Reorganisatieparagraaf BARP met toelichting

Artikel:
Hoofdstuk VIIB - Voorzieningen bij reorganisaties
55i
Wat is een reorganisatie
55ia
Reorganisatie Politiewet 2012, collectieve verplaatsing, (deel)reorganisatiegebied
55j
OR informeren over voorgenomen besluit reorganisatie
55ja
Aanwijzing pre-herplaatsingskandidaat
55jb
Aanmerken functie als sleutelfunctie
55jc
Selectie leidinggevenden
55k
Herplaatsingskandidaat
55l
Idem
55la
Samenstelling reorganisatiecommissie
55lb
Plaatsing op een functie
55m
Schriftelijke mededeling aan ambtenaar/herplaatsingskandidaat
55n
Tweemaal passende functie aanbieden binnen 12 maanden
55o
Wat is een passende functie
55oa
Plaatsing op een lagere, passende functie
55ob
Aanbod passende functie na plaatsing op lagere functie
55p
Herplaatsing van herplaatsingskandidaat
55q
Ambtenaar is verplicht (zelf) passende functie te zoeken/te aanvaarden
55r
Om-, her- of bijscholing herplaatsingskandidaat
55ra
Individuele en persoonlijke rechten
55s
Competenties herplaatsingskandidaat opstellen
55t
Loonsuppletie
55u
Nadere regels van de minister
55v
Eventuele afwijking van nadere regels
55w
Wanneer afwijken bij reorganisaties?
55x
Herplaatsingskandidaat en Besluit LSS (Landelijk Sociaal Statuut)
55y
Vertrekstimuleringspremie
55z
Kwijtschelding terugbetalingsverplichting
55aa
Ontheffing werkzaamheden op verzoek medewerker
55aaa
Klassieke remplaçantenregeling
55bb
Terugkeergarantie
Reorganisatieparagraaf BARP (hoofdstuk VII.b)
Tekst geldig op 25 februari 2014
Toelichtingen zijn afkomstig uit de staatsbladen 2006-676, 2011-125 en 2014-52
De toelichting op gewijzigde of vervallen artikelen is niet opgenomen in deze uitgave.
Artikel 55i
1. Bij een reorganisatie zijn de bepalingen van dit hoofdstuk van toepassing.
2. Onder reorganisatie als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan: een wijziging van de
organisatiestructuur, de omvang of de taakinhoud van een regionaal politiekorps, twee of meer
regionale politiekorpsen die een duurzaam samenwerkingsverband in stand houden of gaan
houden, het Korps landelijke politiediensten, het LSOP, een voorziening tot samenwerking of een
onderdeel daarvan alsmede het organisatieonderdeel waarin bijzondere ambtenaren van politie
werkzaam zijn, die belangrijke gevolgen heeft voor de werkgelegenheid in kwantitatieve en
kwalitatieve zin.
3. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van overeenkomstige toepassing op de overgang van een
ambtenaar vanwege een privatisering of verzelfstandiging van een dienstonderdeel van de politie
als gevolg waarvan ambtenaren overgaan naar een private onderneming of enig ander
bestuursorgaan, tenzij bij algemene maatregel van bestuur anders is bepaald.
4. Onder reorganisatiegebied wordt verstaan:het gebied waarbinnen een reorganisatie als bedoeld in
het tweede of derde lid plaatsvindt of zal plaatsvinden.
5. Indien geen sprake is van een reorganisatie, maar wel van een wijziging van de plaats van
tewerkstelling waardoor een geheel team of een gehele afdeling een andere plaats van
tewerkstelling krijgt, worden bij ministeriële regeling aangegeven extra reiskosten beschikbaar
gesteld.
Toelichting artikel 55i
In artikel 55i van het Barp wordt aangegeven wat er wordt verstaan onder een reorganisatie. Daarbij
wordt onder meer aangesloten bij de bepalingen in artikel 47 Politiewet 1993.
De wijziging van het derde lid houdt in dat ook bij de overgang van een ambtenaar naar een private
onderneming in verband met de privatisering van het dienstonderdeel waarin hij werkzaam is en op de
overgang van de ambtenaar naar een zelfstandig bestuursorgaan in verband met de verzelfstandiging
van het dienstonderdeel sprake is van een reorganisatie. Daarnaast wordt in het artikel aangegeven
wat wordt verstaan onder reorganisatiegebied. Hier valt ook onder de voorziening tot samenwerking.
Voor het begrip belangrijke gevolgen zoals dat in dit artikel wordt gebruikt, is aangesloten bij het
begrip zoals dat in de Wet op de ondernemingsraden te vinden is. Dit begrip wordt door de rechter
casuïstisch toegepast. Er is geen vaste definitie van in de rechtspraktijk. Het vijfde lid beschrijft de
situatie dat men de plaats van tewerkstelling wijzigt als gevolg van een organisatorische noodzaak
zonder personele gevolgen. In die situatie is de Regeling landelijk sociaal statuut politie van kracht
waarin uitwerking wordt gegeven van de reiskosten. Het gaat hierbij louter en alleen om reiskosten,
omdat er organisatorische bewegingen zijn om de wijziging van de plek van te werkstelling zonder dat
er sprake is van een reorganisatie. Het geldt echter niet in individuele gevallen.
Een situatie waarin de Regeling landelijk sociaal statuut (materieel) van toepassing is, terwijl er geen
sprake is van een reorganisatie, doet zich bijvoorbeeld voor zodra het bevoegde gezag besluit om één
of meerdere locaties dan wel politiebureaus te sluiten of samen te voegen, met als resultaat dat
meerdere ambtenaren hierdoor een andere plaats van tewerkstelling toegekend krijgen. Hiervoor is
gekozen om er voor zorg te dragen dat deze ambtenaren wat betreft de reiskosten in eenzelfde positie
worden gebracht als die ambtenaren waarbij wel sprake zou zijn van een reorganisatie. Als er wel
sprake is van een reorganisatie, bijvoorbeeld omdat door een wijziging van een plaats van
tewerkstelling een langere reistijd dan drie uur per dag van en naar de werkplek ontstaat, dan is wel
de gehele Regeling landelijk Sociaal Statuut van toepassing. De Regeling landelijk sociaal statuut is
niet van toepassing als het gaat om wijzigingen van de plaats van tewerkstelling om organisatorische
of andere redenen in individuele gevallen, die geen deel uitmaken van een reorganisatie.
Artikel 55ia
1. In dit hoofdstuk wordt onder de reorganisatie Politiewet 2012 verstaan de reorganisatie in verband
met de totstandkoming van de politie als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Politiewet 2012,
welke aanvangt tussen 1 januari 2014 en 31 december 2014.
2. Onder de reorganisatie bedoeld in het eerste lid wordt ook verstaan een collectieve verplaatsing
tijdens de in het eerste lid bedoelde periode waarbij de reistijd van ambtenaren zodanig toeneemt
dat zij meer dan drie uur per dag moeten reizen terwijl deze reistijd voor de verplaatsing minder
dan drie uur per dag was.
3. Onder reorganisatiegebied tijdens de reorganisatie bedoeld in het eerste lid wordt verstaan:
a. in eerste instantie de aparte deelreorganisatiegebieden zijnde:
de niet- operationele functies zoals opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage I,
exclusief bijzondere functiegroepen;
de operationele functies zoals opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage II per
eenheid, exclusief bijzondere functiegroepen, of
een bijzondere functiegroep.
b. nadat in de deelreorganisatiegebieden is bepaald wie als functievolgers kunnen worden
geplaatst, wordt het deelreorganisatiegebied voor het vervullen van de overgebleven vacante
functies vergroot tot landelijk reorganisatiegebied.
4. Een bijzondere functiegroep uit het vorige lid wordt aangewezen door het bevoegd gezag, nadat
het bevoegd gezag hierover overleg heeft gevoerd met de Commissie voor centraal
georganiseerd overleg in politie- en ambtenarenzaken, bedoeld in artikel 2 in het Besluit overleg
en medezeggenschap politie 1994.
Toelichting artikel 55ia
In het eerste lid van dit artikel is verduidelijkt wat wordt bedoeld met de reorganisatie in verband met
de totstandkoming van de politie als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Politiewet 2012. Op
deze wijze wordt voorkomen dat aan bepalingen die specifiek voor deze reorganisatie zijn opgesteld,
ook na deze reorganisatie nog gevolg wordt gegeven. Deze reorganisatie wordt aangehaald als
«reorganisatie Politiewet 2012» en vangt aan tussen 1 januari 2014 en 31 december 2014.
In het tweede lid is bepaald dat voor de reorganisatie Politiewet 2012 collectieve verplaatsingen ook
worden gezien als reorganisatie. Binnen het kader van de reorganisatie Politiewet 2012, zal er sprake
zijn van zogenoemde collectieve verplaatsingen. Dit zijn verplaatsingen waarbij de plaats van
tewerkstelling van een geheel team of een gehele afdeling wijzigt. Neemt de reistijd van betrokkenen
daarbij zodanig toe dat zij meer dan drie uur per dag moeten reizen, terwijl de reistijd daarvoor minder
dan drie uur per dag was, dan zal de verplaatsing worden aangemerkt als een reorganisatie. De
reistijd wordt op dezelfde wijze berekend als de reistijd bedoeld in artikel 55o, vierde lid, onder d,
Barp. In principe worden bij een verplaatsing de medewerkers aangemerkt als functievolgers. Gezien
de toename in reistijd kunnen zij echter verzoeken zich te laten aanwijzen als herplaatsingkandidaat.
In dat geval komen zij als herplaatsingkandidaat in aanmerking voor flankerende voorzieningen, zoals
opgenomen in dit hoofdstuk en de Regeling landelijk sociaal statuut politie.
Het derde lid voorziet in de mogelijkheid bij de reorganisatie Politiewet 2012 in twee fases te
reorganiseren, waarbij het reorganisatiegebied wordt onderverdeeld in deelreorganisatiegebieden.
Eén deelreorganisatiegebied wordt gevormd door de niet-operationele functies. Hieronder vallen de
functies opgenomen in bijlage I, uitgezonderd de door het bevoegd gezag aangewezen bijzondere
functiegroepen. Niet-operationele functies komen voor binnen de eenheden, het
Politiedienstencentrum en de ondersteunende staf van de korpsleiding. De operationele functies,
zijnde de functies uit bijlage II, vormen per eenheid een deelreorganisatiegebied, exclusief door het
bevoegd gezag aan te wijzen bijzondere functiegroepen. Naast de twaalf deelreorganisatiegebieden
die gevormd worden door de operationele functies per eenheid en de niet-operationele functies (allen
exclusief bijzondere functiegroepen), kan het bevoegd gezag bijzondere functiegroepen aanwijzen die
per groep een deelreorganisatiegebied vormen. Ter verduidelijking zij opgemerkt dat een bijzondere
functiegroep zich niet tot één functie hoeft te beperken. Voorbeelden van functiegroepen waar aan
gedacht kan worden zijn ambtenaren die werkzaam zijn bij de levende have, bij arrestatieteams of bij
(vervolg toelichting artikel 55ia)
communicatieafdelingen. Het deelreorganisatiegebied niet-operationele functies en de
deelreorganisatiegebieden die gevormd worden door een bijzondere functiegroep zijn landelijke
deelreorganisatiegebieden en niet gebonden aan een onderdeel van de politie.
In de eerste fase wordt op grond van artikel 55l Barp per deelreorganisatiegebied bepaald welke
ambtenaren aangewezen worden als functievolger naar een functie binnen dit
deelreorganisatiegebied. Ten behoeve van de ambtenaren die in deze fase niet worden aangewezen
als functievolger, wordt in de tweede fase bezien of zij – eveneens op grond van artikel 55l Barp –
aangewezen kunnen worden als functievolger voor een functie binnen het complete
reorganisatiegebied (landelijk), waar nog geen functievolger voor aangewezen is. Op deze wijze –
door in twee fases functievolgers te bepalen – kunnen zoveel mogelijk ambtenaren worden
aangewezen als functievolger binnen de politie. Tijdens de tweede fase komt de ambtenaar in
aanmerking voor elke nog niet vervulde vergelijkbare of uitwisselbare functie, ongeacht het
deelreorganisatiegebied waar deze functie in valt. Na de tweede fase wordt door de
plaatsingsadviescommissie een concept-personeelsplaatsingsplan opgesteld conform artikel 8
Regeling LSS.
In het vierde lid staat aangegeven dat de bijzondere functiegroepen worden aangewezen door het
bevoegd gezag. In het overleg met de vakorganisaties is afgesproken dat het bevoegd gezag hierover
overleg voert met de vakorganisaties, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid van het Besluit overleg en
medezeggenschap politie 1994; een en ander in verband met mogelijke rechtspositionele gevolgen.
