OEFENOPGAVEN LESBRIEF INDUSTRIE 6 VWO Opgave 1. De onderneming Haakma BV heeft voor 2005 de volgende voorcalculatie met betrekking tot de toegestane kosten opgesteld. De constante fabricagekosten bestaan uit de volgende onderdelen: - interest: 5% over een lening van € 1.500.000 - afschrijvingen: € 1.175.000 - overige constante kosten: € 1.250.000 De variabele fabricagekosten bestaan uit: - € 850.000 energiekosten - € 2.800.000 loonkosten - € 270.000 grondstofkosten De constante verkoopkosten bedragen € 10 per product. De variabele verkoopkosten bestaan uit: - € 1.000.000 reclamekosten - € 120.000 overige variabele verkoopkosten Verder is gegeven: De winstmarge is 20% van de verkoopprijs. De normale productie en afzet zijn 100 000 stuks. Voor 2005 wordt een productie en afzet van 112 000 stuks verwacht. a. b. Bereken met behulp van het bezettingsresultaat het verwachte bedrijfsresultaat voor 2005. Bereken met behulp van de dekkingsbijdrage de noodzakelijke afzet om een bedrijfsresultaat van 3.500.000 te behalen. Opgave 2. Van een productieorder zijn de volgende gegevens bekend: Verkoopprijs exclusief BTW: Nettowinstopslag: Directe kosten: € 233,10 25% van de kostprijs. Grondstofkosten: 6 kg à € 14,50 (à = per………. dus per kg) Loonkosten: 1,5 uur à € 32 De indirecte kosten worden met drie opslagpercentages in de kostprijs verrekend: een opslag op de directe grondstofkosten, een opslag op de directe loonkosten en een opslag op de totale directe kosten. Het opslagpercentage op de directe grondstofkosten is 24%, het opslagpercentage op de directe loonkosten is 30%. Bereken het opslagpercentage op de totale directe kosten. Opgave 3. De standaardkostprijs van het product Ful is als volgt samengesteld: Proportioneel variabele kosten € 24 Constante kosten € 40 —— € 64 De begrote productie- en verkoopomvang is 3.825 producten per maand; deze is 15% kleiner dan de normale productie- en verkoopomvang. De productie en de afzet zijn gelijkmatig over het jaar verdeeld. Bereken de jaarlijkse constante standaardkosten. Opgave 4. In onderneming Zuiver bv wordt het product Vum geproduceerd en verkocht. Voor het jaar 2008 gaat men uit van de volgende schattingen: – variabele fabricagekosten € 192.000 – constante fabricagekosten € 90.000 – variabele verkoopkosten € 48.000 – constante verkoopkosten € 22.500 – normale productie- en verkoopomvang 15.000 stuks – begrote productie- en verkoopomvang 16.000 stuks De winstopslag is 25% van de verkoopprijs. De omzetbelasting is 19%. a Bereken voor 2008 de fabricagekostprijs en de commerciële kostprijs. b Bereken voor 2008 de verwachte verkoopprijs, inclusief omzetbelasting. c Bereken voor 2008 het verwachte bedrijfsresultaat op twee manieren. Opgave 5. De standaardkostprijs van het product Absi is als volgt samengesteld: Grondstof 8 kg à € 9 = € 72 Lonen 6 uur à € 13 = € 78 Machinekosten 2 uur à € 60 = € 120 ——— € 270 Het machine-uurtarief bestaat uit: Constante kosten € 45 Variabele kosten € 15 ——— € 60 De normale productie- en verkoopomvang zijn 6.000 eenheden per jaar. De verkoopprijs is vastgesteld op € 330 per stuk, exclusief omzetbelasting. Na afloop van de maand februari 2008 worden over die maand