Onpartijdigheid van de deskundige Auteur: Dorine ten Brink, ICT-advocaat Het gebeurt met enige regelmaat – ook in de procedures die wij op kantoor voor onze cliënten voeren – dat de rechter op de voet van het bepaalde in art. 194 Rv. een deskundige benoemt. Lid 1 van dit artikel luidt: ‘De rechter kan op verzoek van een partij of ambtshalve een bericht of een verhoor van deskundigen bevelen. Het vonnis vermeldt de punten waarover het oordeel van deskundigen wordt gevraagd.’ Vervolgens bepaalt lid 2 van dit artikel: ‘De rechter benoemt bij vonnis of bij latere rolbeschikking een of meer deskundigen na overleg met partijen, met opdracht bij hem schriftelijk bericht in te leveren of aan hem mondeling verslag uit te brengen. Tegen deze benoeming staat geen hogere voorziening open.’ In art. 198 lid 1 Rv is vervolgens bepaald dat de deskundige die zijn benoeming heeft aanvaard, verplicht is de opdracht onpartijdig en naar beste weten te volbrengen. Hoe dit moet, is vastgelegd in de Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken (versie 3.7 van januari 2012). So far, so good, zullen veel (proces)partijen denken. Maar wat indien de deskundige die door de rechter wordt benoemd niet onpartijdig is? Of indien daarover in ieder geval bij een van de partijen gerede twijfel bestaat? Dit speelde in een recent arrest van de Hoge Raad. In zijn arrest van 2 mei 2014 (ECLI:NL:PHR:2014:83) (Hallmark) oordeelde de Hoge Raad dat een klacht over de onpartijdigheid van de door het Hof benoemde deskundige tijdig waren ingediend. Het hof werd op de vingers getikt. Voordat het hof zich op het deskundigenbericht had mogen beroepen, had het hof eerst de klachten moeten behandelen en had het hof moeten beoordelen of de twijfel over de onpartijdigheid terecht was. Wat was het geval? De casus De eisende partij in de procedure bij de Hoge Raad – we noemen hem voor het gemak ‘X’ – is ontwerper/uitvinder van een box waarin wenskaarten en andere voorwerpen, zoals foto’s en CD’s kunnen worden opgeborgen. Onderdeel van dit ontwerp is een gelaagde structuur, een zogeheten kleefkader. X had hiervoor in 1997 in Nederland octrooiaanvragen ingediend en hij heeft de woordmerken BEAUTIFUL MEMORIES en BLACKBOX laten deponeren. Hallmark houdt zich bezig met de productie en verkoop van onder meer wenskaarten en gedessineerde papierwaren. X en Hallmark hebben in 1998 een overeenkomst van opdracht gesloten. Daarbij heeft X zijn rechten op grond van de octrooiaanvragen en de woordmerken aan Hallmark verkocht en overgedragen tegen betaling van NLG 112.500,-- exclusief BTW. In de overeenkomst is verder bepaald dat Hallmark aan X een aanvullende vergoeding zal betalen voor het gebruik van de ontwerpen buiten Nederland/de Benelux. Daaraan gekoppeld is een verplichting van Hallmark om zich naar beste vermogen in te spannen dat het gebruik van de ontwerpen in zoveel mogelijk landen buiten Nederland zal plaatsvinden. Deze inspanningsverplichting is vastgelegd in art. 3.1 van de overeenkomst. X vordert in de procedure tegen Hallmark betaling van een bedrag van EUR 657.365,95. Deze vordering is gebaseerd op de stelling van X dat Hallmark toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van deze laatste verplichting: Hallmark zou zich onvoldoende hebben ingespannen om het gebruik van de ontwerpen buiten Nederland zoveel mogelijk te stimuleren. Hallmark heeft hiertegen verweer gevoerd. De rechtbank ‘s-Gravenhage heeft de vordering van X bij vonnis van 26 mei 2004 afgewezen. Daarna is X in hoger beroep gegaan bij het Hof ‘s-Gravenhage. Bij tussenarrest van 10 november 2009 heeft het hof geoordeeld dat Hallmark inderdaad in haar inspanningsverplichting van art. 3.1 van de overeenkomst tekort is geschoten. Vervolgens ging het om de vraag welke schade X als gevolg daarvan had geleden. Om dat te kunnen bepalen, heeft het Hof het noodzakelijk geacht dat een deskundige werd benoemd. Beide partijen mochten zich – overeenkomstig het bepaalde in art. 194 lid 2 Rv – uitlaten over de mogelijk te benoemen deskundige. Hallmark heeft toen de heer A als mogelijke deskundige genoemd. Daartegen heeft X toen geen bezwaren opgeworpen. Vervolgens heeft het hof aan partijen het voornemen bekend gemaakt de heer A tot deskundige te benoemen. Daarop klom X alsnog in de pen en maakte (gemotiveerd) bezwaar tegen de benoeming van de heer A tot deskundige, omdat de heer A Hallmark goed kent. Bij tussenarrest van 19 juli 2011 heeft het hof de bezwaren van X verworpen. Het hof heeft daarbij geoordeeld dat het op de weg van X had gelegen zijn bezwaren eerder naar voren te brengen en dat de vrees voor partijdigheid ongegrond is nu de deskundige heeft verklaard dat hij met geen van beide partijen een relatie heeft. Vervolgens wijst het hof – mede op basis van het rapport van de deskundige – in hoger beroep de vorderingen van X af. X klaagt bij de Hoge Raad over de gang van zaken rondom de deskundige en diens (on)partijdigheid. Met name heeft X grote bezwaren tegen de volgende overweging van het hof: ‘[eiser] stelt dat de deskundige tot en met 1993 bij Hallmark’s rechtsvoorgangster heeft gewerkt en dat Hallmark