Het 6e gebod: GIJ ZULT NIET DOODSLAAN Zondag 20-07-2014 Schriftlezingen: Genesis 4,1-10 en 9,1-7 en Mattheüs 5, 21-26. Heidelbergse Catechismus: Zondag 40 Gij zult niet doodslaan Het zesde gebod zegt niets over het al dan niet handhaven van de doodstraf. Het gaat in het zesde gebod om de vraag hoe je als mens in de samenleving moet staan. Waarom dit zesde gebod? 1. De mens is beeld van God (Genesis 9,6). God heeft Zichzelf weerspiegeld in die ander. Ondanks dat dat beeld van God in de ander (en in mij!) hevig is aangetast, is het onuitwisbaar. De mens - wie dan ook - is en blijft beeld van God: een afspiegeling van God door zijn mogelijkheid tot communiceren, overleggen, nadenken, spreken…, door zijn mogelijkheid tot liefhebben en liefde ontvangen, door zijn verantwoordelijkheid in de wereld, door zijn staan in de relatie tot God en tot medemensen. Beeld, afspiegeling van God… Wie ben ik dat ik met mijn handen aan dat beeld van God zou komen…? 2. De medemens is mijn broeder, mijn zuster (Genesis 9,5. Zie ook: Genesis 4,9 en Mattheüs 5,21ev.). Wij zijn via het gezin Noach allemaal familie van elkaar. De ander is daarom niets meer dan ik… maar daarom ook niets minder dan ik. Je kunt dus nooit boven de ander gaan staan…, je kunt geen rechter over de ander zijn…, laat staan het leven van een ander benemen. De Bergrede (Mattheüs 5,21-26 Jezus laat met drie voorbeelden zien dat de zonde van doodslag veel dieper zit dan de uiterlijke daad van doodslaan. De zonde begint namelijk in je hart. Boosheid, scheldwoorden, verachten en moord: het komt uit dezelfde vervuilde bron (mijn hart) waaruit ik put... en waardoor ik de ander niet meer zie als beeld van God… ook niet als broeder of zuster. Iemand zijn leven benemen is ook: iemand doodzwijgen…, iemand door de modder halen… iemand in een kwaad daglicht stellen door roddels, teveel over een ander zeggen. Om iemand zijn leven te benemen of dodelijk te verwonden, heb je geen wapens nodig. Dat kan ook gewoon met je tong…, met de blik in je ogen, of je afgewende ogen…, met een mailtje…., met je houding. Dat is aan de buitenkant allemaal veel minder ernstig dan een moord, maar God kijkt naar de bron van ons handelen… en die bron is je hart. Wat zit er in mijn hart? Wat beweegt mij ertoe om dit ten opzichte van de ander te doen…? Wat beweegt mij ertoe om zo om te gaan met die ander… die broeder of zuster… dat beeld van God? Boos zijn mag! Je bent als beeld van God met gevoelens geschapen, en daarom zijn gevoelens van boosheid enz. niet verkeerd. maar hoe ga je er mee om? 1. Je kunt deze gevoelens ontkennen en verdringen. Maar dan kom je er op een gegeven moment in vast te zitten. Gevaarlijk! 2. Je kunt deze gevoelens koesteren, ‘erop gaan broeden’ en ze er voortdurend uitgooien.., maar dan zal die bron van boosheid veel rommel gaan voortbrengen (zie: Kaïn)! 3. De Bijbelse weg is: de ander teruggeven wat het met je doet. De ander bekend maken hoezeer het je pijn doet…, hoezeer het je boos heeft gemaakt…, hoezeer je het moeilijk vindt om in de relatie met de ander te blijven staan. … En dan niet allemaal verwijten maken: ‘jij dit! Jij doet altijd zo…!’ Nee, dicht bij jezelf houden: ‘het doet mij heel erg pijn als je zo…’, Of: ‘ik maak mij zorgen over datgene waar jij nu mee bezig bent.’ Verantwoordelijkheid nemen (1) je moet geen slachtoffer zijn van de situatie… en ook geen slaaf zijn van je gevoelens… maar verantwoordelijk zijn naar jezelf toe en naar de ander toe. Je hoeft de ander niet voor je boosheid en je frustratie te sparen. Maar je hoeft de ander ook niet zijn leven te benemen, letterlijk, of figuurlijk door hem of haar helemaal uit te schelden of te verachten. Neem je verantwoording. Geef terug wat je pijn doet. Waarschuw de ander als de ander helemaal de verkeerde weg inslaat. Niet uit de hoogte, maar houdt het bij jezelf. … Ook jij, ook u bent beeld van God en dat betekent dat wij verantwoordelijkheid moeten nemen. Ook naar de ander toe. Verantwoordelijkheid nemen (2) Als je broeder iets tegen je heeft, laat dan het offer voor God staan… en ga het eerst goedmaken met je broeder (vers 23-24). God wil namelijk dat je je eerst op een andere manier jezelf opoffert…, door de stap naar die ander te zetten. Offeren heeft geen zin, als er wat tussen de ander en jou instaat. Dan neemt God dat offer echt niet aan. → Zijn er mensen die iets tegen ons hebben, vanwege ons gedrag… of ons links-laten-liggen van bepaalde mensen…, of onze woorden, of onze houding, of? Wat staat er allemaal tussen die open hemel… en onze gebeden en lofzangen in? Jezus volgen is een kruisweg, een weg van zelfverloochening en strijd. Wij kunnen wel niet alle problemen uit de wereld helpen die er tussen de ander en ons instaan - (soms is dat zelfs onverstandig om dat te proberen!), - maar hoe sta ik in de conflicten die ik heb? Neem ik verantwoordelijkheid? Zie ik de ander nog als beeld van God? ‘Er is een stem van het bloed van uw broeder dat van de aardbodem tot Mij roept!’ (Genesis 4,10) Wat doe ik ten opzichte van die ander? Wat laat ik ten opzichte van die ander achterwege? Wat doe ik met mijn gevoelens? Welke verantwoordelijkheid neem ik naar de ander toe en naar mijzelf toe? In mijn omgang met mijn broeder vindt het oordeel plaats. … Maar in de weg tot die broeder mag ik Christus ontmoeten… die ons aller Broeder wil zijn… Christus Die mij is voorgegaan… naar die broeder toe… en via die broeder weer bij de hemelse Vader thuiskwam.
© Copyright 2024 ExpyDoc