datum De kanteling van het leerlingenvervoer 13 mei 2014 versie maza Deel I : Stappenplan en Verordening leerlingenvervoer 2014 Tamara Jardez Rivka Kleijburg Stad en Wijk bezoekadres Raadhuislaan 106, 3201 EL Spijkenisse postadres Postbus 25, 3200 AA Spijkenisse telefoon (0181) 69 69 69 fax (0181) 69 63 95 internet www.spijkenisse.nl 1 De Kanteling van het leerlingenvervoer 2 De kanteling in het leerlingenvervoer Inhoudsopgave Inleiding ............................................................................................................. 4 1. Huidige stand van zaken ........................................................................... 6 1.1 Algemeen ..................................................................................................... 6 1.2 Regionale samenwerking ................................................................................ 6 1.3 Huidige stand van zaken per gemeente ............................................................ 6 1.4 Gegevens Voorne Putten ................................................................................ 8 2. Aanleiding............................................................................................... 10 2.1 Passend onderwijs ....................................................................................... 10 2.2 OOGO ........................................................................................................ 10 2.3 Oprekken kilometergrens .............................................................................. 11 3. De Kanteling ................................................................................................. 13 3.1 Context ...................................................................................................... 13 3.2 De kanteling van het leerlingenvervoer........................................................... 14 3.3 Overgangsjaar............................................................................................. 15 4. Stappenplan ............................................................................................ 16 5. De eerste stap: de nieuwe verordening .................................................. 19 5.1 Model verordening VNG ................................................................................ 19 5.1.1 Onafhankelijke deskundige ...................................................................... 20 5.1.2 Handicap ............................................................................................... 20 5.1.3 Psychische handicap ............................................................................... 20 5.1.4 Tijdelijke handicap ................................................................................. 20 5.1.5 Afstandscriterium ................................................................................... 21 5.1.6 Dichtstbijzijnde toegankelijke school......................................................... 21 5.1.7 Handelingsgericht Integraal Arrangeren (HIA) ........................................... 21 5.1.8 Hardheidsclausule .................................................................................. 22 5.1.9 Colour locale ......................................................................................... 22 5.1.10 Schematisch overzicht .......................................................................... 23 5.2 Beleidsregels ............................................................................................... 24 5.2.1 Eigen kracht .......................................................................................... 25 5.2.2 OV vergoeding voor niet gehandicapte leerlingen naar voortgezet speciaal onderwijs ...................................................................................................... 25 5.2.3 De dichtstbijzijnde toegankelijke school is vol ............................................ 26 5.2.4 Tweede adres ........................................................................................ 26 5.2.5 Stimuleren OV of fiets............................................................................. 26 6. Juridische en financiële paragraaf .......................................................... 28 6.1. Juridische gevolgen..................................................................................... 28 6.2 Financieel gevolgen...................................................................................... 28 3 De kanteling in het leerlingenvervoer Inleiding Op 1 augustus 2014 treedt de Wet Passend Onderwijs inwerking. De scholen krijgen dan een zorgplicht. Dat betekent dat scholen verantwoordelijk zijn om elk kind met een extra ondersteuningsbehoefte een goede onderwijsplek te bieden. Op de eigen school, eventueel met extra ondersteuning in de klas, op een andere reguliere school in de regio of in het (voortgezet) speciaal onderwijs (vso). De komst van passend onderwijs heeft (landelijk) gevolgen voor het leerlingenvervoer, zowel voor de leerlingen in primair als in het voortgezet onderwijs. Dusdanig dat aanpassing van de in de gemeenten geldende verordeningen noodzakelijk is1. Op 6 februari jl. heeft het verplichte op overeenstemming gericht overleg (OOGO) in het kader van Passend Onderwijs tussen de gemeenten en de schoolbesturen (samenwerkingsverbanden) plaatsgevonden op het pfo MAZA2. Tijdens dit overleg zijn de ondersteuningsplannen van het onderwijs over het passend onderwijs besproken en daarbij ook mogelijke gevolgen daarvan voor het leerlingenvervoer. Tijdens het pfoMAZA is besloten dat de gemeenten naar meer uniformiteit in het leerlingenvervoer op het eiland streven, waarbij ruimte is voor coleur locale. Onderhavige beleidsnotitie is dan ook een product van de samenwerking tussen de gemeenten op Voorne Putten. Naast het passend onderwijs zijn er nog drie grote decentralisaties3 die de gemeenten moeten uitvoeren. Zowel bij passend onderwijs als de drie decentralisaties staat zelfredzaamheid en de eigen kracht van de burger centraal. De verantwoordelijkheid voor de transformatie op de verschillende beleidsterreinen ligt bij de gemeente en haar uitvoeringspartners. Die kunnen ervoor kiezen de transformaties naast elkaar uit te voeren, maar kunnen ook ervoor kiezen daar meer samenhang in aan te brengen. Het gewenste maatschappelijke effect is namelijk voor een groot deel gelijk: meer zelfredzaamheid van burgers/cliënten. Op Voorne Putten bestaat de wens om de drie decentralisaties en de decentralisatie van het onderwijs in samenhang uit te voeren. Iedere gemeente organiseert dat op de eigen manier en daar waar mogelijk, maar ook noodzakelijk, wordt op het eiland samengewerkt. Ook in het leerlingenvervoer en in het passend onderwijs krijgen zelfredzaamheid en eigen kracht een grote rol. Het is ook daarom dat het leerlingenvervoer in het grotere geheel van de decentralisaties moet worden bezien. Het is dan ook daarom dat er voor is gekozen deze “kanteling” van het leerlingenvervoer gefaseerd en daarmee zorgvuldig door te voeren. Allereerst wordt het kader neergezet door middel van deze notitie en worden de landelijke wijzigingen naar aanleiding van de komst van Passend onderwijs in de nieuwe verordening verwerkt. Vervolgens worden in het eerste kwartaal van 2015 beleidsregels vastgesteld. De contouren van de decentralisaties zijn dan neergezet, waarbij dan kan worden aangesloten. En niet in de laatste plaats heeft 1 Oplegnotitie ondersteuningsplannen, februari 2014. 