Profielen havo - Carolus Clusius College

Profielenboekje
3-HAVO
Dit boekje is van:
???
_______________________________________________________
Pagina: 2
INHOUDSOPGAVE
1.
Inleiding ....................................................................................................... 2
Vakken in het gemeenschappelijk deel ....................................................................... 3
2.
Culturele en Kunstzinnige Vorming (CKV) ............................................................ 4
3.
Engelse taal en letterkunde (Engels) ................................................................... 6
4.
Lichamelijke Opvoeding ................................................................................... 9
5.
Maatschappijleer .......................................................................................... 11
6.
Nederlandse taal en letterkunde (Nederlands) ..................................................... 13
Profielvakken & keuze-examenvakken ............................................................ 17
7.
Aardrijkskunde ............................................................................................. 18
8.
Bewegen, Sport en Maatschappij (BSM) ............................................................ 22
9.
Biologie ...................................................................................................... 25
10. Duitse taal en letterkunde (Duits) ..................................................................... 29
11. Economie .................................................................................................... 32
12. Franse taal en letterkunde (Frans) .................................................................... 36
13. Geschiedenis ............................................................................................... 39
14. Informatica .................................................................................................. 42
15. Kunst Beeldende Vormgeving.......................................................................... 46
16. Management en Organisatie ............................................................................ 53
17. Natuurkunde ................................................................................................ 55
18. Scheikunde ................................................................................................. 57
19. Spaans Elementair (Spaans) ........................................................................... 60
20. Wiskunde A ................................................................................................. 63
21. Wiskunde B ................................................................................................. 66
1. Inleiding
Beste leerling,
De periode nadert waarin je een profiel en de bijbehorende vakken moet kiezen.
Om jou hierbij zo goed mogelijk te helpen, starten we binnenkort het project “Kiezen
en delen”.
Dit profielenboekje hebben we gemaakt ter voorbereiding op Kiezen en Delen.
Achterin (op pagina 68) vind je schema’s waarin je per profiel kunt terugvinden
welke vakken verplicht zijn en welke keuzes je daarnaast kunt maken.
Op de pagina’s 3 t/m 67 zijn de vakken die in de bovenbouw worden aangeboden,
uitvoerig beschreven. We wensen je veel plezier bij het project Kiezen en Delen en
veel succes bij het keuzetraject.
De mentoren van 3-havo
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 3
Vakken in het
gemeenschappelijk
deel
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 4
2. Culturele en Kunstzinnige Vorming (CKV)
Kunst sluit niets en niemand uit en is van oudsher grenzeloos, maar: wat en hoe
heb jij met kunst en cultuur te maken? Op welke manieren geven kunst en
cultuur betekenis aan ons bestaan?
Op deze vragen proberen we een antwoord te vinden tijdens de CKV- lessen in
HAVO-4, 2 lesuren per week. CKV is een verplicht examenvak in de bovenbouw van
HAVO.
Opbouw van het programma.
Thematisch werken.
In elke periode wordt een thema behandeld. Om je kennis van kunst en cultuur te
vergroten bieden we materiaal aan en doe je zelf een onderzoek(je) naar het
onderwerp. Geschiedenis, actualiteit, nieuwe ontwikkelingen in de kunstwereld en
eigen ervaringen spelen een rol bij de materiaalkeuze.
Vervolgens ga je het thema verwerken. Dit doe je op een manier die dicht bij jou ligt.
Je kunt beeldend aan de slag, maar ook schrijven, filmen, fotograferen, muziek
maken of een combinatie van deze is mogelijk. Voor mensen die liever theoretisch
werken is er een mogelijkheid een diepgaander onderzoek te verrichten. Er worden
formats aangereikt, maar je mag zelf ook met een voorstel komen.
Aan het einde van een periode laten we elkaar zien wat we onderzocht en gemaakt
hebben.
Excursie
Er wordt een excursie gemaakt naar een stad waarbij museumbezoek plaatsvindt en
een andere activiteit (afhankelijk van aanbod) wordt ondernomen. In de les wordt dit
bezoek voorbereid en achteraf verwerkt.
Theaterbezoek.
We gaan gezamenlijk naar een theatervoorstelling of concert, het liefst aansluitend
op de lesinhoud van het moment.
Zelfstandig te ondernemen activiteiten
Je onderneemt een aantal culturele activiteiten zelfstandig. In overleg met de docent
maak je hier een kort (foto)verslag van. Het is de bedoeling dat de activiteiten
verspreid worden over de verschillende kunstdisciplines.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 5
Examenprogramma
CKV is een schoolexamen waar je het hele jaar mee bezig bent. Je legt een
kunstdossier aan waarin al het gemaakte werk (of fotoverslagen) verzameld worden.
De opdrachten worden beoordeeld met een “voldoende” of “goed”. Je sluit het
examen af met een eindgesprek over je ervaringen en de keuzes die je gemaakt
hebt. Ook komt er een actueel onderwerp over kunst en/of cultuur aan de orde,
waarover je mening gevraagd wordt. Met wat je geleerd hebt, moet je in dit gesprek
goed je eigen mening kunnen verwoorden en beargumenteren.
Vragen:
1. Waar moet je goed in zijn bij CKV?
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden?
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig?
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 6
3. Engelse taal en letterkunde (Engels)
Algemeen
Engels is een wereldtaal. Het is daarom niet verwonderlijk dat Engels een kernvak is
waarvoor je minimaal een vijf moet halen om over te kunnen gaan en later te slagen
voor je examen. We werken uit een Engelse methode en, tijdens de les, spreken we
alleen nog maar Engels; zo leer je het Engels in de praktijk te gebruiken.
Bij spreekvaardigheid leer je hoe je persoonlijke vragen kunt beantwoorden, hoe je
dingen kunt beschrijven en vergelijken, leer je een discussie te voeren en samen tot
een beslissing te komen. Dit zijn dingen die je ook moet kunnen wanneer je
deelneemt aan een uitwisseling met een buitenlandse school. Verder zul je leren hoe
je een presentatie moet geven in het Engels. In de examenklas presenteer je jouw
profielwerkstuk aan de klas.
Bij luistervaardigheid beginnen we in havo 4 eerst met Cambridgetoetsen en we
werken vandaaruit toe naar de CITO luister - en kijk toetsen voor het examen.
Hetzelfde doen we bij leesvaardigheid; we beginnen met Cambridgetoetsen en
werken toe naar het maken van examenteksten. We besteden er veel aandacht aan
hoe je luister- en leesopdrachten aan moet pakken.
Bij schrijfvaardigheid maak je een writing file waarin je alle schrijfopdrachten
bewaart. Je leert hoe je verschillende soorten teksten schrijft: brieven, essays,
reports, contributions en short stories.
Door het lezen van boeken en het maken van toetsen of door werkstukken over de
boeken te maken, leer je meer over de Engelse en Amerikaanse letterkunde en
maak je kennis met boeken die je misschien zelf niet zou uitkiezen. Verder houd je
een vocabularyfolder bij waarin je alle woorden die je niet kent, opschrijft, de
betekenis ervan opzoekt en vervolgens leert. Zo heb je zelf de regie over de
ontwikkeling van je woordenschat. Hoe meer woorden je kent, hoe gemakkelijker het
luisteren en lezen zullen gaan. Het Engels is ten slotte de taal met de grootste
woordenschat: ruim één miljoen woorden.
Waarin verschilt dit vak met de onderbouw?
Engels in de bovenbouw verschilt niet zo veel van Engels in de onderbouw. Het
wordt wel moeilijker en je gaat dieper op de stof in. Tijdens de lessen, ook bij de
uitleg van grammatica, wordt Engels gesproken. Als je dit niet gewend bent, zul je
daar wel even aan moeten wennen, maar al snel weet je niet beter! Je krijgt geen
overhoringen meer. Elke periode krijg je een toets over de methode en één of meer
vaardigheidstoetsen. Je mag alleen de methodetoetsen herkansen. Een ander
verschil is dat we strenger zijn met nakijken en dat je meer opdrachten krijgt die je
inzicht in de taal toetsen.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 7
Aantal lesuren:
In H4 4 uren per week Engels, in H5 3 uren.
Examenprogramma
Het eindexamen voor Engelse taal en letterkunde bestaat uit een schoolexamen en
een centraal examen. Tijdens het centraal examen wordt jouw leesvaardigheid
getoetst aan de hand van een aantal teksten met meerkeuzevragen en open vragen.
Het schoolexamen bestaat uit literatuurtoetsen, spreek- en schrijftoetsen en de Cito
kijk- en luistertoets.
Waar te kiezen?
Engels is een verplicht vak in het algemeen deel op de havo.
Mogelijkheden met dit vak voor studie en/of beroep
Voor vrijwel alle vervolgstudies is een goede beheersing van het Engels handig en
vaak noodzakelijk. Bij veel vervolgstudies krijg je les in het Engels, moet je
studieboeken in het Engels bestuderen en loop je stage in het buitenland. Sommige
HBO-studies kennen zelfs het vak Engels in het eerste jaar.
Wanneer je een baan hebt, is Engels vaak iets wat je nodig hebt in je dagelijkse
werk; zeker als je werkt voor een internationaal bedrijf. Doordat we met een Engelse
methode werken die voorbereidt op de internationaal erkende examens van
Cambridge University kun je aan het einde van havo 4 of in december van het
examenjaar het Cambridge First Certificate in English (FCE) examen afleggen.
Als je heel goed bent in Engels, kun je zelfs misschien het examen op een hoger
niveau (C1) afleggen; het Cambridge Advanced English (CAE) examen.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 8
Vragen:
1. Waar moet je goed in zijn bij Engels?
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden?
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig?
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 9
4. Lichamelijke Opvoeding
Algemeen
Bij het vak Lichamelijke Opvoeding oriënteer je je – als vervolg op de onderbouw verder op de bewegingscultuur. We zullen activiteiten die je al kent, verder uitdiepen
en ook nieuwe activiteiten ontplooien.
We helpen jou zogezegd een verstandige en positieve keuze te maken voor een
verantwoorde en blijvende deelname aan de bewegingscultuur. We weten dat
bewegen voor iedereen goed en gezond is om te doen. Wist je bijvoorbeeld dat
mensen die regelmatig bewegen ook beter presteren met toetsen? Wij willen graag
dat je tot op latere leeftijd lekker kunt blijven sporten en bewegen.
Het is daarom belangrijk dat je onderzoekt wat voor jou deelname aan de
bewegingscultuur inhoudt. De vragen die daarbij centraal staan zijn: Waar geniet jij
van bij bewegen? Wanneer vind je een activiteit leuk? Welke sport past bij jou? Kun
je anderen helpen en hoe word je zelf het liefst geholpen?
Tijdens de lessen lichamelijke opvoeding gaan we vooral lekker veel zelf sporten.
Naast het feit dat je veel verschillende sporten gaat beoefenen, bekijken we sport
vanuit het thema gezondheid. Hoe fit ben jij? Welke sporten doen mensen om
gezond te worden/blijven?
Ook ga je (delen van) lessen zelf voorbereiden en geven. Waar moet je op letten?
Wat moet er allemaal worden geregeld opdat we samen veilig kunnen bewegen?
Tot slot onderzoeken we je sportvoorkeuren voor de nabije toekomst in het sportoriëntatie-keuzeprogramma (SOK). Welke sport past bij jou?
Aansluiting op de onderbouw.
De relatie met de onderbouw ligt voor het vak lichamelijke opvoeding op het gebied
van verbreden en verdiepen.
Op onderdelen die je hebt gehad in de onderbouw gaan we dieper in. Het gaat dan
onder andere om bewegingsvaardigheid, tactiek en verschillende wedstrijdvormen. .
Daarnaast word je ertoe in staat geacht zelfstandiger te kunnen werken en er wordt
meer een beroep gedaan op je regelvaardigheden. Tot slot heeft de verdieping
betrekking op het vormen van een mening, kennis van sport en het maken van
keuzes.
Daarnaast komen er activiteiten aan bod die niet aan de onderbouw aan bod zijn
geweest.
