arbeidsmarktanalyse in opdracht van fonds collectieve belangen

ARBEIDSMARKTANALYSE
IN OPDRACHT VAN
FONDS COLLECTIEVE BELANGEN
KARTONNAGE EN FLEXIBELE
VERPAKKINGEN
AWVN, Peter Prakken, Mei 2014
Inhoud
Inleiding ................................................................................................................................................... 2
Hoofdstuk 1 ............................................................................................................................................. 4
Ad 1a. Economisch perspectief ........................................................................................................... 4
Ad 1b.Arbeidsmarkt ............................................................................................................................ 4
Ad 1c. Huidige projecten ..................................................................................................................... 6
Hoofdstuk 2 ............................................................................................................................................. 9
Ad 2a. Toekomst: economisch perspectief ......................................................................................... 9
Ad 2b. Verwachte uitstroom door pensioneringen .......................................................................... 10
Ad 2c. Grootste knelpunten in de sector .......................................................................................... 10
Ad 2d Maatregelen die de sector het beste kan treffen ................................................................... 13
Bijlage: lijst van geïnterviewden............................................................................................................ 15
1
Inleiding
De sector Kartonnage en Flexibele Verpakkingen is een sector die alle kenmerken heeft van de
traditionele maakindustrie. Bedrijven produceren herkenbare (verpakkings)producten met behulp
van de inzet van machines en mensen. Het is een industrie met wortels die liggen in de tijd dat er
met behulp van wind- en waterkracht papier werd gemaakt. Door continue aanpassingen in
technologie, productieprocessen en ontwikkeling van mensen tracht de sector om optimaal op de
vraag uit de markt en op nieuwe omstandigheden in te spelen.
De sector is grofweg in twee typen organisaties onder te verdelen:
Kartonnagebedrijf
Het ver- en bewerken van karton (massief-, golf-, vouw-, honingraatkarton en rondkartonnage) tot
eindproducten en halffabricaten, waaronder verpakkingen, displays, mappen, ordners en andere
gebruiks- en verbruiksgoederen.
Flexibele Verpakkingenbedrijf
Het ver- en bewerken van flexibele kunststoffilm (thermoplasten), aluminiumfolie en biologisch
afbreekbare kunststoffen (kunststoffilm) tot verpakkingen, dit in de ruimste zin van het woord. De
volgende processen, echter niet uitsluitend, worden toegepast: flexodruk, diepdruk, offset en digitale
druk. Snijden, buigen, stansen en (be)plakken.
Verscheidenheid in verpakkingen
De verscheidenheid van de Nederlandse samenleving en het Nederlandse bedrijfsleven weerspiegelt
zich in het zeer brede aanbod van kartonnages en flexibele verpakkingen. Elke productlijn en elk
marktsegment vergt een op zichzelf staande verpakkingsstrategie en deze ontwikkeling werkt door in
de heterogene structuur van de branche.
De sector streeft naar een bedrijfstak waar medewerkers veilig en gezond kunnen werken, die
verantwoord geproduceerde verpakkingen op de markt brengt en daarmee een actieve bijdrage
levert aan het tegengaan van (voedsel)verspilling. Het besparen van energie in het productieproces
en het inzetten van zoveel mogelijk hernieuwbare en recyclebare verpakkingsmaterialen is daar
onder andere onderdeel van.
De Stichting Fonds Collectieve Belangen Kartonnage- en Flexibele Verpakkingenbedrijf (afgekort
FCB) is een paritair fonds waarbinnen vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers
samenwerken. Het bestuur van FCB wordt gevormd door vertegenwoordigers uit de volgende
organisaties:



Koninklijke Vereniging van Nederlandse Fabrikanten van Kartonnages en Flexibele Verpakkingen:
Kartoflex
FNV Kunsten, Informatie en Media: FNV KIEM
CNV Vakmensen (v/h CNV Bedrijvenbond)
Het Fonds Collectieve Belangen in de sector Kartonnage en Flexibele Verpakkingen (FCB) wil een
bijdrage leveren aan de continuïteit van de sector en stimuleert vanaf 2012 een brede aanpak. Hierin
heeft niet alleen het subsidiëren van scholingsactiviteiten en het stimuleren van werkgelegenheid
een plaats, maar is het fonds zich ook actief gaan bezighouden met het initiëren en stimuleren van
2
vernieuwende activiteiten op het gebied van arbeidsmarkt, arbeidsomstandigheden,
medezeggenschap en HRM-beleid.
In het Sociaal Akkoord (11 april 2013) hebben Kabinet en Sociale partners in de Stichting van de
Arbeid afspraken gemaakt over een structurele aanpak van de Nederlandse economie en
arbeidsmarkt, met als doel zoveel mogelijk mensen een eerlijke kans te geven op werk en
economische zelfstandigheid. Hierbij staat het bieden van werkzekerheid en het voorkomen van
werkloosheid centraal. Op korte termijn betekent dit het overbruggen van de crisis. Op langere
termijn is het als gevolg van de vergrijzing noodzakelijk dat alle mensen die kunnen werken op de
arbeidsmarkt ook ingezet worden. Dit onder andere door te zorgen voor gezonde en goed
geschoolde werknemers.
