kanteling in het leerlingevervoer aanpassingen 13 mei 2014

datum
De kanteling van het
leerlingenvervoer
13 mei 2014
versie
maza
Deel I : Stappenplan en Verordening
leerlingenvervoer 2014
Tamara Jardez
Rivka Kleijburg
Stad en Wijk
bezoekadres Raadhuislaan 106, 3201 EL Spijkenisse postadres Postbus 25, 3200 AA Spijkenisse
telefoon (0181) 69 69 69 fax (0181) 69 63 95 internet www.spijkenisse.nl
1
De Kanteling van het leerlingenvervoer
2
De kanteling in het leerlingenvervoer
Inhoudsopgave
Inleiding ............................................................................................................. 4
1.
Huidige stand van zaken ........................................................................... 6
1.1 Algemeen ..................................................................................................... 6
1.2 Regionale samenwerking ................................................................................ 6
1.3 Huidige stand van zaken per gemeente ............................................................ 6
1.4 Gegevens Voorne Putten ................................................................................ 8
2.
Aanleiding............................................................................................... 10
2.1 Passend onderwijs ....................................................................................... 10
2.2 OOGO ........................................................................................................ 10
2.3 Oprekken kilometergrens .............................................................................. 11
3. De Kanteling ................................................................................................. 13
3.1 Context ...................................................................................................... 13
3.2 De kanteling van het leerlingenvervoer........................................................... 14
3.3 Overgangsjaar............................................................................................. 15
4.
Stappenplan ............................................................................................ 16
5.
De eerste stap: de nieuwe verordening .................................................. 19
5.1 Model verordening VNG ................................................................................ 19
5.1.1 Onafhankelijke deskundige ...................................................................... 20
5.1.2 Handicap ............................................................................................... 20
5.1.3 Psychische handicap ............................................................................... 20
5.1.4 Tijdelijke handicap ................................................................................. 20
5.1.5 Afstandscriterium ................................................................................... 21
5.1.6 Dichtstbijzijnde toegankelijke school......................................................... 21
5.1.7 Handelingsgericht Integraal Arrangeren (HIA) ........................................... 21
5.1.8 Hardheidsclausule .................................................................................. 22
5.1.9 Colour locale ......................................................................................... 22
5.1.10 Schematisch overzicht .......................................................................... 23
5.2 Beleidsregels ............................................................................................... 24
5.2.1 Eigen kracht .......................................................................................... 25
5.2.2 OV vergoeding voor niet gehandicapte leerlingen naar voortgezet speciaal
onderwijs ...................................................................................................... 25
5.2.3 De dichtstbijzijnde toegankelijke school is vol ............................................ 26
5.2.4 Tweede adres ........................................................................................ 26
5.2.5 Stimuleren OV of fiets............................................................................. 26
6.
Juridische en financiële paragraaf .......................................................... 28
6.1. Juridische gevolgen..................................................................................... 28
6.2 Financieel gevolgen...................................................................................... 28
3
De kanteling in het leerlingenvervoer
Inleiding
Op 1 augustus 2014 treedt de Wet Passend Onderwijs inwerking. De scholen krijgen
dan een zorgplicht. Dat betekent dat scholen verantwoordelijk zijn om elk kind met
een extra ondersteuningsbehoefte een goede onderwijsplek te bieden. Op de eigen
school, eventueel met extra ondersteuning in de klas, op een andere reguliere school
in de regio of in het (voortgezet) speciaal onderwijs (vso).
De komst van passend onderwijs heeft (landelijk) gevolgen voor het leerlingenvervoer,
zowel voor de leerlingen in primair als in het voortgezet onderwijs. Dusdanig dat
aanpassing van de in de gemeenten geldende verordeningen noodzakelijk is1.
Op 6 februari jl. heeft het verplichte op overeenstemming gericht overleg (OOGO) in
het kader van Passend Onderwijs tussen de gemeenten en de schoolbesturen
(samenwerkingsverbanden) plaatsgevonden op het pfo MAZA2. Tijdens dit overleg zijn
de ondersteuningsplannen van het onderwijs over het passend onderwijs besproken en
daarbij ook mogelijke gevolgen daarvan voor het leerlingenvervoer. Tijdens het
pfoMAZA is besloten dat de gemeenten naar meer uniformiteit in het leerlingenvervoer
op het eiland streven, waarbij ruimte is voor coleur locale. Onderhavige beleidsnotitie
is dan ook een product van de samenwerking tussen de gemeenten op Voorne Putten.
Naast het passend onderwijs zijn er nog drie grote decentralisaties3 die de gemeenten
moeten uitvoeren. Zowel bij passend onderwijs als de drie decentralisaties staat
zelfredzaamheid en de eigen kracht van de burger centraal. De verantwoordelijkheid
voor de transformatie op de verschillende beleidsterreinen
ligt bij de gemeente en haar uitvoeringspartners. Die kunnen ervoor kiezen de
transformaties naast elkaar uit te voeren, maar kunnen ook ervoor kiezen daar meer
samenhang in aan te brengen. Het gewenste maatschappelijke effect is namelijk voor
een groot deel gelijk: meer zelfredzaamheid van burgers/cliënten.
Op Voorne Putten bestaat de wens om de drie decentralisaties en de decentralisatie
van het onderwijs in samenhang uit te voeren. Iedere gemeente organiseert dat op de
eigen manier en daar waar mogelijk, maar ook noodzakelijk, wordt op het eiland
samengewerkt.
Ook in het leerlingenvervoer en in het passend onderwijs krijgen zelfredzaamheid en
eigen kracht een grote rol. Het is ook daarom dat het leerlingenvervoer in het grotere
geheel van de decentralisaties moet worden bezien. Het is dan ook daarom dat er voor
is gekozen deze “kanteling” van het leerlingenvervoer gefaseerd en daarmee
zorgvuldig door te voeren. Allereerst wordt het kader neergezet door middel van deze
notitie en worden de landelijke wijzigingen naar aanleiding van de komst van Passend
onderwijs in de nieuwe verordening verwerkt. Vervolgens worden in het eerste
kwartaal van 2015 beleidsregels vastgesteld. De contouren van de decentralisaties zijn
dan neergezet, waarbij dan kan worden aangesloten. En niet in de laatste plaats heeft
1
Oplegnotitie ondersteuningsplannen, februari 2014.
2
Portefeuillehoudersoverleg maatschappelijke zaken Voorne Putten
3
Opsomming
4
De kanteling in het leerlingenvervoer
dan ook de herindeling van de gemeenten Spijkenisse en Bernisse in Nissewaard
plaatsgevonden.
In hoofdstuk 1 wordt de huidige stand van zaken van het leerlingenvervoer op Voorne
Putten geschetst. Vervolgens wordt in hoofdstuk 2 stilgestaan over de redenen van
deze notitie. In hoofdstuk 3 wordt het kader geschetst van het leerlingenvervoer en
wordt stilgestaan bij de kanteling. Dit wordt vervolgd met een stappenplan en in
hoofdstuk 5 wordt u in vogelvlucht meegenomen in de nieuwe verordening, die als
bijlage is toegevoegd. Tot slot eindigt deze notitie met een financiële en juridische
paragraaf.
5
De kanteling in het leerlingenvervoer
1. Huidige stand van zaken
1.1 Algemeen
Leerlingenvervoer is een verantwoordelijkheid van de gemeente. Ouders en verzorgers
kunnen een verzoek indienen voor een vervoersvoorziening van hun kind naar school.
Samengevat hebben kinderen die speciaal (basis)onderwijs bezoeken recht op een
vervoersvoorziening. De gemeente toetst het verzoek aan de lokale verordening
leerlingenvervoer, die is gebaseerd op de drie onderwijswetten; te weten de Wet op
het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, die het (voortgezet) speciaal
onderwijs betreft, en de Wet op het voortgezet onderwijs.
