© Tijdschrift voor Rehabilitatie & herstel nummer 4, december 2012 De stem van het symptoom Over de context van de stoornis en de stoornis van de context Bert van den Bergh Herstel’ wordt in onze samenleving veelal gezien als terugkeer naar een staat die verlaten werd door het optreden van een stoornis of ziekte: de ‘normale’ of ‘gezonde’ staat. De beoordeling in hoeverre van zo’n terugkeer sprake is, hangt mede af van vooronderstellingen die men heeft over de grondtrekken van ziekte en gezondheid, pathologie en normaliteit. Die aannames blijven doorgaans impliciet. Desondanks zijn ze sturend. Wie zich bezighoudt met herstel en rehabilitatie ontkomt er niet aan te gelegener tijd impliciete aannames expliciet te maken. Zo’n explicitatie is zeker aan de orde als het vermoeden bestaat dat die grondgedachten problematisch zijn. Volgens een groeiend aantal filosofen, wetenschappers en hulpverleners is dat momenteel het geval. De huidige culturele context zou steeds sterker ontwrichtende trekken beginnen te vertonen. De normativiteit die binnen deze context domineert en die bestemt wat ‘normaal’ en ‘gezond’ heet, ligt vanuit diverse hoeken onder vuur. Niemand heeft ooit hetgeen hij roept verstaan. Het is woestijn waar hij gebaren maakt. Martinus Nijhoff We leven in paradoxale tijden. Na de emancipatiegolven aan het begin en vlak na het midden van de vorige eeuw, die de bewegingsruimte van het individu aanzienlijk vergrootten, plus de neoliberale ommezwaai aan het eind van diezelfde eeuw, waarmee het reeds vrije spel van de markt nog meer armslag kreeg, zou je kunnen concluderen dat we eindelijk in ons element gekomen zijn. Het hoofddoel van de Verlichting, vrijheid voor allen, is immers goeddeels gerealiseerd? Maar die conclusie is misplaatst. We zijn vrij maar niet bepaald op ons gemak. Het gevoel de zaken niet op orde te hebben, opgejaagd te worden, in de tang te zitten, is wijdverbreid. En er 34 Tijdschrift voor Rehabilitatie nummer 4, december 2012 © Tijdschrift voor Rehabilitatie & herstel nummer 4, december 2012 lijkt geen remedie tegen, dergelijke gevoelens worden alleen maar sterker. Wat is er aan de hand? Is het een temporeel probleem, zit er iets scheef in onze omgang met de tijd? Synchronisatiestrubbelingen en afstemmingsmoeilijkheden spelen ons immers overal parten. Tijd is tegenwoordig eerder een probleem dan een gegeven. En ook dat is paradoxaal. Want hoewel welvaart en technologie ons een overvloed aan tijd hebben bezorgd, is onze ervaring veelal die van tijdsdruk en tijdgebrek. Time management is één van de ‘kerncompetenties’ van vandaag, maar regelmatig hebben we het onbehaaglijke gevoel onvoldoende tot zulke sturing in staat te zijn. We zijn kortom nog niet echt in ons element. Niet dat we dat graag toegeven. Als je het ons op de man af vraagt, bestempelen we onszelf doorgaans als tamelijk gelukkig. Kijk naar de 21-minuten onderzoeken, lees de rapporten van het Sociaal en Cultureel Planbureau en raadpleeg de World Database of Happiness en de OECD Better Life Index1, en je krijgt wel degelijk het idee dat men tegenwoordig over het algemeen ‘lekker in zijn vel zit’. Echter, werp je een blik op de GGZ-statistieken, dan ontstaat een heel ander beeld. Massaal kampen we vandaag de dag met verschijnselen als stress, burnout, depressie, ADHD, afhankelijkheid, verslaving en velerlei vormen van grensoverschrijdend gedrag. En de paradox reikt nog verder. We wanen onszelf ware individuen, onafhankelijk en volledig vrij in onze keuzes, maar als we kiezen, doen we dat toch behoorlijk kuddegewijs, dus eigenlijk onzelfstandig. 