21-6-int.Hartendorp Dannenburg (105 KB)

risk appetite en risk management
interview met Annemieke Hartendorp en Patrick Dannenburg
door André de Vos
fotografie Willy Slingerland
ORSA DWINGT VERZEKERAARS TOT
INTEGRALE RISICOAFWEGING
Solvency II verplicht verzekeraars hun eigen risico’s in kaart te brengen en daarover te rapporteren. Daarbij
is een belangrijke rol weggelegd voor actuarissen. “Actuarissen kunnen de vertaalslag maken tussen risico,
strategie en kapitaal.”
20 de actuaris juli 2014
voldoen. In Nederland is de afgelopen jaren de
voorbereiding op Solvency II steeds doorgegaan, ook
toen er politieke onenigheid ontstond over de
invoeringsdatum. Reden is dat DNB en het ministerie
van Financiën de risico-inventarisatie erg belangrijk
vinden. Alle Nederlandse verzekeraars moeten over
2013 voor het eerst verplicht bij DNB rapporteren over
hoe ze hun eigen risico’s inschatten. Die rapportage
moet uiterlijk eind dit jaar binnen zijn.
Risico is allerminst het exclusieve domein van
actuarissen. Maar het is ook geen toeval dat er in de
spreekkamer van De Nederlandsche Bank twee
actuarissen aanschuiven om te praten over ORSA: ‘Own
Risk & Solvability Assessment’. Patrick Dannenburg is
programmamanager Solvency II bij DNB en Annemieke
Hartendorp is verantwoordelijk voor ERB (Eigen Risico
Beoordeling) en ORSA. ERB is de Nederlandse voorloper
van ORSA, het onderdeel van Solvency II dat
verzekeraars verplicht meer aandacht te schenken aan
het brede spectrum van risico’s in de bedrijfsvoering.
Good practices
Solvency II moet op 1 januari 2016 ingaan. De
afgelopen tijd wankelde die deadline, maar nu lijkt het
er toch weer op dat die datum wordt gehaald. Dat
betekent dat alle Europese verzekeraars over anderhalf
jaar aan de nieuwe Europese regelgeving moeten
“Verzekeraars worden hier allerminst door overvallen”,
zegt Annemieke Hartendorp, projectleider ERB bij DNB.
“We zijn al in 2011 met een ORSA-pilot begonnen met
negen verzekeraars. Over 2012 konden alle
verzekeraars vrijwillig rapporteren volgens ORSAmaatstaven. Daar deed een groot aantal verzekeraars
risk appetite en risk management
aan mee. Verzekeraars hebben zelf ‘good practices’
ontwikkeld. Dus ik verwacht ook dat iedereen eind dit
jaar iets klaar heeft, al zullen de verschillen in kwaliteit
nog best groot zijn.”
Het is niet klip en klaar om welke
risico’s het dan allemaal gaat
ORSA en de daar sterk op lijkende ERB dwingen
verzekeraars om meer dan voorheen een inschatting te
maken van de risico’s die ze lopen en hoe die risico’s
van invloed zijn op strategie en solvabiliteit. Dat doen
verzekeraars intern al, maar met ORSA moeten ze veel
breder kijken dan voorheen. Niet alleen naar financiële
risico’s, maar ook naar zaken als operationele risico’s
en bijvoorbeeld reputatieschade. “ORSA geeft een
integraal beeld”, zegt Patrick Dannenburg. “Dat je voor
een deugdelijke bedrijfsvoering kijkt naar de risico’s die
je loopt, is vanzelfsprekend. Dat je probeert alle risico’s
mee te nemen en de impact daarvan op je toekomstige
solvabiliteitspositie, is nieuw. Het is niet klip en klaar
om welke risico’s het dan allemaal gaat. Je ziet ook
grote verschillen tussen verzekeraars. Dat kan te maken
hebben met de markt waarin een verzekeraar actief is,
maar dat is niet altijd het geval. De ene verzekeraar
gaat volwassener om met risico’s dan de ander. Het is
niet alleen een kwestie van kijken naar de bekende
bedrijfsrisico’s. Je moet over de horizon durven kijken.
Wat gebeurt er bij bepaalde zeer bijzondere scenario’s?
Besta ik dan als verzekeraar nog wel?”
Verzekeraars mogen zelf bepalen hoe ze de risicobeoordeling doen. “Het is tenslotte een eigen
beoordeling”, aldus Hartendorp. Dat betekent niet dat
de toezichthouder zonder meer elke risicobeoordeling
accepteert. “Wij zien ORSA’s van alle verzekeraars. Als
ons dan opvalt dat een verzekeraar een bepaald risico
helemaal niet meeneemt in de beoordeling, terwijl een
ander met hetzelfde profiel dat wel doet, zullen we
daar zeker vragen over stellen. Die terugkoppeling
wordt ook op prijs gesteld door de verzekeraars. Het is
niet per se onwil dat een verzekeraar een bepaald risico
niet meeweegt. Daar kunnen goede redenen voor zijn,
of er kan simpelweg niet aan gedacht zijn. We zitten in
een leertraject.”
