en gepland kan worden. Zo is onderzocht welke
invloeden er zijn op de tijdelijk geconditioneerde omgeving (betrokken partijen en parameters), op welke
wijze een tijdelijk geconditioneerde omgeving gecreëerd kan worden (systemen) en wat de bijkomende
kosten zijn.
Om echter tot een gedegen ontwerp te komen zijn er richtlijnen nodig. Hiervoor is een programma van eisen
opgesteld welke wordt besproken in paragraaf 5.1. Vanuit het programma van eisen is een processchema
opgesteld om alle informatie te ordenen en te zien welke activiteiten plaats dienen te vinden in het model, te
zien in paragraaf 5.2. Met behulp van deze richtlijnen is het beslissingsondersteunend model ontworpen. Dit
ontwerp wordt in paragraaf 5.3 toegelicht. In het volgende hoofdstuk, hoofdstuk 6, wordt het model getest,
een terugkoppeling gedaan naar de gestelde eisen en wordt bekeken of de doelstelling is behaald.
5.1
Programma van Eisen
Het doel van het afstudeeronderzoek, zoals reeds in hoofdstuk 1.5 vermeld is, is:
Het oplossen van onbeheersbare kosten, hoog energieverbruik (hoge CO 2 uitstoot) en verstoringen in het
proces ‘creëren van tijdelijke ruimteconditionering ten behoeve van afbouwwerkzaamheden’, voor zover
ze veroorzaakt worden door het te laat nadenken van het bouwbedrijf en het gebrek aan kennis van
alternatieve mogelijkheden om een ruimte tijdelijk te conditioneren.
Om deze doelstelling te behalen is er ook een middel vastgesteld, namelijk:
Ontwikkelen van een beslissingsondersteunend model om de tijdelijke geconditioneerde omgeving te
kunnen ontwerpen, calculeren en plannen.
Het middel is feitelijk het doel van het ontwerp. Het model dat ontwikkeld wordt dient alle informatie
bevatten die nodig is om een tijdelijke omgeving te kunnen ontwerpen, calculeren en plannen. Het moet
dienen als middel om keuzes te kunnen maken. Om het model te ontwerpen is er echter wel een programma
van eisen benodigd. Er dient beschreven te worden waar het ontwerp aan moet voldoen. Dit geeft richting aan
het ontwerp en bied de mogelijkheid om te toetsen of het gewenste doel behaald is.
Het beslissingsondersteunend model zal een computermodel worden en is daarmee afhankelijk van een
invoer, gebruikersinterface / database en een uitvoer. Een schematisch overzicht van deze opbouw is te zien in
figuur 5.1. In dit overzicht is te zien hoe het model zal gaan werken. Door projectgegevens en een planning in
het model te stoppen kan in het model met behulp van de interface / database verschillende
conditioneringsvarianten opgesteld worden. Deze varianten vormen de uitkomst van het model en variëren op
basis van het proces, kosten en middelen. Op basis hiervan kan een keuze voor een variant worden gemaakt.
Figuur 5.1: Het model is afhankelijk van een invoer waarmee in de interface / database een uitvoer wordt bepaald.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
65
De eisen die gesteld worden aan het beslissingsondersteunend model zijn primair gericht op de uitvoer van
het model. De volgende eisen worden gesteld:









Met het model moeten varianten kunnen worden opgesteld zodat conditioneringssystemen
(plannen) onderling vergeleken kunnen worden;
Bij elke variant moet duidelijk zijn wanneer het conditioneringsplan ingezet wordt en wie betrokken
moeten worden (welke verantwoordelijkheden zij hebben);
Bij elke variant moet duidelijk zijn welk(e) systeem / systemen gekozen zijn;
Bij elke variant moet duidelijk zijn welke randvoorwaarden er zijn;
Bij elke variant moet duidelijk zijn welke middelen (tijdelijke voorzieningen) nodig zijn om het
tijdelijke conditioneringssysteem te realiseren en te beheersen;
Bij elke variant moet duidelijk zijn wat de kosten zijn van het tijdelijke conditioneringsplan,
opgebouwd per component (zie hoofdstuk 5), en wat de milieubelasting is (CO2 uitstoot);
Een calculator moet op basis van de varianten een budget voor het tijdelijke conditioneren kunnen
bepalen;
Het moet duidelijk zijn welke acties de werkvoorbereiding moet ondernemen om binnen budget en
tijd te blijven om het conditioneringsplan uit te kunnen laten voeren;
Duidelijk moet zijn welke acties de uitvoerder moet ondernemen om het conditioneringsplan uit te
voeren en hoe de uitvoerder het conditioneringsplan gedurende de uitvoering dient te beheersen /
bewaken;
Naast de zojuist benoemde eisen aan de uitvoer van het model, is er bij het ontwerpen van het model rekening
gehouden met enkele secundaire eisen ten behoeve van de kwaliteit en gebruiksvriendelijkheid van het
model:
 Variabele informatie zoals huurtarieven moeten kunnen worden aangepast, evenals specificaties van
conditioneringssystemen;
 Als data verkeerd of niet wordt ingevoerd dient er een foutmelding te verschijnen.
Aan de tijdsduur voor het invullen van het model is geen specifieke eis gesteld. Het doel van het
beslissingsondersteunend model is namelijk dat er op tijd en dus ook beter wordt nagedacht over tijdelijk
conditioneren. Door hier een tijdslimiet aan te stellen, ontstaat de kans dat er niet voldoende nagedacht kan
worden over de mogelijkheden. Uiteraard is er wel rekening gehouden dat het model geen dagen werk kost
om in te vullen. Daarnaast zal men naarmate men het model vaker heeft doorgenomen, het ook steeds sneller
kunnen invullen omdat men het model dan inhoudelijk kent.
5.2
Proces schema
Met behulp van de beantwoording van de verschillende taakstellingen en het vooronderzoek is alle benodigde
informatie verzameld om het beslissingsondersteunend model te kunnen ontwerpen. Deze informatie dient
echter vooraf wel geordend te worden om te zien welke informatie waar terug moet komen en hoe de
informatie met elkaar in relatie staat. Daarom is er eerst een processchema gemaakt. In figuur 5.2 staat het
basis processchema van het beslissingsondersteunend model getoond. Dit schema laat beknopt zien welke
activiteiten doorlopen moeten worden om tot een conditioneringsplan te komen. Een zeer uitgebreid
processchema waarin de koppeling / relaties tussen alle in te voeren gegevens, informatie, activiteiten en
databases staan is te zien op pagina 68. Dit uitgebreide processchema is ook op A3 formaat te zien in bijlage 9.
Zoals te zien is in figuur 5.2 bestaan de eerste drie activiteiten uit het invoeren van de benodigde gegevens om
tot de benodigde warmtebehoefte te komen. Deze stappen volgen als het ware de formule voor de
warmtebehoefte (Q = inhoud * ∆T (temperatuurverschil) * k-waarde (isolatie waarde) *1,16). Vervolgens
kunnen, met behulp van de warmtebehoefte, conditioneringsvarianten opgesteld worden. Dit wordt gedaan
met behulp van de vervolg activiteiten (4 t/m 6). Deze zijn in figuur 5.2 extra omkaderd (zie gele vlak). Het
aantal varianten is variabel en kan door de gebruiker zelf gekozen worden. De meeste activiteiten volgen
elkaar op en zijn dus serieel. De uitvoer van het model bestaat uit de resultaten van de opgestelde varianten.
Op basis hiervan kan de gebruiker zelf een conditioneringsplan kiezen.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
66
Figuur 5.2: Basis processchema met alle te nemen stappen in het beslissingsondersteunend model om varianten voor een
conditioneringsplan op te stellen.
Toelichting uitgebreid processchema
Op de volgende pagina is het uitgebreide processchema te zien (figuur 5.3). Seriële processen zijn hier niet
boven elkaar geplaatst in verband met de opmaak (passend op pagina). De volgorde van de te doorlopen
activiteiten zijn echter gelijk aan het basis processchema (figuur 5.2) en daarnaast zijn de invoervelden
genummerd. De stappen invoer 04-01, 04-02 en 04-03 kunnen parallel plaatsvinden, maar logischerwijs wordt
gewoon de nummeringsvolgorde aangehouden. Het gele kader om invoerstappen 04 t/m 06 vormt één
variant. Hierbij geldt net als bij het basis processchema dat na het invullen van deze reeks, men nog een
variant kan opstellen door wederom dezelfde stappen te doorlopen.
Binnen de invoerstappen (groene kaders) verlopen alle in te voeren gegevens serieel. In sommige gevallen
kunnen enkele gegevens parallel worden ingevuld, maar is de seriële volgorde wel de meest logische manier.
Alle activiteiten kaders die buiten de invoervelden (groene kaders) staan zijn activiteiten die volgen uit de
ingevulde gegevens. Deze activiteiten zijn genummerd, om de volgorde aan te geven. Van deze activiteiten
worden alle blauw gearceerde activiteiten door het model uitgevoerd en alle blanco activiteiten dient de
gebruiker van het model uit te voeren.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
67
Figuur 5.3: Uitgebreid processchema met alle activiteiten, in te voeren gegevens, databases etc. om een tijdelijk geconditioneerde
omgeving te ontwerpen, plannen en calculeren.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
68
De positie die het model inneemt in het bouwproces is afgebeeld in figuur 5.4. Het model wordt in de
calculatiefase ingevuld zodat het budget en de tijd voor het tijdelijk conditioneren vastgesteld kunnen worden
(de pijl wijst vanuit de calculatie naar het beslissingsondersteunend model). In de werkvoorbereiding wordt
het conditioneringsplan verder uitgewerkt (aanbesteding van leveranciers, coördineren van voorbereidende
werkzaamheden, etc.) binnen de gestelde kaders van budget, tijd en randvoorwaarden (uitvoerbaarheid). De
pijl wijst twee kanten op. Dit betekent dat er informatie uit het model wordt gehaald, maar er ook informatie
in het model gestopt kan worden. In de uitvoering wordt het conditioneringsplan gebruikt voor het beheersen
en bewaken van het budget en de tijd. De pijl wijst vanuit het model naar de uitvoering: er wordt alleen
informatie uitgehaald en niet meer ingestopt.
Figuur 5.4: Overzicht van de positie van het beslissingsondersteunend model in het bouwproces; in de calculatiefase wordt het
model gevoed met informatie, dat in de werkvoorbereiding en de uitvoering als informatiebron wordt gebruikt zal worden.
5.3
Beslissingsondersteunend model
Op basis van het programma van eisen en het processchema is het ontwerp gemaakt voor een
beslissingsondersteunend model. De activiteiten die te zien zijn in het processchema (figuur 5.2) vormen
binnen het model allemaal een tabblad. In deze paragraaf wordt u meegenomen door het ontwerp van het
model door al deze tabbladen te bespreken.
Het model is als prototype gemaakt in het programma Microsoft Excel. Omdat dit programma enkele
beperkingen heeft (met name ten aanzien van gebruikersgemak) is er ook een ‘ideaal’ ontwerp gemaakt. In
deze paragraaf wordt zodoende het ideale ontwerp getoond om te laten zien hoe het model idealiter zal
werken. Alle afbeeldingen (printscreens) representeren dus ook hoe het model er idealiter uit zou zien, en zijn
dus niet van het Excel model (prototype). Bij de toelichting van elk tabblad wordt afsluitend wel een
vergelijking gemaakt met het prototype en worden de eventuele verschillen tussen ideale werking en het
prototype toegelicht. Printscreens van het prototype zijn te zien in bijlage 10.
Met behulp van het ontwerp van het ‘ideale’ model, het processchema en het prototype (Excel model) kan
BAM het model verder ontwikkelen. Het uitgebreide processchema (figuur 5.3) en het prototype tonen hoe de
gegevens onderling gekoppeld moeten worden en het ‘ideale’ ontwerp dat in deze paragraaf toegelicht wordt
toont hoe het model idealiter zou moeten werken en eruit zou moeten zien.
N.B. Alle waardes die in de verschillende printscreens vermeld staan zijn indicatief en dienen alleen om de
gevolgen van keuzes e.d. aan te tonen. De waardes representeren dus niet een specifiek voorbeeld en kunnen
tussen de verschillende printscreens ook verschillen. In hoofdstuk 6 wordt het (prototype) model getest door
middel van een case study waarin exacte getallen vermeld staan.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
69
5.3.1
Voorblad ‘Beslissingsondersteunend model’
Het beslissingsondersteunend model opent bij het opstarten met een voorblad (zie figuur 5.5). Hierop volgen
een tweetal informatieve pagina’s over de werking van het model en de betekenis van invulvelden en diverse
symbolen (zie figuur 5.6 en 5.7). Door op ‘start’ te klikken in figuur 5.7 zal het model starten en wordt de
gebruiker doorgestuurd naar het eerste in te vullen tabblad binnen het model (zie verder paragraaf 5.3.2). In
het model kan de gebruiker een tweetal strategieën volgen, namelijk op zoek naar het goedkoopste
conditioneringsplan of op zoek naar het plan dat de laagste CO 2 uitstoot heeft.