Het kabinet stelt 600 miljoen euro beschikbaar om in de periode 2013-2015 maatregelen, vervat in
sectorplannen, te co financieren om daarmee een bijdrage leveren aan het behoud van
werkgelegenheid, het voorkomen van werkloosheid en verbetering van de arbeidsmarkt.
Dit rapport is tot stand gekomen na interviews met diverse werkgevers uit de sector, met de
vertegenwoordigers van het bestuur van FCB, vertegenwoordigers van de Koninklijke Vereniging van
Nederlandse Fabrikanten van Kartonnages en Flexibele Verpakkingen ( Kartoflex) en met een selectie
van vertegenwoordigers van de werknemers.
Koninklijke Kartoflex is dé branchevereniging van fabrikanten van kartonnages en flexibele
verpakkingen in Nederland. De vereniging telt circa honderd actieve leden.
Het sectorplan wordt ingediend met als doel de sector zo te equiperen opdat de sector ook in de
toekomst gezond kan blijven. De opbouw van het rapport is als volgt.
In hoofdstuk 1 wordt een schets gegeven van de huidige situatie. Wat is het economisch perspectief,
hoe ziet de arbeidsmarkt binnen de sector eruit, welke initiatieven lopen er onder meer op de
gebieden van om/bijscholing?
Hoofdstuk 2 gaat in op de toekomst. Wat zijn de economische vooruitzichten en wat is de verwachte
uitstroom aan medewerkers in de komende jaren? Wat zijn de belangrijkste knelpunten waar de
sector mee kampt en welke maatregelen zou de sector kunnen nemen om - gelet op de eerder
geschetste ontwikkelingen - succesvol te kunnen blijven opereren?
In de bijlage zijn de namen opgenomen van de verschillende deelnemers aan de
gesprekken/interviews.
3
Hoofdstuk 1
Ad 1a. Economisch perspectief
Internationalisering heeft er de afgelopen jaren toe geleid dat de buitenlandse concurrentie voor de
Nederlandse verpakkingsindustrie is gegroeid. Een specifieke uitdaging is de gesubsidieerde
concurrentie uit nieuwe EU-landen; met EU-subsidies zijn er in andere landen nieuwe concurrenten
ontstaan. Als de internationalisering nog verder doorzet zal dit leiden tot een ander speelveld: er
komen nieuwe spelers op de markt. Dit zijn overigens niet alleen buitenlandse partijen, maar
mogelijk ook grafimedia ondernemingen die geïnteresseerd zijn in verpakkingen.
De industrie voor kartonnages en flexibele verpakkingen heeft te maken met steeds meer Europese
wetgeving. Daar komt bij dat Nederland gewoonlijk voorop wil lopen bij de invoering van die
wetgeving, met soms nadelige gevolgen voor de sector.
Ad 1b.Arbeidsmarkt
Binnen de sector zijn thans 120 ondernemingen werkzaam met in totaal circa 4.125 medewerkers.
Het aantal bedrijven werkzaam in de sector toont een lichte daling:
Ultimo 2011
Ultimo 2012
Ultimo 2013
132
125
120
Het aantal werknemers is ook dalende:
Ultimo 2008
Ultimo 2009
Ultimo 2010
Ultimo 2011
Ultimo 2012
Ultimo 2013
5.538
5.126
5.234
4.874
4.170
4.125
Later dit jaar zal de organisatie Tetra Pak haar activiteiten in Moerdijk sluiten en dat leidt tot verlies
van circa 215 arbeidsplaatsen. Tetra Pak verklaart de sluiting van de vestiging in Moerdijk door te
wijzen op een zwakke vraag naar kartonnen drankverpakkingen en een alsmaar groeiende
concurrentie.
De verwachting voor de sector (komende 2-3 jaren) is dat het aantal werknemers zeker niet zal
stijgen. De meeste werkgevers verwachten een stabiel dan wel licht dalend aantal werknemers.
Leeftijdsopbouw (cijfers zijn van pensioenuitvoerder PGB)
De sector vergrijst:
Jonger dan 35 jaar
Ouder dan 50 jaar
2000
35%
26%
2011
17%
37%
4
2013
19%
38%
De leeftijdsopbouw ziet er als volgt uit (peildatum 31-12-2013):
Leeftijd
Jonger dan 25 jaar
26 t/m 35
36 t/m 45
46 t/m 55
56 t/m 65
TOTAAL
Aantal
164
606
1.115
1.504
736
4.125
% van totaal
4%
15%
27%
36%
18%
Vergelijking leeftijdsopbouw Kartoflex bedrijven (ultimo 2013 / ultimo 2009)
Kartoflex 2013 t.o.v. 2009
Verschuiving leeftijdsopbouw
Als we kijken naar de totale leeftijdsopbouw per ultimo 2013, dan zien we de meeste werknemers in
de leeftijdscategorieën 36-45 jaar( 27 %) en 46-55 jaar ( 36 %).
