nummer 124 | winter 2013/2014 TSC Contact STSN Contactdag Loslaten van Kester SEGA operatie bij Daniel www.stsn.nl in dit nummer 4 TSC-Contactdag: Sponsorfietsen, zalf smeren en netwerken 9 Daniels hersenoperatie in het Sophia Kinderziekenhuis 15Hoe is het nu met… familie Spaargaren 18Tien dingen die ik van Kester heb geleerd – 8 Dagelijks bestuur STSN Jan-Paul Wagenaar, voorzitter Marlies van Zuilen, secretaris Dave Tuijp, penningmeester Secretariaat STSN Marlies van Zuilen Telefoon: 06-52824660 Couwenhoven 53-09, 3703 ES Zeist E-mailadres: [email protected] Website: www.stsn.nl Redactie Francesco Dioguardi Corinne Kijl Cora Moret Yasmara Olyslag Jos Scheurink Yvonne Strikwerda 25STSN-er in beeld: Yvonne Strikwerda 27Tip en truc hoek epilepticum? colofon de STSN 26 Agenda 13Preventief anti- 22Lara 23 Het vrijwilligerswerk van 29Vakantie met onze puberdochter 31Bestuursmededelingen 33Sponsor de STSN ISSN 1570 - 5145 | jaargang 31 | nummer 124 Vormgeving Robert van Dongen E-mailadres: [email protected] Adres TSC Contact Steven Butendiekplein 7, 3581 GV Utrecht E-mailadres: [email protected] TSC-Poli UMC Utrecht Polikliniek Interne Geneeskunde: Telefoon: 088-7555555 Dr. B.A. Zonnenberg: Telefoon: 088-7553232, zoemer 1154 TSC-Poli: elke week op afspraak Telefoon: 088-7553232 Sylvia Tóth Centrum Utrecht Wilhelmina Kinderziekenhuis Secretariaat telefoon: 088-7553898 Klinische Genetica Erasmus MC, Rotterdam Dr. Maat-Kievit Telefoon: 010-4636915 (maandag, dinsdag en donderdag) Multidisciplinaire TSC polikliniek voor kinderen Erasmus MC, Sophia Kinderziekenhuis, Rotterdam Dr. M.C.Y. de Wit, kinderneuroloog Drs. G.C.B. de Heus, kinderarts E-mail: [email protected] Telefoon: 010-7036341 (polikliniek kinderneurologie) TSC-poli maandelijks op afspraak Bank Bekeningnummer: NL29RABO0118941127 t.n.v. STSN winter 2013/2014 | TSC Contact 4 18 22 29 23 15 25 Gelukkig Nieuwjaar Van de redactie, “Een nieuw jaar is begonnen”, schreef ik na de zomervakantie: “Het lijkt een nieuwe periode in te luiden, maar als je dan goed kijkt verschilt het allemaal niet zoveel van vorige jaren als we gehoopt hadden.” Dat zou voor de komende jaren misschien wel een mooie wens zijn, dat er niet zoveel verandert, want in 2014 moet duidelijk worden hoe de nieuwe wetten over de langdurige zorg, over werk en bijstand, over participatie, er precies uit gaan zien. De gemeenten gaan hier de belangrijkste rol in spelen. Laten we inderdaad hopen dat er niet te veel verandert. We zullen ons best doen om u in dit blad en op de website op de hoogte te houden van de ontwikkelingen. In dit nummer vindt u weer mooie verhalen van lotgenoten. Voor veel TSC-patiënten en familieleden een belangrijke reden om dit blad te lezen en om familiedagen en contactdagen te bezoeken. Delen van ervaringen, praten met mensen die meteen begrijpen wat je bedoelt, herkenning in de verhalen die je leest en weten dat je niet de enige bent. Daniel, Vitas en Emiel, Sophie en natuurlijk Kester en Lara, zijn de hoofdrolspelers. Verder een verslag van de contactdag en een oproep voor een nieuw medisch onderzoek. Ook kunt u een verhaal lezen over het vrijwilligersbeleid van de STSN. Nieuwe vrijwilligers zijn altijd nodig. Hoe en waar vind je die? Dat is een van de voornemens van de STSN, een netwerk bouwen van mensen die vanuit hun eigen professie een bijdrage kunnen leveren aan het werk van de stichting. Namens de redactie, bestuur en alle vrijwilligers een gelukkig nieuwjaar gewenst. Jos Scheurink winter 2013/2014 | TSC Contact 3 De TSCContactdag: vertrouwde formule in een vertrouwde omgeving Sponsorfietsen, zalf smeren en netwerken Veel bekende gezichten op Parc Spelderholt in Beekbergen. De jaarlijkse Contactdag van de STSN is de afgelopen jaren een vast ankerpunt voor de patiëntenvereniging geworden. Steevast begin oktober en ook altijd in dit mooie stukje Gelderland. Het werd opnieuw een boeiende dag, met onder andere aandacht voor medisch nieuws en voor het opbouwen van een sociaal netwerk voor je kind. tekst John van Enckevort foto’s Yasmara Olyslag Nadat de studentes horeca Fenna en Marij kort hebben uitgelegd op welke manier Parc Spelderholt zijn leerlingen opleidt, zet voorzitter Jan-Paul Wagenaars de TSC-Contactdag in gang. Het is zijn debuut, als opvolger van Hans Ploegmakers. Wagenaars verwelkomt zo’n honderd mensen in de theaterzaal. Veelal routiniers en twaalf debuterende deelnemers. In een tijd waarin de overheid zich terugtrekt, wordt het niet gemakkelijker, stelt Wagenaars. “We moeten eraan blijven trekken en dat doen we bijvoorbeeld via ons project TSC2017. Hiermee brengen we in kaart hoe wij vinden dat de TSC-zorg er in 2017 idealiter uit moet zien.” 4 Geldpotjes Hierna loopt Iris Overwater van het Erasmus MC/Sophia kinderziekenhuis Rotterdam naar de microfoon. Ze vertelt kort over het werk van het ENCORE expertisecentrum en geeft een overzicht van de verschillende patiëntenkenmerken van TSC, zoals tubers in de hersenen en nieren, epilepsie en autisme. Momenteel staat de rapamycine-zalf in de spotlights. “De wetenschappelijke basis voor betrouwbare gegevens over de zalf is er nog niet”, legt Overwater uit. “Nog te weinig patiënten gebruiken het.” Er is wel al onderzoek gaande met twee groepen. Van de gebruikers ervaart 73 procent dat het werkt. Bij de placebo-groep ziet 37 procent winter 2013/2014 | TSC Contact verbetering. Geloof in de zalf is er dus zeker, en de bijverschijnselen zijn gering. Maar voorzichtig dus nog met conclusies. Een ander belangrijk punt zijn de kosten van de zorg. “Het wordt tijd voor meer erkenning bij de verzekeraars”, stelt Overwater. Teveel wordt gezien als extra kosten, terwijl bijvoorbeeld een MRI-scan juist veel zorg (en dus kosten) voorkomt. En afgezien van de directe medische kosten hebben ouders nog andere geldpotjes nodig om de ziekte te tackelen. Voor een woningaanpassing bijvoorbeeld. Bovendien gaan ouders vaker noodgedwongen minder werken, wat ook een financiële aderlating betekent. Zijden draadje Het met zorg omringen van een kind met TSC blijft een intensief avontuur. Met dat beeld in het hoofd begroeten de deelnemers orthopedagoog Anne Wibaut, die er nog een schepje bovenop doet. Want wat als de ouders plotseling wegvallen? Hoe zit het dan met de zorg en aandacht voor het kind? Wibaut, verbonden aan de stichting Osani, geeft zelf antwoord: “De zorg in bijvoorbeeld een instelling zal gewoon doorgaan. Goed als basis, maar het is waarschijnlijk niet waar een kind het meeste van geniet in zijn of haar leven. Dat is toch het verrassende uitstapje of de vaste, wekelijkse paardrijles.” Als de ouders overlijden, hangen dergelijke ‘extra’s’ meteen aan een zijden draadje. Een sociale kring mensen zou samen de rol van de ouders kunnen overnemen. Om dat te realiseren moeten ouders en kind wel een fikse aanloop nemen, soms van wel vijf jaar. Vandaar ook dat Wibaut benadrukt er nu mee te beginnen. Haar verhaal stuit op een onzichtbare muur vanuit de zaal. Alsof het al niet zwaar genoeg is, zo is het zwijgen op te vatten. Later op de dag, in de middag-workshops, komt Wibauts verhaal beter tot z’n recht. Fietstocht Als afsluiter van de ochtendsessie is STSN-vrijwilliger Bas van de Pol aan de beurt. Hij is docent op het Corlaer College in Nijkerk. Van de Pol, vader van een dochter met TSC, kreeg tien leerlingen zover dat ze de uitdaging van een fietstocht aangingen. Vanuit de Franse Vogezen terug naar Nijkerk, 775 kilometer. Voor dit avontuur werd de STSN als goed doel gekozen. Het gehele schooljaar hebben ze om aandacht voor TSC gevraagd en geld opgehaald. De fietstocht is in juni volbracht, de aanwezigen zien daar een vrolijk filmpje van. Het was leerzaam en leuk tegelijk. Op het podium blijken de leerlingen ook ervaren sprekers te zijn. Met veel humor maken ze bekend dat ze achttienduizend (!!) euro voor de STSN hebben opgehaald. stichting nog altijd heel blij met honderd aanwezigen, maar we moeten deze Contactdag wel blijven evalueren.” Geoliede machine Pionieren Daarmee eindigt het ochtendprogramma. De toon lijkt dit jaar wat luchtiger, er wordt minder met medische termen gegoocheld. En verder loopt het als gewoonlijk op rolletjes. Ook Van de Pol en penningmeester Dave Tuijp voelen zich onderdeel van een geoliede machine. “Je hoeft het wiel niet opnieuw uit te vinden”, stelt Van de Pol, mede-organisator van deze Contactdag. Ook voorzitter Wagenaars is tevreden, met een kanttekening: “Vorig jaar waren er meer mensen. We zijn als winter 2013/2014 | TSC Contact ’s Middags gaan de deelnemers in het kasteeltje aan de overkant meer de diepte in. In twee rondes worden verschillende workshops aangeboden. Als eerste schuiven we aan bij Francesco Dioguardi, coördinator rapamycine-zalf binnen de STSN. Het verhaal van de zalf is genoegzaam bekend. Met de stichting als aanjager heeft het UMCU een zalf gemaakt, die nog geen officieel geneesmiddel is. De zalf is een alternatief voor injecties met de werkzame stof rapamycine die de 5 Supermarktkassière Op naar de tweede workshop, het sociale netwerk van Anne Wibaut. Bij binnenkomst zitten haar twee belangrijkste troeven al te wachten: vader Henk Smits en dochter Mariska uit Vlaardingen. Weduwnaar Henk zorgt al vele jaren voor zijn dochter, maar weet dat dit niet voor eeuwig is. Een paar jaar geleden werd hem verteld dat zelfstandig wonen voor zijn dochter, na zijn overlijden onmogelijk zou zijn. Dat wilde Henk voorkomen – haar eigen flatje was voor Mariska immers verschrikkelijk belangrijk. En dus gingen vader en dochter op zoek naar een sociaal netwerk, naar mensen die het leuk zouden vinden om met regelmaat iets met Mariska te ondernemen. “We hebben gewoon mensen benaderd die ons aardig leken en die Mariska ook al kenden, in ieder geval van gezicht”, legt Henk uit. Al vragend kwamen ze bijvoorbeeld uit bij een supermarktkassière en twee oud-buurvrouwen. Via het Leger des Heils vonden ze Ria. Op deze manier heeft Mariska mensen verzameld die ze wekelijks belt om mee te kletsen. Dat is altijd het begin, als het klikt gaat ze met die persoon ook andere dingen doen. Zo fietst Mariska vaker met Ria, en heeft ze de Avondvierdaagse gelopen met Ursula. Ver-van-mijn-bed-show conditie van de huid verbetert. Dat gaat via het bloed door het lichaam, met een groot infectierisico. De zalf maakt die omweg niet. Pionieren zorgt wel voor extra onduidelijkheid. In deze workshopgroep zitten bijvoorbeeld twee mensen die van hun arts de zalf flink dik moeten smeren. Dioguardi reageert verbaasd. Zijn zoon doet het juist heel dunnetjes. Het grootste minpunt van de zalf is immers dat het slecht de huid binnendringt. Dikker smeren helpt niet. In het algemeen valt de werking niet tegen, durft Dioguardi af te leiden uit het contact dat hij met een kleine dertig gebruikers heeft. Kamertemperatuur Een groter probleem vormt de verzekeraar. Een tube zalf kost 70 tot 100 euro. Ongeveer de helft van de verzekeraars vergoedt de zalf, de andere helft peinst er niet over. Dioguardi durft niet naar de beweegredenen te vragen. “Het muntje kan twee kanten op vallen. Met geluk krijgt iedereen het daarna vergoed, met dezelfde pech niemand meer.” Dat laatste is een te groot risico. Toch zou restitutie logisch zijn. Al is het slechts een cosmetische oplossing, het kan wonderen doen voor het zelfvertrouwen van een patiënt. Bovendien is het veel goedkoper dan laserbehandelingen. De zalf is nog niet uitontwikkeld, weet ook Dioguardi: “Langer houdbaar is een doel, net als kunnen bewaren op kamertemperatuur in plaats van in de koelkast. Verder kijken we naar de concentratie van de werkzame stof in de zalf. Maar we moeten vooral de huidpenetratie verbeteren.” Ex-voorzitter Hans Ploegmakers, natuurlijk aanwezig op deze dag, vertelt dat er contact wordt gezocht met het buitenland, waar ze eveneens met de zalf experimenteren. Op z’n minst leidt dit tot een grotere groep gebruikers, waardoor testresultaten sneller wetenschappelijk verantwoord zijn. 6 “Het is een hechte groep met Mariska als middelpunt”, licht Wibaut toe. “De mensen kennen elkaar ook, wat de kring nog versterkt.” Ria heeft binnen deze groep een speciale positie. Zij is nu netwerkcoach bij stichting Osani en in veel opzichten de opvolger van Henk na zijn overlijden. Dat is ook bij de kantonrechter vastgelegd. De workshopdeelnemers zien het belang van zo’n sociaal netwerk. Het is alleen moeilijk om als (relatief) jonge ouders dezelfde urgentie te voelen die de nu 80-jarige Henk vijf jaar geleden voelde. Tegelijkertijd zien ze de rust en opluchting die het netwerk bij Henk en Mariska teweegbrengt. Het doemscenario is glansrijk afgewend. Het brengt het gesprek op een aanverwant punt: vragen om hulp. Ouders doen het liefst alles zelf, en anders vragen ze het familieleden. Relatieve buitenstaanders vragen, zoals Henk en Mariska deden, voelt als een brug te ver. Maar het is wel belangrijk, benadrukt Wibaut: “Uw kind moet centraal staan. Dat betekent dat u op zoek moet in hun omgeving, meer dan in uw eigen kring. Dus bij de instelling waar ze wonen, bij de vereniging waar ze sporten, et cetera. Vergeet ook niet dat het uiteindelijk geen liefdadigheid is. Beide partijen halen er iets voor zichzelf uit.” Het is bijna tijd en Wibaut geeft nog een overweging mee: “Natuurlijk lijkt het nu een ver-van-mijn-bed-show. Waarschijnlijk klopt dat ook, misschien niet. Los daarvan kan een sociaal netwerk nu al zijn vruchten afwerpen. Het neemt niet alleen af en toe iets uit handen, het verrijkt ook het leven van uw kind.” De bel wordt geluid, de Contactdag is weer omgevlogen. In het kasteel drinken de deelnemers nog een laatste glaasje jus d’orange of een voorzichtig pilsje. Folders verdwijnen in schoudertassen en langzaam dunt het gezelschap uit tot alleen bestuur en vrijwilligers nog overblijven. Parc Spelderholt was weer een dagje van de STSN. Volgend jaar zal het niet anders zijn. winter 2013/2014 | TSC Contact Het is een prachtig project waarin de STSN het voortouw neemt en een grote rol speelt, zou het niet geweldig zijn als de STSN het voor elkaar krijgt om TSC-zalf als medicijn geregistreerd krijgen! Dus hebt u belangstelling, meldt u aan en geef uw bevindingen door! Hebt U nog vragen of wilt U deelnemen, neem dan contact op met Francesco Dioguardi via [email protected]. Workshop TSC-zalf tekst Corinne Kijl Francesco Dioguardi, aanspreekpunt voor de TSC-zalf binnen de STSN, geeft in de workshop uitleg over het gebruik van TSCzalf en vertelt over de ervaringen. Op zich wel weer even fijn voor de aanwezige gebruikers van de zalf, als blijkt dat een dun laagje voor het slapen gaan voldoende is in plaats van de gedachte ‘hoe meer hoe beter!’. Andere deelnemers hebben nog jonge kinderen en zij vragen zich af of het voor hen ook geschikt is. In principe speelt leeftijd geen rol en als je laseren op latere leeftijd kunt voorkomen dan graag. Telkens rijst de vraag “Als het werkt, waarom wordt het dan toch niet voorgeschreven?”