Figuur 5.5: Voorblad beslissingsondersteunend model.
Figuur 5.6: Informatief blad met doel van het model en het processchema ter verduidelijking van de werking van het model.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
70
Figuur 5.7: Tweede informatieve blad met toelichting van betekenis van in het model voorkomende invulvelden en symbolen.
Prototype
Het prototype (Excel model) opent met eveneens met een informatieve pagina waarin de betekenis van
invulvelden wordt toegelicht evenals enkele uitgangspunten. De gebruiker kan zelf het model ‘starten’ door
het eerste tabblad aan te klikken onderin de navigatiebalk in Excel, genaamd ‘algemene & project gegevens’.
Het prototype heeft echter wel één extra te doorlopen stap, namelijk ’04 Definitieve gebouwinstallatie’. Dit is
een apart tabblad om de individuele tabbladen overzichtelijk te houden en het calculeren te scheiden van het
controleren van randvoorwaarden. In het ideale model, zoals in figuur 5.5 te zien is, bestaat deze stap niet,
maar is de hiervoor benodigde informatie verwerkt in het eerste tabblad en onder tabblad 04-01 (paragraaf
5.3.5).
5.3.2
Tabblad ‘Algemene & project gegevens’
Het eerste tabblad opent met twee gesloten blauwe balken: ‘Algemene gegevens’ en ‘Project gegevens’ (zie
figuur 5.8). Door op de balken te klikken komt de informatie tevoorschijn (figuur 5.9 en 5.10).
Onder ‘algemene gegevens’ wordt gevraagd gegevens in te vullen zoals projectnaam, -nummer, locatie en wie
het programma invult. Hier wordt ook gevraagd de brandstofprijzen te controleren evenals de CO 2 uitstoot
van de verschillende brandstoffen (onder de info-icoontjes staat een verwijzing naar de bron waar deze
informatie gevonden kan worden). Er wordt ook de optie geboden om een nieuwe brandstof toe te voegen.
Vervolgens wordt onder ‘project gegevens’ gevraagd (figuur 5.10) om informatie in te vullen met betrekking
tot de planning en de ruimtes die men wil conditioneren. Het aantal ruimtes kan indien nodig eenvoudig
worden verhoogd door op de blauwe plus te klikken. De benodigde gegevens zijn te achterhalen uit de
planning, tekeningen en dienen enigszins (zoals bij conditioneringsperiode) zelf ingeschat te worden. Ook
dient de gebruiker hier te specificeren wat voor definitieve gebouwinstallatie geplaatst zal worden in het
bouwwerk. Onder het tabblad ‘Conditioneren’ (paragraaf 5.3.5) kan dan namelijk bekeken worden of deze
eventueel ingezet kan worden voor de tijdelijke conditioneringsbehoefte.
Prototype
In het prototype dienen dezelfde gegevens ingevuld te worden. Het aantal te conditioneren ruimtes is echter
wel beperkt tot aan 20 stuks (dit zal vaak meer dan voldoende zijn). Dit kan niet eenvoudig verhoogd worden
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
71
(formules dienen in andere tabbladen juist door gekopieerd te worden e.d.). De specificering van de
definitieve gebouwinstallatie wordt in het Excel-model in een ander tabblad gevraagd.
Figuur 5.8: Eerste tabblad van het model: door op de blauwe balken te klikken verschijnen de invulvelden.
Figuur 5.9: De informatie en invulvelden die verschijnen bij het aanklikken van de blauwe balk ‘Algemene gegevens’.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
72
Figuur 5.10: Eerste tabblad met als laatste in te voeren gegevens het specificeren van de definitieve gebouwinstallatie.
5.3.3
Tabblad ‘Afbouwwerkzaamheden’
Bij het tweede tabblad wordt de gebruiker gevraagd de soorten afbouwwerkzaamheden die plaats zullen
vinden te specificeren zodat de benodigde temperatuur en relatieve luchtvochtigheid vastgesteld kunnen
worden. Er wordt allereerst gevraagd op welke wijze de benodigde temperaturen bepaald zullen worden, te
zien in figuur 5.11.
In de navigatiebalk is overigens te zien dat bij de vorige stap nu een groen vinkje is verschenen: dit betekent
dat alle benodigde gegevens in dat tabblad zijn ingevoerd.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
73
Figuur 5.11: Tweede tabblad waarin de gebruiker eerst aan dient te geven hoe de benodigde temperatuur bepaald zal worden.
Bij de’ normale’ bepaling (figuur 5.12) wordt de gebruiker gevraagd aan te geven welke afbouwmaterialen in
het bouwwerk verwerkt zullen worden (te bepalen aan de hand van de tekeningen / bestek). Daarna dient de
gebruiker op te geven welke minimale conditioneringstemperatuur hij/zij in het pand wil hebben. Alle
materialen die een hogere minimale verwerkingstemperatuur hebben dienen door de gebruiker extra
gespecificeerd te worden. Hierbij dient de periode van de specifieke materialen aangegeven te worden, zodat
voor het brandstofverbruik alleen ten tijde van die specifieke weken een hoger verbruik gerekend wordt.
Figuur 5.12: In te vullen gegevens in het tweede tabblad als de gebruiker voor de ‘normale’ bepalingsmethode heeft gekozen.
Vervolgens krijgt de gebruiker bij de ‘normale’ bepalingsmethode nog de vraag met welke gemiddelde
temperatuurlijn het temperatuurverschil berekend dient te worden (te zien in figuur 5.13). Dit dient bepaald te
worden op basis van de informatieve figuren en door eventueel de weerkaarten te raadplegen (deze zijn te
vinden in bijlage 3).
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
74
Figuur 5.13: Als laatst dient bij de ‘normale’ bepaling aan te geven met welke gemiddelde temperatuur er gerekend zal worden.
Als de gebruiker bij figuur 5.11 voor ‘Specifiek’ kiest dient hij/zij alle afbouwwerkzaamheden te specificeren die
per te conditioneren ruimte worden verwerkt en op welk moment (weken). Dit is te zien in figuur 5.14. Op
basis hiervan wordt bepaald welk temperatuurverschil op welk moment benodigd is voor de conditionering en
wat de maximale gewenste temperatuur (meest kritische materiaal) is (zie cursorpijl bij het informatie-icoon).
Wat verschilt met de ‘normale’ bepalingsmethode is dat de gebruiker bij de ‘specifieke’ methode niet
gevraagd wordt een temperatuur in te vullen, maar dat bij de kop ‘rekenwaarden’ (figuur 5.14) gevraagd wordt
met welke grenswaarde van de verwerkingstemperaturen gerekend dient te worden. Deze grenswaarden zijn
te zien in figuur 1 binnen het model (te zien in figuur 5.12). Daarnaast dient bij de ‘specifieke’ methode ook
aangegeven te worden met welke gemiddelde temperatuurlijn gerekend zal worden. Deze informatie haalt de
gebruiker uit exact dezelfde figuren als getoond in figuur 5.13, die ook bij de ‘specifieke’ methode te zien zijn.
Figuur 5.14: De informatie die ingevoerd dient te worden bij de specifieke bepalingsmethode.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
75
Na het invoeren van de ‘normale’ of ‘specifieke’ bepalingsmethode, dient de gebruiker nog één stap te
doorlopen binnen het tabblad ‘afbouwwerkzaamheden’ (zie figuur 5.15).
Zoals aangegeven wordt er gerekend met gemiddelden. Het kan echter voorkomen dat er uitschieters zijn in
de temperatuur. Het is van belang dat het conditioneringssysteem deze uitschieters kan opvangen. Om het
maximale temperatuurverschil (∆T) correct te bepalen kan er een verruiming worden gerekend van de
capaciteit zodat temperatuur uitschieters opgevangen kunnen worden (afwijkingen van de gemiddelde
temperatuurlijn). Dit dient gedaan te worden onder de blauwe balk ‘verruimen capaciteit & bepalen ∆T’, te
zien in figuur 5.15. Deze verzwaring dient de gebruiker zelf in te schatten met behulp van de informatieve
figuren die in figuur 5.13 afgebeeld staan (het gemiddeld aantal dagen dat de temperatuur onder bepaalde
temperatuurgrenzen uit komt). Met deze laatste informatie kan de maximale ∆T bepaald worden zodat in het
volgende tabblad de capaciteit van het conditioneringssysteem bepaald kan worden.
Figuur 5.15: Invulveld om temperatuur uitschieters op te kunnen vangen zodat de ∆T bepaald kan worden.
Prototype
In het prototype kan de gebruiker alleen invullen wat de maximale gewenste temperatuur is per ruimte en wat
de te verwachten temperatuur is. Het is niet mogelijk om afbouwwerkzaamheden aan te vinken en Excel
bepaalt zelf ook niet welk materiaal het meest kritisch is. Er is wel een invulveld om aan te geven wat het
meest kritische materiaal is zodat de gebruiker kan aangeven van welk materiaal hij/zij is uitgegaan.
Verder kan de temperatuur alleen over de complete conditioneringsperiode per ruimte worden aangehouden,
en niet per maand of per week. Het gevolg van deze beperkingen is dat er minder nauwkeurig gerekend kan
worden en dat de gebruiker zelf extra goed moet opletten.
5.3.4
Tabblad ‘Warmtebehoefte’
Het derde tabblad betreft het bepalen van de warmtebehoefte (zie figuur 5.16). Alle ingevulde gegevens uit de
voorgaande twee tabbladen komen hier samen om te bepalen wat de maximale warmtebehoefte is zodat de
capaciteit van het tijdelijke conditioneringssysteem bepaald kan worden. De maximale capaciteit zorgt er voor
dat het systeem in de uiterste situatie nog steeds kan voldoen aan de warmtevraag.
In dit tabblad wordt gevraagd de isolatiewaarde (k-waarde) van de verschillende te conditioneren ruimtes in te
vullen. Dit dient gedaan te op basis van de voortgang van de bouw (wind- en waterdicht) en de isolatiewaarde
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
76
van de gevel en het dak. Ook kan er een conditioneringsvolgorde worden bepaald. Dit wil zeggen dat als
conditionering van meerdere ruimtes elkaar opvolgen, alleen de ruimte met de hoogste warmtebehoefte
meegerekend hoeft te worden voor de maximale warmtecapaciteit. Dit dient aangegeven te worden in het
tabblad. Indien men een volgorde opgeeft, maar de ruimte met de hoogste warmtebehoefte niet mee laat
rekenen zal er een foutmelding verschijnen.
Figuur 5.16: Derde tabblad ‘warmtebehoefte’ waarin de maximale capaciteit van het conditioneringssysteem wordt vastgesteld
evenals een conditioneringsvolgorde.
Naast het bepalen van de maximale warmtebehoefte en daarmee de totale capaciteit van het conditioneringssysteem, berekent het model zelf wat het gemiddelde verbruik is over de gehele conditioneringsperiode bij
vollast. Dit wil zeggen dat het systeem continu zou voldoen aan de warmtevraag over de gehele periode. Het
gaat hierbij uit van de gewenste temperatuur (∆T) zoals deze bij het vorige tabblad bepaald is (zie figuur 5.15).
In praktijk is het verbruik echter lager dan de vollast situatie, omdat het conditioneringssysteem niet continu
op vollast zal draaien. Het pand is namelijk zodanig geïsoleerd zodat deze de ingebrachte warmte niet direct
verliest, maar een tijd ‘vast zal houden’. Daarom staat in het model ook als advies hiervoor een reductiefactor
benoemd. Al deze informatie staat direct onder de bepaling van de totale warmtebehoefte (figuur 5.16), te
zien in figuur 5.17.
Prototype
In het prototype dient de gebruiker eveneens een k-waarde aan te geven. Daarnaast is het eveneens mogelijk
om ruimtes uit te sluiten voor de berekening van de totale warmtebehoefte / totale capaciteit, zodat een
conditioneringsvolgorde opgegeven kan worden. Een bepaling van de gemiddelde warmtebehoefte bij
continue voorziening in de warmtevraag over de gehele conditioneringsperiode ontbreekt echter.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
77
Figuur 5.17: De gemiddelde warmtebehoefte over de totale periode als het conditioneringssysteem continu zal voldoen aan de
gewenste warmtevraag uitgedrukt in een percentage t.o.v. de maximale warmtebehoefte (t.b.v. draaitijd van het systeem).
5.3.5
Tabblad ‘Conditioneren’
Zoals te zien is in het processchema (zie paragraaf 5.2) zijn nu alle stappen doorlopen om conditioneringsvarianten op te kunnen gaan stellen. Alle gegevens zijn nu ingevoerd om nu bij het tabblad ‘conditioneren’
verschillende mogelijkheden (varianten) te bepalen om tijdelijk te kunnen conditioneren.
