Klik hier voor de achtergrond-paper inclusief

Biobrandstoffen: een ernstige bedreiging voor voedselzekerheid
Biobrandstoffen staan wereldwijd volop in de aandacht door de combinatie van hoge olieprijzen,
zorgen over energiezekerheid en angst voor klimaatverandering. Maar hoewel het in het begin zo
mooi leek, is het inmiddels duidelijk dat het Europese biobrandstoffenbeleid haar doel voorbijstreeft: klimaatwinst wordt nauwelijks behaald, terwijl het beleid wel een grote impact op
ontwikkelingslanden heeft.
Er werd in 2013 daarom in zowel de Raad als het Europees Parlement onderhandeld om de
oorspronkelijk 10%-norm voor hernieuwbare energie te verlagen. In de praktijk wordt deze norm
voornamelijk behaald door het gebruik van biobrandstoffen gemaakt uit voedselgewassen, wat een
grote impact op ontwikkelingslanden heeft. Een doorbraak leek mogelijk, maar helaas is dit niet
waargemaakt. Het Europees Parlement stemde voor een verlaging tot zes procent, maar de Raad
stemde tegen een voorstel van zeven procent1. Hierdoor is het op dit moment nog onduidelijk wat er
gaat gebeuren. Wel is duidelijk dat zolang de herziening van het Europese biobrandstoffenbeleid
uitgesteld wordt, ontwikkelingslanden nog steeds de negatieve gevolgen ondervinden.
Als een van de grootste economieën ter wereld speelt de Europese Unie (EU) een belangrijke rol bij
het stimuleren van alternatieven voor fossiele brandstoffen om de wereldwijde opwarming van de
aarde tegen te gaan. De EU neemt maatregelen om CO2-uitstoot te verlagen door bijvoorbeeld het
gebruik van hernieuwbare energiebronnen en biobrandstoffen uit te breiden.
Het is essentieel dat deze inspanningen niet in strijd zijn met de belangen van ontwikkelingslanden.
Voedselzekerheid, biodiversiteit en lokale bestaansmiddelen kunnen in gevaar komen door de grootschalige productie van biobrandstoffen ten behoeve van de Europese markt. Bovendien ligt het
gevaar van landroof op de loer. Daardoor dreigt de EU met het biobrandstoffenbeleid de eigen strijd
tegen armoede te ondermijnen.
Sinds 2012 is er meer aandacht voor de negatieve gevolgen van het Europese biobrandstoffenbeleid.
In dat jaar kwam de Europese Commissie met een voorstel om de negatieve impact van het biobrandstoffenbeleid te verminderen2. Helaas zijn het Parlement en de Raad het tot op de dag van
vandaag niet eens geworden, waardoor een herziening van het Europese beleid wordt uitgesteld.
Europese energiebeleid
In 2009 keurde de EU de Renewable Energy Directive (RED, Richtlijn Hernieuwbare Energie) goed.
Volgens de RED moet 20% van alle energie vóór 2020 afkomstig zijn van hernieuwbare bronnen en
moet in de transportsector minimaal 10% hernieuwbare energie worden gebruikt3.
Hoewel de RED een reeks duurzaamheidscriteria bevat om de impact op het milieu te verlagen –
minder uitstoot van broeikasgassen en behoud van biodiversiteit bijvoorbeeld – zijn er geen juridisch
bindende criteria voor sociale duurzaamheid in opgenomen. Er is één uitzondering: de Europese
1
http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?pubRef=-%2f%2fEP%2f%2fTEXT%2bREPORT%2bA7-20130279%2b0%2bDOC%2bXML%2bV0%2f%2fNL&language=NL
2
COM(2012) 595, Proposal for a directive of the European Parliament and of the Council amending Directive
98/70/EC relating to the quality of petrol and diesel fuels and amending Directive 2009/28/EC on the
promotion of the use of energy from renewable sources.
3
Directive 2009/28/EC of the European Parliament and of the Council on the promotion of the use of energy
from renewable sources.
Commissie moet rapporteren over de gevolgen van landgebruiksrechten, de beschikbaarheid van
levensmiddelen tegen betaalbare prijzen en de bredere ontwikkelingsimpact4.
Het gebruik van biobrandstoffen in de transportsector van de EU wordt bevorderd door duurzame
biobrandstoffen te subsidiëren. Elke lidstaat mag zelf bepalen hoe biobrandstoffen worden
gesubsidieerd. Dit gebeurt via nationale regelingen of vrijwillige regelingen die door de Europese
Commissie zijn opgesteld.