. Francesco is hier heel duidelijk over. Er is in Nederland nooit echt goed onderzoek naar gedaan en dat is noodzakelijk om de zalf als medicijn te kunnen registreren. Daarom is het ook belangrijk dat ‘onze’ deelnemers zich registreren en hun bevindingen delen, zodat we de zalf kunnen verbeteren. Het moet wetenschappelijk vastgelegd worden om te kunnen bewijzen dat het werkt. Wetenschappelijk onderzoek kost geld, Francesco en de STSN zijn dus ook op zoek naar sponsoren. Al sinds het begin van het project is de apotheek van het UMCU bereid de zalf te maken,maar het productieproces voor het af en toe maken van één tube is te kostbaar, dus door samenwerking, alle recepten naar het UMCU, wordt een efficiëntere productie van de zalf mogelijk. Het projectteam heeft een leveringsmethode kunnen ontwikkelen waarmee het mogelijk is dat je via je huisarts of specialist bij je eigen apotheek de zalf kunt bestellen. Dus hoe krijg je de zalf? Een recept wordt voorgeschreven door de specialist of huisarts. Je bestelt de zalf via je eigen apotheek, die het vervolgens bij de apotheek van het UMCU bestelt. De apotheek betaalt de zalf en verwerkt de declaratie met de zorgverzekeraar. Maar er kunnen zich problemen voordoen bij het verkrijgen van de zalf. Niet alle specialisten willen het voorschrijven omdat het nog niet als medicijn is geregistreerd en het wordt niet altijd vergoed door de ziektekostenverzekeraars. Het gezegde ‘geen slapende honden wakker maken‘ geldt hier soms. Vaak moet je als patiënt zelf de apotheek erop ook wijzen dat het UMCU de zalf maakt. Het is handig om eerst de kosten op te vragen bij de apotheek. Een tube kost ongeveer tussen de € 80,- en € 95,- en is een maand houdbaar. Ontwikkelingen voor de toekomst zien er ook goed uit. Aan verbeteringen op het gebied van de houdbaarheid, betere penetratie in de huid, de beste concentratie, wordt op dit moment gewerkt. Er is sprake van een mogelijk samenwerkingsverband tussen het Erasmus MC en het UMCU voor onderzoek. winter 2013/2014 | TSC Contact Workshop TSC en zwanger worden tekst Corinne Kijl In de workshop TSC en zwanger worden, gegeven door mw. dr. ir. Van den Ouwenhand en mw. dr. Maat-Kievit, werd het genetische aspect van TSC nog een keertje uitgelegd. Dit blijkt toch vrij ingewikkelde materie te zijn. TSC is een autosomaal dominante overerving met een variabele expressie. Oké……?? Elke ouder geeft de helft van zijn erfelijk materiaal door bij een bevruchting. Heb je TSC dan is de kans op een kindje met TSC 50% ongeacht het geslacht van het kindje. Zoals bijna iedereen al wel weet is er een TSC-1 en een TSC-2 gen. Deze werken samen in de cel en vormen een complex, dat helpt bij het remmen van de celgroei. Is er een afwijking in dit complex, zoals bij TSC, dan vindt er ongeremde celgroei plaats. TSC ontstaat in 60-70% van de gevallen spontaan. Is er sprake van familiaire erfelijkheid dan is het vaak de vorm met een afwijkend TSC-1 gen. De TSC-2 afwijking komt het meeste voor, zo’n 75%, en geeft bij spontaan ontstaan vaker ernstigere afwijkingen. Als je TSC hebt en je wilt zwanger worden kleven er toch enige risico’s aan. Zo kan er, onder invloed van de hormonen tijdens je zwangerschap, een toename van de afwijkingen in de longen optreden, tenminste als je deze afwijking hebt. Bij bestaande nierafwijkingen is de kans op bloedingen groter. Gebruik je medicatie voor epilepsie dan is de kans groter op een aangeboren afwijking zoals schisis, een open ruggetje of een hartafwijking, met name als je verschillende anti-epileptica tegelijk gebruikt. Er kunnen, in overleg met je behandelend arts, wat aanpassingen gedaan worden in je medicatie, bijvoorbeeld 4x per dag innemen in plaats van 2x per dag, het vermijden van combinaties van anti-epileptica en het gebruik van Foliumzuur. Ook het regelmatig checken van je bloedspiegelwaarden wordt aanbevolen. Het wel of niet kunnen geven van borstvoeding is 7 afhankelijk van het medicijn dat je gebruikt. De behandelend arts of neuroloog kan aangeven welke mogelijkheden er zijn. Zwanger worden en TSC, welke keuzes heb je? Belangrijke vragen dienen zich aan. De moeilijke keuze tussen het 50%-risico accepteren of toch maar geen kinderen? Welke mogelijkheden zijn er nog meer? Adoptie, zaaddonatie, eiceldonatie, prenataal onderzoek? Inmiddels zijn er goede ervaringen en vorderingen met het pre-implantatie onderzoek, PGD. Maar de wachttijd is lang en de kans van slagen laag. Na 3 pogingen is 20-25% zwanger. Ondanks alle technische ontwikkelingen is en blijft het een hele moeilijke en lastige beslissing waarbij vele aspecten een rol spelen (Zie ook TSC-Contact nr. 121, red). Veel keuzes, maar gelukkig hèbben we een keuze. Vragen over TSC, zwangerschap en erfelijkheid kunt u stellen op www.vkgn.org. Wilt u hulp bij het maken van uw keuze dan kunt u mailen naar [email protected]. Workshop nieuwkomerstekst Jos Scheurink Elk jaar op de Contactdag is er weer een aantal mensen voor de eerste keer. Meestal jonge ouders. Ze hebben dan de angst voor de confrontatie met de ernst van TSC overwonnen en willen meer weten, maar vooral praten met lotgenoten. Ook het eigen verhaal vertellen tegen mensen die weten waar het over gaat en die snappen wat je bedoelt is een behoefte die veel nieuwkomers hebben. Dit jaar kende de workshop een bijzondere samenstelling. Inderdaad jonge ouders, maar ook een meisje van 18, die behalve dat ze voor het eerst op de Contactdag was, ook gelijk actief is geworden als vrijwilliger. En alle vier de grootouders vergezelden een jong ouderpaar. “We zijn allemaal bij deze vreselijk ziekte betrokken en willen er zo veel mogelijk over weten”. Ervaringen over de diagnose werden uitgewisseld, de kennismaking met het enorme medische circus waar je in terecht komt. Hoe reageert de omgeving, hoe leg je uit dat het allemaal niet zal meevallen, iets dat sommigen, hoe goed bedoeld ook, steeds weer zeggen. Kortom praten met elkaar, horen dat je niet de enige bent, herkenning en leren van elkaars ervaring. Op de workshop nieuwkomers is het belang en de waarde van de STSN altijd weer goed te zien. 8 Workshop Zorgtestament tekst Yvonne Strikwerda Anne Wibaut had in het plenaire ochtendprogramma al het een en ander verteld over Osani. Osani werkt met families aan het opbouwen van een solide netwerk rondom een kind met een beperking, zodat de zorg nu en in de toekomst gewaarborgd is. In de workshop vertelden Henk Smits (78) en zijn dochter Marisca over hun ervaringen met Osani. We bekeken eerst een filmpje gemaakt voor het Knoopgala waarin zij zich presenteerden. Henk Smits is sinds 23 jaar weduwnaar. Marisca woonde eerst in een gezinsvervangend tehuis, maar nu zelfstandig in een appartement met een netwerk van mensen om haar heen die gezamenlijk de zorg voor Marisca behartigen. Zo is er Ria, die met Marisca fietst en winkelt. Zij is tevens de mentor van Marisca. Simona is de netwerkcoach, die het netwerk bijeenhoudt en in de gaten houdt of alles goed loopt. Dan zijn er diverse buurmeisjes en buurvrouwen en een kassière van de Albert Heijn die Marisca bij het netwerk heeft weten te betrekken. Ze ondernemen dingen met haar en vormen bijvoorbeeld samen een telefoonkring: Marisca belt met elk van hen op een vaste dag en tijd, voor de gezelligheid en om eventuele vragen te bespreken. Het netwerk bestaat nu 5 jaar en is ook een vriendinnenclub geworden. De bewindvoering wordt overgedragen aan een administratiekantoor dat contact onderhoudt met Osani en met het netwerk. Het gaat niet alleen om de cijfers, er is sprake van een ‘warme bewindvoering’. De netwerkcoach is in dienst bij Osani en wordt betaald vanuit een fonds dat door de ouders ingesteld is. Er kwamen vragen over hoe dit werkt als het kind in een instelling woont. Ook dan kan met de hulp van Osani een netwerk op maat rondom het kind worden opgebouwd. Dat is iets anders dan dat er vrijwilligers zijn die door de instelling worden binnengehaald om activiteiten te ondernemen met bewoners. Het gaat erom dat de familie het leven van het kind vormgeeft zoals zij dat willen voor het kind nu en in de toekomst, als de ouders er niet meer zijn. Het risico van het voor je uit schuiven is groot. Anne Wibaut riep iedereen dan ook op om er serieus over na te denken en ermee te beginnen. De boodschap van Henk Smits was heel helder: zonder het netwerk zou Marisca niet zelfstandig kunnen wonen en Marisca: zij straalde bij het vertellen over het netwerk. n winter 2013/2014 | TSC Contact Daniels hersenoperatie in het Sophia Kinderziekenhuis Kinderen zeuren niet, zoals volwassenen De operatie kwam vorig jaar voor ons als een volslagen verrassing en we hadden enorme behoefte aan ervaringsdeskundigen. Via het TSC forum hoorden we gelukkig een aantal positieve verhalen waar we heel blij mee waren. ‘Onze’ operatie verliep ook positief, dus daarom leek het ons goed om het verhaal op te schrijven, om zo weer anderen te helpen die voor dezelfde keuzes en vragen staan. Hieronder volgt het verhaal van onze zoon Daniel, destijds 6,5 jaar oud, die moedig een SEGA operatie heeft ondergaan. Het vertelt hoe Daniel het zelf beleefde, hoe wij als ouders het hebben ervaren, hoe de operatie precies in zijn werk ging en hoe het nu met Daniel gaat. winter 2013/2014 | TSC Contact Ongeveer een jaar geleden brachten de ouders van Daniel Kruizenga zijn jongere broertje weg voor een logeerpartijtje ‘voor onbepaalde tijd’ en checkten diezelfde avond in bij het Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam. Daniel zou de volgende dag geopereerd worden aan een SEGA, een Subependymal Giant Cell Astrocytoma, in zijn hersenen. Deze SEGA was inmiddels gegroeid tot een diameter van 2,5 centimeter en moest er snel uitgehaald worden. Moeder Sigrid vertelt het verhaal. tekst en foto’s Sigrid Breukelaar Van routine controle naar operatie Drie weken voor de grote operatie kwamen we in het Sophia Kinderziekenhuis voor de ‘tweejaarlijkse MRI’. Deze moet bij Daniel altijd onder narcose, omdat hij nog niet in het apparaat kan blijven liggen zonder in paniek te raken. We waren keurig op tijd voor de narcose en zaten ontspannen te wachten tot we aan de beurt waren voor de MRI beneden. Rond één uur werden we opgeroepen. Daniel wist inmiddels wat er van hem verwacht werd (we hadden de avond ervoor nog het anesthesie-filmpje van de Sophia website gekeken over het jongetje ‘Quinten’). Geheel volgens het filmpje kreeg ook Daniel een groen jasje aan en 9 zijn knuffel Finn mocht ook mee naar beneden. De narcose ging prima en ik mocht weer terug naar de afdeling om te wachten... Onze eigen neuroloog en kinderarts waren die dag niet aanwezig, dus ik was erg verbaasd toen er rond drie uur drie onbekende artsen naar de zaal kwamen. Ze vertelden dat de MRI er niet goed uitzag. Vergeleken met de vorige keer was er een supercel groeiende die heel snel de vochtdoorstroom in de hersenen zou blokkeren. Had hij niet al last van hoofdpijn of misselijkheid? Nee, dus dit nieuws verbaasde enorm. Even werd nog overwogen of hij die dag niet al moest blijven; daarom moesten we naar de oogarts, om te kijken of er niet al teveel druk op de ogen was ontstaan. Omdat dit nog niet helemaal het geval was, werden we voorlopig naar huis gestuurd. Het medische team zou de volgende dag overleg hebben, waarna wij gebeld zouden worden. Zo groot als een flinke pingpongbal De dagen hierna gingen in een sneltreinvaart. We hoorden van het ziekenhuis dat ze snel wilden ingrijpen: ze waren erg bang voor die blokkade in de hersenen. De dagen waren onrustig, voordat een definitieve datum bekend was, waren we een week verder. Gelukkig kregen we vervolgens een goed gesprek met de neuroloog van Daniel, dr. Marie-Claire de Wit en de neurochirurg, dr. Marie-Lise van Veelen, om te kijken naar de opties. Intussen waren we ons, mede via het TSC forum en de ervaringen van andere TSC patiënten, gaan inlezen in het nieuwe medicijn op dit gebied: Everolimus. We lazen dat dit tot grote successen had geleid bij Amerikaanse onderzoeken; sommige operaties konden er zelfs door worden vermeden, doordat het medicijn de tumorcellen goed te lijf ging. Helaas ging dit verhaal voor ons niet op, omdat de reuscel intussen te groot was. We stonden voor een voldongen feit: de enige goede mogelijkheid was een operatie. De tumor was groot en zat behoorlijk in de weg; zo groot als een flinke pingpongbal (ca. 2,5 cm). Maar omdat een behandeling met Everolimus wel zou volgen, hoefde de chirurg niet alles precies weg te snijden. Zo kan een mogelijke hersenbeschadiging beter voorkomen worden. Het gesprek met de neurochirurg was heel verhelderend: zij vertelde ons waar de blokkade zich precies bevond en hoe de operatie in zijn werk zou gaan. Voorbereiding Maandagochtend om acht uur zou de operatie starten. De chirurg zou beginnen met een snee in Daniels hoofd van links naar rechts, en daaronder een luikje maken in de schedel. Met een microscoop banen ze zich dan een weg door de hersenbalk naar het midden van de hersenen. De chirurg klonk wel redelijk optimistisch, moet ik zeggen. Een deel van de tumor zou makkelijk weg te halen zijn en een ander deel mogelijk iets lastiger omdat dat verkleefd zat. Dat zou ze dan voorzichtig doen en misschien zou ze ook niet alles weghalen. Misschien zou er nog een drain moeten worden 10 geplaatst om het vocht in de hersenholtes goed af te voeren als het lichaam het niet zelfstandig zou kunnen oppakken, maar dat verwachtte ze niet. Dan zou hij ‘s middags wakker worden op de Intensive Care. Daar moest hij in elk geval een dag blijven en dan zou hij naar de afdeling kunnen. Omdat de supercel iets links van het midden zat, zou Daniels rechterkant er voornamelijk last van hebben. Wellicht zou Daniel straks aan de rechterkant krachtverlies hebben en ook last met zijn spraakvermogen kunnen hebben. Dit zou wel allemaal tijdelijk zijn. De chirurg verwachtte dat hij een week zou moeten blijven en daarna nog een week of drie thuis rustig aan doen. Daarna zou hij weer dingen mogen gaan doen, naar school, korte stukjes wandelen, etc. Na zes weken zou hij alles weer mogen doen op lichamelijk gebied. De neuroloog ging ervan uit dat Daniel er hoe dan ook beter uit zou komen! Misschien zou de operatie ook nog voordelig zijn voor zijn huidige gedrag - zijn huilen, etc. Het zou natuurlijk heerlijk zijn als dat zo was! Andere ouders hadden ervaren dat het gedrag na de operatie anders was geworden, ten positieve! We waren benieuwd. Preoperatief Daniel moest de vrijdag vóór het weekend waarin hij werd opgenomen, een dagje naar de anesthesist en naar de pedagogisch medewerker. Hij moest bloed prikken en werd ‘goedgekeurd’ door de anesthesist. Het was een lange wachtdag. Daniel kreeg zijn bedje toegewezen en zijn pyjamaatje lag er al op. Intussen hadden we contact met de pedagogisch medewerkster, Annemiek. Wat een schat van een mens was dat! Ze hoorde dat Daniel het anesthesiefilmpje zo goed kende en ze kwam met een reusachtige babypop, die gelijk Quinten werd gedoopt. Deze pop kreeg ook een groen pyjamaatje aan en een enorm verband om zijn hoofd. Daniel vond het geweldig. Ook kregen we een dokterskoffertje mee naar huis om te ‘oefenen’. Dit werd thuis gelijk in de praktijk