Artikel 55j
1. Het bevoegd gezag meldt, door tussenkomst van Onze Minister, tijdig een voorgenomen besluit
tot een reorganisatie bij de Commissie voor georganiseerd overleg in politie-ambtenarenzaken,
bedoeld in het Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994.
2. Door of namens het bevoegd gezag wordt de betrokken ondernemingsraad tijdig geïnformeerd
over een voorgenomen besluit tot een reorganisatie.
3. Onder tijdig melden dan wel informeren als bedoeld in het eerste onderscheidenlijk tweede lid
wordt verstaan melden dan wel informeren voordat een reorganisatie onomkeerbare personele
gevolgen heeft. Van onomkeerbare personele gevolgen is in elk geval sprake zodra voorgenomen
besluiten tot plaatsing bekend zijn gemaakt.
Toelichting artikel 55j
(Staatscourant 2014-8388)
Er bestond een discrepantie tussen de regelgeving in het Barp en de Regeling melding voorgenomen
reorganisaties. Door de wijziging van artikel 55j van het Barp en een wijziging van genoemde regeling
zijn de stukken met elkaar in overeenstemming gebracht. De informatieplicht van de Minister van
Veiligheid en Justitie aan de Commissie voor georganiseerd overleg in politie-ambtenarenzaken is
hiermee uit het Barp gehaald en de meldingsplicht van de korpsen aan de Commissie voor
georganiseerd overleg in politie-ambtenarenzaken door tussenkomst van de minister is hierbij
opgenomen.
Artikel 55ja
1. Het bevoegd gezag kan tijdens de voorbereiding van een reorganisatie individuele ambtenaren die
behoren tot het reorganisatiegebied alsmede groepen ambtenaren die eenzelfde, vergelijkbare of
uitwisselbare functie binnen het verwachte reorganisatiegebied vervullen, aanwijzen als preherplaatsingskandidaat.
2. Aanwijzing als bedoeld in het eerste lid is mogelijk nadat het bevoegd gezag de betrokken
ondernemingsraad, overeenkomstig artikel 31a, zesde lid, van de Wet op de ondernemingsraden,
heeft ingelicht.
3. De inlichting, bedoeld in het tweede lid, gebeurt schriftelijk en bevat in ieder geval de redenen van
de aanwijzing en de daarmee beoogde doelen.
4. De ambtenaar die behoort tot het reorganisatiegebied, kan bij het bevoegd gezag schriftelijk een
aanvraag doen hem aan te wijzen als pre-herplaatsingskandidaat.
5. De ambtenaar wordt over zijn aanwijzing als pre-herplaatsingskandidaat schriftelijk geïnformeerd.
6. Aanwijzing vindt plaats voor een objectief bepaalbare duur.
7. Onverminderd het vorig lid, eindigt een aanwijzing als pre-herplaatsingskandidaat altijd:
a. op het moment dat definitief over de rechtspositie van de individuele ambtenaar in het kader
van dit hoofdstuk een besluit is genomen; of
b. op het moment dat het bevoegd gezag de aanwijzing schriftelijk intrekt.
8. Op aanvraag van de pre-herplaatsingskandidaat wordt gedurende de periode van aanwijzing door
het bevoegd gezag toepassing gegeven aan één of meer flankerende voorzieningen.
9. De ambtenaar die is aangewezen als pre-herplaatsingskandidaat, kan gedurende de periode van
aanwijzing het bevoegd gezag vragen om:
a. bij het vrijwillig aanvaarden van een nieuwe functie overeenkomstige toepassing te geven aan
artikel 55r, tweede en derde lid;
b. bij het aanvaarden van een functie bij een andere werkgever overeenkomstige toepassing te
geven aan artikel 55t;
c. bij het aanvaarden van een functie bij een andere werkgever overeenkomstige toepassing te
geven aan artikel 75, derde lid, onder a.
Toelichting artikel 55ja
Als het bevoegd gezag ziet aankomen dat vanwege toekomstige aanpassingen in de taken of
organisatie het niet te vermijden is om op termijn herplaatsingskandidaten aan te wijzen, kan het
individuele medewerkers of groepen medewerkers waarvoor dat noodzakelijk zal zijn, al in een vroeg
stadium aanwijzen als pre-herplaatsingskandidaat. Ambtenaren die behoren tot het (verwachte)
reorganisatiegebied, kunnen ook zelf aanvragen om aangewezen te worden als preherplaatsingskandidaat.
Onder eenzelfde, vergelijkbare of uitwisselbare functie wordt in artikel 55ja verstaan dat een functie na
de reorganisatie volledig gelijk is aan de voorgaande functie of een functie in grote lijnen gelijk is dan
wel gelijkend op de oude functieomschrijving.
Alle als pre-herplaatsingskandidaat aangewezen ambtenaren krijgen recht op een pakket flankerende
voorzieningen waarop zij een beroep kunnen doen als zij vrijwillig mobiel worden, en zij kunnen
aanspraak maken op een aantal voorzieningen in het Barp dat normaal alleen beschikbaar is voor
aangewezen herplaatsingskandidaten. In het Convenant is opgenomen dat zij daarbij worden
ondersteund door een bepaalde voorrangspositie.
Aan de pre-herplaatsingsstatus zijn geen verplichtingen verbonden. Het is geheel aan de aangewezen
ambtenaar zelf om te beslissen of hij mobiel wil worden. Als een ambtenaar geen gebruik maakt van
de rechten die zijn verbonden aan de pre-herplaatsingsstatus, is dit later, als er uiteindelijk een
aanwijzing tot herplaatsingskandidaat volgt, niet van invloed op de daaraan verbonden rechten en
plichten.
De aanwijzing van pre-herplaatingskandidaten is per definitie tijdelijk. Aanwijzing geschiedt voor een
objectief bepaalbare duur. Dat wil zeggen dat de duur van de periode bij de aanwijzing nog niet hoeft
vast te staan, maar in de toekomst wel objectief bepaalbaar moet zijn. Bijvoorbeeld: een aanwijzing
die eindigt op het moment dat twee ambtenaren van een onderdeel zijn geplaatst in een functie buiten
het reorganisatiegebied heeft een objectief bepaalbare duur. Een aanwijzing die eindigt op het
moment dat voldoende ambtenaren van een onderdeel zijn geplaatst in een functie buiten het
reorganisatiegebied heeft geen objectief bepaalbare duur en is dus niet toegestaan. Aanwijzing kan
volgens het zevende lid verder op twee manieren eindigen.
(vervolg toelichting artikel 55ja)
De eerste manier is op het moment dat definitief over de rechtspositie van de individuele ambtenaar in
het kader van dit hoofdstuk een besluit is genomen. Hieronder wordt verstaan dat de ambtenaar een
plaatsingsbesluit heeft ontvangen of een besluit tot aanwijzing als herplaatsingskandidaat. Een
tweede manier om de aanwijzing te eindigen is doordat het bevoegd gezag de aanwijzing schriftelijk
intrekt.
Het pakket flankerende voorzieningen dat beschikbaar is voor pre-herplaatsingskandidaten, is vrijwel
gelijk aan dat voor aangewezen herplaatsingskandidaten. De afwijkingen zijn in de Regeling landelijk
sociaal statuut politie aangegeven. De aanwijzing van pre-herplaatsingskandidaten is pas mogelijk
nadat het bevoegd gezag schriftelijk en gemotiveerd de ondernemingraad van het voornemen om aan
te wijzen op de hoogte heeft gebracht. Hierbij moeten ten minste de redenen, de beoogde doelen en
een globaal tijdspad worden aangegeven. De ondernemingsraad wordt niet op de hoogte gesteld als
er een aanwijzing op aanvraag plaatsvindt, in een individueel geval. De aanwijzing tot preherplaatsingskandidaat is geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Er is dus geen
mogelijkheid tot bezwaar en beroep omdat de aanwijzing niet is gericht op rechtsgevolgen.
Artikel 55jb
1. Bij het besluit om te reorganiseren kan het bevoegd gezag een functie aanmerken als een
sleutelfunctie, zijnde een functie met een groot organisatorisch belang.
2. Bij de invulling van een sleutelfunctie is artikel 55l, eerste lid, niet van toepassing.
3. De vervulling van een sleutelfunctie geschiedt met inachtneming van het door het bevoegd gezag
gehanteerde vacaturebeleid, bedoeld in artikel 27, eerste lid, onder e, van de Wet op de
ondernemingsraden.
4. Het derde lid is niet van toepassing als er geen vacaturebeleid is vastgesteld.
5. De voorrangspositie van pre-herplaatsingskandidaten is niet van toepassing bij de invulling van
een sleutelfunctie.
Toelichting artikel 55jb
(Staatsblad 2011-125)
In verband met een reorganisatie kunnen van bepaalde functionarissen nieuwe
competenties/kwaliteiten worden gevraagd, die in verband staan met de nieuwe organisatie. Deze
functionarissen vervullen zogenoemde sleutelfuncties. Sleutelfunctie is gedefinieerd als een functie,
niet zijnde een vergelijkbare of een uitwisselbare functie, met een groot organisatorisch belang en die
als zodanig door het bevoegd gezag is aangemerkt (red.: nieuwe functie vervangen door functie). Dit
zijn veelal leidinggevende functies. Uitgegaan mag worden dat voor dergelijke functies het tactische,
strategische belang doorslaggevend is.
Het bevoegd gezag dat wenst over te gaan tot het aanmerken van een functie als een sleutelfunctie,
zal expliciet aan moeten geven wat het belang is voor de nieuwe organisatie. Bij de melding van een
voorgenomen reorganisatie zal ook de Commissie voor georganiseerd overleg in
politieambtenarenzaken over het voornemen tot aanwijzing van sleutelfuncties een oordeel geven.
De wijze van vervulling van deze functies zal plaatsvinden overeenkomstig het, met instemming van
de ondernemingsraad, vastgestelde vacaturebeleid van het korps dat geldt voor de invulling van
hogere of speciale functies. De selectie vindt plaats op basis van geschiktheid. Indien er geen apart
vacaturebeleid is vastgesteld dat van toepassing is op de te vervullen sleutelfuncties, dan heeft dit tot
gevolg dat de vervulling plaatsvindt met inachtneming van de normale procedure die geldt voor alle
functies.
(vervolg toelichting artikel 55jb)
(Staatsblad 2014-52)
De invoering van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) heeft tot gevolg dat de in
artikel 55jb geformuleerde definitie van sleutelfuncties niet meer volstaat. In het LFNP worden de 92
functies vastgelegd. Er kan dus niet langer sprake zijn van een «nieuwe» functie, vandaar dat de
toevoeging «nieuwe» komt te vervallen. Om te toetsen of een specifieke functie voldoet aan het
criterium «functie van groot organisatorisch belang» en om die reden kan worden aangewezen als
sleutelfunctie, zal de reorganisatiecommissie (artikel 55la) het bevoegd gezag hierover adviseren naar
aanleiding van concrete voorstellen. Indien het bevoegd gezag dit advies niet overneemt of indien de
stemmen in de reorganisatiecommissie staken, wordt het advies voor overleg voorgelegd aan het
CGOP (artikel 3, eerste lid, van het Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994).
Artikel 55jc
Tijdens de reorganisatie Politiewet 2012 is dit hoofdstuk niet van toepassing op de procedure voor het
benoemen en vervullen van de functies sectorhoofd, teamchef B en teamchef C. Deze functies
worden vervuld op grond van een in de Commissie als bedoeld in artikel 2 van het Besluit overleg en
medezeggenschap politie 1994, vastgestelde selectie- en benoemingsprocedure.
Toelichting artikel 55jc
Op 1 januari 2013 is de Politiewet 2012 in werking getreden. Ingevolge deze wet is de politie één
landelijke organisatie. In 2014 zal de personele reorganisatie aanvangen. Mede in verband met de
andere werkwijze van één landelijke organisatie en de wens van een cultuuromslag, is voor de
vervulling van de functies sectorhoofd, teamchef B en teamchef C voorzien in een afwijking van de
normale regels van het LSS, volgens welke zou moeten worden benoemd op grond van anciënniteit
(en bij de reorganisatie Politiewet 2012 op grond van politiedienstjaren). Met de vakbonden is
afgesproken dat er voor deze reorganisatie de invulling van vacatures voor de functies sectorhoofd,
teamchef B en teamchef C zal geschieden volgens een procedure waarmee de CGOP heeft
ingestemd. Daarmee is het anciënniteitbeginsel voor de vervulling van deze functies niet van
toepassing en kan worden geselecteerd op grond van kwaliteit en geschiktheid. Bovendien ligt in de
procedure het accent op medewerkerparticipatie bij de selectie van kandidaten voor deze
leidinggevende functies.