2 Portefeuillehoudersoverleg maatschappelijke zaken Voorne Putten 3 Opsomming 4 De kanteling in het leerlingenvervoer dan ook de herindeling van de gemeenten Spijkenisse en Bernisse in Nissewaard plaatsgevonden. In hoofdstuk 1 wordt de huidige stand van zaken van het leerlingenvervoer op Voorne Putten geschetst. Vervolgens wordt in hoofdstuk 2 stilgestaan over de redenen van deze notitie. In hoofdstuk 3 wordt het kader geschetst van het leerlingenvervoer en wordt stilgestaan bij de kanteling. Dit wordt vervolgd met een stappenplan en in hoofdstuk 5 wordt u in vogelvlucht meegenomen in de nieuwe verordening, die als bijlage is toegevoegd. Tot slot eindigt deze notitie met een financiële en juridische paragraaf. 5 De kanteling in het leerlingenvervoer 1. Huidige stand van zaken 1.1 Algemeen Leerlingenvervoer is een verantwoordelijkheid van de gemeente. Ouders en verzorgers kunnen een verzoek indienen voor een vervoersvoorziening van hun kind naar school. Samengevat hebben kinderen die speciaal (basis)onderwijs bezoeken recht op een vervoersvoorziening. De gemeente toetst het verzoek aan de lokale verordening leerlingenvervoer, die is gebaseerd op de drie onderwijswetten; te weten de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, die het (voortgezet) speciaal onderwijs betreft, en de Wet op het voortgezet onderwijs. Leerlingenvervoer is een zogenaamde openeinde regeling, van te voren is immers nooit bekend hoeveel leerlingen er worden vervoerd. Er is sprake van een wettelijke plicht. Er kunnen geen leerlingen geweigerd worden indien zij voldoen aan de voorwaarden in de verordening gesteld. Er zijn drie soorten vervoersvoorzieningen mogelijk: - Aangepast vervoer (door middel van een door de gemeente aangewezen vervoerder); - Openbaar vervoer; - Eigen vervoer. 1.2 Regionale samenwerking De gemeenten op Voorne Putten hebben in 2013 samengewerkt op het gebied van leerlingenvervoer. Er heeft in 2013 een gezamenlijke Europese Aanbesteding van het leerlingenvervoer plaatsgevonden, die heeft geresulteerd in één aanbieder op Voorne Putten sinds 1 januari 2014. Het doel was om de kosten van het leerlingenvervoer om laag te brengen door de schaalgrootte van Voorne Putten. Routes kunnen gunstiger door een vervoerder worden ingepland. Voor deze aanbesteding was het noodzakelijk dat de gemeenten meer gingen samenwerken op het gebied van leerlingenvervoer, maar ook was het wenselijk dat er meer uniformiteit op het eiland zo komen. Er kwamen grote verschillen aan het licht. Tijdens deze aanbesteding zijn de gemeenten al meer tot elkaar gekomen, maar de wens voor meer uniformiteit bleef bestaan. 1.3 Huidige stand van zaken per gemeente Zoals hierboven beschreven zijn er nog grote verschillen tussen gemeenten. In deze paragraaf wordt een opsomming gegeven van een aantal gegevens van gemeenten, zodat vergelijking makkelijker is. De verschillen hebben te maken met politieke keuzes, maar ook met bevolkingsgrootte en bevolkingspopulatie. De kilometergrens4 van de gemeenten verschillen ook. De gemeente Hellevoetsluis hanteert een 6 kilometergrens –de landelijke norm – terwijl de overige gemeenten een grens hanteren van 4 kilometer, waarbij Spijkenisse al in haar collegeprogramma heeft aangegeven deze grens op te rekken naar eveneens 6 kilometer. 4 6 De afstand van de woning van de leerling naar de school. De kanteling in het leerlingenvervoer Bernisse SBO SO Cluster Cluster Cluster Cluster Godsdienstig / 1 2 3 4 levensbeschouwelijke richting PO 26 15 X X 1 14 X VO X 19 X X 15 4 X Totaal 26 34 X X 16 18 X In Bernisse worden er ook nog drie kinderen vervoerd naar de Flexschool5 en ook wordt er bij wijze van uitzondering op de verordening een leerling vervoerd naar de Praktijkschool. Brielle SBO SO Cluster Cluster Cluster Cluster Godsdienstig/ 1 2 3 4 levensbeschouwelijke richting 21 20 X X X 20 VO X 25 1 4 10 10 1 Totaal 21 45 1 4 10 30 1 PO Hellevoetsluis SBO SO Cluste Cluster Cluste Cluster Godsdienstig/ r1 2 r3 4 levensbeschouwelijke richting PO 6 97 1 8 12 76 X VO x 101 2 3 35 61 1 Totaal 6 198 3 11 47 137 1 In Hellevoetsluis worden er 5 kinderen vervoerd naar een SBO school in Middelharnis in verband met de godsdienstige richting. 1 kind wordt op basis van de hardheidsclausule vervoerd naar een SBO school. Naast de aantallen in deze tabel ontvangen er nog 6 kinderen een OV vergoeding naar een Internationale Schakelklas en maken er 10 kinderen gebruik van de tegemoetkoming in de vervoerskosten voor het vervoer naar Leonardo onderwijs (onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen). 5 Dat is een school waarbij kinderen tussen het reguliere en het speciale onderwijs vallen. Deze school is een uitzondering op de verordening. 7 De kanteling in het leerlingenvervoer Spijkenisse SB SO O Cluste Cluste Cluste Cluste Godsdienstig/ r1 r2 r3 r4 levensbeschouwelijk e richting PO 22 87 18 1 24 44 9 VO X 108 X 28 67 13 X Totaa 22 195 18 29 91 57 9 l Er worden tevens nog 17 leerlingenvervoer naar school vanwege een handicap. Daarnaast vervoert Spijkenisse boven de verordening ook nog kinderen naar het medisch kinderdagverblijf, vanaf de leeftijd van 4 jaar en indien zij daar een onderwijsprogramma volgen. Dit zijn er in totaal 10. Westvoorne6 SBO SO Cluste Cluster r1 2 Cluster 3 Cluster Godsdienstig 4 / levensbeschouw elijke richting PO 15 12 X 2 3 7 3 VO x 18 X 3 13 2 X Tota 15 30 X 5 16 9 3 al Er wordt in Westvoorne ook nog één (slechtziende) leerlingen uit het VO vervoerd en één (rolstoelafhankelijke) leerling uit het MBO vervoerd. 1.4 Gegevens Voorne Putten Hieronder volgt een totale opsomming van de gegevens. Ook het budget dat gemeenten uitgeven aan het leerlingenvervoer. Het aantal leerlingen bepaalt niet alleen het budget. Ook de leerlingenstromen zijn daarbij van belang. Separaat vervoer is vaak een dure kostenpost. Ook is de afstand van belang. De gemeente Westvoorne is de gemeente die het verst van de speciale scholen gelegen is. Dit maakt het vervoer daarmee ook duurder. Ook het aantal voorzieningen in een gemeente heeft effect op het aantal leerlingen in het vervoer en daarmee dus de kosten. Zowel de gemeenten Bernisse als Westvoorne hebben geen SBO voorziening, waardoor er in vergelijking met de andere gemeenten relatief veel SBO leerlingen vervoerd worden. Daarnaast heeft ook het beleid van een gemeente invloed op de kosten. De Europese aanbesteding heeft ook een effect op de vervoerskosten. Verwachting is dat de schaalgrootte een gunstig effect zal hebben op de kosten. Hiervan kan echter nog geen inschatting worden gemaakt, omdat het nieuwe vervoerscontract pas per 1 januari 2014 is ingegaan. 