gebracht en Daniel identificeerde zich volledig met de pop. Hij moest mee onder de douche en naar bed. Natuurlijk zou Quinten hem ook begeleiden naar het ziekenhuis, op zondagavond. De operatie zou tot ver in de middag duren, dus ons werd dringend geadviseerd om ‘iets te gaan doen’ Maandag Om zeven uur ‘s avonds op zondag 11 november 2013 moesten we ons in het Sophia Kinderziekenhuis melden. Daniel werd geïnstalleerd en er werd nog bloed geprikt. De volgende ochtend was het vroeg dag: om zes uur werden we gewekt en werden er voorbereidingen getroffen voor de operatie. Om acht uur was het al zover en konden we Daniel naar de operatie afdeling brengen. Ik mocht helemaal tot het einde met hem mee: hij kreeg zijn narcose pas op de operatietafel. Dat was best wel spannend, om tot zover mee te mogen. Ik keek rond en zag alles klaarliggen voor de operatie… dat was nogal wat. De neurochirurg kwam zelf nog even om Daniel (en vooral zijn moeder) een bemoedigend knikje te geven. Nadat Daniel onder narcose was gebracht moest ik hem achterlaten en liep ik met knuffel Finn en de operatiepop Quinten terug naar de afdeling. We hadden te horen gekregen dat de operatie tot misschien wel ver in de middag zou duren, dus ons werd dringend geadviseerd om ‘iets te gaan doen’. Lastig, want wat kies je dan? Wandelen Uiteindelijk zijn we naar Hoek van Holland gereden, hebben onze wandelschoenen aangetrokken en zijn gaan wandelen langs de zee. Dit bleek achteraf een goede zet: het stormde flink aan zee, dus we werden danig afgeleid. Rond een uur of drie besloten we weer richting Rotterdam te rijden om de files voor te zijn. Terug bij het Sophia gingen we eerst nog iets heel belangrijks kopen: een Thomas Trein ballon. Toen we Daniel hadden voorbereid op de operatie en hem hadden verteld hoe en wat, herinnerde hij ons gelijk aan het filmpje van het jongetje op de Sophia website. “Quinten kreeg een grote lolly aan het einde en ik wil een ballon, van Thomas Trein.” Wachten Daarna zijn we gaan wachten in de ouderkamer van de neurologie-afdeling. Om vier uur werden wij gebeld door de neurochirurg. Ze vertelde dat het heel wat langer had geduurd dan ze hadden verwacht! De operatie was goed gegaan en ze hadden veel, maar niet alles, weg kunnen halen en ze hadden geen complicaties gehad. De enige complicatie was nu dat Daniel moeilijk uit zijn narcose te krijgen was, omdat deze zo lang geduurd had. Ze zei dat we echt nog even moesten wachten voordat we hem konden zien, als hij weer wat stabiel en ‘bij’ was. Uiteindelijk belden ze om zeven uur ‘s avonds dat we naar de IC konden. Maandagavond We troffen een stil, wit jongetje aan, dat onder de slangetjes zat. Hij was nog niet aanspreekbaar. Hij was stabiel, volgens de zusters, en zijn hele hoofd was ingepakt. Het zag er indrukwekkend uit. We hebben hem geknuffeld en tegen hem gefluisterd. Heel even deed hij zijn ogen open en zagen we dat hij ons herkende! Een heel klein, flauw glimlachje. We hebben Finn en zijn Thomas Trein ballon bij hem neergelegd en hebben heerlijk de hele avond bij zijn bedje gezeten. Uiteindelijk zijn we naar huis gegaan, waarbij we van het IC personeel de belofte kregen dat we te allen tijde, ook ’s nachts, mochten bellen om te informeren hoe het ging. Dit heb ik ’s nachts ook gedaan, waarbij ik te horen kreeg dat hij die nacht nog wat gedronken had en naar zijn ballonnen had gewezen. Naar beneden is ‘goed’, een verdieping dichter bij de uitgang! Dinsdag De volgende ochtend waren we er al weer heel vlug! Daniel zag er al stukken beter uit: hij had kleur op zijn wangen en lachte toen hij ons zag. Ongelooflijk! Wat waren we dankbaar! Hij wilde alweer wat rechtop hangen en wat drinken. Jammer genoeg resulteerde dit gelijk in een grote braaksessie. Hij probeerde te praten en vormde de woorden papa en mama. Daarna natuurlijk gelijk het woord ‘trein’. We wisten dat het daarboven nog helemaal goed zat. Hij had wel wat krachtverlies aan zijn rechterkant en zijn spraak bleef slecht, maar zijn ogen stonden alweer heel wat beter dan we hadden verwacht. In principe mocht hij die dag al naar de kinderafdeling, mits hij wat gedronken had en het binnen had gehouden. Na de middag werd er werk van gemaakt om naar beneden te gaan. Beneden is ‘goed’. Dat betekende een verdieping dichter bij de uitgang! We werden geïnstalleerd in kamertje 1120 op 1 Noord, kinderneurologie. Hier viel hij na de verhuizing gelijk lekker in slaap. Woensdag Op woensdag kon Daniel alweer met de IPad spelen! Ongelooflijk! Hij kon beter rechtop in bed zitten, er mocht een infuus uit en hij kreeg fysiotherapie. Dit ging heel moeizaam en ons meneertje werd er ook heel moe van, maar hij deed het! Hij zette een paar pasjes van het bed naar de stoel en terug. Ook mocht de katheter er uit en kon hij met hulp naar de wc. Daarna, uitgeput, viel hij gelijk weer in slaap. Het eten was nog moeilijk binnen te houden, helaas. Ook begon er boven zijn linkeroog een flinke vochtophoping te ontstaan, omdat links blijkbaar zijn voorkeurkant werd, ook qua liggen. Er ontstond een enorme drukplek, die paars en groen werd en zijn hele oog dicht maakte. Er werd nog wel besloten een MRI te maken om te checken of er geen waterhoofd ontstond en of de wond aan de binnenkant goed aan het genezen was. Donderdag Alle infusen waren er intussen uit. Daniel lag onder zijn eigen dekbedje van thuis, en kreeg elke dag post. Vooral de grote ballondozen bleken favoriet! Je opent zo’n doos en 11 er vliegt gelijk een ballon uit: sensatie! Meer fysiotherapie volgde ook deze dag. Daniel moest wat op de gang lopen en dat ging, met ondersteuning, al best goed. We stonden verbaasd over de progressie en de snelheid ervan! De verpleging was wel verrast maar maakte dit vaker mee: “Als kinderen zich goed voelen kan het heel snel gaan. Ze zeuren niet, zoals volwassenen”…. Tja… Gelukkig werd ook de vochtophoping boven zijn oog wat minder. Het verband er af, omdat het steeds meer ging irriteren en dat de wondgenezing niet bevorderde. Heel voorzichtig werd zijn hoofdje afgepeld en kregen we te zien hoe het litteken er uit zag. Het zag er best mooi uit, de ‘rits’ van zijn linker- naar zijn rechteroor. Ze hadden alleen het haar in die streek weggehaald, zodat het qua aangezicht ook best meeviel. Daniel zelf vond het allemaal maar gek en aaide vaak over zijn hoofd. Je zag aan hem dat hij doorhad dat er iets vreemds aan de hand was, maar wat? We hadden hem destijds uitgelegd wat er ging gebeuren, in Thomas Trein taal. Dat werkte het beste bij hem. We hadden verteld dat de spoorlijnen in zijn hoofd ervoor zorgden dat de treinen gingen ontsporen en dat die sporen weer moesten worden rechtgezet. Met die uitleg kon hij prima leven. Hij zei: “Ik ben blij dat ze mijn Thomas spoor maken, want dan kan ik straks weer extra hard stomen! Tuuuhuuuuut!” Vrijdag Op vrijdag ging het zo goed dat Daniel naar de speelkamer kon om daar te spelen. Na alle ochtendcontroles zijn we eigenlijk de hele dag op de speelkamer gebleven. Ook zijn broertje, die ’s middags even kwam kijken, kon heerlijk meedoen en we konden ook de visite (opa en oma) daar ontvangen. De verpleging liet al doorschemeren dat ze verwachtten dat we vandaag nog wel naar huis zouden mogen. Dit klonk aan één kant fantastisch, maar aan de andere kant natuurlijk ontzettend eng. ’s Maandags zie je je kind nog aan allerlei slangetjes op de IC en vandaag al naar huis? ’s Middag werd alles ingepakt, de medicatie voor thuis klaargemaakt en om half zes zaten we opgelucht en blij in de auto terug naar huis. Hij fladderde door het huis en was ontzettend druk Thuis en verder ’s Zaterdags was de Sinterklaasintocht op de televisie en Daniel werd op de bank geïnstalleerd, met pop Quinten, de knuffels, de treintjes en pepernoten. Wat een kleine, grote 12 held! Hij babbelde honderduit over het ziekenhuis en alles wat er was gebeurd. Niet helemaal chronologisch, maar hij wilde wel heel erg graag doorpraten over de dingen die op hem indruk hadden gemaakt: de verpleegkundige die altijd het eten langs kwam brengen en grapjes maakte; de zusters die hem ’s ochtends kwamen temperaturen (“dat hoef jij toch niet ook te doen, mama?”), maar ook: het MRI apparaat en de vervelende prikjes. Hij was onrustig de eerste tijd: zijn ogen stonden wijd, hij fladderde door het huis en was ontzettend druk. Dit was volgens de artsen o.a. te wijten aan de vele keren narcose binnen relatief korte tijd. Wij wisten het niet helemaal zeker. Hij sliep weinig de eerste paar weken na de operatie maar was al snel echt klaar om weer naar school te gaan. Er was weinig reden meer om hem thuis te houden, dus vlak voor Kerst heeft hij een paar dagdelen meegedraaid in de klas. Zijn juf was zo vreselijk lief om allerlei ‘achterstallig’ werk op de IPad te zetten, zodat hij als het ware nog wat kon inhalen. Maar dat was niet het belangrijkste; hij vond het fijn om weer in dat schoolritme te zitten. Heerlijk om weer voorspelbare dagen te hebben en te weten wat er komt. Ook vond hij het prachtig om weer gewoon in zijn eigen groep kinderen te zitten, lekker vertrouwd. Ergens hadden we misschien gehoopt dat de hyperactiviteit en het vele huilen en de gedragsproblemen wat verminderd zouden zijn na de operatie. Maar we hebben eigenlijk gewoon de volledige Daniel weer teruggekregen! Daar zijn we ook dankbaar voor. Het gaat hartstikke goed met hem, maar gedragsmatig golft het heen en weer. We hebben goede weken en slechte. En af en toe een hele slechte. Op school doet hij het wisselend: hij gaat momenteel volgens leeftijd naar groep 4 op de Mytylschool in Rotterdam. Daar heeft hij veel moeite met heel veel stof, als het niet individueel aangeboden wordt. Qua sociale interactie is er ook nog veel te leren, maar hij is goedlachs en heel welwillend en geniet overal van. Toekomst Terugkijkend kunnen we zeggen dat de operatie goed gegaan is. Toen we de uitslag van de laatste MRI (afgelopen mei) terugkregen, bleek dat het restje tumor dat nog was blijven zitten niet was gegroeid. Dat is natuurlijk prachtig nieuws. Het was nog te kort om te zeggen of de Everolimus zijn werk al had gedaan, dus dat zien we wellicht bij een volgende MRI. Hij slikt het middel inmiddels 8 maanden. De dosis is onlangs verhoogd (hij zat nog niet op zijn maximum), dus misschien gaan we binnenkort ook gedragsverbeteringen merken. Wat we al wel zien is dat de angiofibromen in zijn gezicht minder lijken te zijn geworden. TSC blijft natuurlijk altijd een grillige ziekte en we weten niet welke hobbels er in de toekomst nog genomen moeten gaan worden. Deze hobbel is in elk geval genomen en we zijn het Sophia Kinderziekenhuis en het medische team ontzettend dankbaar dat het zo’n positief verhaal is geworden. n winter 2013/2014 | TSC Contact Preventief anti-epilepticum? Nieuw onderzoek in Utrecht en Amsterdam tekst Floor Jansen foto Ria van Remmerden EPISTOP Onlangs werd een subsidie toegekend door de Europese Commissie voor een Europese multicenterstudie bij pasgeborenen met tubereuze sclerose (TSC). De opzet voor deze klinische studie is tot stand gekomen door een samenwerking van 12 centra in Europa en 1 centrum in de USA. Vanuit Nederland zijn er twee centra betrokken: het UMC Utrecht (studieleider dr. Floor Jansen, kinderneuroloog) en het AMC te Amsterdam (studieleider professor Eleonora Aronica, neuropatholoog) Doel De studie, getiteld “Long-term, prospective study evaluating clinical and molecular biomarkers of epileptogenesis in a genetic model of epilepsy – tuberous sclerosis complex” heeft tot doel ziektekenmerken, zogenoemde biomarkers, op te sporen die een rol hebben bij het ontstaan van epilepsie. Deze biomarkers bestaan uit zogenoemde klinische verschijnselen, EEG en MRI kenmerken en factoren, waaronder genetische, die in bloed worden bepaald. winter 2013/2014 | TSC Contact Daarnaast is er een substudie waarin gekeken wordt naar het effect van starten met vigabatrine, een anti-epilepticum, zodra er afwijkingen worden gevonden op het hersenfilmpje (EEG) zelfs voordat er epileptische aanvallen worden gezien door verzorgenden of artsen. Kinderen die voor deze substudie, trial genaamd, in aanmerking komen loten voor starten van medicatie of geen behandeling. Twee jaren na start van de trial wordt gekeken of de groep kinderen die behandeld werden met vigabatrine minder vaak epilepsie hebben gekregen en zich beter ontwikkeld hebben, dan de groep kinderen die bij aanvang van de trial geen behandeling hadden gekregen. Wie komen in aanmerking In deze studie zullen 100 kinderen geïncludeerd worden bij wie een zekere diagnose TSC is gesteld voor de leeftijd van 4 maanden en bij wie nog geen epileptische aanvallen zijn vastgesteld. Wat houdt het onderzoek in Kinderen met TSC zullen, vanaf het moment dat ze deel gaan nemen aan de studie tot de leeftijd van 24 maanden nauwkeurig worden gevolgd. Op vastgestelde momenten zal aanvullend onderzoek plaatsvinden, bestaande uit frequente EEGs (het eerste jaar elke 4 weken en na 1 jaar elke 8 weken), neuropsychologische onderzoeken (elke 6 maanden), autismescreening (eenmalig), bloedonderzoek gericht 13 Flow chart op moleculairbiologische kenmerken (bij start van deelname, bij verschijnselen van epilepsie en aan het einde van de studie) en MRI scans van de hersenen (voor de leeftijd van 4 maanden en aan het einde van de studie, bij 24 maanden). Een deel van deze onderzoeken vindt reeds plaats in het kader van de huidige routine patiëntenzorg zoals de EEGs, de MRI scans en eenmalig neuropsychologisch onderzoek. Ook een bloedafname voor genetisch onderzoek vindt altijd plaats. De belasting voor de kinderen wordt daarom als minimaal verhoogd beschouwd. De afdeling kinderneurologie van het UMCU coördineert het onderdeel van de studie waarbij gekeken wordt naar de verandering van de resultaten van de MRI scans in de eerste twee jaren. Zo wordt er o.a. gekeken naar de relatie tussen volume van de tubers, de dikte van de hersenschors, de intactheid van de witte stof (de bedrading van de hersenen) en het functioneren van het kind, d.w.z. krijgt het kind epileptische aanvallen; hoe ontwikkelt het kind zich? De afdeling neuropathologie van het AMC coördineert het onderdeel van de studie waarbij gekeken wordt naar afwijkingen in het hersenweefsel bij die patiënten die voor een operatie in aanmerking komen, ofwel omdat ze een moeilijk behandelbare epilepsie hebben, ofwel omdat ze een groeiende reusceltumor hebben (SEGA). Hoe willen we geschikte TSC patiënten opsporen? Deze studie richt zich uitsluitend op pasgeborenen met een zekere diagnose TSC die nog geen epileptische aanval hebben. Allereerst is er de mogelijkheid dat een ouder met TSC een kind gaat krijgen. Deze ouder heeft 50% kans dat het 14 kind de ziekte ook heeft. Dit kan tijdens de zwangerschap worden vastgesteld. Deze kinderen komen in aanmerking voor deelname in de studie. Daarnaast kan het zijn dat ten tijde van de zwangerschap, bij een zogenoemde 20 weken echo, wordt vastgesteld dat het ongeboren kind een rhabdomyoom van het hart heeft. Voor dit kind is de kans groot dat het TSC