Dinsdag 28 oktober 2014 www.limburger.nl actueel A15 GO-A14R DE LIMBURGSE LANDSCHAPPEN DEEL 4 De redactie inventariseert in een gezamenlijk project met de Stichting Limburgs Landschap, wat de natuurgebieden van de stichting te bieden hebben. Column Een hele wereld onder de grond D foto Jacques Peeters Met een kasteel Een landschap is meer dan alleen natuur. Nagenoeg elke vierkante meter van onze omgeving is in de loop der tijden minstens één keer ‘op de schop’ geweest. Limburgse landschappen zijn optelsommen van natuur en cultuur. De omgeving van kasteel Neercanne is een van de mooiste voorbeelden. door Guus Urlings H et moet een van de schilderachtigste plekken zijn in een provincie waar tóch al niet op schilderachtigheid beknibbeld wordt. Links de steile hellingen van het Cannerbos, rechts de meanderende Jeker, recht vooruit de wijngaarden van de Apostelhoeve, recht naar achteren het rustieke Belgische grensdorp Kanne. En pontificaal in het midden, als blikvanger, het mergelstenen massief van kasteel, pardon, Château Neercanne. Het enige terrassenkasteel van Nederland. Daniël Wolf baron von Dopff (1650-1718), heer van Eben, Emael, Agimont, Nedercanne, Hartelstein en Ruyff, kwartiermeester-generaal van het leger van de Verenigde Nederlanden en commandant, vanaf 1713 gouverneur van Maastricht, zal deze plek niet voor niets uitgekozen hebben voor de bouw van het kasteel zoals het er nu bij staat. Zijn voorgangers - al in 1316 wordt op deze plek een kasteel Agimont (Scherpenberg?) vermeld - evenmin. Dit is een omgeving die om een foto Limburgs Landschap kasteel vráágt, dit zijn coulissen waarin een kasteel thuishoort. In 1947 nam de stichting Het Limburgs Landschap het - danig onderkomen en gehavende - kasteel plus de aangrenzende bossen over van de toenmalige eigenaresse freule Louise Euphrosine Marie Poswick. Vrij snel daarna ging een omvangrijk restauratieprogramma van start dat eigenlijk tot op de dag van vandaag voortduurt. Zowel het kasteel als de bijbehorende terrasmuren, volledig opgetrokken uit mergel, zijn opgeknapt, een deel van de ooit veel uitgebreidere kasteeltuinen in barokstijl is gereconstrueerd, de vroegere tuinvijver in het Jekerdal heeft een opknapbeurt gekregen, de landschappelijke structuur in de omgeving van het kasteel is versterkt door het aanplanten van hoogstambomen en hagen. Tot zover het kasteel, de cultuur en de cultuurhistorie. Maar hoe zit het met de natuur in dit bijzondere stukje Limburgs landschap? De vraag lijkt logisch. Maar cultuur en natuur zijn hier heel moeilijk uit elkaar te trekken. De muren van het kasteel zijn op zich al ‘natuurreservaatjes’. Er wortelen allerlei plantensoorten aangeplant die perfect aangepast zijn aan het leven op (mergelstenen) muren, zoals de gele helmbloem (zie inzetje foto), muur- en steenbreekvaren, muurhavikskruid, muursla. Een aparte plantengemeenschap, waarmee bij restauraties steeds rekening moet worden gehouden. Het bos dat de stichting Het Limburgs Landschap gelijk met het kasteel verwierf, ligt deels op kalkrijke bodem, deels op voedselarm en kalkloos zand, waardoor een heel afwisselende vegetatie is ontstaan. In de kalkrijke zone valt met name de rijke voorjaarsflora op, met onder andere bosanemoon, gevlekte aronskelk en vingerhelmbloem. Juist om die voorjaarsflora alle ruimte te geven, moet het bos hier regelmatig uitgedund worden, als blikvanger zodat de zon tot op de bodem door kan dringen. Vuurgoudhaantjes, die vrijwel overal in Nederland in sparren broeden, bouwen hier hun nestjes in de klimop. Spechten - de laatste jaren voelt ook de zeldzame middelste bonte specht zich hier thuis - profiteren van de dikke, oude bomen met veel dood hout. Sommige van die bomen zijn mogelijk nog onder supervisie van de oude baron von Dopff aangeplant. Echte natuurmonumenten, dus. Het gebied van Neercanne is een van de rijkste zoogdierengebieden van Nederland. Liefst 36 soorten zijn er aangetroffen, waaronder een bescheiden aantal dassen dat zijn voedsel zoekt in de graslanden en de akkers rondom. In de weilanden en boomgaarden langs de Jeker zijn ze vooral uit op valfruit en regenwormen. En er is nog meer... Wie niet rechttoe-rechtaan naar het kasteel klimt, maar de lange oprijlaan kiest, ziet rechts in de bergwand de toegangspoorten naar een andere wereld. Wie door het bos achter het kasteel wandelt of, helemaal boven op het