6 8 Getallen gebaseerd op 2013 De kanteling in het leerlingenvervoer Gemeente Aantal Aantal Aantal Aantal Uitgaven leerlingen die aangepas openbaa eigen leerlingen- gebruik t vervoer r vervoer vervoer maken van vervoer 2013 een vervoersvoorziening € 230.000 Bernisse Brielle 66 65 1 X Hellevoetsluis 219 184 24 11 € 301.109,€ 613.986,€ 1.159.538,- Spijkenisse Westvoorne SBO 50 41 SO Cluster 1 5 4 € 372.500,- Cluster 2 Cluster 3 Cluster 4 Po VO X Aantal leerlingen in het leerlingenvervoer dat buiten Voorne Putten naar school gaat Cluster 1 Cluster 2 Cluster 3 Cluster 4 PO VO Uit bovenstaande tabel blijft dat er relatief veel leerlingen buiten Voorne Putten naar school gaat. De meeste leerlingen gaan naar Rotterdam, daar zijn de meeste voorzieningen gecentreerd. Het samenwerkingsverband voortgezet onderwijs Voorne Putten Rozenburg heeft de wens om een cluster 4 school op het eiland te vestigen, hetgeen aansluit bij hun ambitie thuis nabij onderwijs. 9 De kanteling in het leerlingenvervoer 2. Aanleiding 2.1 Passend onderwijs Op 1 augustus as. treedt de wet Passend Onderwijs in werking. De komst van het passend onderwijs verandert de onderwijswetten7 en heeft dus gevolgen voor het leerlingenvervoer. De wetswijzigingen die direct het leerlingenvervoer betreffen lijken in aantal beperkt. Leerlingenvervoer blijft een verantwoordelijkheid van de gemeente. Het gaat om de volgende punten: - De regeling (bedoeld wordt de verordening) dient rekening te houden met de van ouders redelijkerwijs te vergen inzet. In de huidige regeling is dit niet verwerkt. - Leerlingen die voortgezet speciaal onderwijs volgen kunnen – waar thans alleen de indicatie het criterium is – slechts aanspraak maken op een vervoersvoorziening als: o zij wegens hun handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen o of vanwege hun handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken. De overige wetswijzigingen in verband met het passend onderwijs hebben in een aantal gevallen ook effect op de regelingen voor het leerlingenvervoer. Zo oordeelt in het passend onderwijs het samenwerkingsverband over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het speciaal basisonderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs. Commissies, die thans in de lokale verordeningen worden genoemd, zoals de Permanente commissie leerlingenzorg en de Commissie voor de indicatiestelling verdwijnen of krijgen een andere functie. Het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband speelt in het passend onderwijs een grote rol. Dit plan garandeert dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken, en omvat onder meer de procedure voor de verdeling van de ondersteuningsmiddelen – voorzieningen aan de scholen. Gelet op het vorenstaande zullen de verordeningen van de gemeenten moeten worden aangepast. De gemeenten op Voorne Putten hebben reeds afgesproken deze wijziging gezamenlijk te doen, zodat er – daar waar mogelijk – uniformiteit zal zijn. 2.2 OOGO In februari jl. is op Voorne Putten door alle colleges bepaald dat er een Regionaal Educatieve Agenda zal worden ingesteld. De partners van de REA zijn alle gemeenten van Voorne Putten en alle schoolbesturen. De regionaal educatieve agenda is kort samengevat een instrument om gezamenlijk beleid te maken op Voorne Putten. Op 6 februari jl. heeft het OOGO tussen de samenwerkingsverbanden (schoolbesturen) en de gemeenten over het Passend Onderwijs plaatsgevonden. Ten aanzien van het 7 De drie onderwijswetten; te weten de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, die het (voortgezet) speciaal onderwijs betreft, en de Wet op het voortgezet onderwijs. 10 De kanteling in het leerlingenvervoer leerlingenvervoer is afgesproken dat er zoveel mogelijk gestreefd zal worden naar uniformiteit op het eiland. Alle gemeenten streven naar een kilometergrens van 6 kilometer. Echter, ook is afgesproken dat er ruimte blijft voor coleur locale. Het is daarom ook dat er een regionale projectgroep is gevormd voor het realiseren van een verordening. In de ondersteuningsplannen van de samenwerkingsverbanden wordt in beginsel aangegeven op welke scholen extra ondersteuning wordt geboden en welke tussenvoorzieningen er zullen worden gecreëerd. De beide samenwerkingsverbanden hebben er voor gekozen om op alle scholen een breed mogelijk aanbod te bieden voor de leerlingen. Uitgangspunt blijft thuisnabij onderwijs. Hoewel beide samenwerkingsverbanden tot doel hebben het aantal leerlingen op het speciaal (basis) onderwijs terug te brengen, dan wel op zijn minst gelijk te houden de komende jaren, zullen er op korte termijn – gedurende dit ondersteuningsplan – geen grote verschuivingen optreden. Voor het primair onderwijs is er aandacht voor de HIAmethodiek. 2.3 Oprekken kilometergrens Tijdens het OOGO passend onderwijs tussen gemeenten en het onderwijs hebben de gemeenten uitgesproken naar meer uniformiteit in het leerlingenvervoer op het eiland te streven. In 2013 is hiertoe reeds een goede stap gezet door een regionale aanbesteding van het leerlingenvervoer. Op het eiland is nu voor het leerlingenvervoer voor alle gemeenten dezelfde vervoerder actief. Gemeenten zijn vrij om in de verordening een kilometergrens te bepalen. De kilometergrens is de afstand tussen de woning van de leerlingen en de school en wordt gebruikt om vast te stellen of een leerling recht heeft op een vervoersvoorziening. Indien deze afstand meer bedraagt dan de kilometergrens heeft een leerling recht op een voorziening8. De VNG adviseert gemeenten een kilometergrens van 6 kilometer te hanteren en is derhalve landelijk dan ook de meest gehanteerde kilometergrens. Op het pfo MAZA van 6 februari jl. is dan ook besloten dit advies op te volgen en een kilometergrens van 6 kilometer op het hele eiland te hanteren. In Bernisse, Brielle, Spijkenisse en Westvoorne geldt een kilometergrens van 4 kilometer. Hellevoetsluis heeft reeds een kilometergrens van 6 km. Dit betekent dus dat de gemeenten Bernisse, Brielle, Spijkenisse en Westvoorne de kilometergrens moeten op rekken. De gemeente Spijkenisse had reeds het voornemen om de kilometergrens naar 6 kilometer op te rekken. In het collegeprogramma 2010-2014 van Spijkenisse is over het leerlingenvervoer het volgende opgenomen; (…)Het college hecht groot belang aan het opstellen van beleid op het gebied van leerlingenvervoer. Hierdoor wordt meer gestuurd op de totale omvang en daarmee samenhangende uitgaven. Te denken valt hierbij aan stimulering van het fietsgebruik en 8 Een leerling met een handicap heeft in de nieuwe verordening altijd recht op een voorziening. De kilometergrens geldt derhalve voor deze doelgroep niet. 11 De kanteling in het leerlingenvervoer openbaar vervoer en een opnieuwe herziening van de kilometergrens (vaststellen op 6 kilometer conform de VNG verordening, maar met een overgangsregeling). Het oprekken van de kilometergrens sluit aan bij de wens om meer uniformiteit op het eiland te krijgen. Bovendien gaat de VNG landelijk ook uit van een 6 kilometergrens en sluit het aan bij het eigen kracht beginsel waar de decentralisaties vanuit gaan. Daarnaast is er een financieel voordeel. De afgelopen jaren is de gemeente Spijkenisse nooit uitgekomen met het opgenomen bedrag in de begroting. 