heeft. Indien deze diagnose bevestigd wordt m.b.v. DNA onderzoek of een MRI van de hersenen, dan komt dit kind ook in aanmerking voor deelname in de studie. Tot slot kan het zijn dat direct na de geboorte witte vlekken op de huid worden gezien en aan de hand daarvan de diagnose TSC wordt gesteld. Als deze kinderen nog geen aanvallen hebben komen ze ook in aanmerking voor deelname in de studie. Verwijzing Kinderen die geschikt zijn voor deelname aan de studie kunnen verwezen worden naar dr. Floor Jansen, kinderneuroloog UMCU. Zij zal de ouders een brief met uitgebreide patiënteninformatie sturen. Zij zal daarna met ouders contact opnemen om aanvullende informatie te bespreken en vragen te beantwoorden. Resultaten van de studie De verwachting is dat na 4 tot 5 jaar de resultaten van de studie bekend zullen worden. Deze zullen worden gepresenteerd op internationale congressen en gepubliceerd in internationale tijdschriften. Meer informatie bij: Floor Jansen, kinderneuroloog UMCU: [email protected]. n winter 2013/2014 | TSC Contact Hoe is het toch met de familie Spaargaren Twee-eiige tweeling, Vitas heeft TSC, Emiel niet Het vorige interview met de familie Spaargaren, in ‘Sterke Portretten, wij hebben TSC’, is acht jaar geleden. Toen was de tweeling Vitas en Emiel 7 jaar, nu zijn ze net 15. De jongens zijn een twee-eiige tweeling. Vitas heeft TSC, Emiel niet. Ze wonen in Aalsmeer met hun moeder Caroline en hun vader Herald. Het gesprek vindt plaats op een regenachtige dinsdagmiddag, de enige middag dat de jongens niet sporten. Één voor één komen ze thuis uit school en schuiven aan de grote eettafel aan om mee te praten. Ze zijn nog wel herkenbaar van de foto in het boekje: Vitas blond, Emiel donker. tekst Judith Zadoks foto’s familie Spaargaren TSC speelt nauwelijks een rol in het leven van de familie Spaargaren. Sporten des te meer. De jongens hockeyen en tennissen veel. Hockey is het belangrijkste. Ze spelen allebei in B1 van de Uithoornse club Qui Vive, een team dat bovenregionaal speelt. Apeldoorn is de verste club waar ze heen moeten. Vitas staat midden-midden, een positie waarop je veel moet lopen en het spel verdeelt. Emiel speelt links- of rechtsachter. Vroeger stond hij in de voorhoede dus het was even wennen om achterin te staan. Jammer genoeg staan ze nu wel laatste. Vooral Vitas houdt helemaal niet van verliezen. winter 2013/2014 | TSC Contact Het is ook wel raar, je hebt iets wat best ernstig is maar je hebt er tegelijkertijd nauwelijks last van Caroline is manager van het team en rijdt de jongens drie keer per week heen en weer naar hun training. Naast drie trainingen en een wedstrijd voor hockey hebben ze ook nog twee keer per week tennistraining. Dat houdt ze in ieder geval wel van de straat. 15 Ze vinden het wel belangrijk om mee te werken aan het interview. Vooral voor mensen die net weten dat hun kind TSC heeft, is het goed om te weten dat het ook mee kan vallen. Vitas heeft er weinig last van dat hij ‘iets heeft’. ‘Ik heb bubbeltjes in mijn gezicht en verder ben ik er niet zo mee bezig.’ Het is ook wel raar, je hebt iets wat best ernstig is maar je hebt er tegelijkertijd nauwelijks last van. Je veel zorgen maken heeft dan weinig zin. Sinds hij in groep 8 een spreekbeurt heeft gehouden over TSC is hij zich er wel iets meer bewust van, maar het leeft niet echt voor hem. Caroline: ‘Kinderen doen dat veel makkelijker dan volwassenen, leven in het moment. Natuurlijk kunnen zich problemen voordoen of zullen er nog vragen gaan spelen, bijvoorbeeld rond erfelijkheid van TSC, maar dat ligt nog zo ver in de toekomst. Zolang het nog niet speelt, hoef je er niks mee.’ Acht jaar geleden was Caroline blij dat de mensen vroegen wat Vitas op zijn gezicht had. ‘Als ze niets meer vragen weet je dat het erg is.’ Het moment dat mensen niks meer vragen hebben ze inmiddels ook meegemaakt. ‘Ik was mee op schoolreisje naar de dierentuin en liep naast Vitas. Dan merk je pas dat er steeds mensen naar hem kijken. Hij heeft dat de hele tijd. Op een goed moment wilde hij zelf dus wel van die bubbeltjes af. Vitas: ‘In mijn lagereschooltijd kreeg ik met enige regelmaat een laserbehandeling voor de bubbeltjes op mijn gezicht. Daarna is je gezicht nog een paar dagen dik en rood. In het begin vond ik het wel vervelend om zo naar school te gaan, maar op een gegeven moment is iedereen er wel aan gewend. Op de lagere school ken je elkaar toch heel goed, dan is het geen probleem. Op de middelbare school ging ik alleen nog laseren in de vakantie zodat ik daar niet mee naar school hoefde.’ Vitas gebruikt sinds twee jaar rapamicine zalf voor zijn gezicht. Dat werkt heel goed. Zijn huid is rustig en je ziet 16 niet dat er iets mee aan de hand is. Hij is blij dat hij de zalf mag gebruiken. Niet alle artsen schrijven het voor en sommige verzekeraars vergoeden het niet. Sinds hij de zalf dagelijks gebruikt is het laseren niet meer nodig. Misschien laat hij het nog één keer doen om de laatste plekken weg te halen, maar daarna is het een kwestie van onderhoud. Elke twee á drie jaar gaat Vitas met zijn ouders naar het UMC in Utrecht om alles te laten controleren: nieren, dermatologie, MRI. Alles gebeurt dan op één dag. Vitas: ‘Je zit dan in een kamertje en de artsen komen naar je toe en soms moet je ergens heen. Je bent wel een dag bezig. Ik vind het niet echt vervelend. We gaan altijd met z’n drieën en hebben gewoon een gezellige dag.’ De uitslag van het onderzoek naar zijn nieren is altijd een beetje spannend omdat die vol plekken zitten De uitslag van het onderzoek naar zijn nieren is altijd een beetje spannend omdat die vol plekken zitten. Hij merkt daar nu niets van maar dat kan in de toekomst veranderen. Caroline vindt het elke keer wel confronterend dat Vitas’ nieren zo vol zitten. ‘Maar als de plekken niet groeien is er niet zoveel aan de hand. Het is niet te voorspellen. Er is wel een medicijn dat de groei van de tubers in de nieren remt, al wordt dat niet aan kinderen gegeven. Maar dat is wel een fijn idee voor de toekomst.’ Caroline doet vrijwilligerswerk voor de contactdag van de STSN en is in die zin wel met TSC bezig. ‘Op een open dag spreek ik mensen met kinderen met allerlei problemen als gevolg van TSC. Dan realiseer ik me dat we geluk hebben. winter 2013/2014 | TSC Contact Emiel kan soms kinderachtig doen, Vitas kan wel redelijk pesten Hun ouders vinden het belangrijk dat ze dingen doen die ze leuk vinden, die bij hen passen. De één is beter in dit, de ander in dat. Emiel leert wat makkelijker, Vitas is wat beter in sport. Van huiswerk maken heeft hij vrij snel genoeg, dan wil hij iets actievers doen. Emiel kan wel langer aan het werk blijven. TSC speelt geen rol in de verschillen tussen de broers. Er zijn genoeg andere dingen die voor verschillen zorgen, leuke en minder leuke dingen. Emiel: Vitas kan wel redelijk pesten en dat kan irritant zijn. Gelukkig wil hij wel altijd dingen doen, even tafeltennissen of zo. Zo heb je wat aan elkaar. We hebben pech dat Vitas TSC heeft maar als je kijkt hoe hij zijn leven kan leiden dan heeft hij ook heel veel mazzel. Hij kan alles doen wat hij wil. Maar het mooie van zo’n contactdag is dat ik ook mensen zie met veel grotere problemen, die gewoon hun leven leiden en uitgaan van wat ze wel kunnen. Dat is heel inspirerend om te zien, hoe zij het doen en hoe ze leven. Het is vaak wel een heel ander leven, waarin alles gepland en georganiseerd moet worden. Je kunt niet even spontaan een weekendje weg. Daar sta ik dan wel bij stil, dat het ook heel anders had kunnen zijn. Emiel leert wat makkelijker, Vitas is wat beter in sport Destijds zaten Vitas en Emiel in groep 3 van de lagere school, nu zitten ze in de derde van de middelbare school. Vitas op de Mavo, Emiel op het Atheneum. Het puberen valt nogal mee tot nu toe. Caroline en Harold hebben goed contact met de jongens. Caroline: ‘Ik werk parttime, ik doe veel bij hockey dus ik ben heel betrokken bij hun leven en weet goed wat er speelt. Het is heel prettig als je met je kinderen in gesprek kunt zijn en dat ze je dingen vertellen. Emiel is echt een kletser, Vitas wat stiller, maar ze vinden het allebei fijn om dingen te vertellen. En dat kan ook.’ Echt streng vinden de jongens hun ouders niet. Alleen als het moet. Bijvoorbeeld als ze vroeger ruzie hadden, maar dat komt nu niet vaak meer voor. Of als je op school te weinig doet, dan moeten ze wel streng zijn, vindt Emiel. Over alcohol drinken zijn de regels duidelijk: voor je 16de sowieso geen druppel. Op hockeyfeesten kan dat lastig zijn want dan drinkt iedereen boven de 16 wel. Over gamen en computeren zijn regels niet nodig; de jongens hebben het veel te druk met sporten en huiswerk om daar veel tijd aan te besteden. En als alles klaar is hangen ze meestal voor de tv. winter 2013/2014 | TSC Contact Vitas: Emiel kan soms kinderachtig doen en dat vind ik dan weer irritant. Maar hij is heel behulpzaam. Als je wat hebt wil hij echt graag helpen. Caroline: ‘Vitas is hulpvaardig en wat geduldiger en rustiger dan Emiel, zeker als het om huiswerk gaat. Emiel en ik zijn allebei eigenwijs en dan hebben we wel eens strijd. Zijn uitdaging is om niet in de stress te schieten over huiswerk. Vitas heeft soms moeite met maat houden en hij wil altijd winnen. Soms is dat minder verstandig. Emiel kletst heel veel, dat vind ik wel gezellig.’ De foto van de jongens die acht jaar geleden gemaakt is voor het boekje ‘Sterke Portretten’ hangt boven aan de muur. Een mooie foto. Net als toen zijn het hele gewone jongens. En wat hun ouders toen belangrijk vonden, geldt nog steeds: plezier hebben, goed in je vel zitten en de ruimte krijgen je te ontwikkelen. En met elkaar praten. Dat zit wel goed. n Sluitingsdatum kopij nummer 125: 15 februari 2014 Redactieadres: Jos Scheurink, Steven Butendiekplein 7, 3581 GV Utrecht [email protected] 17 Op bezoek bij je uithuizige zoon: wandelen bij het Alkmaardermeer Loslaten Tien dingen die ik van Kester heb geleerd – 8 Dit is de achtste aflevering van het verhaal over wat Jurjen Tak als orthopedagoog heeft bijgeleerd van Kester, zijn zoon met TSC. Het thema van deze serie is: ‘Patronen’. Veel ouders lopen op tegen de behoefte van hun kind aan vastigheid. Op de bijeenkomsten van de ouders van jonge kinderen met TSC is het een terugkerend onderwerp. tekst en foto’s Drs. Jurjen A. Tak, orthopedagoog/klinisch psycholoog Prikkelverwerking, observeren, structuur, communicatie, dilemma’s, rouw en de deskundigen Allereerst de traditionele samenvatting van het voorafgaande: daarin heb ik besproken dat kinderen met TSC vaak een sterke behoefte hebben aan vaste patronen, omdat zij nogal eens problemen hebben met het verwerken van zintuigelijke prikkels. Als zij veel prikkels moeten verwerken, geeft dat spanning. Dat zie je bijvoorbeeld als je kind van de ene situatie moet overstappen naar de volgende – zelfs als die volgende situatie leuk is. Een kind dat die stress voelt, bedenkt vaak zelf een oplossing, die je – als je niet beter weet – voor een gedragsprobleem zou kunnen aanzien. Als ouder moet je leren kijken naar wat er gebeurt. Je komt er niet altijd achter, helaas. Om te beginnen helpt: meer rust, door je tempo en plannen aan te passen. In het moderne leven is dat niet zo eenvoudig, trouwens. Belangrijk is ook, om je communicatie aan te passen: concrete woorden, korte zinnen en vaste formuleringen, 18 woorden combineren met gebaren, plaatjes of voorwerpen, en hulpmiddelen gebruiken zoals een keukenwekker of kalender. Zo geef je ook structuur aan je kind: je kind kan dan voorspellen wat het gaat doen, waar het zal zijn en wie het zal zien. Rituelen en liedjes kunnen daarbij helpen. Iedereen die met je kind omgaat moet hier in samenwerken. Het is geen schande hier hulp bij nodig te hebben, zoals van een video-interactiebegeleider, een logopedist of gebruik te maken van medicatie. De gewone dilemma’s in de opvoeding zijn voor ouders van kwetsbare kinderen extra ingewikkeld: enerzijds heeft je kind extra structuur nodig, maar anderzijds moet het ook leren met onvoorspelbaarheid om te gaan. En hoeveel leiding moet je geven aan je puber-met-een-beperking? Normale dingen zoals verliefd worden en relaties, zijn dan niet vanzelfsprekend. De toekomst ziet er anders uit en dat moet iedereen verwerken: individueel als ouder, samen als paar, maar ook je eventuele andere kinderen, je familie en winter 2013/2014 | TSC Contact je vrienden. Dat kost tijd en iedereen doet dat op z’n eigen manier, al moet iedereen de feiten onder ogen zien, gevoelens durven ervaren en z’n leven aanpassen op zo’n manier dat hij of zij weer echt verder kan. Verdriet goed verwerken scheelt vermoeidheid en gedoe. Op tijd begeleiding vragen kan soms een echtscheiding voorkomen. Voor professionals is het hun werk, maar bij jou gaat het om je leven – dat blijft een verschil Deskundigen kunnen dus helpen, maar de omgang met deskundigen is soms een vak apart. Ze waarderen het niet allemaal, dat je goed geïnformeerd bent en actief wilt meedenken. Het is voor hen ook niet eenvoudig om zich af te stemmen op al die uiteenlopende wensen van ouders. Het is goed tevoren te bespreken wat je van de hulpverlener verwacht. Als je je als ouder open opstelt, willen de meesten graag met je samenwerken. Echt samenwerken is nodig, want professionals zijn deskundig, maar weten ook weer niet alles; ze proberen je vakbekwaam te helpen, maar snappen niet altijd jouw situatie en weten ook niet allemaal evenveel van epilepsie, autisme of ontwikkelingsachterstanden. Ze gaan professioneel met je om en zijn meestal aardig, maar leven zich niet allemaal even goed in. Voor hun is het hun werk, maar bij jou gaat het om je leven – dat blijft een verschil. Hulpverleners hebben ook allemaal hun eigen taak in het soms onoverzichtelijke systeem van de (geestelijke) gezondheid. Daarbij werken ze niet altijd goed samen met collega’s van een andere discipline. Zo hebben sommige artsen een onduidelijk beeld van het nut van psychodiagnostiek en het testen van kinderen en sturen psychologen soms niet op tijd door naar een arts. Het helpt als er een arts is die actief een coördinerende rol speelt in het geheel. Ook deskundigen weten niet altijd wat er in de regio aan mogelijkheden is: dan kan MEE helpen. Als je niet goed geholpen wordt, moet je soms ‘op je strepen gaan staan’ – niet fijn, maar het helpt wel. En als de adviezen niet helpen, en de nood is hoog, dan kan je de hulp inroepen van een consultatieteam. Hoe dan ook: zonder beroepskrachten gaat het niet, want ooit moeten we onze kinderen loslaten, en als ze dan nog afhankelijk zijn hebben we gewoon professionele zorg nodig, hoe hard de politiek er ook op wil bezuinigen. Het omgaan met hulpverleners kan ingewikkeld zijn, maar als je je kind echt over moet dragen, speelt er nog iets mee: de kunst van het loslaten. Opvoeding: binden en loslaten Opvoeden is een proces met dilemma’s, schreef ik al eerder (in aflevering 5). Het meest basale dilemma is misschien wel, dat je aan de ene kant vanaf het éérste moment een intensieve positieve relatie opbouwt – ‘veilige gehechtheid’ heet dat in vaktermen – en je aan de andere kant, óók vanaf het eerste moment, al bezig bent met het loslaten. Dat winter 2013/2014 | TSC Contact begint natuurlijk heel concreet: met het doorknippen van de navelstreng (ik heb het drie keer mogen doen, geweldige momenten!). Maar dat is meteen het begin van een proces dat jaren duurt: je kind gaat uiteindelijk z’n eigen leven leiden, zonder jou. Dat is logisch, dat willen we ook en het kan trouwens domweg niet anders. Maar die zelfstandigheid moet je kind leren, want die is bij de mens niet aangeboren. En dat gaat in vele stappen, vanuit die veilige relatie met jou, waar je kind nog tot in de volwassenheid regelmatig een beroep op zal doen. En bij iedere stap die je kind wil (of moet) nemen, heb je als ouder óók een stap te zetten. Het is normaal voor een ouder om dat mooi te vinden én tegelijk even te moeten slikken of er een traan bij te laten. Het werd gewoon te zwaar Voor ons, met ons kind met z’n vaste patronen en z’n buien, z’n beperkte begrip en impulsieve gedrag, z’n beperkte communicatiemogelijkheden en met de andere risico’s die z’n TSC en z’n epilepsie met zich mee brengen, blijkt iedere stap in het loslatingsproces een sprong. De kwetsbaarheid van ons kind activeert al onze zorgzaamheid en verantwoordelijkheidsgevoelens. En terecht. Je krijgt in vergelijking tot je gezonde kinderen maar heel weinig signalen terug die je vertellen: ‘Zie je wel, ik kan het wel, laat mij m’n gang maar gaan!’