PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/20584 Please be advised that this information was generated on 2015-01-28 and may be subject to change. COPD COPD: longfunctie in de eerstelijn Prof.dr. H . Folgering klinisch fysioloog, Universitair Longcentrum D ckkerswald, Nijmegen J. de Vette huisarts, W ijchen Functiestoornissen bij CO PD worden gekenmerkt door een chronisch ver minderde doorgankelijkheid van luchtwegen met een geringe mate van reversibiliteit. Daarnaast bestaan er: hyperreactiviteit, hyperinflatie, elasticiteitsverlies en diffusiestoornissen. Met longfunctiemeting wordt de ernst van het C O PD vastgesteld (piekstroommeting heeft een zeer beperkte waarde). Voor diagnostiek en behandeling van COPD kan de huisarts een eensecondewaarde meten. Sleutelwoorden: C O P D , ‘f lo w vol ume'-curve, piekstroornmeting. et chronische, o b structieve longlijden (C O P D ) is een v erzam elterm voor chronische bronchitis en em fyseem. D eze groep lo n g aan d o eningen dient op grond van p a thofysiologie, behandeling en prognose onderscheiden te w o r den van het astma. Idachten van een patiënt over b e n a u w d h e id zijn een extreem slechte param eter van de ernst van de obstructie. Lichamelijk onderzoek geeft een iets b e te re indruk over de m ate waarin de longen o f luchtwegen zijn aangedaan. D e correlatie coëfficiënt (mate van overeenkomst; ideaal is 1, geen overeenkomst is 0) tussen de gekwantificeerde uitkomst van fysisch onderzoek en de mate van luchtw egobstructie bij C O P D patiënten is 0,45.1 Anamnese en lichamelijk onderzoek zeggen dus weinig over de functiestoornis. LUCHTWEGOBSTRUCTIE Er is een duidelijke correlatie tus sen de moifologie en de functionele u itin g van de lu c h tw e g o b structie. Pathologisch-anatomisch onderzoek van operatiepreparaten van longweefsel van patiënten die w erden geopereerd wegens een longtum or, liet zien dat de e e n secondewaarde (FEV^) is g eco rreleerd aan h e t aantal alveolaire septa dat perifere bronchioli o p en h o u d t. 2 H o e m eer septa kapot zijn (zoals bij emfyseem), hoe lager de F E V ^ E en ander o n d e rzoek biJ p atiënten m et lage FEVj-waarden beschrijft een toe- age bij T ijdsch r. v. H uisartsgeneeskunde, ja a rg a n g 12, nr. 4, ap ril 1995 name van w anddikte van b ro n chioli, w aardoor h e t lu m en in diameter was afgenomen. 3 Luchtwegobstructie kan berusten op vier m echanism en: spasme, zwelling van de mucosa> slijmophoping, en elasticiteitsverlies. Dit laatste fenomeen heeft vooral effect op de doorgankelijkheid van de perifere luchtw egen. O n d e r normale omstandigheden worden deze o p e n g eh o u d en door elasti sche weefselsepta, die radiaal aan deze bronchioli aanhechten en deze opentrekken, Wanneer deze septa hun elasticiteit h eb b en verloren, o f helemaal zijn verdw enen, zullen de perifere lnchtwegen nauwer worden. Vooral w an n eer geforceerd wordt uitgeademd (zoals bij een piekstroom m eting), zullen deze perifere luchtw egen w orden dichtgedrukt. Voordat dit gebeurt, zal in het allereerste begin van de expiratie een relatief hoge luchtstroomsterkte optreden door de compressie van luchtwegen, en daarm ee ook een hoge piekstroomwaarde, In de flow volum e-curve zien we dit teru g ais een piekje aan het begin van de geforceerde expiratie (onderbroken curve in fig. 2). Daarna komt pas de uiting van lu ch tw eg o b structie. Een piekstroommeter zal daardoor fo u tie f hoge waarden geven Een ander probleem is de nauw k eu rig h eid van de p iek stro o m m eter als m e etin stru m en t. D e m in i-W rig h t piekstroom m eter is fors alineair (fig. 1).4 Dit betekent 15 C OPD Mini-Wright piekstroommeter 50 patiënten 1000 c £ <D 0 E E o o w 0) 600: 400 ’ 200 CL - 1000 Pneumotachogram (i/min) HF/ULCN Figuur 1, Ffkgraftek van de mini-W right piekstroommeter, Deze meter is geijkt met een referentie-instrument: de pneumotachograaf. Onderzoek werd verricht bij 50 patiënten die door beide instrumenten bliezen, die in serie waren geschakeld, Elk symbool is êèn patiënt. De getrokken diagonale lijn is de identiteitslijn, waarbij de meetwaarden van beide instru menten gelijk zijn, In de hogere piekstroomwaarden (>500 l/min) kan de piekstroom, gemeten met de pneumotachograaf afnettien zonder dat de piekstm m m eter dit meet, Tussen de 400 en 600 l/m in geeft de m un-W right te hoge waarden aan, Onder 400 l/m in geeft de mini-W right weer iets te lage waarden aan. Getrokken curve: normaal; onderbroken curve: obstructief longlijden Stroomsnelheid (i/sec) 15 PEFR 10 " MEF50 MEF50 I 50% FVC HF/ULCN RV Uitgeademd volume (L) Figuur 2, Stroomsnelheid-volumecurve. D e stroomsterkte in de luchtwegen wordt uitgezet tegen het uitgeademde volume, De hoogste stroomsterkte die bereikt wordt, is de piekstroom. De M aximum Expirator)> Flow, wanneer nog 50% van de geforceerde vitale capaciteit moet worden uitgeademd , is de M E F S0, 16 dat de hoge piekstroom waarden worden onderschat; in de m id delste regionen w o rd t de piek stroom waarde o ver schat. De FEV 1 heeft daar aanzienlijk min der last van. Een klein instrument voor het m eten van F E V 1 is m o menteel voor een bedrag van on geveer ƒ 1 0 0 0 ,— (incl. B T W ) te verkrijgen. D it zou een stan daardinstrument in de huisarts praktijk m o eten zijn, net zoals een bloeddrukm eter o f een oorspiegel dat is. Een fraaie manier van vastleg gen van de ernst van de obstruc tie is het m eten van een flow volum e-curve (fig. 2). De piek stroom en de eensecondewaarde worden voor een belangrijk deel bepaald door de doorgankelijkheid van de grote luchtwegen. De stroomsterkte (= flow) op het moment dat nog 50% van de ge forceerde vitale capaciteit m oet worden uitgeadem d (MEF^()), wordt relatief sterker bepaald door de doorgankelijkheid van de kleinere, perifere luchtwegen. Bij C O P D zijn veelal deze perifere luchtwegen aangedaan. Veel au teurs m enen dat de M E F 5() een sensitieve parameter is voor vroe ge detectie van luchtwegpathologie; sommigen o n tk en n en dit weer. Longfunctiemeting is altijd een momentopname. H et longitudi naal vervolgen van de afname van de longfunctie van C O P D -p a tiënten geeft informatie over de prognose, die minstens zo be langrijk is. In longitudinaal o n derzoek is de afname van de FEVj bij gezonden ongeveer 20 tot 40 ml/jaar.5 R e c e n t o n d e r zoek van de vakgroep Huisarts- Bijlage bij Tijdschr. v. H uisartsgeneeskunde, jaargang 12, nr. 4. april 1995 COPD geneeskunde en het Universitair L ongcentrum D ekkersw ald in Nijmegen laat zien dat een ach teruitgang in longfunctie, over een aantal jaren, m e t een piekstroommeter niet is te detecteren (in druk). Voorspellende factoren voor een slechte prognose van ob structieve longaandoeningen zijn: hoge leeftijd, lage FEVj (uitge drukt als procenten van de no r male waarde), hypoxemie, cor pulmonale, doorgaan m et roken, het hebben van een andere aan doening dan astma, en een goe de respons van de FEV^ op steroïden.5. REVERSIBILITEIT Bronchospasme is een fenomeen dat vooral hoort bij astma, maar... ook bij C O P D w o rd t gezien. H et meten van de longfunctie 20 m inuten na het to edienen van een B-sym pathicom im eticum of 45 minuten na een anticholinergicum zegt iets over de bijdrage van de spasme aan de obstructie. Bij C O P D is een reversibiliteit op ipratroprium (Atrovent) vaak minstens zo goed, zo niet beter, dan die op een B-sympathicomimeticum. H ierm ee wordt de re versibiliteit van de obstructie ge m eten. H et Europees geaccep teerde criterium voor reversibili teit is: toenam e van de FEVj e n / o f FVC met 12% van de refe rentiewaarde (én m et m eer dan 200 ml ).6 O m niet geheel duidelijke redenen w ijk t de N H G Standaard C A R A ? aanzienlijk af van de norm en van de European