Algemeen
Het tabblad opent met een informatieve pagina waarin eerst wordt uitgelegd hoe de varianten bepaald
kunnen worden (zie figuur 5.18). Zoals te zien is in figuur 5.18 verschijnt er in de navigatiebalk nu een tweede
laag tabbladen, deze worden de sub-tabbladen genoemd.
Door op de blauwe balk te klikken verschijnt de informatie over de algemene zaken omtrent het tijdelijk
conditioneren (figuur 5.19): noodzaak van tijdelijke conditionering, jaargetijden in relatie tot conditioneren en
uitgangspunten, aanpassingsmogelijkheden van huurtarieven en systemen en achtergrondinformatie &
verhuurbrochures.
Als de gebruiker deze informatie heeft doorgenomen kan hij/zij op ‘volgende stap’ klikken (figuur 5.19) en
wordt hij/zij doorgeleid naar het sub-tabblad ‘conditioneren – definitieve gebouwinstallatie’. De gebruiker kan
daar ook terecht komen door gewoon in de navigatiebalk (figuur 5.18) op deze sub-tab te klikken.
Figuur 5.18: Vierde tabblad met introductiepagina over het samenstellen van conditioneringssystemen.
Prototype
In het Excel-model ontbreekt een algemene pagina. De verschillende randvoorwaarden staan vermeld onder
tabblad ’05-01 Conditioneren –verwarmen’. Het Exel-model bevat ook geen links naar verhuurbrochures en
achtergrondinformatie.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
78
Figuur 5.19: Introductiepagina met algemene informatie omtrent het tijdelijk conditioneren.
Sub-tabblad ‘Conditioneren – Definitieve gebouwinstallatie’
Onder het tabblad ‘Conditioneren’ volgt als eerst het beschouwen van de mogelijkheid om de definitieve
gebouwinstallatie in te zetten voor het tijdelijke conditioneren. Hieruit kan namelijk volgen dat enkele
onderdelen, zoals de definitieve brandstofvoorziening (bijvoorbeeld een gasleiding), ook voor andere
varianten gebruikt kan worden. Bij het tabblad ‘Algemene & project gegevens’ is gespecificeerd welk soort
definitieve gebouwinstallatie in het bouwwerk geplaatst zal worden. Bij dit sub-tabblad wordt de gebruiker
gevraagd te aan de hand van randvoorwaarden te toetsen of de definitieve gebouwinstallatie, of
componenten hiervan, ingezet kan worden voor de tijdelijke geconditioneerde omgeving (zie figuur 5.20).
Bovenaan staat als eerst benoemd welk systeem de gebruiker heeft aangegeven. Hieronder staat een blauwe
balk met de ‘Randvoorwaarden toepassing definitieve gebouwinstallatie’. Onder deze balk staan als eerst de
algemene randvoorwaarden benoemd die van toepassing zijn op alle installaties. Door op de blauw
onderlijnde koppen te klikken van de specifieke onderdelen (zoals weergeven in figuur 5.20) verschijnen de
randvoorwaarden van de geselecteerde systemen, te zien in figuur 5.21 en 5.22.
Bij de specifieke systemen staan de randvoorwaarden opgesomd en wordt de gebruiker van het model
gevraagd aan te geven of aan de aan de voorwaarden voldaan kan worden of niet. De gebruiker van het model
dient dit vast stellen in overleg met de installateur, NUTS bedrijven en/of de opdrachtgever.
In figuur 5.21 is als voorbeeld te zien dat alle randvoorwaarden gewaarborgd kunnen worden. Indien één (of
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
79
meerdere) randvoorwaarden niet gewaarborgd kunnen worden, zal bij de eindvraag (of de opwekker ingezet
kan worden) automatisch nee in worden gevuld.
Figuur 5.20: Tabblad ‘Conditioneren – Definitieve gebouwinstallatie’ met de algemene randvoorwaarden bij inzet voor de
tijdelijke conditioneringsbehoefte.
Figuur 5.21: De randvoorwaarden van de warmteopwekker, in dit geval de CV installatie. De gebruiker dient aan te geven of
elke voorwaarde gewaarborgd kan worden of niet. In het rode kader verschijnt de te ondernemen actie op basis van de
ingevulde waardes.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
80
Figuur 5.22: Randvoorwaarden van het warmteafgifte systeem, waarbij aan dient te worden gegeven of aan de voorwaarden
voldaan kan worden.
Nadat alle randvoorwaarden bij een systeem zijn doorlopen en aangegeven is of de installatie gebruikt kan
worden, verschijnt in een rood kader de actie die vervolgens ondernomen dient te worden.
De randvoorwaarden worden doorlopen vanaf het gebruik van het complete systeem tot aan slechts het
gebruiken van de brandstofvoorziening. Als namelijk de warmteopwekker en het afgiftesysteem niet gebruikt
kunnen worden, is het soms nog wel mogelijk om de definitieve brandstofvoorziening (zoals een gasleiding) te
gebruiken voor de tijdelijke conditioneringsbehoefte. In figuur 5.23 is deze situatie te zien.
Figuur 5.23: Na de randvoorwaarden van de warmteopwekker en het afgifte systeem volgt als laatst de vraag of de definitieve
brandstofvoorziening gebruikt kan worden voor de tijdelijke conditioneringsbehoefte.
Als via de randvoorwaarden vast wordt gesteld dat de definitieve gebouwinstallatie (gedeeltelijk) gebruikt kan
worden dient de gebruiker enkele zaken bij de inzet hiervan te specificeren. Dit kan hij/zij doen door op de
tweede blauwe balk te klikken: ‘Specificeren inzet definitieve gebouwinstallatie’ (figuur 5.23). De informatie
die te zien is in figuur 5.25 zal dan verschijnen (volgende pagina).
Als de definitieve gebouwinstallatie in zijn geheel niet gebruikt kan worden zal deze balk niet aan te klikken
zijn en wordt de gebruiker doorgestuurd naar het sub-tabblad ‘Conditioneren – variant 1’.
In figuur 5.25 is te zien welke onderdelen van de definitieve gebouwinstallatie ‘inzetbaar’ zijn. De gebruiker
wordt als eerst gevraagd om te controleren of de verwarmingscapaciteit van de definitieve gebouwinstallatie
voldoende is voor de warmtevraag van de tijdelijke
conditioneringsbehoefte. Als dit onvoldoende is verschijnt een
foutmelding (zie figuur 5.24). Daarnaast wordt het verbruik van de
installatie gevraagd.
Verder wordt de gebruiker gevraagd de gemaakte afspraken met
de verantwoordelijke partijen te formuleren en de kosten van de
inzet van de definitieve installatie dienen ingevuld te worden.
Figuur 5.24: Foutmelding die verschijnt als de
verwarmingscapaciteit van de definitieve
gebouwinstallatie onvoldoende is.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
81
Als er alleen gebruik gemaakt wordt van het afgiftesysteem of van de definitieve brandstofvoorziening wordt
de gebruiker alleen gevraagd de afspraken te benoemen in dit sub-tabblad.
Figuur 5.25: Sub-tabblad ‘Conditioneren – Definitieve gebouwinstallatie’ waarin de gebruiker de benodigde informatie kan
specificeren als men gebruik wil maken van de definitieve gebouwinstallatie.
Zoals in figuur 5.25 ook te zien is staan er onder de groene balk ‘definitieve gebouwinstallatie’ ook nog
tabbladen weergeven. Het inzetten van de definitieve gebouwinstallatie valt onder ‘verwarmen’, maar men
kan ook nog ervoor kiezen om drogers en/of ventilatoren in te zetten door dit in te vullen onder de andere
tabbladen. Als de capaciteit van de definitieve gebouwinstallatie onvoldoende is ontstaat er ook de
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
82
mogelijkheid om nog additionele tijdelijke verwarming erbij te huren. Deze optie verschijnt pas als er
geantwoord is op de foutmelding zoals weergeven in figuur 5.24.
Prototype
In het Excel-model verloopt de toetsing van de definitieve gebouwinstallatie voor de mogelijkheid tot inzet
voor de tijdelijke conditioneringsbehoefte anders. In het Excel-model is dit een apart tabblad, namelijk
tabblad 04. Hierin wordt de gebruiker gevraagd om eerst aan te geven welk systeem in het gebouw geplaatst
zal worden. Vervolgens dient de gebruiker ook de randvoorwaarden van deze systemen te controleren. Er kan
echter niet aangevinkt worden of een voorwaarde wel of niet gewaarborgd kan worden. Op basis van de
randvoorwaarden dient de gebruiker antwoord te geven of de definitieve gebouwinstallatie gebruikt kan
worden of niet. Deze informatie wordt door gekoppeld naar het tabblad ’05-01 conditioneren – verwarmen’. In
dit tabblad dient de gebruiker het verbruik te bepalen, net als bij het ideale model in figuur 5.25.
Sub-tabblad ‘Conditioneren – Variant 1 – Verwarmen’
Nadat is vast gesteld of de definitieve gebouwinstallatie wordt ingezet, kan de gebruiker ook nog varianten
bepalen om te kijken of de inzet van tijdelijke conditioneringssystemen eventueel voordeliger zijn. Voor het
bepalen van de eerste variant klikt de gebruiker in de navigatiebalk op het sub-tabblad ‘variant 1’. Het scherm
zoals te zien in figuur 5.26 zal dan verschijnen (meer varianten kunnen opgesteld worden door op het plusje te
klikken in de navigatiebalk).
Onder de groene balk staan wederom de tabbladen om te verwarmen, drogen en ventileren. Onder
verwarmen zijn verschillende verwarmingssystemen te zien die gebruikt kunnen worden voor de tijdelijke
conditionering. Het model heeft op basis van de gegevens die ingevuld zijn bij de voorgaande tabbladen alvast
een grove raming gemaakt van de kosten voor het inzetten van de verschillende systemen. De gebruiker kan
de systemen sorteren op laagste prijs of laagste CO2 uitstoot. Zoals in figuur 5.26 te zien is, is bijvoorbeeld de
indirecte gasgestookte kachel geen mogelijkheid omdat er bijvoorbeeld geen gasleiding aanwezig is.
Figuur 5.26: Sub-tabblad ‘ Conditioneren - Variant 1’ waarin een conditioneringssysteem (verwarmen) gekozen dient te
worden.
N.B. Door te klikken op het tandwiel (rechtsboven in figuur 5.25 / 5.26) kan de gebruiker aanpassingen doen in
de systemen, zoals huurtarieven, brandstoffen, verbruikswaarden, etc.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
83
De grove raming is gedaan op basis van de goedkoopste opties. De gebruiker kan een systeem specifieker
inzien en de waardes corrigeren door op een specifiek systeem te kiezen, zoals in figuur 5.27 door op de
goedkoopste optie te klikken: de mobiele CV installatie.
Figuur 5.27: Zodra de gebruiker een systeem kiest verschijnt de blauwe balk waarin door er op te klikken gedetailleerdere
informatie verschijnt over de grove raming.
Figuur 5.28: De gedetailleerde informatie van het gekozen systeem. Hierin kan de gebruiker aanpassingen doen m.b.t. type
systeem (capaciteit), aantallen, aantal weken inzet, draaitijd, etc.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
84
In figuur 5.28 is te zien welke informatie er ingevuld is bij de grove raming van een type verwarmingssysteem;
in dit geval de mobiele CV installatie. Het model heeft de goedkoopste combinaties gekozen van de
leverancier die in deze situatie het goedkoopst is. De gebruiker kan al deze gegevens aanpassen om de grove
raming specifieker in te vullen. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat het model heeft gerekend met één grote
mobiele CV installatie, terwijl door de omvang van het gebouw het wenselijker is dat er twee kleinere
warmteopwekkers ingezet worden.
De gegevens kunnen onder andere aangepast worden door op de button ‘Toon overige mobiele CV
installaties’ aan te klikken (de informatie zoals in figuur 5.29 staat komt dan tevoorschijn). Hierin staan
verschillende type mobiele CV ketels gecategoriseerd op basis van hun verwarmingscapaciteit. Polygon &
Klimarent hebben CV ketels met dezelfde capaciteit. Bij deze blauw gearceerde cellen kan de gebruiker dus
een keuze maken voor een leverancier. Verder kan de gebruiker het aantal van elk type systeem aanpassen,
aantal weken inzet, eventuele korting op de huurprijs en de gemiddelde draaitijd. Bij de draaitijd staat
standaard het percentage dat bepaald is bij de gemiddelde warmtebehoefte (figuur 5.17) vermeld, maar deze
kan gewijzigd worden.
De prijs en CO2 uitstoot die in de grove raming vermeld stonden veranderen mee met alle wijzigingen die de
gebruiker aanbrengt bij het aanpassen van het verwarmingssysteem naar de gewenste situatie.