. Toch is loslaten ook voor ons onvermijdelijk: voor een deel omdat hij daar zelf aan toe is – ik schreef al hoe mooi Kester dat zelf kon aangeven in z’n puberteit (aflevering 5). En voor een ander deel omdat wij zélf niet anders konden: het werd gewoon te zwaar. En tot slot: ook omdat het voor zijn broer en zus noodzakelijk was – maar daarover volgende keer. Deze aflevering gaat over de gang van speelzaal, via logeeropvang en dagverblijf naar een eigen plek om te wonen en te werken, en onze zoektocht daarbij naar een balans tussen zorgen en loslaten. Dank je, Kester, weer wat geleerd… Loslaten voor beginners Een paar maanden nadat de diagnose TSC was gesteld en de rust in huis een beetje was hersteld na de ziekenhuisopnames, wilden we wel weer eens naar de film. We hadden dus een oppas nodig, maar die moest natuurlijk wel aan de nodige eisen voldoen… Een collega van m’n werk durfde ik het wel toe te vertrouwen. Met een grote grijns zwaaide ze ons uit toen we vertrokken: we hadden haar suf geïnstrueerd natuurlijk, maar ze kon er de humor van inzien. Zelf had ik, als professional, ook wel eens verwonderd staan kijken naar ouders die de grootste moeite hadden hun kind achter te laten. Nu begreep ik ze pas goed… Maar al te vaak heb ik als orthopedagoog ouders als ‘overbezorgd’ bestempeld zien worden door groepsleiding die zich bekeken en bekritiseerd voelden. Ze werden dan aangesproken op voor hun onbenullige details, zoals een zoekgeraakt onderbroekje. Maar ouders 19 Het dagverblijf voor kinderen met een verstandelijke beperking (KDC) We maakten kennis met een minder prikkelrijke omgeving. Nou… zóveel minder prikkels zochten we nu ook weer niet. Het Kester, 6 jaar oud, op een Het onderhouden van het netwerk: Viola op bezoek in Breidablick. Hij kent KDC zag er saai uit, zonder enig herfstige dag op het KDC haar al jaren en logeert een paar keer per jaar bij haar. gevoel voor schoonheid, matig onderhouden en niet erg schoon. Wij slikten, maar: we hadden geen keus. Voor zijn leeftijd was voelen zich terecht verantwoordelijk voor de verzorging van er maar één dagverblijf dat ook busvervoer had. De verhalen hun kind, al geeft niet iedereen daar op even prettige wijze van de overheid over marktwerking in de zorg zijn kletskoek. uiting aan. Ook werden ouders die hun kind steeds hielpen Gelukkig trok Kester er zich niets van aan. Tenslotte daar ging regelmatig beschouwd als ‘ziekelijk overbezorgd’ – een ‘symhet ook om: of het tussen hem en de groepsleiding zou klikbiotische ouder-kindrelatie’, werd dat dan genoemd. Maar ken. En dat was zo. Hij werd ‘op maat’ benaderd en vooral: bij nader onderzoek bleek nogal eens dat het kind die hulp ze vonden hem leuk en hadden er zin in om met hem te ook nodig had, omdat het een beperking had, die de ouders werken. We kregen er vertrouwen in door regelmatig een goed hadden aangevoeld. De ouders waren dan soms wel dagdeel aanwezig te zijn: zelf zien wat er gebeurt, overtuigt. doorgeschoten in hun zorg, waardoor weer nieuwe probleDaarnaast hielden we uitgebreid een communicatieschrift men ontstonden, maar onbegrijpelijk was dat niet. Ik dacht bij. Iedere ochtend bij het ontbijt schreven we een of twee aan het gezegde: ‘Oordeel niet over een ander, voordat je in bladzijden vol en iedere dag hoorden we ook wat terug. Zo zijn schoenen hebt gestaan’. De diepgang daarvan was me konden we Kester loslaten in deze omgeving, ondanks de opeens duidelijk, terwijl wij op weg gingen naar de bioscoop. problemen er om heen (die soms groot waren, zie in de Dank je, Kester, weer wat geleerd… vorige aflevering het verhaal over het busvervoer). We kwamen geweldige groepsleidsters tegen – en de enkele jongen De speelzaal die zich in dit werk had gewaagd was ook al snel favoriet bij Kester zat altijd vrolijk in zijn buggy, als ik Nanda naar school Kester. Het feit dat er nooit moeilijk werd gedaan als je langs bracht. ‘Gaat hij niet naar de speelzaal?’, vroeg Nanda’s leerwilde komen was bevorderlijk voor het vertrouwen. En hoe kracht. Die vragen krijg je, als je kind er niet-gehandicapt uit meer continuïteit er in de bezetting was, hoe beter het met ziet. Maar Kester was later met lopen en speelde amper – en Kester ging (helaas worden ze zo slecht betaald dat ze hun al helemaal niet met andere kinderen. Hij hield wel van buiheil nog wel eens elders zochten). Later sprak ik ouders, die ten zijn en rondkijken. Toen hij eenmaal goed liep leek het waren weggelopen bij het kennismakingsbezoek: ‘Het leek ons goed als hij toch meer contact met andere kinderen zou wel Roemenië!’. Ze hadden wel een beetje een punt. Maar krijgen. Hij was nieuwsgieriger geworden, ook naar anderen. Kester kwam goede mensen tegen en wij konden overdag Met de speelzaal moest wel overlegd worden om te voormet een gerust hart naar ons werk. Dat er periodes waren dat komen dat ze verkeerde verwachtingen van hem zouden we iedere dag het vuil van z’n voeten moesten schrapen was hebben. De leidster was hbo-geschoold en had er zin in. minder geruststellend. Vertrouwen in het management hadDe eerste paar keer bleven we er bij, om samen met hem den we slechts zo nu en dan. de ruimte te verkennen. Op z’n stoeltje blijven zitten in de kring was er niet bij, natuurlijk, maar in sommige activiteiten had hij wel plezier. Toch bleef hij veel rondzwerven, had hij geen enkele aansluiting en was hij uiteindelijk toch wel erg alleen. Er waren ook activiteiten die hem veel te veel prikkels bezorgden. Hij vluchtte dan weg, maar de leidster haalde hem dan vanuit de beste bedoelingen er weer bij (‘Ik weet dat hij muziek leuk vindt!’), waarna hij soms geheel over z’n toeren was. Het werd tijd om een speciaal dagverblijf te zoeken, met kleinere groepen, een aangepaste aanpak en minder prikkels. De wachtlijst was twee jaar. Gelukkig hadden we door de testonderzoeken van de psycholoog op het AMC een goed beeld van wat we konden verwachten van zijn ontwikkeling en hadden we, terwijl we de gewone peuterspeelzaal probeerden, hem daar al vroeg aangemeld. Van deze periode leerden we, dat het goed is om wat uit te proberen, maar dat het ook goed is om zelf goed te kijken hoe je kind reageert, en niet alleen op de indrukken van een beroepskracht, hoe goed ook, te vertrouwen. 20 Wordt het niet eens tijd dat hij uit huis gaat? De verkeerde dingen loslaten: de periode met het persoonsgebonden budget Kester werd groter, hij ging naar het dagverblijf voor oudere kinderen, met dezelfde voor- en nadelen als hierboven. Ondertussen hadden we de sprong gewaagd om voor de derde keer zwanger te worden. Onze agenda’s zaten nu echt vol: allebei aan het werk, allebei zorgen voor de kinderen en daarnaast hulp aan huis. Om de zoveel tijd kwamen we iemand tegen die ons vroeg: ‘Wordt het niet eens tijd dat hij uit huis gaat?’. Zo’n vraag kon je zo maar krijgen aan de kassa van een winkel, als iemand je had zien worstelen bijvoorbeeld met het verdelen van je tijd tussen het passen winter 2013/2014 | TSC Contact van nieuwe schaatsen en het zorgen dat Kester niet alles uit de rekken trok. We waren wel vaak moe, maar we waren er niet aan toe Kester zó los te laten. Eigenlijk wilden we dat op z’n 21e of 23e doen. Want het was ons duidelijk dat Kester continuïteit nodig had, en dat in professionele zorg zoveel wisselingen plaatsvinden dat die meestal ontbreekt. Ik werd in dat idee bevestigd, toen ik Benjamin (hij was toen zes) naar school bracht en hij in huilen uitbarstte bij de schooldeur: ‘Papa, ik wil niet meer!’ – door ziektes in het team had hij in een jaar tijd zeven keer van leerkracht moeten wisselen en hij had het er mee gehad. Benjamin was sterk genoeg om door te zetten, maar ik rekende uit op hoeveel ‘juffies’ Kester zich per jaar moest afstemmen. Dat waren er ieder jaar wel meer dan zeven, inclusief busbegeleiding, stagiaires en invallers – de meest structuurbehoeftige kinderen krijgen in professionele zorg uiteindelijk de minste structuur. Geen reden dus om de hulpverlening te idealiseren. Gelukkig werd het persoonsgebonden budget geïntroduceerd. Kester werd groter en vroeg meer aandacht en het werd mogelijk daar iemand voor in te huren. Dat hadden we hard nodig, en we hadden geweldige hulpen, maar het had ook een bijeffect: al die hulpen deden leuke dingen met Kester, maar wij zelf bleven de regeldingen doen (Yvonne besteedde vele uren aan de administratie van het PGB), het koken, wassen, de beden eetrituelen en het vele ziekenhuisbezoek – het lukte niet juist de vervelende dingen uit te besteden, en zo lieten we de leuke juist los. Achteraf hadden we het anders moeten doen. Toen er grote gedragsproblemen bij Kester begonnen te ontstaan door alle wisselingen op z’n dagverblijf, moesten we echt op zoek naar een nieuwe oplossing. Want ons leven werd steeds ‘kleiner’. Privéleven hadden we niet echt meer. Loslaten voor gevorderden Kester nog meer loslaten was onontkoombaar, maar het gebeurde jaren eerder dan we wilden. Ook in zo’n klemmende situatie wilden we kwaliteit voor Kester. Maar wat ís kwaliteit eigenlijk? Na veel nadenken en ervaringen in m’n werk is m’n conclusie deze: kwaliteit is datgene wat maakt dat je als werknemer of manager zelf in je eigen inrichting zou willen wonen en werken, als je die zorg nodig zou hebben. Eigenlijk vind ik, dat alle managers bijvoorbeeld eens in de drie jaar een maand of twee in hun eigen inrichting opgenomen zouden moeten worden. Zo blijken dokters die na een ongeluk in hun eigen ziekenhuis komen te liggen ook hele leerzame (en onrustbarende) ervaringen op te doen. Dus als wij ergens gingen kijken, stelden we niet alleen vragen over het beleid en de aanpak, maar keken we ook hoe wij zelf benaderd werden, of we ons welkom voelden, hoe wij anderen bejegend zagen worden, we snuffelden of het er prettig rook en we keken, als we een maaltijd zagen, of wij dat ook (Iedere dag! De rest van ons leven!) in die kwaliteit zouden willen eten. We letten op de privacy en de hoeveelheid herrie, de kleuren, de vloerbedekking, de aankleding, de sfeer… De combinatie van goede zorg met goede dagactiviteiten met genoeg begeleiding was niet makkelijk te vinden. Uiteindelijk vonden we een goede plek. Nu moesten we weer verder gaan met loslaten…. winter 2013/2014 | TSC Contact Waar we bang voor waren, was dat iederéén Kester zou gaan loslaten. Yvonne volgde bij MEE een cursus ‘Hoera, een netwerk!’ en ging actief aan de slag om onze hele omgeving bij deze plaatsing te betrekken. Toen de eerste wenperiode voor Kester voorbij was hielden we een welkomstfeest zodat zijn hele netwerk zijn nieuwe woonplek had gezien. Op zijn kamer hangt een kalender met de verjaardagen van iedereen die bij hem betrokken is en met zijn mentor stuurt hij een kaart. Hij heeft ook nog een paar logeeradressen naast het wonen. Sommigen zijn hem echt trouw. Zelf kan hij dit niet onderhouden en we weten dat we iedere nieuwe mentor weer opnieuw moeten instrueren. We hopen dat Nanda en Benjamin dat over kunnen en willen nemen als wij daar uiteindelijk te oud voor zijn geworden en met het Grote Loslaten in de weer moeten. Maar zover is het nog niet. We kregen vertrouwen in de nieuwe plek, wat Kester vast ook hielp om zich echt te ‘nestelen’. Dat heeft wel een aantal jaren geduurd. Kester heeft z’n plek gevonden, maar zoals een goed autist betaamt houdt hij niet van afscheid en is na een weekend thuis de weg terug voor hem lastig. Een beetje Oxasepam helpt hem door deze stress heen. Maar het is een valkuil die weerstand alléén maar als een uiting van z’n behoefte aan voorspelbaarheid te zien. Soms wil hij echt niet terug en soms heeft hij ook echt een reden. Toen hij een tijd lang niet vrolijk was als we hem ophaalden en hij erg protesteerde bij het terugbrengen, gingen we toch maar op onderzoek uit. Het bleek allemaal het gevolg van de gedragsproblemen bij z’n buurman. Deze jongeman stond ’s nachts in zijn kamer en haalde daar dingen overhoop. Uit privacy-overwegingen werden we niet ingelicht over de gedragsproblemen van zijn medebewoner en moesten we dus maar raden waar Kester’s negatieve stemming vandaan kwam. Uiteindelijk kwamen we daar achter en hebben we de gevolgen voor ons besproken. Dat is goed opgepakt. We hebben nu een betere samenwerking: als er wat is – ook als dat vervelende dingen zijn om te horen, zoals wanneer hij iemand een tik heeft verkocht – dan worden we op de hoogte gehouden. Voordat er besluiten worden genomen, wordt er met ons gesproken. Door die openheid kan er vertrouwen zijn, en kunnen wij Kester beter loslaten. En zo gaat hij nu zonder ons naar de kapper, naar de tandarts en naar de huisarts. Maar we laten niet los om goed contact te houden met wat er gebeurt, door er voldoende vaak te zijn en met iedereen contact te hebben. Wat we ook niet los kunnen laten, is onze eindverantwoordelijkheid: we zijn door de rechtbank benoemd tot bewindvoerders en mentoren. Die kant van het ouderschap kun je ook loslaten, als je wilt – maar dat willen we nu (nog) niet. Ook omdat er misschien nog moeilijke beslissingen zijn te nemen wanneer de gezwellen in zijn nieren toenemen. Zo heeft iedere fase zijn eigen balans in vasthouden en loslaten. Iemand vroeg me wel eens, of we achteraf gezien Kester niet eerder uit huis hadden willen laten gaan – we waren immers echt doodmoe. Maar nee, het was een grote stap en we wilden allebei die stap nemen met de zekerheid dat wij het zelf niet beter konden doen. Al kunnen we niet ontkennen dat dit ons veel heeft gekost, we weten nu zeker dat het echt nodig was. n 21 Lara Mama, jij had mij weer opgevrolijkt Lara (8 jaar) is het