Volledigheidshalve zij opgemerkt dat ambtenaren die op grond van deze procedure worden
geselecteerd als sectorhoofd of teamchef B of C, terwijl dit een lagere functie is dan de functie die zij
voor hun sollicitatie bekleedden, het bij die oude functie behorende salaris behouden. Indien er sprake
is van toename van de reisafstand door een andere plaats van tewerkstelling, zijn de daarvoor
geldende regels zoals vastgelegd in de Regeling landelijk sociaal statuut van toepassing.
Met de selectieprocedure zal worden gestart, zodra duidelijk is welke functie individuele ambtenaren
hebben binnen het LFNP en het reorganisatieplan is vastgesteld. Deze bepaling zal zijn uitgewerkt
wanneer alle sectorhoofden, teamchefs B en teamchefs C door middel van deze procedure zijn
benoemd.
Artikel 55k
De ambtenaar die is aangesteld in tijdelijke dienst voor een proeftijd en de ambtenaar aangesteld in
vaste dienst, van wie de functie in verband met een reorganisatie is opgeheven, wordt aangewezen
als te herplaatsen ambtenaar, hierna te noemen: herplaatsingkandidaat.
Toelichting artikel 55k
In dit artikel is geregeld wie er voor herplaatsing in aanmerking komen. Het is direct duidelijk dat bij
opheffing van functies de betrokken ambtenaren voor herplaatsing in aanmerking komen. Het gaat
daarbij in beginsel uitsluitend om die ambtenaren die vast zijn aangesteld. Ten aanzien van degenen
die tijdelijk zijn aangesteld geldt immers dat de grondslag van hun aanstelling bij opheffing van hun
functie of bij overtolligheid van personeel is komen te vervallen. Met toepassing van artikel 91 van het
Barp kan hen in dat verband eervol ontslag worden verleend. In het artikel is een uitzondering
gemaakt voor hen die zijn aangesteld in tijdelijke dienst voor een proeftijd. Het is immers steeds de
bedoeling geweest om hen bij gebleken geschiktheid en na ommekomst van de proeftijd aan te stellen
in vaste dienst.
Artikel 55l
1. De ambtenaar die is aangesteld in tijdelijke dienst voor een proeftijd en de ambtenaar aangesteld
in vaste dienst, die in verband met een reorganisatie boventallig zijn, worden aangewezen als
herplaatsingkandidaat. Van boventalligheid is sprake indien de binnen de te reorganiseren
organisatie of een onderdeel daarvan, meer ambtenaren een vergelijkbare of uitwisselbare functie
vervullen en het totale aantal van die functies zodanig wordt verminderd dat onvoldoende van die
functies voor de betrokken ambtenaren resteren.
2. De ambtenaar die het geringste aantal jaren in overheidsdienst heeft doorgebracht, wordt als
eerste als herplaatsingskandidaat aangewezen. In het geval dat twee ambtenaren, werkzaam bij
één en dezelfde organisatie als bedoeld in artikel 55i, tweede lid en derde lid, een gelijk aantal
jaren in overheidsdienst hebben doorgebracht, wordt degene met het minst aantal jaren in
politiedienst, als eerste tot herplaatsingskandidaat aangewezen. Voor de berekening van het
aantal in overheidsdienst of politiedienst doorgebrachte jaren wordt mede in aanmerking genomen
de tijd gewijd aan de verzorging van tot het huishouden van de ambtenaar behorende 0–4 jarige
eigen, stief- of pleegkinderen, tot een maximum van in totaal zes jaren.
3. De ambtenaar die niet als herplaatsingskandidaat is aangewezen en een functie bezet binnen het
gezagsbereik, wordt op diens aanvraag door het bevoegd gezag aangewezen als
herplaatsingskandidaat, indien op de hierdoor vrijkomende formatieplaats een
herplaatsingskandidaat wordt herplaatst.
4. Het bevoegd gezag kan van de volgorde in het tweede lid afwijken, nadat hij hiervoor de
instemming heeft verkregen van de reorganisatiecommissie. Het bevoegd gezag dient een
gemotiveerd verzoek in bij de reorganisatiecommissie.
5. Voor de reorganisatie Politiewet 2012, wordt, in afwijking van het tweede lid, de ambtenaar met de
minste aantal jaren in politiedienst, als eerste als herplaatsingkandidaat aangewezen. In geval dat
twee ambtenaren een gelijk aantal jaren in politiedienst hebben doorgebracht, wordt degene met
het minst aantal jaren in overheidsdienst, als eerste tot herplaatsingkandidaat aangewezen. Voor
het berekenen van het aantal in politiedienst of overheidsdienst doorgebrachte jaren wordt mede in
aanmerking genomen de tijd gewijd aan verzorging van tot het huishouden van de ambtenaar
behorende 0–4 jarige eigen, stief- of pleegkinderen, tot een maximum van in totaal zes jaren.
Toelichting artikel 55l
(Staatsblad 2014-52)
De wijziging van artikel 55l, eerste lid, voorkomt dat aspiranten worden aangewezen als
herplaatsingkandidaat. Dit is niet aan de orde, nu er geen verdringingseffect plaatsvindt.
Met de vakorganisaties is afgesproken dat voor de reorganisatie Politiewet 2012 primair aan de hand
van het aantal politiedienstjaren zal worden bepaald wie functievolger en wie herplaatsingkandidaat
wordt. De overheidsdienstjaren zijn in dit geval daarna het onderscheidende criterium. Dit
uitgangspunt is in artikel 55l, vijfde lid, vastgelegd.
(Staatsblad 2011-125)
Twee of meer ambtenaren kunnen een gelijk aantal jaren in overheidsdienst hebben, en het kan
voorkomen dat op grond van dit criterium niet kan worden beslist wie van hen de functie volgt
waarvoor hun oorspronkelijke functie als vergelijkbaar of uitwisselbaar is aangemerkt en wie als
herplaatsingskandidaat dient te worden aangemerkt. Beide statussen zijn voor de betrokken
ambtenaren van wezenlijke invloed op hun verdere positie in de reorganisatie.
De situatie komt zeer zelden voor, wat niet wegneemt dat zij voorkomt. Het is gewenst dat altijd
duidelijk is welke ambtenaren als functievolger en welke als herplaatsingskandidaat kunnen worden
aangewezen. In het tweede lid wordt voor een dergelijke situatie een tweede criterium aangereikt.
Onder jaren in politiedienst wordt verstaan het totaal aantal jaren dat men bij de politie is aangesteld.
Alle jaren van aanstelling bij enig onderdeel van de politie worden alsdan bij elkaar opgeteld. Ook bij
overheidsdienstjaren wordt ononderbroken diensttijd bij elkaar opgeteld.
(vervolg toelichting artikel 55l Barp)
Het derde lid maakt het mogelijk dat een ambtenaar binnen het gezagsbereik van het bevoegd gezag
zelf kiest voor aanwijzing als herplaatsingskandidaat als bedoeld in artikel 55i, tweede lid, Barp.
Voorwaarde hierbij is dat door die aanwijzing een plaats vrijkomt die door een (pre-)
herplaatsingskandidaat wordt ingenomen. Het is voor de toepassing van dit artikel niet voldoende dat
een vrijkomende plek kan worden ingenomen, het gaat om een feitelijke wisseling. Er moet
daadwerkelijk sprake zijn van een formele plaatsing op de vrijgekomen plaats. De mogelijkheid die dit
artikellid biedt, kan bijvoorbeeld benut worden in een situatie van boventalligheid, waarbij een of meer
ambtenaren niet geplaatst kunnen worden op hun eigen ongewijzigde functie, terwijl één of meer van
de wel geplaatste ambtenaren juist liever mobiel wordt met ondersteuning van flankerende
voorzieningen die beschikbaar zijn voor herplaatsingskandidaten. Ook biedt het een mogelijkheid om
een ambtenaar die buiten het reorganisatiegebied valt zich aan te laten wijzen als
herplaatsingskandidaat.
Het bevoegd gezag maakt een redelijke afweging of het mogelijk is aan het verzoek te voldoen.
Verwacht mag worden dat een verzoek niet te snel wordt afgewezen. Er dient door het bevoegd
gezag gemotiveerd te worden waarom het verzoek niet tot vervanging kan leiden. Het niet volledig in
alle facetten kunnen vervangen van de vertrekkende ambtenaar is geen reden om af te wijzen.
Bij de uitvoering van dit artikel is van belang dat er geen onderscheid gemaakt mag worden naar
deeltijders: in de Ambtenarenwet is in artikel 125g opgenomen dat men geen onderscheid mag maken
op grond van een verschil in arbeidsduur.
Artikel 55la
De reorganisatiecommissie wordt paritair samengesteld en bestaat uit ten minste drie en ten hoogste
vijf leden. De reorganisatiecommissie brengt binnen zes weken na ontvangst van het verzoek,
bedoeld in artikel 55l, vierde lid, een schriftelijk oordeel uit aan het bevoegd gezag.
Toelichting artikel 55la
(Staatsblad 2011-125)
Dit artikel was eerst het vierde lid van artikel 55l en daardoor niet duidelijk te vinden. Dat is door
verplaatsing naar een zelfstandig artikel opgelost. De reorganisatiecommissie moet niet verward
worden met een plaatsingsadviescommissie of de commissie op grond van de Regeling melding
voorgenomen reorganisatie. Deze reorganisatiecommissie heeft als taak om over een aanvraag van
het bevoegde gezag om af te wijken van de plaatsingsvolgorde een oordeel uit te brengen aan het
bevoegde gezag. Het bevoegd gezag moet daarvoor een gemotiveerd verzoek indienen bij de
commissie.
(Staatsblad 2014-52)
Met de vakorganisaties is afgesproken dat de reorganisatiecommissie ook een aantal adviserende
taken krijgt. Mede in verband met de reorganisatie Politiewet 2012, die in omvang eerdere
reorganisaties overstijgt, is er aanleiding om de mogelijkheid te creëren deze commissie te laten
bezetten door meer dan drie en ten hoogste vijf leden. Vanzelfsprekend zal er steeds sprake moeten
zijn van een gelijk aantal leden van werkgevers- als van werknemerszijde.
Artikel 55lb
1. De ambtenaar met een vergelijkbare of uitwisselbare functie wordt in het kader van een
reorganisatie geplaatst op deze vergelijkbare of uitwisselbare functie al dan niet in een andere
plaats van tewerkstelling, met inachtneming van het bepaalde in artikel 55l.
2. Onverminderd artikel 55l, geschiedt de plaatsing in de situatie dat de in het eerste lid bedoelde
functie voorkomt op meerdere plaatsen van tewerkstelling, zoveel mogelijk in volgorde van
voorkeur van de betrokken ambtenaar. Indien er sprake is van meerdere voorkeuren op één en
dezelfde plaats van tewerkstelling wordt als volgt gehandeld:
a. als eerste wordt geplaatst de ambtenaar die in de bestaande organisatie op diezelfde plaats
van tewerkstelling was geplaatst;
b. indien er dan nog te plaatsen ambtenaren overblijven, wordt als eerste geplaatst de ambtenaar
die het dichtst bij de oorspronkelijke plaats van tewerkstelling woont;
c. indien er dan nog steeds te plaatsen ambtenaren overblijven, wordt als eerste geplaatst, de
ambtenaar met het grootste aantal jaren in overheidsdienst;
d. indien er dan nog steeds te plaatsen ambtenaren overblijven, wordt als eerste geplaatst de
ambtenaar met het grootste aantal jaren in politiedienst.
3. Het bevoegde gezag houdt bij de plaatsing op vergelijkbare of uitwisselbare functies rekening met
het gestelde in artikel 55o, eerste lid. In elk geval dient het bevoegd gezag bij de plaatsing
rekening te houden met het gestelde, als bedoeld in artikel 55o, vierde lid, onder d.
4. Met een beroep op de in het derde lid gebleken feiten en omstandigheden kan de ambtenaar bij
het bevoegd gezag een aanvraag indienen hem in afwijking van artikel 55l, tweede lid, als
herplaatsingskandidaat aan te wijzen.