internationaal afnemer is van het bedrijf van de deskundige. Naar het oordeel van het hof is bedoeld dienstverband zo lang geleden geëindigd dat dat op zichzelf onvoldoende is om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de deskundige. Wel gaat het hof, als onvoldoende betwist, ervan uit dat vanuit het Amerikaanse Hallmark- 2 concern zaken zijn gedaan met het bedrijf van de deskundige. Het hof acht deze zakelijke relatie, zeker in combinatie met eerdergenoemd dienstverband, niet gelukkig. Het hof laat de laatste zin van pagina 14 en de pagina’s 16 tot en met 19, die volgens [eiser] suggestief zijn, buiten beschouwing, maar ziet onvoldoende redden om ook de pagina’s 1 tot en met 15, behoudens de laatste zin van pagina 14, buiten beschouwing te laten. Blijkens zijn eigen stellingen is [eiser] tijdens de bespreking met de deskundige, dus voordat het rapport werd opgesteld, reeds op de hoogte van voormelde zakelijke relatie, maar heeft hij toen niet verzocht een andere deskundige te benoemen. Voorts heeft [eiser] wat betreft de pagina’s 1 tot en met 15 van het deskundigenrapport niet concrete gesteld dat deze getuigen van partijdigheid.’ X meent dat het hof ten onrechte heeft overwogen dat X, nadat hij tijdens de bespreking met de deskundige, en dus voordat het rapport werd opgesteld, op de hoogte was gekomen van de zakelijke relatie tussen het bedrijf van de deskundige en onderdelen van het Amerikaanse Hallmark-concern, zijn bezwaren eerder naar voren had moeten brengen. De Hoge Raad doet in mijn ogen het enig juiste en verklaart deze klacht tegen het arrest van het hof gegrond. De Hoge Raad overweegt: ‘Bij de beantwoording van de vraag op welk moment een partij dient te klagen indien haar tijdens het deskundigenonderzoek feiten en omstandigheden bekend worden die haar doen twijfelen aan de onpartijdigheid van de deskundige, geldt als uitgangspunt dat de klacht tijdig is aangevoerd indien zij door die partij naar voren wordt gebracht in haar eerste gedingstuk nadat het rapport van de deskundige is gedeponeerd. Dit kan anders zijn wanneer de eisen van een goede procesorde meebrengen dat de klacht eerder moet worden aangevoerd. Daaromtrent heeft het hof echter niets vastgesteld. [eiser] heeft zijn (nieuwe) bezwaar tegen de deskundige naar voren gebracht in zijn eerste gedingstuk nadat het deskundigenrapport was gedeponeerd, en derhalve tijdig.’ Daarnaast klaagt X over het feit dat slechts enkele passages uit het rapport ter zijde zijn gesteld door het hof, maar het merendeel van de pagina’s gewoon is geaccepteerd en als basis heeft gediend voor het eindarrest van het hof, waarbij de vorderingen van X zijn afgewezen. Daarover oordeelt de Hoge Raad: ‘[eiser] heeft ter onderbouwing van zijn twijfel aan de onpartijdigheid van de deskundige onder meer gewezen op het hiervoor genoemde dienstverband van de deskundige en op de hiervoor vermelde zakelijke relatie. Daarmee heeft hij voldoende omstandigheden gesteld die, objectief beschouwd, twijfel kunnen rechtvaardigen aan de onpartijdigheid van deskundigen in de zin van art. 198 lid 1 Rv. Door te oordelen dat [eiser] bovendien concreet diende aan te geven dat de door het hof bedoelde passages van het rapport getuigen van partijdigheid van de deskundige, heeft het hof blijk gegeven van een onjuiste opvatting omtrent de terzake op een partij rustende stelplicht. Veelal is immers niet naar buiten kenbaar op welke plaatsen of op welke wijze het rapport van een deskundige is beïnvloed door diens (gestelde) partijdigheid. Het hof diende dus te beoordelen of voormelde twijfel gerechtvaardigd was, alvorens (onderdelen van) het deskundigenrapport aan zijn oordeel ten grondslag te leggen. Nu van die beoordeling uit de bestreden uitspraak niet blijkt, slaagt het onderdeel.’ Het eindarrest van het hof kan daarom niet in stand blijven en de zaak wordt naar het hof Amsterdam verwezen voor een nieuwe beoordeling van het hoger beroep. 3 Belang voor de praktijk De laatste jaren staat de onpartijdigheid van de deskundige behoorlijk in de belangstelling. Zo heeft Dineke de Groot in haar maar liefst 560 pagina’s tellende proefschrift ‘Het deskundigenadvies in de civiele procedure’, Kluwer Deventer 2008, uitgebreid aandacht gevraagd voor de onpartijdigheid van de deskundige. Ook door andere schrijvers is aandacht voor dit onderwerp gevraagd. Uit dit recente arrest van de Hoge Raad blijkt maar weer dat het hier niet om theoretische exercities gaat, maar dat het zeer wel denkbaar is dat een partij geconfronteerd wordt met een partijdige deskundige of in de mildere variant met een deskundige waarbij twijfel bestaat over diens partijdigheid. En dan hebben we het hier nog niet eens gehad over de deskundigheid van de deskundige. Dat is weer een verhaal apart … Dorine ten Brink heeft een gevarieerde procespraktijk in civiele zaken, waarbij zij bijzondere belangstelling heeft voor (nationale en internationale) arbitrages. Voor vragen over procedures bij de overheidsrechter of in arbitrage, kunt u bij haar en haar collega’s terecht: 010 – 440 64 50 of 06 – 22683380 / [email protected]. 4
© Copyright 2025 ExpyDoc