dochtertje van Sandra en Marlon Visch. Haar zusje heet Tessa (4 jaar). Sandra schrijft driemaandelijks over de leuke en minder leuke aspecten van leven met een kind met TSC. tekst en foto Sandra Visch Lief Lara kan enorm lief zijn. Soms lijkt het net alsof ze alleen maar veel energie kost, maar ze heeft een heel mooi karakter en ze kan hele lieve dingen zeggen: - Tessa, wat heb je dat mooi gemaakt, goed hoor. - Heb je hoofdpijn, ach lieverd, doe maar rustig aan hoor. - Mama, het eten is superlekker. Jij kan later wel kok worden. - Zal ik je even helpen? Dat kan ik wel hoor, ik help je wel. Deels kopieert ze natuurlijk dingen die ze mij of een ander hoort zeggen. Ook dingen die ze op school hoort. Laatst zei ze ineens, zonder reden, op dramatische toon: “Tessa, kappen nou”. Toen ik vroeg of ze wist wat “kappen nou” betekent, bleek dat ze dat niet wist. “Stefan zei in de klas ‘Lara, kappen nou’ en dat zei hij heel hard”. Uiteindelijk kwam eruit dat Lara bleef lachen en dat Stefan dat niet leuk vond. Dat “kappen nou” had veel indruk gemaakt en het zinnetje horen we nu nog regelmatig. Pepernotenchaos Ook de bioscoop waar we met Lara heen gingen met haar kinderfeestje maakte veel indruk. Iets teveel indruk. Ze wilde erg graag naar de film “Sinterklaas en de Pepernotenchaos”, want iedere keer als ze de poster zag vroeg ze of we erheen gingen. Dus toen we het vertelden, was het juichen! Het leek vooraf een heel leuk idee. Het enige waar ik een beetje aan twijfelde was of ze het de hele film, 75 minuten lang, vol zou houden. Maar op het moment zelf bleek dat er meer was om mij druk om te maken. Voordat de film begon, kwam er een medewerker de zaal in (dat is bij deze bioscoop altijd zo). Hij vertelde iets over een première binnenkort van een andere film en gaf aan dat er eerst 2 stukjes film komen van andere films, voordat onze film begon. Lara was meteen erg van slag: “Dat gebeurt toch niet hè”. Het was niet helemaal duidelijk 22 wat ze bedoelde, maar blijkbaar had hij iets gezegd waarvan ze geschrokken was. Daarna was ze bang en heb ik geprobeerd haar weer rustig te krijgen door ‘de juiste dingen’ te zeggen en heb ik haar op schoot genomen. Bang bij de film Maar de eerste helft van de film kon ze niet ontspannen en bleef ze maar vragen wat er gebeurde als de film afgelopen was. In de pauze gingen we even de zaal uit en toen we daarna terug gingen was de ergste spanning eraf en kon ze gelukkig toch nog ‘gewoon’ naar de film kijken. Maar de spannende stukjes waren erg lastig voor haar. Haar vriendin Anouk vond het zielig voor Lara dat ze zo bang was en probeerde haar te troosten, en dat hielp ook wel. De film eindigde met een liedje en toen zat Lara te klappen en te swingen op haar stoel. Ik voelde me enorm opgelucht, want het was toch wel een domper dat het bioscoopbezoek geen succes was. Het kinderfeestje was verder hartstikke leuk. Er waren 3 vriendinnen van Lara, en zusje Tessa was er natuurlijk ook, en ze vond het superleuk om kadootjes van ze te krijgen, samen te dansen en lekkere lunchhapjes te eten. Het was een pittig en grotendeels geslaagd dagje. Het was erg fijn dat Lara de dag erna tegen mij zei: “mama, ik was eerst bang bij de film, maar daarna ging het goed, jij had mij weer opgevrolijkt”. Heerlijk toch! Ik heb nog wel een paar dagen, of eigenlijk nachten, nagedacht over wat er mis gegaan was in de bios. Dat piekeren ’s nachts is best vermoeiend... Ik zou eigenlijk gewoon lekker moeten slapen, want Lara komt sinds een paar maanden vaak maar 1 keer haar bed uit ‘s nachts. Daar ben ik superblij mee, want ze is veel minder moe nu ze ’s nachts beter slaapt. Dus zit ze ook lekkerder in haar vel. En van een vrolijke Lara, worden wij allemaal blij! Het enige minpuntje is dat Lara nu ook meer energie heeft om ondeugend te zijn. Maar daarover vertel ik een andere keer. n winter 2013/2014 | TSC Contact Waar ben je goed in, waar heb je lol in om te doen? Het vrijwilligerswerk van de STSN Sinds jaar en dag staat de STSN bekend als een actieve vrijwilligersorganisatie. Dat moet natuurlijk zo blijven. Wat sommige mensen niet door hebben is dat de STSN inderdaad helemaal draait op vrijwilligers. We doen het allemaal vóór en mét elkaar. Ook de bestuursleden. Hoewel we ook wel tijden meegemaakt hebben dat het werk door een handjevol vrijwilligers moest gebeuren, zitten we de laatste 10-15 jaar in een snel stijgende lijn. In dit artikel geven we aan de hand van een globaal overzicht van de taken van de STSN zicht op wat onze vrijwilligers zo al doen. Via de maandelijkse vrijwilligers nieuwsbrieven die ook op de website te vinden zijn kunt u op de hoogte blijven van de ontwikkelingen. Ook zal er na deze editie vaker worden ingegaan op bekende of minder bekende onderdelen van het vrijwilligerswerk van de STSN. tekst Hans Ploegmakers foto’s Yasmara Olyslag, Cora Moret Actieve vrijwilligers Op dit moment zijn er zo’n 40-50 mensen op enigerlei wijze als vrijwilliger betrokken bij de STSN. Daar zijn erbij die heel veel tijd stoppen in de STSN en daar zijn erbij die ad hoc ergens mee helpen en natuurlijk veel daar tussen in. Daar maakt de STSN geen verschil in: iedereen telt mee. De laatste jaren is er ook sprake van een actief vrijwilligersbeleid. Er is een vrijwilligerscoördinator. Mensen kunnen zich aanmelden, er wordt wederzijds afgetast wat een goede match zou kunnen zijn met wat de STSN nodig heeft en er wordt een concrete start gemaakt. Bijvoorbeeld door een keer mee te draaien met een beurs, of door een stukje voor het TSC Contact, of door een buitenlandse site na te pluizen op interessante informatie, of door contact te leggen met een mogelijke sponsor of een regionaal krantje, enz. Er zijn zo veel mogelijkheden. Er wordt periodiek geëvalueerd. Door zo op een onderdeel mee te doen, kom je vaak ook andere interessante mogelijkheden tegen. En er worden onvermoede vaardigheden ontdekt. In de vrijwilligersbrieven kom je daar soms mooie voorbeelden van tegen. Iemand die een aantal winter 2013/2014 | TSC Contact jaren bijvoorbeeld in de redactie van het TSC Contact heeft gezeten of een project heeft getrokken, kan op een gegeven moment een bestuursfunctie oppakken of een heel andere taak. Maar ook kan iemand die een paar jaar in het bestuur heeft gezeten op een gegeven moment binnen het bestuur andere dingen gaan doen of een andere klus voor de STSN. Alles draait om een paar dingen: waar ben je goed in, waar heb je lol in om te doen, maar ook waar moet iemand níet mee aankomen bij jou. Je kunt in het vrijwilligerswerk veel leren en het is nog leuk ook! Eens in het jaar is er een speciale bijeenkomst voor vrijwilligers waarin het nuttige (het bespreken van een actuele ontwikkeling) met het aangename (een gezamenlijke etentje) wordt verenigd. De vrijwilligersbijeenkomst van 2013 De vrijwilligersbijeenkomst op 2 november jl. leverde weer geanimeerde gesprekken en goede ideeën op. Jan-Paul Wagenaar leidde de aanwezigen door de resultaten van de zoekconferentie van 31 augustus en Hans Ploegmakers zette 23 daar een schema met missie, kerntaken, bijbehorende activiteiten en daaraan verbonden vrijwilligers tegenaan. In de wandeling heet dat nu al ‘het bollenschema’. De aanwezige vrijwilligers gaven aan dat het goed zou zijn om hiervan ook wat te laten zien in het TSC Contact, zodat dit ook zou doordringen tot de STSN-ers die wat verder afstaan van het dagelijkse werk. In dit nummer daarom de eerste aflevering van een reeks waarin we zullen ingaan op de verschillende terreinen van het STSN werk. Het bollenschema Het schema is gebaseerd op de missie en de kerntaken. Schematisch ziet het er als volgt uit. De bollen ingevuld Intern Fondsen werving PR, info, voorlichting Missie STSN Lot genoten contact Projecten Missie: de STSN stelt zich tot doel de realisatie van een optimale kwaliteit van leven en van zorg voor mensen met TSC, waarbij bovendien de verdere overerving van TSC zo veel mogelijk Stimuleren kan worden voorkomen. Hiertoe zijn nodig goede en kennis volledige informatie, snelle diagnose, tijdige behandeonderzoek ling, zorg op maat en goede, persoonlijke begeleiding en ondersteuning bij het leren omgaan met deze aandoening. De STSN vindt verder dat mensen met TSC zoveel als hun aandoening Belangen Samen werken toestaat zelf de regie in eigen hand moeten behartigen kunnen houden. De STSN tracht haar doelen te bereiken door (kerntaken): belangenbehartiging, samenwerking met relevante personen en organisaties, stimuleStimuleren goede zorg ren van concentratie van zorg in landelijk werkzame expertisecentra, stimuleren van wetenschappelijk onderzoek, voorlichting, lotgenotencontact en fondsenwerving. Daarnaast zijn er nog de interne taken als aansturing, secretariaat, administratie, financiële middelen, personele middelen (onze vrijwilligers!) en projecten. Enkele voorbeelden Lotgenotencontact Portefeuillehouder voor het lotgenotencontact in het bestuur is Jacquelien van der Ploeg. Voor de verschillende onderdelen heeft zij een groepje vrijwilligers met aanspreekpunten. Een landelijke contactdaggroep met Caroline, Marion, Bas, Els e.a.; een familiedag met Ernst, Bert, Marjan, Dirk, Leanne e.a. ; Hannie voor de forumbegeleiding; specifieke lotgenotengroepen met een coördinator, voorbereiders, inhoudsdeskundigen en begeleiders, zoals Arni, Peter, Edda, Cora, Corinne, Jurjen, Erja, Marcel, Inge, Jurjen en Koos. Voorlichting Hierin moet nog wat meer samenhang worden gebracht, wellicht door een samenhangende communicatiestrategie. Er gebeurt al wel veel op deze kerntaak. Denk aan de diverse publicaties (eind 2013 nieuwe versie van ‘Wat is TSC’ en van de huisartsenbrochure) via boeken, brochures, artikelen, filmpjes, advertenties enz. Deze worden doorgaans vanuit het bestuur begeleid. Denk ook aan het TSC Contact met een redactiecommissie (Jos, Cora, Corinne, Yvonne, Yasmara en Francesco), een vormgever (Robert), een vertaler (Marjan), een corrector (Pim) en vaste bijdragers (Sandra, Carmen, Jurjen e.a.). Denk ook aan de beurzen (met Marlies, Maartje, Jannie, Erja, Anouk e.a.). En natuurlijk de website en de social media met Marcel, Lisette, Jos en een websitecommissie in oprichting. Projecten Denk aan het project TSC zalf met Francesco, de periodieke lustrumcommissies met o.a. het symposium en het lustrumboek, TSC zorg 2017, Kennis expertiseteam TSC en Gedrag enz. Nodige versterking Wat er tijdens de vrijwilligersbijeenkomst uitsprong was o.a. dat de meeste vrijwilligers gekoppeld zijn aan het lotgenotencontact en aan de voorlichtings- en PR activiteiten. Gelet op de nieuwe uitdagingen zou er juist ook behoefte zijn aan versterking op het gebied van nieuw beleid in de sfeer van samenwerking, belangenbehartiging, stimuleren van kennis/onderzoek en het verder verbeteren van de zorg. Dit alles ook over de landsgrenzen heen. Het bestuur wil in ieder geval een werkgroep beleid opstarten, van waaruit ook nieuwe projecten kunnen worden geïnitieerd. De STSN wil ook graag naar een groepje mensen die ad hoc of structureel projecten kunnen trekken en/of activiteiten kunnen organiseren en aansturen en voor zo’n activiteit de link met het bestuur kunnen zijn. Wie helpt het bestuur daarmee? n 24 winter 2013/2014 | TSC Contact STSN-er in beeld We lopen al een tijdje mee Zou jij je aan de lezers willen voorstellen? Ik ben Yvonne Strikwerda, ik ben 57 jaar en ik ben getrouwd met Jurjen Tak. Wij hebben 3 kinderen: Nanda (25), Kester (23) en Benjamin (18). Kester heeft TSC. Ik ben in Amsterdam geboren, tussen mijn 3e maand en mijn 18e jaar ben ik grotendeels in Zeeland opgegroeid (Vlissingen en Middelburg), waarna ik Frans ging studeren in Amsterdam. Jurjen zat op dezelfde middelbare school en ging ook in Amsterdam studeren. We zijn in Amsterdam blijven hangen, maar we wonen nu al bijna 25 jaar in Diemen, vlak tegen Amsterdam aan. Kun je jezelf in vier woorden omschrijven? Optimistisch, gedreven, behulpzaam, vriendelijk. Wat is je relatie met de STSN? Sinds kort ben ik lid van de redactie van het TSC Contact en ik sta af en toe op een beurs in de STSN-stand. Wij zijn al snel nadat de diagnose bij Kester gesteld werd naar de Contactdagen gegaan, dus we lopen al een tijdje mee. Ik vond het de eerste keer erg spannend om naar de Contactdag te gaan: ik was tegelijk bang en nieuwsgierig naar wat ik er allemaal zou horen. Het was altijd interessant, bemoedigend, troostrijk en gezellig. Nu ik wat meer tijd heb omdat de kinderen volwassen zijn, kan en wil ik ook wat meer doen. Werk je en hoe geef je daar invulling aan? Ik ben lerares Frans, en dat ben ik al bijna dertig jaar. Ik heb 25 jaar op een scholengemeenschap gewerkt, maar de laatste 5 jaar werk ik op het Barlaeusgymnasium in hartje Amsterdam. Het is een bruisende school met een heel eigen karakter. Ik vind het onderwijs boeiend, maar ik ervaar het als zeer intensief werk. Ik hou erg van mijn vak, en er zijn vaak grappige, maar ook zeer ergerniswekkende en soms ontroerende momenten, elke dag weer. Daardoor gaat het niet gauw vervelen, ik heb aardige collega’s en ik vind het fijn om elke dag over de grachten naar mijn werk te fietsen. Heb je nog tijd voor hobby’s? De laatste paar jaar juist wat meer omdat de kinderen groot zijn. Maar met een drukke baan van 4 dagen per week moet je toch keuzes blijven maken. Ik lees meer, kijk wat meer tv en ik volg de laatste jaren cursussen kunstgeschiedenis en bezoek af en toe een mooie expositie. Ik ben de laatste tijd helemaal gegrepen door de moderne kunst. Ik ben geen sporter, maar ik troost me met de gedachte dat ik op de fiets naar winter 2013/2014 | TSC Contact mijn werk ga. Fietsen vind ik sowieso erg fijn, we fietsen ook veel met Kester in de Beemster, waar hij woont, en hier in de omgeving als hij het weekend thuis is. Hoe breng je het liefst de vakantie door? Ik houd natuurlijk heel veel van Frankrijk, maar we hebben ook heel wat vakanties met de kinderen op Walcheren doorgebracht. Ik kampeer graag omdat je dan veel buiten bent. En er moet altijd water aan te pas komen, de zee of een strandje aan een riviertje. We hebben de afgelopen twee jaar enkele grotere reizen gemaakt naar Thailand en deze zomer naar de Verenigde Staten. De combinatie cultuur en natuur vind ik leuk vanwege de afwisseling. En lekker lezen hoort er ook bij. We doen nu ook af en toe een stedentripje, al is het maar in eigen land. Nederland is prachtig. Wat was de aanleiding dat je je als vrijwilliger aanmeldde bij de STSN? Ik geloof dat ik in de vrijwilligersnieuwsbrief las dat er uitbreiding voor de redactie gezocht werd. Ik heb vroeger ook in de redactie van een tijdschrift voor leraren gezeten en dat vond ik heel leuk werk. Dus ik hoop iets te kunnen bijdragen omdat de STSN belangrijk werk doet. Hoe denk je over de STSN? Toen wij kennismaakten met de STSN was ik al onder de indruk van wat er door toen nog een handjevol mensen bereikt was, maar het blijft maar doorgaan met het verbeteren van de kwaliteit van het werk. De grote kracht ligt in het aanboren en inzetten van de sterke kanten van zoveel verschillende mensen. Echt fantastisch. Heel veel mensen voelen zich gesteund. Dat helpt om het vol te houden, ieders verhaal is anders, maar we hebben allemaal onze klus te klaren. Wie zou je graag als volgende persoon willen aanmelden voor deze rubriek en waarom? Ik heb een tijdje geleden op de beurs van de Nederlandse Vereniging voor Autisme gestaan met Jannie Bom. Zij komt ook uit Zeeland, daardoor hadden we meteen een gespreksonderwerp. Zij vertelde mij over haar eigen ervaringen als TSC-patiënte en ik vind dat haar verhaal voor veel STSN-leden interessant kan zijn, omdat we vaker de verhalen van ouders van patiënten horen dan van patiënten zelf. Ik hoop dat zij haar verhaal hier wil doen. n 25 STSN lotgenotencontact agenda Bijeenkomst voor ouders van jonge kinderen met TSC (0 – 12/13 jaar) Datum: zaterdag 5 april 2014 Waar: (waarschijnlijk) Parc Spelderholt in Beekbergen. Tijd: ontvangst vanaf 13.00 uur. Wij starten om 13.30 uur en het duurt tot 16.30 uur. Aanmelden: via [email protected] onder vermelding “bijeenkomst ouders jonge kinderen”. De bijeenkomst voor ouders met jonge kinderen is een informatieve en informele bijeenkomst, waar ouders hun vragen kunnen stellen aan lotgenoten of deskundigen en hun problemen kunnen delen. Eén van de thema’s deze middag is “Op vakantie gaan? Of uit logeren?”