12 De kanteling in het leerlingenvervoer 3. De Kanteling 3.1 Context Gemeenten worden in 2015 verantwoordelijk voor jeugdzorg, werk en inkomen en zorg aan langdurig zieken en ouderen. Een deel van deze taken hebben zij nu ook al, een deel nemen zij over van de Rijksoverheid. Dit heet ook wel decentralisatie. De gemeente zal ondersteuning en begeleiding bieden aan mensen die dat nodig hebben op basis van 1 plan voor het hele huishouden. Gemeenten zitten het dichtst bij de inwoners en kunnen deze zorg effectiever, met minder bureaucratie en goedkoper leveren. Decentralisatie Jeugdzorg De decentralisatie Jeugd maakt gemeenten verantwoordelijk voor alle ondersteuningstaken op het gebied van Jeugdzorg. Deze decentralisatie is al het verst in ontwikkeling, mede omdat met betrekking tot deze decentralisatie al de meeste informatie beschikbaar is. Decentralisatie AWBZ/ WMO Gemeenten worden met ingang van 2015 geheel verantwoordelijk voor de ondersteuning, begeleiding en verzorging van mensen met een beperking die thuis wonen. Deze zorgonderdelen worden overgeheveld van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Participatiewet Gemeenten zijn nu al verantwoordelijk voor uitvoering van de Wet werk en bijstand (Wwb) en de Wet sociale werkvoorziening (Wsw), op Voorne Putten via uitvoeringsorganisatie De Welplaat. Grootste verandering met de Participatiewet is dat deze wetten worden samengevoegd. Daarnaast wordt de gemeente verantwoordelijk voor personen die een arbeidsbeperking én arbeidsmogelijkheden hebben. In tegenstelling tot eerdere plannen van het kabinet, blijven jong-gehandicapten onder verantwoordelijkheid vallen van het UWV. Dit geldt voor zowel de groep die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als voor de groep die nog arbeidsvermogen heeft. In de participatiewet gaan de polisvoorwaarden (zeg maar het uitkeringsdeel en de ‘systematiek van de wet’) van de Wwb gelden. De beleidsvrijheid die in de Wwb was opgenomen wordt wel ingeperkt. De participatiewet treedt in werking per 1 januari 2015. Dit geldt ook voor de wijziging van de Wwb (wordt participatiewet). Passend onderwijs Op 1 augustus 2014 treedt de Wet Passend Onderwijs inwerking. Dit is een decentralisatie die niet de gemeente maar het onderwijs moet uitvoeren. De scholen krijgen dan een zorgplicht. Dat betekent dat scholen ervoor verantwoordelijk zijn om elk kind met een extra ondersteuningsbehoefte een goede onderwijsplek te bieden. Op de eigen school, eventueel met extra ondersteuning in de klas, op een andere reguliere school in de regio of in het (voortgezet) speciaal onderwijs (vso). 13 De kanteling in het leerlingenvervoer Gemeenschappelijke deler De decentralisaties vormen een grote uitdaging voor gemeenten. Niet alleen komen er nieuwe taken op gemeenten af, de bezuinigingen zijn fors. Gemeenten moeten dus meer gaan doen met minder geld en de eigen kracht van burgers aan gaan spreken. Maar zijn ook kansen. Voor het eerst krijgt één partij, de gemeente, zeggenschap over praktisch het hele sociale domein. De decentralisaties maken het gemeenten mogelijk dwarsverbanden te leggen tussen de Wmo/Awbz, de jeugdzorg, het domein van werk en inkomen en onderwijs. Dat betekent: inzetten op preventie en ondersteuning bundelen en efficiënter aanbieden. De gemeenten op Voorne Putten vinden het in dit kader belangrijk dat inwoners kunnen deelnemen aan en participeren in activiteiten in hun directe leefomgeving. De gemeenten willen dat inwoners daarbij gebruik maken van hun eigen kracht én van de kracht van de netwerken om hen heen. Zo blijven sociale voorzieningen beschikbaar voor mensen die ze het meest nodig hebben. Waar dat noodzakelijk is, ondersteunen wij inwoners op een professionele manier. Daarbij moet ruimte zijn voor maatwerk voor dorpen en wijken en zijn we ons bewust van de diversiteit in de diverse kernen en wijken van beide gemeenten. Wij vragen aan onze inwoners dat zij naar vermogen iets terugdoen voor de lokale samenleving. Van aanbodgericht werken gaan we steeds meer naar vraaggericht werken, zodat er ruimte is voor maatwerk. Dit wordt ook wel de “Kanteling” genoemd. Het doel van de kanteling is de huidige uitvoering van de taken zo te kantelen dat participatie centraal staat, zodat iedereen kan meedoen in de samenleving. Dat vraagt om een nieuwe manier van denken en doen: vanuit de hele persoon, vanuit gewenste resultaten en niet slechts vanuit de bestaande voorzieningen. Deze kanteling zal ook moeten plaatsvinden bij het leerlingenvervoer. 3.2 De kanteling van het leerlingenvervoer Van oudsher wordt het gros van de leerlingen vervoerd per taxi(busjes). Het is echter geen wettelijke taak om dit aangepast vervoer uitsluitend met taxi’s of busjes te laten plaatsvinden. Aangepast vervoer is slechts voorgeschreven voor die leerlingen die niet met het openbaar vervoer kunnen reizen of per fiets naar school kunnen gaan (al dan niet met begeleiding). In het verleden was het gebruikelijk om eerder naar de onmogelijkheden dan naar de mogelijkheden van het kind te kijken. In tegenstelling tot o.a. de Wmo en de Wwb was de gedachte van de “Kanteling” bij het leerlingenvervoer nog niet sterk ingebed. Bij aanvragen lag de focus op toekenning van door de gemeente georganiseerd taxivervoer, en werd vaak niet ingezoomd op de vraag of leerlingen ook met de fiets of het openbaar vervoer (al dan niet met begeleiding) kunnen reizen. Een belangrijk kenmerk van de “Kanteling” is de gedachte dat inwoners in eerste instantie zelfverantwoordelijk zijn om een oplossing te zoeken voor hun hulpvraag. De gemeente heeft hierbij oogvoor de opeenstapeling van burgerkracht. Indien deze benadering wordt doorgetrokken naar het beleidsveld leerlingenvervoer, dan betekent dit, dat: - de organisatie van het leerlingenvervoer meer bij ouders zelf wordt neergelegd; zij zijn zelf primair verantwoordelijk; 14 de zelfstandigheid van kinderen bevorderd moet worden; De kanteling in het leerlingenvervoer - bekostiging van openbaar vervoer de regel is en aangepast vervoer de uitzondering; - uitzonderingen op deze regel zijn een handicap, het ontbreken van openbaar vervoer of een te lange reistijd. Uiteindelijk leidt dit tot meer maatwerk, waarbij leerlingen die het aankunnen meer kans krijgen zich te ontplooien en de hulp terecht bij de gezinnen die het nodig hebben. Een gunstige bijkomstigheid is dat het tevens leidt tot lagere kosten voor de gemeenschap. 3.3 Overgangsjaar De kanteling in het leerlingenvervoer is niet snel te realiseren. Deze zal net als bij de decentralisaties tijd kosten. Het is een zoals hiervoor beschreven een nieuwe manier van denken en doen. Aangezien het een kwetsbare doelgroep betreft, die daarnaast veelal al jaren een bepaald voorzieningenniveau gewend is en gebaat is bij continuïteit, is zorgvuldigheid geboden. Er zal een zorgvuldig communicatietraject in gang moeten worden gezet. Vandaar dat al direct is aangegeven, dat voor iedereen een overbruggingstermijn van een jaar moet gelden. Oftewel dat pas bij het schooljaar 2015-2016 de eventuele wijziging ingaat. Eerdere invoering is dan ook nog niet mogelijk. Een zorgvuldige implementatie kost tijd. Bovendien zijn de samenwerkingsverbanden nog niet gereed met het afgeven van toelaatbaarheidsverklaringen in plaats van de oude indicaties in het kader van Passend Onderwijs. Gelet op het vorenstaande is ervoor gekozen de Kanteling van het leerlingenvervoer in twee stappen te laten plaatsvinden met als doel de kanteling te realiseren met ingang van schooljaar 2015/2016. 