Verzekeraars die er een rommeltje
van maken, komen daar niet
mee weg
“ORSA is er, zoals heel Solvency II, in de eerste plaats
voor de verzekeraar en niet louter voor de toezichthouder”, vindt Dannenburg. “ORSA helpt mee bedrijfsprocessen naar een hoger plan te tillen. Het is een
professionaliseringsproces. De rapportage over de
risico’s is de vastlegging van dat proces.” Verzekeraars
die er een rommeltje van maken, komen daar niet mee
weg, hoe ‘eigen’ de risicoanalyse ook is. Dannenburg:
“Als wij als toezichthouder denken dat bepaalde risico’s
ten onrechte niet worden meegewogen, zou dat dat tot
strenger toezicht kunnen leiden, in het uiterste geval
zelfs tot aanvullende kapitaaleisen. Aan de andere
kant; een heel goede ORSA kan leiden tot minder
toezichtsdruk. Dat is voor verzekeraars natuurlijk ook
een belangrijke motivatie.”
Inzichtelijk
DNB vindt het belangrijk dat ORSA wordt gebruikt door
Raden van Bestuur en Raden van Commissarissen, die
voor het intern toezicht verantwoordelijk zijn.
Hartendorp: “Mede daarom raden we bijvoorbeeld aan
om zowel het bruto- als het netto-effect van een risico
op de solvabiliteit te rapporteren. Dat maakt duidelijk
wat het aanvankelijke risico was, welke maatregelen je
zou kunnen treffen, en tegen welke kosten, en wat er
dan aan risico overblijft. Zo maak je risico’s inzichtelijk,
en daar draait het om.”
de actuaris juli 2014
21
risk appetite en risk management
op risico betekent niet dat je meer risico loopt”, vindt
Dannenburg. “Het kan zijn dat je door de ORSA ontdekt
dat je extra maatregelen moet nemen die wél geld
kosten. Dat je bijvoorbeeld een bepaald risico wilt
afdekken. Maar er zijn ook risico’s die niet per se tot
een hoger kapitaalbeslag leiden. En je kunt door een
goede risicobeoordeling ook ontdekken dat je een risico
te hoog hebt ingeschat.”
Intern model
Voor het berekenen van de eigen solvabiliteit zijn wél
verplichtingen voor verzekeraars. Ze kunnen daarvoor
gebruikmaken van standaard formules of kiezen voor
een intern model. Vooral de grotere verzekeraars kiezen
voor die laatste optie. De uitkomsten van dat model
dienen mede als input van de ORSA gebruikt te worden.
Verzekeraars die een intern model willen gebruiken
vanaf de start van Solvency II, moeten voor 1 januari
2016 goedkeuring hebben van de toezichthouder.
Hoewel de officiële aanvraag daarvoor pas op 1 april
volgend jaar kan worden ingediend, is er nu al veel
overleg tussen toezichthouder en verzekeraars die een
intern model willen gebruiken. “Een intern model heeft
meerwaarde als het beter zicht geeft op de specifieke
risico’s van de verzekeraar en de verzekeraar die
inzichten gebruikt in het risicomanagement en de
bedrijfsvoering”, zegt Dannenburg. “Het is niet de
bedoeling dat een intern model alleen leidt tot een zo
laag mogelijk kapitaalbeslag. Daar zijn we alert op.”
Dialoog aangaan
DNB heeft beperkte capaciteit en kan risico’s van
individuele verzekeraars minder goed doorgronden dan
de verzekeraar zelf. Maar de toezichthouder heeft er
alle vertrouwen in dat ORSA’s goed beoordeeld kunnen
worden. Dannenburg: “Ons voordeel is dat we
verzekeraars onderling kunnen vergelijken. Bovendien
kennen wij de regelgeving goed omdat we daar op
Europees niveau vanaf het begin bij zijn betrokken. Ik
heb niet de indruk dat we in een achterstandspositie
staan.”
Maar er zijn ook risico’s die niet
per se tot een hoger kapitaalbeslag
leiden
De integrale risicoanalyse van ORSA leidt niet per
definitie tot hogere kapitaaleisen of een lagere ‘risk
appetite’ bij verzekeraars, constateert DNB. “Beter zicht
22 de actuaris juli 2014
Met name bij het ontwikkelen van de interne
solvabiliteitsmodellen is een grote rol weggelegd voor
actuarissen bij verzekeraars. Het doorrekenen van de
solvabiliteitseffecten van risico’s is immers de
kernactiviteit van actuarissen. Maar Hartendorp en
Dannenburg zien binnen Solvency II een bredere rol
weggelegd voor actuarissen. “De actuaris moet niet
alleen de rekenmeester zijn, maar actief de dialoog
aangaan met beleidsmakers van de onderneming over
hoe de risico’s moeten worden meegenomen bij de
strategie van de onderneming. De actuaris kan de
vertaalslag maken tussen risico, strategie en kapitaal.
Dat vereist behalve communicatievaardigheden ook een
rechte rug. De ambities van een onderneming hangen
nauw samen met de risico’s. Actuarissen weten wat die
risico’s kosten en kunnen inschatten of de risico’s goed
worden meegenomen in de strategie. De actuaris is de
penningmeester van de ORSA: de aangewezen persoon
om aan te geven als er te kostbare risico’s worden
genomen. Een lastige rol, want geen enkele
onderneming vindt het fijn om in zijn ambities
afgeremd te worden.”