2 Voor onze psychische problemen kloppen we assertief aan bij allerlei deskundigen, maar wat die laatsten vervolgens doen, komt steeds meer neer op het buiten spel plaatsen van onszelf als denkend en voelend, dus ervarend individu: vooral farmacologische middelen (‘farmacotherapie’) verrichten als het ware het werk voor ons, en ook bij deep brain stimulation, prikkeling van de nervus vagus, elektroconvulsietherapie en dergelijke gebeurt dat. De populariteit van dat soort technologische interventies sluit niet alleen aan bij bepaalde ontwikkelingen in de psychiatrie en andere hulpverlening, maar is ook verbonden met de aard van de wensen van de hedendaagse patiënt-consument, die steeds eenduidiger de kant opgaan van een quick fix voor iets wat als uitwendig probleem wordt opgevat, dat wil zeggen als een stoornis die men heeft in plaats van een lijden waarin men verkeert. Symptoomfixatie In reactie op de dominantie van zulke tendensen wordt tegenwoordig vaker de klacht geuit, ook door psychiaters zelf 3, dat de psychiatrische blik wel erg beperkt is geworden, dat ze gereduceerd is tot DSM-geörienteerde symptomatologie. In plaats van de mens als geheel met haar geestelijke nood, staat het geïsoleerde symptoom centraal, dat wel aan andere symptomen wordt gerelateerd, maar van de sociale en culturele context is losgemaakt. Deze ‘DSMbilisering’ en ‘decontextualisering van het lijden’ brengt een vervaging met zich mee van de grens tussen normale en pathologische vormen van psychisch lijden.4 Somberheid heet zodoende al snel depressie, overactiviteit ADHD, verlegenheid sociale fobie, enzovoort. Reeds enige tijd geleden De stem van het symptoom Tijdschrift voor Rehabilitatie 35 © Tijdschrift voor Rehabilitatie & herstel nummer 4, december 2012 is een felle discussie losgebarsten over de medio 2013 te verschijnen vijfde editie van de DSM, wereldwijd de ‘bijbel’ of het ‘hoofdkookboek’ van de GGZ. Dit debat betreft, naast de verdacht innige banden van de leden van het DSM-V panel met de farmaceutische industrie, tevens de voortschrijdende medicalisering die door het DSM-kader in groeiende mate zou worden gestimuleerd. En uiteraard hangt het eerste verwijt nauw samen met het laatste. In juni 2011 schreef de British Psychological Society, de Britse beroepsvereniging van psychologen, al een brandbrief naar de American Psychiatric Association, onder wiens hoede de DSM tot stand komt. In die brief waarschuwt de BPS voor een glijdende schaal van pathologisering van psychische nood. ‘De criteria zijn niet waardevrij, maar vertegenwoordigen eerder heersende normatieve maatschappelijke verwachtingen’, zo stond er onder andere in die brief.5 Het Nederlandse equivalent van de BPS, het Nederlands Instituut van Psychologen, sloot zich bij de Britse kritiek aan. Huib van Dis, voorzitter van de sector gezondheidszorg van het NIP, zette destijds in een interview met de Volkskrant grote vraagtekens bij het DSM-project: ‘Er zijn veel belangen mee gemoeid, onder andere die van de farmaceutische industrie.’6 Het laatste punt, de belangenverstrengeling, is meestal dat wat de meeste aandacht vangt. Ook het veelgeprezen – en tevens fel verguisde – boek van Trudy Dehue, De depressie-epidemie 7, heeft met name in de belangstelling gestaan vanwege het aan de kaak stellen van het samenspel van Big Pharma, media en wetenschap. Die aandacht was terecht: Dehues studie was inderdaad onthullend en onthutsend; maar haar kernboodschap betrof toch iets anders dan het genoemde samenspel. De ondertitel van het boek wijst Dehues uiteindelijke verklaring voor het fenomeen van de depressie-epidemie aan: Over de plicht het lot in eigen handen te nemen. Het is de zelfbeschikkingsplicht, of ruimer geformuleerd, de zelfverwerkelijkingsimperatief, die de bron vormt van het rondwaren van diepe neerslachtigheid in onze laatmoderne, globaliserende, ‘neoliberale’ cultuur. Terugkerend bij de opmerking van de BPS over de ‘heersende normatieve maatschappelijke verwachtingen’: niet alleen de farmaceutische industrie en gerelateerde partijen varen wel bij deze ontwikkelingen, ze lijken zich in zekere zin ook in ons aller belang te voltrekken, dat wil zeggen, ze ontspruiten aan iets waaraan we allen deelhebben en wat we allen volgen: de ‘geest van de tijd’. Die is, zo zou ik willen beweren, grondig