. Allemaal niet zo van zelfsprekend als je een kindje met TSC hebt. Ontdek welke mogelijkheden er zijn en luister hoe anderen het doen of hebben gedaan. Niet iedereen in je (naaste) omgeving begrijpt hoe het is om een kind met TSC te hebben. Daarom is het prettig om ervaringen uit te wisselen met andere ouders, goede tips te horen en een luisterend oor te vinden. Ook aan dit aspect besteden we na de pauze in groepjes aandacht. Deze middag wordt begeleid door ervaringsdeskundigen Corinne Kijl en Jacquelien van der Ploeg, en door Jurjen Tak. Jurjen Tak, vader van een zoon met TSC en orthopedagoog, heeft veel ervaring op het gebied van mentale en sociale ontwikkeling van kinderen. Na aanmelding krijgt U een persoonlijke uitnodiging. Aan deze bijeenkomst zijn geen kosten verbonden. MBO/HBO contactdag 2014 Datum: zaterdag 12 april 2014 Verdere informatie volgt in het voorjaar van 2014 STSN Familiedag 2014 Datum: zaterdag 21 juni 2014 Locatie: Avifauna STSN Contactdag 2014 Datum: zaterdag 27 september 2014 Locatie: Erasmus MC Rotterdam 26 winter 2013/2014 | TSC Contact Tip en truc hoek tekst Yasmara Olyslag Pictogrammen Soms is het moeilijk voor je kind om de gesproken communicatie goed te begrijpen. Om dit te ondersteunen kan je gebruik maken van gebaren, verwijzers of picto’s. Een picto is een afbeelding die iets duidelijk maakt. Dingen, gebeurtenissen, emoties e.d. Picto’s kunnen in verschillende niveaus aangeboden worden. Dit is afhankelijk van het begrip van je kind. Zo hebben wij voor Jochem van bekende mensen uit onze omgeving, van zijn knuffels en van fruit foto’s gemaakt. Deze hebben wij geplastificeerd en vervolgens aan een sleutelring gehangen. De bedoeling was dat Jochem zou aanwijzen welk fruit hij wilde eten. Helaas had hij hier twee jaar geleden het besef nog niet hiervoor, maar de laatste weken merken wij dat hij het heel leuk vindt om naar de foto’s te kijken. Zeker als hij de foto van opa ziet, lacht hij en soms krijgt opa een kus. Dus we gaan meer foto’s maken van veel voorkomende dingen. of dit wat voor jullie is. Op www.pictomaat.nl heb je een pakket met 83 picto’s voor thuis voor € 52,95. Maar voor kinderen die al op een hoger niveau communiceren kunnen getekende picto’s gebruikt worden. Bijvoorbeeld een getekende auto. Daarna kan je meer abstracte poppetjes gebruiken, zodat je ook situaties kan uitbeelden. De picto’s kunnen ook ondersteund worden met een geschreven woord eronder. Dit is voor kinderen die al in staat zijn om te (leren) lezen. Picto’s kan je gratis downloaden op www.sclera.be. Je vindt de picto’s per catergorie of alfabetisch. Ook vind je op internet gratis dagritmekaarten, woordkaarten en pictogrammen op www.kinderpleinen.nl. Daar vind je bijvoorbeeld kaarten van Diddl of Borre. Er zijn vaak bij de bovengenoemde picto’s ook spellen of boeken verkrijgbaar om de picto’s spelenderwijs eigen te maken en beeld te lezen. Ook op www.pictoboek.nl. Hier werken ze met minder abstracte picto’s in kleur. Maar je kan ook picto’s kant en klaar kopen. Bijv. op www.visitaal.nl. Een doos met 1400 kartonnen kaartjes kost € 99,-. Maar je kan eerst een gratis kennismakingspakket downloaden met veel basispicto’s, zodat je kan uitproberen winter 2013/2014 | TSC Contact 27 Verwijzers Nieuwe APP Verwijzers zijn meer tastbare dingen. Als je je kind gaat verschonen, kan je je woorden ondersteunen door de luier te laten zien. Je kind begrijpt dan wat je gaat doen en wat er van hem verwacht wordt. Jochem gaat dan bijvoorbeeld netjes op de bank liggen, zodat ik hem kan verschonen. Als je wat gaat eten, kan je een echt bord laten zien en bij drinken een beker. Het is wel aan te raden om altijd hetzelfde bord of beker te laten zien, zodat het echt herkenbaar wordt. Op de dagbesteding verzamelen ze alle verwijzers in één bak, zodat alle juffen altijd dezelfde gebruiken. Er is een app beschikbaar voor Android en Apple iOS voor mensen met autisme die gebruik maken van het openbaar vervoer. De opzet is zodanig simpel dat een ieder er zo mee kan starten. Er zijn ook andere Apps, de digitale coaches, die zelfredzaamheid stimuleren bij mensen met autisme in overgangsfasen van de levensloop, waarbij de nieuwe situatie onwennig, onduidelijk of stressvol kan zijn. www.coach2care.nl Tijdsbesef/klokkijken Dit horloge leert je kind klokkijken en je kunt het gebruiken om afspraken te maken over hoe lang een activiteit duurt. Hoe laat moet ik thuis zijn? Hoe lang mag ik op de computer? Beloningssysteem Soms heeft je kind een extra steuntje nodig voor het zetten van volgende stap. Reward Kat helpt je met het samenstellen van een beloningssysteem voor kinderen, waardoor je op een leuke en speelse manier met je kind kunt gaan oefenen met het aanleren van gewenst gedrag. Op de site www.rewardkat.com/nl vind je heldere en bruikbare informatie over hoe je een beloningssysteem voor kinderen in de praktijk uitvoert, samengesteld door een kinderpsycholoog. Leer hier hoe je het beloningssysteem kan inzetten bij je kinderen. Verder vind je er ook vrolijke beloningskaarten en stickers met designs voor kinderen van verschillende leeftijden, die je kunt printen. Kies een design dat past bij jouw kind en je bent klaar om te beginnen. n Het horloge kent verschillende functies. Met de zandloper krijgt een kind besef van tijd en kan het zelfstandig een bepaalde tijd bijhouden. De tijdsduur voor een bepaalde activiteit wordt ingesteld door de ouder. Op het schermpje is de zandloper te zien. Wanneer de zandloper leeg is, komt er een plaatje van een mamakonijn in beeld die met haar armen zwaait en er klinkt een piepgeluid. Deze functie is ook te gebruiken bij zindelijkheidstraining. De maximale tijd om in te stellen is 1,5 uur. Een andere stand van het horloge toont klokken. Op het schermpje staan een analoge en een digitale klok. Door op het rode knopje te drukken gaat de kleine wijzer samen met de uuraanduiding knipperen. Druk je nogmaals op het knopje, dan gaan de grote wijzer en de minuutaanduiding tegelijk knipperen. Zo leert een kind de overeenkomst tussen de twee klokken. Als er even geen behoefte is aan klokkijken kan er gekozen worden voor een animatie op het schermpje. Het KWID horloge is te koop o.a. bij www.pictomaat.nl en kost € 27,50. 28 winter 2013/2014 | TSC Contact Een vakantie waar iedereen ja tegen zegt Vakantie met onze puberdochter tekst en foto’s Marlies van Zuilen Elk jaar weer wordt het lastiger om een vakantiebestemming en activiteiten te vinden, waar iedereen ja tegen zegt. Kamperen ja, maar dan. Wij wandelen graag, maar Sophie vindt dit minder leuk, is gauw moe en houdt het dus niet lang vol. Stadjes, bezienswaardigheden bezoeken ja, maar Sophie ziet alleen de speelgoedwinkels. De uitkomst dit jaar was, naast een kortere kampeervakantie, de WIGWAM-vakantie. Wigwamvakanties organiseert vakanties en activiteiten voor kinderen en jongeren met een beperking en voor hun ouders, broertjes en zusjes. Wigwamvakanties hebben een duur van één of twee weken en worden gedurende het voorjaar en de zomer gehouden op vier bijzondere locaties in Nederland en op een locatie in Frankrijk. Plannen Sophie had in het voorjaar op school een folder meegekregen en wilde daar wel op vakantie. Of ze precies wist wat het inhield wist ik niet en we hebben het eerst terzijde gelegd. Zou het wel iets voor Sophie zijn? Toch was ik wel nieuwsgierig en dacht, waarom niet een keer proberen? We hebben gekeken hoe onze vakantieplanning in elkaar zat en of er een week zou zijn om een wigwamvakantie mee te maken. Jawel hoor. Hoewel de meeste wigwamvakanties winter 2013/2014 | TSC Contact twee weken zijn, was er één van een week op een moment dat wij ook konden. Dus hebben we ons opgegeven. Al vlot kwam de bevestiging van aanmelding binnen, maar nog niet van plaatsing. Dit werd pas veel later gedaan. Aan de hand van de aanmeldingen werd gekeken naar het kind (wat heeft het nodig?) om een zodanige groep samen te stellen dat de kinderen ook samen een gezellige week kunnen hebben. Niet veel later kregen we een bevestiging. De voorbereiding Vanuit de WIGWAM-organisatie ontvingen we een brief met daarin alle informatie over de locatie, het programma, de dagindeling, wat we mee moesten nemen, etc. We zouden van te voren nog gebeld worden door de projectleider van de locatie om nog meer informatie over Sophie te kunnen geven, waarbij wij ook nog de mogelijkheid hadden om vragen te stellen. Zondagmiddag werden we verwacht en we vertrokken richting Heel (Limburg) met onze fietsen achter op de auto. We werden hartelijk welkom geheten en kregen de sleutel van onze WIGWAM. De eerste dag was een dag van aankomen, uitpakken, bedden opmaken en wennen. Maandagochtend 29 werden de kinderen opgehaald door hun begeleider. Elk kind krijgt een persoonlijk begeleider. Sophie werd aan Hanneke gekoppeld. Van 10.00-16.30 uur worden er activiteiten georganiseerd met een thema. Elke dag wordt geopend en gesloten met het lied van de week, waarna er knutselen, zwemmen, speurtochten, vissen, levend stratego, pizza bakken, muziek maken en nog veel meer op het programma staat. Dit alles met tussendoor voldoende rust en ruimte voor drinken en lunchen. Wat nu te doen? De ouders hadden de eerste ochtend een kennismakingsochtend met elkaar en de “spelregels” werden nog een keer doorgenomen. En dan: daar sta je dan. Sophie vermaakte zich prima en wij hadden de handen vrij. Wat te doen? Dat was even wennen. We hadden ons niet echt voorbereid. Het ging erom dat vooral Sophie een leuke actieve vakantie had. Wij moesten ons programma zelf nog samenstellen. Het was mooi weer en we hadden de fietsen meegenomen. Dus lekker de fiets op. We hebben heel wat kilometers gefietst die week, stadjes bekeken, lekker geluncht en ook nog een dag geluierd voor de WIGWAM. Dit laatste vond Sophie wel een beetje raar en elke keer wanneer ze ons zag moest ze vanaf de andere kant van het veld toch even wat roepen. De avondmaaltijd was met zijn allen, lekker verzorgd. Dus ook de ouders hadden fijn vakantie. Er was een mix aan kinderen en ook broertjes en zusjes, dus heel gezellig. Sophie genoot van elke dag. Ze vond het gezellig om met haar begeleidster op te trekken. Wel gaven we wat doelen mee, zoals dat ze ook met andere kinderen moest proberen te spelen. Dit werd goed opgepakt en al doende leerde Sophie ook veel. Sophie en wij hebben hierdoor een zeer geslaagde week gehad en willen volgend jaar zeker weer een week mee. Een WIGWAM-vakantie is zeker een aanrader. Je kinderen zijn in goede handen, als ouder hoef je weinig te doen en je hebt een week lang overdag tijd voor jezelf. De vakantie kan gedeeltelijk betaald worden uit het PGB (begeleiding). Huur van het huisje betaal je zelf. www.wigwamvakanties.nl n 30 winter 2013/2014 | TSC Contact bestuursmededelingen STSN klaar voor 2014 tekst Jan-Paul Wagenaar foto’s Yasmara Olyslag 2014 Wanneer dit blad bij u op de mat valt zal 2013 voorbij zijn. 2013 is een uitdagend jaar geweest voor de STSN. Zorg, onderzoek en ontwikkelingen rondom TSC waren volop in beweging. Reden voor de STSN om zo goed en efficiënt mogelijk aansluiting te zoeken en te verbinden met de buitenwereld. We hebben hiermee een goede start gemaakt in 2013, maar zullen ook de komende jaren vol moeten gaan voor een goede positie van TSC in zorg en onderzoek. Daarbij kunnen we alle steun gebruiken. Voelt u zich aangesproken? Neem contact met ons op via [email protected]. We wensen u en alle vrijwilligers en bij de STSN betrokken professionals een gezond en voorspoedig 2014. We hopen in gezamenlijkheid weer verder aan de weg te timmeren! Bijeenkomst lotgenotencontact Op 23 september jl. kwamen in Amersfoort 12 vrijwilligers bij elkaar om bij te praten over de verschillende activiteiten die de STSN rondom lotgenotencontact organiseert. Aspecten inzake de bijeenkomsten voor de verschillende doelgroepen (MBO/HBO-groep, LBO-groep, Ouders met jonge kinderen) winter 2013/2014 | TSC Contact werden besproken en waar nodig werden acties benoemd. Eindconclusie was dat een (jaarlijkse) bijeenkomst als deze zeer nuttig wordt gevonden. Je hebt een keer tijd om met verschillende betrokkenen van gedachten te wisselen en afspraken te maken. Voor herhaling vatbaar dus in 2014. Dank aan Hans Ploegmakers voor het organiseren. Landelijke contactdag 2013 Op zaterdag 5 oktober jl. vond de landelijke contactdag plaats in Parc Spelderholt in Beekbergen. Een geslaagde en goed georganiseerde dag. U leest er elders over in dit blad. Het bestuur dankt inleiders en verzorgers van workshops en stands voor hun bijdrage. Ook een dank-je-wel richting de contactdagcommissie. Vrijwilligersbijeenkomst 2013 Op 2 november jl. vond de jaarlijkse vrijwilligersbijeenkomst plaats in Waddinxveen. Op deze bijeenkomst beginnen we aan het eind van de middag met een inhoudelijk gedeelte, waarna we afsluiten met een borrel en een dinertje. Dit jaar werd het inhoudelijke gedeelte gebruikt om de resultaten van de zoekconferentie met de achterban te bespreken. 