Europees ontwikkelingsbeleid
Circa 1 biljoen mensen lijden aan ondervoeding, dat is een op de zeven wereldwijd5. Stijgende
voedsel-prijzen door de plotselinge populariteit van biobrandstoffen zijn daarom een grote zorg.
Volgens schattingen van de FAO en de OESO worden door de concurrentie tussen voedsel en energie
basis-voedselprijzen in de komende tien jaar overal wereldwijd 20-50% hoger6. Dit zou betekenen
dat het aantal mensen in de wereld dat wordt bedreigd door voedselschaarste in 2015 bijna is
verdubbeld en dus niet gehalveerd zoals is geformuleerd in de millenniumdoelstellingen7.
De belangrijkste doelstelling van het Europese ontwikkelingsbeleid is om armoede te verminderen en
op lange termijn uit te roeien. De EU heeft toegezegd om op alle beleidsterreinen (dus niet alleen het
ontwikkelingsbeleid) rekening te houden met de doelstellingen voor ontwikkelingssamenwerking.
Deze toezegging is vastgelegd in het Werkingsverdrag van de EU8. Daarnaast heeft de EU toegezegd
om fundamentele mensenrechten – zoals het recht op voedsel – in verschillende internationale
verdragen te beschermen. Tevens streeft de EU naar voedselzekerheid voor iedereen9.
UnFair Politics
Het energiebeleid van de EU moet aansluiten bij de ontwikkelingsdoelstellingen en toezeggingen op
het gebied van mensenrechten. Dat is nu niet het geval. Het biobrandstofbeleid is incoherent met
het ontwikkelingsbeleid op het gebied van landroof, indirect landgebruik en voedselzekerheid.
Landroof
Een van de cruciale zorgen met betrekking tot biobrandstoffen is dat bevordering van gebruik ertoe
leidt dat landbouwgrond in ontwikkelingslanden wordt aangekocht door buitenlandse investeerders.
Productiekosten zijn daar namelijk veel goedkoper en er is veel meer grond voorhanden. De overname van grote stukken grond door buitenlandse investeerders in ontwikkelingslanden wordt 'land
grabbing' (landroof) genoemd10.
Landroof vindt voornamelijk plaats om landbouwgrond veilig te stellen voor de productie van
voedsel- en/of biobrandstofgewassen. Tot een derde van de gerapporteerde grondtransacties is
4
As stated in International Labour Organisation (ILO) conventions 29, 87, 98, 100, 105, 111, 138 and 182.
Jonathan A. Foley, et al. “Solutions for a Cultivated Planet,” Nature 478, (2011): 337.
6
OECD/FAO, Agricultural Outlook, 2007-2016 (2007).
7
C. Ford Runge and B. Senauer, How Biofuels Could Starve the Poor Foreign Affairs (May/June 2007).
8
http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:12012E/TXT, artikel 208: “De Unie houdt bij de
uitvoering van het beleid dat gevolgen kan hebben voor de ontwikkelingslanden rekening met de doelstellingen
van de ontwikkelingssamenwerking.”
9
Gemeenschappelijke verklaring van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het
kader van de Raad, het Europees Parlement en de Commissie betreffende het ontwikkelingsbeleid van de
Europese Unie: “De Europese consensus”. 2006/C 46/01.
10
J. von Braun and R. Meinzen-Dick, ‘’Land grabbing’ by foreign investors in developing countries: risks and
opportunities’, International Food Policy Research Institute (IFPRI), Washington, USA, 2009.
5
bestemd voor de levering van biobrandstofgewassen aan de EU en China11. Landroof heeft allerlei
negatieve gevolgen. Door de overname van landbouwgrond worden lokale boeren vaak van hun land
verdreven, waardoor hun bestaansmiddelen worden afgenomen. Bovendien wordt de lokale
ecologische duurzaamheid bedreigd.
Naast de sociale gevolgen is ook de ecologische duurzaamheid van bodem- en waterbronnen in het
geding. Door intensieve landbouwproductie kunnen de biodiversiteit, water- en bodembronnen
worden bedreigd. Buitenlandse investeerders zijn door hun korte termijnvisie vaak weinig
geïnteresseerd in deze problematiek. Daarom is het belangrijk om een gedegen milieueffectrapportage uit te voeren waarmee niet alleen wordt gekeken naar de lokale effecten, maar ook
rekening wordt gehouden met externe gevolgen voor de bodem, water, de uitstoot van broeikasgassen en de biodiversiteit.
Op dit moment is er in het kader van RED alleen rapportageplicht over sociale duurzaamheidscriteria
op basis van de verschillende ILO-conventies. Dit is onvoldoende, omdat er geen rekening wordt
gehouden met wat er daadwerkelijk gebeurt op de plantage. Landroof wordt dus niet aangepakt,
sociale duurzaamheid wordt niet gegarandeerd en concrete bescherming tegen uitbuiting van
arbeidskrachten op biobrandstofplantages wordt niet gewaarborgd.
