INTERREG is een Europese subsidieregeling vanuit EFRO gelden, waarbinnen partijen uit meerdere landen samenwerken in projecten op het terrein van de ruimtelijke en regionale ontwikkeling. Projecten worden uitgevoerd door partners uit minstens twee verschillende landen (een project kan dus nooit alleen “Nederlands” zijn), krijgen, als ze aan alle voorwaarden voldoen, de helft van de kosten vergoed door de Europese Unie. is er voor overheden, bedrijven en kennisinstellingen om oplossingen te vinden voor gezamenlijke problemen op het gebied van bijvoorbeeld water en milieu en om kennis en ervaring met elkaar te delen. Meer over EFRO De Europese Structuurfondsen hebben tot doel de economische concurrentiekracht, werkgelegenheid en cohesie van en tussen Europese regio’s te versterken. Voor Nederland zijn twee fondsen relevant: het Europees Fonds Regionale Ontwikkeling (EFRO) het Europees Sociaal Fonds (ESF). Uitgangspunt voor EFRO is dat wordt bijgedragen aan de nationale doelen in het kader van de Europa2020 strategie. Hiertoe behoren ook de relevante landen specifieke aanbevelingen en de relevante hervormingen beschreven in het Nationaal Hervormingsprogramma. Om de nationale doelen in het kader van de Europa2020 strategie te operationaliseren heeft de Commissie in de verordeningen voor Cohesiebeleid een keuzemenu van elf thematische doelen en een aantal verplichte percentages voorgesteld. Deze thematische benadering en verplicht gebruik van fondsen voor bepaalde doeleinden is door de Raad Algemene Zaken in een gedeeltelijke algemene oriëntatie onderschreven. Op grond daarvan is vastgelegd dat Nederland, net als andere ontwikkelde lidstaten, EFRO middelen voor 80% inzet op één of meerdere van de volgende doelen: innovatie, midden- en kleinbedrijf en koolstofarme economie. Minimaal 20% moet worden ingezet op koolstofarme economie. Ook in de huidige periode wordt er gewerkt met Operationele Programma’s per landsdeel. Het bedrijfsleven (waaronder topteams), kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties, steden en andere partners worden actief betrokken bij de uitwerking van de hoofddoelen in de Operationele Programma’s (vraagsturing). Basis voor de Operationele Programma’s vormen de ‘slimme specialisatie strategieën’ (S3) die per landsdeel zijn opgesteld. De strategieën gaan verder dan de inzet van EFRO. Er wordt verband gelegd met regionaal en nationaal beleid (o.a. topsectoren) en andere EU Programma’s. Het Europese geld voor INTERREG komt uit het Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling (EFRO), dat gevuld wordt door de lidstaten. Het geld wordt besteed aan de kwalitatief beste projecten, onafhankelijk vanuit welk land zo’n project wordt opgestart. Hierdoor staat niet van tevoren vast hoeveel geld naar welke lidstaat terugvloeit. Nederland doet tot nu toe mee aan drie INTERREG programma’s: • INTERREG A: Grensoverschrijdende samenwerking betreft projecten, waarbij partners aan beide zijden van een gemeenschappelijke landsgrens met elkaar samenwerken. Hieronder vallen 4 programma's waar Nederland aan meedoet: Programma Nederland - Duitsland. Voorbeeld van dit programma is het project 'Metaalberoepen zonder grenzen!'. Doel van dit project is leerlingen in Nederland en Duitsland op te leiden voor het werk in beide landen. Programma Vlaanderen - Nederland. In het project 'Ouderen en kanker' bijvoorbeeld is een kennisnetwerk opgezet zodat deskundigen uit beide landen van elkaars kennis en ervaringen kunnen leren. Programma Euregio Maas - Rijn (België, Nederland en Duitsland). 1 van de prioriteiten van dit programma is het verbeteren van het grensoverschrijdend openbaar vervoer. Programma 2 Zeeën. Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, België en Nederland werken hierin samen. Onder andere om de biodiversiteit te beschermen. • INTERREG B: Noordwest Europa en Noordzee: transnationale samenwerking : samenwerking tussen projectpartners uit tenminste twee verschillende landen van het betreffende programmagebied, waarbij iedere partner zowel financieel als inhoudelijk bijdraagt aan het project. Het gaat hier om onderwerpen die moeten spelen in een gebied dat nationale grenzen overstijgt en waar transnationale samenwerking nodig is om projecten tot goede uitvoering te brengen. Nederland is aangesloten bij: Noordzeeregio programma. In dit programma werken Noorwegen, Denemarken, Zweden, Duitsland, Nederland, België en het Verenigd Koninkrijk samen, met als doel de regio aantrekkelijker te maken om te wonen, werken en investeren. Noordwest Europa (NWE). In dit programma werken Ierland, het Verenigd Koninkrijk, Nederland, Duitsland, België, Luxemburg, Frankrijk en Zwitserland samen. • INTERREG C: Interregionale samenwerking die niet gebonden is aan een bepaald gedeelte van het grondgebied van de Europese Unie (EU). Alle regio's van de EU werken samen en delen kennis en ervaringen. Interreg C bestaat uit 4 programma's: Interreg IVC. Deze projecten hebben als doel het verbeteren van het regionaal beleid voor innovatie, kenniseconomie, milieu en natuurbescherming. Espon. Dit programma draagt bij aan een evenwichtige ontwikkeling van Europa. Interact. Dit programma biedt kennis, ondersteuning en training aan beleidsmakers en projectpartners die bij de verschillende Interreg-programma's betrokken zijn. Urbact. Dit subsidieprogramma richt zich op samenwerking tussen steden in 29 landen. Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een subsidie zijn: • Er moet sprake zijn van een gezamenlijk belang; • De samenwerking rond een thema of onderwerp moet een meerwaarde bieden aan alle betrokken partijen; • Het project moet een concrete impact hebben in de betreffende gebieden; • Investeringen in de verschillende regio’s zouden zonder elkaar niet mogelijk zijn; • Het project past binnen de voorwaarden van de betreffende indieningsronde Overzicht van de elf thema’s en de verwachte keuze voor ondersteuning van voorstellen Ondersteuning projecten De overheid helpt bij het aanvragen van subsidie. Een belangrijke rol is daarbij weggelegd voor de 'contactpersonen' bij Agentschap NL. Deze contactpersonen richten zich met name op projectmatige ondersteuning in het voortraject van het indienen van een Interreg-projectvoorstel. Ook na goedkeuring van het project spelen de contactpersonen een rol in de begeleiding van lopende projecten en bij de verspreiding van de resultaten. Klik hier voor algemene informatie over het Interreg programma. Contact: [email protected] 2014-2020 Voor de volgende EU programmaperiode 2014-2020 is de voorbereiding van de nieuwe INTERREG B en C programma’s in volle gang. Onderdeel van het voorbereidingsproces is de Partnerschapsovereenkomst die elke lidstaat met de Commissie sluit. De overeenkomst legt vast hoe Nederland de middelen uit de structuurfondsen inzet om de doelen van de Europa2020strategie te bereiken. De overeenkomst gaat in belangrijke mate over de ‘binnenlandse’ fondsen. Dat betekent voor Nederland de landsdelige programma’s, het ESF en de fondsen voor landbouw en visserij. Interreg komt daar in minder detail aan de orde. Omdat Interregprogramma’s geen landspecifieke programma’s zijn, en omdat niet op voorhand is aan te geven hoeveel van de programma’s in welke lidstaat neer zal slaan, mag de beschrijving daar algemener zijn. Voordat er nieuwe programma's zijn voor INTERREG B en C moeten een aantal belangrijke stukken op Europees niveau goedgekeurd worden. Het gaat om het meerjarig financieel kader (MFK) en de verordeningen. De verordeningen regelen inhoud en beheer van de fondsen. Langzaam worden de contouren van de nieuwe programma’s bekend. Er lijkt overeenstemming te zijn over de wens om te investeren in innovatie en duurzaamheid. Het gaat daarbij vooral om innovatie, koolstofarme economie en efficiënt gebruik van grondstoffen. Er is echter nog discussie over klimaatadaptatie, een voor Nederland belangrijk thema, en transport. De verwachting is dat de budgetten voor de B- en C-programma’s vergelijkbaar zullen zijn met die voor de periode 2007-2013. Verdeling over de thema’s en investeringsprioriteiten vindt vanzelfsprekend in een later stadium plaats. Binnen het C-programma wordt gesproken over een andere inrichting van het programma, door het creëren van Policy Learning Platforms. Daarbij gaat het om een groep van experts per thema, die de inhoud van de calls zullen voorbereiden. Bedoeling daarvan is meer focus en relevantie in de ingediende projecten aan te brengen. Nederland ziet de meerwaarde daarvan, maar heeft nog vragen bij de onafhankelijkheid en representativiteit van dergelijke platforms. Voor projecten wordt een aantal vereenvoudigingen en harmonisaties doorgevoerd. Een belangrijke daarbij is de keuze te werken met vaste vergoedingen voor bijv. overhead, in plaats van deze kosten specifiek aan te moeten tonen. Belangrijk punt voor Nederland is het verbeteren van de deelnamemogelijkheden voor het MKB, en meer specifiek ZZP’ers. Hiernaar wordt studie gedaan die hopelijk tot concrete verbeteringen kan leiden Tijdpad Een aantal factoren buiten de programma’s zelf spelen een rol: goedkeuring van het MFK en de verordeningen. Desalniettemin wordt er al hard geschreven aan de operationele programma’s. Daarnaast zullen binnen Nederland na de jaarwisseling themabijeenkomsten worden georganiseerd bij wijze van consultatie en ook als voorbereiding op de nieuwe programma’s. Ook hierover zult u vanuit de contact points worden geïnformeerd, via de website van AGNL, nieuwsbrieven en/of door aankondiging per e-mailbericht. Naar verwachting kunnen de concept operationele programma’s aan het eind van het eerste kwartaal ter goedkeuring aan de Europese Commissie voorgelegd worden en zullen de programma’s in de tweede helft van 2014 in werking treden, waarmee ook eerste calls for proposals worden verwacht. Adviseur en National Contact Point voor het INTERREG IVC programma e-mail: [email protected], telefoon: 088 602 2695 Adviseurs en National Contact Points voor het INTERREG IVB Noord-West Europa programma e-mail: [email protected] (06 533 74625) [email protected] (06 109 46524) (bron agentschap NL)
© Copyright 2024 ExpyDoc