31 Tijdens de zoekconferentie op 31 augustus jl. is met een groep medici, gedragsdeskundigen, vrijwilligers, vertegenwoordigers van andere patiëntenorganisaties, outsiders, etc. gekeken hoe de STSN de komende jaren succesvol vorm kan geven aan haar ambities en voorbereid kan zijn op uiteenlopende uitdagingen waar de STSN en TSC voor komen te staan. Meest verrassende uitkomst was dat duidelijk werd dat vrijwilligers beter op de hoogte willen zijn van alle activiteiten waar het bestuur zich mee bezig houdt richting de buitenwereld. Hiermee komt een stukje transparantie tot stand en is het voor potentiele vrijwilligers eenvoudiger om aan te haken. De eerste aanzet tot transparantie vindt u in een artikel in dit blad. Het bestuur bedankt de aanwezige vrijwilligers voor hun constructieve bijdrage. Begroting 2014 Begin oktober 2013 heeft de STSN de subsidieaanvraag bij het Fonds PGO ingediend. Voorafgaand hieraan is de begroting voor 2014 opgesteld. Ondanks dat de subsidiebijdrage van de overheid verder terugloopt, zijn we in staat geweest een stevige en volwaardige begroting te maken. De STSN is klaar voor 2014! Dank aan Dave Tuijp en Ton Cramer voor alle voorbereidingen. STSN neemt afscheid van acceptgiro’s Per 1 januari zal de STSN geen gebruik meer maken van acceptgiro’s ten behoeve van het innen van donaties of betalingen uit de webshop. Het bestuur hoopt op uw begrip en medewerking. Wijzigingen in betalingen aan de STSN De manier van betalen in de Europese landen is geharmoniseerd. Dit wordt SEPA genoemd (Single European Payment Area). De gevolgen voor de STSN zijn beperkt, maar de STSN gaat wel de inning van o.a. de jaarlijkse donatie anders aanpakken. ‘Nieuw’ rekeningnummer Betalen binnen Europese landen wordt steeds gemakkelijker en goedkoper. Hiervoor is het zogenaamde IBAN-nummer geïntroduceerd. Elk rekeningnummer in Europa krijgt een IBAN-nummer waarin uw huidige rekeningnummer verwerkt is. Waarschijnlijk staat uw eigen nummer al op uw bankpas. Ook de STSN heeft een dergelijk nummer. Geld overmaken van het ene IBAN nummer naar het andere, ook als dat vanuit een ander ‘SEPA’-land is, kost evenveel en is voor particulieren meestal gratis. U moet dan alleen wel het IBANnummer gebruiken. Vanuit bijvoorbeeld België kan probleemloos worden betaald op het IBAN-nummer van de STSN in Nederland. De buitenlandse rekeningen van STSN zijn dus niet meer nodig en zullen ook worden opgeheven. U kunt vanaf nu alleen nog betalen aan de STSN op het volgende IBAN rekening nummer: NL29 RABO 0118941127. Vanuit het buitenland kan gevraagd worden om de zogenaamde ‘BIC-code’. Deze code is: RABONL2U. Mocht u nog vragen hebben, mail deze dan gerust naar [email protected]. ‘Wat is TSC’ Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan een geheel herziende uitgave van het boekje ’Wat is TSC’. Vanuit de STSN is hier hard aan gewerkt door Prof. Dr. Willen Frans Arts (Comité van Aanbeveling), Hans Ploegmakers en Ton Cramer. Bij dezen de vooraankondiging met veel dank voor deze geweldige inspanning! n "Wat we niet weten kunnen we niet genezen" Stichting Michelle (partner van de STSN) steunt projecten die één of meer van de volgende doelstellingen nastreven: | de diagnostiek van TSC verbeteren | het TSC-ziekteproces leren kennen en doorgronden Het bestuur heeft besloten om met ingang van 1 januari 2014 te stoppen met het verzenden van acceptgiro’s. U zult voor uw donatie of voor door u bestelde artikelen een gewone factuur krijgen die u kunt voldoen op de wijze waarop u facturen en rekeningen zonder acceptgiro ook voldoet. Wij zullen nog steeds uw donatie van voorgaand jaar op de factuur vermelden, maar het bedrag blijft net als nu door u te bepalen. Wij hopen uiteraard op hetzelfde bedrag of hoger. Zeker nu de subsidiebijdrage van de overheid steeds lager wordt. Help ons dus om ons werk te kunnen blijven doen! 32 | gerichte behandeling van de aandoening www.stichtingmichelle.nl winter 2013/2014 | TSC Contact sponsor de STSN Nieuwe ideeën en initiatieven altijd welkom! tekst Jan-Paul Wagenaar Recente initiatieven en bijdragen Onlangs meldde de heer Van Wanrooij uit Oosterhout zich aan als nieuw lid. Zijn nichtje heeft TSC. Dankzij een goededoelen-actie op zijn werk kon hij de STSN een substantieel geldbedrag aanbieden. Veel dank en we komen er in het volgende TSC Contact op terug. De STSN bedankt bij dezen nogmaals iedereen die zich in 2013 op uiteenlopende wijze heeft ingezet om extra financiële middelen te genereren. Heeft u ook een idee? Wij zijn altijd bereid om met u mee te denken! Hoe kunt u STSN opnemen in uw testament? De eerste stap is het opstellen van een testament via een notaris. U kunt de STSN in uw testament aanwijzen als erfgenaam of (mede)erfgenaam. Het hoeft niet om grote bedragen te gaan, iedere bijdrage is welkom. Een andere manier is het toekennen van een legaat aan de STSN. Een legaat kan een vast bedrag in geld zijn, of een percentage van uw nalatenschap. Het kan ook bestaan uit effecten, kunst of onroerende goederen. Periodieke schenking Waar wordt uw bijdrage aan besteed? Een schenking aan de STSN kan ook in 2014 een interessant fiscaal voordeel voor u betekenen. Omdat de STSN door de Belastingdienst wordt erkend (de ANBI-status), kunt u in één klap de STSN blij maken en tegelijk zelf een fiscaal voordeel hebben. Dat kunt u bijvoorbeeld via een akte van schenking bij de notaris regelen. Voor informatie kunt u altijd contact opnemen met onze penningmeester Dave Tuijp. Help ons helpen! De STSN is door de Belastingdienst erkend als een Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI). Dit betekent dat de STSN over uw nalatenschap geen erfbelasting hoeft te betalen. Uw bijdrage komt daarom voor 100 % ten goede aan het werk voor de mensen met TSC, dat bestaat uit belangenbehartiging, voorlichting en lotgenotencontact. Tevens helpt u ons met uw gift bij het in stand houden van een kleine, efficiënte organisatie van en door vrijwilligers. STSN opnemen in uw testament Misschien wilt u een specifieke bestemming geven aan uw bijdrage. In overleg met u bekijken we dan graag wat mogelijk is. Wilt u het onderzoek naar TSC steunen, dan kunt u de Stichting Michelle (partner van STSN) opnemen in uw testa- U kunt ons werk ook steunen door de STSN op te nemen in uw testament. Zo laat u niet alleen iets na aan uw naasten, maar ook aan een goed doel. Giften uit een nalatenschap zijn – net als donaties – van steeds groter belang om ons werk voort te kunnen zetten. De overheid beperkt de subsidies aan patiëntenorganisaties zoals de STSN. Zo wordt het behartigen van de belangen van mensen met TSC binnenkort niet meer gesubsidieerd. De STSN zal ook zelf moeten zorgen voor de inkomsten die nodig zijn om de eigen organisatie in stand te houden. In deze tijden van bezuinigingen kunt u de STSN een zekerder toekomst geven door de stichting op te nemen in uw testament. ment. Nuttige informatie Over het opstellen van een testament: www.notaris.nl Over het nalaten aan goede doelen: www.nalaten.nl Over de fiscale aspecten: www.belastingdienst.nl en www.anbi.nl Over Stichting Michelle: www.stichtingmichelle.nl Contact Voor nadere informatie en vragen kunt u altijd contact opnemen met onze penningmeester Dave Tuijp: [email protected] n winter 2013/2014 | TSC Contact 33 Stichting Tubereuze Sclerosis Nederland STSN is een landelijke, internationaal samenwerkende organisatie van mensen met Tubereuze Sclerose Complex (TSC), hun partners, ouders of verzorgers en familieleden en van bij STSN aangesloten deskundigen. STSN behartigt de belangen van en verleent service en ondersteuning aan alle mensen in Nederland die te maken hebben met TSC en de gevolgen daarvan. STSN stelt zich vooral tot doel de realisatie van een optimale kwaliteit van leven en van zorg voor mensen met TSC, waarbij bovendien de verdere overerving van TSC zo veel mogelijk kan worden voorkomen. Hiertoe zijn nodig goede en volledige informatie, snelle diagnose, tijdige behandeling, zorg op maat en goede, persoonlijke begeleiding en ondersteuning bij het leren omgaan met deze aandoening. STSN vindt verder dat mensen met TSC zoveel als hun aandoening toestaat zelf de regie in eigen hand moeten kunnen houden. STSN tracht haar doelstelling te bereiken door: •Belangenbehartiging •Voorlichting •Lotgenotencontact •Samenwerking met relevante personen en organisaties •Stimuleren van concentratie van zorg in landelijk werkzame expertisecentra •Stimuleren van wetenschappelijk onderzoek •Fondsenwerving De kennis die hiervoor nodig is, verkrijgt STSN in de eerste plaats van mensen met TSC, ouders, verzorgers en familieleden en daarnaast van zorgverleners (artsen, gedragsdeskundigen) en van wetenschappelijk onderzoekers. STSN verzamelt en bundelt deze kennis die het fundament vormt voor haar activiteiten. STSN wil de functie van landelijk bekend ‘marktplein’ vervullen voor mensen met TSC, hun ouders, verzorgers, partners en andere betrokkenen zoals zorgverleners en wetenschappers. Hier ontmoeten zij elkaar en vinden direct betrokkenen informatie en ondersteuning. 34 Belangenbehartiging STSN behartigt de belangen van alle mensen met TSC. Zo staat zij bij zorgaanbieders op de bres voor kwaliteit van zorg door te pleiten voor een gedifferentieerd en goed zorgaanbod dat uitgaat van de vraag van de gebruiker. Aansluitend daaraan streeft STSN in haar contacten met zorgverzekeraars naar een ideaal pakket van verzekerde zorg. Samen met andere patiëntenorganisaties voert STSN een krachtig pleidooi voor de belangen van mensen met TSC. Waar STSN ooit startte met een kleine adviesgroep van medisch specialisten wordt er nu met vele deskundigen op allerlei met name medisch en gedragsgebied samengewerkt in een expertnetwerk. Mede dankzij de initiatieven van STSN is er nu een goede infrastructuur voor TSC in Nederland: DNA onderzoek naar TSC wordt gedaan bij Klinische Genetica van het Erasmus MC in Rotterdam, men kan bij het Sylvia Tóth Centrum (Wilhelmina Kinderziekenhuis te Utrecht) en het Sophia Kinderziekenhuis (Erasmus MC, Rotterdam) terecht voor TSC diagnostiek en follow-up bij kinderen, er is een speciale polikliniek voor volwassenen met TSC bij het Universitair Medisch Centrum te Utrecht en een landelijk werkzaam Expertiseteam TSC en Gedrag. Ook stimuleert STSN (samen met Stichting Michelle) het medisch onderzoek betreffende TSC. Zo werd er vanaf het eind van de tachtiger jaren actieve medewerking verleend aan het onderzoek vanuit de afdeling Klinische Genetica in Rotterdam naar de genetische oorsprong van TSC. Dit leidde tot de lokalisatie van het TSC2 gen in 1993 en het TSC1 gen in 1997. winter 2013/2014 | TSC Contact Ook in Rotterdam vindt neurowetenschappelijk onderzoek plaats naar TSC, o.a. met muizenmodellen die de ziekte hebben. Daarnaast stimuleert STSN gezamenlijk Rotterdams en Utrechts onderzoek naar het effect van mTOR remmers op epilepsie bij jonge kinderen met TSC en op cognitie en gedrag bij oudere kinderen en volwassenen. Het centrum in Utrecht heeft meegewerkt aan een internationale trial van een mTOR remmer bij personen met angiomyolipomen. Samenwerken Ook het onderzoek naar gedragsaspecten bij TSC wordt gestimuleerd. Voorbeelden hiervan zijn de publicatie van Hubbeling en Mulder in 2000 en het lopende onderzoek ‘TSC in verschillende levensfasen’ (Expertiseteam TSC en Gedrag). Voor wat betreft overstijgende vraagstukken zoals kwaliteitssystemen of financiering wordt samengewerkt met organisaties die op deze terreinen actief zijn. Zo werkt STSN samen met Vereniging van Samenwerkende Ouderen Patiëntenorganisaties (VSOP), Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Nederland (CG-Raad) en Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF). Organisaties die zich op landelijk niveau richten op de bredere patiëntenbeweging als geheel. Via nationale en internationale contacten wordt getracht deze kennis verder uit te bouwen, hetgeen weer ten goede komt aan de mensen die zijn aangesloten bij STSN. Voorlichting STSN geeft voorlichting over de vele aspecten van leven met TSC, zowel aan de mensen die bij STSN zijn aangesloten, als naar buiten. Onder meer gebeurt dit in goed leesbare brochures, filmpjes, een eigen tijdschrift (het TSC Contact) en via de website (www.stsn.nl). Zodat betrokkenen beter in staat zijn zelfstandig en bewust beslissingen te nemen. Ook informeert STSN systematisch een aantal relevante doelgroepen en instanties om TSC goed op de kaart te zetten en te houden én om de mogelijkheden van STSN te etaleren. Denk bijvoorbeeld aan publicaties in vaktijdschriften, links met websites, affiches of gerichte mailings. Denk aan kinderartsen, artsen verstandelijk gehandicapten, neurologen, huisartsen, gedragswetenschappers enz. Ook wordt actief gebruik gemaakt van Facebook en Twitter. STSN organiseert bij elk lustrum samen met het expertnetwerk een symposium over TSC. Lotgenotencontact STSN organiseert contacten met lotgenoten om onder deskundige begeleiding van elkaars ervaringen te leren. Dit gebeurt op verschillende manieren. Op de eerste plaats is er jaarlijks een grote landelijke contactdag voor alle STSN’ers. Hier worden naast presentaties en ‘wandelgangen’ ook workshops en gespreksgroepen gehouden. Hoewel nieuwkomers hier vaak nog tegenop zien, wordt de dag uiteindelijk als een feest van herkenning ervaren. Ook is er jaarlijks een familiedag. Daarnaast wordt er elk jaar een aantal kleinere bijeenkomsten gehouden: soms rond een bepaald thema, soms rond een bepaalde leeftijdsgroep (bijvoorbeeld ouders met jonge kinderen met TSC; of jong volwassenen met TSC), of rond een probleemgebied. Dit alles onder deskundige begeleiding. Op de website is er een forum voor STSN’ers. Daarnaast fungeert het secretariaat als een telefonische vraagbaak, resp. hulplijn. winter 2013/2014 | TSC Contact Samenwerken is voor STSN van groot belang. Zeker omdat TSC een zeldzame ziekte is. Voor haar partners is de STSN een waardevolle organisatie vanwege haar kennis van het omgaan en leven met TSC. STSN zoekt de samenwerking omdat door de bundeling van krachten meer resultaten kunnen worden geboekt. In samenwerking benutten partners over en weer kennis, ervaring en relaties. Daarnaast wordt samengewerkt met patiëntenorganisaties die actief zijn op verwante terreinen, zoals Epilepsievereniging Nederland, Nierpatiëntenvereniging en Nederlandse Vereniging voor Autisme. STSN zoekt ook de samenwerking met partners zoals zorg instellingen, hulpverleners, zorgverzekeraars en de wetenschappelijke wereld. Zo vervult STSN een rol bij de ontwikkeling van effectieve zorg, medische en sociale begeleiding of de bevordering van betere voorlichting en van wetenschappelijk onderzoek. En dat vereist goede contacten met onder meer de desbetreffende specialisten. De hierboven genoemde faciliteiten als de TSC poli’s en het Expertiseteam TSC en Gedrag zijn rechtstreekse gevolgen van deze aanpak. Stimuleren van concentratie van zorg in landelijk werkzame expertisecentra TSC is een multi-orgaan aandoening. Dat betekent dus per definitie dat samenwerking noodzakelijk is om tot integrale zorg voor TSC patiënten te komen. Onder het hoofdje belangenbehartiging werd de infrastructuur voor TSC in Nederland al beschreven. Ook op andere plaatsen wordt TSC-gerelateerd relevant werk gedaan. Jaarlijks belegt STSN een expertmeeting om kennis en ideeën te delen en verdere samenwerking te stimuleren. Stimuleren van wetenschappelijk onderzoek STSN werkt intensief samen met partner Stichting Michelle in het stimuleren van wetenschappelijk onderzoek naar TSC. Stichting Michelle bevordert en financiert dit onderzoek www.stichtingmichelle.nl. Fondsenwerving Door geleidelijke afbouw van subsidie van Rijkswege is fondsenwerving voor de continuïteit van de kwaliteit van de dienstverlening door STSN geboden. n 35 www.stsn.nl
© Copyright 2024 ExpyDoc