Voorzitter, Sinds het prille ontstaan van de natie Nederland zijn

Voorzitter,
Sinds het prille ontstaan van de natie Nederland zijn garderegimenten actief geweest.
Oorspronkelijk opgericht als keurtroepen die functioneerden als lijfwacht van de
stadhouders, vervullen garderegimenten heden ten dage voornamelijk een ceremoniële
functie. Het Garderegiment Grenadiers en Jagers (afgekort GGJ) is mogelijk het
bekendste. Sinds de oprichting in 1829 hebben duizenden militairen het regiment
gediend. Verreweg de meesten van hen zijn ondertussen afgezwaaid, hebben een
burgerbetrekking aangenomen of zijn overleden. Het verdient opmerking dat hun
verscheiden, hoezeer ook betreurd door geliefden, geen invloed heeft gehad op het
regiment zélf: de erewacht van het GGJ staat er elke Prinsjesdag even fris en fruitig bij als
het jaar daarvoor.
Acht jaren mocht ik deel uit maken van het bestuur van de gemeente Alblasserdam. De
raadsperiode 2006-2010, die beheerst werd door een politieke crisis, zowel als de
raadsperiode 2010-2014, waarin wij kwamen tot hersteld vertrouwen, liggen achter ons.
Ik mag het stokje nu aan anderen doorgeven. Ik doe dat weliswaar met enige weemoed,
maar ook met een innerlijke rust, omdat het gemeentebestuur niet van mij afhankelijk is.
Met de woorden uit de Nederlandse Geloofsbelijdenis beleid ik dat ‘onze goede God, … ,
koningen, prinsen en overheden verordend heeft; willende dat de wereld geregeerd
worde door wetten en verordeningen, opdat de ongebondenheid der mensen
bedwongen worde en het alles met goede ordinantie onder de mensen toega.’ De
overheid is een gave van God waaraan mensen, bestuurders, mogen deelnemen en
waarin mensen, burgers, mogen delen. Nederland mag zich gelukkig prijzen met haar
democratisch bestuur, waarbij de macht gedeeld, beperkt, gecontroleerd en - dat staat
vanavond centraal - tijdelijk is. Raadsleden, wethouders, burgemeesters komen en gaan,
maar de overheid blijft, evenals het Garderegiment Grenadiers en Jagers.
Koningin Juliana aanvaardde haar ambt met de woorden ‘wie ben ik dat ik dit doen mag’.
Met iets van die verwondering in het hart heb ik mijn raadswerk mogen doen. Ik heb
getracht om de mij toebedeelde talenten in te zetten om de ‘ware belangen’ van de
gemeente Alblasserdam te behartigen en te bevorderen, zoals ons ambtsgebed statig
formuleert. Ook heb ik, ernst en luim afwisselend, samen met mijn fractiegenoten,
gezocht de beraadslagingen van de gemeente te laten strekken tot Gods eer, zoals het
gebed vervolgt. Naar het woord van de Bijbel (Lukas 17) heb ik zodoende overigens
slechts gedaan hetgeen ik schuldig was te doen. Voorzitter, ik wil U en de collega
Raadsleden bedanken voor de ruimte die mij werd geboden om mijn bijdrage te leveren.
Dank ook voor de vele goede gesprekken in de wandelgangen. Het raadswerk heeft mij
niet alleen energie gekost, maar ook veel energie en inspiratie opgeleverd.
Onlangs kwam mijn echtgenote via een familielid in het bezit van een boek getiteld
Alblasserdam’s heden en verleden, in 1939 geschreven door mijn naamgenoot ir. P.
Boersma (geen familie), voormalig Raadslid (Christelijk-Historische Unie) en Wethouder
hier ter plaatse. Zijn geschrift geeft o.a. een prachtig doorkijkje in de Alblasserdamse
gemeentepolitiek van de 19e en begin 20ste eeuw. Onder het kopje ‘een blik in de
toekomst’ schrijft hij “Voor het voeren van een krachtige financieel-gezonde
welvaartspolitiek is van groot gewicht het kiezen van voortvarende doortastende, aan de
gemeenschap zich ten volle gevende Wethouders en van bekwame vooruitstrevende
Raadsleden.” Ook in de raadsperiode 2014-2018 zullen keuzes moeten worden gemaakt
die betrekking hebben op de samenleving, de inrichting van het woon- en werkgebied en
de publieke middelen. Ik wens Alblasserdam daarbij dát type bestuurders. En wat de
Alblasser-Dam betreft, sluit ik mij bij Boersma’s woorden aan: “Al blaast er een orkaan,
deez’ Dam zal blijven staan.”
Dank u wel.