Aantal lesuren
Je hebt t/m periode 2 in je eindexamenjaar 2 uur LO op je rooster staan.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 10
Mogelijkheden met dit vak voor studie en/of beroep
De mogelijkheden voor een baan gerelateerd aan sport zijn eindeloos. Mocht je hier
interesse in hebben, dan adviseren we je het vak BSM te kiezen. Het vak
bewegingsonderwijs geven we op school omdat we het in Nederland belangrijk
vinden dat je een leven lang kunt sporten. Het vak bewegingsonderwijs bereidt je
hier op voor.
Vragen:
1. Waar moet je goed in zijn bij LO?
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden?
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig?
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 11
5. Maatschappijleer
Algemeen
Bij maatschappijleer leer je vooral hoe onze samenleving “geregeld” is en welke
problemen daarbij een rol spelen. Ook leer je welke oplossingen er zijn bedacht om
die problemen op te lossen. En natuurlijk leer je ook zelf zoeken naar oplossingen. In
die zin gaat maatschappijleer altijd over politiek: hoe worden beslissingen genomen,
welke beslissingen worden genomen en welke andere beslissingen zijn mogelijk?
Neem bijvoorbeeld de donorregistratie. Vanaf je achttiende verjaardag kun je zelf
aangeven of je orgaandonor wilt zijn. Het probleem is dat er zo veel te weinig
donoren zijn. Moeten we niet het systeem omkeren en het zo regelen dat iedereen
automatisch donor is en je je speciaal afmelden moet als je dat niet wilt? Welke
haken en ogen, opvattingen, belangen en normen en waarden zijn bij die discussie
van belang? Daar gaat het over bij maatschappijleer.
Waarin verschilt dit vak met de onderbouw?
Er zijn raakpunten met godsdienst, geschiedenis, aardrijkskunde en economie.
Maatschappijleer is een verplicht vak in het gemeenschappelijk deel van de Tweede
Fase.
Aantal lesuren
In 4 HAVO krijg je 2 uur maatschappijleer.
Maatschappijleer in het gemeenschappelijk deel
Het examenprogramma omvat de volgende domeinen:
Domein A: Vaardigheden
Domein B: Rechtsstaat
Domein C: Parlementaire democratie
Domein D: Verzorgingsstaat
Domein E: Pluriforme samenleving
Examenprogramma
Het eindexamen van maatschappijleer bestaat uit een schoolexamen, dat in klas 4
wordt afgesloten. Er worden 4 toetsen afgenomen, waarin ook telkens een praktisch
deel is opgenomen.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 12
Mogelijkheden met dit vak voor studie en/of beroep
Maatschappijleer vormt een inleiding op een sociaal-wetenschappelijke,
journalistieke, juridische, sociaal- of cultureel-maatschappelijke opleiding. Deze
vervolgopleidingen vragen namelijk allemaal een zeker inzicht in maatschappelijke
processen en theorieën en de wereld waarin je leeft. Denk aan studies als
Politicologie, Criminologie, Rechten, Managementopleidingen, Journalistiek en
Sociale wetenschappen.
Vragen:
1. Waar moet je goed in zijn bij dit maatschappijleer?
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden?
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig?
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 13
6. Nederlandse taal en letterkunde (Nederlands)
Algemeen
Als je naar de middelbare school gaat, spreek je uiteraard al goed Nederlands. Toch
valt er nog heel veel te leren over je eigen taal en daarom krijg je in alle jaren op de
middelbare school nog het vak Nederlands.
Tijdens de lessen Nederlands komen verschillende onderdelen aan bod:
Tekstbegrip
Hiervoor moet je teksten lezen en je daarbij afvragen: "Wat wil de schrijver hier
nu eigenlijk mee zeggen?". Op die manier leer je wat voor soorten teksten er zijn
(uiteenzetting, betoog, beschouwing) en word je getraind in het onderscheiden van
hoofd- en bijzaken. Daarnaast leer je hoe je tekstdelen kunt samenvatten.
Schrijfvaardigheid
De onderdelen uiteenzetting en betoog komen ook terug bij schrijfvaardigheid. Je
leert hoe je foutloos een artikel kunt schrijven, hoe je je mening kunt verwoorden of
hoe je de mening van een ander kunt weergeven. Ook leer je hoe je bronnen kunt
gebruiken bij het schrijven van een nieuwe tekst. Spelling en formuleren vormen de
basis voor het echte schrijfwerk.
Spreekvaardigheid
Argumenteren is een onderdeel dat eerst apart wordt behandeld, maar dat later een
belangrijke rol krijgt bij het spreken. Je leert debatteren en discussiëren over een
standpunt en dat standpunt moet uiteraard worden voorzien van goede argumenten.
Presentatietechnieken als houding en stemgebruik worden tijdens deze lessen ook
behandeld.
Literatuur en literatuurgeschiedenis
Hierbij komt de literatuur door de eeuwen heen aan bod. Er wordt gekeken naar de
verschillende stromingen in de literatuur. Je leert aan de hand van literaire
kenmerken te kijken naar verhalen. Aan het eind van Havo 5 heb je acht
Nederlandstalige werken gelezen. Door het maken van diverse opdrachten die je
verzamelt in je leesdossier, bereid je je voor op het mondeling literatuurexamen.
Waarin verschilt dit vak met de onderbouw?
In de bovenbouw wordt de grammatica niet meer behandeld: we gaan ervan uit dat
je de regels voldoende beheerst. Dit betekent dat je leert hoe je een zin goed
formuleert en dat je ertoe in staat moet zijn (grammaticale) fouten uit zinnen te
halen.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 14
Argumentatie is een nieuw onderdeel. Je kijkt in de tekst hoe deze is opgebouwd. Je
gaat op zoek naar het standpunt van een schrijver en je bepaalt welke argumenten
dit standpunt versterken.
Een ander belangrijk verschil is de toetsing. Het schooljaar bestaat uit vier periodes
die elk één onderdeel van het vak beslaan. Dit betekent dat je per periode vaak
slechts een toets krijgt.
Aantal lesuren
In klas 4 heb je 4 uur Nederlands per week, in klas 5 heb je 3,5 uur les.
Examenprogramma
Het eindexamen voor Nederlandse taal en letterkunde bestaat uit een schoolexamen
en een centraal examen. Tijdens het centraal examen wordt leesvaardigheid
getoetst aan de hand van teksten met inhoudelijke vragen of met een
samenvattende vraag.
Het schoolexamen bestaat uit een examendossier met daarin de resultaten van de
volgende onderdelen: Gespreksvaardigheid (debat), schrijfvaardigheid en literatuur
(een gesprek over de gelezen boeken). De letterkundecijfers tellen mee bij
Nederlands.
Hoe gebruik je het vak Nederlands na de HAVO?
-spreken in het openbaar, presenteren
-foutloos brieven, artikelen of verslagen schrijven
-artikelen beoordelen op inhoud en kwaliteit
-je mening verwoorden ten aanzien van een standpunt of van een boek of een artikel
-kritisch luisteren
-goed lezen en een tekst begrijpen
-ertoe in staat zijn een tekst samen te vatten
Mogelijkheden met dit vak voor studie en/of beroep
Docentenopleiding Nederlands
School voor journalistiek
Uitgeverij
Communicatie en media
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 15
Vragen:
1. Waar moet je goed in zijn bij Nederlands?
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden?
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig?
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 16
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 17
Profielvakken &
keuzeexamenvakken
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 18
7. Aardrijkskunde
- Wat betekent de klimaatverandering voor Nederland?
- Waarom is het belangrijk dat allochtonen inburgeren?
- Hoe is de tsunami in Azië ontstaan en kan dit ook bij ons voorkomen?
- Hoe kun je het fileprobleem oplossen?
- Waarom blijven arme landen zo arm?
Aardrijkskunde is meer dan alleen maar topografie. Het biedt je als het ware een
venster op de wereld, die je bij dit vak leert verkennen en begrijpen. Daarbij moet je
niet alleen denken aan de leefomgeving in jouw dorp of stad, maar ook aan de "rest"
van de wereld. Tijdens de lessen worden bijvoorbeeld de volgende onderwerpen
behandeld: "Hoe leven mensen in verder afgelegen gebieden?" en "Hoe is het om in
een heel grote stad te wonen met miljoenen inwoners?"
Ook is er natuurlijk veel aandacht voor allerlei natuurverschijnselen en de gevolgen
ervan voor de aarde en de mensen. Je moet dan bijvoorbeeld denken aan
vulkanisme, aardbevingen, orkanen of de gevolgen van het broeikaseffect.
Met dit vak leer je de ontwikkelingen in de wereld een plaats te geven. Iedere dag
lees je in de krant of zie je op het journaal wel onderwerpen die te maken hebben
met aardrijkskunde, bijvoorbeeld over vluchtelingenstromen of de vergrijzing van de
samenleving.
Je komt aardrijkskunde dus vaker tegen dan je misschien had gedacht. Maar je leert
nog meer tijdens de aardrijkskundeles: gebruik maken van verschillende bronnen.
Op die manier leer je informatie te verzamelen, te selecteren, te beoordelen en te
verwerken.
Waarin verschilt dit vak met de onderbouw?
Er wordt een andere methode gebruikt dan in de onderbouw en je hebt geen
topografie meer. Er wordt afgewisseld tussen theorie en praktijk, je maakt
theoretische schoolexamentoetsen en je moet een aantal praktische opdrachten
maken.
Aantal lesuren
Aardrijkskunde wordt in alle jaren in de bovenbouw gegeven.
In klas 4: 3 lesuren per week.
In klas 5: 2,5 lesuren per week.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 19
Examenprogramma
Het examen van aardrijkskunde bestaat uit een centraal examen en een
schoolexamen. De volgende onderwerpen komen in de bovenbouw aan bod:
Domein A Vaardigheden
Hierin leer je hoe je een geografisch onderzoek moet aanpakken.
Domein B Wereld
Dit domein gaat over verschillen tussen gebieden in de wereld en behandelt ook het
thema globalisering. Ook gaat het hier over ontwikkelingslanden en de verdeling van
arm en rijk in de wereld.
Domein C Aarde
Dit domein behandelt onder andere vulkanisme, aardbevingen, het broeikaseffect en
de gevolgen van klimaatverandering voor Nederland. Het milieu is hier een belangrijk
onderwerp.
Domein D Gebieden
Dit domein gaat over één bepaald gebied in de wereld, dat je op geografische wijze
leert te analyseren. Het gaat nu niet om één thema, zoals in eerdere domeinen,
maar om de samenhang tussen al die thema’s in één gebied.
Domein E Leefomgeving
Dit domein gaat over Nederland. Onderwerpen zijn onder meer de overstromingen
en andere wateroverlast in ons land en de problemen van grote steden.
Domein F Oriëntatie op studie en beroep
Aardrijkskunde is voor mensen met een brede belangstelling. Het vak biedt een
basis voor zowel beroepen in de economische en maatschappijwetenschappelijke
hoek als de meer exacte wetenschappen als natuurkunde, scheikunde en biologie.
Het vak vormt een verbinding tussen de bèta- en de gammawetenschappen en geeft
een kader voor de onderwerpen van voornoemde studies. Het vak geeft je de
mogelijkheid om datgene wat zich om je heen afspeelt, te plaatsen.
Waar kun je het kiezen?
Zie de tabellen achterin het boekje.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 20
Mogelijkheden met aardrijkskunde bij een (vervolg)studie
Hoger Beroeps Onderwijs
– Logistiek en Economie
– Planologie
– Verkeerskunde
– Leraar aardrijkskunde
– Civiele techniek
– Vastgoed en Makelaardij
– Toerisme en Recreatie
– Journalistiek
– Geodesie (landmeetkunde)
Vragen:
1. Waar moet je goed in zijn bij aardrijkskunde?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
4. Leg uit waarom dit vak wel / niet bij je past.
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 21
5. Leg uit waarom je dit vak wel / niet zou willen kiezen.
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 22
8. Bewegen, Sport en Maatschappij (BSM)
Algemeen
Bij het vak Bewegen, Sport en Maatschappij doe je eindexamen in ‘sport en
bewegen’. Je ontwikkelt technische en tactische vaardigheden in verschillende
takken van sport. Samen met je sportieve klasgenoten ontdek je verschillende
sporten en stijg je al snel boven jezelf uit. Zo staan er onder andere CCC’s best
dance crew, schermen en survival op het programma.