Naast het verwarmen voor variant 1 kan de gebruiker via de tabbladen onder de groene balk (zie figuur 5.26)
ook de benodigde gegevens invullen voor eventuele inzet van drogers en/of ventilatie. Dit wordt in de
volgende pagina’s toegelicht.
Figuur 5.29: Informatie die tevoorschijn komt zodra de gebruiker op ‘toon overige mobiele CV installaties’ klikt.
Het gekozen systeem is bedoeld als primaire warmteopwekker. Het is echter mogelijk dat een gebruiker naast
een dergelijk gekozen systeem ook nog een systeem wil toepassen voor meer lokale verwarming, zoals
elektrische kachels of infrarood stralers. De gebruiker kan dit toevoegen door op de knop ‘voeg additionele
verwarming toe’ aan te klikken (zie rechtsonder in figuur 5.28) en de benodigde gegevens in te vullen.
Prototype
In het Excel-model kan de gebruiker bij het tabblad '05-01 Conditioneren - verwarmen' ook uit dezelfde
verwarmingssystemen kiezen en de informatie die opgegeven dient te worden is gelijk. Het Excel-model
rekent echter zelf niet al van te voren uit welk systeem het goedkoopst / milieuvriendelijkst zal zijn. Daarnaast
kunnen in het prototype maximaal drie varianten worden opgesteld. Dit aantal is gekozen omdat er door de
randvoorwaarden vaak niet veel meer opties zijn (bijvoorbeeld als er geen gasleiding is, zijn de opties beperkt).
Sub-tabblad ‘Conditioneren – Variant 1 – Drogen’
Na het aspect 'verwarmen' kan de gebruiker van het model binnen het tabblad 'Conditioneren' ook onder de
varianten aangeven of er drogers ingezet dienen te worden. In figuur 5.30 is te zien dat onder de groene balk
nu bij het tabblad 'verwarmen' een vinkje staat en het tabblad 'drogen' nu is aangeklikt.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
85
In dit tabblad staan de gegevens vermeld over hoe vochtig het bouwwerk is op het moment van conditioneren
afkomstig uit tabblad 'Algemene & project gegevens'. Deze gegevens helpen de gebruiker om te kiezen voor
de inzet van drogers ja of nee. Verder wordt in het rode kader aangegeven wat de gemiddelde temperatuur zal
zijn, op basis van de eerder ingevulde gegevens, zodat de juiste soort droger gekozen kan worden.
Figuur 5.30: Tabblad conditioneren met sub-tabblad ‘variant 1 – drogen’ waarin drogers geselecteerd kunnen worden.
Zodra de gebruiker voor een bepaald type droger kiest, door op één van de pictogrammen te klikken,
verschijnt eerst de algemene uitgangspunten bij drogen en de lijst met te conditioneren ruimtes waarin
aangegeven kan worden in welke ruimtes de gebruiker een droger wil plaatsen (figuur 5.31).
Figuur 5.31: Na de keuze voor een type droger wordt de informatie in dit figuur zichtbaar: de algemene uitgangspunten en een
selectieveld om te bepalen in welke ruimtes drogers geplaatst zullen worden.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
86
Vervolgens kan de gebruiker het aantal drogers, aantal weken inzet, korting en de draaitijd invullen, zoals te
zien is in figuur 5.32. Er kan gekozen worden voor een leverancier, maar als er bij het tabblad ‘verwarmen’ al
een verwarmingssysteem van een bepaalde leverancier is gekozen dan staat deze standaard geselecteerd bij
de keuze voor een droger (i.v.m. huren bij één leverancier). Onderaan staat of er met de selectie van drogers
wordt voldaan aan de aangegeven benodigde hoeveelheid luchtverplaatsing. Als alle gegevens ingevuld zijn
kan de gebruiker door naar het tabblad ‘ventileren’ onder de groene balk (variant 1).
Figuur 5.32: Invulveld en informatie over de geselecteerde drogers waarin het aantal drogers, aantal weken inzet, eventuele
korting en de draaitijd aangegeven kan worden.
Prototype
Bij het Excel-model dient de gebruiker onder tabblad ‘05-02 Conditioneren – drogen’ dezelfde gegevens in te
voeren. Er wordt alleen geen signaal gegeven van de gekozen leverancier voor het verwarmingssysteem.
Sub- tabblad ‘Conditioneren – Variant 1 – Ventileren’
Het laatste element dat gekozen kan worden om een variant voor een conditioneringssysteem compleet te
maken is de inzet van ventilatie. In dit tabblad (zie figuur 5.33) wordt de gebruiker gevraagd te selecteren in
welke ruimtes hij ventilatie wil toepassen. Onder de blauwe tekst ‘ventilatie’ (blauw onderlijnd) staat wederom
eerst de leverancier vermeld waarvan in voorgaande stappen al systemen van geselecteerd zijn. In de tabel
eronder staan alleen de ventilatoren vermeld van deze desbetreffende leverancier. De gebruiker dient hierin
de benodigde gegevens in te vullen. Direct onder het pictogram van de ventilator staat ter controle of er met
de selectie van ventilatoren wordt voldaan aan de aangegeven benodigde hoeveelheid luchtverplaatsing.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
87
Figuur 5.33: Tabblad ‘conditioneren’ met sub-tabblad ‘variant 1 – ventileren’ waarin ventilatie gekozen kan worden.
Zoals te zien is in figuur 5.33 kan in het invulveld van de
ventilatoren op en neer en opzij geschoven worden. In
figuur 5.34 is te zien welke informatie zichtbaar wordt
zodra geheel naar rechts geschoven is: de totalen van
de gemaakte selectie.
Prototype
Bij het Excel-model dient de gebruiker onder tabblad
‘05-03 Conditioneren – ventileren’ dezelfde gegevens in
te voeren. Er wordt alleen geen signaal gegeven van de
gekozen leverancier voor het verwarmingssysteem.
Figuur 5.34: Informatie die zichtbaar wordt zodra geheel naar
rechts geschoven is.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
88
5.3.6
Tabblad ‘Tijdelijke voorzieningen’
Nu de varianten voor het conditioneringssysteem opgesteld zijn dient de gebruiker nog aan te geven welke
tijdelijke voorzieningen benodigd zijn. De gebruiker dient dit in te schatten op basis van het uitvoeringsplan /
planning. In figuur 5.35 staat weergeven wat in dit tabblad ingevuld dient te worden. De gebruiker ziet in een
korte opsomming welke systemen hij heeft gekozen voor een variant en er volgt een signaal vanuit het
tabblad ‘Algemene & project gegevens’ of het gebouw al wel of niet wind- en waterdicht is bij aanvang van de
conditioneringsbehoefte.
De gebruiker wordt eerst gevraagd de tijdelijke voorzieningen op te geven (figuur 5.35) en kan door te klikken
op de blauwe koppen ook de compartimenten en overige tijdelijke voorzieningen opgeven. De informatie die
dan verschijnt, is zichtbaar in figuur 5.36.
Om de locatie en omvang van tijdelijke voorzieningen duidelijk te maken wordt de gebruiker ook verzocht dit
te beschrijven en kan de gebruiker tekeningen toevoegen.
De gebruiker wordt ook de mogelijkheid geboden om de opgegeven voorzieningen van een andere variant te
‘kopiëren’ (zie drop down menu met cursor rechtsboven in figuur 5.35) omdat de mogelijkheid bestaat dat de
tijdelijke voorzieningen voor alle varianten (nagenoeg) gelijk zijn.
Figuur 5.35: Vijfde tabblad waarin de tijdelijke voorzieningen aangegeven kunnen worden bij de conditioneringsvarianten.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
89
Figuur 5.36: Tabblad ‘tijdelijke voorzieningen’ waarin gevraagd wordt compartimenten aan te geven en eventuele overige
voorzieningen; in het tabblad staan standaard al enkele voorbeelden gegeven.
Prototype
In het Excel-model wordt bij tabblad ’06 tijdelijke voorzieningen’ exact dezelfde gegevens gevraagd. Het is
echter niet mogelijk om tekeningen toe te voegen om het plan te verduidelijken.
5.3.7
Tabblad ‘Arbeid’
Op de volgende bladzijde is in figuur 5.37 het laatste tabblad te zien dat ingevuld dient te worden. Hierin wordt
de gebruiker gevraagd alle te verwachte besteden uren door bouwplaats medewerkers (of eventueel door
derden) aan het conditioneringssysteem te calculeren. In het tabblad staan enkele standaard werkzaamheden
vermeld, maar de gebruiker kan deze aanpassen en/of werkzaamheden toevoegen. Ook eventuele kosten van
de leverancier (zoals montage, transport e.d.) kunnen meegerekend worden.
Onder de eerste blauw onderlijnde kop ziet de gebruiker enkele voorbeelden om te helpen inschatten. Onder
de tweede onderlijnde blauwe kop dient de gebruiker de werkzaamheden en totale uren in te vullen evenals
deze te beschrijven. Onder de laatste blauw onderlijnde kop wordt de gebruiker gevraagd een controle plan op
te stellen voor de uitvoering. Hier heeft de gebruiker ook de mogelijkheid om een document toe te voegen.
Prototype
In het prototype dienen exact dezelfde gegevens ingevoerd te worden. Het is echter niet mogelijk om
documenten toe te voegen.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
90
Figuur 5.37: Het laatste in te vullen tabblad: ‘Arbeid’ waarin de te verrichten arbeid gecalculeerd kan worden en een controle
plan voor de uitvoering gemaakt kan worden.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
91
5.3.8
Resultaten / uitvoer
Het beslissingsondersteunend model is nu helemaal ingevuld en de gebruiker kan de resultaten van zijn
ingevulde gegevens bekijken. Dit kan onder het tabblad ‘Resultaten’ (figuur 5.38). In dit tabblad staan
allereerst de algemene resultaten benoemd, gevolgd door de resultaten van de varianten. Als alle voorgaande
tabbladen ingevuld zijn is in de navigatiebalk ook bij elk ander tabblad een groen vinkje te zien. Als er nog een
rood kruisje staat, dient de gebruiker deze te controleren. Onder de groene balk ‘resultaten varianten’ kan de
gebruiker zien welke variant het goedkoopst is of de laagste CO2 uitstoot heeft.
Op basis van deze vergelijking kan de gebruiker een conditioneringsvariant kiezen om in te zetten voor de
tijdelijke conditionering en daarnaast dient de ingevoerde informatie als naslag voor andere medewerkers. De
resultaten kunnen ook afgedrukt worden (zie rechtsboven in figuur 5.38).
Figuur 5.38: Het tabblad ‘Resultaten’ waarin alle resultaten van de ingevoerde gegevens zichtbaar worden.
Om gedetailleerdere informatie te tonen van de verschillende varianten kan de gebruiker een specifieke
variant aanklikken (zie handje in figuur 5.38). De informatie zoals te zien in figuur 5.39 zal tevoorschijn komen.
Door op de verschillende blauwe onderlijnde koppen te klikken verschijnt wederom de specifieke informatie.
Direct onder de blauwe balk van de geselecteerde variant komt wederom de mogelijkheid naar voren om de
resultaten af te drukken. De gebruiker kan dan specificeren wat hij/zij afgedrukt wilt hebben.
Onder ‘Conditioneringssysteem & randvoorwaarden’ staat het geselecteerde conditioneringssysteem en de
periode van inzet (figuur 5.40). De gebruiker heeft hier de mogelijkheid om een offerte aan te vragen bij de
desbetreffende leverancier(s). De leverancier ontvangt dan alle benodigde informatie om een passende
offerte aan te kunnen bieden. De gebruiker kan hier ook de randvoorwaarden van de verschillende
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
92
geselecteerde systemen inzien evenals een overzicht van de benodigde elektrische capaciteit voor de te huren
apparatuur zodat er voldoende capaciteit op de bouwplaats aanwezig zal zijn.
Figuur 5.39: Door een variant aan te klikken verschijnt gedetailleerde informatie over de keuzes en ingevoerde gegevens.
Figuur 5.40: Gedetailleerde informatie van het gekozen conditioneringssysteem, de periode van inzet en de randvoorwaarden.
Onder ‘Kosten & CO2 uitstoot’ is de kostenraming van de samengestelde variant zichtbaar (zie figuur 5.41). Per
element van de conditioneringsvariant is te zien welke kosten er zijn op gebied van materiaal, huur, brandstof
verbruik, elektrisch verbruik en arbeid.
Figuur 5.41: De kosten & CO2 uitstoot per element van de samengestelde variant.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
93
Onder ‘Tijdelijke voorzieningen’ (figuur 5.42) kan de gebruiker inzien welke tijdelijke voorzieningen,
compartimenten en overige tijdelijke voorzieningen bij de variant ingezet dienen te worden.
Figuur 5.42: Overzicht van alle tijdelijke voorzieningen, de omvang ervan en wie de verantwoording draagt.