Leerlingenvervoer is een zogenaamde openeinde regeling, van te voren is immers
nooit bekend hoeveel leerlingen er worden vervoerd. Er is sprake van een wettelijke
plicht. Er kunnen geen leerlingen geweigerd worden indien zij voldoen aan de
voorwaarden in de verordening gesteld. Er zijn drie soorten vervoersvoorzieningen
mogelijk:
-
Aangepast vervoer (door middel van een door de gemeente aangewezen
vervoerder);
-
Openbaar vervoer;
-
Eigen vervoer.
1.2 Regionale samenwerking
De gemeenten op Voorne Putten hebben in 2013 samengewerkt op het gebied van
leerlingenvervoer. Er heeft in 2013 een gezamenlijke Europese Aanbesteding van het
leerlingenvervoer plaatsgevonden, die heeft geresulteerd in één aanbieder op Voorne
Putten sinds 1 januari 2014. Het doel was om de kosten van het leerlingenvervoer om
laag te brengen door de schaalgrootte van Voorne Putten. Routes kunnen gunstiger
door een vervoerder worden ingepland. Voor deze aanbesteding was het noodzakelijk
dat de gemeenten meer gingen samenwerken op het gebied van leerlingenvervoer,
maar ook was het wenselijk dat er meer uniformiteit op het eiland zo komen. Er
kwamen grote verschillen aan het licht. Tijdens deze aanbesteding zijn de gemeenten
al meer tot elkaar gekomen, maar de wens voor meer uniformiteit bleef bestaan.
1.3 Huidige stand van zaken per gemeente
Zoals hierboven beschreven zijn er nog grote verschillen tussen gemeenten. In deze
paragraaf wordt een opsomming gegeven van een aantal gegevens van gemeenten,
zodat vergelijking makkelijker is. De verschillen hebben te maken met politieke
keuzes, maar ook met bevolkingsgrootte en bevolkingspopulatie.
De kilometergrens4 van de gemeenten verschillen ook. De gemeente Hellevoetsluis
hanteert een 6 kilometergrens –de landelijke norm – terwijl de overige gemeenten een
grens hanteren van 4 kilometer, waarbij Spijkenisse al in haar collegeprogramma heeft
aangegeven deze grens op te rekken naar eveneens 6 kilometer.
4
6
De afstand van de woning van de leerling naar de school.
De kanteling in het leerlingenvervoer
Bernisse
SBO
SO
Cluster
Cluster
Cluster
Cluster
Godsdienstig /
1
2
3
4
levensbeschouwelijke
richting
PO
26
15
X
X
1
14
X
VO
X
19
X
X
15
4
X
Totaal
26
34
X
X
16
18
X
In Bernisse worden er ook nog drie kinderen vervoerd naar de Flexschool5 en ook
wordt er bij wijze van uitzondering op de verordening een leerling vervoerd naar de
Praktijkschool.
Brielle
SBO
SO
Cluster
Cluster
Cluster
Cluster
Godsdienstig/
1
2
3
4
levensbeschouwelijke
richting
21
20
X
X
X
20
VO
X
25
1
4
10
10
1
Totaal
21
45
1
4
10
30
1
PO
Hellevoetsluis
SBO
SO
Cluste
Cluster
Cluste
Cluster
Godsdienstig/
r1
2
r3
4
levensbeschouwelijke
richting
PO
6
97
1
8
12
76
X
VO
x
101
2
3
35
61
1
Totaal
6
198
3
11
47
137
1
In Hellevoetsluis worden er 5 kinderen vervoerd naar een SBO school in Middelharnis
in verband met de godsdienstige richting. 1 kind wordt op basis van de
hardheidsclausule vervoerd naar een SBO school. Naast de aantallen in deze tabel
ontvangen er nog 6 kinderen een OV vergoeding naar een Internationale Schakelklas
en maken er 10 kinderen gebruik van de tegemoetkoming in de vervoerskosten voor
het vervoer naar Leonardo onderwijs (onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen).
5
Dat is een school waarbij kinderen tussen het reguliere en het speciale onderwijs vallen. Deze
school is een uitzondering op de verordening.
7
De kanteling in het leerlingenvervoer
Spijkenisse
SB
SO
O
Cluste
Cluste
Cluste
Cluste
Godsdienstig/
r1
r2
r3
r4
levensbeschouwelijk
e richting
PO
22
87
18
1
24
44
9
VO
X
108
X
28
67
13
X
Totaa
22
195
18
29
91
57
9
l
Er worden tevens nog 17 leerlingenvervoer naar school vanwege een handicap.
Daarnaast vervoert Spijkenisse boven de verordening ook nog kinderen naar het
medisch kinderdagverblijf, vanaf de leeftijd van 4 jaar en indien zij daar een
onderwijsprogramma volgen. Dit zijn er in totaal 10.
Westvoorne6
SBO
SO
Cluste
Cluster
r1
2
Cluster 3
Cluster
Godsdienstig
4
/
levensbeschouw
elijke richting
PO
15
12
X
2
3
7
3
VO
x
18
X
3
13
2
X
Tota
15
30
X
5
16
9
3
al
Er wordt in Westvoorne ook nog één (slechtziende) leerlingen uit het VO vervoerd en
één (rolstoelafhankelijke) leerling uit het MBO vervoerd.
1.4 Gegevens Voorne Putten
Hieronder volgt een totale opsomming van de gegevens. Ook het budget dat
gemeenten uitgeven aan het leerlingenvervoer. Het aantal leerlingen bepaalt niet
alleen het budget. Ook de leerlingenstromen zijn daarbij van belang. Separaat vervoer
is vaak een dure kostenpost. Ook is de afstand van belang. De gemeente Westvoorne
is de gemeente die het verst van de speciale scholen gelegen is. Dit maakt het vervoer
daarmee ook duurder. Ook het aantal voorzieningen in een gemeente heeft effect op
het aantal leerlingen in het vervoer en daarmee dus de kosten. Zowel de gemeenten
Bernisse als Westvoorne hebben geen SBO voorziening, waardoor er in vergelijking
met de andere gemeenten relatief veel SBO leerlingen vervoerd worden.
Daarnaast heeft ook het beleid van een gemeente invloed op de kosten. De Europese
aanbesteding heeft ook een effect op de vervoerskosten. Verwachting is dat de
schaalgrootte een gunstig effect zal hebben op de kosten. Hiervan kan echter nog
geen inschatting worden gemaakt, omdat het nieuwe vervoerscontract pas per 1
januari 2014 is ingegaan.
6
8
Getallen gebaseerd op 2013
De kanteling in het leerlingenvervoer
Gemeente
Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
Uitgaven
leerlingen die
aangepas
openbaa
eigen
leerlingen-
gebruik
t vervoer
r
vervoer
vervoer
maken van
vervoer
2013
een vervoersvoorziening
€ 230.000
Bernisse
Brielle
66
65
1
X
Hellevoetsluis
219
184
24
11
€ 301.109,€ 613.986,€ 1.159.538,-
Spijkenisse
Westvoorne
SBO
50
41
SO
Cluster 1
5
4
€ 372.500,-
Cluster 2
Cluster 3
Cluster 4
Po
VO
X
Aantal leerlingen in het leerlingenvervoer dat buiten Voorne Putten naar school gaat
Cluster 1
Cluster 2
Cluster 3
Cluster 4
PO
VO
Uit bovenstaande tabel blijft dat er relatief veel leerlingen buiten Voorne Putten naar
school gaat. De meeste leerlingen gaan naar Rotterdam, daar zijn de meeste
voorzieningen gecentreerd. Het samenwerkingsverband voortgezet onderwijs Voorne
Putten Rozenburg heeft de wens om een cluster 4 school op het eiland te vestigen,
hetgeen aansluit bij hun ambitie thuis nabij onderwijs.
9
De kanteling in het leerlingenvervoer
2. Aanleiding
2.1 Passend onderwijs
Op 1 augustus as. treedt de wet Passend Onderwijs in werking. De komst van het
passend onderwijs verandert de onderwijswetten7 en heeft dus gevolgen voor het
leerlingenvervoer.
