+ Homilie op 9-11-2014, Kerkwijdingsfeest van de Lateraanse Basiliek. Dierbaren, “Gij zijt Gods bouwwerk” (1 Kor 3,9). Ja, God bouwt; God schept: “En God schiep de mens als zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen”(Gen 1,27). En Hij die bouwt, Hij die schept, schept ons zózeer als zijn beeld, dat ook wij mogen scheppen en bouwen. Natuurlijk niet op precies dezelfde wijze als God: Hij schept en bouwt uit het niets; ons scheppen en bouwen kan daarvan slechts een zwakke afschaduwing zijn: een herschikking, een ordening van wat reeds vóórgegeven is. Maar toch lijkt het op wat God doet: wat Hij doet in het groot, vanuit het niets, mogen wij doen in het klein, in onze geschapen realiteit. En zoals Gods bouwwerk, Gods schepping, zijn beeld in zich draagt, zo laat ook elk menselijk bouwwerk, elke kunstzinnige creatie, iets zien van wat de kunstenaar zelf is, en waar hij zijn vreugde in vindt. Maar er is meer. God laat velen van ons zelfs medewerkers zijn, heel direct, bij zijn eigen scheppingswerk. Hij schiep de mens als man en vrouw, en Hij schept steeds weer nieuwe mensen uit de vereniging van man en vrouw. Elke nieuwgeboren mens draagt zowel Gods beeld in zich als dat van zijn beide ouders, en zowel God als zijn vader en moeder vinden daar vreugde in: God “zag dat het heel goed was” (Gen 1,31), en met welk een vreugde herkent een liefhebbende vader de trekken van zijn vrouw in hun kleine spruit, en een liefhebbende moeder de trekken van haar man! Hoeveel vreugdevolle, dankbare verwondering zullen beiden voelen, wanneer zij diep beseffen, dat ieder kind dat hun werd toevertrouwd, Gods gave is, Gods wonderbare bouwwerk, Gods schepping… Bij de voortplanting is die samenwerking van God en mens heel direct en tastbaar. Maar vandaar uit mogen wij tot het inzicht komen, dat eigenlijk àl ons handelen die samenwerking veronderstelt. Als God mij er niet zou laten zijn op dit moment, wàs ik er helemaal niet, laat staan dat ik dan nog iets zou kunnen doen. En als Hij mij wel zou laten bestaan, maar me de kracht niet zou schenken om iets te doen, zou ik evenmin tot iets in staat zijn. St. Paulus schrijft aan zijn Korintiërs: “Wat heb je, dat je niet gekregen hebt? En als je alles cadeau gekregen hebt, waarom die drukte alsof alles van jezelf kwam (1 Kor 4,7)?” Alles cadeau gekregen. Dat roept vreugde op en dankbaarheid. En tegelijk ook een besef van verantwoordelijkheid: als ons zóveel werd toevertrouwd, mogen we daar niet zomaar nonchalant mee omgaan, maar zijn we geroepen om er ons voor in te zetten, er onze beste krachten aan te geven, en zo in alles, net als Paulus, “Gods medewerkers”(1 Kor 3,9) te worden. Dan zijn we niet langer alleen, maar mogen we met Hem door het leven gaan, alles met Hem delen, het mooie en het moeilijke, in een zich steeds verinnigende dialoog. Dat gebeurt in het diepst van ons hart, onzichtbaar voor anderen. Maar ons contact met de Heer beperkt zich daar niet toe. Wij maken immers tevens deel uit van een gemeenschap, een gemeenschap van mensen die, net zoals wij, geroepen zijn tot een dialoog met God. Met God, die zich een volk gevormd heeft in het Oude Testament, een volk dat tot Hem bad, een volk dat Hem vereerde. En dat niet alleen individueel, maar ook precies àls gemeenschap, samen. Er was een tent van samenkomst, speciaal dáárvoor, en later, toen ze niet meer hoefden voort te trekken, een tempel in Jeruzalem. Jezus heeft zich een nieuw Godsvolk gevormd, zijn Kerk, een gemeenschap die voor het vieren van de Eucharistie in het begin samenkwam “in een of ander huis” (Hnd 2,46), en waar zij vervolgd werd in het verborgene, in Rome letterlijk “ondergronds”, in de catacomben. Toen echter keizer Constantijn de christenen erkende en de vervolging ophief, schonk hij de gemeenschap zijn Lateraanse paleis om er een kerk van te maken. Vandaag vieren wij de verjaardag van de inwijding van die kerk. Het is een feest van vreugde, vreugde om het in alle vrijheid mogen vieren van Gods eredienst, vreugde om de erkenning, ook in het openbaar, van Gods Waarheid en Liefde. En daarna zijn er talloze andere kerken gebouwd, wereldwijd. Dierbaren, vandaag de dag maken wij een tegengestelde ontwikkeling mee. Op sommige plaatsen worden christenen om hun geloof openlijk vervolgd, en hun kerken verwoest. En hier bij ons gaan vele kerken dicht, omdat er te weinig gelovigen meer komen. Laten wij er niet terneergeslagen van worden. Laat ons integendeel proberen om steeds méér te worden wat we in beginsel al zijn: “tempel van God” (1 Kor 3,17), als individu èn als gemeenschap. De Heilige Geest woont in ons (vgl. 1 Kor 3,16). Hij schonk de Apostelen op Pinksteren de kracht en de moed om uit hun bange isolement naar buiten te treden (vgl. Hnd 2,1-41). Hij zal ook ons bijstaan en inspireren om aan Gods roeping trouw te zijn, en van het huis van de Vader geen markthal te maken (vgl. Joh 2,16). Hij moge ook de stroom van levend water zijn die ons leven vruchtbaar maakt (vgl. Ez 47,9.12). Amen.
© Copyright 2024 ExpyDoc