de volgende gegevens verstrekt: – productie en afzet 440 stuks; – grondstoffen 3.580 kg, waarvoor werd betaald € 31.862; – lonen 2.610 uur, waarvoor werd betaald € 34.582,50; – machinekosten: variabel: € 13.706; constant: € 45.400; – aantal machine-uren 890. Bereken voor februari 2008: a het efficiencyresultaat op grondstof; b het prijsresultaat op grondstof; c het efficiencyresultaat op lonen; d het prijsresultaat op lonen; e het efficiencyresultaat op machine-uren; f het prijsresultaat op machine-uren, gesplitst in een prijsresultaat op variabele kosten en een prijsresultaat op constante kosten; g het gerealiseerde bezettingsresultaat; h het gerealiseerde verkoopresultaat; i het gerealiseerde bedrijfsresultaat met behulp van de hiervoor berekende antwoorden; j het gerealiseerde bedrijfsresultaat door de werkelijke opbrengst te verminderen met de totale werkelijke kosten. Opgave 6. In onderneming Ylders zijn de kosten voor het jaar 2008 als volgt geschat: – constante standaardkosten € 400.000 en variabele standaardkosten € 564.000. De normale productie en de normale afzet zijn 25.000 eenheden per jaar. Voor het jaar 2008 worden een productie en een afzet van 23.500 eenheden verwacht. De verkoopwinst bedraagt 25% van de kostprijs. Begin 2009 blijken er 23.750 producten in het jaar 2008 te zijn voortgebracht en verkocht. De in 2008 gemaakte werkelijke kosten bedragen: constante kosten € 405.400 en variabele kosten € 562.800. a b c d e Bereken de verkoopprijs inclusief 19% omzetbelasting. Bereken het voorcalculatorisch bedrijfsresultaat op twee manieren. Bereken de gerealiseerde verkoopwinst (= verkoopresultaat) . Bereken het gerealiseerde budgetresultaat. Bereken het nacalculatorisch bedrijfsresultaat op twee manieren. Opgave 7. Onderneming A produceert de artikelen X en Y. De toegestane directe kosten per artikel zijn als volgt: Per artikel X Per artikel Y Grondstofkosten 1 kg à € 5 1 kg à € 7,50 Arbeid 1 uur à € 20 2 uur à € 22,50 Uitbesteed werk €5 Onderneming A gaat ervan uit dat voor 2008 20.000 artikelen X en 12.000 artikelen Y geproduceerd worden. De toegestane indirecte kosten bedragen voor 2008 € 1.500.000: – 25% van de indirecte kosten houdt verband met de grondstofkosten; – 70% van de indirecte kosten houdt verband met de directe loonkosten; – 5% van de indirecte kosten houdt verband met het uitbestede werk. a b c Bereken voor 2008 de verwachte directe kosten. Bereken de opslagpercentages voor indirecte kosten in één decimaal nauwkeurig. Bereken voor beide producten de kostprijs voor 2008. Opgave 8. Frans Denie handelt onder andere in Ereevé-recorders. Voor het vaststellen van de verkoopprijs hanteert hij de opslagmethode. Voor de vaststelling van de verkoopprijs van een Ereevé-recorder in 2006 heeft Frans de volgende gegevens verzameld: – de verwachte inkooprijs is € 280 per recorder; – het opslagpercentage voor de inkoopkosten is 10% van de inkoopprijs; – het opslagpercentage voor de algemene kosten is 20% van de kostprijs; – de nettowinstmarge is 23% van de verkoopprijs; – de verwachte afzet is 25.000 stuks. De nacalculatorische gegevens over 2006 zijn: – afzet = inkopen: 23.500 stuks; – inkoopprijs: € 