De wetswijzigingen die direct het leerlingenvervoer betreffen lijken in aantal beperkt.
Leerlingenvervoer blijft een verantwoordelijkheid van de gemeente. Het gaat om de
volgende punten:
-
De regeling (bedoeld wordt de verordening) dient rekening te houden met de
van ouders redelijkerwijs te vergen inzet. In de huidige regeling is dit niet
verwerkt.
-
Leerlingen die voortgezet speciaal onderwijs volgen kunnen – waar thans
alleen de indicatie het criterium is – slechts aanspraak maken op een
vervoersvoorziening als:
o
zij wegens hun handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn
aangewezen
o
of vanwege hun handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer
gebruik kunnen maken.
De overige wetswijzigingen in verband met het passend onderwijs hebben in een
aantal gevallen ook effect op de regelingen voor het leerlingenvervoer. Zo oordeelt in
het passend onderwijs het samenwerkingsverband over de toelaatbaarheid van
leerlingen tot het speciaal basisonderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs.
Commissies, die thans in de lokale verordeningen worden genoemd, zoals de
Permanente commissie leerlingenzorg en de Commissie voor de indicatiestelling
verdwijnen of krijgen een andere functie.
Het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband speelt in het passend
onderwijs een grote rol. Dit plan garandeert dat leerlingen een ononderbroken
ontwikkelingsproces kunnen doormaken, en omvat onder meer de procedure voor de
verdeling van de ondersteuningsmiddelen – voorzieningen aan de scholen.
Gelet op het vorenstaande zullen de verordeningen van de gemeenten moeten worden
aangepast. De gemeenten op Voorne Putten hebben reeds afgesproken deze wijziging
gezamenlijk te doen, zodat er – daar waar mogelijk – uniformiteit zal zijn.
2.2 OOGO
In februari jl. is op Voorne Putten door alle colleges bepaald dat er een Regionaal
Educatieve Agenda zal worden ingesteld. De partners van de REA zijn alle gemeenten
van Voorne Putten en alle schoolbesturen. De regionaal educatieve agenda is kort
samengevat een instrument om gezamenlijk beleid te maken op Voorne Putten. Op 6
februari jl. heeft het OOGO tussen de samenwerkingsverbanden (schoolbesturen) en
de gemeenten over het Passend Onderwijs plaatsgevonden. Ten aanzien van het
7
De drie onderwijswetten; te weten de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de
expertisecentra, die het (voortgezet) speciaal onderwijs betreft, en de Wet op het voortgezet
onderwijs.
10
De kanteling in het leerlingenvervoer
leerlingenvervoer is afgesproken dat er zoveel mogelijk gestreefd zal worden naar
uniformiteit op het eiland. Alle gemeenten streven naar een kilometergrens van 6
kilometer. Echter, ook is afgesproken dat er ruimte blijft voor coleur locale. Het is
daarom ook dat er een regionale projectgroep is gevormd voor het realiseren van een
verordening.
In de ondersteuningsplannen van de samenwerkingsverbanden wordt in beginsel
aangegeven op welke scholen extra ondersteuning wordt geboden en welke
tussenvoorzieningen er zullen worden gecreëerd. De beide samenwerkingsverbanden
hebben er voor gekozen om op alle scholen een breed mogelijk aanbod te bieden voor
de leerlingen. Uitgangspunt blijft thuisnabij onderwijs. Hoewel beide
samenwerkingsverbanden tot doel hebben het aantal leerlingen op het speciaal (basis) onderwijs terug te brengen, dan wel op zijn minst gelijk te houden de komende
jaren, zullen er op korte termijn – gedurende dit ondersteuningsplan – geen grote
verschuivingen optreden. Voor het primair onderwijs is er aandacht voor de HIAmethodiek.
2.3 Oprekken kilometergrens
Tijdens het OOGO passend onderwijs tussen gemeenten en het onderwijs hebben de
gemeenten uitgesproken naar meer uniformiteit in het leerlingenvervoer op het eiland
te streven. In 2013 is hiertoe reeds een goede stap gezet door een regionale
aanbesteding van het leerlingenvervoer. Op het eiland is nu voor het leerlingenvervoer
voor alle gemeenten dezelfde vervoerder actief.
Gemeenten zijn vrij om in de verordening een kilometergrens te bepalen. De
kilometergrens is de afstand tussen de woning van de leerlingen en de school en wordt
gebruikt om vast te stellen of een leerling recht heeft op een vervoersvoorziening.
Indien deze afstand meer bedraagt dan de kilometergrens heeft een leerling recht op
een voorziening8. De VNG adviseert gemeenten een kilometergrens van 6 kilometer te
hanteren en is derhalve landelijk dan ook de meest gehanteerde kilometergrens. Op
het pfo MAZA van 6 februari jl. is dan ook besloten dit advies op te volgen en een
kilometergrens van 6 kilometer op het hele eiland te hanteren.
In Bernisse, Brielle, Spijkenisse en Westvoorne geldt een kilometergrens van 4
kilometer. Hellevoetsluis heeft reeds een kilometergrens van 6 km. Dit betekent dus
dat de gemeenten Bernisse, Brielle, Spijkenisse en Westvoorne de kilometergrens
moeten op rekken.
De gemeente Spijkenisse had reeds het voornemen om de kilometergrens naar 6
kilometer op te rekken. In het collegeprogramma 2010-2014 van Spijkenisse is over
het leerlingenvervoer het volgende opgenomen;
(…)Het college hecht groot belang aan het opstellen van beleid op het gebied van
leerlingenvervoer. Hierdoor wordt meer gestuurd op de totale omvang en daarmee
samenhangende uitgaven. Te denken valt hierbij aan stimulering van het fietsgebruik en
8
Een leerling met een handicap heeft in de nieuwe verordening altijd recht op een voorziening.
De kilometergrens geldt derhalve voor deze doelgroep niet.
11
De kanteling in het leerlingenvervoer
openbaar vervoer en een opnieuwe herziening van de kilometergrens (vaststellen op 6
kilometer conform de VNG verordening, maar met een overgangsregeling).
Het oprekken van de kilometergrens sluit aan bij de wens om meer uniformiteit op het
eiland te krijgen. Bovendien gaat de VNG landelijk ook uit van een 6 kilometergrens en
sluit het aan bij het eigen kracht beginsel waar de decentralisaties vanuit gaan.
Daarnaast is er een financieel voordeel. De afgelopen jaren is de gemeente Spijkenisse
nooit uitgekomen met het opgenomen bedrag in de begroting.
12
De kanteling in het leerlingenvervoer
3. De Kanteling
3.1 Context
Gemeenten worden in 2015 verantwoordelijk voor jeugdzorg, werk en inkomen en
zorg aan langdurig zieken en ouderen. Een deel van deze taken hebben zij nu ook al,
een deel nemen zij over van de Rijksoverheid. Dit heet ook wel decentralisatie.
De gemeente zal ondersteuning en begeleiding bieden aan mensen die dat nodig
hebben op basis van 1 plan voor het hele huishouden. Gemeenten zitten het dichtst bij
de inwoners en kunnen deze zorg effectiever, met minder bureaucratie en goedkoper
leveren.
Decentralisatie Jeugdzorg
De decentralisatie Jeugd maakt gemeenten verantwoordelijk voor alle
ondersteuningstaken op het gebied van Jeugdzorg. Deze decentralisatie is al het verst
in ontwikkeling, mede omdat met betrekking tot deze decentralisatie al de meeste
informatie beschikbaar is.
