Nummer 51 (20 december 2014), pagina 6. © Elsevier NON SOLUS Geloofsvrijheid en mooie gedachte voor bij de kerstboom komt uit een 450 jaar oude toespraak. Op Oudejaarsavond 1564 hield Willem van Oranje in de Raad van State een vlammend betoog dat mensen het recht hebben om hun eigen geloof te bepalen. In Oranjes tijd was dat een revolutionaire gedachte. Toen bepaalde de vorst nog welk geloof je moest aanhangen. Destijds was dat de Spaanse Koning en die was katholiek. Het verzet hiertegen van Willem van Oranje, zelf katholiek, leidde vier jaar later tot de Opstand tegen de Spanjaarden, ook wel bekend als de Tachtigjarige oorlog. Van zijn beroemd geworden rede op 31 december 1564 zijn slechts flarden bewaard gebleven. Zoals deze cruciale zin: ‘Hoewel goed katholiek, kan ik niet goedkeuren dat vorsten wensen te heersen over het geweten van hun onderdanen.’ Het pleidooi van de 31-jarige Willem van Oranje was niet ingegeven door naïef idealisme, maar door de realiteit, schrijft Anton van der Lem in zijn onlangs verschenen prachtboek De Opstand in de Nederlanden 15681648. In de lage landen moesten immers vele gezindten samenleven: calvinisten, doopsgezinden, lutheranen, joden én katholieken. In het Midden-Oosten, waar moslims elkaar en anderen de hersens inslaan, heeft de rede van Willem van Oranje nog grote actualiteitswaarde. Maar ook in Nederland, waar partijen de overheid willen misbruiken om met verboden gelovigen te dwarsbomen. E Arendo Joustra, hoofdredacteur
© Copyright 2024 ExpyDoc