5. In afwijking van het tweede lid wordt voor plaatsing in de reorganisatie Politiewet 2012,
onverminderd artikel 55l, als volgt gehandeld:
a. als eerste wordt geplaatst de ambtenaar die in de bestaande organisatie op diezelfde plaats
van tewerkstelling was geplaatst;
b. indien er dan nog te plaatsen ambtenaren overblijven, wordt als eerste geplaatst de
ambtenaar wiens plaats van tewerkstelling in de bestaande organisatie het dichtst bij de
nieuwe plaats van tewerkstelling is gelegen;
c. indien er dan nog steeds te plaatsen ambtenaren overblijven, wordt als eerste geplaatst, de
ambtenaar met het grootst aantal jaren in politiedienst;
d. indien er dan nog steeds te plaatsen ambtenaren overblijven, wordt als eerste geplaatst
degene met het grootst aantal jaren in overheidsdienst.
Toelichting artikel 55lb
(Staatsblad 2014-52)
In dit artikel is geregeld dat de plaatsingsvolgorde van functievolgers in de reorganisatie Politiewet
2012 afwijkt van de reguliere plaatsingsvolgorde. Hierdoor worden functievolgers geplaatst op hun
oorspronkelijke plaats van tewerkstelling of zo dicht mogelijk daarbij, zodat voor medewerkers zo min
mogelijk verandert. Uitgangspunt is dat functievolgers de voorkeur hebben te worden geplaatst op hun
oorspronkelijke plaats van tewerkstelling. Het kan echter voorkomen dat een functievolger een
voorkeur uitspreekt voor een andere plaats van tewerkstelling als sluitstuk maar dit is alleen mogelijk
als er met een andere functievolger geruild kan worden, dit op basis van vrijwilligheid.
(Staatsblad 2011-125)
Indien een ambtenaar een vergelijkbare of uitwisselbare functie heeft, dan wordt hij geplaatst op deze
vergelijkbare of uitwisselbare functie. Daarbij wordt artikel 55l van het Barp in acht genomen.
Het artikel geeft ook de volgorde aan hoe de ambtenaren met een vergelijkbare of uitwisselbare
functie worden geplaatst. Bij deze plaatsing wordt ook met artikel 55o van het Barp rekening
gehouden.
Als een ambtenaar meerdere plaatsen van tewerkstelling heeft, dan is voor de toepassing van dit
artikel de hoofdplaats van tewerkstelling bepalend (zie hierover artikel 10 Barp).
De ambtenaar kan met gebruikmaking van het vierde lid zelf de keuze maken om alsnog aangemerkt
te worden als herplaatsingskandidaat.
Artikel 55m
De ambtenaar wordt over zijn aanwijzing als herplaatsingkandidaat schriftelijk geïnformeerd.
Toelichting artikel 55m
Op grond van dit artikel dient de ambtenaar schriftelijk te worden geïnformeerd over zijn aanwijzing als
herplaatsingskandidaat en de rechtspositionele gevolgen die deze aanwijzing voor hem heeft. Op
grond van de Algemene wet bestuursrecht treden de rechtspositionele gevolgen in werking na
ontvangst van dit besluit. Het is de bedoeling dat de ambtenaar duidelijkheid krijgt over zijn rechten en
verplichtingen alsmede over de inspanningen die het bevoegde gezag zal ondernemen om hem te
herplaatsen. Het aankondigen van de periode gedurende welke het bevoegde gezag al het mogelijke
zal doen om de ambtenaar te herplaatsen behoort eveneens daartoe. In de regel zal de ambtenaar
worden geïnformeerd op het moment dat er een plan is op grond waarvan personeelsleden al dan niet
worden geplaatst in de nieuwe organisatie.
Artikel 55n
1. Onverminderd artikel 91 is het bevoegd gezag verplicht om de herplaatsingkandidaat binnen een
periode van twaalf maanden, te rekenen vanaf het moment dat de aanwijzing als
herplaatsingkandidaat bekend is gemaakt of het moment waarover de herplaatsingkandidaat
schriftelijk is geïnformeerd, ten minste twee maal een passende functie aan te bieden.
2. Het bevoegd gezag kan de termijn, bedoeld in het eerste lid, verlengen of opschorten, indien de
omstandigheden naar zijn oordeel daartoe aanleiding geven.
3. Indien het bevoegd gezag na twaalf maanden kan aantonen dat in het geheel geen passende
functie kan worden aangeboden, wordt de termijn van twaalf maanden niet verlengd.
4. De ambtenaar wordt gelijktijdig met zijn aanwijzing als herplaatsingkandidaat schriftelijk
geïnformeerd over de aanvang en het einde van de periode bedoeld in het eerste lid.
5. Het bevoegd gezag informeert de herplaatsingkandidaat schriftelijk over het verlengen of
opschorten van de periode.
6. Onverminderd het bepaalde in dit artikel is het bevoegd gezag, voor de duur van het
dienstverband van de herplaatsingkandidaat, gehouden de herplaatsingkandidaat een passende
functie aan te bieden.
Toelichting artikel 55n
Eerste lid
Ingevolge dit artikel is het bevoegd gezag verplicht om gedurende een periode van twaalf maanden de
ambtenaar ten minste tweemaal een passende functie aan te bieden. Het aanbod kan bijvoorbeeld
bestaan uit passende functie binnen de eigen organisatie, maar ook een functie bij een ander korps of
een functie buiten de sector politie.
Aangezien de rechtspositionele gevolgen pas intreden na ontvangst van de schriftelijke mededeling,
zoals bedoeld in artikel 55m, vangt de periode van twaalf maanden pas aan nadat de
herplaatsingkandidaat de schriftelijke mededeling over zijn aanwijzing heeft ontvangen. Het is
uiteraard ook mogelijk dat in de schriftelijke mededeling een ingangsdatum van de periode van twaalf
maanden is opgenomen. Deze ingangsdatum kan echter alleen in de toekomst liggen. In het belang
van zowel het bevoegd gezag als de herplaatsingkandidaat is het belangrijk dat de schriftelijke
mededeling over de aanwijzing zo spoedig mogelijk wordt verstuurd als er uitsluitsel is over de
reorganisatie en personele gevolgen hiervan. De periode van eventuele onduidelijkheid over de
positie van de herplaatsingkandidaat wordt dan zo beperkt mogelijk gehouden.
Tweede lid
De termijn van twaalf maanden kan ook worden verlengd of worden opgeschort indien er bijvoorbeeld
sprake van is dat er binnen afzienbare tijd een passende functie beschikbaar zal komen
respectievelijk wanneer er gedurende een korte periode om gegronde redenen niet actief kan worden
gezocht naar een andere passende functie (bijvoorbeeld door ziekte).
Derde lid
In bijzondere gevallen is het denkbaar, bijvoorbeeld bij zeer specialistische functie, dat er in het
geheel geen passende functies vacant komen of gaan komen. Indien na twaalf maanden blijkt dat het
voorgaande het geval is, wordt de termijn voor het aanbieden van een passende functie niet verlengd.
Uiteraard dient het bevoegd gezag dit te motiveren en de inspanningen, die gedurende de twaalf
maanden verricht zijn, toe te lichten.
Vierde en vijfde lid
De ambtenaar dient op de hoogte te zijn van zijn rechtspositie tijdens de herplaatsingsinspanningen.
Om die reden dient het personeelslid te worden geïnformeerd over de aanvang en het einde van de
termijn van twaalf maanden en de eventuele, verlenging en opschorting daarvan. Op grond van de
Algemene wet bestuursrecht dient een beslissing betreffende het verlengen en opschorten te worden
gemotiveerd.
(vervolg toelichting artikel 55n)
Zesde lid
In artikel 91 Barp staat dat de herplaatsingkandidaat die niet herplaatst kan worden in een passende
functie ontslag kan worden verleend, maar dat dit niet eerder kan ingaan dan vijf jaar nadat hij is
aangewezen als herplaatsingkandidaat. Na de ommekomst van de termijn van twaalf maanden wordt
van het bevoegd gezag verwacht dat hij de herplaatsingkandidaat eventuele passende functies blijft
aanbieden.
Artikel 55o
1. Een passende functie is elke functie die voor de krachten en bekwaamheden van de
herplaatsingkandidaat is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of
sociale aard niet van hem kan worden gevergd. Een passende functie is mogelijk zowel binnen het
bereik van het bevoegd gezag als bij een andere werkgever.
2. Tevens is een passende functie elke functie waarvoor naar het oordeel van het bevoegd gezag de
herplaatsingkandidaat binnen een termijn van twee jaar om-, her- of bijgeschoold kan worden.
3. Onder een passende functie wordt ook verstaan een functie, als bedoeld in het vierde lid,
onderdeel d, waarin op aanvraag van de ambtenaar de mogelijkheid tot telewerken is opgenomen
tenzij het belang van de dienst zich ertegen verzet. Per roosterperiode van vier weken wordt
afgesproken hoeveel dagen de ambtenaar zal telewerken. Het bevoegd gezag waar de passende
functie zich voordoet, beslist over de aanvraag tot telewerken.
4. Niet als passende functie wordt beschouwd:
a. indien de voor functie geldende salarisschaal meer dan twee schalen lager is dan de
salarisschaal die behoort bij de huidige functie van de herplaatsingskandidaat;
b. indien de voor functie geldende salarisschaal meer dan één schaal lager is dan de
salarisschaal die behoort bij de huidige functie van de herplaatsingskandidaat, ingedeeld in
salarisschaal 4 of 5 van bijlage I van het Besluit bezoldiging politie;
c. indien de voor functie geldende salarisschaal lager is dan de salarisschaal die behoort bij de
huidige functie van de herplaatsingskandidaat, ingedeeld in salarisschaal 3 of lager van bijlage
I van het Besluit bezoldiging politie;
d. indien de reistijd van en naar de plaats van tewerkstelling van de functie meer dan drie uur per
dag bedraagt, tenzij de gebruikelijke reistijd voor de herplaatsingkandidaat van en naar de
plaats van tewerkstelling al meer dan drie uur per dag bedraagt.
5. Voor de toepassing van het derde lid, onderdelen a, b en c, dient voor een passende functie bij
een andere werkgever het maximaal te genieten salaris te worden vergeleken met het
maximumsalaris van een salarisschaal van bijlage I van het Besluit bezoldiging politie.
Toelichting artikel 55o
De aanleiding voor het opnemen van het telewerken is de voorwaarde in artikel 55o, vierde lid,
onderdeel d, van het Barp waarin de reisafstand als een reden kan worden aangemerkt om een
functie niet passend te verklaren. Dit zou, in overleg tussen de ambtenaar en het bevoegd gezag,
opgelost kunnen worden door een deel van de arbeidstijd met telewerken in te vullen. Hierbij wordt
wel benadrukt dat de passendheid een rol speelt en niet de geschiktheid van een ambtenaar. De
afspraak om een deel van de arbeidstijd in te vullen middels telewerken kan door het bevoegd gezag
worden vastgelegd in het aanstellings- of plaatsingsbesluit.
Het telewerken gaat gepaard met kosten die gedragen worden door het bevoegd gezag volgens de
regels in de Arbeidsomstandighedenwet.
Het gaat bij de vergelijking van de salarisschalen om de salarisschaal die behoort bij de functie die de
ambtenaar bekleedt en niet om de persoonlijke schaal. Om dit te verduidelijken zijn in het vierde lid,
onderdelen a, b en c wijzigingen aangebracht.
Voor het bepalen van de reistijd zoals bedoeld in het vierde lid, onderdeel d, wordt geen aansluiting
gezocht bij de uitvoering van de Werkloosheidswet maar wordt een berekening gemaakt aan de hand
(vervolg toelichting artikel 55o)
van de via artikel 36 Brvvp voorgeschreven routeplanner dan wel aan de hand van 9292ov.nl. Bij de
toepassing van 9292ov.nl kan gebruik worden gemaakt van alle modaliteiten in het systeem voor het
berekenen van de reistijd. De voor beoordeling van passendheid in aanmerking te nemen wijze van
reizen wordt in redelijkheid bepaald door het bevoegd gezag, rekening houdend met alle
omstandigheden en mogelijkheden, de bestaande gewoonte van de ambtenaar en de door de
ambtenaar aangegeven voorkeur. Afwijken van de gegeven voorkeur is mogelijk, maar wordt door het
bevoegd gezag gemotiveerd. Ambtenaren worden goed voorgelicht over zowel de rechten als de
risico’s van bovenstaande.