Decentralisatie AWBZ/ WMO
Gemeenten worden met ingang van 2015 geheel verantwoordelijk voor de
ondersteuning, begeleiding en verzorging van mensen met een beperking die thuis
wonen. Deze zorgonderdelen worden overgeheveld van de Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten (AWBZ) naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
Participatiewet
Gemeenten zijn nu al verantwoordelijk voor uitvoering van de Wet werk en bijstand
(Wwb) en de Wet sociale werkvoorziening (Wsw), op Voorne Putten via
uitvoeringsorganisatie De Welplaat. Grootste verandering met de Participatiewet is dat
deze wetten worden samengevoegd. Daarnaast wordt de gemeente verantwoordelijk
voor personen die een arbeidsbeperking én arbeidsmogelijkheden hebben. In
tegenstelling tot eerdere plannen van het kabinet, blijven jong-gehandicapten onder
verantwoordelijkheid vallen van het UWV. Dit geldt voor zowel de groep die volledig en
duurzaam arbeidsongeschikt is als voor de groep die nog arbeidsvermogen heeft. In de
participatiewet gaan de polisvoorwaarden (zeg maar het uitkeringsdeel en de
‘systematiek van de wet’) van de Wwb gelden. De beleidsvrijheid die in de Wwb was
opgenomen wordt wel ingeperkt. De participatiewet treedt in werking per 1 januari
2015. Dit geldt ook voor de wijziging van de Wwb (wordt participatiewet).
Passend onderwijs
Op 1 augustus 2014 treedt de Wet Passend Onderwijs inwerking. Dit is een
decentralisatie die niet de gemeente maar het onderwijs moet uitvoeren. De scholen
krijgen dan een zorgplicht. Dat betekent dat scholen ervoor verantwoordelijk zijn om
elk kind met een extra ondersteuningsbehoefte een goede onderwijsplek te bieden. Op
de eigen school, eventueel met extra ondersteuning in de klas, op een andere
reguliere school in de regio of in het (voortgezet) speciaal onderwijs (vso).
13
De kanteling in het leerlingenvervoer
Gemeenschappelijke deler
De decentralisaties vormen een grote uitdaging voor gemeenten. Niet alleen komen er
nieuwe taken op gemeenten af, de bezuinigingen zijn fors. Gemeenten moeten dus
meer gaan doen met minder geld en de eigen kracht van burgers aan gaan spreken.
Maar zijn ook kansen. Voor het eerst krijgt één partij, de gemeente, zeggenschap over
praktisch het hele sociale domein. De decentralisaties maken het gemeenten mogelijk
dwarsverbanden te leggen tussen de Wmo/Awbz, de jeugdzorg, het domein van werk
en inkomen en onderwijs. Dat betekent: inzetten op preventie en ondersteuning
bundelen en efficiënter aanbieden.
De gemeenten op Voorne Putten vinden het in dit kader belangrijk dat inwoners
kunnen deelnemen aan en participeren in activiteiten in hun directe leefomgeving. De
gemeenten willen dat inwoners daarbij gebruik maken van hun eigen kracht én van de
kracht van de netwerken om hen heen. Zo blijven sociale voorzieningen beschikbaar
voor mensen die ze het meest nodig hebben. Waar dat noodzakelijk is, ondersteunen
wij inwoners op een professionele manier. Daarbij moet ruimte zijn voor maatwerk
voor dorpen en wijken en zijn we ons bewust van de diversiteit in de diverse kernen en
wijken van beide gemeenten. Wij vragen aan onze inwoners dat zij naar vermogen iets
terugdoen voor de lokale samenleving. Van aanbodgericht werken gaan we steeds
meer naar vraaggericht werken, zodat er ruimte is voor maatwerk.
Dit wordt ook wel de “Kanteling” genoemd. Het doel van de kanteling is de huidige
uitvoering van de taken zo te kantelen dat participatie centraal staat, zodat iedereen
kan meedoen in de samenleving. Dat vraagt om een nieuwe manier van denken en
doen: vanuit de hele persoon, vanuit gewenste resultaten en niet slechts vanuit de
bestaande voorzieningen. Deze kanteling zal ook moeten plaatsvinden bij het
leerlingenvervoer.
3.2 De kanteling van het leerlingenvervoer
Van oudsher wordt het gros van de leerlingen vervoerd per taxi(busjes). Het is echter
geen wettelijke taak om dit aangepast vervoer uitsluitend met taxi’s of busjes te laten
plaatsvinden. Aangepast vervoer is slechts voorgeschreven voor die leerlingen die niet
met het openbaar vervoer kunnen reizen of per fiets naar school kunnen gaan (al dan
niet met begeleiding). In het verleden was het gebruikelijk om eerder naar de
onmogelijkheden dan naar de mogelijkheden van het kind te kijken.
In tegenstelling tot o.a. de Wmo en de Wwb was de gedachte van de “Kanteling” bij
het leerlingenvervoer nog niet sterk ingebed. Bij aanvragen lag de focus op toekenning
van door de gemeente georganiseerd taxivervoer, en werd vaak niet ingezoomd op de
vraag of leerlingen ook met de fiets of het openbaar vervoer (al dan niet met
begeleiding) kunnen reizen.
Een belangrijk kenmerk van de “Kanteling” is de gedachte dat inwoners in eerste
instantie zelfverantwoordelijk zijn om een oplossing te zoeken voor hun hulpvraag. De
gemeente heeft hierbij oogvoor de opeenstapeling van burgerkracht. Indien deze
benadering wordt doorgetrokken naar het beleidsveld leerlingenvervoer, dan betekent
dit, dat:
-
de organisatie van het leerlingenvervoer meer bij ouders zelf wordt
neergelegd; zij zijn zelf primair verantwoordelijk;
14
de zelfstandigheid van kinderen bevorderd moet worden;
De kanteling in het leerlingenvervoer
-
bekostiging van openbaar vervoer de regel is en aangepast vervoer de
uitzondering;
-
uitzonderingen op deze regel zijn een handicap, het ontbreken van openbaar
vervoer of een te lange reistijd.
Uiteindelijk leidt dit tot meer maatwerk, waarbij leerlingen die het aankunnen meer
kans krijgen zich te ontplooien en de hulp terecht bij de gezinnen die het nodig
hebben. Een gunstige bijkomstigheid is dat het tevens leidt tot lagere kosten voor de
gemeenschap.
3.3 Overgangsjaar
De kanteling in het leerlingenvervoer is niet snel te realiseren. Deze zal net als bij de
decentralisaties tijd kosten. Het is een zoals hiervoor beschreven een nieuwe manier
van denken en doen. Aangezien het een kwetsbare doelgroep betreft, die daarnaast
veelal al jaren een bepaald voorzieningenniveau gewend is en gebaat is bij continuïteit,
is zorgvuldigheid geboden. Er zal een zorgvuldig communicatietraject in gang moeten
worden gezet. Vandaar dat al direct is aangegeven, dat voor iedereen een
overbruggingstermijn van een jaar moet gelden. Oftewel dat pas bij het schooljaar
2015-2016 de eventuele wijziging ingaat.
Eerdere invoering is dan ook nog niet mogelijk. Een zorgvuldige implementatie kost
tijd. Bovendien zijn de samenwerkingsverbanden nog niet gereed met het afgeven van
toelaatbaarheidsverklaringen in plaats van de oude indicaties in het kader van Passend
Onderwijs.
Gelet op het vorenstaande is ervoor gekozen de Kanteling van het leerlingenvervoer in
twee stappen te laten plaatsvinden met als doel de kanteling te realiseren met ingang
van schooljaar 2015/2016.
15
De kanteling in het leerlingenvervoer
4. Stappenplan
Zoals in hoofdstuk drie beschreven zal de Kanteling in het leerlingenvervoer in stappen
plaatsvinden. Er is voor gekozen om dit in twee hoofdstappen te doen:
1. Vaststellen van de verordening
2. Opstellen van beleidsregels
4.1. Het kader
Door de komst van het passend onderwijs zijn aanpassingen in de verordening
leerlingenvervoer noodzakelijk. De nieuwe verordening gaat uit van de eigen kracht
(de kanteling). In het verleden was het gebruikelijk om eerder naar de
onmogelijkheden dan naar de mogelijkheden van het kind te kijken. Om de kanteling
binnen het leerlingenvervoer te kunnen realiseren is het noodzakelijk om een nieuwe
verordening leerlingenvervoer met toelichting vast te stellen (deel I) en vervolgens
beleidsregels op te stellen (deel II).