De leeftijdsverdeling is in de jaren 2009-2013 verder verschoven.
Het aandeel werknemers onder de 25 jaar bedroeg in 2009 nog 7% , dat is per ultimo 2013 nog maar
4 %.
Het aandeel werknemers in de leeftijdscategorie 26-35 was in 2009 17% en nu nog maar 15 %.
De grootste verschuiving heeft zich echter voorgedaan bij de leeftijdscategorie 56-65 jaar. In 2009 zat
dat op circa 12 % , per ultimo 2013 is dat 18 % !
5
Vergelijking Kartoflex met werkende beroepsbevolking ,2012 ( industrie en totaal)
Als de leeftijdsopbouw per ultimo 2013 wordt vergeleken met de sector Industrie en de Nederlandse
arbeidsmarkt, dan ontstaat het volgende plaatje:
Figuur 2: Kartoflex, industrie* en alle werknemers, 2013
* 2011 is de meest recente waarneming.
Ook uit bovenstaande figuur leiden we af dat de sector Kartonnage en Flexibele Verpakkingen een
relatief sterk vergrijzende sector is, zowel in vergelijking met de totale actieve beroepsbevolking als
met als met de als vergrijsd bekend staande sector Industrie.
Ad 1c. Huidige projecten
De stimuleringsregeling Bedrijfsopleidingstrajecten (SBK regeling)
Werkgevers en vakbonden hebben het FCB opgericht om scholing en ontwikkeling in de sector
kartonnage- en flexibele verpakkingen te stimuleren. FCB doet dit om de vakbekwaamheid van
werknemers te bevorderen om daarmee de kwaliteit van de producten te vergroten. Instrumenten
die daarvoor worden ingezet zijn bijvoorbeeld de subsidieregeling voor opleidingen en cursussen.
Werkgevers en werknemers kunnen hiervan gebruik maken.
De huidige stimuleringsregeling biedt aan werkgevers en werknemers de mogelijkheid om een deel
van de kosten van een opleidingstraject vergoed te krijgen (25%). Opleidingstrajecten die voor
vergoeding in aanmerking komen hebben betrekking op het bevorderen van de vakbekwaamheid
van medewerkers. Deze vakbekwaamheid moet breed worden geïnterpreteerd: zowel
opleidingstrajecten die betrekking hebben op de uitoefening van de huidige functie, als trajecten die
zijn gericht op een andere functie binnen of buiten de sector.
De cursussen en opleidingstrajecten waarvoor subsidie is aangevraagd zijn divers van aard, maar
lijken in het algemeen weinig raakvlakken te hebben met het versterken van de bredere
inzetbaarheid van werknemers.
In 2013 is de Stimuleringsregeling weer expliciet onder de aandacht gebracht en zijn alle werkgevers
die zijn aangesloten bij de werkgeversvereniging in detail geïnformeerd over de regeling en de
diverse mogelijkheden.
6
Binnenkort wordt het mogelijk om via de website subsidies aan te vragen en is de procedure
vereenvoudigd. Recentelijk is ook besloten dat die opleidingen die specifiek gericht zijn op vak
matigheid en inzetbaarheid (binnen en buiten de sector) voor 50 % (ipv 25%) voor vergoeding in
aanmerking komen. Hiermee wordt in de tweede helft van 2014 gestart. In de tabel hieronder zijn de
actuele cijfers opgenomen.
Aantal deelnemers
Aanvragende
bedrijven
Aangevraagd
Toegekende subsidie
2011
954
29
2012
709
27
2013
637
26
€ 623.452
€ 136.813
€ 387.423
€ 92.133
€ 338.528
€ 85.382
Jaarlijks budget
€ 180.000
€ 180.000
€ 180.000
Scholingsadviseurs
FCB is in 2013 een pilot gestart waarbinnen scholingsadviseurs actief bedrijven benaderen om met
zowel werkgevers als werknemers te spreken over inzetbaarheid, scholing en ontwikkeling. Het doel
is beide partijen bewust te maken van het belang, te wijzen op mogelijkheden en te ondersteunen bij
het opstellen van opleidingsplannen. Richting werknemers zou dit bijvoorbeeld vorm kunnen krijgen
door het houden van een spreekuur bij werkgevers.
De adviseurs komen bij voorkeur uit de sector. Zij spreken de taal van de sector en zijn bekend met
de kenmerken. Er zijn sedert juli 2013 in totaal 4 scholingsadviseurs actief. De gesprekken hebben
geleid tot concrete advisering (begeleiding opstellen scholingsplan en advisering concrete cursussen),
waar de desbetreffende werkgevers zeer tevreden over waren.