In ontwikkelingslanden heeft landroof enorme gevolgen voor de ontwikkeling van de middelen van
bestaan voor lokale gemeenschappen. Zonder passende criteria voor sociale duurzaamheid vormen
de landrechtenschendingen en sociale problemen een risico voor ontwikkelingslanden. In 2013 heeft
het Europees Parlement ook gestemd over een voorstel om landroof in de biobrandstoffen industrie
te voorkomen. Dit voorstel heeft het helaas niet gehaald. Hierdoor blijft landroof een groot probleem
in ontwikkelingslanden.
(I)LUC en voedselzekerheid
Naast de sociale gevolgen voor de lokale bevolking kan landroof ook leiden tot (indirecte)
verandering in landgebruik ((I)LUC, Indirect Land Use Change). Het Planbureau voor de Leefomgeving
schat dat in totaal 200.000-300.000 km2 aan grond nodig is om de doelstelling van 10% biobrandstof
te halen (directe verandering in landgebruik). Dit staat gelijk aan de totale oppervlakte van het
Verenigd Koninkrijk12. Volgens schattingen zal onder de RED in feite 41.000-69.000 km2 (bijna tweemaal de oppervlakte van België) aan natuurlijke ecosystemen worden omgezet in akkerland ten
gevolge van ILUC13. Het is echter niet duidelijk welk gedeelte van dit gebied in de verschillende
Europese lidstaten ligt en hoeveel land buiten de EU wordt getransformeerd. De geïmporteerde
biobrandstoffen zijn vooral afkomstig uit de Verenigde Staten, Latijns-Amerika en Azië, maar
concrete cijfers kunnen nog niet worden gegeven.
Verandering in het landgebruik door de stijgende vraag naar biobrandstoffen heeft grote gevolgen
voor de voedselzekerheid, lokale bestaansmiddelen en de natuurlijke hulpbronnen. Natuurlijke
bossen worden gekapt om ruimte te maken voor suikerrietplantages voor biobrandstof (directe
verandering in landgebruik), of voedselgewassen worden vervangen door biobrandstofgewassen
(indirecte verandering in landgebruik, omdat nieuwe grond in beslag wordt genomen voor
voedselteelt).
11
Friends of the Earth, ‘Africa: up for grabs. The scale and impact of land grabbing for agrofuels’, Nigeria, 2010.
BirdLife International, European Environmental Bureau, Fern, Friends of the Earth, Oxfam and Transport &
Environment, ‘Biofuels, handle with care. An analysis of EU biofuel policy with recommendations for action’,
Brussels, 2009.
13
ActionAid, BirdLife International, ClientEarth, European Environmental Bureau, Fern, Friends of the Earth,
Greenpeace, Transport & Environment and Wetlands International, ‘Driving to Destruction: the impact of
Europe’s biofuel plans on carbon emissions and land’, Brussels, 2010.
12
Door verandering in landgebruik neemt niet alleen voedselzekerheid af, maar stijgt ook de uitstoot
van broeikasgassen, omdat bossen worden gekapt. Daarnaast wordt schade aan het milieu veroorzaakt door de verbouw van biobrandstoffen. Waterbronnen worden uitgeput en de omgeving
vervuild14. Hoewel er op dit moment nog geen rekening wordt gehouden met de effecten van
(in)direct verandering van landgebruik, heeft het Europees Parlement in 2013 een voorstel
aangenomen waardoor hier vanaf 2020 rekening mee gehouden moet worden.
Voedselprijzen
Uit een onderzoek van de IFPRI uit 2009 bleek dat door het gebruik van biobrandstoffen de voedselprijzen met 25-30% zijn gestegen15. Zoals eerder is opgemerkt, houdt de productie van voedsel- en
brandstofgewassen op een onnatuurlijke manier verband. ActionAid meldt dat tussen 2007 en 2009
een aanzienlijk deel van de wereldwijde gewassen werd gebruikt voor biobrandstoffen, zoals suikerriet (20%), plantaardige olie en ruwe granen (9%)16.
Door de toegenomen vraag naar dergelijke voedselgewassen als bron voor biobrandstoffen stijgen
de prijzen voor deze gewassen. Dit betekent dat het voor mensen duurder wordt om voedsel te
kopen. De VS verlenen bijvoorbeeld subsidies voor de maisproductie om de productiedoelstellingen
voor ethanol te halen, waardoor in de hele wereld de maisprijzen zijn gestegen. Ook voor de EU
voorspelt ActionAid dat de prijzen voor grondstoffen zoals tarwe en suiker tot 2020 met maar liefst
15% tot 20% kunnen stijgen als gevolg van het biobrandstofbeleid van de Europese Unie17. Bovendien neemt ook de strijd om natuurlijke hulpbronnen zoals grond en water toe door de gestegen
vraag naar biobrandstoffen18.