De beleidsregels worden opgesteld binnen het kader van de verordening. Deze is
gebaseerd op drie uitgangspunten:
1. Eigen kracht;
De eigen kracht onderstreept de kanteling die in het leerlingenvervoer moet
plaatsvinden, zie hoofdstuk 3.
2. Thuisnabij onderwijs;
Dit is een belangrijke doelstelling binnen het passend onderwijs. Er wordt
binnen het onderwijs gezocht naar een oplossing zo dicht mogelijk bij het thuis
van de leerling. Bij voorkeur het regulier onderwijs (hierdoor is
leerlingenvervoer in het geheel niet meer noodzakelijk), maar anders
speciaal(basis) onderwijs dichtbij huis. We hebben in hoofdstuk 1 al
geconstateerd dat niet alle voorzieningen op het eiland Voorne Putten zijn
gehuisvest. Uiteraard is dat ook niet mogelijk, maar het moet wel een ambitie
zijn om op Voorne Putten een zo gedifferentieerd aanbod als mogelijk voor
haar leerlingen te realiseren. Het samenwerkingsverband voor het voorgezet
onderwijs Voorne Putten – Rozenburg heeft ook als ambitie geformuleerd om
een cluster 4 voorziening voor het voortgezet onderwijs naar het eiland te
halen. De gemeenten op Voorne Putten zullen dit initiatief samen met het
samenwerkingsverband oppakken.
3. Kostenbesparing
Het leerlingenvervoer is een openeinde regeling. De laatste jaren zijn de
kosten bij iedere gemeenten fors opgelopen. Het is een doelstelling om deze
kosten te reduceren.
Met het enkel vaststellen van de verordening en opstellen van de beleidsregels is de
kanteling nog niet gerealiseerd. Dit vraagt om een aantal vervolgstappen die hieronder
nader worden toegelicht. De stappen worden regionaal afgestemd om uiting te geven
aan de regionale samenwerking en om een eenduidige vertaling van de verordening te
stimuleren.
16
De kanteling in het leerlingenvervoer
4.2 Deel I : Vaststellen van de nieuwe verordening Leerlingenvervoer 2014
Communicatie – Start zomer 2014
Het aanpassen van de verordening leerlingenvervoer heeft gevolgen voor huidige en
nieuwe gebruikers. Een rechtstreeks gevolg van de wetswijziging passend onderwijs is
dat er meer wordt uitgegaan van de eigen kracht. Daarnaast zijn leerlingen die
voortgezet speciaal onderwijs volgen gelijkgesteld aan leerlingen van het regulier
voortgezet onderwijs. Voor voortgezet speciaal onderwijs leerlingen bestaat er alleen
een recht op een vervoersvoorzieningen als zij vanwege hun handicap niet, of niet
zelfstandig gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer.
Om deze overgang soepel te laten verlopen is het noodzakelijk om ouders hier goed en
adequaat over te informeren. De nieuwe verordening gaat uit van een overgangsrecht
van 1 schooljaar. Dat houdt in dat de huidige gebruikers, alsmede nieuwe aanvragen
voor het schooljaar 2014-2015 op basis van de oude verordening worden getoetst. Dat
geeft de gemeenten de tijd om regionaal een degelijk communicatieplan op te stellen
en hier uitvoering aan te geven. Binnen dit communicatieplan zal er nadrukkelijke
aandacht worden geschonken aan de informatievoorziening richting ouders. De
communicatie richting ouders start direct na het vaststellen van de nieuwe verordening
door de Raad.
Ouders zullen gedurende het overgangsjaar (schooljaar 2014-2015) regelmatig
geïnformeerd worden over de wijzigingen in het leerlingenvervoer. Dit kan middels
diverse kanalen, zoals per brief, in gesprekken, krant, en internet/website. Naast de
ouders, is het ook van belang om andere stakeholders te informeren, zoals de
samenwerkingsverbanden, de scholen en uiteraard de taxivervoerder.
Training uitvoering leerlingenvervoer – Najaar 2014
Om goed uitvoering te kunnen geven aan de nieuwe verordening is het van belang dat
de ambtenaren die nu zijn belast met de uitvoering van het leerlingenvervoer
(consulenten) de nieuwe verordening goed beheersen. De consulenten zullen hierop
worden getraind. Naast het feit dat het om een andere werkwijze en beoordeling van
de aanvragen gaat, is het ook noodzakelijk dat zij ouders/betrokkenen adequaat
kunnen infomeren over de wijzigingen. Een goede kennis van de nieuwe verordening is
dus cruciaal. Ouders worden hierdoor beter geïnformeerd en voorbereid op de
wijzigingen binnen het leerlingenvervoer. Dit draagt ook weer bij aan een soepelere
overgang van de kanteling binnen het leerlingenvervoer.
Onafhankelijke deskundige – Start najaar 2014
De nieuwe verordening gaat uit van de meest passende vervoersvoorziening. Welke
vervoersvoorziening dit is zal moeten worden vastgesteld door een onafhankelijke
deskundige.
Er zal pas gewerkt gaan worden met deze onafhankelijke deskundige met ingang van
het schooljaar 2015-2016 (in verband met het overgangsrecht). Echter, dit neemt niet
weg om alvast gesprekken te starten met partijen die deze dienst kunnen leveren,
alsmede offertes op te vragen.
17
De kanteling in het leerlingenvervoer
4.3 Deel II : De beleidsregels
De beleidsregels zullen handvatten creëren om de aanvragen leerlingenvervoer te
toetsen aan de verordening. In het eerste kwartaal van 2015 zullen de beleidsregels
worden voorgelegd aan de gemeenten op Voorne Putten.
Communicatie – Start eerste kwartaal 2015
Zodra de beleidsregels zijn vastgesteld is het noodzakelijk om hierover, via diverse
informatiekanalen, wederom te communiceren richting ouders,
samenwerkingsverbanden, scholen en eventueel andere stakeholders.
Training – Eerste kwartaal 2015
Wederom zullen de leerlingenvervoerconsulenten getraind worden inzake de nieuwe
verordening en de beleidsregels. Inmiddels hebben zij wat ervaring kunnen opdoen
inzake de vragen die er leven omtrent de diverse wijzigingen. Daarnaast zullen zij na
deze training ook te maken gaan krijgen met
aanvragen die volgens de nieuwe verordening getoetst moeten gaan worden en de
onafhankelijke deskundige die in een aantal gevallen ingezet moet worden. Een
training zal worden aangeboden die is afgestemd op de behoeften/wensen van de
consulten.
Implementatie – Start tweede kwartaal 2015
Zodra bovenstaande acties zijn uitgevoerd, mogen we ervan uitgaan dat alle
stakeholders zijn geïnformeerd over de nieuwe aanpak als gevolg van de wijzigingen in
de verordening leerlingenvervoer. Nu dienen er nog praktische zaken te worden
geregeld, zoals het aanpassen van aanvraagformulieren, beschikkingen, de
gemeentelijke website etc. Voor de gemeente Hellevoetsluis dient ook het E-loket te
worden aangepast. Hier wordt het tweede kwartaal van 2015 mee gestart en zal
uiterlijk in mei 2015 gereed zijn.
18
De kanteling in het leerlingenvervoer
5. De eerste stap: de nieuwe verordening
De eerste stap is het vaststellen van een nieuwe verordening. In dit hoofdstuk wordt
de nieuwe verordening toegelicht en worden de wijzigingen ten opzichte van de oude
verordening besproken. Daarnaast wordt er een toelichting gegeven op de nog op te
stellen beleidsregels.