R espiratory Society^ aangaande d c rev ersib iliteitsm etin g . Reversibiliteit is een begrip dat men over een korte termijn (20 - Lucht weg weerstand en FEV1 Wet van Ohm: P = stroomsnelheid x weerstand 1,4 cn 1 ,2 .. X 03 1 ,0 .. ’O c CO w 0,8 CL CD CD 0,6*0 .4 — 0,2 -+ 0,0 0 1 2 HF/ULCN 3 4 5 Stroomsnelheid (FEV^ l/sec) Figuur J. Relatie tussen eeusecondemarde en luchtwegweerstand. In dit zeer sterk vereenvoudigde model is de wet van O h m als basis genomen voor de relatie luchtwegweerstand en eensecondewaarde, D e wet van O h m zegt dat de drijvende druk (P) gelijk is aan het proditkt van weerstand en stroomsterkte (F E V }). D eze relatie is dus hyperbool. Wanneer in het bereik van de hoge F E V ^waarden verandering wordt gemeten} dan reflecteert dit maar een minimale veran dering in de luchtwegweerstand. Wanneer er in het lage bereik van de F E V ^ een kleine verandering wordt gemeten, dan is dat een weergave van een grote verandering in de luchtwegweerstand* 60 minuten) kan hanteren, maar ook over een langere p e rio d e (weken-maanden). Na een inten sieve behandeling van w eken tot maanden is het dus pas mogelijk uit te maken in welke m ate er echt sprake is van irreversibiliteit. Irreversibiliteit op korte termijn is geen reden tot therapeutisch nihi lisme. Hiervoor zijn twee redenen: 1 .Afwezigheid van k o rtd u re n d e reversibiliteit b e te k e n t dat op dat m om ent de obstructie niet wordt gedomineerd d oor spas me; mogelijk wel d o o r ontste‘ kingsco m p o n en ten o f d o o r elasticiteitsverlies. H e t kan dus goed zijn dat na b e h a n d e lin g van de o n ts te k in g sc o m p o n e n t (prednison 20-25 m g /d a g , ge- .tge bij Tijdschr. v. H u isartsg en eesk u n d e, jaarg an g 12, nr. 4, april ! 995 durende 2 tot 3 weken, daarna afbouwen), de obstructie ver m in d ert (lange-termijnsre versibili tei t), en dat daarmee ook de reversibiliteit op korte termijn weer terugkomt. 2 .Reversibiliteit wordt gem eten aan een stroomsterkteparameter van geforceerde expiratie (FEV j). Eigenlijk willen we geïnform eerd w orden over de luchtwegweerstand. Er bestaat een hyperbole relatie tussen de luchtwegweerstand en de luchtstroomsterkte (fig. 3). Bij hoge FE V j-w aarden reflecteert een verandering in deze eensecon dewaarde maar heel weinig ver an d erin g en in weerstand. Bij lage FEV I-w aarden daarente gen zal een zeer kleine venm - 17 COPD PRAKTISCHE PUNTEN Afkortingen Inspiratore Vitale Capaciteit Functionele Residuale Capaciteit = hoeveelheid lucht in de longen na een normale uitademing Residuaai Volume = hoeveelheid lucht in de longen na een maximale RV uitdeming TLC Totale Long Capaciteit = hoeveelheid lucht in de longen bij een maximale inademing FEV1 geForceerd Expiratoor Volume in 1 seconde (in liters) MEF50 Maximale Expiratore Flow, wanneer nog 50% van de geforceerde vitale capaciteit uitgeademd moet worden PEFR Peak Expiratory Flow Rate (= piekstroom). Hier uitgedrukt in liters/seconde. Uw piekstroommeter geeft liters/minuut. Om reken ingsfac tor: x 60 TICO Transferfactor van de long voor koolmonoxyde (CO) = 'diffusiecapaciteit’ PC20 ProvocatieConcentratie van histamine of methachoiine, waarbij een afname van 20% in FEV1 wordt bereikt. Histaminenevels van opklimmende concentraties worden gedurende twee minuten ingeademd, waarna een FEV1 wordt gemeten. IVC FRC dering in FEV^ uiting zijn van een grote verandering in lucht weg weerstand. Patiënten voe len dit heel duidelijk en melden dat ook. Een verbetering in FEVj van 0,9 naar 1,0 liter lijkt vrijwel irreversibel, maar is beslist nastrevenswaardig. Het is alleszins de moeite waard om medicatie voor te schrijven waarmee een dergelijke (kleine) verbetering gehaald kan worden. Chronische obstructie gaat vrijwel altijd gepaard m et hyperinflatie. De thorax staat in inspiratiestand. Dit fenomeen wordt versterkt, wanneer de elastische