Als laatst kan de gebruiker binnen het tabblad ‘Resultaten’ de specifieke informatie zien met betrekking tot de
‘te ondernemen acties werkvoorbereider / uitvoerder’ (zie figuur 5.43). Deze personen kunnen hier inzien wat
hun taken zijn. Bij de acties voor de uitvoerder staat ook het conditioneringsplan benoemd evenals een
tweetal grafieken met betrekking tot de temperatuur en relatieve luchtvochtigheid waarbij de
afbouwmaterialen verwerkt dienen te worden. Dit dient gebruikt te worden bij het controleplan. Ook krijgt de
gebruiker hier wederom de mogelijkheid om de resultaten af te drukken.
Figuur 5.43: Tabblad ‘Resultaten’ met informatie over de te ondernemen acties door de werkvoorbereider / uitvoerder.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
94
Prototype
In het Excel-model wordt bij het tabblad ‘Uitvoer’ de resultaten van de opgestelde varianten getoond. Hierbij
worden ook algemene resultaten en de verschillende varianten (en onderdelen) met de kosten & CO 2 uitstoot
vermeld. Specifieke randvoorwaarden van de systemen, te ondernemen acties van de werkvoorbereider /
uitvoerder en het controleplan ontbreken in de uitvoerpagina, maar zijn in de specifieke tabbladen te vinden.
Wel worden er algemene randvoorwaarden genoemd en acties voor de beheersing van het plan. In het
prototype heeft de gebruiker niet de mogelijkheid om op een knop te drukken voor een offerte aanvraag.
Daarnaast is in de uitvoer van het prototype ook geen overzicht van de benodigde elektrische capaciteit te
vinden. Op de specifieke tabbladen met betrekking tot de conditionering (tabblad 05-01, 05-02 en 05,03) staat
wel bij elk systeem het elektrische verbruik vermeld.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
95
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
96
HOOFDSTUK 6
TOETSING ONTWERP
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
97
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
98
6
Toetsing ontwerp
In het voorgaande hoofdstuk is het ontwerp van het beslissingsondersteunend model besproken. In dit
hoofdstuk wordt het model getoetst om te bepalen of de gestelde eisen behaald zijn en daarmee het
beslissingsondersteunend model zijn doel heeft bereikt.
Het ontwerp dat gemaakt is, is op meerdere manieren getoetst, namelijk door het ontwerp voor te leggen aan
toekomstige gebruikers en door een case study toe te passen. In paragraaf 6.1 zal worden besproken wat de
opinie is van de toekomstige gebruikers en hierin wordt een vergelijking gemaakt tussen de situatie voor het
beslissingsondersteunend model en de situatie met het model. In paragraaf 6.2 wordt de case study
besproken. In paragraaf 6.3 wordt het ontwerp getoetst aan het programma van eisen en de doelstelling. Dit
hoofdstuk en daarmee dit afstudeerrapport wordt in paragraaf 6.4 afgesloten met een korte conclusie en de
aanbevelingen op het beslissingsondersteunend model op basis van de toetsingen.
6.1
Toetsing met toekomstige gebruikers
Het ontwerp voor het beslissingsondersteunend model is besproken met de toekomstige gebruikers. Dit is
gedaan door middel van het tonen van het prototype (Excel-model) model en het ontwerp voor het ‘ideale
model’ zoals weergeven in paragraaf 5.3. De populatie van toekomstige gebruikers bestond uit een tweetal
projectorganisatoren (calculatiefase) en een tweetal uitvoerders (werkvoorbereiding / uitvoering).
In algemene zin kan geconcludeerd worden dat de gebruikers het model zien als een waardevolle bron van
informatie over conditioneringsmogelijkheden. Ze waren wel van mening dat het prototype (Excel) model
omvangrijk is om in te vullen, maar ze beseften ook dat de wijze waarop zij voorheen de tijdelijk
geconditioneerde omgeving bepaalden veel beperkter was. De traditionele wijze waarop het budget voor de
tijdelijke conditionering werd gecalculeerd was met behulp van een eenvoudige rekensom. Namelijk door de
inhoud van het gehele gebouw te delen door 2.500 (m³), de inhoud die een oliekachel van 105 kW van BAM
Materieel kan verwarmen, en op deze manier de warmtebehoefte, huur en verbruik te bepalen. Het
beslissingsondersteunend model biedt daarentegen meerdere mogelijkheden om tijdelijk te kunnen
conditioneren, afgestemd op basis van de randvoorwaarden zodat voor elk specifiek gebouw duidelijk wordt
wat de tijdelijke conditioneringsmogelijkheden zijn. De kosten, CO2 uitstoot en randvoorwaarden van
verschillende opties kunnen zodoende beter tegen elkaar worden afgewogen. Ook biedt het model een
uitgebreidere kostenonderbouwing door de kosten van elektrisch verbruik, tijdelijke voorzieningen en arbeid
ook mee te rekenen. In de werkvoorbereiding en uitvoering werd traditioneel gezien enkele weken voor de
aanvang van de conditioneringsbehoefte verschillende leveranciers verzocht een offerte te maken. Hierin
werd vaak gekozen voor de goedkoopste. Met behulp van het beslissingsondersteunend model ligt er nu
echter meer dan alleen een budget waarbinnen het tijdelijke conditioneren geregeld dient te worden. Er ligt
een compleet plan, dat op basis van de voortgang van de bouw direct ingezet kan worden of enigszins
bijgeschaafd dient te worden, waarbij de kaders en randvoorwaarden al bekend zijn.
Zoals al benoemd is, zien de toekomstige gebruikers het model als een waardevolle bron van informatie. Een
van de toekomstige gebruikers benoemde expliciet dat hij het prettig vond dat door het afstudeeronderzoek
er ook meer kennis en informatie beschikbaar zal zijn binnen BAM zelf, waardoor ze minder 'afhankelijk' zijn
van de kennis van de leveranciers. Ze kunnen de leveranciers er als het ware er mee controleren.
De opmerking dat het model omvangrijk is om in te vullen, is met betrekking tot bovenstaande toelichting
duidelijk te verklaren en dus ook terecht. Zoals in paragraaf 4.4 vermeld staat, bestede men traditioneel
gezien ongeveer een uur aan het vaststellen van het budget voor de tijdelijk geconditioneerde omgeving. Met
het beslissingsondersteunend model duurt het bepalen van een of meerdere conditioneringsplannen
meerdere uren, tot aan 6 uur zoals bij de case study in paragraaf 6.2. De besparingen die echter gedaan
kunnen worden door uitgebreider het plan te bestuderen kunnen veel meer opleveren dan het aantal extra
uren dat besteed wordt.
Op basis van de opinie van de gebruikers zijn nog enkele wijzigingen doorgevoerd in zowel het prototype
(Excel-model) als in het ideale model / ontwerp (paragraaf 5.3). Bij het ideale model is gestuurd op het
verminderen van het invulwerk (ten opzichte van het prototype) om zo het gebruiksgemak van het model te
verhogen. Het is echter ook het doel van het onderzoek geweest om de gebruikers meer informatie te
verschaffen zodat er meer én eerder bij het tijdelijk conditioneren stil wordt gestaan. De resultaten van de
toetsing door toekomstige gebruikers zijn verder te lezen in bijlage 11.
(Aalders & Jansen, 2013; Moorman & Vermeulen, 2013/2014)
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
99
6.2
Case study’ MFC Schuytgraaf’
Het beslissingsondersteunend model is naast door middel van de opinie van gebruikers ook getoetst met
behulp van een case study, namelijk met het ‘Multifunctioneel Centrum Schuytgraaf (MFC)’ te Arnhem. Dit
bouwwerk huisvest een basisschool, meerdere kinderdagverblijven, naschoolse opvang, sportmogelijkheden,
wijkcentrum, multifunctionele ruimtes, etc., met een bruto vloer oppervlak van 9.287 m² verdeeld over een
drietal bouwlagen. In figuur 6.1 is een impressie van het bouwwerk te zien.
Dit is een project dat eind 2013 in een aanbesteding is gecalculeerd door BAM Utiliteitsbouw regio midden
(Arnhem). In deze calculatie bleek dat het bouwwerk voor de afbouwwerkzaamheden een tijdelijk
geconditioneerde omgeving behoeft (in de periode vanaf week 46 in 2014 tot en met week 18 in 2015).
Om het beslissingsondersteunend
model te toetsen met een fysiek
project, is er voor gekozen om het
MFC Schuytgraaf in te voeren. Dit
is gedaan in het prototype, het
Excel-model, gezamenlijk met een
projectorganisator die de ABK
begroting heeft opgesteld voor de
aanbesteding. De bevindingen van
de toetsing van het model worden
in deze paragraaf toegelicht. De
volledige toetsing van het model
aan de hand van dit project is te
lezen in bijlage 12.
Figuur 6.1: Impressie van de entree van het MFC Schuytgraaf (Architectuurstudio
Herman Hertzberger).
6.2.1
Conditioneringsplan BAM Utiliteitsbouw (zonder model)
Het plan dat door BAM Utiliteitsbouw is opgesteld voor de tijdelijke conditioneringsbehoefte bestond uit het
inzetten van de stadsverwarming als warmteopwekker en het gebruik van warmwaterheaters voor de
verspreiding van de warmte. BAM is tot dit plan gekomen door een offerte aan te vragen bij verhuurbedrijf
Polygon. Deze heeft een aantal conditioneringsvarianten voorgesteld waaronder de mogelijkheid om
stadswarmte te gebruiken in combinatie met warmwater heaters. Hierbij hebben ze een offerteprijs
aangeboden voor de huur van materieel. Daarnaast hebben zij ook een kengetal voor de verbruikskosten van
stadswarmte per m² gegeven bij een temperatuurverschil (∆T) van 20°C.
e
e
BAM heeft vervolgens per bouwlaag (begane grond, 1 verdieping en 2 verdieping) bepaald hoe lang ze willen
conditioneren (aantal weken). In hun plan wordt er wisselend geconditioneerd vanaf week 46 tot en met week
13. Door deze tijd te vermenigvuldigen met het oppervlak en vervolgens te vermenigvuldigen met het
kengetal zijn ze op een prijs uitgekomen voor de tijdelijke conditioneringsbehoefte. Hier is ook de huurprijs
van het materieel bij opgeteld op basis van de periode dat ze het huren.
Met dit plan is BAM uitgekomen op een prijs voor de tijdelijk geconditioneerde omgeving van € 84.190,00.
Omgerekend naar de kostprijs per m² bvo is dit € 0,64 / m² bvo verwarmd.
6.2.2
Conditioneringsplan met behulp van het beslissingsondersteunend model
Na analyse van de werkwijze waarop BAM het tijdelijke conditioneringsplan heeft samengesteld is het project
opnieuw berekend met behulp van het beslissingsondersteunend model. In het model zijn eerst alle algemene
gegevens en de projectgegevens ingevuld. Er is besloten om ook per verdieping te conditioneren, maar wel in
fases. Bij de tweede stap in het model, het specificeren van de afbouwwerkzaamheden, is namelijk gekeken
welke afbouwwerkzaamheden er plaats zullen vinden en wanneer. Op basis hiervan is duidelijk geworden dat
de binnentemperatuur gedurende de gehele conditioneringsperiode minimaal 5°C moet zijn, behalve bij de
vloerafwerkingen, dan is er een temperatuur van 18°C benodigd. In het plan zijn dus fases aangehouden
waarbij de temperatuur binnen minimaal 5°C moest zijn en een fase waarbij de temperatuur minimaal 18°C
moest zijn. De totale conditioneringsperiode die is aangehouden is vanaf week 46 tot en met week 18 (5
weken langer dan het plan van BAM), omdat de gemiddelde temperatuur tussen week 13-18 nog onder de
10°C ligt terwijl juist in die periode de gewenste temperatuur rond de 18°C zal zijn.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
100
Vervolgens is met het model bepaald wat de isolatiewaarde van het pand is waarmee vervolgens de
warmtebehoefte is berekend. Op basis van deze gegevens zijn vervolgens een drietal varianten opgesteld:
 Variant 1: Stadsverwarming & warmwaterheaters
 Variant 2: Mobiele CV installatie (oliegestookt) + warmwaterheaters
 Variant 3: Houtpelletkachels + ventilatie
Bij al deze varianten is vervolgens nog bepaald welke tijdelijke voorzieningen noodzakelijk waren en zijn de
kosten berekend voor de te verrichten arbeid. De uiteindelijke resultaten van de varianten zijn te zien in tabel
6.1. De goedkoopste variant, variant 1, kost hierbij omgerekend naar het aantal m² verwarmd € 0,88 / m² bvo.
Variant 1
Variant 2
Variant 3
Soort systeem
Stadsverwarming + warmwaterheaters
Mobiele CV installatie (oliegestookt) + warmwaterheaters
Houtpelletkachel + ventilatie
Totaal €
€ 129.822
€ 190.507
€ 208.984
Totale CO2uitstoot
99.169 kg CO2
365.128 kg CO2
109.984 kg CO2
Tabel 6.1: Resultaten van de opgestelde varianten in het beslissingsondersteunend model voor MFC Schuytgraaf
De kosten voor het component ‘verbruik’ bedragen overigens voor variant 1, 2 en 3 respectievelijk € 85.510,
€ 121.585 en € 113.021 (zie bijlage 12). Hieruit is ook te concluderen dat het verbruik de grootste kostenpost is
(zoals vermeld in paragraaf 2.1.4 in dit rapport).