15 De kanteling in het leerlingenvervoer 4. Stappenplan Zoals in hoofdstuk drie beschreven zal de Kanteling in het leerlingenvervoer in stappen plaatsvinden. Er is voor gekozen om dit in twee hoofdstappen te doen: 1. Vaststellen van de verordening 2. Opstellen van beleidsregels 4.1. Het kader Door de komst van het passend onderwijs zijn aanpassingen in de verordening leerlingenvervoer noodzakelijk. De nieuwe verordening gaat uit van de eigen kracht (de kanteling). In het verleden was het gebruikelijk om eerder naar de onmogelijkheden dan naar de mogelijkheden van het kind te kijken. Om de kanteling binnen het leerlingenvervoer te kunnen realiseren is het noodzakelijk om een nieuwe verordening leerlingenvervoer met toelichting vast te stellen (deel I) en vervolgens beleidsregels op te stellen (deel II). De beleidsregels worden opgesteld binnen het kader van de verordening. Deze is gebaseerd op drie uitgangspunten: 1. Eigen kracht; De eigen kracht onderstreept de kanteling die in het leerlingenvervoer moet plaatsvinden, zie hoofdstuk 3. 2. Thuisnabij onderwijs; Dit is een belangrijke doelstelling binnen het passend onderwijs. Er wordt binnen het onderwijs gezocht naar een oplossing zo dicht mogelijk bij het thuis van de leerling. Bij voorkeur het regulier onderwijs (hierdoor is leerlingenvervoer in het geheel niet meer noodzakelijk), maar anders speciaal(basis) onderwijs dichtbij huis. We hebben in hoofdstuk 1 al geconstateerd dat niet alle voorzieningen op het eiland Voorne Putten zijn gehuisvest. Uiteraard is dat ook niet mogelijk, maar het moet wel een ambitie zijn om op Voorne Putten een zo gedifferentieerd aanbod als mogelijk voor haar leerlingen te realiseren. Het samenwerkingsverband voor het voorgezet onderwijs Voorne Putten – Rozenburg heeft ook als ambitie geformuleerd om een cluster 4 voorziening voor het voortgezet onderwijs naar het eiland te halen. De gemeenten op Voorne Putten zullen dit initiatief samen met het samenwerkingsverband oppakken. 3. Kostenbesparing Het leerlingenvervoer is een openeinde regeling. De laatste jaren zijn de kosten bij iedere gemeenten fors opgelopen. Het is een doelstelling om deze kosten te reduceren. Met het enkel vaststellen van de verordening en opstellen van de beleidsregels is de kanteling nog niet gerealiseerd. Dit vraagt om een aantal vervolgstappen die hieronder nader worden toegelicht. De stappen worden regionaal afgestemd om uiting te geven aan de regionale samenwerking en om een eenduidige vertaling van de verordening te stimuleren. 16 De kanteling in het leerlingenvervoer 4.2 Deel I : Vaststellen van de nieuwe verordening Leerlingenvervoer 2014 Communicatie – Start zomer 2014 Het aanpassen van de verordening leerlingenvervoer heeft gevolgen voor huidige en nieuwe gebruikers. Een rechtstreeks gevolg van de wetswijziging passend onderwijs is dat er meer wordt uitgegaan van de eigen kracht. Daarnaast zijn leerlingen die voortgezet speciaal onderwijs volgen gelijkgesteld aan leerlingen van het regulier voortgezet onderwijs. Voor voortgezet speciaal onderwijs leerlingen bestaat er alleen een recht op een vervoersvoorzieningen als zij vanwege hun handicap niet, of niet zelfstandig gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer. Om deze overgang soepel te laten verlopen is het noodzakelijk om ouders hier goed en adequaat over te informeren. De nieuwe verordening gaat uit van een overgangsrecht van 1 schooljaar. Dat houdt in dat de huidige gebruikers, alsmede nieuwe aanvragen voor het schooljaar 2014-2015 op basis van de oude verordening worden getoetst. Dat geeft de gemeenten de tijd om regionaal een degelijk communicatieplan op te stellen en hier uitvoering aan te geven. Binnen dit communicatieplan zal er nadrukkelijke aandacht worden geschonken aan de informatievoorziening richting ouders. De communicatie richting ouders start direct na het vaststellen van de nieuwe verordening door de Raad. Ouders zullen gedurende het overgangsjaar (schooljaar 2014-2015) regelmatig geïnformeerd worden over de wijzigingen in het leerlingenvervoer. Dit kan middels diverse kanalen, zoals per brief, in gesprekken, krant, en internet/website. Naast de ouders, is het ook van belang om andere stakeholders te informeren, zoals de samenwerkingsverbanden, de scholen en uiteraard de taxivervoerder. Training uitvoering leerlingenvervoer – Najaar 2014 Om goed uitvoering te kunnen geven aan de nieuwe verordening is het van belang dat de ambtenaren die nu zijn belast met de uitvoering van het leerlingenvervoer (consulenten) de nieuwe verordening goed beheersen. De consulenten zullen hierop worden getraind. Naast het feit dat het om een andere werkwijze en beoordeling van de aanvragen gaat, is het ook noodzakelijk dat zij ouders/betrokkenen adequaat kunnen infomeren over de wijzigingen. Een goede kennis van de nieuwe verordening is dus cruciaal. Ouders worden hierdoor beter geïnformeerd en voorbereid op de wijzigingen binnen het leerlingenvervoer. Dit draagt ook weer bij aan een soepelere overgang van de kanteling binnen het leerlingenvervoer. Onafhankelijke deskundige – Start najaar 2014 De nieuwe verordening gaat uit van de meest passende vervoersvoorziening. Welke vervoersvoorziening dit is zal moeten worden vastgesteld door een onafhankelijke deskundige. Er zal pas gewerkt gaan worden met deze onafhankelijke deskundige met ingang van het schooljaar 2015-2016 (in verband met het overgangsrecht). Echter, dit neemt niet weg om alvast gesprekken te starten met partijen die deze dienst kunnen leveren, alsmede offertes op te vragen. 17 De kanteling in het leerlingenvervoer 4.3 Deel II : De beleidsregels De beleidsregels zullen handvatten creëren om de aanvragen leerlingenvervoer te toetsen aan de verordening. In het eerste kwartaal van 2015 zullen de beleidsregels worden voorgelegd aan de gemeenten op Voorne Putten. Communicatie – Start eerste kwartaal 2015 Zodra de beleidsregels zijn vastgesteld is het noodzakelijk om hierover, via diverse informatiekanalen, wederom te communiceren richting ouders, samenwerkingsverbanden, scholen en eventueel andere stakeholders. Training – Eerste kwartaal 2015 Wederom zullen de leerlingenvervoerconsulenten getraind worden inzake de nieuwe verordening en de beleidsregels. Inmiddels hebben zij wat ervaring kunnen opdoen inzake de vragen die er leven omtrent de diverse wijzigingen. Daarnaast zullen zij na deze training ook te maken gaan krijgen met aanvragen die volgens de nieuwe verordening getoetst moeten gaan worden en de onafhankelijke deskundige die in een aantal gevallen ingezet moet worden. Een training zal worden aangeboden die is afgestemd op de behoeften/wensen van de consulten. Implementatie – Start tweede kwartaal 2015 Zodra bovenstaande acties zijn uitgevoerd, mogen we ervan uitgaan dat alle stakeholders zijn geïnformeerd over de nieuwe aanpak als gevolg van de wijzigingen in de verordening leerlingenvervoer. Nu dienen er nog praktische zaken te worden geregeld, zoals het aanpassen van aanvraagformulieren, beschikkingen, de gemeentelijke website etc. Voor de gemeente Hellevoetsluis dient ook het E-loket te worden aangepast. Hier wordt het tweede kwartaal van 2015 mee gestart en zal uiterlijk in mei 2015 gereed zijn. 18 De kanteling in het leerlingenvervoer 5. De eerste stap: de nieuwe verordening De eerste stap is het vaststellen van een nieuwe verordening. In dit hoofdstuk wordt de nieuwe verordening toegelicht en worden de wijzigingen ten opzichte van de oude verordening besproken. Daarnaast wordt er een toelichting gegeven op de nog op te stellen beleidsregels. 