Als toen eenmaal Leonidas, Gij weet het bij de Termopylen, Een

Als toen eenmaal Leonidas,
Gij weet het bij de Termopylen,
Een legertroepje kon bezielen
Dat net tienduizend sterk maar was.
Maar Konstantijn die na den strijd
Zijn land enorm zag uitgebreid,
Was niet tevree met wat hij had,
Eu dorst zich met den Turk te meten;
Zijn zoon werd door een aap gebeten,
Hij zelf door een Angorakat!
Toen deed hij afstand van den troon
Ten bate van zijn anderen zoon,
Premier, ik weet niet welken Poulos
Doch monarchie of republiek
Naar mijn begrip heeft elke Griek,
Een onbetrouwbaar Smoelos
Men rooft en moordt daar in het Oosten
Wie zal die arme moeders troosten?
Zoo roepen wij met Vondel uit,
Wier zonen in den dood gedreven,
Wier dochtren in de vlammen sneven,
Tenzij bestemd tot harembuit.
Voor Turk of Griek, 't is om het even,
Telt hoegenaamd geen menschenleven
Men geeft om menschlijkheid geen lor,
Hun wraakzucht luistert naar geen rede
Is ooit daarginds weer plaats voor vrede?
Plaats voor de lens; Excelsior!
Toch past geen twijfel, mijne Heeren
Hoe ook de zorgen zich vermeeren,
Hoe ondoordringbaar schijn de nacht,