ontregelend, om niet te zeggen ontwrichtend. En hij is ook hardnekkiger èn subtieler, dus ongrijpbaarder dan we denken. Hoe dit? Wat is die ‘tijdgeest’ dan precies? We leven, om opnieuw het paradoxale karakter van ons tijdperk aan te duiden, in een constellatie die te typeren valt met de termen ‘individualisme’ en ‘globalisering’. De bekende leuze uit de Verlichting, ‘vrijheid-gelijkheid-broederschap’, is realiteit geworden in de vorm van een mondiaal opererende ‘vrije markt’ die het kader vormt waarbinnen we allen als gelijken gepositioneerd zijn, te weten als consument of als flexwerker, en doorgaans als deze twee ineen. We volgen de trends en we zetten ons aan het Nieuwe Werken, we zijn zodoende flexibel op velerlei wijzen. Tegelijkertijd trachten we te voldoen aan de 36 Tijdschrift voor Rehabilitatie nummer 4, december 2012 © Tijdschrift voor Rehabilitatie & herstel nummer 4, december 2012 normen van zelfstandigheid, verantwoordelijkheid, ondernemingszin en standvastigheid die we als laatmoderne individuen te volgen hebben. Standvastigheid en flexibiliteit: ziedaar de fundamentele spanning waaraan we vandaag de dag onderhevig zijn, een spanning die sinds 1989, toen de ‘vrije markt’ waarlijk mondiaal werd en onze samenleving nog sterker in een dynamiseringsproces geraakte, aanzienlijk geïntensiveerd is. De markt werd verder geliberaliseerd, de staat trad terug en verlangde van ons, moderne zelfstandige burgers, een bij de contemporaine context passend verantwoordelijkheidsgevoel, inclusief ondernemingsgeest, alertheid en souplesse. Die tegenwoordige context wordt vaak samengevat met de term ‘neoliberalisme’. Dat is een verhullende term. Wat vandaag gebeurt, is niet nieuw maar veeleer een intensivering of radicalisering van wat lang geleden al begon. Beter zou het daarom zijn te spreken van ‘ultraliberalisme’ of ‘hyperliberalisme’. Dat vraagt om enige toelichting. Die zal ik geven via het werk van de Franse filosoof Dany-Robert Dufour. De enigszins omtrekkende beweging die nu volgt is bedoeld om duidelijk te maken hoe het verschijnen van ‘modeziekten’ als depressie, alsook de wijze waarop we deze tegemoettreden, deel uitmaken van de vicieuze cirkel van een ontwrichtende culturele context. Die context ‘voedt’ een bepaald menstype, een specifieke levenswijze, of filosofisch uitgedrukt, een bijzondere vorm van subjectiviteit of subject-zijn. En de aard van dit subject, zo luidt mijn these, is zeer problematisch. De zogenaamde ‘modeziekten’ kunnen daarom pas goed worden begrepen als ze in een cultuurpathologisch licht worden geplaatst. Er is vaak iets mis met ons, zo wordt dan de gedachte, omdat er iets fundamenteel mis is met onze cultuur. En dat laatste euvel valt samen te vatten onder de noemer ultra- of hyperliberalisme. Liberale culturele revolutie Wat wordt hier precies onder ‘liberalisme’ verstaan? Het begrip speelt een centrale rol in Dufours teksten. De afgelopen tien jaar was het werk van deze Franse filosoof gewijd aan de analyse van wat hij de ‘liberale culturele revolutie’ noemt. Met die beladen term alludeert hij op venijnige wijze op het grove maatschappelijke geweld dat in het recente Chinese verleden onder het mom van vrijheid, gelijkheid en solidariteit plaatsvond. Precies zo’n schijnbevrijding voltrekt zich volgens hem momenteel binnen de westerse context van het (neo)liberalisme. Onvrijheid verpakt als vrijheid, individuele knechting verhuld als zelfontplooiing. Dufour hanteert de term ‘antiautoritair totalitarisme’.8 Wat zich het afgelopen decennium in volle omgang heeft ontvouwd – ook in zijn catastrofale aspecten van excessen en crises – is het naadloos ineenklikken van de emancipatoire ‘linkse’ bevrijding van de jaren zestig/zeventig en de economische ‘rechtse’ liberalisering van de jaren tachtig/negentig, ten behoeve van een globaliserende markt die een totalitaire grip op ons allen heeft gekregen. Dufour spreekt daarom van ‘het totale kapitalisme’: de markt is volcontinue actief en spreekt iedereen voortdurend aan, als consument en producent, of met andere woorden als trendvolger en flexwerker. East met West, and West met East, and forever the twain have merged, zou je kunnen zeggen, variërend op een bekende frase9 uit een tijd waarin de De stem van het symptoom Tijdschrift voor Rehabilitatie 37 © Tijdschrift voor Rehabilitatie & herstel nummer 4, december 2012 culturele scheidslijnen nog barrières waren. Die barrières zijn in 1989, met de val van ‘het ijzeren gordijn’, definitief weggenomen. Of eigenlijk al eerder, zo stelt Dufour, namelijk in 1929. Wat gebeurde er in 1929? Het was het welbekende moment van de beurskrach, de wereldwijde economische crisis. Maar het was ook het moment, zo schrijft Dufour in zijn boek La Cité perverse – ‘De perverse stad’ of ‘De verkeerde stad’10 – van een cruciale culturele transformatie, een verschuiving naar een constellatie die men tegenwoordig aanduidt met de termen ‘consumentisme’ en ‘consumptiemaatschappij’. ‘Liberalisme’ heeft bij Dufour een zeer specifieke inhoud: voor alles vat hij het op als bevrijding van de passies. En die bevrijding kent een lange geschiedenis. In een notendop komt ze hier op neer: in het midden van de zeventiende eeuw begint de Franse puriteinse filosoof Blaise Pascal te morrelen aan de klassieke Augustiniaanse verhouding van Goddelijke liefde en eigenliefde. De laatste krijgt dan zogezegd het voordeel van de twijfel. Vervolgens wordt die eigenliefde langzaamaan belangrijker, totdat de klassieke relatie geheel en al is omgekeerd. Dat gaat zo: begin achttiende eeuw bezingt de calvinistische arts en econoom Bernard de Mandeville in zijn befaamde Fable of the bees persoonlijke ondeugden als wegen die voeren naar algemeen nut: private vices, public benefits. Een halve eeuw daarna treedt econoom en theoloog Adam Smith in de voetsporen van Mandeville en maakt diens aanvankelijk nog met scepsis11 benaderde omkering respectabel. Via het fameuze The wealth of nations grondvest Smith het liberalisme als religie van de vrije markt, bestierd door een goddelijke ‘onzichtbare hand’. Private ondeugden, dat wil zeggen privébelangen, moeten de vrije hand hebben, want ze leiden tot publiek geluk. De omkering is volbracht: zelfliefde is voortaan de aardse route naar hemelse glorie. Maar daarmee is het verhaal nog niet compleet. Na de beslissende wending van Smith moet er nog een finale liberaliserende stap volgen, zo gaat Dufour verder, en die wordt op uiterst radicale wijze gezet door de roemruchte libertijnse auteur Markies de Sade. Hij maakte de perversie, dat wil zeggen de omkering, compleet, door in de literaire ruimte bepaalde elementen van het liberalisme tot het uiterste toe te spitsen, wat leidde tot de Sadeaanse notie van het ‘isolisme’, een extremistische combinatie van egoïsme en hedonisme. Het is deze duivelse mix die volgens Dufour sinds 1929 meer en meer ons leven is gaan bestemmen. En de teugels van deze sturing liggen in handen van de mondiale markt, die steeds inventiever en subtieler de ontbreidelde passies is gaan aanspreken, mobiliseren en exploiteren. Maar wat gebeurde er nu precies in 1929? Het volgende: ter promotie van sigaretten consumptie vindt er op Easter Sunday vlakbij Central Park in New York een zinnen prikkelende parade plaats van verleidelijke, sigaretten rokende vrouwen. Het spektakel is bedacht door father of spin Edward Bernays, directe familie van Sigmund Freud, wiens ideeën Bernays gebruikt. Het nieuwe is dat het nieuws is. Feitelijk behelst het evenement niets dan reclame, maar het is als nieuws vormgegeven. De pers is uitgenodigd. Centrale aandachttrekkende associatie is die van sensualiteit en emancipatie met sigarettengenot: de vrijgevochten, zinnelijke vrouwen roken osten- 38 Tijdschrift voor Rehabilitatie nummer 4, december 2012 © Tijdschrift voor Rehabilitatie & herstel nummer 4, december 2012 tatief hun torches of freedom. ‘Heel