290; – totale inkoopkosten: € 300.000; – totale algemene kosten: € 1.700.000. In deze opgave blijft de btw buiten beschouwing. a Bereken de verkoopprijs van een Ereevé-recorder in 2006. b Bereken het gerealiseerde verkoopresultaat in 2006 en geef aan of dit een voordelig of nadelig resultaat is. c Bereken het gerealiseerde budgetresultaat in 2006 en geef aan of dit een voordelig of een nadelig resultaat is. Opgave 9. Onderneming Baleine bv heeft de keuze uit twee investeringsprojecten. Project I vergt een investering aan het begin van het project van € 3.000.000. De contante waarde van de cashflows is € 3.150.000. Project II vergt een investering aan het begin van het project van € 2.000.000 gevolgd door een investering van € 500.000 na een jaar. De contante waarde van de cashflows is € 2.600.000. Onderneming Baleine hanteert een interestvoet van 10%. a Wat wordt in de investeringsselectie verstaan onder de cashflow? b Bereken de netto contante waarde van beide projecten. c In welk project zal onderneming Baleine investeren? Motiveer het antwoord. Opgave 10. Projectontwikkelaar Van Unen is van plan een groot bedrag in bungalowparken te investeren. Op grond van een intensief marktonderzoek komen de volgende drie projecten in aanmerking: – bungalowpark Elst; – bungalowpark Asten; – bungalowpark Leiden. Er is een overzicht samengesteld van de vereiste investeringen en de daaruit volgende cashflows (zie hierna). Daarbij is uitgegaan van een periode van vijf jaar. De vermoedelijke restwaarde van het project aan het einde van het vijfde jaar is in de cashflow van dat jaar opgenomen. Bedragen × € 1.000 Jaar Investering Cashflows Elst Asten Leiden Elst Asten Leiden 1 2 3 4 5 500 400 100 250 250 110 130 130 150 250 130 130 130 150 190 110 130 130 140 240 Totaal 500 500 500 770 730 750 De investeringen vinden aan het begin van het jaar plaats. De cashflows komen geleidelijk gedurende het jaar binnen. Voor de berekening van de netto contante waarde wordt verondersteld dat de cashflows aan het einde van het jaar worden ontvangen. Projectontwikkelaar Van Unen hanteert een minimale rendementseis van 11% per jaar. Als terugverdienperiode stelt men een maximum van vier jaar. Men heeft berekend dat de terugverdienperiode van het project Elst 3,87 jaar is en van het project Leiden 3,93 jaar. De netto contante waarde van het project Elst is (na afronding) € 46.900 en van het project Leiden € 59.088. a b c Bereken de terugverdienperiode van het project Asten. Bereken de netto contante waarde van het project Asten. Welke keuze zal projectontwikkelaar Van Unen maken? Leg je antwoord uit. ANTWOORDEN opgave 1 a. € 2.500.000 € 3.920.000 Fabricagekostprijs: 100 000 + 112 000 = € 25 + € 35 = € 60 € 1.120.000 Verkoopkosten per stuk: € 10 + 112 000 = € 10 + € 10 = € 20 100 Verkoopprijs: 80 × € 80 = € 100 Commerciële kostprijs: € 60 + € 20 = € 80 Verkoopresultaat: 112 00 × (€ 100 - € 80) = € 2.240.000 Bezettingsresultaat: (112 000 – 100 000) × (€ 25 + € 10) = € 420.000 Bedrijfsresultaat € 2.660.000 b. Dekkingsbijdrage: € 100 – € 35 – € 10 = € 55 De constante verkoopkosten bedragen 100 000 × € 10 = € 1.000.000. € 2.500.000 + € 1.000.000 + € 3.500.000 Winst van € 3.500.000 – afzet: = 127.273 stuks. € 55 opgave 2 De verkoopprijs exclusief BTW is € 233,10. De nettowinstopslag is 25%. De kostprijs is 100 x € 233,10 = € 186,48 125 We kunnen de volgende opstelling maken. Grondstofkosten 6 kg à € 14,50 = Loonkosten 1,5 uur à € 32 = Totale directe kosten Opslag grondstofkosten 24% van € 87 = Opslag loonkosten 30% van € 48 = Opslag totale directe kosten = Kostprijs € 87 € 48 € 135 € 20,88 € 14,40 € ------€ 186,48 De opslag op de totale directe kosten is € 16,20. In procenten is dit €16 ,20 x 100% = 12%. €135 opgave 3 100 × 3.825 = 4.500 per maand. 85 De constante kosten zijn 4.500 × € 40 = € 180.000 per maand. Per jaar € 2.160.000. De normale productieomvang is opgave 4 a € 90.000 €192.000 + = € 6 + € 12 = 15.000 16.000 € 22.500 € 48.000 + Verkoopkosten: = € 1,50 + € 3 = 15.000 16.000 Fabricagekostprijs Commerciële kostprijs b c € 18 € 4,50 ––––––– € 22,50 100 × € 22,50 = € 30. 75 De verkoopprijs inclusief omzetbelasting is dan: 1,19 × € 30 = € 35,70. De verkoopprijs exclusief omzetbelasting is: Verwacht verkoopresultaat 16.000 × € 7,50 = Verwacht bezettingsresultaat 1.000 × € 7,50 (€ 6 + € 1,50) = € € Verwacht bedrijfsresultaat € en 120.000 7.500 –––––––– 127.500 Omzet 16.000 × € 30 = Variabele fabricagekosten Constante fabricagekosten Variabele verkoopkosten Constante verkoopkosten € 480.000 €192.000 € 90.000 € 48.000 € 22.500 Verwacht bedrijfsresultaat –––––––– € 352.500 –––––––– €127.500 opgave 5 a Nadelig efficiencyresultaat (3.520 – 3.580) × € 9 = € 540 b Voordelig prijsresultaat (€ 9 × 3.580 =)€ 32.220 - 31.862 = € 358 c Voordelig efficiencyresultaat (2.640 - 2.610) × € 13 = € 390 d Nadelig prijsresultaat (€ 13 × 2.610 =) € 33.930 - € 34.582,50 = € 652,50 e Nadelig efficiencyresultaat (880 -890) × € 60 = € 600 f Nadelig prijsresultaat op variabele machinekosten (€ 15 × 890 =)€ 13.350 - € 13.706 = € 356 Nadelig prijsresultaat op constante machinekosten ((6.000 x € 90)/12) = € 45.000 - 45.400 = € 400 g Nadelig bezettingsresultaat 890 - (500 × 2 =)1.000 = 110 110 × € 45 = € 4.950 h 440 × (€ 330 – € 270) = € 26.400 € 26.400 i Gerealiseerd verkoopresultaat € 358 Prijsresultaat grondstof Efficiencyresultaat loon € 390 –––––––––– € 27.148 Efficiencyresultaat grondstof € 540 Prijsresultaat loon € 652,50 Efficiencyresultaat machine-uren € 600 Prijsresultaat variabele machinekosten € 356 Prijsresultaat constante machinekosten € 400 Bezettingsresultaat € 4.950 –––––––––– € 7.498,50 –––––––––– Gerealiseerd bedrijfsresultaat € 19.649,50 j Omzet 440 × € 330 = Grondstofkosten Loonkosten Variabele machinekosten Constante machinekosten € 145.200 € 31.862 €34.582,50 € 13.706 € 45.400 –––––––––– Gerealiseerd bedrijfsresultaat € 125.550,50 ––––––––––– € 19.649,50 opgave 6 a € 400.000 € 564.000 + = € 16 + € 24 = 25.000 23.500 Verkoopwinst 25% van € 40 = Kostprijs: € 40 Verkoopprijs exclusief omzetbelasting Omzetbelasting 19% € 10 ––––––– € 50 € 9,50 ––––––– € 59,50 Verkoopprijs inclusief omzetbelasting b Verkoopwinst 23.500 × € 10 = Bezettingsresultaat (23.500 – 25.000) × € 16 = Voorcalculatorisch bedrijfsresultaat Omzet 23.500 × € 50 = Kosten € 400.000 + € 564.000 = Voorcalculatorisch bedrijfsresultaat € 235.000 € 24.000 nadelig –––––––––– € 211.000 €1.175.000 € 964.000 –––––––––– € 211.000 c 23.750 × € 10 = € 237.500 d Werkelijke afzet tegen kostprijs 23.750 × € 40 = Werkelijke kosten van de afzet: € 405.400 + € 562.800 = Budgetresultaat (nadelig) e Gerealiseerd verkoopresultaat Gerealiseerd budgetresultaat Nacalculatorisch bedrijfsresultaat (voordelig) € 950.000 € 968.200 –––––––––– € 18.200 € 237.500 € 18.200 nadelig –––––––––– € 219.300 Of: 23.750 × € 50 – € 968.200 (d) = € 219.300 Opgave 7. a Grondstofkosten: 20.000 kg × € 5 + 12.000 × € 7,50 = Directe loonkosten: 20.000 uur × € 20 + 24.000 × € 22,50 = Uitbesteed werk: 20.000 × € 5 = b € 190.000 € 940.000 € 100.000 –––––––––– € 1.230.000 25% × €1.500.000 × 100% = 197,4% €190.000 70% × €1.500.000 × 100% = 111,7% € 940.000 5% × € 1.500.000 × 100% = 75% € 100.000 c Grondstofkosten Loonkosten Uitbesteed werk Opslagen: 197,4% × € 5 = 111,7% × € 20 = 75% × € 5 = X € 5 € 20 € 5 ––––––– € 30 € 9,87 € 22,34 € 3,75 ––––––– €35,96 ––––––– €65,96 197,4% × € 7,50 = 111,7% × € 45 = € € Y 7,50 45 – € –––––– 52,50 € € 14,81 50,27 € ––––––– 65,08 ––––––– 117,58 € Opgave 8. a Inkoopprijs Opslag inkoopkosten Vvp € € 280 28 –––––– 308 € 20 Opslag algemene kosten × 308 = € 77 80 –––––– Kostprijs € 385 23 Nettowinst × 385 € 115 77 –––––– Verkoopprijs € 500 b Gerealiseerd verkoopresultaat: 23.500 × (€ 500 – € 385) = € 2.702.500 voordelig c Toegestane kosten 23.500 × € 385 Werkelijke kosten 23.500 × € 290 + € 0,3 mln + € 1,7 mln € 9.047.500 € 8.815.000 –––––––––– € 232.500 voordelig Budgetresultaat Of: Resultaat op inkooppprijs: 23.500 × (€ 280 – € 290) = Resultaat op inkoopkosten: 23.500 × € 28 – € 300.000 = € 658.000 – € 300.000 = Resultaat op algemene kosten: 23.500 × € 77 – € 1.700.000 = € 1.809.500 – € 1.700.000 = – € 235.000 + € 358.000 + € 109.500 –––––––––– + € 232.500 Opgave 9. a De cashflow is het verschil tussen de geldstroom die de onderneming binnenkomt en de geldstroom die de onderneming verlaat als gevolg van de investering. b Project I: Project II: NCW = € 3.150.000 – € 3.000.000 = € 150.000 NCW = € 2.600.000 – € 2.000.000 – € 500.000 × 1,1–1 = € 145.454,55 c Onderneming Baleine zal investeren in project II; de NCW per geïnvesteerde euro bedraagt: €145.454,55 €150.000 = € 0,058. De NCW per geïnvesteerde euro in project I bedraagt = € 0,05. € 2.500.000 € 3.000.000 Opgave 10. 11 jaar = 3,73 jaar 15 b NCW = € 130.000 × 1,11–1 + € 130.000 × 1,11–2 + € 130.000 × 1,11–3 + € 150.000 × 1,11–4 + € 190.000 × 1,11–5 – € 400.000 – € 100.000 × 1,11–1 NCW = € 117.117 + € 105.511 + € 95.055 + € 98.810 + € 112.756 – € 400.000 – € 90.090 NCW = € 39.159 a Investering € 500.000. Na 3 jaar terugverdiend: € 390.000 Terugverdienperiode: 3 c De keuze wordt in eerste instantie bepaald door de NCW. Alle projecten vereisen een investering van € 500.000. Leiden komt eruit met de hoogste NCW, terwijl de terugverdientijd niet veel slechter is dan de twee andere projecten (en korter dan vier jaar). Als voldoende vermogen beschikbaar is, kunnen ook de andere twee projecten (achtereenvolgens Elst en Asten) ten uitvoer worden gebracht, omdat de NCW van deze projecten positief is.
© Copyright 2024 ExpyDoc