De gevolgen van de productie van biobrandstoffen op voedselzekerheid zijn contextafhankelijk en
verschillen per gewas, technologie en de kenmerken van het land zelf. Volgens de FAO kunnen de
gevolgen voor grondgebruik en voedselzekerheid tot een minimum worden beperkt wanneer
energieproductiesystemen beter worden geïntegreerd en biobrandstoffen van de tweede generatie
verder worden ontwikkeld19. Biobrandstoffen van de tweede generatie worden gemaakt uit biomassa, zoals grassen die kunnen worden geteeld op marginaal en droog land. Het belangrijkste is
echter dat ze niet concurreren met voedselgewassen. Niet alleen moet worden beoordeeld of deze
gewassen economisch haalbaar zijn, maar ook wat onder 'marginaal land' valt. Veel land dat onbruikbaar en verlaten lijkt, vormt in feite een belangrijke inkomstenbron voor kwetsbare huishoudens.
In 2013 heeft het Europees Parlement een voorstel aangenomen waardoor van de 10% hernieuwbare energie in de transportsector, er nog maar maximaal 6% uit de eerste generatie biobrandstoffen
gewonnen mag worden. De Raad heeft echter tegen een voorstel van 7% gestemd. Hierdoor is het
onduidelijk wat er precies gaat gebeuren. Herziening van de RED gaat hierdoor veel vertraging
oplopen en ontwikkelingslanden blijven dagelijks de gevolgen van dit schadelijke beleid ondervinden.
Het nieuw gekozen Parlement en de nieuwe Commissie hebben geen tijd meer te verliezen: het
biobrandstoffenbeleid moet zo snel mogelijk worden herzien. Het is de hoogste tijd voor actie!
14
CFSI (2012) Are our cars running on empty stomachs?
BirdLife International, European Environmental Bureau, Fern, Friends of the Earth, Oxfam and Transport &
Environment, ‘Biofuels, handle with care. An analysis of EU biofuel policy with recommendations for action’,
Brussels, 2009.
16
ActionAid, ‘Fuel for thought. Addressing the social impacts of EU biofuels policies’, Brussels, 2012.
17
ActionAid, ‘Fuel for thought. Addressing the social impacts of EU biofuels policies’, Brussels, 2012.
18
C. F.Runge, ‘How biofuels could starve the poor’, YaleGlobal Online Magazine, 2007.
19
FAO, ‘Biofuels and food security’, FAO, 2011.
15
Fair Politics now!
De bevordering van eerste generatie biobrandstofproductie onder de RED leidt tot landroof en
voedselschaarste, waardoor ontwikkeling ondermijnd wordt. Het is van belang dat de Raad en het
Parlement het eens worden over een verlaging, of zelfs het loslaten, van de 10%-norm voor hernieuwbare energie. Daarnaast moet het criterium voor sociale duurzaamheid juridisch bindend
worden voor alle bedrijven die biobrandstoffen produceren. Dit zal bijdragen aan een fair Europees
biobrandstoffenbeleid dat juist een positieve bijdrage levert aan ontwikkeling.
Beleidsaanbevelingen





De Europese Unie moet afzien van de doelstelling dat in de transportsector 10% hernieuwbare energie moet worden gebruikt. Dit leidt tot landroof in ontwikkelingslanden, dat ten
koste gaat van armoedebestrijding en voedselzekerheid.
De Europese Unie moet landroof aanpakken door de huidige duurzaamheidscriteria uit te
breiden met sociale standaarden. Dit criterium moet juridisch bindend zijn.
De Europese Unie moet in de Richtlijn hernieuwbare energie (RED) rekening houden met de
effecten van(I)LUC ((in)directe verandering in landgebruik). Met de richtlijn mogen de
verlaging van CO2-uitstoot en de wereldwijde voedselzekerheid niet worden ondermijnd.
Tijdens het monitoren en evalueren van de RED moet specifiek aandacht worden geschonken
aan de gevolgen van de Europese doelstellingen voor biobrandstoffen op voedselzekerheid
en biodiversiteit in ontwikkelingslanden.
De Europese Unie moet meer inzetten op gebruik van tweede (uit biomassa) en derde (uit
algen) generatie biobrandstoffen. De productie van deze biobrandstoffen heeft minder effect
op de voedselzekerheid in ontwikkelingslanden.