NETWERKEN: HOE DOE JE DAT?

NETWERKEN: HOE DOE JE DAT?
Als je gaat netwerken begin dan met een onderzoekje: welke organisaties
doen nog meer iets rond LHBT? Wie zijn voor jou belangrijke samenwerkingspartners? Met wie wil je wat gaan doen? En hoe ga je ze benaderen?
Check deze 5 vragen, en 10 gouden tips.
1 WELKE PARTIJEN EN MENSEN?
Bepaal welke organisaties of partijen betrokken zijn of moeten zijn bij je
project. Maak onderscheid tussen:
 Interne contacten
 Externe contacten
Interne contacten zijn mensen binnen je eigen organisatie, bijvoorbeeld
iemand die de website onderhoudt, of iemand die veel weet over fondsenwerving, of iemand uit het bestuur. Het kan zijn dat je deze mensen
nog niet kent, maar omdat ze voor dezelfde organisatie werken kun je
makkelijker contact leggen, dan als je ‘van buiten’ komt, zoals bij externe
contacten.
Bekijk ook of je al ‘warme’ contacten hebt (bekend bent, ook al is het op
Facebook of alleen van gezicht) of dat je het allereerste contact nog moet
leggen. Dan noemen we contacten ‘koud’.
 Wie zijn precies je warme contacten, met wie je makkelijk in gesprek
kunt gaat?
 Waar zitten de koude contacten, die je moet opwarmen, maar die belangrijk zijn voor je project?
 Met wie kun je gezamenlijk optrekken? Ga je alleen kennis maken of
met anderen?
 Welke acties kan je in de voorbereiding als organisatie of initiatief zelf
ondernemen? Zijn er nog andere mensen in je organisatie die zinvolle
contacten hebben? Maak bijvoorbeeld een lijst met contacten en spreek
af wie welk contact gaat benaderen.
2 WAAROM IS HET BELANGRIJK?
Breng vervolgens prioriteit aan. Waar ga je als eerste mee aan de slag?
Welk contact heb je absoluut nodig op dit moment in je project?
Denk bijvoorbeeld aan het management van je school. Als je steun wilt
voor een leuk project op school, is het goed om de docenten mee te krijgen. Zo kun je ook makkelijker klasgenoten en hun ouders benaderen,
mocht je die willen inzetten tijdens je event.
En zo kun je van andere contacten ook aangeven dat ze op dit moment
minder belangrijk zijn. Denk aan contacten met de gemeenten of de wijkvereniging. In een vroege fase heb je die misschien nog niet nodig.
3 BEN JE IN BEELD?
Ben je al in beeld bij de partij die je als eerste gaat benaderen? Zijn ze al
betrokken, weten ze wat je doet? Waar horen/lezen/zien zij de activiteiten
die je uitvoert? Welke informatie missen ze nog om in te schatten wat jij
nodig hebt, en wat hun bijdrage kan zijn?
Beantwoord de volgende vragen:
 Wat weet diegene nu over jouw project? Wat heeft hij of zij gelezen/gezien/gehoord?
 Wat doe je precies om deze mensen betrokken te krijgen en te laten
zien hoe leuk jouw project is?
 Wat moeten zij nog extra weten of wat hebben zij nodig om betrokken
te raken?
 Welke vraag stel je hen precies? Maak concreet wat je nodig hebt of
wilt!
4 HOE GA JE ACTIEF NETWERKEN?
Nu moet je erop af gaan. Contact leggen, de ander overtuigen van je project. Dat kan op verschillende manieren. Bepaal dus welke acties je vervolgens onderneemt om betrokkenheid bij je project te creëren.
Welke vraag ga je stellen? Hoe en wanneer ga je die vraag voorleggen?
Wat is het meeste geschikte moment? Maak je een afspraak, of schiet je
iemand tijdens een bijeenkomst aan? Wat spreek je af met hem of haar?
Je kunt bijvoorbeeld afspreken om te bellen over een week. Wanneer heb
je antwoord nodig?
Je kunt een korte pitch voorbereiden waarmee je de ander over je project
vertelt. Drie zinnen, niet meer. Vertel alleen enthousiaste dingen over je
activiteit.
Ga je naar een borrel of een bijeenkomst waar mogelijke partners komen?
Vergeet dan niet om een visitekaartje met je telefoonnummer mee te nemen en te zorg dat je ook een kaartje met telefoonnummer van de ander
krijgt!
5 HOE GING HET?
Wees niet teleurgesteld als je een eerste keer ‘nee’ te horen krijgt op je
netwerkvraag. Evalueer wat er goed ging, en wat er minder goed ging.
Was je vraag concreet? Was het geen goed moment? Heb je misschien
onvoldoende duidelijk kunnen maken waarom je project bijzonder is?
Al die ervaring neem je de volgende keer mee, wanneer je weer iemand
benadert voor je project. Belangrijk is steeds dat je enthousiast bent over
je activiteiten. Hoe vaker je erover vertelt hoe makkelijker dat gaat. En
bovendien: hoe bekender je project wordt. Op een bepaald moment komen ze dus op jou af om ernaar te vragen.
10 GOUDEN TIPS
1. Mensen laten zich vooral positief aanspreken!
2. Mensen worden graag aangesproken op hun kennis, ervaring of leerwensen.
3. Maak inzichtelijk wat de meerwaarde is voor de ander. Geef dus duidelijk aan wat iemand terugkrijgt in de samenwerking.
4. Neem zelf het initiatief! De belangrijkste redenen waarom mensen
geen vrijwilliger zijn, is omdat ze nog nooit gevraagd zijn! Dus stap
op andere jongeren af en vraag of ze mee willen doen aan je project.
5. Via via werkt het beste. Mensen zetten zich eerder in als ze worden
gevraagd door een bekende, dan door een vreemde. Mensen voelen
zich ook minder aangesproken door een folder, advertentie of poster.
Gebruik dus vooral mond-tot-mond reclame.
6. Mensen hebben tijd nodig. Geef dus altijd bedenktijd. Zeg: ‘Zal ik je
volgende week nog even bellen, in plaats van: ‘Wat denk je, is het
iets voor jou?’
7. Zorg voor goede informatie! Een actuele en overzichtelijke website is
een must. Snel reageren op e-mail of telefoontjes helpt ook!
8. Zorg voor een herkenbare en bereikbare contactpersoon, zodat jongeren of organisaties weten met wie ze kunnen bellen.
9. Zorg dat iedereen die zich inzet, zich welkom en gewaardeerd voelt.
Besteed aandacht aan een goede kennismaking en straal uit dat je
blij met ze bent!
10. Maak duidelijke afspraken. Spreek al je verwachtingen uit en zet op
papier wat de afspraken uiteindelijk zijn.