5.1 Model verordening VNG
De vereniging Nederlandse gemeenten hebben een modelverordening ontwikkeld. In
deze verordening zijn de wijzigingen als gevolg van de Wet passend onderwijs
verwerkt. De verordening is compacter dan haar voorganger. Alle gemeenten op
Voorne Putten hanteerden de “oude” modelverordening van de VNG als uitgangspunt.
De indeling van de ‘oude’ modelverordening volgde de drie onderwijswetten, te weten
de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het
voortgezet onderwijs. Deze indeling wordt verlaten en vervangen door een indeling die
de tweedeling van de samenwerkingsverbanden passend onderwijs volgt: 1) primair
onderwijs en 2) voortgezet onderwijs.
Het oude model kende een afzonderlijke titel voor gehandicapte leerlingen. De
bepalingen voor deze leerlingen zijn in het nieuwe model geïntegreerd in de overige
artikelen. De opbouw van de modelverordening wordt door deze ingrepen logischer en
sluit aan op het passend onderwijs.
De modelverordening heeft als basis gediend voor de verordening leerlingenvervoer
2014. Bij de verordening is ook een toelichting geschreven. De modeltoelichting van
de VNG heeft hierbij ook als uitgangspunt gediend.
a.
Verordening in vogelvlucht
De nieuwe verordening kan op zijn vroegst op 1 augustus 2014 in werking treden. De
wetswijzigingen waar de nieuwe modelverordening op is gebaseerd worden namelijk
op 1 augustus 2014 van kracht.
Zoals eerder al is aangegeven zijn de wetswijzigingen die direct het leerlingenvervoer
betreffen in aantal beperkt. Het gaat om de volgende punten:
-
De verordening dient rekening te houden met de van ouders redelijkerwijs te
vergen inzet (de eigen kracht).
-
Leerlingen die voortgezet speciaal onderwijs volgen kunnen slechts aanspraak
maken op een vervoersvoorziening als zij wegens hun handicap niet, of niet
zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken. Leerlingen van het
voortgezet speciaal onderwijs worden voor het leerlingenvervoer dus
gelijkgesteld aan leerlingen van het regulier voortgezet onderwijs.
19
De kanteling in het leerlingenvervoer
5.1.1 Onafhankelijke deskundige
Om te kunnen beoordelen of een leerling in aanmerking komt voor een
vervoersvoorziening en, als dat het geval is, voor welk type voorziening de leerling in
aanmerking komt, is advies van een onafhankelijke deskundige in een aantal gevallen
noodzakelijk. Het zal veelal gaan om de vraag of een leerling door zijn handicap in het
geheel niet gebruik kan maken van openbaar vervoer, of alleen onder begeleiding
daarvan gebruik kan maken. De inkoop van deze dienst en de verdere uitwerking
hiervan zal de komende periode nader invulling krijgen.
5.1.2 Handicap
De term ‘gehandicapte leerling’ is in het normale spraakgebruik té beladen om daar in
een verordening een bijzondere definitie voor te hanteren. Daarom is er voor gekozen
om dit in de afzonderlijke artikelen ruim te omschrijven. In de wet wordt gesproken
van een ‘leerling die wegens zijn lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap op
ander vervoer dan openbaar vervoer is aangewezen, dan wel vanwege een zodanige
handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kan maken’. Deze
omschrijving is in de afzonderlijke artikelen van de (model)verordening overgenomen.
5.1.3 Psychische handicap
Er ligt een voorstel tot wijziging van de wet inzake de term psychische handicap. In
het wetsvoorstel wordt voorgesteld om de bepalingen in de WPO, WVO en WEC met
betrekking tot leerlingenvervoer aan te passen zodat er geen twijfel bestaat dat naast
zintuiglijke, lichamelijke en verstandelijke handicaps ook een psychische handicap
aanspraak op een vervoersvoorziening kan geven. Het is nooit de bedoeling van de
wetgever geweest om leerlingen- die vanwege een psychische handicap niet
zelfstandig kunnen reizen- uit te sluiten van de mogelijkheid om een beroep te doen
op vervoersvoorzieningen voor leerlingen met een beperking of handicap.
De term ‘psychische handicap’ is heden opgenomen in de nieuwe verordening en
toelichting.
5.1.4 Tijdelijke handicap
In het leerlingenvervoer kennen we geen tijdelijke handicap, enkel een structurele
handicap. Dit betekent dat de gemeente geen vervoer hoeft te verzorgen om tijdelijke
medische redenen, bijvoorbeeld als een leerling een gebroken been heeft. Ouders
hebben hier zelf een verantwoordelijkheid in. Echter, het kan voorkomen dat een
leerling een zware operatie moet ondergaan of een meervoudige ledematenbreuk heeft
opgelopen met als gevolg dat hij of zij een groot gedeelte van het schooljaar
afhankelijk is van rolstoel en/of krukken vanwege herstel of revalidatie. In dat geval
kan een leerling eventueel wel een beroep doen op het leerlingenvervoer. De
gemeente geeft dan een beschikking af voor de duur van het herstel en/of revalidatie.
Als de noodzaak voor het vervoer verdwijnt, heeft de leerling geen recht meer op
vervoer. Binnen de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) kent men ook de term
‘tijdelijke handicap’. Om hierbij aansluiting te zoeken wordt de volgende richtlijn
gehanteerd:
-
Een tijdelijke handicap tot 6 maanden -> geen aanspraak op een
vervoersvoorziening.
20
De kanteling in het leerlingenvervoer
-
Een tijdelijke handicap langer dan 6 maanden -> de gemeente bekijkt of de
leerling in aanmerking kan komen voor een vervoersvoorziening.
5.1.5 Afstandscriterium
Een van de voorwaarden om aanspraak te kunnen maken op een vervoersvoorziening
is dat de school minimaal een bepaalde afstand van de woning is gelegen, het
zogenaamde afstandscriterium of kilometergrens.
Artikel 4, achtste lid, van de WPO en artikel 4, zevende lid, van de WEC stellen dat de
gemeentelijke regeling kan bepalen dat geen aanspraak op bekostiging bestaat op
grond van de afstand. Artikel 4, zevende lid, van de WPO stelt een afstand van zes
kilometer als bovengrens. Deze afstand wordt in de verordening uniform door de
gemeenten op Voorne Putten gehanteerd. Voor de gemeenten Bernisse, Brielle,
Spijkenisse en Westvoorne betekent dit dat zij de kilometergrens van 4, naar 6
kilometer oprekken. In hoofdstuk 2 ‘Aanleiding’, is dit nader onderbouwd.
Overigens geldt het afstandscriterium niet voor leerlingen die vanwege een handicap
niet of niet zelfstandig gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer. Zij kunnen in
veel gevallen ook binnen de kilometergrens aanspraak maken op leerlingenvervoer.
5.1.6 Dichtstbijzijnde toegankelijke school
Een vervoersvoorziening is alleen mogelijk naar de dichtstbijzijnde toegankelijke
school. Leerlingen kunnen op grond van hun lichamelijke of geestelijke toestand zijn
aangewezen op een bepaald onderwijssoort (denk bijvoorbeeld aan een cluster 1
school. Dit is een school voor visueel gehandicapte kinderen, dan wel meervoudig
gehandicapte kinderen met deze handicap).
Onder dichtstbijzijnd wordt verstaan: de kortste, voor de leerling voldoende
begaanbare en veilige weg.
Onder de toegankelijke school wordt verstaan: onderwijssoort dat aansluit bij de
behoefte van de leerling.
Voor de bepaling van een onderwijssoort en richting is de Basis Registratie Instellingen
(BRIN) leidend. Een eventuele specialisatie van een onderwijssoort (bijvoorbeeld een
clusterschool die zich heeft gespecialiseerd in een bepaalde doelgroep) doet niet ter
zake, tenzij er in het ondersteuningsplan en het schoolprofiel specifiek staat vermeld
dat zij bepaalde kinderen niet aan kunnen nemen als leerling van de school in verband
met handelingsverlegenheid.