Voor het vaststellen van de reistijd zijn in de Commissie voor georganiseerd overleg in
politieambtenarenzaken de volgende stappen afgesproken:
de ambtenaar maakt zijn voorkeur bekend;
het bevoegd gezag beslist, nadat de plaatsingsadviescommissie heeft geadviseerd;
van zowel het bevoegd gezag als de ambtenaar wordt een redelijke opstelling verwacht (zie
hierna de voorbeelden);
het bevoegd gezag maakt de keuze (aan de hand van welk vervoermiddel wordt de reistijd
bepaald) binnen de grenzen van het redelijke en let daarbij ook op hetgeen gebruikelijk is in de
situatie van de betrokken ambtenaar;
als van de voorkeur van de ambtenaar wordt afgeweken, dient dat door het bevoegd gezag te
worden gemotiveerd;
bij het gebruik van openbaar vervoer wordt de OV-planner gehanteerd en bij gebruik van de auto
de routeplanner zoals die ook geldt bij de berekening van de tegemoetkoming in de reiskosten
woon-werkverkeer.
Het gaat erom dat van alle partijen een redelijke opstelling mag worden verwacht. Bovendien geldt
voor de ambtenaar het niet onbelangrijke aandachtspunt dat bij gebreke van een passende functie, de
aanwijzing kan volgen tot herplaatsingskandidaat. Het staat de ambtenaar vrij om een langere
reisafstand dan drie uren per dag te accepteren, mits dit een volstrekt vrijwillige en weloverwogen
keuze is geweest en niet onverantwoord geacht moet worden.
Een aantal voorbeelden ter verduidelijking:
De ambtenaar is in de oude situatie woonachtig op tien kilometer afstand van de huidige plaats van
tewerkstelling en legt deze afstand merendeels met de fiets af. Door de reorganisatie is de nieuwe
plaats van tewerkstelling op zestig kilometer afstand van de woning gelegen. Het is evident dat de
ambtenaar in de nieuwe situatie niet langer op de fiets naar zijn werk kan (zou de ambtenaar anders
beweren dan is dit – gezien de afstand – een onredelijke opstelling). De ambtenaar kan dan de keus
maken om te reizen met de auto of het openbaar vervoer en die voorkeur aan het bevoegd gezag
aangeven. Indien hij voor de auto kiest, dan wordt de daartoe gebruikelijke routeplanner gehanteerd
via de snelste route. De snelste route is niet de kortste route qua afstand.
Bij de keus voor openbaar vervoer is de reistijd zoals berekend via de OV-planner bepalend. Zie de
website: 9292ov.nl waarbij de regiotaxi buiten beschouwing blijft.
Wanneer de reistijd op basis van de routeplanner (auto) dan wel de OV-planner onder de drie uren
per dag blijft, dan is sprake van een passende functie.
Het tweede voorbeeld is dat de ambtenaar in de oude situatie woonachtig is op 15 kilometer afstand
van de huidige plaats van tewerkstelling. Door de reorganisatie is de nieuwe plaats van tewerkstelling
op 55 kilometer afstand van de woning gelegen. In de oude situatie maakte de ambtenaar gebruik van
de auto maar uit kostenoverwegingen geeft hij in de nieuwe situatie de voorkeur aan het openbaar
vervoer. Als dit volgens het bevoegd gezag geen onredelijke keuze is van de ambtenaar zal de vraag
of sprake is van een passende functie beantwoord moeten worden aan de hand van de ov-planner.
Een derde situatie is dat de ambtenaar in de oude situatie woonachtig is op twintig kilometer afstand
van de huidige plaats van tewerkstelling. Door de reorganisatie is de nieuwe plaats van tewerkstelling
op dertig kilometer afstand van de woning gelegen. In de oude situatie maakte de ambtenaar gebruik
van het openbaar vervoer en was hij werkzaam in een functie met volledige onregelmatigheid. Het
voornemen bestaat om de ambtenaar te herplaatsen in een andere functie met volledige
onregelmatigheid. Het huishouden waartoe hij behoort heeft weliswaar de beschikking over een auto
maar deze is merendeels in gebruik bij de partner. Het is niet onredelijk dat de ambtenaar ook in de
nieuwe situatie kiest voor het openbaar vervoer, maar vanwege de volledige onregelmatigheid kan hij
(vervolg toelichting artikel 55o)
meerdere diensten per roosterperiode niet op tijd aanvangen c.q. niet meer op tijd thuiskomen omdat
het openbaar vervoer niet rijdt. In dit geval is de functie met volledige onregelmatigheid in de nieuwe
plaats van tewerkstelling dus geen passende functie. Dit bijvoorbeeld omdat de oorspronkelijke plaats
van tewerkstelling 24 uur per dag met openbaar vervoer was te bereizen (bijv. Utrecht–Amsterdam)
en de nieuwe plaats van tewerkstelling niet meer 24 uur per dag met openbaar vervoer bereisbaar is
(bijv. Utrecht–Woudrichem op de Utrechtse Heuvelrug).
Artikel 55oa
1. De ambtenaar met een functie als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van het Besluit bezoldiging
politie, wordt door het bevoegd gezag binnen drie jaar nadat hij als herplaatsingkandidaat is
geplaatst op een lagere passende functie twee keer een passende functie aangeboden op het
niveau van de functie waarop hij was aangesteld voor aanwijzing als herplaatsingkandidaat,
inclusief ten minste 24 OVW punten.
2. De ambtenaar mag een aangeboden functie als bedoeld in het eerste lid eenmaal weigeren
zonder dat dit directe gevolgen heeft voor de rechtspositie van de ambtenaar.
Toelichting artikel 55oa
Een medewerker die ten minste 24 OVW-punten heeft en die vervolgens ten gevolge van een
reorganisatie herplaatsingkandidaat wordt, wordt volgens de gewone regels van het LSS geplaatst op
een passende functie. Volgens de gewone regels van het LSS mag de medewerker de plaatsing op
een passende functie een keer weigeren, bij een tweede weigering kan ontslag volgen (artikel 91,
vierde lid). Bij aanvaarding, wordt de medewerker op de passende functie geplaatst. Indien dit een
lagere passende functie is, wordt het salaris pas bijgesteld naar het niveau van de functie waarop
deze medewerker is geplaatst als de werkgever de medewerker twee maal een aanbod heeft gedaan
van een functie op het functieniveau waarop de medewerker was geplaatst vóórdat hij als
herplaatsingkandidaat werd aangewezen, inclusief ten minste 24 OVW-punten. Bij een tweede
weigering van een dergelijk aanbod wordt het salaris naar beneden bijgesteld.
De verplichting uit dit artikel doet geen afbreuk aan de voorrang van herplaatsingkandidaten bij
plaatsing in een passende functie.
Artikel 55ob
1. De herplaatsingkandidaat kan, door de invoering van het LFNP en de reorganisatie Politiewet
2012, als gevolg van deze beide situaties in totaal maximaal twee schalen omlaag gaan.
2. De ambtenaar die als gevolg van de reorganisatie Politiewet 2012 als herplaatsingkandidaat is
geplaatst op een lager functieniveau dan het niveau van de functie waarin de ambtenaar voor
invoering LFNP was aangesteld, wordt door het bevoegd gezag twee keer een passende functie
aangeboden die passend is op zijn oorspronkelijke functieniveau voor de invoering van het LFNP,
tenzij op deze ambtenaar het bepaalde in artikel 55oa van toepassing is.
3. De ambtenaar mag een aangeboden functie als bedoeld in het tweede lid eenmaal weigeren
zonder dat dit directe gevolgen heeft voor de rechtspositie van de ambtenaar.
4. De ambtenaar die door de reorganisatie Politiewet 2012 als herplaatsingkandidaat buiten de
politie wordt geplaatst, wordt door het bevoegd gezag binnen de voor deze persoon geldende
loonsuppletietermijn een functie binnen de politie aangeboden op het niveau van de functie die de
ambtenaar had voor de invoering van het LFNP. Mocht een dergelijke functie binnen genoemde
loonsuppletietermijn niet voorhanden zijn, dan wordt een passende functie op een lager
schaalniveau aangeboden.
5. Als de ambtenaar, welke in de plaatsing buiten de politie een functie op het niveau van voor de
invoering van het LFNP had, het aanbod van een lagere passende functie binnen de politie,
bedoeld in het vierde lid, aanvaardt, doet het bevoegd gezag deze nog een keer een aanbod voor
een passende functie op het oorspronkelijke functieniveau voor de invoering van het LFNP. Indien
de ambtenaar dit aanbod weigert, heeft dit rechtspositionele consequenties.
6. Als de ambtenaar, welke in de plaatsing buiten de politie een lagere functie dan op het niveau van
voor de invoering van het LFNP had, het aanbod van een lagere passende functie binnen de
politie, bedoeld in het vierde lid, aanvaardt, dan geldt het bepaalde in het tweede lid.
Toelichting artikel 55ob
In het kader van de combinatie van invoering van het LFNP en de invoering van de Nationale Politie
hebben werkgever en de vakorganisaties met elkaar het volgende afgesproken: dat uit de categorie
herplaatsingkandidaten die vallen binnen het complex LFNP en reorganisatie Politiewet 2012 niemand
uit die categorie er als gevolg van dat complex meer dan twee schalen op achteruit gaat. Een
medewerker die als gevolg van reorganisatie Politiewet 2012 herplaatsingkandidaat wordt, wordt
volgens de gewone regels van het LSS geplaatst op een passende functie. Volgens de gewone regels
van het LSS mag de medewerker de plaatsing op een passende functie een keer weigeren, bij een
tweede weigering kan ontslag volgen (artikel 91, vierde lid). Bij aanvaarding, wordt de ambtenaar op
de passende functie geplaatst. Indien deze ambtenaar is geplaatst op een functie met een lagere
salarisschaal dan voor invoering LFNP, wordt deze medewerker door het bevoegd gezag twee keer
een passende functie aangeboden op het oorspronkelijke functieniveau van de ambtenaar voor de
invoering van het LFNP. Ter illustratie houdt de afspraak het volgende in. Voor het LFNP heeft een
ambtenaar functieschaal 8. Door het LFNP gaat hij naar een functie op schaal 7 maar door de
afspraken rond het LFNP behoudt hij schaal 8 (zie artikel 49f, derde lid, van het Besluit bezoldiging
politie). Door de reorganisatie Politiewet 2012 mag de ambtenaar indien hij herplaatsingkandidaat
wordt maximaal terugvallen naar functieschaal 6 en moet hem vervolgens twee keer een functie
worden aangeboden op zijn oorspronkelijke niveau (schaal 8).
De ambtenaar mag het aanbod van die passende functie de eerste keer weigeren. Bij de weigering
van de tweede aangeboden functie die passend is op het oorspronkelijke functieniveau, wordt het
salaris naar het niveau van de lagere functie waarop hij is geplaatst teruggebracht, een en ander met
inachtneming van de salarisgarantietermijn genoemd in artikel 6, zevende lid, van het Besluit
bezoldiging politie.
Voor de in het tweede lid gebruikte formulering van passende functie is kozen vanwege de
inpasbaarheid in hoofdstuk VII.b. De flankerende maatregelen waar sprake is van
herplaatsingkandidaten of passende functie is ook van toepassing voor de herplaatsingkandidaten uit
dit artikel. Het opnemen van de zinsnede «die passend is op zijn oorspronkelijke functieniveau» is om
aan te geven dat het erom gaat dat de functie passend is op het oorspronkelijke functieniveau en het
in zoverre dus te onderscheiden is van het begrip «passende functie» zoals dat normaal wordt
toegepast.
Uit het tweede lid volgt voorts dat ambtenaren die voordat zij in de reorganisatie Politiewet 2012 als
herplaatsingskandidaat werden aangewezen een functie hadden met ten minste 24 OVW-punten en in
deze reorganisatie op een lagere passende functie zijn geplaatst, vallen onder het regime van artikel
55oa Barp. Dit betekent dat hen een aanbod wordt gedaan op het functieniveau dat zij hadden
voordat zij in de reorganisatie Politiewet 2012 als herplaatsingskandidaat werden aangewezen,
inclusief ten minste 24 OVW-punten. Voor de invoering van het LFNP bestonden er immers nog geen
functies waaraan OVW-punten waren toegekend. Het bepaalde in artikel 55oa is niet van toepassing
indien deze herplaatsingskandidaten in deze reorganisatie worden geplaatst op een passende functie
van hetzelfde functieniveau als zij hadden voordat zij werden aangewezen als herplaatsingskandidaat,
al dan niet met ten minste 24 OVW-punten. In dit geval voorziet artikel 55ob Barp in een vangnet. Is
deze ambtenaar als gevolg van de reorganisatie Politiewet 2012 op een lager functieniveau geplaatst
dan waarop hij of zij voor invoering van het LFNP was aangesteld, dan geldt een resultaatsverplichting
om deze medewerker terug te brengen naar een functie op functieniveau voor LFNP. Dit kan ook een
functie zijn zonder ten minste 24 OVW-punten.