Training/loopbaanadvies
In de cao is een aantal afspraken gemaakt die zijn gericht op het versterken van de opleidings
mogelijkheden. Twee in het oog springende afspraken zijn:
a) Werknemers onder de 18 jaar hebben, indien zij geen opleiding volgen, het recht om
gedurende maximaal één dag of dienst per week vrij te krijgen met behoud van loon
voor een opleiding in het belang van hun functie of voor algemene vorming.
b) De werkgever is verplicht om minimaal één keer per jaar met zijn medewerkers een
functioneringsgesprek te voeren. Dit moet resulteren in een bedrijfsopleidingsplan,
dat nader is uitgewerkt in een individueel opleidingstraject.
Werknemers hebben eens per vijf jaar recht op een loopbaanadvies. De kosten
hiervan bedragen maximaal € 1.500,- per vijf jaar.
EVC
In de sector zijn veel werknemers met een lang dienstverband. Veel van hen zijn zonder of met een
lage opleiding gestart met werken. Tijdens het werken hebben zij echter veel kennis en ervaringen
opgedaan, waarmee hun kwalificaties ook flink zijn toegenomen. Met een EVC-procedure kunnen
7
deze kwalificaties worden gewaardeerd op een formeel opleidingsniveau. Dit vergroot de
herkenbaarheid van kennis, vaardigheden en competenties van de werknemer op de arbeidsmarkt.
Daarmee is het ook een instrument om de inzetbaarheid van werknemers te versterken. Dit is een
gezamenlijk belang van werkgever en werknemer. Het FCB onderzoekt naar mogelijkheden hoe EVC
breder in te zetten.
Onderzoek functionerings- en ontwikkelingsgesprekken
Een belangrijk moment om de scholing en ontwikkeling van medewerkers te bespreken, zijn de
functionerings- en/of ontwikkelingsgesprekken die in een bedrijf worden gehouden. De cao verplicht
de werkgever om minimaal één keer per jaar met de medewerkers een functioneringsgesprek te
voeren. Dit moet onder andere resulteren in een individueel opleidingstraject dat is gekoppeld aan
een bedrijfsopleidingsplan.
Om zicht te krijgen op de vraag of en zo ja op welke manier de functionerings- en ontwikkelingsgesprekken vanuit FCB kunnen worden ondersteund, zal er op een nog nader te bepalen tijdstip een
onderzoek worden uitgevoerd onder werkgevers en werknemers over de (ervaren) kwaliteit van de
gevoerde gesprekken en de op basis daarvan gemaakte afspraken.
Ontwikkelen en aanbieden workshop Zelfroosteren en informatievoorziening
Er is een workshop Zelfroosteren ontwikkeld en uitgevoerd in 2012. Deze workshop richtte zich
zowel op leidinggevenden als op werknemers. De workshop is enthousiast ontvangen, maar er is tot
op heden beperkt vervolg aan gegeven.
Op de website van het FCB zal in de tweede helft van 2014 informatie beschikbaar worden gesteld
over zelfroosteren. Daarbij zal worden ingegaan op de voor- en nadelen voor beide partijen, de
techniek en de wijze waarop zelfroosteren kan worden ingevoerd. Het FCB overweegt om bij een
aantal bedrijven een pilot te starten op het gebied van zelfroosteren met als uiteindelijk doel meer
flexibiliteit voor de werkgevers en ook voor de werknemers meer ruimte/eigen verantwoordelijkheid
om de werktijden te kunnen bepalen.
Lokale initiatieven
a.Sinds 2013 heeft Hoomark een heuse 'Academy', die in september 2013 – het begin van het
academisch jaar - officieel is geopend. De Hoomark Academy bestaat uit een tweejarig programma
met acht workshops. Onderwerpen zijn bijvoorbeeld ‘Kwaliteit en kwaliteitsbewustzijn’, ‘Van design
tot finished product’, maar ook ‘Regio- en landenpresentatie’ en ‘Veiligheid, Gezondheid en Welzijn’.
Enkele doelstellingen van de academie zijn: kennis delen, inzicht krijgen in elkaars werkprocessen,
wederzijds begrip verhogen en verbeteren van interne en externe dienstverlening.
Bijzonder is dat de workshops door de medewerkers van Hoomark zelf worden gegeven.
De deelnemers krijgen na afloop een certificaat, ondertekend door de trainer. Van leidinggevenden
wordt verwacht dat zij in het werkoverleg terugkomen op de workshop, bespreken wat deelnemers
ervan opgestoken hebben, en ook wat ze er als afdeling mee doen. Verder is voor het bedrijf de
belangrijkste graadmeter voor succes dat er in de praktijk ook echt iets verandert.