Je bent enthousiast voor en over sport wanneer je kiest voor het vak BSM.
Daarnaast heb je natuurlijk een goede inzet wanneer je sport. Het is mooi
meegenomen wanneer je zelf heel goed kunt sporten, maar je hoeft geen topsporter
te zijn. Je hoeft niet heel goed te zijn in sport om een voldoende te halen voor BSM,
al is het natuurlijk wel mooi meegenomen. Je moet vooral enthousiast zijn voor en
over sport en je willen inzetten.
Naast het feit dat je zelf veel gaat sporten gaan we dieper in op verschillende
onderwerpen. Natuurlijk word je zelf beter in sport en leer je samen met klasgenoten
sportactiviteiten aan te passen en te ontwerpen.
Je leert bewegen in de rol van begeleider/trainer en je leert organiseren. Dit doe je
natuurlijk ook allemaal in de praktijk, want we zijn een praktisch vak. En dat is
ontzettend leuk en leerzaam.
We behandelen Eerste Hulp Bij Sport Ongelukken (EHBSO). Hierdoor kun je
anderen en jezelf helpen in het voorkomen en behandelen van blessures. Je leert je
eigen lichaam verder kennen wanneer we er dieper op ingaan hoe dat bewegen nu
werkt. Ook leer je een trainingsschema maken om jezelf of anderen te trainen.
Tot slot onderzoeken we waarom mensen sport zo leuk en goed vinden om te doen.
Is dit eigenlijk wel zo? (Ja!) Wat zijn motieven om te sporten? En hoe wordt dit
allemaal georganiseerd?
Aansluiting op de onderbouw.
We sluiten met de activiteiten en het beginniveau aan op het onderbouwprogramma
bewegingsonderwijs. We zoeken duidelijk de verdieping ten opzichte van de
onderbouw. Omdat jij en je klasgenoten genieten van sport en je wilt inzetten, lukt dit
ook altijd erg goed. Dat is echt genieten.
Aantal lesuren
Je hebt t/m periode 2 in je eindexamenjaar 3 uur BSM op je rooster staan.
Waar te kiezen?
Bewegen Sport en Maatschappij is een examenvak in het vrije deel. Omdat je met
sport zoveel kanten uit kunt, kun je het kiezen binnen alle profielen.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 23
Mogelijkheden met dit vak voor studie en/of beroep
De mogelijkheden voor een baan gerelateerd aan sport zijn eindeloos.
In Nederland zijn 150.000 mensen werkzaam in de sport, zowel in de recreatie- als in
de topsport . Daarnaast zijn er ruim 100.000 mensen met sport-gerelateerde
werkzaamheden. Tot slot zijn er nog ontzettend veel mensen die bijvoorbeeld
sportieve bedrijfsuitjes organiseren of lesgeven in het onderwijs.
Je kunt vanuit het vak BSM verschillende arbeidsgebieden in, zoals onderwijs,
recreatie, economie, staat en veiligheid, gezondheid en zorg en voeding.
Voor havo-leerlingen is het vak een uitstekende voorbereiding op vervolgstudies en
beroepen waarbij leiding geven en organiseren (in sport en bewegen, maar ook
daarbuiten) of eigen bewegingsvaardigheid (gymleraar, fysiotherapeut, revalidatie)
worden vereist.
Het vak bewegen sport en maatschappij leert je leidinggeven, initiatief nemen en
samenwerken, ook als je het wat moeilijker vindt. Dit is een ervaring die in elk
werkveld van pas komt. Of zoals een leerling haar moeder toevertrouwde na een
zware 2 dagen BSM: ‘Mam, dit zou iedereen eens mee moeten maken’
Met BSM maak je hoe dan ook een positieve keuze.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 24
Vragen:
1. Waar moet je goed in zijn bij BSM?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
4. Leg uit waarom dit vak wel / niet bij je past.
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
5. Leg uit waarom je dit vak wel / niet zou willen kiezen.
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 25
9. Biologie
Algemeen
Biologie betekent letterlijk "de leer van het leven". Bij biologie houd je je dan ook
bezig met het bestuderen van alles wat leeft, groeit en bloeit: mensen, planten,
dieren en micro-organismen. Het vak biologie is opgebouwd rondom 3 centrale
thema's:
Hoe is het leven op aarde tot stand gekomen?
Hoe ontwikkelen organismen zich van hun vroegste ontwikkelingsvorm tot het
volwassen stadium?
Hoe kunnen organismen zich aanpassen aan een omgeving die steeds
verandert?
Voor iedereen die in een medische, paramedische of biologische richting verder wil,
is dit vak een must, ook als het voor de vervolgopleiding niet verplicht is. In elk geval
is het een vak dat je voor je algemene ontwikkeling niet mag missen. Als je niet zo
heel exact bent aangelegd, kan biologie best een moeilijk vak zijn.
Waarin verschilt dit vak met de onderbouw?
De lessen biologie in de bovenbouw bouwen voort op de lessen zoals die in de
onderbouw gegeven worden. Alleen is het niveau een stuk hoger. Tijdens de
biologielessen in de bovenbouw wordt vooral verwacht dat je logisch kunt nadenken,
dat je verbanden kunt leggen tussen de verschillende onderwerpen binnen de
biologie en dat je er inzicht in hebt hoe bepaalde processen werken.
De lesvorm is heel gevarieerd: klassikaal, afgewisseld met zelfstandig werken, of
werken in groepjes. Practica zijn bij biologie erg belangrijk: het is niet alleen illustratie
van de leerstof, het is ook een manier van met biologie bezig zijn. De stof wordt
zoveel mogelijk in bepaalde contexten behandeld. Daarbij moet je denken aan:
gezondheid (bijvoorbeeld de rol van voedsel, de rol van zonlicht, de rol van microorganismen), natuur en milieu (bijvoorbeeld invloed van menselijk gedrag op de
natuur), voedsel en voedselproductie (bijvoorbeeld wereldvoedselprobleem) en
biotechnologie (bijvoorbeeld klonen, DNAmanipulatie). Dit maakt biologie tot een vak
dat je dagelijks tegenkomt.
Aantal lesuren
In klas 4 krijg je 3 lesuren per week, in klas 5 4 lesuren per week.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 26
Examenprogramma
Het examen van biologie bestaat uit een centraal examen en een schoolexamen. De
volgende onderwerpen komen in de bovenbouw aan bod:
Domein A Vaardigheden
Hierin leer je hoe je een biologisch onderzoek moet aanpakken.
Domein B Structuren van ecosystemen, organismen en cellen
Het heel ingewikkelde samenspel van planten en dieren in een gebied hangt van
vele factoren af: licht, temperatuur, structuur van de bodem, de invloed van de mens
en nog veel meer. Zo'n leefgebied noemen we wel een ecosysteem. Welke soorten
planten en dieren (organismen) er leven hangt er natuurlijk nauw mee samen. De
functie van allerlei weefsels en organen komt hier aan bod. Je moet bijvoorbeeld
organen bij de mens kunnen benoemen in afbeeldingen. De bouw, onderdelen en
functie van cellen komen bij dit onderdeel aan de orde. Ook aan de bouw van
bacteriën en virussen wordt aandacht besteed. Je moet bijvoorbeeld in tekeningen
en afbeeldingen delen van cellen kunnen herkennen.
Domein C Levenscyclus en erfelijke informatie
Bij de levenscyclus wordt veel aandacht besteed aan de seksualiteit van de mens,
vruchtbaarheid, zwangerschap en bevalling. Ook leer je na te denken over zaken als
homoseksualiteit, kinderloosheid en bijvoorbeeld het voor en tegen van het gebruik
van 'de pil'. Bij erfelijkheid komen allerlei onderwerpen die met erfelijkheid,
genetische manipulatie en erfelijke ziekten te maken hebben aan bod. Ook leer je
hoe je de uitkomst kunt voorspellen van kruisingen, onder andere met behulp van
kansberekeningen. Verder wordt de deling, groei en ontwikkeling van cellen
besproken. Wat is DNA? Wat zijn chromosomen? Wanneer is er sprake van
ontregelde groei, zoals bij kanker? Op dit soort vragen wordt bij dit onderdeel
ingegaan.
Domein D Metabolisme
a) energiestromen
Hoe komen we aan onze energie? Hoe maken we de stoffen die in ons lichaam
belangrijk zijn? Voor een aantal stoffen is er sprake van een kringloop. Daarvoor is
een groot aantal micro-organismen van belang.
b) stofwisseling van planten
De trefwoorden bij dit onderwerp zijn onder andere: fotosynthese, koolhydraten, de
processen die een rol spelen bij opname, transport en afgifte van stoffen door
zaadplanten.
c) stofwisseling van de mens
De hele spijsvertering komt aan bod. Welke organen spelen een rol bij eten en
drinken, vertering, verwijdering van onverteerbare stoffen en afvalstoffen? De
chemische kant van eiwitten, koolhydraten en vetten krijgt volop de aandacht.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 27
Bloed speelt natuurlijk een belangrijke rol bij het 'bezorgen' van allerlei stoffen op het
juiste adres. Longen, nieren en lever hebben daarbij een belangrijke taak. Wat is
goede voeding? Welke stoffen zijn ongezond voor ons?
d) afbraak en opbouw in cellen
In ons lichaam wordt als 'brandstof' glucose gebruikt. Er ontstaat koolstofdioxide en
water. Natuurlijk wordt er geen vuurtje gestookt in ons binnenste. Hoe dat dan
precies gaat wordt bij dit onderwerp besproken.
e) de vorming van eiwitten
Er zijn veel belangrijke eiwitten. Deze hebben belangrijke taken in ons lichaam. DNA
en RNA spelen een belangrijke rol bij het maken van eiwitten uit aminozuren. De
zuurgraad (pH) en temperatuur hebben invloed op de structuur van eiwitten.
Domein E Dynamiek en homeostase
a) dynamiek in ecosystemen
Je leert waar de ontwikkeling, handhaving of verstoring van een leefomgeving van
afhangt. Als er binnen een bepaalde diersoort meer dieren sterven dan er geboren
worden, dreigt uitsterven van deze diersoort. Maar er zijn ook omstandigheden
waarbij bepaalde planten of dieren 'de macht kunnen grijpen'.
b) ontstaan en handhaving van verscheidenheid
Hier komen onder andere de evolutietheorie en andere opvattingen over het
ontstaan van de verschillende levensvormen aan de orde.
c) gedragsleer
Dieren kunnen zich door hun gedrag in hun omgeving, soms ook in veranderende
omstandigheden handhaven. Waardoor wordt dat gedrag van dieren bepaald? Je
moet verschillende soorten gedrag kunnen onderscheiden: eetgedrag, vluchtgedrag,
territorium gedrag, enzovoort. Ook bij mensen is sprake van bijzonder gedrag onder
bepaalde omstandigheden.
d) regeling van lichaamsfuncties bij de mens
Enkele onderwerpen hierbij zijn:
- de werking van zintuigen, spieren en zenuwstelsel,
- wat is een reflex en wat is de functie van een reflex?,
e) bescherming van het interne milieu
Als we gezond zijn, is onze temperatuur constant (ongeveer 37°C). Hoe regelen we
dat? Als er vreemde indringers in ons lichaam zijn, komt een leger van witte
bloedcellen in actie. Tegen sommige indringers en ziekten hebben we antistoffen.
Dat is soms heel prettig, maar soms ook vervelend, bijvoorbeeld bij
orgaantransplantatie.
Waar kun je het kiezen?