In artikel 55ob, vierde tot en met zesde lid, is vastgelegd op welke wijze wordt omgegaan met externe
plaatsingen. Wordt een ambtenaar buiten de politie geplaatst, dan zal hem de keuze worden
voorgelegd bij de politie terug te keren of definitief zijn of haar loopbaan buiten de politie voort te
zetten. In dat laatste geval kan met toepassing van de hardheidsclausule (artikel 55v Barp) een
maatwerkafspraak worden gemaakt en is de werkgever ontheven van de verplichting deze persoon
nog een aanbod voor een functie binnen de politie te doen.
(vervolg toelichting artikel 55ob)
Wenst de herplaatsingskandidaat zijn loopbaan binnen de politie voort te zetten, dan kan deze
weliswaar buiten de politie worden geplaatst, maar wordt deze binnen de voor hem of haar geldende
loonsuppletietermijn een passende functie aangeboden binnen de politie.
Evenals voor ambtenaren die niet eerst extern zijn geplaatst, geldt dat het bevoegd gezag is
gehouden deze teruggekeerde ambtenaren in totaal twee keer een aanbod te doen op het
oorspronkelijke functieniveau voor invoering van het LFNP, waarbij een eventuele externe plaatsing
op het oorspronkelijke functieniveau geldt als plaatsing naar aanleiding van een eerste aanbod.
Artikel 55p
1. Het bevoegd gezag kan de naar zijn oordeel meest geschikte herplaatsingkandidaat, voor wie de
functie als passend wordt aangemerkt, herplaatsen in die functie.
2. Het eerste lid is niet van toepassing als er maar één herplaatsingkandidaat is waarvoor de functie
passend is.
Toelichting artikel 55p
Het tot aanstelling bevoegde gezag kan bij het herplaatsen van ambtenaren de naar zijn oordeel
meest geschikte herplaatsingskandidaat in aanmerking brengen voor plaatsing in de desbetreffende
functie. Uiteraard zal het bevoegde gezag aan zijn beslissing om een ambtenaar te herplaatsen en
een aantal andere dus niet, objectiveerbare argumenten ten grondslag dienen te leggen. Deze
objectiveerbare argumenten zullen vervolgens een rol dienen te spelen bij de motivering van zijn
beslissing. Zo kan een rol spelen dat de te benoemen ambtenaar over concrete kennis, vaardigheden,
opleidingsniveau et cetera dient te beschikken om voor herplaatsing in die functie in aanmerking te
komen. Reële mogelijkheden van om-, her-, en bijscholing mogen daarin niet onbenut blijven.
In het tweede lid is de situatie beschreven dat er maar één herplaatsingskandidaat is waarvoor de
functie passend is. In dat geval zal deze herplaatsingskandidaat in die functie herplaatst worden.
Geschiktheid speelt in dit geval dus geen rol.
Artikel 55q
1. Onverminderd artikelen 55n, 55oa en 55ob is de herplaatsingkandidaat verplicht, voor zover dat
redelijkerwijs van hem kan worden gevergd, om zelf een passende functie te zoeken.
2. Wanneer het belang van de dienst dat vordert, is de herplaatsingskandidaat verplicht, behoudens
het eerste aanbod, een passende functie te aanvaarden, in het geval van een herplaatsing in het
kader van een reorganisatie.
Toelichting artikel 55q
In het Barp ontbrak een formele grond om een herplaatsingskandidaat te herplaatsen op een andere
functie. Met het tweede lid van dit artikel is een grondslag opgenomen om een herplaatingskandidaat
in verband met een reorganisatie te herplaatsen. Een herplaatsing op grond van dit artikel heeft voor
de ambtenaar geen gevolgen voor zijn status. Of het nu gaat om een herplaatsing op een
administratieve-technische functie van een ambtenaar, aangesteld voor de politietaak of een
ambtenaar die is aangewezen op grond van de Regeling aanwijzing administratief technische functies,
beiden houden hun oorspronkelijke status, dus de executieve status of de aangewezen administratieftechnische status. Zie ook artikel 55ra Barp.
Een passende functie voor een herplaatsingskandidaat kan ook een functie zijn waarvoor een lagere
salarisschaal geldt dan de voor de ambtenaar geldende salarisschaal. Uit artikel 6, zesde juncto
zevende lid, van het Besluit bezoldiging politie (hierna Bbp) volgt dat voor de herplaatsingkandidaat
die lagere salarisschaal gaat gelden na vijf jaar of afhankelijk van zijn diensttijd na een langere termijn.
Het is in het belang van zowel het bevoegd gezag als de ambtenaar dat deze een functie krijgt op het
niveau van de voor hem geldende salarisschaal. Op beide partijen rust een inspanningsverplichting
om dit doel te verwezenlijken. Het belang van het bevoegd gezag bij een functie op het niveau van de
voor de ambtenaar geldende salarisschaal, is dat aan de zogeheten bovenschaligheid een einde
komt. De ambtenaar voorkomt hiermee een toekomstige salarisachteruitgang.
Artikel 55r
1. De herplaatsingkandidaat die slechts in een voor hem passende functie kan worden herplaatst na
om- her- of bijscholing kan hiertoe worden verplicht, voor zover dat redelijkerwijs van hem kan
worden gevergd.
2. Aan de ambtenaar die op grond van het eerste lid is verplicht om scholing te volgen, wordt een
volledige vergoeding van de noodzakelijk te maken scholingskosten toegekend.
3. Aan de ambtenaar die op grond van het eerste lid is verplicht om scholing te volgen, wordt
studieverlof met behoud van bezoldiging verleend, tenzij een zwaarwegend dienstbelang zich hier
tegen verzet.
Toelichting artikel 55r
Ingevolge dit artikel kan een ambtenaar worden verplicht zich om-, her- of bij te scholen indien
daarmee plaatsing op een voor hem passende functie kan worden gerealiseerd. De ambtenaar wordt
hiervoor studieverlof met behoud van bezoldiging verleend, tenzij een zwaarwegend dienstbelang zich
hiertegen verzet. Bijvoorbeeld de omstandigheid dat de ambtenaar wegens een groot
opsporingsonderzoek niet gemist kan worden. De ambtenaar kan van het niet kunnen volgen van om-,
her- of bijscholing voor zijn herplaatsing geen nadeel ondervinden.
Artikel 55ra
1. Individuele en persoonsgebonden rechten, toegekend bij besluit van het bevoegd gezag, blijven bij
aanwijzing als herplaatsingskandidaat of plaatsing of herplaatsing van de ambtenaar in stand.
2. De ambtenaar die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak behoudt bij de plaatsing of
herplaatsing op een administratief technische functie in het kader van een reorganisatie als
bedoeld in artikel 55i zijn aanstelling als ambtenaar voor de uitvoering van de politietaak.
Toelichting artikel 55ra
Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat individuele en persoonsgebonden rechten in stand blijven bij
plaatsing of herplaatsing in het kader van een reorganisatie. Voorwaarde is dat het gaat om bij besluit
toegekende rechten. Voorbeelden van rechten die onder dit artikel vallen, zijn een persoonlijke
salarisschaal en een toekenning op grond van de vervallen flexbepalingen waaronder 30a Bbp. Als
een ambtenaar bijvoorbeeld een individuele toekenning heeft voor reistijd woon-werkverkeer op grond
van het vervallen artikel 30a van het Bbp en de reistijd blijft gelijk of neemt toe na plaatsing of
herplaatsing, dan behoudt hij de oorspronkelijke toekenning. Indien de reistijd vermindert, dan wordt
de oorspronkelijke toekenning naar rato herberekend. Om de gevolgen van de (her)plaatsing van een
ambtenaar die is aangesteld voor de politietaak en nu wordt aangesteld in een administratief
technische functie, te verzachten, is bepaald dat dit gebeurt met behoud van de executieve status.
Naast behoud van rechten doelt dit artikel ook op behoud van rang. Eenzelfde soort garantie is
bepaald voor de ambtenaar die is aangewezen op grond van de Regeling administratief technische
functies en door de reorganisatie wordt geplaatst op een functie waaraan deze aanwijzing niet is
verbonden.
Artikel 55s
Het mobiliteitscentrum Nederlandse politie stelt in overleg met het bevoegd gezag van de
herplaatsingkandidaat een inventarisatie op van zijn competenties en mogelijkheden voor een
passende functie.
Toelichting artikel 55s
In het akkoord is overeengekomen dat er een mobiliteitscentrum Nederlandse politie komt. Het
mobiliteitscentrum heeft de taak en verantwoordelijkheid de uitwisseling van politiepersoneel binnen
de sector te bevorderen. Het mobiliteitscentrum kent een professionele begeleidingsfunctie gericht op
een blijvende participatie van het politiepersoneel op de arbeidsmarkt.
Artikel 55t
1. De herplaatsingkandidaat die een passende functie aanvaardt bij een andere werkgever wordt een
loonsuppletie toegekend indien het genoten loon van die functie lager is dan het loon in de
oorspronkelijke functie.
2. De loonsuppletie wordt toegekend gedurende vijf jaar. Afhankelijk van het aantal dienstjaren van
de ambtenaar wordt de termijn van vijf jaar verlengd overeenkomstig de hierna volgende tabel:
dienstjaren:
verlenging:
25 of meer dienstjaren
één jaar
30 of meer dienstjaren
twee jaren
35 of meer dienstjaren
drie jaren
40 of meer dienstjaren
vier jaren
3. Na afloop van een kalenderjaar vraagt de herplaatsingkandidaat, die herplaatst is bij een andere
werkgever, de loonsuppletie aan. De aanvraag is vergezeld van een door de werkgever verstrekte
jaaropgave van het loon.
4. De suppletie is ten hoogste gelijk aan het verschil tussen het in de oorspronkelijke functie genoten
jaarloon en het jaarloon van de nieuwe functie.
5. De loonsuppletie wordt eenmaal per jaar vastgesteld en uitgekeerd. Het bevoegd gezag kan
maandelijks een voorschot van de suppletie verstrekken.
Toelichting artikel 55t
Met de loonsuppletie wordt beoogd om de betrokken ambtenaren te stimuleren om zelf actief te zijn bij
het zoeken naar andere functies en het zoekbereik van andere functies te vergroten. De loonsuppletie
overbrugt gedurende een overgangsperiode van maximaal vijf jaar het verschil tussen het loon dat de
ambtenaar genoot en het loon dat hij in zijn nieuwe functie bij een andere werkgever gaat genieten.
De termijn van vijf jaar wordt verlengd voor de ambtenaar met 25 of meer dienstjaren met één jaar, 30
of meer dienstjaren met twee jaren, 35 of meer dienstjaren met drie jaren en 40 of meer dienstjaren
met vier jaren. Hiermee komt tot uiting dat de sociale verantwoordelijkheid van de werkgever
toeneemt bij een langer dienstverband van de ambtenaar.
De hoogte van de loonsuppletie wordt vastgesteld aan de hand van de jaaropgave, die aan de
werknemer is verstrekt of jaaropgaven als er meerdere werkgevers zijn. Hierop staat het loon (bruto
jaarinkomen). Dit loon kan worden vergeleken met het loon van de oorspronkelijke functie. In het loon
komen alle elementen van het inkomen tot uiting.
Het ligt voor de hand dat indien het maandinkomen geen of in geringe mate maandelijkse fluctuaties
kent een voorschot aan de gewezen ambtenaar wordt verstrekt. Bij grote fluctuaties in het
maandinkomen kan bijvoorbeeld een gedeeltelijk voorschot van de loonsuppletie worden verstrekt.
Artikel 55u
Onze Minister stelt nadere regels vast ter uitvoering van dit hoofdstuk met inbegrip van regels over het
proces van reorganisatie en flankerende voorzieningen voor ambtenaren.
Toelichting artikel 55u
De nadere regels zijn o.a. in de regeling landelijk sociaal statuut Nederlandse politie gesteld
(opmerking Peter B)
Artikel 55v
Indien de toepassing van dit hoofdstuk of de nadere regels ter uitvoering van dit hoofdstuk in
individuele gevallen leidt tot onbillijkheden van overwegende aard of indien er sprake is van een
bijzondere situatie van een individuele herplaatsingskandidaat, kan het bevoegd gezag, na afweging
van de belangen van het individu en van de organisatie, afwijken van dit hoofdstuk of de nadere
regels ter uitvoering van dit hoofdstuk worden afgeweken.