5.1 Model verordening VNG De vereniging Nederlandse gemeenten hebben een modelverordening ontwikkeld. In deze verordening zijn de wijzigingen als gevolg van de Wet passend onderwijs verwerkt. De verordening is compacter dan haar voorganger. Alle gemeenten op Voorne Putten hanteerden de “oude” modelverordening van de VNG als uitgangspunt. De indeling van de ‘oude’ modelverordening volgde de drie onderwijswetten, te weten de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs. Deze indeling wordt verlaten en vervangen door een indeling die de tweedeling van de samenwerkingsverbanden passend onderwijs volgt: 1) primair onderwijs en 2) voortgezet onderwijs. Het oude model kende een afzonderlijke titel voor gehandicapte leerlingen. De bepalingen voor deze leerlingen zijn in het nieuwe model geïntegreerd in de overige artikelen. De opbouw van de modelverordening wordt door deze ingrepen logischer en sluit aan op het passend onderwijs. De modelverordening heeft als basis gediend voor de verordening leerlingenvervoer 2014. Bij de verordening is ook een toelichting geschreven. De modeltoelichting van de VNG heeft hierbij ook als uitgangspunt gediend. a. Verordening in vogelvlucht De nieuwe verordening kan op zijn vroegst op 1 augustus 2014 in werking treden. De wetswijzigingen waar de nieuwe modelverordening op is gebaseerd worden namelijk op 1 augustus 2014 van kracht. Zoals eerder al is aangegeven zijn de wetswijzigingen die direct het leerlingenvervoer betreffen in aantal beperkt. Het gaat om de volgende punten: - De verordening dient rekening te houden met de van ouders redelijkerwijs te vergen inzet (de eigen kracht). - Leerlingen die voortgezet speciaal onderwijs volgen kunnen slechts aanspraak maken op een vervoersvoorziening als zij wegens hun handicap niet, of niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken. Leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs worden voor het leerlingenvervoer dus gelijkgesteld aan leerlingen van het regulier voortgezet onderwijs. 19 De kanteling in het leerlingenvervoer 5.1.1 Onafhankelijke deskundige Om te kunnen beoordelen of een leerling in aanmerking komt voor een vervoersvoorziening en, als dat het geval is, voor welk type voorziening de leerling in aanmerking komt, is advies van een onafhankelijke deskundige in een aantal gevallen noodzakelijk. Het zal veelal gaan om de vraag of een leerling door zijn handicap in het geheel niet gebruik kan maken van openbaar vervoer, of alleen onder begeleiding daarvan gebruik kan maken. De inkoop van deze dienst en de verdere uitwerking hiervan zal de komende periode nader invulling krijgen. 5.1.2 Handicap De term ‘gehandicapte leerling’ is in het normale spraakgebruik té beladen om daar in een verordening een bijzondere definitie voor te hanteren. Daarom is er voor gekozen om dit in de afzonderlijke artikelen ruim te omschrijven. In de wet wordt gesproken van een ‘leerling die wegens zijn lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer is aangewezen, dan wel vanwege een zodanige handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kan maken’. Deze omschrijving is in de afzonderlijke artikelen van de (model)verordening overgenomen. 5.1.3 Psychische handicap Er ligt een voorstel tot wijziging van de wet inzake de term psychische handicap. In het wetsvoorstel wordt voorgesteld om de bepalingen in de WPO, WVO en WEC met betrekking tot leerlingenvervoer aan te passen zodat er geen twijfel bestaat dat naast zintuiglijke, lichamelijke en verstandelijke handicaps ook een psychische handicap aanspraak op een vervoersvoorziening kan geven. Het is nooit de bedoeling van de wetgever geweest om leerlingen- die vanwege een psychische handicap niet zelfstandig kunnen reizen- uit te sluiten van de mogelijkheid om een beroep te doen op vervoersvoorzieningen voor leerlingen met een beperking of handicap. De term ‘psychische handicap’ is heden opgenomen in de nieuwe verordening en toelichting. 5.1.4 Tijdelijke handicap In het leerlingenvervoer kennen we geen tijdelijke handicap, enkel een structurele handicap. Dit betekent dat de gemeente geen vervoer hoeft te verzorgen om tijdelijke medische redenen, bijvoorbeeld als een leerling een gebroken been heeft. Ouders hebben hier zelf een verantwoordelijkheid in. Echter, het kan voorkomen dat een leerling een zware operatie moet ondergaan of een meervoudige ledematenbreuk heeft opgelopen met als gevolg dat hij of zij een groot gedeelte van het schooljaar afhankelijk is van rolstoel en/of krukken vanwege herstel of revalidatie. In dat geval kan een leerling eventueel wel een beroep doen op het leerlingenvervoer. De gemeente geeft dan een beschikking af voor de duur van het herstel en/of revalidatie. Als de noodzaak voor het vervoer verdwijnt, heeft de leerling geen recht meer op vervoer. Binnen de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) kent men ook de term ‘tijdelijke handicap’. Om hierbij aansluiting te zoeken wordt de volgende richtlijn gehanteerd: - Een tijdelijke handicap tot 6 maanden -> geen aanspraak op een vervoersvoorziening. 20 De kanteling in het leerlingenvervoer - Een tijdelijke handicap langer dan 6 maanden -> de gemeente bekijkt of de leerling in aanmerking kan komen voor een vervoersvoorziening. 5.1.5 Afstandscriterium Een van de voorwaarden om aanspraak te kunnen maken op een vervoersvoorziening is dat de school minimaal een bepaalde afstand van de woning is gelegen, het zogenaamde afstandscriterium of kilometergrens. Artikel 4, achtste lid, van de WPO en artikel 4, zevende lid, van de WEC stellen dat de gemeentelijke regeling kan bepalen dat geen aanspraak op bekostiging bestaat op grond van de afstand. Artikel 4, zevende lid, van de WPO stelt een afstand van zes kilometer als bovengrens. Deze afstand wordt in de verordening uniform door de gemeenten op Voorne Putten gehanteerd. Voor de gemeenten Bernisse, Brielle, Spijkenisse en Westvoorne betekent dit dat zij de kilometergrens van 4, naar 6 kilometer oprekken. In hoofdstuk 2 ‘Aanleiding’, is dit nader onderbouwd. Overigens geldt het afstandscriterium niet voor leerlingen die vanwege een handicap niet of niet zelfstandig gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer. Zij kunnen in veel gevallen ook binnen de kilometergrens aanspraak maken op leerlingenvervoer. 5.1.6 Dichtstbijzijnde toegankelijke school Een vervoersvoorziening is alleen mogelijk naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Leerlingen kunnen op grond van hun lichamelijke of geestelijke toestand zijn aangewezen op een bepaald onderwijssoort (denk bijvoorbeeld aan een cluster 1 school. Dit is een school voor visueel gehandicapte kinderen, dan wel meervoudig gehandicapte kinderen met deze handicap). Onder dichtstbijzijnd wordt verstaan: de kortste, voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg. Onder de toegankelijke school wordt verstaan: onderwijssoort dat aansluit bij de behoefte van de leerling. Voor de bepaling van een onderwijssoort en richting is de Basis Registratie Instellingen (BRIN) leidend. Een eventuele specialisatie van een onderwijssoort (bijvoorbeeld een clusterschool die zich heeft gespecialiseerd in een bepaalde doelgroep) doet niet ter zake, tenzij er in het ondersteuningsplan en het schoolprofiel specifiek staat vermeld dat zij bepaalde kinderen niet aan kunnen nemen als leerling van de school in verband met handelingsverlegenheid. Als een school vol is (en er dus sprake is van een wachtlijst), is een vervoersvoorziening mogelijk naar de eerst volgende dichtstbijzijnde toegankelijke school. 