De reacties op de workshops zijn positief. Verder waarderen medewerkers het dat er na de
workshops opvolging wordt gegeven aan wat in de workshops is besproken. Het helpt ook mee dat
vooraf duidelijk is gecommuniceerd wat het doel van de academie is en wat er van iedereen
verwacht werd.
b.Vanaf 2006 is er bij Acket drukkerij kartonnage een E-learning programma beschikbaar waarin de
medewerkers worden opgeleid door theorie, oefeningen, toetsen en praktijk te combineren. De basis
8
van dit opleidingsprogramma begint bij WCM, waarbij modules worden aangeboden die gaan over
verbetertechnieken als 5S, SMED, Speedy Kaizen enz. Met deze modules, waar men ook een
certificaat voor krijgt, wordt gekeken waar op de werkplek nog verbeteringen te halen zijn. Daarnaast
worden modules aangeboden die gericht zijn op het bedrijf en de specifieke werkplek.
Daarnaast kent Acket nog een leerling programma. Hierbij worden jongeren begeleid, volgens een
zelf opgesteld plan, van leerling tot stanser/drukker/machinesteller met een 1 op 1 begeleiding van
een enthousiaste en ervaren machinesteller. Het is een traject wat stap voor stap doorlopen wordt
en gemeten wordt aan de hand van evaluatiemomenten. De leerlingen worden in de gelegenheid
gesteld om tijdens dit leertraject een operator opleiding te gaan doen.
c. Bij Smurfitkappa hebben medewerkers gedurende 3 jaar een WCM/ Lean traject doorlopen.
Daarbij zijn éénpuntslessen, 5s en een Kaisen cockpit opgezet. Dat heeft heel goed gewerkt en had
duidelijk een positieve impact op de efficiency van de fabriek.
Op dit moment loopt er een traject voor de scholing stans. Sommige medewerkers hebben veel last
van storingen en goed stellen is daarbij essentieel. Daarom heeft Smurfitkappa deze interne sessies
opgezet die uiteindelijk resulteren in een diploma.
Hoofdstuk 2
Ad 2a. Toekomst: economisch perspectief
Het economisch klimaat in Nederland toont tekenen van herstel. De koopkracht lijkt eindelijk weer
toe te nemen, maar veel gezinnen zullen eerst hun financiën verder op orde willen brengen. Naar
verwachting zal de consumptie dus nog geen (of een heel lichte) groei laten zien.
De krimp in de werkgelegenheid (Nederland) neemt wat af. Het aantal ontslagaanvragen bij het UWV
daalt namelijk. Later dit jaar of volgend jaar zou de werkloosheid weer kunnen dalen.
De sector maakt zich over het algemeen wel zorgen over de toekomst. Er is veelal sprake van
overcapaciteit. Grondstoffen zijn relatief duur. Er is sprake van verdergaande prijsdruk en dat vaak
ook in combinatie met lagere volumes. De marges zijn flinterdun. Werkgevers geven aan dat met
name retailers erg zware druk uitoefenen op de kosten. Er is ook druk vanuit het buitenland.
Buitenlandse concurrenten opereren vaak tegen lagere kosten.
Ook moet in sommige gevallen de concurrentie worden aangegaan met grote internationaal
opererende spelers die relatief gemakkelijker kunnen investeren en daardoor ook efficiënter kunnen
optreden.
Veel werkgevers geven ook aan dat hun machineparken zijn verouderd. Om te kunnen overleven is in
hoge mate innovatie vereist en zal er geïnvesteerd moeten worden in verdergaande technologieën
en machineparken. Kapitaalvoorziening is ook in deze sector erg lastig.
Met name vouwkarton krijgt meer last van buitenlandse concurrentie en zal daardoor waarschijnlijk
in omvang afnemen. De (deel)sector flexibele verpakkingen zal naar verwachting wel stabiel kunnen
blijven, echter dat is wel afhankelijk van de economische ontwikkelingen. De verwachting is echter
dat er wel vraag zal blijven naar hoogwaardige verpakkingen.
In de sector zijn nog veel (relatief kleine) familiebedrijven werkzaam. Veel van die
eigenaren/directeuren zijn inmiddels wat ouder en zullen er de komende periode mee ophouden.
Wat voor impact dat op de sector zal hebben is nog niet bekend.
9
Diverse werkgevers geven tenslotte aan dat zij alleen hun werkgelegenheid op hetzelfde peil kunnen
handhaven als er extra omzet kan worden gegenereerd.
Het UWV is ook geraadpleegd over deze sector. Het UWV gaf aan dat de kartonnage- en
verpakkingsindustrie in de UWV polisdata ressorteert onder de 'bredere' algemene industrie.
Daaronder vallen de papierindustrie, papier verwerkende industrie, rubber verwerkende industrie,
medisch-farmaceutische industrie, delfstoffen-, kleding- en leer verwerkende industrie. Dat is echter
te breed om voor deze specifieke sectoranalyse te kunnen gebruiken.
Ad 2b. Verwachte uitstroom door pensioneringen
Cijfers van pensioenuitvoerder PGB
Leeftijd
60
61
62
63
64
65
TOTAAL
Ultimo 2013
80
79
68
65
59
6
357
Ultimo 2014
88
80
79
68
65
59
439
Ultimo 2015
87
88
80
79
68
65
467
Ultimo 2016
100
87
88
80
79
68
502
Ultimo 2017
104
100
87
88
80
79
538
Conclusie: vanaf 2014 neemt het aantal 64- en 65 jarigen en daarmee de uitstroom als gevolg van
pensionering gestaag toe.