Toelichting artikel 55v
Dit artikel biedt het bevoegd gezag de mogelijkheid af te wijken van hetgeen is bepaald in dit besluit,
zij het alleen in individuele gevallen en als het leidt tot onbillijke uitkomsten van overwegende aard of
als er sprake is van een bijzondere situatie. Daarbij moeten de individuele belangen en die van de
organisatie worden afgewogen. Het bevoegd gezag kan zich hierbij laten adviseren door een
bestaande dan wel op te richten commissie.
Artikel 55w
Van dit hoofdstuk en van de nadere regels ter uitvoering van dit hoofdstuk kan, in overeenstemming
met de Commissie voor georganiseerd overleg in politieambtenarenzaken, bedoeld in artikel 2 van het
Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994, uitsluitend worden afgeweken bij reorganisaties
waarbij naast de arbeidsvoorwaarden van de sector Politie ook arbeidsvoorwaarden van andere
sectoren of rechtspersonen betrokken zijn.
Toelichting artikel 55w
In dit artikel is aangegeven dat door het bevoegd gezag alleen van dit besluit kan worden afgeweken
bij reorganisaties waarbij ook arbeidsvoorwaarden van andere sectoren dan de politie betrokken zijn.
Indien dit niet het geval is, geldt dit besluit.
Artikel 55x
1. Voor de ambtenaar die voor de inwerkingtreding van het Besluit landelijk sociaal statuut politie als
herplaatsingskandidaat was aangewezen en nog niet was herplaatst op een passende functie, is
het sociaal statuut van toepassing dat gold op het moment dat de ambtenaar werd aangewezen
als herplaatsingskandidaat.
2. Indien voor de herplaatsingskandidaat, bedoeld in het eerste lid, op een onderdeel toepassing van
het Besluit landelijk sociaal statuut politie of de nadere regels ter uitvoering van het Besluit
landelijk sociaal statuut politie gunstiger is, geldt op verzoek van de herplaatsingskandidaat voor
dat onderdeel het Besluit landelijk sociaal statuut politie of de nadere regels ter uitvoering van het
Besluit landelijk sociaal statuut politie.
3. In het geval dat voor de inwerkingtreding van het Besluit landelijk sociaal statuut politie is besloten
dat het Besluit landelijk sociaal statuut politie en de nadere regels ter uitvoering van het Besluit
landelijk sociaal statuut politie worden toegepast indien deze ten opzichte van de voor
inwerkingtreding van het Besluit landelijk sociaal statuut politie geldende sociale statuten en
regelingen op een onderdeel gunstiger zijn, dan wordt op verzoek van de ambtenaar het Besluit
landelijk sociaal statuut politie en de nadere regels ter uitvoering van het Besluit landelijk sociaal
statuut politie toegepast, ook indien het gaat om al bestaande toekenningen.
4. Als er sprake is van een verzoek als bedoeld in het tweede of derde lid, is de in het verzoek
gemaakte keuze bindend.
Toelichting artikel 55x
In artikel 55x, eerste lid, is bepaald dat indien een ambtenaar als herplaatsingskandidaat is
aangewezen voordat het Besluit landelijk sociaal statuut politie in werking is getreden en hij nog
steeds herplaatsingskandidaat is op het moment van inwerkingtreding, dan is dit anders. In dat geval
houdt de ambtenaar recht op toepassing van de regionale regeling die gold voor de reorganisatie als
gevolg waarvan de ambtenaar als herplaatsingskandidaat is aangewezen. Daarnaast heeft hij, als dat
tot een gunstiger uitkomst leidt, recht op toepassing van het Besluit landelijk sociaal statuut politie of
de daarop berustende regeling. Wat in dit geval gezien wordt als een gunstiger uitkomst is ter
beslissing van de ambtenaar. Deze kan aangeven op welk van de beide regelingen hij een beroep
doet. Als voorbeeld wordt gegeven dat de ambtenaar voor 2 maart 2010 als herplaatsingskandidaat is
aangewezen en na 2 maart 2010 wordt herplaatst. De ambtenaar kan dan gebruik maken van alle
voorzieningen van het sociaal statuut behorend bij de oude reorganisatie, ook als dat een voorziening
is die niet in het Landelijk sociaal statuut voorkomt. De ambtenaar kan ook gebruik maken van een
voorziening in het Landelijk sociaal statuut die niet in het oude sociaal statuut voorkomt. Komt een
voorziening in beide statuten voor, dan kan de ambtenaar kiezen op welk statuut hij een beroep doet.
(vervolg toelichting artikel 55x)
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat deze regeling ook van toepassing is indien vóór de
inwerkingtreding van deze regeling het bevoegd gezag bij de behandeling van de melding van een
reorganisatie in de Adviescommissie melding voorgenomen reorganisaties heeft toegezegd dat de
bepalingen ook van toepassing zullen zijn op de gemelde reorganisatie. Dit moet blijken uit het advies
van de Adviescommissie en de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie aan het korps waarin de
bevindingen van de Commissie voor georganiseerd overleg in politie-ambtenarenzaken zijn
opgenomen.
Indien de ambtenaar volgens het tweede of het derde lid een keus heeft tussen twee sociale statuten,
maakt hij deze keus en staat deze daarna vast. De keus kan daarna dus niet meer gewijzigd worden.
Artikel 55y
1. Op aanvraag van de herplaatsingskandidaat en van de pre-herplaatsingskandidaat aan wie, nadat
hij tot pre-herplaatsingskandidaat of herplaatsingskandidaat is aangewezen, van wie door het
bevoegd gezag is vastgesteld dat er voor hem geen passende functie meer beschikbaar zal zijn,
op eigen verzoek ontslag verleend wordt op grond van artikel 87 en die, behoudens de vrijwillige
politie, buiten de politie werkzaam gaat zijn wordt een vertrekstimuleringspremie toegekend.
2. De vertrekstimuleringspremie bedraagt:
a. één-twaalfde bruto maandsalaris voor iedere maand dat een ambtenaar in politiedienst is
geweest, tot en met een maximum van 120 maanden en
b. één-zestiende bruto maandsalaris voor iedere maand boven de 120 maanden,
met dien verstande dat de premie nooit meer kan bedragen dan het totaal van de bezoldiging
tot aan het bereiken van de leeftijd waarop op grond van de Algemene ouderdomswet recht op
ouderdomspensioen ontstaat.
3. De vertrekstimuleringspremie bedraagt in alle gevallen maximaal:
- gedurende het eerste jaar van aanwijzing als herplaatsingskandidaat het aantal uren waarvoor
de ambtenaar is aangesteld maal één-zesendertigste deel van € 125.000,
- gedurende het tweede jaar van aanwijzing als herplaatsingskandidaat het aantal uren
waarvoor de ambtenaar is aangesteld maal één-zesendertigste deel van € 100.000,
- gedurende het derde jaar van aanwijzing als herplaatsingskandidaat het aantal uren waarvoor
de ambtenaar is aangesteld maal één-zesendertigste deel van € 75.000,
- gedurende het vierde jaar van aanwijzing als herplaatsingskandidaat het aantal uren waarvoor
de ambtenaar is aangesteld maal één-zesendertigste deel van € 50.000,
- gedurende het vijfde jaar van aanwijzing als herplaatsingskandidaat het aantal uren waarvoor
de ambtenaar is aangesteld maal één-zesendertigste deel van € 25.000,
4. Gedurende het zesde jaar en volgende jaren van aanwijzing als herplaatsingskandidaat bestaat
geen recht op toekenning van een vertrekstimuleringspremie.
5. Voor de berekening van de vertrekstimuleringspremie wordt uitgegaan van het laatstgenoten
salaris, verhoogd met het percentage van de eindejaarsuitkering en de vakantieuitkering op de
datum waarop het ontslag ingaat. De fiscale consequenties die aan deze premie zijn verbonden,
komen voor rekening van de herplaatsingskandidaat dan wel de pre-herplaatsingskandidaat. De
berekening van het maandsalaris is een gewogen salaris op grond van de aanstellingen van de
ambtenaar in het verleden.
6. Op verzoek van de ambtenaar kan de vertrekstimuleringspremie rechtstreeks betaald worden aan
een pensioenfonds of een verzekeringsmaatschappij of gestort worden in een bankspaarregeling.
7. Aan de ambtenaar aan wie een terugkeergarantie als omschreven in artikel 55bb van dit besluit is
verleend, wordt de vertrekstimuleringspremie toegewezen onder voorwaarde dat de ambtenaar
geen gebruik maakt van de terugkeergarantie. Uitkering van de vertrekstimuleringspremie vindt in
dat geval plaats nadat is gebleken dat aan deze voorwaarde is voldaan.
Toelichting artikel 55y
De vertrekstimuleringspremie is beschikbaar voor pre-herplaatsingskandidaten en
herplaatsingskandidaten die ontslag krijgen op eigen verzoek. Dit is dan wel een ontslag anders dan
met het oogmerk direct dan wel indirect gebruik te maken van een vorm van ouderdomspensioen of
van de Regeling bijzondere ontslaguitkering politie dan wel de Regeling ontslaguitkering vliegers
KLPD.
De premie is op twee manieren gemaximeerd. Ten eerste is bepaald dat de premie nooit hoger kan
zijn dan het totaal van de bezoldiging tot aan het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. Als voor
een bepaalde categorie ambtenaren in het Barp een andere eindleeftijd is bepaald, geldt voor die
ambtenaren het totaal van de bezoldiging tot aan het bereiken van die leeftijd.
Ten tweede is de hoogte van de premie tot een absoluut maximum beperkt. Dit maximum is in het
eerste jaar na aanwijzing als herplaatsingskandidaat € 125.000 en loopt per jaar terug als in het artikel
opgesomd. Door deze terugloop ontstaat een extra stimulans om ook in de beginfase al actief te
kijken naar mogelijkheden van herplaatsing buiten de politie. De beide maximeringen worden in het
geval van deeltijders naar rato verminderd.
De hoogte van de premie wordt bepaald door de lengte van het dienstverband binnen de politie. Dit is
een ander begrip dan het aantal dienstjaren, dat wordt gebruikt bij sommige andere bepalingen.
Dienstjaren bij de overheid buiten de politie tellen dus niet mee bij de berekening van de hoogte van
de vertrekstimuleringspremie. Er wordt gerekend in dienstjaren en volle maanden waarin de
ambtenaar in dienst is geweest bij de politie.
Voor de berekening wordt wel aangesloten bij het bepaalde in artikel 55l, waarin is aangegeven dat
voor de berekening van het aantal in politiedienst doorgebrachte jaren rekening wordt gehouden met
de tijd gewijd aan de verzorging van tot het huishouden van de ambtenaar behorende 0–4 jarige
eigen, stief- of pleegkinderen, tot een maximum van in totaal zes jaren. Daarnaast hoeft de periode in
politie- en overheidsdienst niet onafgebroken te zijn.
De meer of minder gewerkte uren op grond van de artikelen 28a en 28b Barp worden niet betrokken in
de berekening van de stimuleringspremie. In het geval een ambtenaar op grond van artikel 37a Bbp
een andere functie is opgedragen, wordt bij de berekening van de stimuleringspremie uitgegaan van
de oorspronkelijke salarisschaal die voor de ambtenaar gold.
Als de premie wordt uitgekeerd is dit in beginsel fiscaal loon. Het is mogelijk de premie rechtstreeks,
zonder tussenkomst van de ambtenaar zelf, onder te brengen bij een pensioenfonds of
verzekeringsmaatschappij of te gebruiken voor een bankspaarregeling. Als de premie wordt gebruikt
voor bepaalde in de fiscale wetgeving aangegeven doelen leidt dit tot uitstel van belasting tot het doel
tot uitkering komt.
De premie zal niet worden uitgekeerd indien de ambtenaar gebruik maakt van een regeling welke
direct dan wel indirect leidt tot een vorm van ouderdomspensioen. Hierbij wordt gedacht aan FPU,
AFUP, einde loopbaanverlof of een regeling in die trant.
Om te voorkomen dat een ambtenaar eerst de vertrekstimuleringspremie accepteert en daarna
gebruik maakt van de terugkeergarantie, gebeurt de toekenning van de premie onder voorbehoud. Bij
gebruikmaking van de terugkeergarantie moet de premie worden terugbetaald. Een rekenvoorbeeld
voor de vertrekpremie naar rato ter verduidelijking:
Een ambtenaar heeft een dienstverband gehad van in totaal 38 jaar, daarvan heeft hij 8 jaar 100% (36
uur) gewerkt, 8 jaar 75% (27 uur), 8 jaar 50% (18 uur waarvan 4 jaar met ouderschapsverlof derhalve
een plus van 4x 0,5), 8 jaar 100% (36 uur) en 6 jaar 100% minus RPU 36 uur. Deelfactor wordt
hierdoor 34 (8+6+4 (+2) +8+6). 38 jaar dienstverband maal 12 maanden is 456 maanden.