6.2.3
Vergelijkingen conditioneringsplannen
Wat gelijk opvalt is dat dezelfde variant als het plan waar BAM mee heeft gerekend in het beslissingsondersteunend model duurder is, namelijk € 0,64 / m² bvo verwarmd tegen € 0,88 /m² bvo verwarmd. Op basis
van de kosten per m² bvo is de begroting van BAM ca. 28% goedkoper dan de versie die in is gevuld met het
beslissingsondersteunend model. De verschillen kunnen gedeeltelijk verklaard worden door:
 Tijdelijke voorzieningen, elektrisch verbruik & arbeidskosten: bij het beslissingsondersteunend model
zijn al deze factoren ook meegerekend met een totale kostenpost van € 16.695. Bij de begroting van
BAM is hier niets voor meegerekend. Zonder deze componenten zou bij het model de kostprijs per m²
bvo uitkomen op € 0,76, waardoor de begroting van BAM nog percentueel 16% goedkoper is.
 Brandstofverbruik: bij de begroting van BAM is voor het brandstofverbruik circa 20% van de inhoud
van het bouwwerk (ter plaatse van de sporthal) niet meegerekend voor de tijdelijke
conditioneringsbehoefte. In het beslissingsondersteunend model is dit wel meegenomen, wat
automatisch resulteert in een hoger brandstofverbruik.
 Voor het brandstofverbruik (stadsverwarming) is in de begroting van BAM gerekend met een
kengetal van € 0,30 / m² bvo. Zoals het woord al zegt, is dit een kengetal. Met het
beslissingsondersteunend model is met exactere benadering gerekend.
 De temperatuurverschillen (∆T) en de draaitijden zijn in het beslissingsondersteunend model relatief
hoog aangehouden (volgens mening van de projectorganisator van BAM), met als gevolg ook een
hoger brandstofverbruik.
Naast het ontbreken van kosten voor elektrisch verbruik, tijdelijke voorzieningen en arbeidskosten bleek in de
planning zoals die opgesteld was door BAM de inzet van de definitieve gebouwinstallatie (stadsverwarming)
niet mogelijk omdat deze nog niet gerealiseerd was op het moment van de tijdelijke conditioneringsbehoefte.
Als men pas tijdens de uitvoering weer na zou denken over de tijdelijke conditioneringsbehoefte, zou men
hoogst waarschijnlijk te laat zijn om de definitieve gebouwinstallatie op tijd af te krijgen met als gevolg dat er
gebruik gemaakt zou moeten worden van andere duurdere oplossingen.
6.2.4
Conclusie case study
Het doel van het beslissingsondersteunend model is onder andere dat er meer en op tijd nagedacht wordt over
de tijdelijke conditioneringsbehoefte. Dat is gelukt. Daarnaast komt de berekende prijs dicht in de buurt van
de prijs die door BAM zelf was berekend. Mede met de hierboven benoemde verklaringen is het helemaal te
herleiden dat het model potentie heeft. Verder wordt via de case study bevestigd dat met het model
ontworpen, gepland en gecalculeerd kan worden.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
101
6.3
Programma van eisen
Op basis van het ontwerp, de toetsing door middel van de opinie van toekomstige gebruikers en de case
study, kan worden bekeken of aan de gestelde eisen is voldaan. Zoals toegelicht is in hoofdstuk 5.1 is het
beslissingsondersteunend model een computermodel met een invoer, interface/database en een uitvoer. De
primaire eisen die gesteld zijn aan het model zijn gericht op de uitvoer (uitkomst) van het model. De ‘uitvoer’
wordt voor de controle van de gestelde eisen letterlijk genomen en daarom wordt bij de toetsing specifiek
gekeken naar het tabblad ‘resultaten’ uit het model, omdat deze de ‘uitvoer’ van het model vormt. In tabel 6.2
op de volgende pagina zijn de gestelde eisen te zien. Achter elke eis staat een groen vinkje. Dit betekent dat
aan alle eisen is voldaan. In de beschrijving achter elke eis is omschreven op welke wijze aan de gestelde eis is
voldaan.
Eisen
Beschrijving
Met het model moeten varianten
kunnen worden opgesteld zodat
conditioneringssystemen (plannen)
onderling vergeleken kunnen worden.
Bij elke variant moet duidelijk zijn
wanneer het conditioneringsplan
ingezet wordt en wie betrokken
moeten worden (welke
verantwoordelijkheden zij hebben).
Bij elke variant moet duidelijk zijn welk
systeem / systemen gekozen zijn.
Bij elke variant moet duidelijk zijn welke
randvoorwaarden er worden gesteld.
In het model kunnen bij tabblad ‘Conditioneren ‘
varianten opgesteld worden. Bij het tabblad
‘Resultaten’ kunnen de opgestelde varianten
vergeleken worden.
Bij het tabblad ‘Resultaten’ staat bij alle varianten de
inzetsperiode van het plan vermeld evenals de
betrokken partijen van de verschillende geselecteerde
systemen en de verantwoordelijkheden die zij dragen.
Bij elke variant moet duidelijk zijn welke
middelen (tijdelijke voorzieningen)
nodig zijn om het tijdelijke
conditioneringssysteem te realiseren en
te beheersen.
Bij elke variant moet duidelijk zijn wat
de kosten zijn van het tijdelijke
conditioneringsplan, opgebouwd per
component (zie hoofdstuk 5), en wat de
milieubelasting is (CO2 uitstoot).
Een calculator moet op basis van de
varianten een budget voor het tijdelijke
conditioneren kunnen bepalen.
Het moet duidelijk zijn welke acties de
werkvoorbereiding moet ondernemen
om binnen budget en tijd te blijven om
het conditioneringsplan uit te kunnen
laten voeren
Duidelijk moet zijn welke acties de
uitvoerder moet ondernemen om het
conditioneringsplan uit te voeren en
hoe de uitvoerder het plan gedurende
de uitvoering dient te beheersen.
Status
model *
Wederom staat bij het tabblad ‘Resultaten’ vermeld
welke conditioneringssystemen zijn gekozen.
Onder ‘Resultaten’ staat onder de sub-kop
‘Conditioneringssysteem & randvoorwaarden’ de
randvoorwaarden vermeld van de geselecteerde
systemen. Daarnaast zijn de verschillende
randvoorwaarden ook terug te vinden bij de systemen
onder het tabblad ‘conditioneren’.
Onder ‘Resultaten’ staat een overzicht vermeld van de
geselecteerde tijdelijke voorzieningen en onder de
sub-kop ‘te ondernemen acties uitvoerder’ staat ook
vermeld hoe het systeem beheerst zal worden. Verder
staat gedetailleerdere informatie vermeld bij
tabbladen ‘tijdelijke voorzieningen’ en ‘arbeid’.
In het tabblad ‘Resultaten’ staan alle kosten per
element vermeld van de gekozen systemen evenals
de CO2 uitstoot.
Dit is mogelijk aan de hand van het tabblad
‘Resultaten’ en dan onder de groene balk ‘Resultaten
varianten’.
Bij het tabblad ‘Resultaten’ staan onder de sub-kop
‘Te ondernemen acties werkvoorbereider’ alle acties
voor de werkvoorbereider opgesomd op basis van de
ingevulde gegevens in het gehele model.
In het tabblad ‘Resultaten’ staat onder de sub-kop ‘Te
ondernemen acties uitvoerder’ alle taken beschreven
voor de uitvoerder waaronder ook het controleplan
om de tijdelijke conditionering te beheersen.
* Conform het ontwerp dat besproken is in hoofdstuk 5.3.
Tabel 6.2: Toetsing van het beslissingsondersteunend model aan de hand van het Programma van Eisen.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
102
Naast de eisen die gesteld zijn aan de uitvoer van het model, zijn er ook enkele secundaire eisen gesteld. De
eisen staan hieronder benoemd met daarachter een beschrijving op welke wijze eraan is voldaan.
 Variabele informatie zoals huurtarieven moeten kunnen worden aangepast, evenals specificaties van
conditioneringssystemen.
 In paragraaf 5.3.5 in figuur 5.19 en onder de N.B. op pagina 83 is te lezen dat aanpassingen gedaan
kunnen worden door de gebruiker via het afgebeelde ‘tandwieltje’.
 Als data verkeerd of niet wordt ingevoerd dient er een foutmelding te verschijnen.
 In de toelichting van het model in paragraaf 5.3 wordt meerdere malen gesproken op momenten
dat er een foutmelding kan verschijnen. Een dergelijke foutmelding is in figuur 5.24 te zien.
Aan de tijd om het model in te vullen is geen eis gesteld. Het invullen van het model met behulp van het
prototype en de case study heeft ongeveer 6 uur gekost. Dit is meer dan de tijd dat men normaal hierover
deed (zie paragraaf 4.4), maar er wordt wel uitgebreider stil gestaan bij de mogelijkheden waarop tijdelijk
geconditioneerd kan worden.
Prototype
Het prototype (Excel-model) voldoet eveneens aan alle gestelde eisen. Er is echter wel een groot verschil met
het ideale model. De gestelde eisen komen bij het prototype maar voor een gedeelte letterlijk naar voren in
het tabblad ‘uitvoer’. In het tabblad ‘uitvoer’ van het prototype wordt wel verwezen waar alle benodigde
informatie, zoals de benodigde tijdelijke voorzieningen, gevonden kunnen worden. Verdere beperkingen die
zich voordoen bij het prototype zijn reeds benoemd bij de toelichting van het model in paragraaf 5.3.
6.4
Conclusies & aanbevelingen beslissingsondersteunend model
In hoofdstuk 1 van dit afstudeerrapport zijn de probleemstelling en doelstelling duidelijk gemaakt van dit
afstudeeronderzoek. De doelstelling richt zich op het wegnemen van de geconstateerde symptomen door
enkele kernproblemen aan te pakken. De doelstelling was als volgt:
Het oplossen van onbeheersbare kosten, hoog energieverbruik (hoge CO2 uitstoot) en verstoringen in het
proces ‘creëren van tijdelijke ruimteconditionering ten behoeve van afbouwwerkzaamheden’, voor zover
ze veroorzaakt worden door het te laat nadenken van het bouwbedrijf en het gebrek aan kennis van
alternatieve mogelijkheden om een ruimte tijdelijk te conditioneren.
Ter aanvulling op de doelstelling en als richtlijn voor het ontwerp was hierbij het volgende middel bedacht:
Ontwikkelen van een beslissingsondersteunend model om de tijdelijke geconditioneerde omgeving te
kunnen ontwerpen, calculeren en plannen.
Met het beslissingsondersteunend model wordt BAM Utiliteitsbouw (het bouwbedrijf) voorzien van
ondersteunende informatie om een geconditioneerde omgeving te kunnen ontwerpen, calculeren en plannen.
Door middel van het model kunnen de kosten worden beheerst, hoog energieverbruik (en hoge CO2 uitstoot)
kan worden gereduceerd en het proces kan ook beter beheerst worden.
Het bouwbedrijf kan met het beslissingsondersteunend model in de calculatiefase voldoende budget en tijd
creëren voor de tijdelijke conditionering van afbouwwerkzaamheden door middel van een doordacht plan dat
gekozen kan worden op basis van meerdere varianten, afgestemd op de aanwezige randvoorwaarden. Met
het model kan zodoende ´op tijd´ worden nagedacht over alle mogelijkheden om tijdelijk te conditioneren.
Daarnaast wordt door middel van het model BAM voorzien in zowel de traditionele als alternatieve
mogelijkheden om ruimtes tijdelijk te kunnen conditioneren. Geconcludeerd kan worden dat de doelstelling
dus is behaald. Daarnaast sluit het ontwikkelde beslissingsondersteunend model aan bij de doelstelling van
BAM om de CO2 uitstoot op bouwplaatsen te reduceren. Het model geeft namelijk inzicht in de CO2 uitstoot
van elke variant zodat de variant met de laagste uitstoot gekozen kan worden.