Zie de tabellen achterin het boekje.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 28
Vragen:
1. Waar moet je goed in zijn bij biologie?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
4. Leg uit waarom dit vak wel / niet bij je past.
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
5. Leg uit waarom je dit vak wel / niet zou willen kiezen.
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 29
6. Duitse taal en letterkunde (Duits)
Algemeen
Duits is de moedertaal van 100 miljoen mensen in Midden-Europa en is niet alleen
de taal van Dichter und Denker, maar voor Nederlanders ook de taal waarin
gehandeld wordt met onze belangrijkste handelspartner Duitsland. Daarnaast wordt
in vervolgopleidingen in de techniek, handel, sport- en medische opleidingen en
natuurlijk in de dienstverlenende beroepen Duits als voorwaarde gesteld of als pré
gewaardeerd.
In universitaire studies als filosofie en geschiedenis is kennis van het Duits belangrijk
om primaire en secundaire literatuur te kunnen lezen.
Waarin verschilt dit vak met de onderbouw?
Het niveau wordt hoger en daardoor wordt het mogelijk om steeds meer levensecht
materiaal te gebruiken. De afzonderlijke onderdelen komen wat duidelijker naar
voren, je krijgt literatuur en literatuurgeschiedenis en er wordt dieper ingegaan op de
Duitse geschiedenis en cultuur waarin de Tweede Wereldoorlog, de deling van
Duitsland in BRD en DDR en het moderne Duitsland van nu een centrale plaats
innemen. Verder lees je klassikaal en individueel enkele Duitse boeken.
Aantal lesuren
In klas 4 en 5 krijg je 4 lesuren per week.
Lesonderdelen
In deze uren komen de volgende onderdelen aan bod :
1. Leesvaardigheid
2. Gespreksvaardigheid
3. Schrijfvaardigheid
4. Luistervaardigheid
5. Duitse Letterkunde.
Voor alle onderdelen heb je ook kennis van het idioom en de grammatica nodig die
je langzamerhand opbouwt.
Leesvaardigheid
Je leert teksten begrijpen en analyseren. De onderwerpen die in de teksten
behandeld worden variëren zodanig dat er uit alle profielen thema’s aan bod komen.
Dit onderdeel wordt met een Centraal Examen afgesloten, dat de helft van je
eindcijfer bepaalt.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 30
Gespreksvaardigheid
Je oefent aan de hand van opdrachten (hoe te reageren in diverse situaties),
beschrijvingen en dialogen om je in het Duits op eenvoudige wijze uit te drukken. Je
leert a.h.v. dialoogopdrachten o.a praktische informatie te vragen en te geven, om je
gevoelens uit te drukken, te argumenteren en een mening te verdedigen. Dit
onderdeel wordt afgesloten in april in klas 6 met een mondeling examen van ca. 20
minuten.
Schrijfvaardigheid
Je leert een informele en formele brief te schrijven met diverse thema’s (bijv.
reservering, klacht, sollicitatie). Hierbij wordt gelet op de idiomatische en
grammaticale correctheid van het geschreven Duits.
Luistervaardigheid:
Je oefent met luister- en kijkopdrachten, o.a met video-materiaal en
luisteropdrachten van de radio. Als afsluiting vindt er een Cito-opdracht plaats.
Literatuur
Je maakt kennis met de Duitse literatuur en literatuurgeschiedenis, waarvan je een
overzicht wordt aangeboden met exemplarische voorbeelden. Op twee periodes van
de literatuurgeschiedenis wordt dieper ingegaan. Je leest zelfstandig drie boeken,
waarover je een verslag moet maken en/of vragen moet beantwoorden.
Waar kun je het kiezen?
Zie de tabellen achter in het profielboekje.
Mogelijkheden met dit vak voor studie en/of beroep
In de techniek, handel, sportopleidingen en medische opleidingen en natuurlijk in de
dienstverlenende beroepen wordt vaak Duits als voorwaarde gesteld of als extra taal
gewaardeerd.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 31
Vragen:
1. Waar moet je goed in zijn bij Duits?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
4. Leg uit waarom dit vak wel / niet bij je past.
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
5. Leg uit waarom je dit vak wel / niet zou willen kiezen.
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 32
7. Economie
Algemeen
In klas 3 heb je kennisgemaakt met het vak economie. Daarbij heb je vooral gekeken
naar jouw rol in de economie: je rol als burger, als consument, als ondernemer en
als werknemer. Daarbij heb je kennisgemaakt met een aantal aspecten van het
economisch leven.
Waarin verschilt dit vak met de onderbouw?
In de Tweede Fase breiden we het vak economie uit. We gaan dan vooral kijken
naar de macro-economie: de economie van een land (voor ons natuurlijk Nederland)
en de wereldeconomie. Centraal daarbij staat het doel van de economische
wetenschap: het bereiken van een zo groot mogelijke welvaart. Simpel gezegd:
Hoeveel van onze wensen kunnen we realiseren?
Dat de mens veel wensen heeft staat voor economen vast. Waarom dat zo is,
onderzoekt de economische wetenschap niet, dat is voer voor psychologen. Wel
maakt de economische wetenschap hoe langer hoe meer gebruik van de resultaten
van psychologie. Voorbeelden daarvan zijn de speltheorie: hoe reageert een mens
op acties van een ander mens, en de theorie van het morele gevaar, waarbij wordt
gekeken hoe consumenten situaties zo kunnen gebruiken dat hun eigen voordeel
gewaarborgd wordt. Economen concentreren zich op het verwezenlijken van de
wensen van mensen. Om de wensen te verwezenlijken zijn er goederen en diensten
nodig. Er moet geproduceerd worden, zo ontstaat het Nationaal Product. Dat roept al
meteen een aantal economische vragen op: wie zorgt voor de productie (bedrijven
en/of de overheid)? Waarom wordt er geproduceerd (winst of algemeen belang)?
Hoe produceren we (veel mensen = arbeid of juist veel machines = kapitaal). In welk
land worden bepaalde producten geproduceerd? Enzovoort.
Doordat we produceren, ontstaat er inkomen: het Nationaal Inkomen. Hoe hoog is
dat inkomen? Hoe verdelen we dat inkomen? Welk deel van dat inkomen reserveert
de overheid voor zichzelf door belastingen te heffen? Aan welke producten geven de
consumenten hun geld uit?
Er ontstaat een kringloop van geld en goederen. Bedrijven verkopen hun producten
aan consumenten. Het geld dat ze hiervoor ontvangen gebruiken ze o.a. om hun
werknemers te betalen. De werknemer geeft als consument het geld weer uit aan de
producten van de bedrijven. En zo zou dat tot in het oneindige door kunnen gaan,
geen problemen, want het geld wordt elke keer rondgepompt. Helaas, de waarheid is
anders. Lees de kranten er maar op na. Economische problemen zijn er in
overvloed: kredietcrisis, eurocrisis, werkloosheid, faillissement van bedrijven,
grote schulden bij burgers, woningnood, onderontwikkeling, enzovoort.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 33
Bij de bestudering van al deze problemen moeten we ons telkens weer vragen
stellen. Vragen die te maken hebben met werkgelegenheid en werkloosheid, met
internationale handel, met inflatie (= prijsstijgingen). Hoe komt het bijvoorbeeld dat
elk jaar opnieuw de prijzen stijgen? Hoe kan een tropische orkaan in de Golf van
Mexico ervoor zorgen dat wij meer moeten betalen voor onze benzine? Wat is de rol
van geld in de economie? Waarom werd bijvoorbeeld gezegd dat de invoering van
de Euro voor een grotere welvaart zou zorgen in de deelnemende landen? Waarom
hebben de grote schulden van bijvoorbeeld Griekenland zo’n invloed op de
eurozone?
Het mooie van het vak economie is dat er geen pasklare antwoorden op veel van
onze vragen zijn. In de economie maken we daarom gebruik van modellen:
vereenvoudigingen van de werkelijkheid. Op die manier proberen we te begrijpen
hoe de economische wereld in elkaar zit. Dan pas kunnen we kijken wat de
oplossing voor bepaalde problemen kan zijn en kunnen we (een beetje) voorspellen
hoe de economie zich zal gaan ontwikkelen.
Onderwerpen die aan bod komen zijn bijvoorbeeld:
De mens als consument
Hoe komt men aan het inkomen? Waardoor wordt de hoogte van het inkomen
bepaald? Hoe besteedt men het inkomen? Hoe wordt het inkomen verdeeld?
De mens als producent
Welke producten maakt men? Op welke manier, op welke plaats en tegen welke prijs
worden deze producten verkocht?
De rol van de overheid
Bij dit onderdeel gaat het onder andere over de rijksbegroting, de belastingen en de
economische politiek.
De handel met het buitenland
De invoer en de uitvoer, de invloed van grote internationale ondernemingen, de
ontwikkelingslanden, de waarde van de buitenlandse valuta, zoals de dollar, komen
hierbij aan bod.
Zoals je ziet, zijn dit onderwerpen die je dagelijks tegen kunt komen, in het nieuws op
de televisie of in de krant. Als laatste een waarschuwing: in het vak economie maken
we veel gebruik van getallen, berekeningen en van de wiskunde. Als je geen enkel
gevoel hebt voor het werken met getallen kun je beter geen economie kiezen in je
vakkenpakket.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 34
Aantal lesuren
In klas 4 en 5 krijg je 4 uren les per week.
Examenprogramma
Het eindexamen van economie bestaat uit een schoolexamen en een centraal
examen. Tijdens het schriftelijk examen komen onder andere de volgende
onderwerpen, in het examenprogramma concepten genoemd, aan bod:
Schaarste
Ruil
Markt
Ruilen over de tijd
Samenwerken en onderhandelen
Risico en informatie
Welvaart en groei
Goede tijden, slechte tijden
Een deel van het schoolexamen zal bestaan uit praktische opdrachten
(keuzeonderwerpen). Daarnaast zullen er theoretische toetsen worden afgenomen.
Waar kun je het kiezen?
Zie de tabellen achter in dit boekje.
Mogelijkheden met dit vak voor studie en/of beroep:
Elke economische studie in het hbo staat voor je open. Andere
wetenschappen, zoals bedrijfskunde en recht, maken ook veel gebruik van
economische wetmatigheden.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 35
Vragen:
1. Waar moet je goed in zijn bij economie?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
4. Leg uit waarom dit vak wel / niet bij je past.
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
5. Leg uit waarom je dit vak wel / niet zou willen kiezen.
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 36
8. Franse taal en letterkunde (Frans)
Algemeen
Met het leren van de Franse taal verleg je, net als bij het leren van andere talen, je
grenzen. Je komt in aanraking met de Franse cultuur en gewoonten.
Waarin verschilt dit vak met de onderbouw?
Eigenlijk verschilt Frans in de bovenbouw niet zo veel van het vak in de onderbouw.
Natuurlijk wordt het allemaal wat moeilijker en ga je dieper op zaken in. Je gebruikt
een andere methode, waarin de verschillende vaardigheden afwisselend aan bod
komen en waarin je de geleerde vaardigheden in de praktijk leert gebruiken.
Daarnaast maak je kennis met de Franse literatuur.
Aantal lesuren
Je krijgt in 4 havo 3 lesuren en in 4 havo 4 lesuren per week.
Examenprogramma
Het eindexamen van het vak Frans bestaat uit een schoolexamen en een centraal
examen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen:
Domein A: Leesvaardigheid
Je leert verschillende tekstsoorten over allerlei onderwerpen begrijpen en
analyseren. Daarbij bouw je een woordenschat op die je nodig hebt voor het
begrijpen van Franse teksten.
Domein B: Kijk- en luistervaardigheid
Je oefent met luister- en luister-kijkmateriaal om gesproken Frans te kunnen
begrijpen. Je leert de hoofdgedachte van een tekst weergeven, je kunt de betekenis
van belangrijke elementen uit een kijk- luisteropdracht aangeven en conclusies
trekken.
Domein C: Gespreksvaardigheid
Je leert a.h.v. dialoogopdrachten o.a. praktische informatie te vragen en te geven,
om je gevoelens uit te drukken, te argumenteren en een mening te verdedigen.