A: 120 maanden x 1/12 maand salaris
B: 336 maanden x 1/16 maand salaris
A: is gelijk aan 10
B: is gelijk aan 21
Dit levert de volgende rekenregel: 31 maanden x maandsalaris x 34 (deelfactor)/38 =
Met een fictief salaris bedrag van € 3000,– bruto is dat 31 x 3000 x 34/38 = € 82.684,00.
Bij vertrek met 59 jaar naar 65 jaar = max 72 maanden 72 x € 3000,– = € 216.000,–
Bij vertrek 63 jaar naar 65 jaar = max 24 maanden 24 x € 3000,– = € 72.000,–
(vervolg toelichting artikel 55y)
Ingeval men 63 jaar is, is het resterende salaris tot aan pensioen lager dan de
vertrekstimuleringspremie, en dat de premie dan niet € 82.684,– is maar € 72.000,–. In het andere
geval blijft de premie binnen het totaalbedrag aan salaris (€ 216.000,–) en dus wel het geheel wordt
toegekend.
Artikel 55z
Aan de herplaatsingskandidaat en de preherplaatsingskandidaat die een functie buiten de politie heeft
aanvaard, wordt kwijtschelding verleend van de terugbetalingsverplichtingen, opgenomen in de
regelgeving van de rechtspositie van de ambtenaar.
Toelichting artikel 55z
In de rechtspositie, bijvoorbeeld het Barp, Bbp of Brvvp, is op een aantal plaatsen een
terugbetalingsverplichting opgenomen, bijvoorbeeld voor opleidingskosten. In dit artikel is vastgelegd
dat de (pre-)herplaatsingskandidaat die een functie buiten de politie gaat bekleden, bij ontslag
ontheven wordt van deze verplichting. Het gaat hier onder andere om de terugbetalingsverplichting
van artikel 41 Barp (ouderschapsverlof) en artikel 67 Barp (studiekosten).
Artikel 55aa
1. De ambtenaar die niet als herplaatsingskandidaat of pre-herplaatsingskandidaat is aangewezen,
wordt door het bevoegd gezag op diens verzoek ontheven van werkzaamheden, met behoud van
aanspraken tot het einde van zijn loopbaan indien
a. op de vrijkomende formatieplaats een pre-herplaatsingskandidaat kan worden geplaatst of een
herplaatsingskandidaat kan worden herplaatst en
b. er op het moment van ontheffen een ontslagbesluit is genomen met een ingangsdatum
maximaal 18 maanden na het moment van ontheffen, dan wel
c. de ambtenaar binnen 18 maanden na het moment van ontheffen, gebruik maakt van de
levensloopregeling in de vorm van einde loopbaanverlof en daarbij is vastgelegd dat het
levensloopverlof wordt voortgezet tot aan het moment van ontslag.
2. De inkomsten van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, die de ambtenaar geniet of gaat
genieten uit of in verband met arbeid of bedrijf en aangevangen met ingang van de dag waarop hij
is ontheven van zijn werkzaamheden, worden in mindering gebracht op de bezoldiging, tenzij de
ambtenaar aannemelijk maakt dat die inkomsten, dan wel een gedeelte daarvan geen verband
houden met verhoogde werkzaamheid.
3. De ambtenaar is verplicht om vanaf het moment waarop hij wordt ontheven van zijn
werkzaamheden, aan het bevoegd gezag opgave te doen van de inkomsten, bedoeld in het
tweede lid.
4. Van een situatie als bedoeld in het eerste lid kan ook sprake zijn als op de vrijkomende
formatieplaats een niet als pre-herplaatsingkandidaat of herplaatsingkandidaat aangewezen
ambtenaar kan worden geplaatst of herplaatst indien op diens vrijkomende formatieplaats wel een
pre-herplaatsingkandidaat of herplaatsingkandidaat kan worden geplaatst of herplaatst.
Toelichting artikel 55aa
(Staatsblad 2011-152)
Dit artikel betreft een speciale variant van de remplaçantenregeling. In deze variant gaat het niet om
doorschuiven van flankerende voorzieningen, maar om ontheffing van taken tot een vastgelegde
vertrekdatum in de nabije toekomst. Als voldaan wordt aan de in het artikel genoemde voorwaarden,
kan de plaats van de ambtenaar direct worden ingenomen door een (pre-)herplaatsingskandidaat.
Iedere ambtenaar kan een aanvraag doen bij het bevoegd gezag om van de mogelijkheid van artikel
24 gebruik te maken.
Onder de aanspraken in dit lid wordt verstaan al hetgeen hij aan zijn rechtspositie kan ontlenen, tot
het moment dat hij zijn verzoek tot ontheffing van werkzaamheden heeft gedaan. Als ontslagmoment
geldt in het geval van levensloop de 18 maanden plus de duur van de levensloop van de ambtenaar.
(vervolg toelichting artikel 55aa)
Ook hier geldt dat verwacht mag worden dat het verzoek niet te snel wordt afgewezen. Als het
verzoek kan worden ingewilligd, kunnen afspraken worden gemaakt over een eventuele inzet op
andere taken tot aan het einde van de loopbaan. Dit is zowel voor de ambtenaar als voor het bevoegd
gezag facultatief. Er bestaat aan beide zijden geen verplichting om tot afspraken te komen.
In het tweede en derde lid van dit artikel, is de bepaling opgenomen dat een ambtenaar die gebruik
maakt van dit artikel eventuele inkomsten die hij tijdens het ontheven zijn van werkzaamheden naast
zijn salaris als politieambtenaar ontvangt, moet opgeven. Als er sprake is van inkomsten, dan worden
die verrekend met zijn salaris om een niet te rechtvaardigen voordeel uit deze situatie te voorkomen.
(Staatsblad 2014-52)
Naast de directe constructie zoals die in artikel 55aa, eerste lid, staat, wordt in het vierde lid een
zogenaamde driehoeksoptie opgenomen. In dit lid wordt nadrukkelijk bepaald dat op de vrijkomende
formatieplaats niet alleen een (pre-)herplaatsingkandidaat kan worden geplaatst of herplaatst, maar
ook een niet-(pre-)herplaatsingkandidaat (functievolger) indien op de vrijkomende formatieplaats van
deze laatste een (pre-)herplaatsingkandidaat kan worden geplaatst of herplaatst. De constructie is niet
beperkt tot maar drie bewegingen maar kan zelfs zodanig zijn dat, alles op basis van vrijwilligheid,
meerdere ambtenaren doorschuiven waardoor uiteindelijk een herplaatsingkandidaat kan worden
herplaatst.
Artikel 55aaa
Op verzoek van de ambtenaar die niet als herplaatsingkandidaat of pre-herplaatsingkandidaat is
aangewezen, wordt door het bevoegd gezag toepassing gegeven aan één of meer van de op grond
van artikel 55u gebaseerde en de in dit besluit opgenomen flankerende voorzieningen die ter
beschikking staan voor ambtenaren die zijn aangewezen als herplaatsingkandidaat, indien aan de
ambtenaar op diens aanvraag ontslag wordt verleend en op de vrijkomende formatieplaats een preherplaatsingkandidaat kan worden geplaatst of een herplaatsingkandidaat kan worden herplaatst.
Toelichting artikel 55aaa
(staatsblad 2014-52)
Dit artikel bevat de klassieke remplaçantenregeling. Deze regeling was vastgelegd in artikel 30 van
het Convenant. Nu de politie niet langer bestaat uit 26 maar uit één korps, is er reden deze bepaling
vast te leggen in het Barp. Een ambtenaar die geen recht heeft op flankerend beleid kan dat recht
toch krijgen als hij op eigen verzoek ontslag krijgt en op de formatieplaats die hij bezet een ambtenaar
kan worden geplaatst of herplaatst die wel recht heeft op toepassing van flankerend beleid. Het recht
op toepassing van flankerend beleid schuift in dat geval door van de (pre)herplaatsingkandidaat naar
de ambtenaar die plaats maakt. De ambtenaar die vertrekt hoeft niet tot het reorganisatiegebied of
dezelfde eenheid te behoren als de (pre)herplaatsingkandidaat. Het is aan het bevoegd gezag om in
deze situatie een redelijke afweging te maken of dit mogelijk is. Verwacht mag worden dat een
verzoek niet te snel wordt afgewezen. Er dient door het bevoegd gezag gemotiveerd te worden
waarom het verzoek niet tot vervanging kan leiden. Het niet volledig in alle facetten kunnen vervangen
van de vertrekkende ambtenaar, bijvoorbeeld door beperkte verschillen in arbeidsduur, is geen reden
om een verzoek af te wijzen. Zie in dit verband artikel 125g van de Ambtenarenwet.
(Toelichting op convenant m.b.t. remplacantenregeling, staatscourant 2011-8388)
In het convenant is ook de afspraak opgenomen over remplaçanten, waarbij ambtenaren die niet als
(pre-)herplaatsingskandidaat zijn aangewezen, kan beschikken over middelen uit het Landelijk sociaal
statuut politie, indien die ambtenaar ontslag neemt en er op zijn plek een (pre-)herplaatsingskandidaat
geplaatst kan worden. Hierbij is ook afgesproken dat er geen onderscheid gemaakt mag worden
tussen remplaçanten uit het eigen korps of andere korpsen.
Artikel 55bb
1. Aan de ambtenaar aan wie eervol ontslag op eigen verzoek wordt verleend om een functie te
aanvaarden op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, kan op diens verzoek een
terugkeergarantie worden gegeven.
2. De garantie geldt voor de duur van de wettelijke proeftijd die is opgenomen in de
arbeidsovereenkomst en is in te roepen als de ambtenaar buiten eigen schuld of toedoen in de
proeftijd wordt ontslagen. Indien de ambtenaar bij de nieuwe werkgever binnen de proeftijd wordt
ontslagen, meldt de ambtenaar dit binnen drie werkdagen bij zijn oorspronkelijke korps.
3. De hernieuwde aanstelling gaat in binnen drie werkdagen na melding van het ontslag bij het
oorspronkelijke korps.
4. Gegarandeerd wordt uitsluitend een hernieuwde aanstelling bij het oorspronkelijke korps met een
bezoldiging overeenkomstig de bezoldiging bij vertrek, tenzij de ambtenaar weigert.
5. De ambtenaar die was aangewezen als herplaatsingskandidaat op het moment van ontslag op
eigen verzoek, wordt bij terugkeer aangewezen als herplaatsingskandidaat voor de op het moment
van ontslag resterende termijn, met een minimum van drie maanden.
Toelichting artikel 55bb
De ambtenaar die ontslag krijgt op eigen verzoek om een functie in de private sector te gaan
vervullen, valt in die nieuwe arbeidsverhouding onder de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek. Als
de arbeidsovereenkomst bij de nieuwe werkgever een proeftijdbeding bevat, is het mogelijk dat de
arbeidsovereenkomst door de nieuwe werkgever tijdens de proeftijd zonder vormvereisten en per
direct wordt beëindigd. Een overstap naar de private sector is daarmee een risico. Om dit risico te
beperken, bepaalt dit artikel dat voor een beperkte periode een terugkeergarantie kan worden
gegeven. De ambtenaar kan van de terugkeergarantie gebruik maken als hij buiten eigen schuld of
toedoen door de nieuwe werkgever in de proeftijd wordt ontslagen. De ambtenaar zal dan wel binnen
drie werkdagen na het ontslag dit moeten melden bij het oorspronkelijke korps om zonder gevolgen
voor het pensioen en dergelijke gebruik te maken van de garantie. Als er een hernieuwde aanstelling
volgt, gaat deze in binnen drie dagen na de melding van het ontslag.
De garantie is beperkt tot een terugkeer bij het oorspronkelijke korps in een vaste aanstelling met een
bezoldiging overeenkomstig de bezoldiging bij vertrek. Er bestaat geen garantie dat dit kan in de eigen
functie of op de eigen plaats van tewerkstelling.
Als de ambtenaar voor vertrek was aangewezen als herplaatsingskandidaat, geldt bij terugkeer de
resterende termijn van de herplaatsingstatus op het moment van vertrek, met een minimum van drie
maanden. Om een samenloop tussen de stimuleringspremie uit artikel 19 en de terugkeergarantie te
voorkomen, wordt de stimuleringspremie pas uitgekeerd nadat de terugkeergarantie uit dit artikel
ongebruikt is verlopen.