retractiekrachten van de long zijn afgenomen, zoals bij emfyseem. Dit kunnen we terugvinden in longfunctieparameters, zoals de verhoogde functionele residuale capaciteit (FRC) en het toegenomen residuale volume (RV). U kunt deze laten m eten in een longfunctielaboratorium. Een forse ‘irreversi- 18 bele’ obstructie met hyperinflatie is verdacht voor emfyseem. BRONCHIALE HYPERREACTIVITEIT Bronchiale hyperreactiviteit komt voor bij COPD-patiënten; het is echter veel minder frequent dan bij astma. Het vaststellen van hyperreactiviteit gebeurt door het meten van een histamine-of methacholinedrempel (hierbij wordt de Provocatie Concentratie bij een vermindering van 20 % vastgesteld in FEV 1 (PC20)). In het Vlaardingen-Vlagtwedde-onderzoek bleek dat hyperreactiviteit zowel bij rokende COPD-patiënten als bij ex-rokers ongeveer tweemaal zoveel voorkomt als bij nooit-rokers. Tachtig procent van de mensen met bronchiale hyperreactiviteit was symptoomvrij in deze open populatie. 8 In het SGO-onderzoek (Nederlands multicentrumonderzoek over behandeling van obstructieve longaandoeningen) bleek in de COPD-groep geen correlatie te # Meet met longfunctie de ernst van een C O P D . De huisarts dient over een instrument te beschikken waarmee híj een eensecondewaarde kan meten. # Wantrouw een piekstroommeter als meetinstrument, vooral bij patiënten met COPD, Een inventariserend longfunctieonderzoek (IVC, FRC , RPfJlow-volume, TICO, reversibiliteit) in een longfunctielaboratorium, waarbij de huisarts een interpretatie krijgt van de gemeten waarden, kan goed helpen de aard en de ernst van de problematiek van een COPD-patiënt in kaart te brengen. Speciaal bij lage waarden van FEV.{ is elke kleine verbetering die haalbaar is met medicatie altijd na strevenswaardig. Meten van F E V f o f PEFR, en het goed begeleiden van patiënten bij het blazen, is een gespecialiseerd werk. Praktijkassistenten zouden hiervoor een stage moeten lopen in een longfunctielaboratorium. bestaan tussen de P C 2Q-waarde en subjectieve klachten, m.a.w., de C O P D -patiënt voelt dus weinig van zijn hyperreactiviteit. Er was wel een duidelijke relatie tussen uitgangswaarde van FEVj en de P C 20: hoe ernstiger de luchtwegobstructie, hoe m eer hyperreactief de C O P D -p a tië n te n lijken te zijn.9 D e betekenis van bronchiale hyperreactiviteit voor de prognose van het ziektebeloop is vooralsnog onduidelijk, De piekstroomvariabiliteit is niet te gebruiken als param eter voor hyperreactiviteit bij COPD.9 EMFYSEEM Slappe longen is een van de ba siskenmerken van emfyseem. Ver- Bijlage bij Tijdschr. v. H uisartsgeneeskunde, jaarg an g 12, nr. 4, april 1995 COPD lies van longweefsel en verlies van elastische structuren doet de ‘com pliance’ (= meegaandheid) toenem en. Bij diffuus verspreid emfyseem is er een goede corre latie gevonden tussen de densiteit v a n het longweefsel, gem eten m et High Resolution C o m p u ter T o m o g r a p h y ( H R C T ) , en de compliance van het longparenchym, gemeten m et een oesophagusballonmethode.10 Bij een bulleus emfyseem is deze correla tie aanzienlijk minder. Bij emfyseem is de diffusiecapaciteit voor zuurstof afgenomen door de afname van h et alveolai re oppervlak. Dit kan aanleiding geven tot hypoxie bij inspanning. In het longfunctielaboratorium wordt de diffusie capaciteit geme ten met een zeer lage concentra tie koolmonoxyde (0,28%), de transferfactor (T1CO). D e corre latie m et de mate van post m o r te m aangetoonde ernst van het emfyseem is goed.H Bij de emfyseemdiagnostiek lijkt de diffusiem e tin g net zo sensitief als de compliance-meting. 