de nieuwe kapitalistische consumptiegeest valt aan deze inaugurele daad van Bernays af te lezen’, zo schrijft Dufour. En: ‘Het kapitalisme wist de grote crisis van 1929 niet anders te boven te komen dan door het genot te democratiseren, door Sadeaans te worden, of liever gezegd, rekening houdend met het heersende puritanisme, crypto-sadeaans.’12 En daarna gaat het snel. Onder meer met behulp van de pin-up wordt de verzinnelijkte consumptie gemobiliseerd. Alom worden lessen gegeven in ‘perversie’, dat wil zeggen behendig verpakte instructies voor ontremde driftbevrediging. En uiteindelijk gaat de televisie in deze Sadeaanse ‘opvoeding’ een sleutelrol vervullen: de entertainmentindustrie als disciplineringsinstantie. Maar, de puriteinse bodem blijft. Dufour spreekt van een double bind, ‘gasgeven en afremmen op hetzelfde moment’.13 Geniet volop, maar consumeer met mate. Zelfverwerkelijkingsregime De rokende amazone werd tot solitaire Marlboroughman. Onze huidige wereld is monadisch, we zijn een verzameling eilandjes in een oceaan van goederen. De mondiale markt maakt ons los, maar niet om ons te bevrijden. Hij ketent ons aan onze rollen van consument en flexwerker. Hij initieert en stimuleert de productie van precaire, akritische subjecten, zo schrijft Dufour, die openstaan ‘voor alle identiteitsfluctuaties’ en zodoende vatbaar zijn ‘voor alle commerciële vertakkingen’.14 De markt gebiedt ons onszelf te zijn, maar verlokt ons het omgekeerde te doen door het aanbieden van allerlei kunstmatige identiteiten. We dreigen speelbal te worden. Het laatmoderne subject wordt heen en weer geslingerd tussen megalomanie en haar tegendeel, depressie; het wordt gekenmerkt door ‘een subjectieve staat die tendeert naar een grensgesteldheid tussen neurose en psychose’ en ‘zit in toenemende mate gevangen tussen een latente melancholie (de veelbesproken depressie), de onmogelijkheid om in de eerste persoon te spreken, de illusie van almacht, en de vlucht vooruit in een vals zelf, een geleende persoonlijkheid of zelfs een meervoudige persoonlijkheid, die ruimschoots door de markt beschikbaar worden gesteld.’15 En dan zijn we weer terug bij Dehues plicht tot zelfbeschikking of zelfverwerkelijking. Die normativiteit is niet iets wat tegenover maatschappelijke gedragsdressuur staat, integendeel, ze is er het instrument van. De Engelse socioloog Nikolas Rose spreekt zodoende, in het voetspoor van Michel Foucault, van een ‘regime van het zelf ’, ‘technologieën van het zelf ’ en ‘technologieën van subjectificatie’. De begrippen autonomie, verantwoordelijkheid en zelfontplooiing, aldus Rose, zijn disciplineringsmiddelen, ze functioneren De stem van het symptoom Tijdschrift voor Rehabilitatie 39 © Tijdschrift voor Rehabilitatie & herstel nummer 4, december 2012 als instrumenten voor de sturing van gedrag, the conduct of conduct.16 Ons wordt zodoende constant voorgehouden onze dromen niet onvervuld te laten: Maak je wensen waar, spreek je talenten aan, haal eruit wat er – verborgen nog wellicht – inzit. Doe het nu. Verwerkelijk jezelf, en geniet! De belofte is groot, de druk is sterk, de mogelijkheden die de markt biedt zijn legio. Voor je het weet ben je speelbal geworden. Voor je het weet zit je in de tang. Dit ‘zelfverwerkelijkingsregime’ levert kennelijk een druk op die voor velen te groot is. Men gaat massaal gebukt onder stress, burnout, ADHD, oververmoeidheid, depressie, enzovoort. Volgens de World Health Organisation is er sprake van een ware depressiepandemie. Rond 2020, zo luidt de verwachting, zal depressie de tweede plaats innemen op de wereldranglijst van invaliderende ziekten. Opvallend is hoe het probleem door de WHO geformuleerd wordt: in termen van Disability Adjusted Life Years, dat wil zeggen ‘the sum of years of potential life lost due to premature mortality and the years of productive life lost due to disability’.17 Het gaat om levensverwachting, waarbij dit leven wordt bemeten op zijn