Daarnaast moet je tijdens je mondeling een discussie over een bepaald onderwerp
kunnen voeren met je docent waarbij je ertoe in staat bent standpunten en
argumenten goed in het Frans te verwoorden. Dit doe je naar aanleiding van
gekozen Franse teksten die je ook moet kunnen samenvatten.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 37
Domein D: Schrijfvaardigheid
Je leert een informele en formele brief te schrijven met diverse thema’s (bijv.
reservering, klacht, sollicitatie). Hierbij wordt gelet op de idiomatische (woordenschat
die taaleigen is) en grammaticale correctheid van het Frans. Ook leer je hoe je een
opstel schrijft in het Frans of een verslag.
Domein E: Literatuur
Je maakt kennis met de Franse literatuur en literatuurgeschiedenis. Je leert literaire
begrippen hanteren in de interpretatie van literaire teksten en je leest ten minste
twee literaire werken waarover je of een leesverslag moet maken of schriftelijk
vragen moet beantwoorden.
Domein F: Oriëntatie op studie en beroep
Het schoolexamen voor het vak Frans heeft betrekking op de domeinen: Kijk en
luistervaardigheid, gespreksvaardigheid, schrijfvaardigheid en literatuur.
Het centraal examen heeft betrekking op het domein Leesvaardigheid.
Waar kun je het kiezen?
Zie de tabellen achter in het boekje
Mogelijkheden met dit vak voor de volgende werkvelden
Internationale bedrijven: er zijn meer dan 350 Franse bedrijven en instellingen in
Nederland (bijvoorbeeld Crédit Lyonnais, Novotel, L’Oréal, Péchiney, TotalElf,
Michelin, Renault, Cap Gemini)
Toerisme en vrije tijd sector.
Diplomatieke dienst
Uitgeverij
Ministerie
Docent
Franse tolk of vertaler.
Tevens is de Franse taal, naast het Engels, de officiële taal in de volgende
instellingen:
De Verenigde Naties
UNESCO
NATO
Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OECD)
Het Internationale Arbeiders Bureau
Het Internationale Olypisch Comité
De Raad van Europa
Het Internationale Rode Kruis
Union of International Associations (UIA)
Het internationale postwezen
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 38
Vragen:
1. Waar moet je goed in zijn bij Frans?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
4. Leg uit waarom dit vak wel / niet bij je past.
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
5. Leg uit waarom je dit vak wel/niet wilt kiezen.
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 39
9. Geschiedenis
Algemeen
Geschiedenis heeft met het verleden te maken. Dat wist je natuurlijk al. Ook jij kunt
terugkijken op een stukje verleden. Leuke gebeurtenissen en momenten blijven je
bij. Vervelende dingen die je hebt meegemaakt, vergeet je niet snel. Misschien heb
je wel eens dingen gedaan waar je achteraf spijt van had. Het proefwerk waar je niet
voor geleerd had of de ruzie met je vriend of vriendin. Had ik maar…. hoor je vaak
zeggen.
In het vak geschiedenis dat voluit geschiedenis en staatsinrichting heet, gaat het
over mensen. Het gaat om de goede dingen, maar ook over de fouten die mensen
gemaakt hebben. Zowel van de goede als de slechte dingen kunnen we leren.
Bij geschiedenis gaat het in eerste instantie om kennis. Je moet veel leren en veel
weten. Als je dit gedaan hebt, gaat de historische wereld pas echt voor je open: je
leert verbanden te leggen en ontwikkelingen in de tijd te plaatsen. Het is ook de
bedoeling dat je zelf aan de gang gaat met verschillende onderwerpen. Het
verzamelen en bestuderen van historische informatie, het maken van een werkstuk,
een onderzoekje verrichten en het afnemen van een interview zijn hiervan enkele
voorbeelden. Hierbij haal je zelf informatie uit de bibliotheek, mediatheek en van
internet.
Waarin verschilt dit vak met de onderbouw?
In de bovenbouw worden de onderwerpen die in de onderbouw zijn behandeld
verder uitgediept. Je begint dus weer met het tijdvak Jagers en boeren en sluit af
met de Tijd van Televisie en Computer. Er is wel een aantal veranderingen:
Je gaat steeds meer zelf op onderzoek uit om op die manier dingen te
ontdekken. De basis hiervoor is kennis, je moet nog steeds jaartallen en
begrippen uit je hoofd kennen. Maar je gaat deze kennis steeds meer
toepassen om ontwikkelingen in verband te plaatsen en om achtergronden
van gebeurtenissen te verhelderen.
Je moet ‘Kenmerkende aspecten’ kennen. Ieder tijdvak heeft een aantal
kenmerkende gebeurtenissen/ontwikkelingen. Deze moet je kunnen noemen
en je moet, uiteindelijk, hiervan voorbeelden kunnen geven.
Aantal lesuren.
In 4 en 5 havo krijg je 3 lesuren per week.
Examenprogramma
Het eindexamen van geschiedenis bestaat uit schoolexamens en een centraal
examen.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 40
Het schoolexamen bestaat uit een examendossier met daarin toetsen en opdrachten
die je hebt gedaan en een praktische opdracht. Je krijgt 10 tijdvakken behandeld en
een zestal thema’s, bijvoorbeeld de ontwikkeling van de Nederlandse Rechtsstaat,
de geschiedenis van de parlementaire democratie in Nederland aan de hand van
constitutionele archiefstukken en de geschiedenis van China. Ook krijg je
leerlijnopdrachten; deze zijn gekoppeld aan een vaardigheid (bijvoorbeeld het
zoeken en verwerken van informatie).
Het centrale eindexamen bestaat uit de 10 tijdvakken waarbij specifiek aandacht
wordt besteed aan een aantal ‘context’onderwerpen. Wat de onderwerpen zijn die
behandeld worden, krijg je op een later tijdstip te horen.
Waar kun je het kiezen?
Zie de tabellen achter in dit boekje
Mogelijkheden met dit vak voor studie en/of beroep
Docent geschiedenis! Dit is het eerste waar je aan denkt. Maar toch werken de
meeste mensen die geschiedenis hebben gestudeerd, niet als docent. Een groot
gedeelte van de historici werkt als communicatieadviseur of als journalist. De reden
hiervoor is dat je tijdens de studie geschiedenis leert onderzoeken (speurwerk) en
die gegevens vervolgens moet verwerken tot een logisch verhaal. Ook zijn er historici
die werken als beleidsmaker of medewerker bij een gemeente, provincie of
ministerie. Verder kun je ook nog minister-president worden (Mark Rutte heeft
geschiedenis gestudeerd) en zelfs onze koning heeft geschiedenis gestudeerd…
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 41
Vragen:
1. Waar moet je goed in zijn bij geschiedenis?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
4. Leg uit waarom dit vak wel / niet bij je past.
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
5. Leg uit waarom je dit vak wel/niet wilt kiezen.
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 42
10. Informatica
Hieronder volgt algemene informatie over het vak informatica, zoals dit al jaren wordt
aangeboden wordt op het Carolus Clusius College in Zwolle. Doordat Informatica
een modern en dynamisch vak is, gaat de inhoud van het vak met zijn tijd mee en zal
het vak daar waar nodig is aan de nieuwe ontwikkelingen worden aangepast.
Algemeen
Mensen maken steeds meer gebruik van computers voor het verkrijgen en bewerken
van informatie en computers zijn niet meer weg te denken uit onze samenleving. Dit
geldt zowel privé als voor bedrijven en organisaties. Iedereen in de samenleving
krijgt op de een of andere manier te maken met de computer in de vorm van een
desktopmachine, een laptop, een netbook, een tablet of een smartphone. Om met
de computer te kunnen werken, heb je niet alleen software nodig maar veelal ook het
internet als communicatiemedium.
Voor bovengenoemde heb je mensen nodig die hiervan verstand hebben:
informatici. Tijdens de lessen Informatica komen al deze zaken uitvoerig aan de orde
zodat je na afronden van het vak goed beslagen ten ijs komt voor eventuele
werkgevers en vervolgstudies in zowel het hoger beroepsonderwijs als het
universitaire onderwijs.
Onderwerpen die bij informatica o.a. aan bod komen
Websitebuilding
Het ontwerpen, programmeren en hosten van een volledige website. Naast HTML(5)
wordt er gebruikt gemaakt van PHP, Java, Javascript en Flash.
Gegevensbanken en databases
Met behulp van MS Access wordt een database gemaakt aan de hand van een
praktijkvoorbeeld van een bedrijf of organisatie.
Hierin wordt gebruikt gemaakt van SQL.
Netwerken en werking internet
Hier worden de verschillende soorten netwerken behandeld. Aan de orde komen
bestaande technieken als de nieuwste glasvezeltechnologie en Wi-Fi.
Security
Security of beveiliging is tegenwoordig een hot item. Tijdens dit onderdeel wordt
uiteengezet hoe je computers moet en kunt beveiligen tegen aanvallen van buitenaf.
Er wordt ingegaan op bijvoorbeeld beveiligingsproblemen met wachtwoorden,
pincodes, geheimhoudingen van bepaalde sites.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 43
Hardware
De bouw en werking van computers en randapparatuur. Bijvoorbeeld: hoe werken
videokaarten, moederborden, en processoren.
Besturingssystemen
Zonder een besturingssysteem werkt een computer niet. In dit onderdeel worden de
verschillende besturingssystemen onder de loep genomen zoals die van Microsoft,
Apple en van de verschillende soorten tablets.
Programmeren
Hoe zet je met een bepaalde programmeertaal een programma zo in elkaar, dat het
programma doet wat iedere gebruiker wenst en het makkelijk te gebruiken is?
Op school programmeren we in PHP, Visual Basic, Javascript. De komende cursus
wordt ook begonnen met het programmeren van apps voor Android en IOS.
Game Design
Het ontwerpen, naar eigen inzichten ideeën, van een game.
Dit is een zogenaamde grote projectopdracht.
Ontwikkeling van systemen en projectmanagement
De informatiewereld zit vol met systemen. Denk bijvoorbeeld aan het bank/girosysteem waarvan de geldautomaat maar een klein onderdeeltje is. Zo zijn er veel
meer onderdelen. Bij de meeste systemen komen netwerken te pas, waarlangs de
informatiestromen van het ene punt naar het andere punt gaan. Sommige systemen
dienen heel erg snel te werken, zoals dat van de automatische piloot van een grote
Jumbojet of het besturingssysteem van een geleid projectiel. Andere systemen
hebben iets meer tijd zoals de administratie van een bibliotheek of de
cijferadministratie op het CCC. Daar gaat het er vooral om dat je van alles met de
gegevens kunt doen. In veel industriële producten zit een klein computertje
ingebouwd. Sommige horloges met veel mogelijkheden, snelheidsmeters voor de
fiets, maar ook pacemakers (bij hartpatiënten) bevatten ingebouwde chips.
Bij dit onderwerp wordt er een systeem gemaakt waarbij projectmanagement een
belangrijke rol speelt. Dit projectmanagement speelt tegenwoordig een belangrijke
rol in het vervolgonderwijs, bij bedrijven en organisatie. Het is niet meer denkbaar dat
een bedrijf of organisatie nog zonder projectmanagement werkt of zelfs maar kan
werken.
Hoe wordt er gewerkt?
Het is goed te weten dat het vak informatica op het Carolus Clusius College geheel
is georganiseerd in de ELO. Dit betekent niet alleen dat theorie en opdrachten in de
ELO staan maar dat communicatie en inleveren van werkstukken ook via deze ELO
gaan. Het digitale vaklokaal is dus 24 uur per dag toegankelijk.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 44
Naast theorietoetsen spelen praktische opdrachten, waarbij men met anderen moet
samenwerken, een belangrijke rol bij dit vak. Aan het eind van het programma wordt
er een grote praktische opdracht, een projectopdracht, met een groep van ongeveer
5 personen uitgevoerd.