Ad 2c. Grootste knelpunten in de sector
De interviews hebben een redelijk consistent beeld opgeleverd van de knelpunten waar de sector nu
en met name in de (nabije) toekomst mee te maken zal krijgen. De knelpunten die het meest naar
voren kwamen zijn:
- vergrijzing;
- instroom jongeren;
- inzetbaarheid en
- scholing.
Hieronder zal elk van deze knelpunten in meer detail worden omschreven. In Ad 2d. zal in
vogelvlucht worden in gegaan op mogelijke oplossingen voor deze knelpunten.
Vergrijzing
De sector is sterk vergrijsd: de gemiddelde leeftijd ligt ultimo 2013 op 45,6 jaar. Geïnterviewden
gaven echter aan dat de stijgende gemiddelde leeftijd vooralsnog niet als (sector breed) probleem
wordt ervaren. Dat zal in de toekomst mogelijk wel gaan veranderen. Een grote groep stroomt vanaf
2014/2015 uit. Dit zorgt niet alleen voor wervingsvraagstukken, maar leidt ook tot een minder
evenwichtige personeelsopbouw en vooral tot verlies aan kennis. Het laatste punt wordt wel als een
serieuze bedreiging gezien, omdat veel geïnterviewden (werkgevers en werknemers) van mening zijn
dat je het werken in de sector vooral in de sector zelf ( al doende) moet leren. Werken in de sector
vergt veel vakmanschap. Het “vakman ”worden is echter niet een kwestie van een bepaald diploma
10
halen, maar het vergt tijd om je tot vakman te ontwikkelen: je moet een aantal jaren echt
meedraaien om dat vak onder de knie te krijgen.
Veel van het werk vindt plaats in ploegendienst. Diverse geïnterviewden maken zich zorgen over de
groeiende groep 60-plussers en hoe die tot hun pensionering in de relatief fysiek zware
ploegendienst kunnen blijven werken
In essentie:
a. Het aantal oudere werknemers en de gemiddelde leeftijd daarvan neemt toe. Door het verhogen
van de pensioengerechtigde leeftijd zullen de werknemers langer moeten doorwerken. Veel meer
dan in het verleden zullen thema’s als inzetbaarheid prominenter aandacht moeten krijgen om ook in
de toekomst de bemensing binnen de sector in goede banen te behouden.
b. Binnen de sector waren er per ultimo 2013 1571 medewerkers boven de 50 jaar ( 38%). Circa 40 %
van deze groep heeft een relatief lage basis-beroepskwalificatie. Door verdergaande automatisering
zullen ook hun functieprofielen geleidelijk aan wijzigen en zal er een zwaarder beroep worden
gedaan op de technische skills van de medewerkers. Geïnterviewden geven aan dat deze
taakverzwaring voor flink wat oudere medewerkers een zeer lastige uitdaging zal betekenen.
c. “Fit for work” nu en op termijn is dus een zeer belangrijk thema. Als “fit for work” niet haalbaar is
binnen de huidige functie dan wel binnen de huidige organisatie, dan is hulp bij arbeidsbemiddeling
buiten de organisatie wenselijk.
Instroom jongeren
Er zijn zorgen over de beschikbaarheid van personeel op de langere termijn. Veel vakervaren
medewerkers gaan de komende jaren met pensioen. In concreto zullen er vanaf 2014 t/m 2019 circa
350 medewerkers met pensioen gaan. Vanuit de sector wordt rekening gehouden met toenemende
tekorten aan technisch-operationeel personeel, zoals procesoperators en monteurs, met name op de
hogere mbo-niveaus. Veel werkgevers gaven aan een geleidelijk aan groeiende behoefte te zullen
krijgen aan technisch personeel, op MBO niveau 3 en 4.
Wil de sector in Nederland gezond blijven dan is het waarschijnlijk dat het eenvoudige werk op
bepaalde onderdelen naar het (goedkopere) buitenland wordt overgeplaatst. Nederlandse bedrijven
zullen zich meer moeten focussen op “specialismen” en dat houdt ook in meer aandacht voor
innovatie. Dat betekent dat er naast extra investeringen in moderne(re) machineparken ook
kwalitatief beter opgeleide medewerkers (product ontwikkelaars, werktuigbouwkundige ingenieurs,
procesoperators die ook goed overweg kunnen met computergestuurde apparatuur) zullen moeten
worden geworven.
De bulk van de medewerkers thans werkzaam in de productie is van LBO +/ MBO niveau. De
verwachting is dat er geleidelijk aan meer MBO + niveau vereist zal worden.
Het is lastig om de kwaliteit van de mensen die de sector verlaten buiten de sector te vinden.
Verschillende ontwikkelingen wijzen erop dat de arbeidsmarkt de komende jaren krapper wordt.