plateau, naar het nog jonge - in 2000 aangeplante - Millenniumbos, komt hier foto Limburgs Landschap en daar zware betonnen ontluchtingskokers tegen, die de aanwezigheid van diezelfde andere wereld verraden. Hier, diep in de mergelen onderbuik van dit grensgebied, ligt een uitgebreid gangenstelsel, alles bij elkaar bijna honderd kilometer. Hoeveel mergelblokken zouden hier in de loop der eeuwen uitgehakt en -gezaagd zijn om de chro- nische materiaalhonger van de bouwende mens te stillen? Grotten - formeel eigenlijk groeves; grotten ontstaan op natuurlijke wijze - zijn een typisch stuk cultuurhistorie voor deze streek. Maar ook deze grotten zijn weer een bewijs voor de nauwe vervlechting van natuur en cultuur in dit landschap. De gangenstelsels in de Cannerberg bieden onderdak aan honderden overwinterende vleermuizen. Een deel van de gangen is daarvoor door Het Limburgs Landschap speciaal ingericht. En dus ontoegankelijk gemaakt, om de slapende diertjes hun rust te gunnen. Datzelfde gangenstelsel heeft - we maken weer de overstap naar de (cultuur)historie - ruim 57 jaar dienst gedaan als verbindingscentrum en ‘oorlogshoofdkwartier’ van de NAVO, die vanuit deze groeve ten tijde van de Koude Oorlog het luchtruim boven Europa in de gaten hield. Inmiddels is het complex, na een grondige schoonmaakbeurt, weer overgedragen aan Het Limburgs Landschap. De stichting is nu druk bezig het bijzondere militaire verleden van de gangenstelsels ‘beleefbaar’ te maken voor het publiek. Weer een extra dimensie voor dit toch al rijk bedeeld stukje Limburgs landschap. Hoe natuur en cultuur elkaar beïnvloeden, tegenover elkaar kunnen staan maar elkaar ook kunnen versterken. Dat is het verhaal van kasteel, pardon, Château Neercanne en zijn omgeving. http://www.limburgs-landschap.nl/ e ondergrondse wereld van Zuid-Limburg. Ik ben ermee opgegroeid. Op een steenworp afstand van mijn ouderlijk huis, in de hellingen van de Bemelerhei, zat een hele rij toegangspoorten tot die verborgen, geheimzinnige, andere wereld. De meeste stelden niet veel voor. Verder dan een meter of tien, vijftien kon je niet de duisternis in. Maar er zaten er een paar tussen... Daar lagen gangen achter die je, als je de weg wist, helemaal tot in Valkenburg brachten, toch al gauw een kilometer of zeven, acht verderop. Tenminste: zo ging het verhaal. Wie het wilde controleren, stuitte steevast op een instorting. Wat het natuurlijk allemaal nog veel spannender maakte. Er was een grot waarin een kluizenaar gewoond had - dat klopte; je kon nog zien waar de wc was geweest - en er was een heksengrotje - nooit een heks gezien, maar toch... Er waren grotten die afgesloten waren met ijzeren hekwerken waarachter zich een waar doolhof van gangen bevond met gevaarlijk diepe putten - dat klopte: er waren een paar champignonkwekerijen in de directe omgeving van ons dorp - en er was een grottenstelsel waarin de Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog raketten hadden gebouwd - wat niet helemaal klopte; er hadden wel Duitsers gezeten maar het was allemaal een stuk minder spannend. En dan had je nog dat ene grotje, zorgvuldig gecamoufleerd, waarin zich bij tijd en wijle blijkbaar iemand - verder onbekend - terugtrok om even te relaxen. Stille getuigen: een hoop (lege) sigarettenpakjes en een stapel blaadjes met dames au naturel. Kortom: er viel altijd wel iets te beleven in dat ondergrondse wereldje. En als er niets te beleven was, dan verzonnen we wel wat. Diep onder de grond, bij het licht van een zaklamp of - nog avontuurlijker - een stompje kaars, werd elke schaduw precies wat je fantasie ervan maken wilde. En in het donker nam elke verdwaalde vleermuis monsterlijke maten aan. Om je groot te houden, begon je extra hard te praten, gemaakt opgewekt en stoer te doen. Maar intussen liep het koud over je rug... Er was een tijd, daarna, waarin ik nauwelijks in de grotten kwam. Te veel andere dingen aan mijn hoofd. Pas toen mijn liefde voor de natuur zich zo breed ontwikkeld had dat ook vleermuizen er een plekje in kregen, begon het duister weer te lokken. Het was alsof ik weer terug was in mijn kinderjaren. Bij het licht van die ene lamp - een gaslamp, deze keer, in de vaste hand van een vleermuizenteller - begon mijn fantasie weer met de schaduwen te spelen. En van de weeromstuit begon ik te fluiten in het donker... GUUS URLINGS
© Copyright 2024 ExpyDoc