Het aantal wekelijkse lesuren bedraagt:
In klas 4: 3 uur per week en in klas 5: 3 uur per week t/m periode 3
Het vak informatica wordt in afgesloten met een schoolexamen. De beoordeling van
het schoolexamen vindt plaats door middel van theorietoetsen en praktische
opdrachten. Het gemiddelde hiervan, over de leerjaren 4 en 5, vormt het
examencijfer.Er is dus geen Centraal schriftelijk eindexamen!
Voor wie is dit vak geschikt.
- In de eerste plaats is dit geschikt voor alle profielen. Afhankelijk van je profiel
kan een bepaalde praktische opdracht hierop worden afgestemd.
- Ook is het niet alleen voor jongens maar ook voor meisjes geschikt!
- Het is geschikt voor leerlingen die straks goed beslagen ten ijs willen komen
voor hun beroep en/of vervolgopleiding.
Bij alle bedrijven en vakken en binnen elke willekeurige opleiding wordt
uitgebreid gebruikt gemaakt van ICT.
- Het is een mooie springplank voor specifieke ICT-opleiding als Technische
Informatica, geneeskunde en informatica, econometrie, game design en
verschillende Media-opleidingen
- En ……. natuurlijk is het bij dit vak zo dat er gewoon normaal gewerkt moet
worden!
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 45
Vragen:
1. Waar moet je goed in zijn bij informatica?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
4. Leg uit waarom dit vak wel / niet bij je past.
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
5. Leg uit waarom je dit vak wel/niet wilt kiezen.
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 46
11. Kunst Beeldende Vormgeving.
Algemeen
Kunst laat je anders kijken.
Kunst is een internationaal communicatiemiddel.
Als er op hoog niveau een uitwisseling tussen landen plaatsvindt, gaat er in het
spoor van deze uitwisseling vaak een kunstzinnige activiteit mee. Dat kan een
dansgezelschap zijn maar ook een tentoonstelling of muziekuitvoering. Het is dan
ook belangrijk dat je op onze Wereldschool kennis kunt nemen van kunst.
In het examenprogramma kunst van de bovenbouw komen vragen als:
Wat is de betekenis van kunst?
Welke vormen van kunst bestaan er?
Wat is er in het verleden gemaakt?
Wat wordt er tegenwoordig gemaakt?
Naast een theoretische verdieping die in de bovenbouw Kunst Algemeen wordt
genoemd, krijg je een praktisch aanbod in kunstonderwijs dat we Beeldende
Vormgeving noemen. Daar werk je bijvoorbeeld aan tekeningen, schilderijen, het
boetseren van mensfiguren, het maken van designmodellen of het ontwerpen van
gebruikskeramiek. Soms komen ook de moderne media om de hoek zoals bij het
ontwikkelen van een website of een animatiefilm.
Waarin verschilt dit vak met de onderbouw?
In de eerste klas van de onderbouw wordt het onderwerp en het materiaal meestal
vastgelegd. Een opdracht zou dan kunnen zijn: Teken je schoen met pen en OostIndische inkt.
In de tweede klas wordt het onderwerp nog wel gegeven maar wordt je
materiaalkeuze al meer vrijgelaten. Een opdracht die voor kan komen, is dan: Maak
een designstoel van karton en maak hiervoor op de computer een verkoopfolder.
In de derde klas ga je al nadenken over de invulling van het onderwerp en het
gebruik van verschillende materialen. Een opdracht kan dan zijn: maak een shelter,
en dat kan bijv. een bushokje, een hangplek of een muziektent zijn. Er worden dan
ook verschillende materialen aangeboden.
Zo verlopen de opdrachten van gesloten opdrachten naar meer open opdrachten.
In de bovenbouw werk je na een korte introductie al snel aan thema’s. Daar doen we
een beroep op je creativiteit en je kennis van materiaal en techniek.
Thema’s zijn dan bijvoorbeeld: beweging, emotie, contrast. Je leert van deze thema’s
in de eerste periode studies te maken in tekenen 2D en handvaardigheid 3D die je
daarna in de tweede periode mag uitwerken in 2D of 3D.
Voor het theorievak Kunst Algemeen verdiep je je in stijlperioden als Middeleeuwen,
Romantiek, Modernen, Massacultuur.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 47
Kunstrichtingen als dans, theater, muziek en beeldende vormgeving komen hierbij
aan bod.
Er wordt in de bovenbouw veel inzet, concentratie en doorzettingsvermogen van je
gevraagd.
Leerlingen die voor Kunst kiezen ervaren dat als prettig: zelf je studieonderwerpen
mogen kiezen en uitwerken.
In de onderbouw is de theorie gericht op ondersteuning van de praktijk maar in de
bovenbouw Is de theorie even belangrijk als de praktijk.
In de bovenbouw kun je proberen dwarsverbindingen te maken met de vakken CKV
en Interculture.
Examen.
Bij de afsluiting in 5 Havo telt het schoolonderzoek Beeldende Vormgeving even
zwaar als het Centraal Schriftelijk Examen Kunst Algemeen. Het SO-cijfer wordt
opgebouwd uit twee praktijkcijfers Beeldende Vormgeving. Het CSE Kunst Algemeen
cijfer is het cijfer dat je voor je examen behaalt.
In het examenjaar maken we wel toetsen voor Kunst Algemeen maar die mogen niet
meetellen.
Aantal lesuren.
Voor beeldende Vormgeving heb je twee lesuren beschikbaar. Kunst algemeen
wordt in één lesuur gegeven. Dit noemen we contacturen.
Dan ben je er nog niet. Gemiddeld moet je naast deze 135 minuten nog twee uur
werken aan Beeldende Vormgeving en één uur aan Kunst Algemeen. Dat noemen
we studielast. Binnen deze studielast past ook een museumbezoek.
Gelukkig beschikken we over een prachtig lokaal en een atelier waar leerlingen
graag in de tussenuren werken. Daarbij helpt de TOA kunstvakken je met de
technische problemen.
Mogelijkheden van dit vak voor studie en/of beroep.
Van een aantal oud-leerlingen kunstvakken weten we waar ze terecht zijn gekomen.
Leerlingen zijn bijvoorbeeld architect, designer, archeoloog, docent kunstvakken of
kunstenaar geworden.
Als je een kunstacademie of een lerarenopleiding beeldende Vormgeving wilt gaan
volgen, moet je een toelatingsexamen afleggen. Dan is het belangrijk dat je een
portfolio met werk kunt laten zien. Ook een HBO-opleiding als Creatieve Therapie
ziet graag creatief werk van kandidaten die zich aanmelden. De Pabo hecht ook
waarde aan creativiteit. Maar niet alleen studie en beroep is van belang, ook het
plezier iets te kunnen tekenen schilderen of boetseren telt mee. De makelaar,
burgemeester, therapeut, timmerman vind je soms terug als lid van een
kunstenaarsvereniging.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 48
Naast hun dagelijkse werk verdiepen ze zich graag in kunst waardoor ze flexibel en
creatief blijven denken en handelen.
Welke leerlingen kunnen dit vak kiezen?
Iedereen maar….
- beter niet als je laag of matig scoort op handvaardigheid of tekenen
-
je moet goed nadenken als je ruim voldoende scoort voor deze vakken
Heb je hoge cijfers voor handvaardigheid of tekenen, dan gaat het vast lukken en
beleef je veel plezier aan Kunst in de bovenbouw.
Een informatieve site:
http://doublebe.home.xs4all.nl/BB/kunstopschool/kunstopschool.htm
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 49
Vragen:
1. Waar moet je goed in zijn bij maatschappijwetenschappen?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
4. Leg uit waarom dit vak wel / niet bij je past.
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
5. Leg uit waarom je dit vak wel/niet wilt kiezen.
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 50
12. Maatschappijwetenschappen
Algemeen
Bij maatschappijwetenschappen staat het gedrag van groepen mensen centraal. Je
leert hoe onze samenleving in elkaar zit. Je leert ook zoeken naar mogelijke
oplossingen van maatschappelijke en politieke vraagstukken. Je moet daarbij
rekening houden met de verschillende belangen van de verschillende groepen, hoe
besluiten tot stand komen en hoe een besluit wordt beïnvloed. Met andere woorden:
je bekijkt de samenleving vanuit de sociaal-culturele, de sociale, economische en
politiek-juridische invalshoek. Een belangrijk instrument van het vak is het
analyseschema, waarmee op een systematische manier naar die vraagstukken
wordt gekeken. Je moet daarbij rekening houden met de verschillende belangen van
de verschillende groepen, hoe besluiten tot stand komen en hoe een besluit wordt
beïnvloed. De analyse gaat uit van de invalshoeken die boven al genoemd werden.
Meningsvorming is meer dan het uiten van je eigen gelijk, maar is gebaseerd op
analyse, luisteren, overwegen en denken.
Het examenvak is gericht op de sociale wetenschappen en vormt een voorbereiding
op verschillende vervolgopleidingen in maatschappelijke vakken, zoals Politicologie,
Criminologie, Rechten, Bestuurskunde, Managementopleidingen, Journalistiek en
Sociale wetenschappen.
Waarin verschilt dit vak met de onderbouw?
Het is een nieuw vak met raakpunten met levensbeschouwing, geschiedenis,
aardrijkskunde en economie.
Aantal lesuren
In klas 4 havo 3 lesuren per week, in klas 5 havo 2,5 lesuren.
Examenprogramma
Het examenprogramma omvat de volgende domeinen:
Domein A: Vaardigheden
Domein B: Politieke besluitvorming
Domein C: Massamedia
Domein D: Multiculturele samenleving
Domein E: Mens en werk
Domein F: Criminaliteit en rechtsstaat
Domein G: Milieu en beleid
Domein H: Ontwikkelingssamenwerking
Maatschappijwetenschappen bestaat uit een schoolexamen, bestaande uit een
aantal toetsen en praktische opdrachten (50%) en een centraal examen (50%).
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 51
Waar kun je het kiezen?
Zie de tabellen achter in dit boekje
Mogelijkheden met dit vak voor studie en/of beroep
Maatschappijwetenschappen vormt een inleiding op een sociaal-wetenschappelijke,
journalistieke, juridische, sociaal- of cultureel-maatschappelijke opleiding. Deze
vervolgopleidingen vragen namelijk allemaal een zeker inzicht in maatschappelijke
processen en theorieën en de wereld waarin je leeft.
Vragen:
1. Waar moet je goed in zijn bij maatschappijwetenschappen?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
4. Leg uit waarom dit vak wel / niet bij je past.
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
5. Leg uit waarom je dit vak wel/niet wilt kiezen.
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 52
___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 53
13. Management en Organisatie
Als je kiest voor het vak Management en Organisatie zul je al snel ontdekken dat dit
vak de meest uiteenlopende onderwerpen omvat. Je leert waar de begrippen
“management” en “ organisatie” voor staat. Je zult zien hoe een ondernemer aan
geld kan komen voor zijn activiteiten.
Je gaat kosten berekenen, zowel per stuk als in totaal, de verkoopprijs en vervolgens
de winst. Alle activiteiten in een onderneming worden vastgelegd. Hoe die
vastlegging plaatsvindt, is onderdeel van dit vak.
Ook verenigingen en particulieren hebben geld nodig, bijvoorbeeld voor het kopen
van een gebouw. Dan wordt de keuze van een hypotheek belangrijk.
Ondernemingen zijn actief op het gebied van marketing; reclame vormt hiervan een
belangrijk onderdeel. Kijk maar eens naar de STER-spotjes of de talloze folders die
je in de brievenbus krijgt.
Informatie wordt in organisaties steeds belangrijker. Dit zijn nog maar een paar
onderwerpen die in dit vak aan de orde komen.
Management en organisatie is een vak waar redelijk veel gerekend moet worden.
Het is een echt “doe-vak”. Oplossingen zoeken en conclusies trekken naar
aanleiding van de berekeningen die je maakt. Ga je de uitdaging aan?