Als een school vol is (en er dus sprake is van een wachtlijst), is een
vervoersvoorziening mogelijk naar de eerst volgende dichtstbijzijnde toegankelijke
school.
5.1.7 Handelingsgericht Integraal Arrangeren (HIA)
Binnen het primair onderwijs werkt het samenwerkingsverband FSL met het
Handelingsgericht Integraal Arrangeren. HIA is samen met leerkracht, ouders en
ondersteunende deskundigen op zoek gaan naar en ontdekken van (nieuw) perspectief
op de school en in het gezin en de voorwaarden waaronder dit kan ontstaan. Uit een
21
De kanteling in het leerlingenvervoer
HIA ook kan een verwijzing komen naar het speciaal basisonderwijs of het speciaal
onderwijs. In deze gevallen kan er aan de hand van de verordening getoetst worden of
er eventueel recht zou zijn op een vervoersvoorziening.
Ook is het mogelijk dat er naar aanleiding van de HIA een verwijzing komt naar een
verder weg gelegen reguliere basisschool. In beginsel bestaat er dan geen recht op
een vervoersvoorziening. De dichtstbijzijnde toegankelijke school is namelijk de
dichtstbijzijnde reguliere basisschool (in verband met het soort onderwijs). Daarnaast
heeft het samenwerkingsverband primair onderwijs (FSL) er nadrukkelijk voor gekozen
een zo breed mogelijk profiel voor de scholen te hanteren. Hiermee is elke reguliere
basisschool binnen het samenwerkingsverband een toegankelijke school. Dit past ook
binnen de gedachten van passend onderwijs en thuisnabij onderwijs.
Indien er sprake is van een bijzondere situatie, kan in incidentele gevallen gebruik
worden gemaakt van de hardheidsclausule.
5.1.8 Hardheidsclausule
Indien er sprake is van een bijzondere situatie kan er afgeweken worden, ten gunste
van de ouders, van de verordening. Hardheidsclausules hebben tot doel onbillijkheden
van overwegende aard, die zich ten aanzien van personen bij een strikte toepassing
van de bepalingen van de verordening zouden voordoen, weg te nemen.
5.1.9 Coleur locale
De gemeenten op Voorne Putten streven naar uniformiteit op het eiland. Zo is er al
één vervoerder op het eiland voor alle gemeenten. Eenzelfde verordening bevordert
deze uniformiteit. Uiteraard moeten er wel ruimte zijn voor lokaal maatwerk. De
gemeenten op het eiland verschillen (platteland versus stedelijk gebied) en dat maakt
dat er ook verschillen zijn en blijven in het leerlingenvervoer. De verordening voor de
gemeenten is uniform en dus gelijk. De nog vast te stellen beleidsregels daarentegen
kunnen meer diversiteit bieden en geven ruimte voor lokaal maatwerk.
Voor Hellevoetsluis heeft de nieuwe verordening leerlingenvervoer gevolgen voor de
vervoersvoorziening naar Leonardo onderwijs en naar de Internationale Schakelklas:
a.
Leonardo onderwijs
Het college heeft middels een besluit van d.d. 29 maart 2011 een beleidsregel
vastgesteld inzake de bekostiging van het vervoer van hoogbegaafde
leerlingen naar een school die specifiek gericht is op hoogbegaafde leerlingen,
zoals een Leonardoschool. Echter, met de komst van het passend onderwijs en
de nieuwe verordening leerlingenvervoer komt deze regeling te vervallen,
aangezien er specifiek gekeken wordt naar de dichtstbijzijnde toegankelijk
school. Het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband wordt hierbij
betrokken. Hieruit blijkt dat andere dichterbij gelegen scholen binnen het
primair onderwijs als toegankelijke school kunnen worden aangemerkt. Een
Leonardoschool is namelijk een reguliere onderwijsvorm, net als andere
basisscholen.
b.
22
Internationale Schakelklassen (ISK)
De kanteling in het leerlingenvervoer
Ook ISK valt onder het regulier onderwijs en daarbij geldt dat er volgens de
verordening leerlingenvervoer wordt gekeken of de leerling gehandicapt is in
de zin van de verordening. De huidige 6 leerlingen die een OV vergoeding
ontvangen voor het reizen naar een ISK zijn niet gehandicapt in de zin van de
verordening (want zij kunnen blijkbaar zelfstandig reizen). Zij kunnen dus met
ingang van de nieuwe verordening geen aanspraak meer maken op de kosten
van een OV abonnement. Indien blijkt dat ouders vanwege hun financiële
situatie deze kosten niet kunnen dragen, kunnen zij een beroep doen op de
bijzondere bijstand.
5.1.10 Schematisch overzicht
De voorwaarden voor het toekennen van een vervoersvoorziening volgens de nieuwe
verordening is hieronder schematisch weergegeven.
Indien er recht bestaat op een vervoersvoorziening is het uitgangspunt in eerste
instantie een vervoersvoorziening op basis van openbaar vervoer (eventueel met
begeleiding). Onder bepaalde voorwaarden is aangepast (taxi) vervoer mogelijk. Deze
voorwaarden zijn:
-
De leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug,
meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot
50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden
teruggebracht;
-
Openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van het college
al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets;
-
Door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond
dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel
tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet
mogelijk is;
-
De leerling, naar het oordeel van het college, gelet op zijn structurele
lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap niet in staat is
– ook niet onder begeleiding –van openbaar vervoer gebruik te maken.
23
De kanteling in het leerlingenvervoer
5.2 Beleidsregels
In een combinatie van wetten is vastgelegd dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor
het leerlingenvervoer. Het beleid van de gemeente voor het leerlingenvervoer is
vastgelegd in de Verordening leerlingenvervoer naar een model van de VNG.
Samengevat staat in de verordening dat de gemeente voor passend vervoer zorgt voor
24
De kanteling in het leerlingenvervoer
leerlingen met een beperking en voor leerlingen die ver van school wonen om te
kunnen voldoen aan de leerplichtwet. De verordening gaat uit van algemene
regelgeving. In de loop der jaren zijn er uitspraken gedaan door rechtbanken waardoor
de uitvoering van deze verordening meer vast is komen te staan. Door deze uitspraken
te bundelen in beleidsregels, worden er handvatten gecreëerd om
de aanvragen leerlingenvervoer te toetsen aan de verordening. De beleidsregels
geven nadrukkelijker aan wanneer een leerling wel of niet in aanmerking komt
voor leerlingenvervoer en voor welke vorm. Dit geeft voor alle partijen een duidelijk
beeld. Het beleid is conform jurisprudentie, landelijke standaarden en in afstemming
met de regiogemeenten.
De volgende punten worden in de beleidsregels verder uitgewerkt:
5.2.1 Eigen kracht
Nieuw in de verordening is de bepaling die voort vloeit uit de wetswijziging betreffende
de ‘redelijkerwijs te vergen inzet’ van de ouders. Deze eigen kracht komt tot uiting in
Begeleiding in het vervoer is primair een taak van
de ouders. Van ouders mag uiteraard een bepaalde mate van inzet verwacht worden,
diverse artikelen van de verordening.
maar die inzet mag niet zover gaan dat de mogelijkheid van leerlingenvervoer
illusionair wordt’9.
Aangepast vervoer is alleen mogelijk als door de ouders genoegzaam wordt aangetoond
dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot
ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is.
Dit artikel in de verordening vraagt om een nadere beschrijving van wat er verwacht
mag worden van deze ‘eigen kracht’ en wanneer er sprake is van ‘ernstige benadeling
van het gezin’. Een aantal factoren kunnen hierbij van invloed zijn:
-
Eén-ouder-gezinnen, waarbij de ouder werkt om in het levensonderhout te
voorzien, of daarvoor een dagopleiding volgt en de werk- of lestijden het
onmogelijk maken het kind te begeleiden.