Vooral de beschikbaarheid van jong technisch personeel zal onder druk komen te staan. Ook nu al is
het (afhankelijk van de regio) lastig om goed gekwalificeerd personeel te werven (MBO 3+). Het
“stoffige” imago van de sector is hieraan mede debet. Maar ook het feit dat de sector in beperkte
mate werkervaringsplaatsen en stageplekken aanbiedt.
Personeel hoeft niet op HBO/WO opgeleid te zijn: naast de juiste scholing is het vooral belangrijk dat
werknemers willen werken en gemotiveerd zijn. De balans tussen werk en privé, die voor de jongere
generatie steeds belangrijker wordt, bijvoorbeeld omdat er vaker sprake is van tweeverdieners in
11
plaats van een kostwinner, speelt een belangrijke rol bij het behouden van de motivatie van
werknemers.
Op dit moment zijn er echter nog geen “brandhaarden ”op dit terrein. Alle werkgevers gaven aan dat
zij - over het algemeen- goed in staat zijn om de huidige vacatures te vervullen, waarbij er hooguit
problemen zich voordoen bij het ( incidenteel) werven van (ervaren) technisch personeel op MBO 3/
MBO 4 niveau. Dan blijkt dat de salarisschalen van de sector lager zijn dan in andere sectoren.
In essentie:
a. Veel werkzoekenden op de arbeidsmarkt kiezen niet vanzelfsprekend voor de sector Kartonnage
en Flexibele Verpakkingen. Het ontbreken van een goed beeld over de sector is een nadeel. De
sector is onbekend bij scholieren en studenten. Binnen de sector zijn er op dit moment weinig
stage/ leerwerkplekken. Het algemeen bestaande idee bij leerlingen en ouders van “techniek” en
“industrie” is ook dat de sector wat “stoffig” is. De keuze voor een opleiding wordt gemaakt op
basis van bekendheid en aantrekkelijkheid ervan. Te weinig jongeren, waaronder werkloze
jongeren, kiezen voor een baan in of worden begeleid naar een leerwerkplaats in de sector.
b. Het salarisniveau wat de sector biedt bij technische beroepen (MBO Plus) is niet altijd
competitief met andere sectoren (bijv. in de proces industrie) en zeker niet voor de wat meer
ervaren groep medewerkers.
Inzetbaarheid
Er is bij zowel werknemers alsmede werkgevers weinig bewustzijn ten aanzien van de noodzaak om
te investeren in de (brede) inzetbaarheid van werknemers. Dit baart sociale partners grote zorgen.
Voor werknemers geldt dat men op dit terrein vooral initiatieven van de werkgever afwacht en
beperkt invulling geeft aan de eigen verantwoordelijkheid. Voor de werkgevers is het op dit moment
nog geen “brandend “issue. Inzetbaarheid en ontwikkeling staan - aldus de geïnterviewden - kortom
niet met stip op het lijstje van knelpunten.
Veel van het werk vindt plaats in ploegendienst. Diverse geïnterviewden maken zich wel zorgen over
de groeiende groep 60-plussers en hoe die tot hun pensionering in ploegendienst kunnen blijven
werken. Ook het feit dat het werk fysiek belastend is, zal meer en meer een knelpunt worden
naarmate de medewerkers ouder worden.
Sommige bedrijven geven aan regelmatig PMO/PAGO onderzoek uit te voeren. Daaruit blijkt dan
vaak dat de levenswijze een probleem is. BMI is te hoog en fysiek gestel is vaak onvoldoende.
Bedrijfsfitness en “bonus ”regelingen werken niet naar behoren.
In essentie:
a. Inzetbaarheid is een verantwoordelijkheid voor zowel werkgever als werknemer. Dit besef lijkt
onvoldoende te zijn doorgedrongen binnen de sector.
b. Werknemers moeten langer doorwerken tot hun pensioendatum en moeten zowel gezond als
“fit for work” blijven.
Scholing
Een relatief beperkt aantal werkgevers (circa 26, nog geen 22 % van de bedrijven in de sector) maakt
momenteel gebruik van de Stimuleringsregeling. (Zie ad 1c).Kortom er is een grote groep van
bedrijven (vaak kleine werkgevers) die er geen gebruik van maakt.
12
Navraag leert dat werkgevers de Stimuleringsregeling om een aantal redenen niet gebruiken
Een van de redenen is onbekendheid, de tweede is de – gepercipieerde- complexiteit van de
aanvraag en een derde genoemde reden is dat er maar voor een beperkt deel (25%) subsidie kan
worden verstrekt en dat de kosten voor de werkgever daardoor relatief hoog blijven.
Om sector breed de ontwikkeling van medewerkers te stimuleren en daarmee de sector als geheel te
versterken, is het belangrijk dat meer werkgevers dit instrument actief benutten.