De stof bestaat uit de onderstaande domeinen:
Domein A. Basisvaardigheden
Domein B. Interne organisatie en personeelsbeleid
Domein C .Financiering van activiteiten
Domein D. Marketingbeleid
Domein E. Financieel beleid
Domein F. Informatievoorziening met behulp van ICT
Domein G. Externe financiële verslaglegging
Lessen per week.
In klas 4 havo volg je dit vak 3 uur per week
In klas 5 Havo volg je dit vak 3 uur per week
Het examen bestaat uit een schoolexamen en het centraal schriftelijk eind examen.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 54
1. Waar moet je goed in zijn bij Management en Organisatie?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
4. Leg uit waarom dit vak wel / niet bij je past.
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
5. Leg uit waarom je dit vak wel/niet wilt kiezen.
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 55
14. Natuurkunde
Algemeen
Natuurkunde kom je overal om je heen tegen: telefoon, licht, wasmachine, lift,
contactlens, spaarlamp. Dat zijn slechts enkele voorbeelden van ontwikkelingen en
uitvindingen waaraan natuurkundigen hebben meegewerkt. Nieuwe ontwikkelingen
en uitvindingen zorgen ervoor dat we nu heel anders leven dan 150 jaar geleden.
Het vak natuurkunde is heel breed en je krijgt dan ook te maken met veel
verschillende onderwerpen, van weerkunde tot deeltjesversnellers.
Natuurkunde kun je uiteraard niet alleen maar uit een boekje leren: demonstraties en
practica nemen een belangrijk deel van de lestijd in beslag. Van proeven moeten
soms verslagen worden gemaakt. Computers zijn hierbij erg belangrijk. Meten,
informatie zoeken en het nabootsen van ingewikkelde processen gebeurt vaak met
behulp van de computer.
Natuurkunde komt niet alleen van pas als je een exacte studie gaat volgen, maar
kan ook heel nuttig zijn als basis voor vele andere studierichtingen. Doordat je een
flinke wetenschappelijke kennis opbouwt, ben je ertoe in staat kritisch en analytisch
te denken. En dat komt weer bij vele beroepen van pas!
Waarin verschilt dit vak met de onderbouw?
Natuurkunde in de bovenbouw betekent een verdieping van de lesstof uit de
onderbouw.
Bekende stof uit de onderbouw wordt meer geformaliseerd: je gaat meer met
formules rekenen (waarbij je er vaak meerdere gelijktijdig moet gebruiken) en je zult
de natuurkunde duidelijk en correct moeten kunnen uitleggen. Daarnaast komt er
een aantal onderwerpen bij: cirkelbewegingen, radioactiviteit en kwantum fysica. In
de Tweede Fase wordt het vak natuurkunde een echte uitdaging. Naast klassikale
experimenten voer je een praktische opdracht uit en zul je ook jaarlijks op je
praktische vaardigheden worden getoetst.
Het is bij het maken van de keuze belangrijk dat je beseft dat je cijfer in klas 2 en 3
voor een deel is opgebouwd uit verslagen van practica en SO’tjes. In de bovenbouw
heb je niet de mogelijkheid om zo je repetitiecijfers te compenseren. Je moet
beseffen dat je cijfer aan het eind van klas vier 1,5 tot 2,0 punten lager kan liggen
dan nu.
Aantal lesuren
In 4 havo krijg je 3,5 lesuren per week, in 5 havo 4 lesuren per week.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 56
Vragen:
1. Waar moet je goed in zijn bij natuurkunde?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
4. Leg uit waarom dit vak wel / niet bij je past.
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
5. Leg uit waarom je dit vak wel/niet wilt kiezen.
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 57
15. Scheikunde
Algemeen
Scheikunde (of chemie, zoals het ook wel wordt genoemd) betekent eigenlijk: de
kunst van het scheiden van stoffen. Mengsels van stoffen worden als het ware
gesorteerd, stof voor stof. Je zult merken dat je al heel veel weet van scheikunde. Je
komt scheikundige processen dagelijks tegen en bijna alle materialen hebben wel
iets met scheikunde te maken. Misschien heb je je niet gerealiseerd dat bijvoorbeeld
koffie zetten, een eitje koken, het wassen van je haar of alles wat er in je eigen
lichaam gebeurt, chemische processen zijn. En wat dacht je bijvoorbeeld van de
mobiel, de kleurstoffen in je kleding en de medicijnen die je misschien slikt. Dat zijn
ook allemaal producten van de chemie!
Ook als je niet van plan bent om na de middelbare school door te gaan met chemie
is scheikunde een handig vak om te volgen. Het systematisch aanpakken en
oplossen van problemen kun je namelijk eigenlijk overal voor gebruiken. Als je wel
verder wilt gaan met scheikunde zijn er tal van mogelijkheden, van gezondheidszorg
tot levensmiddelenindustrie, van chemische industrie tot de milieubranche.
Waarin verschilt dit vak met de onderbouw?
Scheikunde in de bovenbouw is een vervolg op scheikunde in leerjaar 3, maar gaat
natuurlijk duidelijk meer de diepte in (zie ook de onderwerpen hieronder). Het
practicum zal een grote rol blijven spelen. Daarvoor moet je ertoe in staat zijn
tamelijk zelfstandig allerlei experimenten op te zetten, uit te voeren en uit te werken.
Belangrijk wordt de micro-macro benadering: dat wil zeggen dat je met behulp van je
kennis over kleine deeltjes als atomen en moleculen, voorspellingen kunt doen over
het gedrag van stoffen in de ‘grote wereld’, zoals we die gewend zijn. Verder vinden
we binnen scheikunde niet alleen belangrijk dat je de theorie goed begrijpt, maar ook
dat je leert inzien wat je ermee kunt in het dagelijks leven.
Opgaven zijn dan ook vaak verwerkt in een context, bijvoorbeeld over milieu,
gezondheid, techniek of productie. Je leert problemen volgens vaste patronen
aanpakken. Het is verder wenselijk dat je beschikt over goede rekenvaardigheden
en een (enigszins) analytisch denkvermogen.
Aantal lesuren
In 4 havo krijg je 4 lesuren per week, in 5 havo 2,5 lesuren per week.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 58
Examenprogramma
Het eindexamen voor scheikunde bestaat uit een schoolexamen en een centraal
examen. De volgende onderwerpen komen in de bovenbouw aan bod:
Domein A Vaardigheden
Domein B Stoffen en materialen in de chemie
Domein C Chemische processen en behoudswetten
Domein D Ontwikkelen van chemische kennis
Domein E Innovatie en chemisch onderzoek
Domein F Industriële (chemische) processen
Domein G Maatschappij, chemie en technologie
Waar kun je het kiezen?
Zie de tabellen achter in dit boekje.
Mogelijkheden met dit vak voor studie en/of beroep
Er bestaan veel studies die verder gaan met (een deelgebied van) de onderwerpen
die je op de middelbare school al bent tegengekomen. Denk bijvoorbeeld aan:
Biotechnologie, Farmaceutische wetenschappen, Levensmiddelentechnologie,
Life science & technology, Milieuwetenschappen, Moleculaire levenswetenschappen,
Molecular science and technology, Science, Scheikunde, Scheikundige technologie.
Verder is scheikunde een verplicht vak voor een aantal studies, waarvan de
bekendste geneeskunde is.
Wanneer je een scheikundige studie hebt afgerond, kun je gaan werken in je
vakgebied. Denk dan aan beroepen als:
Farmacoloog, Levensmiddelen technoloog, Milieudeskundige, Procestechnoloog,
Plantmanager, Productontwikkelaar, Wetenschappelijk onderzoeker
In de praktijk komen veel afgestudeerde scheikundigen ook terecht in hogere
functies in het bedrijfsleven.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 59
Vragen:
1. Waar moet je goed in zijn bij scheikunde?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
4. Leg uit waarom dit vak wel / niet bij je past.
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
5. Leg uit waarom je dit vak wel/niet wilt kiezen.
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 60
16. Spaans Elementair (Spaans)
Algemeen
Spaans studeren is altijd een goede optie. Er zijn vele redenen om te kiezen voor de
taal van Cervantes, maar hier presenteren we alleen de belangrijkste:
- Spaans is de derde meest gesproken taal in de wereld, na het Engels en Chinees.
Het wordt gesproken in Spanje, op de Caribische eilanden (Cuba en Puerto Rico), in
de Dominicaanse Republiek, in Noord-Amerika (Mexico), Midden-Amerika
(Guatemala, Belize, El Salvador, Honduras, Nicaragua, Costa Rica en Panama) en
Zuid-Amerika (Colombia, Venezuela, Uruguay, Paraguay, Argentinië, Chili, Bolivia,
Peru en Ecuador). Spaans is ook de tweede meest gesproken taal in de Verenigde
Staten.
- Als je reist naar een Spaanstalig land voor vakantie, werk of studie, zal het je
enorm helpen als je Spaans kunt spreken.
- Als je Spaans kunt spreken, worden vele professionele deuren voor je geopend. Er
zijn veel mensen die Engels spreken, sommige die Frans of Duits kunnen spreken
maar er zijn slechts weinig mensen die Spaans kunnen spreken, dus Spaans
spreken maakt je speciaal en zal je meer kansen bieden op de arbeidsmarkt.
Vergeet niet dat er veel landen zijn die Spaans als officiële taal hebben, dus zijn er
veel banen waarin dit een kritische factor kan zijn.
- Spaans studeren zal je helpen genieten van de werken van de meesters van de
literatuur, film en cultuur. De werken van Cervantes Garcilaso, Quevedo, Becquer,
García Márquez, Allende en Neruda, evenals Almodóvar, Saura of Medem kunnen
alleen in zijn geheel worden gewaardeerd in de oorspronkelijke taal.
- Spaans studeren zal je helpen de populaire Spaanse en Latijns Amerikaanse folk,
cultuur en mentaliteit te begrijpen.
- Spaans is een leuke taal, het is een warme taal net als de sprekers ervan. En
vergeet niet dat …
“El inglés es la lengua para hablar de negocios, el francés es la lengua de los
diplomáticos el italiano es la lengua para enamorar a las mujeres pero el español es
la lengua para hablar con Dios.” – Carlos I, Rey de España
(“Engels is de taal om over zaken te praten, Frans is de taal van diplomaten,
Italiaans is de taal om vrouwen te versieren maar Spaans is de taal om te praten met
God”- Carlos I, Koning van Spanje)
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 61
Aantal lesuren
3 lesuren per week
Lesonderdelen
In deze uren komen de volgende onderdelen aan bod :
1. Leesvaardigheid
2. Gespreksvaardigheid
3. Schrijfvaardigheid
4. Luistervaardigheid
In Klas 4 begin je met het opbouwen van een woordenschat; daarmoet moet je veel
woorden leren. In klas 5 verhoog je die woordenschat en je vaardigheden.
Leesvaardigheid
In klas 4 begin je met korte teksten tot middelmatige teksten.
In klas 5 krijg je langere teksten over verschillende onderwerpen.
Gespreksvaardigheid
Vanaf klas 4 begin je Spaans te praten met korte dialogen in de les. In dit leerjaar
heb je twee mondelinge toetsen, in periode 2 en in periode 4.
In klas 5 heb je in periode 4 een mondelinge toets waarin je alles kunt laten horen
wat je in de afgelopen tijd hebt geleerd. Bovendien gaan we verder met meer
uitdrukkingen en langere dialogen.
Schrijfvaardigheid
In klas 4 begin je met simpele zinnen tot eenvoudige teksten.
In klas 5 zul je langere en complexere teksten kunnen schrijven.
Luistervaardigheid:
Je oefent met luister- en kijkopdrachten in de les.
Cultuur
Je maakt kennis met de Spaanse en Latijns-Amerikaanse cultuur.
Mogelijkheden met dit vak voor studie en/of beroep
De Spaanse taal geeft je niet alleen meer kans op werk maar het verbreedt ook je
algemene kennis.
Op veel universiteiten en hogescholen van Nederland kun je de Spaanse taal en
cultuur studeren. Als je een andere studie volgt, kun je ook Spaans als een
keuzevak volgen.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 62
Vragen:
1. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
2.
Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
3.