-
Medische redenen die beide ouders belemmeren het kind te begeleiden.
-
Redelijke inzet qua tijd die de ouder nodig heeft het kind te begeleiden in het
openbaar vervoer.
Het feit dat ouders beiden werken vormt overigens nooit een zelfstandige reden om
aangepast vervoer per taxi toe te kennen.
5.2.2 OV vergoeding voor niet gehandicapte leerlingen naar voortgezet speciaal
onderwijs
Als gevolg van de wetswijziging worden leerlingen van het voortgezet speciaal
onderwijs (VSO) voor het leerlingenvervoer gelijkgesteld aan leerlingen van het
regulier voortgezet onderwijs. De VSO school is vaak verder weg gelegen dan een
reguliere VO school. De meeste VSO scholen voor deze regio zitten in Rotterdam. Het
is dan ook de vraag of het redelijk is dat de kosten voor openbaar vervoer naar deze
verder weg gelegen scholen voor rekening van de ouders komen.
9
Aldus in de toelichting op het amendement van de Kamerleden Dijkgraaf en Ferrier van 5 maart
2012.
25
De kanteling in het leerlingenvervoer
Indien wenselijk kan de gemeente een tegemoetkoming verstrekken voor de OVkosten, met inachtneming van een bepaalde kilometergrens. Wat een redelijke
kilometergrens is, is aan de gemeente om te bepalen.
5.2.3 De dichtstbijzijnde toegankelijke school is vol
Het spreekt voor zich dat op een voor de leerling geschikte school wel ruimte voor de
leerling moet zijn en dat de leerling moet zijn/worden toegelaten. Een school die vol is
heeft geen zorgplicht voor de leerling. Indien de dichtstbijzijnde school niet
toegankelijk is voor een leerling omdat de school vol is, wordt een vervoersvoorziening
toegekend naar de eerstvolgende dichtstbijzijnde, toegankelijke school. De aanspraak
op vervoer naar deze verder weg gelegen school blijft bestaan, zolang er een wachtlijst
is voor de dichtstbijzijnde school.
Als de wachtlijst is opgelost en de leerling kan worden geplaatst op de dichtstbijzijnde
school - de gemeente dient naar de duur van de wachtlijst te informeren - kan de
vervoersvoorziening beperkt worden tot aan de dichtstbijzijnde school, aangezien deze
weer toegankelijk is geworden. Dit ongeacht het feit of de leerling vanaf dat moment
ook daadwerkelijk de dichtstbijzijnde school gaat bezoeken.
De gemeente kan er ook voor kiezen om, zolang de leerling de verder weg gelegen
school blijft bezoeken, de gehele kosten voor de vervoersvoorziening blijft
verstrekken.
5.2.4 Tweede adres
Leerlingenvervoer is bedoeld voor het vervoer tussen de woning en de school en vice
versa. Een aantal kinderen bezoekt na de school echter nog een andere activiteit, zoals
een buitenschoolse opvang, een oppasadres, een medische behandeling etc. De
gemeenten kunnen door middel van beleidsregels hiervan afwijken.
5.2.5 Stimuleren OV of fiets
Gebruikmaking van openbaar vervoer of de fiets kan voor de leerling een sterkere
basis voor maatschappelijke deelname opleveren. Ze leren hoe ze zich in het verkeer
of in het openbaar vervoer moeten bewegen. Het maakt leerlingen zelfstandiger en
mobieler en geeft ze meer zelfvertrouwen als ze geen gebruik van een taxi hoeven te
maken.
Het college kan van oordeel zijn dat de leerling, al dan niet onder begeleiding, gebruik
kan maken van het vervoer per fiets. Hierbij worden dan factoren als leeftijd,
eventuele handicap, de veiligheid van de route en de afstand in overweging genomen.
Het is daarom van belang om hier in de beleidsregels dieper op in te gaan en ook een
redelijke kilometergrens te hanteren voor het vervoer per fiets.
Tevens is het mogelijk een fietsvergoeding voor de zomermaanden te verstrekken en
een andere vervoersvoorziening voor de overige maanden toe te kennen.
26
De kanteling in het leerlingenvervoer
Om de zelfstandigheid in het openbaar vervoer te bevorderen kan de gemeente (indien
wenselijk) extra stimulerende maatregelen nemen zoals de inzet van een OV-maatje10.
10
Doel van het project ‘OV-maatje’ is dat mensen meer mogelijkheden zien om van locatie A
naar B te reizen in plaats van met de taxi. Dat kan met het openbaar vervoer, op de fiets, of
gewoon lopend. Daarbij kan men steun krijgen van een vrijwilliger.
27
De kanteling in het leerlingenvervoer
6. Juridische en financiële paragraaf
In dit hoofdstuk worden de juridische en financiële gevolgen besproken.
6.1. Juridische gevolgen
Een nieuwe verordening kan gevolgen hebben voor het vervoer. Er zullen leerlingen
zijn, die thans wel recht op vervoer hebben onder de nieuwe verordening geen recht
meer hebben op vervoer. Met deze ouders moet zorgvuldig worden omgegaan. Zij
zullen tijdig geïnformeerd moeten worden.
Er wordt daarom een overgangsjaar gecreëerd voor de huidige gebruikers en de
nieuwe gebruikers die in het schooljaar 2014/2015 gebruik maken van het
leerlingenvervoer. Hiermee worden alle gebruikers van het leerlingenvervoer gelijk
behandeld.
Artikel 26 genaamd ‘overgangsregeling’ van de aangepaste verordening regelt dat de
toetsing voor het schooljaar 2014-2015 plaatsvindt op grond van de oude verordening.
In dat jaar kan dan ook worden bepaald welke effecten de invoering van het Passend
Onderwijs heeft op het leerlingenvervoer.
Daarnaast kost het realiseren van een kanteling in het leerlingenvervoer tijd.
Aangezien het een kwetsbare doelgroep betreft, die daarnaast vaak al jaren een
bepaald voorzieningenniveau gewend is en gebaat is bij continuïteit, is zorgvuldigheid
geboden. Dit is ook een reden om een overbruggingstermijn van een jaar aan te
houden.
De beschikkingen en de aanvraagformulieren worden gedurende het overbruggingsjaar
aangepast aan de nieuwe verordening.
6.2 Financiële gevolgen
De financiële gevolgen van de verordening zijn thans nog lastig in te schatten. Het
aantal leerlingen in het voervoer hangt samen met de ontwikkelingen in het passend
onderwijs. Doelstelling in het passend onderwijs is “thuisnabij onderwijs”. Vooralsnog
hebben de scholen aangeven dat er nog weinig verschuiving van leerlingen is te
verwachten.
Los van besparing is er ook een investering noodzakelijk: er komen kosten bij voor
het inhuren van een onafhankelijk deskundige. Uit ervaringen van andere gemeenten,
die reeds met een onafhankelijk deskundige werken, levert de onafhankelijk
deskundige op lange termijn ook geld op. Er zullen minder ouders een beroep doen op
aangepast vervoer. Hiervoor geldt:“De kosten lopen uit voor de baten”. Los van een
besparing die het kan opleveren voor het leerlingenvervoer, creëer je door minder
leerlingen toe te laten in het aangepast vervoer, reeds op jongere leeftijd zelfredzame
burgers. Dit heeft ook effect op het voorzieningen gebruik binnen een gemeente;
bijvoorbeeld voor het WMO vervoer of vervoer naar de sociale werkplaats. Dit is echter
lastig om in geld uit te drukken, omdat dit een lange termijn effect is.
28
De kanteling in het leerlingenvervoer
Het oprekken van de kilometergrens naar 6 kilometer, zal in beginsel wel leiden tot
een besparing, echter ook hier geldt dat het onzeker is wat passend onderwijs zal
brengen. Tot slot blijft leerlingenvervoer een openeinde-regeling, waardoor het
moeilijk blijft om inschattingen te maken.
29
De kanteling in het leerlingenvervoer