In essentie:
a. 736 medewerkers ( 18% van totaal aantal medewerkers) zijn op dit moment (reeds) ouder dan
55 jaar en beschikken over een relatief lage basis-beroepskwalificatie.
b. Door een toename van automatisering zijn bijscholingen en training van technische vaardigheden
en competenties noodzakelijk.
c. De aantallen gediplomeerden MBO voor de sector is op dit moment (te) klein
d. Het instrument EVC is wel bekend maar wordt amper ingezet.
e. De SBK regeling wordt niet ten volle benut.
Ad 2d Maatregelen die de sector het beste kan treffen
Samenwerking binnen de sector op de in Ad 2c. benoemde knelpunten wordt door alle
geïnterviewden ondersteund. Nu lopen er nog teveel kleine initiatieven. Sector breed een en ander
aanpakken zou zeker helpen. Hieronder een eerste overzicht van mogelijke maatregelen om de
knelpunten te adresseren.
Oplossingsrichtingen
1. Het inzetten van loopbaanchecks, bewustwording sessies en psychologische tests om
werknemers bewust te maken van hun eigen arbeidsmarktpositie. Doel is onder meer om
hiermee het bewustzijn van het nut van opleiding en ontwikkeling in de sector te vergroten
en het concreet aan de slag gaan met opleiding en ontwikkeling door werkgevers en
werknemers te stimuleren.
Knelpunten: Behoud oudere vakkrachten, Scholing en Inzetbaarheid
2. Het uitvoeren van gezondheidschecks. Het voordeel van het uitvoeren van een
gezondheidscheck is dat medewerkers inzicht krijgen in hun eigen gezondheid en een advies
krijgen wat zij kunnen doen om hun gezondheid te verbeteren. Het instrument spreekt
medewerkers aan op de eigen verantwoordelijkheid die zij hierin hebben en draagt bij aan de
duurzame inzetbaarheid van medewerkers.
Knelpunten: Behoud oudere vakkrachten en Inzetbaarheid
3. Middels een aantal pilots (meerdere bedrijven) ervaring opdoen met roosterinnovaties
(slimmer roosteren)en initiatieven ter bevordering van duurzaam werken in
ploegendiensten. (Een van de knelpunten is dat (oudere) medewerkers moeite hebben met
wisselingen in werktijden in ploegendienst)
Knelpunten: Behoud oudere vakkrachten, Inzetbaarheid en arbeidsinstroom jongeren (Dat
kan bijvoorbeeld mogelijkheden bieden om het werk meer af te stemmen op de
privésituatie, zwaarte van de ploegendienst te verlichten of meer ruimte te creëren voor
zelfstandiger werken met meer verantwoordelijkheid)
13
4. Aantal projecten starten waarbij oudere vakkrachten opgeleid worden tot coach van jongere
vakkrachten (praktijkopleiders) waarmee de kennis en ervaring van de oudere vakkrachten
op een systematische wijze worden vastgelegd in een (digitaal) handboek c.q. elearningomgeving voor de branche/sector dat overgedragen wordt aan jongere vakkrachten.
Daar de kennis en ervaring vooral in de praktijk geleerd wordt, worden deze oudere
vakkrachten als coach en mentor ingezet en leren daarmee de ‘nieuwe’ medewerkers het
vak (meester-gezelprincipe)
Knelpunten: Behoud oudere vakkrachten en Arbeidsinstroom jongeren.
5. Opleiden en certificeren van nader overeen te komen x aantal leermeesters(eigen
medewerkers) die vervolgens een aantal nieuw aan te nemen BBL-ers kunnen begeleiden.
Knelpunten: Behoud oudere vakkrachten en Arbeidsinstroom jongeren.
6. Stageplekken en leerwerkplekken voor jongeren creëren
Knelpunten :Arbeidsinstroom jongeren
14
Bijlage: lijst van geïnterviewden
-
Petra Scholten HR mgr, 10-03
Cees Otterspeer, Werknemer, Tetrapak, 10-03
Hans van Schaijk, secretaris Kartoflex , 11-03
Willem de Vocht, Werkgevers vertegenwoordiger Bestuur FCB, 12-03
Henk van Beers, ex Bestuur FCB, werknemers vertegenwoordiger, 14-03
Henk Schoorl, Werkgevers vertegenwoordiger Bestuur FCB, 14-03
Frans de Haan, voorzitter Bestuur FCB, 18-03
Linda Snoeren, Smurfitkappa, 19-03
Peter Mathijssen, Vinke Display, 20-03
Peter Klein Sprokkelhorst, voorzitter Kartoflex, 20-03
Judith Meyer, Hoomark, 20-03
Edith Osseforth, werknemers vertegenwoordiger FCB, 21-03
Willy Rozenkamp, Werknemer, Koninklijke Stempher BV, 24-03
Dorothy van Schaijk, Acket drukkerij, 25-03
Jeroen Rotterdam, Hellema verpakkingen, 1-04
Rian Boerrigter, Nederlandse Spellenfabriek, 7-04
Nadien Schimmel, Schut Hoes Cartons, 10-04
15