productiviteit. Een veelzeggende bepaling, die onbedoeld een mogelijke hoofdbron van het probleem aanwijst: de mondiale mobilisering van het laatmoderne individu. Als die mobilisering mislukt en het individu hapert of stilvalt, wordt in de regel met behulp van de DSM het juiste label voor de stoornis gezocht – dus langs symptomatologische, ‘decontextualiserende’ weg – om vervolgens deze stoornis zo efficiënt mogelijk, dat heet zo snel en goedkoop mogelijk te bestrijden met technologische, ‘desubjectiverende’ middelen. ‘Decontextualiserend’: een grondige beschouwing van de onderhavige context blijft achterwege. ‘Desubjectiverend’: de stoornis komt als ervaring nauwelijks aan bod. ‘Symptomatologisch’: de symptomen verwijzen niet meer naar de stoornis, maar vallen ermee samen. Zich tegen deze dominante benadering teweer stellen, betekent dus pogen de stoornis aan het subject terug te geven. Dat wil niet zeggen: hem aan zijn lot overlaten, hem in zijn pathologische sop laten gaarkoken. Integendeel, het betekent juist dat dit ‘lot’ serieus wordt genomen, het behelst de poging zich met de specifieke aard daarvan in te laten. Men tracht dan, anders gezegd, het symptoom stem te geven. Tegengeluiden Die verdieping, als ik het zo mag noemen, kan men tegenwoordig vaak niet opbrengen. Dat heeft uiteraard economische redenen. Maar dat zijn niet de enige. En ik zou willen beweren, zoals ik al eerder deed, dat dit niet de belangrijkste zijn. Er zijn ook culturele redenen: ‘waarden en normen’, plichten en imperatieven, kortom de heersende moraal of het leidende ethos. Ten eerste: wat voor type individu of subject wordt binnen de huidige culturele constellatie geconstitueerd en gestimuleerd? Ten tweede: wat voor vormen van pathologie worden zodoende opgeroepen en benadrukt? En ten derde: hoe hangt de wijze waarop we met die pathologische verschijnselen omgaan samen met de dominante opvattingen over ‘het goede leven’? 40 Tijdschrift voor Rehabilitatie nummer 4, december 2012 © Tijdschrift voor Rehabilitatie & herstel nummer 4, december 2012 Het is hoog tijd dat de huidige context van de geestelijke gezondheidszorg vanuit die vragen onder de loep wordt genomen. En dat vinden inmiddels velen met mij. Op veel plaatsen – in Nederland, België, Denemarken, Duitsland, Groot-Brittannië en elders18– hebben zich recentelijk netwerken gevormd van mensen afkomstig uit psychiatrie, sociale wetenschappen en filosofie, die doende zijn zulke analyses handen en voeren te geven. Je zou kunnen zeggen dat er sprake is van een tegenbeweging contra de ‘DSMbilisering’ van de GGZ; of liever gezegd, van tegenbewegingen. Wat ze gemeen hebben is dat ze actief zijn vanuit een kritisch perspectief op de laatmoderne, ‘ultraliberale’ of ‘hyperliberale’ cultuur als geheel. Zulke kritische analyses kunnen begrijpelijk maken waarom en hoe bovengenoemde ‘verdieping’ tegenwoordig vaak achterwege blijft: niet alleen omdat het te veel kost of omdat bepaalde GGZ-tendensen het bemoeilijken, maar evenzeer omdat de patiënt of cliënt zelf zo ingesteld is, en dit laatste dan juist niet door zijn stoornis of ziekte, maar doordat hij of zij een laatmodern subject is, bestemd door een bepaalde moraal of een bepaald ethos. De ‘tijdgeest’ dus. Die is niet zo makkelijk grijpbaar, maar is zeer zeker niet schimmig. Integendeel, hij is maar al te concreet, want stimuleert of produceert bepaalde typen subjectiviteit, bepaalde wijzen om individu te zijn, en dus ook bepaalde wijzen om ‘gestoord’ te zijn. Vanuit Dufour gesproken is dit ‘gezonde’ dat wil zeggen gewenste individu een ondernemend, flexibel, mobiliseerbaar, ‘isolistisch’ wezen, dat neigt naar ‘een grensgesteldheid tussen neurose en psychose’. Als zijn functioneren hapert of stilvalt, geldt binnen het heersende perspectief dat er zo snel mogelijk reactivatie en remobilisering moet plaatsvinden. Wanneer je in Van Dale opzoekt wat het woord ‘rehabilitatie’ betekent, vind je – waar het mensen