5.1.7 Handelingsgericht Integraal Arrangeren (HIA) Binnen het primair onderwijs werkt het samenwerkingsverband FSL met het Handelingsgericht Integraal Arrangeren. HIA is samen met leerkracht, ouders en ondersteunende deskundigen op zoek gaan naar en ontdekken van (nieuw) perspectief op de school en in het gezin en de voorwaarden waaronder dit kan ontstaan. Uit een 21 De kanteling in het leerlingenvervoer HIA ook kan een verwijzing komen naar het speciaal basisonderwijs of het speciaal onderwijs. In deze gevallen kan er aan de hand van de verordening getoetst worden of er eventueel recht zou zijn op een vervoersvoorziening. Ook is het mogelijk dat er naar aanleiding van de HIA een verwijzing komt naar een verder weg gelegen reguliere basisschool. In beginsel bestaat er dan geen recht op een vervoersvoorziening. De dichtstbijzijnde toegankelijke school is namelijk de dichtstbijzijnde reguliere basisschool (in verband met het soort onderwijs). Daarnaast heeft het samenwerkingsverband primair onderwijs (FSL) er nadrukkelijk voor gekozen een zo breed mogelijk profiel voor de scholen te hanteren. Hiermee is elke reguliere basisschool binnen het samenwerkingsverband een toegankelijke school. Dit past ook binnen de gedachten van passend onderwijs en thuisnabij onderwijs. Indien er sprake is van een bijzondere situatie, kan in incidentele gevallen gebruik worden gemaakt van de hardheidsclausule. 5.1.8 Hardheidsclausule Indien er sprake is van een bijzondere situatie kan er afgeweken worden, ten gunste van de ouders, van de verordening. Hardheidsclausules hebben tot doel onbillijkheden van overwegende aard, die zich ten aanzien van personen bij een strikte toepassing van de bepalingen van de verordening zouden voordoen, weg te nemen. 5.1.9 Coleur locale De gemeenten op Voorne Putten streven naar uniformiteit op het eiland. Zo is er al één vervoerder op het eiland voor alle gemeenten. Eenzelfde verordening bevordert deze uniformiteit. Uiteraard moeten er wel ruimte zijn voor lokaal maatwerk. De gemeenten op het eiland verschillen (platteland versus stedelijk gebied) en dat maakt dat er ook verschillen zijn en blijven in het leerlingenvervoer. De verordening voor de gemeenten is uniform en dus gelijk. De nog vast te stellen beleidsregels daarentegen kunnen meer diversiteit bieden en geven ruimte voor lokaal maatwerk. Voor Hellevoetsluis heeft de nieuwe verordening leerlingenvervoer gevolgen voor de vervoersvoorziening naar Leonardo onderwijs en naar de Internationale Schakelklas: a. Leonardo onderwijs Het college heeft middels een besluit van d.d. 29 maart 2011 een beleidsregel vastgesteld inzake de bekostiging van het vervoer van hoogbegaafde leerlingen naar een school die specifiek gericht is op hoogbegaafde leerlingen, zoals een Leonardoschool. Echter, met de komst van het passend onderwijs en de nieuwe verordening leerlingenvervoer komt deze regeling te vervallen, aangezien er specifiek gekeken wordt naar de dichtstbijzijnde toegankelijk school. Het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband wordt hierbij betrokken. Hieruit blijkt dat andere dichterbij gelegen scholen binnen het primair onderwijs als toegankelijke school kunnen worden aangemerkt. Een Leonardoschool is namelijk een reguliere onderwijsvorm, net als andere basisscholen. b. 22 Internationale Schakelklassen (ISK) De kanteling in het leerlingenvervoer Ook ISK valt onder het regulier onderwijs en daarbij geldt dat er volgens de verordening leerlingenvervoer wordt gekeken of de leerling gehandicapt is in de zin van de verordening. De huidige 6 leerlingen die een OV vergoeding ontvangen voor het reizen naar een ISK zijn niet gehandicapt in de zin van de verordening (want zij kunnen blijkbaar zelfstandig reizen). Zij kunnen dus met ingang van de nieuwe verordening geen aanspraak meer maken op de kosten van een OV abonnement. Indien blijkt dat ouders vanwege hun financiële situatie deze kosten niet kunnen dragen, kunnen zij een beroep doen op de bijzondere bijstand. 5.1.10 Schematisch overzicht De voorwaarden voor het toekennen van een vervoersvoorziening volgens de nieuwe verordening is hieronder schematisch weergegeven. Indien er recht bestaat op een vervoersvoorziening is het uitgangspunt in eerste instantie een vervoersvoorziening op basis van openbaar vervoer (eventueel met begeleiding). Onder bepaalde voorwaarden is aangepast (taxi) vervoer mogelijk. Deze voorwaarden zijn: - De leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht; - Openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van het college al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets; - Door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is; - De leerling, naar het oordeel van het college, gelet op zijn structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap niet in staat is – ook niet onder begeleiding –van openbaar vervoer gebruik te maken. 23 De kanteling in het leerlingenvervoer 5.2 Beleidsregels In een combinatie van wetten is vastgelegd dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor het leerlingenvervoer. Het beleid van de gemeente voor het leerlingenvervoer is vastgelegd in de Verordening leerlingenvervoer naar een model van de VNG. Samengevat staat in de verordening dat de gemeente voor passend vervoer zorgt voor 24 De kanteling in het leerlingenvervoer leerlingen met een beperking en voor leerlingen die ver van school wonen om te kunnen voldoen aan de leerplichtwet. De verordening gaat uit van algemene regelgeving. In de loop der jaren zijn er uitspraken gedaan door rechtbanken waardoor de uitvoering van deze verordening meer vast is komen te staan. Door deze uitspraken te bundelen in beleidsregels, worden er handvatten gecreëerd om de aanvragen leerlingenvervoer te toetsen aan de verordening. De beleidsregels geven nadrukkelijker aan wanneer een leerling wel of niet in aanmerking komt voor leerlingenvervoer en voor welke vorm. Dit geeft voor alle partijen een duidelijk beeld. Het beleid is conform jurisprudentie, landelijke standaarden en in afstemming met de regiogemeenten. De volgende punten worden in de beleidsregels verder uitgewerkt: 5.2.1 Eigen kracht Nieuw in de verordening is de bepaling die voort vloeit uit de wetswijziging betreffende de ‘redelijkerwijs te vergen inzet’ van de ouders. Deze eigen kracht komt tot uiting in Begeleiding in het vervoer is primair een taak van de ouders. Van ouders mag uiteraard een bepaalde mate van inzet verwacht worden, diverse artikelen van de verordening. maar die inzet mag niet zover gaan dat de mogelijkheid van leerlingenvervoer illusionair wordt’9. Aangepast vervoer is alleen mogelijk als door de ouders genoegzaam wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is. Dit artikel in de verordening vraagt om een nadere beschrijving van wat er verwacht mag worden van deze ‘eigen kracht’ en wanneer er sprake is van ‘ernstige benadeling van het gezin’. Een aantal factoren kunnen hierbij van invloed zijn: - Eén-ouder-gezinnen, waarbij de ouder werkt om in het levensonderhout te voorzien, of daarvoor een dagopleiding volgt en de werk- of lestijden het onmogelijk maken het kind te begeleiden. - Medische redenen die beide ouders belemmeren het kind te begeleiden. - Redelijke inzet qua tijd die de ouder nodig heeft het kind te begeleiden in het openbaar vervoer. Het feit dat ouders beiden werken vormt overigens nooit een zelfstandige reden om aangepast vervoer per taxi toe te kennen. 