Aanbevelingen
Zoals in de voorgaande hoofdstukken is toegelicht, is het model uitgewerkt in een prototype, ofwel het Excelmodel. Daarnaast is een ontwerp gemaakt voor de ideale werking van het model (zoals besproken in
paragraaf 5.3). In het prototype model zijn nog allerlei verbeteringen mogelijk, welke hieronder kort worden
toegelicht in de vorm van aanbevelingen. Ook met betrekking tot de aanpak en werkwijze bij het tijdelijke
conditioneren zijn er aanbevelingen te geven.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
103







Het prototype (het Excel-model) ondervindt flinke beperkingen met betrekking tot
gebruiksvriendelijkheid. Het gemaakte ontwerp, zoals beschreven in paragraaf 5.3, toont aan hoe dit
beter kan. Dit ontwerp dient verder uitgewerkt tot worden tot een werkzaam model in de vorm van
bijvoorbeeld een website of een computerprogramma. Tot aan het moment dat het ideale model
gereed zal zijn kan het Excel-model echter wel gebruikt worden.
De genoemde kosten in het Excel-model zijn afkomstig van de verschillende leveranciers. Deze
tarieven dienen echter continu gecontroleerd te worden. Indien mogelijk is het aan te raden dat de
verschillende leveranciers hun tarieven openbaar stellen aan BAM.
In het afstudeeronderzoek is geen specifiek onderzoek gedaan naar kengetallen voor de tijdelijke
conditioneringsbehoefte. Indien het model veelvuldig gebruikt wordt, is het bijvoorbeeld aan te
raden bij elk ingevoerd project een kengetal te genereren zodat in de toekomst er sneller ramingen
gemaakt zouden kunnen worden op basis van kengetallen.
In een zeer idealiter stadium zou het beslissingsondersteunend model eventueel gekoppeld kunnen
worden aan een BIM model zodat er nog veel minder gegevens ingevoerd hoeven te worden;
Gedurende het afstudeerproject is duidelijk geworden dat de openbare informatie omtrent het
tijdelijk conditioneren zeer beperkt is. Binnen de verschillende regio’s van BAM varieert de kennis en
de ervaringen met betrekking tot het tijdelijk conditioneren. Het is zodoende belangrijk dat er meer
kennisdeling plaats gaat vinden omtrent het tijdelijk conditioneren. Met name het ‘op tijd’ nadenken,
en dus eigenlijk voordenken in plaats van nadenken, in de calculatiefase dient een hoge prioriteit te
krijgen zodat in de werkvoorbereiding en uitvoering de benodigde informatie direct beschikbaar is en
optimaal benut kan worden. Door middel van het model en het onderzoeksrapport kan dit worden
bewerkstelligd.
In het vooronderzoek is gebleken dat het budget voor tijdelijke conditionering nog wel eens door het
management uit de begroting wordt geschrapt om tot een lagere inschrijving te komen. Men dient
zich er van bewust te worden dat het geven van dit soort commerciële kortingen nadelige gevolgen
kunnen hebben. Zeker nu de winstmarges erg laag zijn of soms zelf op nul worden gezet, is het extra
riskant om ook de tijdelijke conditionering volledig weg te strepen.
In MVO plannen en duurzaamheidsrapporten van BAM staat beschreven dat zij het bouwproces
willen verduurzamen. Er is zodoende ook een checklist duurzame bouwplaats maatregelen. Het
toepassen van het beslissingsondersteunend model zou hier ook in opgenomen moeten worden.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
104
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
105
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
106
Bronnenlijst
Voor het afstudeeronderzoek zijn vele soorten bronnen geraadpleegd. Al deze bronnen staan hieronder
vermeld. De bronnen van enkele samengestelde grafieken en tabellen staan apart vermeld met een verwijzing
naar de paragraaf waarin de grafiek / tabel staat.
Literatuur / rapporten
1.
Betoniek (maart 2009). ‘Kopje onder’. Betoniek, band 14, publicatie 21/22. Aeneas, Boxtel.
2.
Groenveld, W.H. (17 juni 2013 a). Participerend observeren: ‘Creëren tijdelijk geconditioneerde
omgeving’. Niet gepubliceerd, TU/e: Eindhoven.
3.
Groenveld, W.H. (17 juni 2013 b). Participerend observeren: ‘Creëren tijdelijk geconditioneerde omgeving’
p. 36, 42, 49, 55 (kosten brandstofverbruik). Niet gepubliceerd, TU/e: Eindhoven.
4.
Groenveld, W.H. (19 november 2013 c). Onderzoeksrapport ‘Creëren tijdelijk geconditioneerde
omgeving’. Niet gepubliceerd, TU/e: Eindhoven.
5.
Maas, G.J. (oktober, 1996). Dictaat uitvoeringstechniek 2. TU/e: Eindhoven.
Interviews / gesprekken
Onderstaande interviews zijn uitgewerkt terug te vinden in bijlage 1:
6.
Aalders, T. (31 juli 2013). Interview met dhr. Aalders, BAM Utiliteitsbouw, over keuzefactoren,
informatiebehoefte, parameters en kosten.
7.
Ariesen, G. (7 oktober 2013). Telefonisch contact met dhr. Ariesen, BAM Utiliteitsbouw, over de
toepassing van de geconditioneerde omgeving bij Diakonessenziekenhuis te Utrecht.
8.
Frederiks, H. (1 oktober 2013). Telefonisch contact met dhr. Frederiks, BAM Utiliteitsbouw, over
keuzefactoren, werkwijze en tijdsbesteding bij CapGemini te Utrecht.
9.
Jansen, G. (27 augustus, 9 september 2013). Interview met dhr. Jansen, BAM Utiliteitsbouw, over
keuze factoren, tijdsbesteding, e.d. in calculatiefase.
10. Moorman, J. (19 augustus 2013 / 30 september). Interviews met dhr. Moorman, BAM Utiliteitsbouw,
over keuzefactoren, informatiebehoefte en parameters.
11. Vermeulen, S. (2 oktober 2013). Interview met dhr. Vermeulen, BAM Utiliteitsbouw, over
keuzefactoren, werkwijze en tijdsbesteding bij MCE te Arnhem.
12. Voerman, H. (21 augustus 2013). Telefonisch contact met dhr. Voerman, BAM Utiliteitsbouw, over
keuzefactoren, werkwijze.
13. Willemsen, E. (23 augustus 2013). Interview met dhr. Willemsen, BAM Utiliteitsbouw, over
keuzefactoren, informatiebehoefte en parameters’.
Onderstaande interviews / correspondenties zijn uitgewerkt terug te vinden in bijlage 5:
14. Edens, M. (16 december 2013). Telefonisch contact met dhr. Edens, Klimarent, over omvang
compartimenten, toebehoren bij systemen, ventilatievoud en berekenen droogsnelheid.
15. Priester, A. de (19 augustus 2013, 4 september 2013, 4-9 oktober 2013). Telefonisch en mailcontact
met dhr. De Priester, Klimarent, over conditioneringssystemen, CV systemen, informatiebehoefte,
e.d.’
16. Tetteroo, A. (17 oktober 2013). Telefonisch en mailcontact met dhr. Tetteroo, Andrews Sykes, over
CV ketels, verbruik, recirculatie, e.d.
17. Vliet, C. van (19 & 22 augustus, 12 september, 17 december 2013). Telefonisch en mail contact met
dhr. Van Vliet, Polygon, over aanvullende gegevens conditioneringssystemen, fysische verschijnselen
en informatie over luchtkussen drogen, microwave drogen, mobiele warmtepompen en
infraroodmatten.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
107
18. Walbeek, J. (9 september & 1 oktober 2013). Telefonisch contact met dhr. Walbeek, BAM Materieel,
over elektra voorzieningen op bouwplaats en eenheidskosten BAM elektra & aardgas.
De volgende interviews zijn uitgewerkt terug te vinden in bijlage11:
19. Aalders, T. & Jansen, G. (20 december 2013). Overleg met dhr. Aalders en dhr. Jansen, BAM
Utiliteitsbouw, over toetsing beslissingsondersteunend model.
20. Moorman, J. & Vermeulen, S. (20 december 2013 / 9 januari 2014). Overleg met dhr. Moorman en dhr.
Vermeulen, BAM Utiliteitsbouw, over toetsing beslissingsondersteunend model.
De volgende interviews zijn verwerkt in enkele bijlages. Achter elk interview staat benoemd om welke bijlage
het precies gaat.
21. Busser, B. (22 augustus 2013). Interview met dhr. Busser, LaTherm Nederland, over restwarmte (zie
ook bijlage 4).
22. Dam, H. van (21 augustus / 13 september 2013). Interview met dhr. Van Dam, BAM Techniek, over de
mogelijkheid inzetten definitieve gebouwinstallatie voor tijdelijke conditioneringsbehoefte (zie ook
bijlage 7).
23. Hieltjes, J.(16 september 2013). Interview met dhr. Hieltjes, Cofely GDF Suez, over de mogelijkheid
inzetten definitieve gebouwinstallatie voor tijdelijke conditioneringsbehoefte (zie ook bijlage 7).
24. Neimeijer, M. van (15 & 18 augustus 2013). Telefonisch contact met dhr. Van Neimeijer, Heatplus,
over de houtpelletkachel (Heaterbox), verwarmen met houtpellets en stukhout verbrandingsketels’
(zie ook bijlage 4).
Verder zijn de volgende interviews / gesprekken gevoerd (geen bijlages):
25. Bakker, R. (18 augustus 2013). Telefonisch contact met dhr. R. Bakker van hout-cv.nl over de
mogelijkheid om bouwafval te verbranden als energiebron.
26. Bouwmeester, J. (13 augustus 2013). Telefonisch en mailcontact met mevr. Bouwmeester, BAM Infra,
over hoeveelheid vocht in beton.
27. De Boer (17 september 2013). Telefonisch en mail contact over wijze waarop zij hun tijdelijke
bouwwerken tijdelijk conditioneren.
28. De Groot Vroomshoop (2 september 2013). Telefonisch contact over wijze waarop zij tijdelijk
conditioneren.
29. De Meeuw (30 augustus 2013). Telefonisch contact over wijze waarop zij tijdelijk conditioneren.
30. Engelen, M. van (19 september 2013). Telefonisch contact met dhr. M. van Engelen, Trition, over de
IR-Condensdroger.
31. Nederpelt, J. W. van (7 oktober 2013). Telefonisch en mailcontact met dhr. Van Nederpelt,
Centrometal, over mogelijkheden verbranden bouwafval en de stukhout verbrandingskachel.
32. Neptunus (30 augustus 2013). Telefonisch contact over wijze waarop zij tijdelijk conditioneren.
33. VNP-betonmortel (19 augustus 2013). Telefonisch contact met dhr. P. Dekker over hoeveelheid vocht
in beton.
34. VOBN (19 augustus 2013). Telefonisch contact met dhr. Heuvelink over hoeveelheid vocht in beton.
Internetbronnen
35. BAM (2013). Duurzaamheidsverslag 2013. p. 25. http://www.bam.nl/sites/default/files/domain74/documents/bam-duurzaamheidsverslag-2013-74-1395131991553422848.pdf
36. Cementbeton (n.d.). Hydratatiegraad, geraadpleegd op 10 augustus 2013.
http://www.cementenbeton.nl/h/1200-hydratatiegraad
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
108
37. Cobouw (05, 10 oktober 2012). ‘Containerverwarming rendeert al op korte afstand’ – ‘Restwarmte
verdrijft bouwvocht’. http://www.cobouw.nl/nieuws/techniek/2012/10/10/restwarmte-verdrijft-bouwvocht
http://www.cobouw.nl/nieuws/algemeen/2012/05/10/containerverwarming-rendeert-al-op-korte-afstand
38. Heidelbergcement (april 2008). ‘Eenvoudig betonwerk’. http://www.heidelbergcement.com/NR/
rdonlyres/B8E5C5EF-1475-44DB-AFE7-DCF597F113CC/0/eenvoudigbetonwerkenci.pdf
39. Interlandtechniek (n.d.). Geraadpleegd in september 2013. http://shop.interlandtechniek.nl/dwn/561.pdf
40. Liander (n.d.). Geraadpleegd in september 2013. http://www.liander.nl/liander/producten_diensten/
elektriciteit/aansluiting_aanvragen/nieuw_EGV.htm
Bronnen paragraaf 2.2.5
Onderstaande bronnen zijn geraadpleegd voor het samenstellen van de grafieken 2.5 en 2.6.
Gesprekken
41. BEAMIX (9 augustus 2013). Telefonisch contact relatieve luchtvochtigheid anhydrietvloeren.
42. Brander (12 augustus 2013). Telefonisch contact over RV spackspuitwerk / spachtelputz.
43. Knauf (9 augustus 2013). Telefonisch contact over minimum RV stucwerk, heraklith- en
systeemplafond.