betreft – twee betekenissen: ‘herstel in eer en goede naam’ en ‘herstel van gezondheid, m.n. in zó’n mate dat de persoon in het productieproces kan worden ingeschakeld’. Van deze twee polen, ‘er weer mogen zijn’ en ‘weer kunnen meedoen’, krijgt de laatste vaak een dusdanige nadruk dat de eerste niet alleen stiefmoederlijk maar ook (indirect) vijandig wordt bejegend. En beurtelings wekt dat vaak weer de woede of wanhoop van degene die hulp vraagt in het hervinden van zichzelf maar hulp krijgt met dusdanig dwingende herstelmallen dat het hervinden omslaat in nog meer zelfverlies. Besluit: de stoornis als ervaring Tegen die dwingelandij, of algemener, tegen de corroderende tijdgeest, het ‘hyperactieve’ ethos van het ‘hyperliberalisme’, hebben we ons teweer te stellen. Wat de pathologie betreft betekent dit tijd nemen en gelegenheid scheppen voor het beluisteren van het persoonlijke, unieke verhaal van de stoornis als ervaring.19 Ervaring waarvan? Ervaring waarvanuit? Ervaring waartoe? In welke zin is deze ervaring niet alleen gevolg van omstandigheden en het ondergaan ervan maar ook reactie erop? Neem bijvoorbeeld depressie. Zijn de vertraging, ingekeerdheid en perspectiefloosheid die met dit fenomeen verbonden zijn mogelijk ook duistere rebellie tegen de De stem van het symptoom Tijdschrift voor Rehabilitatie 41 © Tijdschrift voor Rehabilitatie & herstel nummer 4, december 2012 hedendaagse hyperdynamiek, interactiviteit en ondernemingsgeest? Is het wellicht ook weigering, afwending, retraite? Dufour doet die suggestie enkele malen – overigens zonder haar uit te werken – en noemt de depressie-epidemie ‘een overduidelijk teken van verzet van het subject tegen de economie van de veralgemeende markt’.20 Uiteraard geldt dit niet voor alle depressies. We moeten niet alles over één kam scheren, maar juist scherper gaan onderscheiden. We dienen opnieuw te vragen wat ziek is en wat gezond, wat stoornis en wat vitale reactie. Niet vanuit een ‘kookboek’ gevuld met symptomenschema’s, maar vanuit de stem van de stoornis zelf, de stoornis als ervaring. Wat heeft deze te ‘zeggen’? Het beluisteren van die stem is niet alleen lastig gezien de genoemde ‘tijdgeest’, maar vergt ook nogal wat van de hulpverlener: diens positie wordt minder zeker, minder veilig. In zekere zin geschiedt met hem dus het omgekeerde van wat er met de hulpvrager gebeurt: de laatste zoekt veiligheid, vertrouwen, herstelruimte, een gelegenheid om zich te kunnen hervinden. Therapie wordt zodoende een gezamenlijk ‘waagstuk’. De Duitse filosoof Rolf Kühn, die met een fenomenologisch oog naar de therapeutische situatie kijkt, spreekt in dit verband van ‘intropathie’ en ‘conspiratieve alliantie’21 en doelt dan op het volgende: een waarlijk inleven door de hulpverlener wil zeggen een pact sluiten met de hulpvrager waarbij de hulpverlener zelf mede in het geding komt en de buitenwereld even ‘tussen haakjes’ wordt geplaatst, juist ook wat betreft het daarin vigerende ethos. Dat is bijzonder lastig. Maar we kunnen er niet langer omheen, gezien de frequentie, intensiteit en persistentie van allerlei hedendaagse ‘stoornissen’. Terug dus naar de verborgen bronnen van de stoornis. Terug naar de stem van het symptoom, onder het adagium, vrij naar Awater: ‘Luister maar, het zegt niet wat het zegt’.22 Wie het kookboek en de vragenlijsten loslaat, laat zich in met een waagstuk voor twee. Een con-spiratie. Toevalligerwijs geeft het motto dat Nijhoff destijds boven zijn fameuze gedicht plaatste treffend aan wat de ‘gestoorde’ hulpvrager eerst en vooral vraagt, maar slechts zelden echt ontvangt: Ik zoek een reisgenoot. In de geslaagde conspiratie reist men samen. Bert van den Bergh studeerde filosofie en psychologie aan de Universiteit van Amsterdam en is docent cultuurbeschouwing aan de Haagse Hogeschool, Academie voor European Studies & Communication Management. Verder is hij als promovendus verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, waar