Leg uit waarom dit vak wel / niet bij je past.
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
4.
Leg uit waarom je dit vak wel / niet zou willen kiezen.
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 63
17. Wiskunde A
Algemeen
Wiskunde is een vak dat je overal terugvindt in de wereld om je heen. Je leert
vaardigheden die je kunt gebruiken om bepaalde vraagstukken op te lossen.
Vaak is het ook de basis voor andere vakken als economie, natuurkunde,
scheikunde en biologie, maar ook voor tekenen bijvoorbeeld. Je komt bij die vakken
problemen tegen die je alleen kunt oplossen als je een aantal wiskundige
basisvaardigheden tot je beschikking hebt.
Daarom leer je bij wiskunde heel veel verschillende zaken, zoals:
- Rekenen met variabelen en functies
- Schatten en meten
- Informatieverwerking en statistiek (het lezen van grafieken en het maken van
tabellen en grafieken)
Wiskunde A richt zich vooral op de toepassingen van de wiskunde. In het algemeen
kun je zeggen dat wiskunde A vooral gericht is op maatschappelijke toepassingen
zoals in bijvoorbeeld economie, geografie en sociale studies. Wiskunde B
daarentegen bereidt vooral voor op exacte richtingen.
Waarin verschilt dit vak met de onderbouw?
Wiskunde in de Tweede Fase gaat verder met het uitbreiden en uitdiepen van de
geleerde stof uit de onderbouw en het ontwikkelen van nieuwe vaardigheden
(bijvoorbeeld het leren omgaan met de grafische rekenmachine).
Aantal lesuren per week
Klas 4: 3 uur, klas 5: 2,5 uur.
Examenprogramma
Het examen voor wiskunde A bestaat uit een aantal schoolexamens en een centraal
examen. De volgende onderwerpen komen in de bovenbouw aan bod:
Domein Vaardigheden
Je kunt informatie verwerken, beoordelen en presenteren. Je kunt een probleem
vertalen in een wiskundig model en het dan met wiskundige rekentechnieken
oplossen. Soms maak je daarbij gebruik van ICT en de grafische rekenmachine.
Domein Functies en grafieken
De basis ken je al uit de derde klas. Er komt echter een aantal nieuwe functies bij,
zoals exponentiële en machtsfuncties.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 64
Domein Discrete analyse
Je krijgt te maken met rijen van getallen. Je leert dan bijvoorbeeld hoe je snel de
som van alle gehele getallen van 1 tot en met 100 uitrekent. Bij dit onderwerp gaat
het er ook om dat je goed naar de eigenschappen van grafieken leert kijken: in welk
punt stijgt de grafiek het snelst. Of in de praktijk: de gemiddelde snelheid was
helemaal niet hoog, maar toch krijg je een bekeuring doordat je, toen je met de auto
langs de flitspaal reed, net te snel reed.
Domein Combinatoriek en kansrekening
Het gaat nu om het uitrekenen van het aantal mogelijkheden in allerlei situaties en
het berekenen van kansen. Bijvoorbeeld de kans dat je een voldoende haalt als je 20
vierkeuzevragen op de gok invult.
Domein Differentiaalrekening met toepassingen
Dit is een methode om het stijgen en dalen van een grafiek te onderzoeken en de
grootste en kleinste functiewaarden te berekenen. En je onderzoekt de steilheid van
de grafiek.
Domein Statistiek en kansrekening
Je leert vragen beantwoorden als “Hoe kun je een onderzoek opzetten?”, “Hoe pak
je een steekproef aan?” en “Hoe moet ik de vulmachine afstellen als niet meer dan
5% van de pakjes hagelslag minder dan 250 gram mag bevatten?”
Domein Keuzeonderwerp
Grafen en matrices: een middel om samenhangende gegevens en hun bewerkingen
op een systematische en overzichtelijke wijze weer te geven. B.v. netwerken.
Waar kun je het kiezen?
Zie de tabellen achter in dit boekje.
Mogelijkheden met dit vak voor studie en/of beroep
Wiskunde A is vooral een ondersteunend vak bij studies als psychologie en
sociologie. Het gaat dan vooral om de statistiek. En bij de economische studies
komen de onderwerpen van wiskunde A weer terug.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 65
Vragen:
1. Waar moet je goed in zijn bij wiskunde A?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
4. Leg uit waarom dit vak wel / niet bij je past.
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
5. Leg uit waarom je dit vak wel/niet wilt kiezen.
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 66
18. Wiskunde B
Algemeen
Wiskunde is een vak dat je overal terugvindt in de wereld om je heen. Je leert
vaardigheden die je kunt gebruiken om bepaalde vraagstukken op te lossen. Vaak is
het ook de basis voor andere vakken als economie, natuurkunde, scheikunde en
biologie, maar ook voor tekenen bijvoorbeeld. Je komt bij die vakken problemen
tegen die je alleen kunt oplossen als je een aantal wiskundige basisvaardigheden tot
je beschikking hebt. Daarom leer je bij wiskunde heel veel verschillende zaken,
zoals:
Rekenen, meten en schatten.
Rekenen met variabelen en functies.
Meetkunde (vlakke en ruimtelijke meetkunde, vooral bewijzen).
Wiskunde B is duidelijk heel anders dan wiskunde A. Wiskunde B zorgt voor een
betere voorbereiding op een vervolgopleiding dan wiskunde A. In het algemeen kun
je zeggen dat wiskunde A vooral gericht is op maatschappelijke toepassingen zoals
in bijvoorbeeld economie, geografie en sociale studies. Wiskunde B daarentegen
bereidt vooral voor op exacte richtingen. Bij wiskunde B wordt dus ook gewerkt met
concrete opdrachten, maar hier wordt veel vaker ook nog de stap naar de theorie
gemaakt. Je gaat dus dieper op de wiskundige theorie in en daarbij is ook het aantal
onderwerpen uitgebreider.
Waarin verschilt dit vak met de onderbouw?
Wiskunde in de Tweede Fase gaat verder met het uitbreiden en uitdiepen van de
geleerde stof uit de basisvorming en het ontwikkelen van nieuwe vaardigheden
(bijvoorbeeld het leren omgaan met de grafische rekenmachine). Ook aan
algebraïsche vaardigheden zonder rekenmachine wordt veel aandacht besteed.
Aantal lesuren
Klas 4: 3,5 uur, klas 5: 3 uur.
Examenprogramma
Het examen voor wiskunde B bestaat uit een aantal schoolexamens en een centraal
examen. De volgende onderwerpen komen in de bovenbouw aan bod:
Domein Vaardigheden
Je kunt informatie verwerken, beoordelen en presenteren. Je kunt een probleem
vertalen in een wiskundig model en het dan met wiskundige rekentechnieken
oplossen. Soms maak je daarbij gebruik van ICT en de grafische rekenmachine.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 67
Domein Functies en grafieken
Deze begrippen ken je al uit de derde klas. Er komen echter nieuwe functies en
vooral veel nieuwe rekentechnieken bij.
Domein Discrete analyse
Het gaat hierbij om het veranderingsgedrag van grafieken of functies. Het berekenen
van de gemiddelde snelheid bijvoorbeeld, van een auto maar ook de gemiddelde
snelheid waarmee het aantal walvissen in zee afneemt.
Domein Differentiaal- en integraalrekening
Differentiaalrekening is een methode om het stijgen en dalen van een grafiek te
onderzoeken en de grootste en kleinste functiewaarden te berekenen. Bij dit
onderwerp gaat het er ook om dat je goed naar de eigenschappen van grafieken
leert kijken: in welk punt stijgt de grafiek het snelst? Of in de praktijk: de gemiddelde
snelheid was helemaal niet hoog, maar toch krijg je een bekeuring doordat je, toen je
met de auto langs de flitspaal reed, net te snel reed. Met integraalrekening kun je
bijvoorbeeld de oppervlakte die tussen een grafiek en de x-as ligt, berekenen. Het is
een belangrijke techniek om allerlei natuurkundige berekeningen uit te voeren.
Domein Goniometrische functies
Je hebt al wel van periodieke functies gehoord? Met sinus, cosinus en tangens kun
je veel periodieke verschijnselen beschrijven.
Domein Voortgezette meetkunde
Er wordt dieper ingegaan op vlakke meetkunde, m.n. redeneren en bewijzen.
Domein Keuzeonderwerp
Combinatoriek en kansrekening. Onderwerpen uit de combinatoriek passeren de
revue (telproblemen), omdat die aan de basis staan van de kansrekening. Daarna
wordt ingegaan op de definitie van het begrip kans, zoals dat voor het eerst door de
Fransman Laplace ingevoerd werd. Vervolgens komen onderwerpen als kansen en
oppervlakte, stochastische variabelen en verdelingsfuncties, discrete en continue
verdelingen aan de orde.
Waar kun je het kiezen?
Zie de tabellen achter in dit boekje
Mogelijkheden met dit vak voor studie en/of beroep
Wiskunde B is vooral van belang bij de economische opleidingen en bij de exacte
opleidingen.
Profielenboekje 3-havo
Pagina: 68
Vragen:
1. Waar moet je goed in zijn bij wiskunde B?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
2. Waar moet je bij dit vak veel tijd aan besteden?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
3. Welke eigenschappen heb je bij dit vak nodig?
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
4. Leg uit waarom dit vak wel / niet bij je past.
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
5. Leg uit waarom je dit vak wel/niet wilt kiezen.
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
Profielenboekje 3-havo
P R O F I E L E N
PROFIELEN:
GEMEENSCHAPPELIJK
DEEL:
H A V O
CODE MAGISTER
NATUUR EN TECHNIEK
gem/vp
verplicht:
pv/vp
PROFIELDEEL:
pv
Nederlands
Engels
Maatschappijleer
Lichamelijke oefening
Culturele en kunstzinnige vorming
Nederlands
Engels
Maatschappijleer
Lichamelijke oefening
Culturele en kunstzinnige vorming
Natuurkunde
Scheikunde
Wiskunde B
Biologie
Scheikunde
Geschiedenis
Economie
Geschiedenis
Wiskunde A
of Wiskunde B
vrij
verplicht:
verplicht:
1 wereldvak
Godsdienst
Profielwerkstuk
Interscience
Godsdienst
Profielwerkstuk
Interhealth
of Interscience
Wiskunde A
of Wiskunde B
of
of
of
of
Aardrijkskunde
Management & Organisatie
Maatschappijwetenschappen
Frans
Duits
Godsdienst
Profielwerkstuk
Interbusiness
of Interculture
Frans
of Duits
Aardrijkskunde
of Maatschappijwetenschappen
of Economie
EN
Kunst Beeldend
of Frans
of Duits
Godsdienst
Profielwerkstuk
Interculture
1 verplicht
examenvak
vrije
vrij/vp
VERPLICHT
Aardrijkskunde
of Natuurkunde
pv
vrij/vp
CULTUUR EN MAATSCHAPPIJ
Nederlands
Engels
Maatschappijleer
Lichamelijke oefening
Culturele en kunstzinnige vorming
verplichte
keuze:
examenvakken in
deel
VRIJE DEEL
ECONOMIE EN MAATSCHAPPIJ
Nederlands
Engels
Maatschappijleer
Lichamelijke oefening
Culturele en kunstzinnige vorming
Biologie
of Informatiekunde
PROFIELKEUZEDEEL:
NATUUR EN GEZONDHEID
Spaans
Duits
Biologie
Informatiekunde
Economie
Bewegen, Sport en Maatschappij
Spaans
Duits
Aardrijkskunde
Natuurkunde
Economie
Informatiekunde
Bewegen, Sport en Maatschappij
Spaans
Frans
Duits
Biologie
Aardrijkskunde
Maatschappijwetenschappen
Management & Organisatie
Bewegen, Sport en Maatschappij
Informatiekunde
Spaans
Frans
Duits
Kunst Beeldend
Aardrijkskunde
Biologie
Economie
Maatschappijwetenschappen
Management & Organisatie
Wiskunde A
Bewegen, Sport en Maatschappij
Informatiekunde