44. Forbo (12 augustus 2013). Telefonisch contact over RV bij tegelwerk en natuursteenmortel.
Internetbronnen
45. Armstrong (n.d.). Geraadpleegd op 25 februari 2013. http://www.armstrong.nl/assets/global/commfloor/
specsntech/afpe_inst_linoleum_nl.pdf
46. Beamix – zandcement (n.d.). Geraadpleegd op 2 augustus 2013 http://www.beamix.com/upload_image/
730%20Beamix%20Zandcement%20Super%20sterk%20ECO.pdf
47. Bedrijfschapafbouw (september 2011). ‘Verwerkingsvoorschrift voor het monteren van wanen en
plafonds met gipskartonplaten en gipsvezelplaten’. http://www.bedrijfschapafbouw.nl/hao_user_files/File
/Publicaties/BA-richtlijn%203.3%20(T.3.005.11).pdf?CFID=6cbe10fb-6c8a-4f9c-a5f4-cab8115ef290&CFTOKEN=0
48. Bedrijfschapafbouw (n.d.). Geraadpleegd op 5 augustus 2013. http://www.bedrijfschapafbouw.nl/
hao_user_files/File/Publicaties/Dekvloerenboek%20T.2.004.10.pdf?CFID=6cbe10fb-6c8a-4f9c-a5f4cab8115ef290&CFTOKEN=0
49. Bewe (n.d.). Geraadpleegd op 13 augustus 2013. http://www.bewe.nl/nl/zakelijk/Home/Algemeen/
Legadvies-tapijttegels
50. Bison (n.d). Geraadpleegd op 14 augustus 2013. http://www.bison.nl/static/products/assets/
asset_3334_2.pdf
51. Bostik (februari, 2010). ‘Natuursteenmortel met trass-cement’. http://www.bostik.nl/uploads/
pdf/ACNL0611/ACNL0611_Ardaflex_Natuursteenmortel_KL_.pdf
52. Boonstoppelverf (november, 2007). ‘Bij schilderen rekening houden met het dauwpunt’.
http://www.boonstoppelverf.nl/assortiment/~/media/SigmaBase/Sigma%20Boonstoppel/Product%20attachme
nts/Informatiebladen/Bij%20schilderen%20rekening%20houden%20met%20het%20dauwpunt_BS9003.ashx
53. Colora (n.d.). Geraadpleegd op 15 augustus 2013 http://www.colora.nl/nl-NL/advies/tips-en-tricks
54. Brander (februari, 2012). ‘Wand- en plafondafwerking: systeem met spuitpleisterafwerking’.
http://www.brander.nl/technische-ondersteuning/~/media/SigmaBase/Brander/Product%20attachments/
Systeembladen/Systeemblad%204934%20Wand%20en%20plafondafwerking%20Systeem%20met%20spuitple
isterafwerking.ashx
55. Dibagroep (n.d.). Geraadpleegd op 12 augustus 2013 http://dibagroep.nl/uploads/Systeeminformatie/
Systeeminformatie_DIBA_111_Epoxy_Coating_WA_Vloersysteemblad.pdf
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
109
56. Enci (april 2008). ‘Dekvloeren, algemene en technische informatie’. http://www.hout-enbouwmaterialen.nl/downloads/enci-cementgebonden-dekvloeren-algemene-en-technische-informatie.pdf
57. Faay (n.d.). Geraadpleegd op 25 februari 2013. http://www.faay.nl/downloads/nl/faay-plafondsystemengp22-vo-fr19-vo.pdf
58. Fermacell (n.d.). Geraadpleegd op 25 februari 2013. http://www.fermacell.nl/nl/docs/
FC_afbouw_verwerking_s.pdf
59. Forbo – Marmoleum (n.d.). Geraadpleegd op 25 februari 2013. http://www.forbo-flooring.co.uk/getfile
/Installation_Instruction_Panels_Def.pdf?id=544&t=dl&ot=qckdl&chc=1273316836&ext=.pdf&fn=Installation_Ins
truction_Panels_Def.pdf
60. Forbo – Vloerenboek Linoleum (2008). ‘Vloerenboek – Handleiding voor het installeren van linoleum,
vinyl en tapijt’. http://www.forbo-flooring.nl/getfile/Vloerenboek_linoleum_2008.pdf?id=263&t=dl&ot=
docsurls&
61. Forbo – Vloerenboek Tapijt (2008). ‘Vloerenboek – Handleiding voor het installeren van linoleum,
vinyl en tapijt’. http://www.forbo-flooring.nl/getfile/Vloerenboek_tapijt_2008.pdf?id=269&t=dl&ot=
docsurls&chc=-1914093025&ext=.pdf&fn=Vloerenboek_tapijt_2008.pdf
62. Gyproc (n.d.). Geraadpleegd op 25 februari 2013. http://www.gyproc.nl/~/media/gyproc/documentatie/
plafondsystemen/gyptoneverwerking.ashx
63. Heraklith (n.d.). Geraadpleegd op 12 augustus 2013. http://www.zoeksnoek.nl/data/heraklith/brochure/
bestekservice.asp?bId=&pId=42821&w=&aV=1&zW=&optie=Toepassing
64. Hoeka (november 2012). ‘Verwerkingsadvies troffelvloeren’. http://www.hoeka.nl/uploads/
1211%20Verwerkingsadvies%20FLEURIT%20Troffelvoer.pdf
65. Indri (n.d.). Geraadpleegd op 19 maart 2013. http://www.indri.nl/zakelijk/anhydriet-vloeren/voorschriftenter-verwerking
66. Kiwitz (maart 2012). ‘Lijmmortel op basis van tascement’. http://www.kiwitz.nl/
67. Kiwitz – kitvoegen (n.d.). Geraadpleegd op 15 augustus 2013. http://www.kiwitz.nl/files/
pib_kiwitz_ns_100.pdf
68. Knauf – Metalenstaanderwanden (n.d.). Geraadpleegd op 25 februari 2013. http://www.knauf.nl/
downloads/documenten/technische_bladen/wanden/tb_w11_metalenstaanderwanden.pdf
69. Knauf – Cementgebonden pleisters (n.d.). Geraadpleegd op 25 februari 2013. http://www.knauf.nl/
downloads/documenten/technische_bladen/cementgebonden_pleisters/tb_sm700.pdf
70. Knauf – Voeg- en afwerkmaterialen (n.d.). Geraadpleegd op 25 februari 2013. http://www.knauf.nl/
downloads/documenten/montage_handleidingen/hulpproducten/voeg_en_afwerkmaterialen/mh_flottline.pdf
71. Motionvloer (n.d.). Geraadpleegd op 12 augustus 2013. http://www.motionvloer.nl/technischedocumentatie.php
72. NBD-online (n.d.). Geraadpleegd op 25 februari 2013. http://www.nbdonline.nl/product/174614.Himfloor_FC450_P_en_FC450_R_vloerafwerking.html#product/10828-0/0/0
73. Omnicole (n.d.). Geraadpleegd op 4 augustus 2013. http://www.omnicol.eu/nl/
74. Parket-loods (13 oktober 2012). ‘Mythes en fabels over houten vloeren – deel twee’.
http://www.parket-loods.nl/home/details/mythes-en-fabels-over-houten-vloeren_-deel-twee.html
75. SBR – Gipsplaatsystemen (n.d.). Geraadpleegd op 25 februari 2013 http://www.sbr.nl/producten/
infobladen/verwerken-van-gipsplaatsystemen-op-de-bouwplaats
76. SBR – Stucwerk (n.d.). Geraadpleegd op 25 februari 2013. http://www.sbrcurnet.nl/producten/infobladen/
het-uitvoeren-van-gipsgebonden-plafondstucwerk-op-stucplaten
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
110
77. Sigma (n.d.). Geraadpleegd op 25 februari 2013. http://www.sigma.nl/technische-ondersteuning
/~/media/SigmaBase/Sigma%20NL%20Trade/Product%20attachments/Informatiebladen/1324.ashx
78. STO (n.d.). Geraadpleegd op 25 februari 2013 http://www.sto.nl/101590_NL-Brochures_2010-Akoestiek.pdf
79. Strikotherm (n.d.). Geraadpleegd op 9 augustus 2013. http://www.strikotherm.nl/nl/nieuws/4709/stucentijdens-zomerse-temperaturen.html
80. Tarkett (februari 2010). ‘Linoleum xf – leginstructies’. http://professionals.tarkett.nl/sites/tarkettb2b_nl/
files/productimage/Bureau/Media_Library/LINOLEUM/Documents/Installation/ID_NL_Linoleum_xf.pdf
81. Tonprojectstoffering (n.d.). Geraadpleegd op 13 augustus 2013. http://www.tonprojectstoffering.com/23/
uitvoeringsvoorwaarden-
82. Utopis (n.d.). Geraadpleegd op 13 augustus 2013. http://www.utopis.net/forbo_eurocol/utopisbe.asp?
prod=609&rubr=01&lang=nl&group=vloerbedekkingslijmentapijtenennaaldvilt
83. Veveo (n.d.). Geraadpleegd op 5 augustus 2013. http://www.veveo.nl/media/collix_spachtelputz_bibu.pdf
84. VNP-Betonmortel (n.d.). Geraadpleegd op 19 maart 2013.
http://www.vnp-betonmortel.nl/userfiles/Gyvlon_Reno.pdf
http://www.vnp-betonmortel.nl/userfiles/
PLUS%20-%20productblad%20aanbrengen%20cementgietspecie%20en%20omgevingscondities.pdf
85. Wakol (n.d.). Geraadpleegd op 14 augustus 2013. http://www.wakol.de/uploads/tx_wakolproducts/
3622NL.pdf
86. Wijzonol (n.d.). Geraadpleegd op 25 februari 2013. http://www.wijzonol.nl/wijzonol/download/
common/aqua_broch.pdf
Bronnen paragraaf 4.2
Onderstaande bronnen zijn geraadpleegd voor het samenstellen van tabel 4.5.
Interviews / gesprekken / documentatie
87. Primagaz (week 41, 2013). Prijspeil BIS-Contract BAM Utiliteitsbouw, propaangas week 41, 2013.
88. Polygon (8 oktober 2012). Energievergelijk (zie ook bijlage 5).
89. Walbeek, J. (1 oktober 2013). Telefonisch contact met dhr. Walbeek, BAM Materieel, over
brandstofprijzen aardgas en elektra.
Internetbronnen
90. Climateneutralgroup (31 augustus 2012). ‘CO2 uitstoot stadswarmte’.
http://climateneutralgroup.com/wp-uploads/120831-CNG-emissie-factoren-V3.1.pdf
91. Fuelswitch (n.d.). Geraadpleegd op 24 september 2013.
http://www.fuelswitch.nl/index.php?mod=pages&item=28
92. Heatplus (n.d.). Geraadpleegd op 24 september, 2013. http://www.heatplus.nl
93. Lemerij (n.d.). Geraadpleegd op 1 oktober 2013. http://www.lemerij.nl/producten/aggregaten/aggregaten410v-diesel/aggregaat-150kva-120-kw-410-v-3x-210a-gewicht-2600-kg/
94. LTOcommerce (n.d.). Geraadpleegd op 26 september 2013.
http://www.ltocommerce.nl/mobiliteit/diesel/aanbod/
95. Milieubarometer (26 juni 2011). 'CO2 factoren brandstoffen'. http://www.milieubarometer.nl/uploads/files/
CO2_factoren_2010,_mei_en_juni_2011_dd_26_juni_2011_NL.pdf
96. Nuon- tarieven stadswarmte (n.d.). Geraadpleegd op 1 oktober 2013.
http://www.nuon.nl/energie/stadsverwarming/alle-tarieven.jsp
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
111
Bijlagen 1 t/m 12
In dit eindrapport is meerdere keren verwezen naar diverse bijlagen. De bijlagen zijn terug te vinden in het
bijgevoerde rapport ‘130411 Eindrapport afstudeerproject – bijlagen 1 t/m 12’. Onderstaand is te zien welke
bijlagen hierin zijn opgenomen.
Bijlage 1: Interviews projectorganisators, hoofduitvoerders en bouwplaatsmanager.
Bijlage 2: Fysische verschijnselen & warmteberekening.
Bijlage 3: Weerstatistieken & weerkaarten.
Bijlage 4: Alternatieve verwarmingssystemen.
Bijlage 5: Correspondentie met leveranciers.
Bijlage 6: Technische specificaties conditioneringssystemen.
Bijlage 7: Randvoorwaarden definitieve gebouwinstallatie.
Bijlage 8: Kostprijs tijdelijke voorzieningen.
Bijlage 9: Processchema beslissingsondersteunend model uitgebreid.
Bijlage 10: Prototype Excel-model.
Bijlage 11: Toetsing beslissingsondersteunend model met toekomstige gebruikers.
Bijlage 12: Toetsing model d.m.v. case study MFC Schuytgraaf.
Daarnaast is bij dit afstudeerrapport een cd toegevoegd waarop het complete afstudeerrapport, een
samenvatting en de eindpresentatie terug zijn te vinden.
Eindrapport afstudeerproject ‘Tijdelijk conditioneren van afbouwwerkzaamheden’
112