hij een proefschrift voorbereidt met de werktitel De malaise van de laatmoderniteit – Een cultuurfilosofische duiding van de ‘depressie-epidemie’. e-mail: [email protected] Noten 1 42 Zie voor 21minuten.nl 2005-2009 http://www.21minuten.nl/21minuten/index2.asp, World Database of Happiness http://www1.eur.nl/fsw/happiness/, Better Life Index/Life Satisfaction http://www.oecdbetterlifeindex.org/topics/life-satisfaction/, SCP/Burgerperspectieven http://www.scp.nl/Publicaties/Alle_publicaties/Publicaties_2012. Tijdschrift voor Rehabilitatie nummer 4, december 2012 © Tijdschrift voor Rehabilitatie & herstel nummer 4, december 2012 2 Duyvendak, J.W., Hurenkamp, M. (red.) 2004: Kiezen voor de kudde. Lichte gemeenschappen en de nieuwe meerderheid. Van Gennep, Amsterdam. 3 Zie bijvoorbeeld Mooij, A. 2006: De psychische realiteit. Psychiatrie als geesteswetenschap (3e herziene editie). Boom, Amsterdam; Ruelens, L. 2010: Naar een andere psychiatrie. Het rebelse denken van Jacques Schotte. Liberarte, Kessel-Lo. 4 Verhaeghe, P. 2009: Het einde van de psychotherapie. De Bezige Bij, Amsterdam, p. 119 ev; Horwitz, A.V., Wakefield, J.C. 2007: The loss of sadness. How psychiatry transformed normal sorrow into depressive disorder. Oxford University Press, Oxford/New York, p. 14. 5 Zie http://www.bps.org.uk/news/bps-concerns-about-overmedicalisation. 6 Zie http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2672/Wetenschap-Gezondheid/article/detail/2839159/ 2011/08/06/Normaal-gedrag-als-ziek-in-nieuw-psychologenhandboek.dhtml. Dehue, T. 2008: De depressie-epidemie. Over de plicht het lot in eigen handen te nemen. Augus7 tus, Amsterdam/Antwerpen. Dufour, D-R. 2011: L’individu qui vient après le libéralisme. Éditions Denoël, Parijs, p. 14. 8 9 ‘Oh, East is East, and West is West, and never the twain shall meet’, uit The Ballad of East and West van Rudyard Kipling. Zie http://www.bartleby.com/246/1129.html. 10 Verwijzing naar De civitate Dei (De stad van God) van Aurelius Augustinus. 11 Man Devil was de misprijzende bijnaam die Mandeville in zijn eigen tijd nog kreeg toegeworpen: zijn ideeën waren toen nog controversieel. Via Smith veranderde dat. Zie Dufour 2011: p.76. 12 Dufour, D-R. 2009: La cité perverse. Libéralisme et pornographie. Éditions Denoël, Parijs, p. 178, 180. 13 Dufour 2009: p. 322-323 14 Dufour, D-R. 2003: The art of shrinking heads. On the new servitude of the liberated in the age of total capitalism. Polity, Cambridge, p. 12. 15 Dufour 2003: p. 71. 16 Rose, N. 1998: Inventing our selves. Psychology, power and personhood (Second edition). Cambridge University Press, Cambridge, p. 2, 78, 186 en 150ff 17 Zie http://www.who.int/mental_health/management/depression/definition/en/. 18 Bijvoorbeeld: Studiegroep Fenomenologie & Psyche van het Gezelschap voor Fenomenologische Wijsbegeerte, http://gezfenw.blogspot.nl/; Werkgroep Psychiatrie en Filosofie van de Vlaamse Vereniging voor Psychiatrie, http://www.vvp-online.be/; het netwerk The Social Pathologies of Contemporary Civilization te Aalborg/Cork/Hull, http://www2.hull.ac.uk/fass/ socsci/news-and-events/social-pathologies-conference.aspx; het onderzoeksproject Emotional Experience in Depression: A Philosophical Study te Durham/Osnabrück, http://philosophyofdepression.wordpress.com/. 19 Iets wat overigens de eerder genoemde technologische interventies niet uitsluit. Ze komen alleen in een ander licht te staan en hebben zodoende een andere functie. 20 Dufour, D-R. 2007: Le divin marché. La révolution culturelle libérale. Éditions Denoël, Parijs, p.325/326. 21 Kühn, R. 1994: Existenz und Selbsaffektion in Therapie und Phänomenologie. Passagen Verlag, Wenen, p. 90-102. 22 Vrij naar de welbekende regel uit Nijhoffs gedicht Awater: ‘Lees maar, er staat niet wat er staat.’ Nijhoff, M. 1982: Verzameld werk - I. Bert Bakker, Amsterdam, p. 216. De stem van het symptoom Tijdschrift voor Rehabilitatie 43
© Copyright 2024 ExpyDoc