12 De bepa- ling d u u rt 5 m inuten en is niet invasief; het is daarom een o n derzoek dat de huisarts bij een patiënt met C O P D goed kan aanvragen in een longfunctielaboratorium. Naast volledig longfunctieonderzoek (spirometrie, reversibili teit, flow volume-curve en diffusiemeting) b e h o o rt bij de dia gnostiek van het C O P D ook het maken van een thoraxfoto. H ier bij let m en op tekenen van bullae e n / o f fibrose, bronchiëctasieën, hartgrootte (cor pulm ona le), stand van ribben en diafrag ma en eventuele tum oren (rookanamnese). Verder is er vaak spra ke van m oeheid e n / o f dyspnée d ’effort; Hb-gehalte meten* Een en ander kan door de huis arts zelf worden uitgevoerd of worden aangevraagd op een longfunctielaboratorium o f röntgenafdeling. D e huisarts kan de C O P D -p a tië n t ook d oor de longarts laten beoordelen, in een eenmalig consult, m et therapieadvies. ■ LITERATUUR 1 Schayck CP van, Wecl C van, Harbers HJM, Herwaarden CLA van. Do physical signs re flect the degree o f airflow obstruction in pa tients with asthma or chronic obstructive pul monary disease? Scand J Prim H ealth Care 1991;9:232-8. 2 Lamb D, McLean A, Gillooly M , W arren PM, Gould GA, Macnee W R elation be tween distal airspace, bronchiolar attachments and lung function. Thorax 1993; 48: 1012-7. 3 Matsuba K, W right JL, Wiggs B R , Paré PD, Hogg JC. The changes in airways structure as sociated with reduced forced expiratory volu me in one second. Eur Respir J 1989; 2: 8349. 4 Folgering HTM , Brink W van de, Heeswijk O van, Herwaarden CLA van. A utom onito ring in obstructive lung disease; comparision of six peakflow meters. Eur Respir J 1993; 6 (suppi 17): 286. 5 Burrows B. Predictors of loss o f lung function and mortality in obstructive lung disease. Eur Respir J 1991; 5: 340-5. 6 Quanjer Ph, ed. Standardised lung function testing; official statement of the European R e spiratory Society. Eur Respir J 1993; 6 (suppl 16). 7 NHG-Standaard C A R A bij volwassenen: diagnostiek. Huisarts W et 1992; 35: 430-6, 8 Brand PLP, Rijcke B, Schoucen JP, K oeter GH, Weisse ST, Postma DS. Perception o f air ways obstruction in a random populatoin sample relationship to airways hyperresponsi veness in the absence of respiratory symptoms. Am Rev Respir Dis 1992; 146: 396-401. 9 Koeter GH, and the Dutch C N L S D Study (vervolg literatuur van pagina 10) Group. Relationship o f airways responsiveness to respiratory symptoms and diurnal peak LITERATUUR 1 2 3 flow variation in patients with obstructive air Don ip cling E, Schayck CP van, Grunsven ways disease. Am R ev Respir Dis 1991; 143: van, Herwaarden CLA van. Cara of astma PM van, Herwaarden CLA van, Akkermans 916-21. en COPD? Tijdschr v Huisartsgeneeskd R, MolemaJ, Folgering H TM , Weel C 1994; U: 621-4. van. Slowing the deterioration o f asthma Henley DC. Lung C T density correlates with NHG-Standaard CA RA bij volwassenen; and chronic obstructive pulmonary disease measurements o f airflow limitation and diffu behandeling. Huisarts Wet 1992; 35; 43743. observed during broncho dilator therapy by sing capacity. Eur Respir j 1991; 4: 141-6. Herwaarden CLA van, Dekhuijzcn P N R , prospective study. Ann Int Med 1993; 118: The diffusing capacity in pulmonary em phy Bast A, Weel C van. Oxidatieve belasting bij 770-8. sema. Am Rev Respir Dis 1974; 109; 391-4. Dekhuijzcn PNR, Schayck C P van, W ed C 5 adding inhaled corticosteroids. A four-year I I. Symonds G, Renzetti AD, Mitchell M M , teïne. Tijdschr v Huisartsgeneeskd 1994; 11: ler R R , Gibson N N , Evans KG, et al. C o m 753-6. parison of single breath carbon m onoxide dif Fcrguson GT, Cherniack R M . Manage fusing capacity and pressure-volume curves in ment o f chronic obstructive pulmonary dis- detecting emphysema. Am R ev R espir Dis ease. N EnglJ Med 1993; 328: 1017-22. £e 10 Gould GA, Redpath AT, Ryan M, Best JJTC, 12 Morrisson NJ, Abboud RT, R am adan F; M il COPD. Aangrijpingspunt voor N-acctylcys- 4 Brand PLP, Postma DS, Kerstjens H A M , © 1995 Mediselect bv, Amersfoort Tijdschr. v. H u isartsg en eesk u n d e, ja arg er ; 12, nr. 4, april 1995 1989; 139: 1179-87. 19
© Copyright 2024 ExpyDoc