5.2.2 OV vergoeding voor niet gehandicapte leerlingen naar voortgezet speciaal onderwijs Als gevolg van de wetswijziging worden leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs (VSO) voor het leerlingenvervoer gelijkgesteld aan leerlingen van het regulier voortgezet onderwijs. De VSO school is vaak verder weg gelegen dan een reguliere VO school. De meeste VSO scholen voor deze regio zitten in Rotterdam. Het is dan ook de vraag of het redelijk is dat de kosten voor openbaar vervoer naar deze verder weg gelegen scholen voor rekening van de ouders komen. 9 Aldus in de toelichting op het amendement van de Kamerleden Dijkgraaf en Ferrier van 5 maart 2012. 25 De kanteling in het leerlingenvervoer Indien wenselijk kan de gemeente een tegemoetkoming verstrekken voor de OVkosten, met inachtneming van een bepaalde kilometergrens. Wat een redelijke kilometergrens is, is aan de gemeente om te bepalen. 5.2.3 De dichtstbijzijnde toegankelijke school is vol Het spreekt voor zich dat op een voor de leerling geschikte school wel ruimte voor de leerling moet zijn en dat de leerling moet zijn/worden toegelaten. Een school die vol is heeft geen zorgplicht voor de leerling. Indien de dichtstbijzijnde school niet toegankelijk is voor een leerling omdat de school vol is, wordt een vervoersvoorziening toegekend naar de eerstvolgende dichtstbijzijnde, toegankelijke school. De aanspraak op vervoer naar deze verder weg gelegen school blijft bestaan, zolang er een wachtlijst is voor de dichtstbijzijnde school. Als de wachtlijst is opgelost en de leerling kan worden geplaatst op de dichtstbijzijnde school - de gemeente dient naar de duur van de wachtlijst te informeren - kan de vervoersvoorziening beperkt worden tot aan de dichtstbijzijnde school, aangezien deze weer toegankelijk is geworden. Dit ongeacht het feit of de leerling vanaf dat moment ook daadwerkelijk de dichtstbijzijnde school gaat bezoeken. De gemeente kan er ook voor kiezen om, zolang de leerling de verder weg gelegen school blijft bezoeken, de gehele kosten voor de vervoersvoorziening blijft verstrekken. 5.2.4 Tweede adres Leerlingenvervoer is bedoeld voor het vervoer tussen de woning en de school en vice versa. Een aantal kinderen bezoekt na de school echter nog een andere activiteit, zoals een buitenschoolse opvang, een oppasadres, een medische behandeling etc. De gemeenten kunnen door middel van beleidsregels hiervan afwijken. 5.2.5 Stimuleren OV of fiets Gebruikmaking van openbaar vervoer of de fiets kan voor de leerling een sterkere basis voor maatschappelijke deelname opleveren. Ze leren hoe ze zich in het verkeer of in het openbaar vervoer moeten bewegen. Het maakt leerlingen zelfstandiger en mobieler en geeft ze meer zelfvertrouwen als ze geen gebruik van een taxi hoeven te maken. Het college kan van oordeel zijn dat de leerling, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per fiets. Hierbij worden dan factoren als leeftijd, eventuele handicap, de veiligheid van de route en de afstand in overweging genomen. Het is daarom van belang om hier in de beleidsregels dieper op in te gaan en ook een redelijke kilometergrens te hanteren voor het vervoer per fiets. Tevens is het mogelijk een fietsvergoeding voor de zomermaanden te verstrekken en een andere vervoersvoorziening voor de overige maanden toe te kennen. 26 De kanteling in het leerlingenvervoer Om de zelfstandigheid in het openbaar vervoer te bevorderen kan de gemeente (indien wenselijk) extra stimulerende maatregelen nemen zoals de inzet van een OV-maatje10. 10 Doel van het project ‘OV-maatje’ is dat mensen meer mogelijkheden zien om van locatie A naar B te reizen in plaats van met de taxi. Dat kan met het openbaar vervoer, op de fiets, of gewoon lopend. Daarbij kan men steun krijgen van een vrijwilliger. 27 De kanteling in het leerlingenvervoer 6. Juridische en financiële paragraaf In dit hoofdstuk worden de juridische en financiële gevolgen besproken. 6.1. Juridische gevolgen Een nieuwe verordening kan gevolgen hebben voor het vervoer. Er zullen leerlingen zijn, die thans wel recht op vervoer hebben onder de nieuwe verordening geen recht meer hebben op vervoer. Met deze ouders moet zorgvuldig worden omgegaan. Zij zullen tijdig geïnformeerd moeten worden. Er wordt daarom een overgangsjaar gecreëerd voor de huidige gebruikers en de nieuwe gebruikers die in het schooljaar 2014/2015 gebruik maken van het leerlingenvervoer. Hiermee worden alle gebruikers van het leerlingenvervoer gelijk behandeld. Artikel 26 genaamd ‘overgangsregeling’ van de aangepaste verordening regelt dat de toetsing voor het schooljaar 2014-2015 plaatsvindt op grond van de oude verordening. In dat jaar kan dan ook worden bepaald welke effecten de invoering van het Passend Onderwijs heeft op het leerlingenvervoer. Daarnaast kost het realiseren van een kanteling in het leerlingenvervoer tijd. Aangezien het een kwetsbare doelgroep betreft, die daarnaast vaak al jaren een bepaald voorzieningenniveau gewend is en gebaat is bij continuïteit, is zorgvuldigheid geboden. Dit is ook een reden om een overbruggingstermijn van een jaar aan te houden. De beschikkingen en de aanvraagformulieren worden gedurende het overbruggingsjaar aangepast aan de nieuwe verordening. 6.2 Financiële gevolgen De financiële gevolgen van de verordening zijn thans nog lastig in te schatten. Het aantal leerlingen in het voervoer hangt samen met de ontwikkelingen in het passend onderwijs. Doelstelling in het passend onderwijs is “thuisnabij onderwijs”. Vooralsnog hebben de scholen aangeven dat er nog weinig verschuiving van leerlingen is te verwachten. Los van besparing is er ook een investering noodzakelijk: er komen kosten bij voor het inhuren van een onafhankelijk deskundige. Uit ervaringen van andere gemeenten, die reeds met een onafhankelijk deskundige werken, levert de onafhankelijk deskundige op lange termijn ook geld op. Er zullen minder ouders een beroep doen op aangepast vervoer. Hiervoor geldt:“De kosten lopen uit voor de baten”. Los van een besparing die het kan opleveren voor het leerlingenvervoer, creëer je door minder leerlingen toe te laten in het aangepast vervoer, reeds op jongere leeftijd zelfredzame burgers. Dit heeft ook effect op het voorzieningen gebruik binnen een gemeente; bijvoorbeeld voor het WMO vervoer of vervoer naar de sociale werkplaats. Dit is echter lastig om in geld uit te drukken, omdat dit een lange termijn effect is. 28 De kanteling in het leerlingenvervoer Het oprekken van de kilometergrens naar 6 kilometer, zal in beginsel wel leiden tot een besparing, echter ook hier geldt dat het onzeker is wat passend onderwijs zal brengen. Tot slot blijft leerlingenvervoer een openeinde-regeling, waardoor het moeilijk blijft om inschattingen te maken. 29 De kanteling in het leerlingenvervoer
© Copyright 2024 ExpyDoc