Untitled - Eveline Karman

Onderweg (deel 1) - FAB Magazine
pagina 1 van 2
CONTACT / CRE
FASHION & BEAUTY / BODY & MIND / TO DO’S / THUIS / TER ZAKE / INTERVIE
MEER VAN
EVELINE KARMAN
ONDERWEG (DEEL 1)
Ik lag opgekruld in het holletje van Peter's oksel. Volkomen gelukkig.
Tot dat ene telefoontje. Peter's mobiel lag op tafel, naast de fles wijn. Ik
bukte net voorover om ons bij te schenken toen hij trilde. Een halve
Ve
/ ONDERWEG (DEEL 1)
/ JOSEPH OUBELKAS OVE
/ ‘BRANDZAAK’: KOFFIE, Z
ZAGEN.
/ FAB MANNENMAANDA
seconde keek ik naar het oplichtende scherm, meer had ik niet nodig
/ NOG EEN BISSCHOP SC
om de letters te herkennen. Ilona. Ik wist genoeg. Discreet plofte ik
MISBRUIK – EN ANDER N
terug in de zachte kussens. Misschien belde ze gewoon voor iets
anders. Een kwartier later sneed ik in de keuken een paar laatste
kaasblokjes toen ik Peter het toilet in hoorde sluipen. Even zijn baas
bellen, zei hij in het voorbijgaan. Maar toen ik voor de wc-deur
/ SH EEN LANDCODE? NE
WAARSCHUWING!
/ 26 VATEN MET DRUGSA
luisterde, klonk zijn stem overdreven gedempt en zalvend. Hij zag haar
MONTFORT
dus nog steeds. Of alweer. Ilona de inktvis. De ex waarvan hij maar niet
/ OUD JOINTJE KAN TOT
kon loskomen, en de moeder van zijn kind. Ze kwam uit de Oekraïne,
IN BUITENLAND
vertelde hij ooit.
/ HBO-STUDENT DOET LA
BACHELOR
En nu tentakelde zij zich als een glibberig beest door Peter’s gedachten, zoog zich daarin
/ WAARDERING VOOR EE
vast met haar zuignappen.
ALEXANDER
My little pony
Ik wachtte tot Peter terugkwam naar de kamer en braakte al mijn hartzeer uit. Eerst
ontkende hij nog, maar uiteindelijk gaf hij toe. Hij hield nog van haar. En ja, ze hadden seks
gehad. Pas nog. Ik huilde als een vrouw die haar wereld ziet instorten. Op de kop af
vandaag vijf maanden samen, en hij vertelde doodleuk dat hij een toekomst met mij te
onzeker vond. Hij vond mijn grilligheid te lastig. Lastiger dan de taalbarrière die hem en
Ilona parten had gespeeld omdat ze zijn taal niet sprak. Ik had zijn telefoon, de brenger van
het kwaad, door de kamer gesmeten. Mijn pumps er achteraan. Met teveel wijn op om nog
veilig thuis te komen, strompelde ik naar de logeerkamer en schoof onder de zuurstokroze
My-Little-Pony-dekbedhoes
Graag maak ik d
stukje beter. Ik g
en geluk en voo
iedereen. Tolera
Sociale huisvest
basisinkomen, g
Peter de klootzak
onderwijs, duurz
Nu is Peter naar zijn werk en kan ik ongemerkt wegglippen. Weg uit het huis van
respect … ➤
vreemdganger zoveel van de datingsite waarop ik hem had leren kennen. Weg van Peter
de klootzak. Mijn ogen voelen dik door het vele huilen. Verslagen hijs ik mezelf uit bed.
Laat
Weer een relatie voorbij. En deze ging nog wel zo goed. Ik steek beide armen door de
/ INFIDELIGHT OP WEG
mouwen van mijn trui en trek de wollen kraag over mijn hoofd. We kochten hem samen,
LEVE DE NIEUWE WET!
Peter en ik, tijdens een van onze strooptochten door de winkelstraten. Ik verbijt me als ik
/ BART VAN DEN BOS OP
denk aan de knipoog die ik kreeg toen hij hem afrekende.
MINDER! MINDER! MIND
Als ik mijn armen omlaag laat vallen, waaiert een zurige lucht mijn neus in. Mijn oksels
stinken. Ik ruik mijn adem ook, maar voor geen goud raak ik de deur van de badkamer nog
één keer aan. Hier douchen betekent mijn voeten op het afvoerputje waar misschien nog
een lange haar van Ilona in haakt, smekend om te mogen blijven.
In de woonkamer zoek ik mijn pumps. De twee wijnglazen staan nog halfgevuld op de
salontafel. Een paar zweterige blokjes kaas op het chique porseleinen bordje dat we twee
maanden geleden giechelend pikten in een hotel. Wat voelde ik me gelukkig, dat weekend.
Ik dacht echt dat alles goed zou komen. Dat ik het geluk eindelijk in mijn rug had, als een
warme zomerwind die me vooruitblies. Ik verbijt me om niet opnieuw te huilen als ik even
later mijn jas zoek en voor de allerlaatste keer de voordeur dichttrek.
/ VONCK OP DE ELEKTRO
LIEVE DAMPERS EN VAPO
/ TAURA VONK OP POWN
POWNEWS – EN ANDER
/ TAURA VONK OP MEISJ
MINDER! MINDER! MIND
/ TAURA VONK OP DE EL
II: LIEVE DAMPERS EN VA
/ MAAIKE OP FARGO
/ LISANNE OP AAN HET S
Succes
Op straat trap ik een opwaaiende krant weg. Ik schop tegen een autoband. Sla met vlakke
hand op een verkeersbord. Ik wil iets stukmaken. Ik wil Peter stukmaken. Net zoals hij mijn
hart heeft stukgemaakt. De verrader. Hij vindt me dus grillig. Onstabiel, had hij ook nog
gezegd. Ik snuif hardop. Waterdamp vormt een wolk in de kille winterlucht. Ik rits mijn jas
hoger dicht. “Linksaf,” hoor ik terwijl het om me heen stil en verlaten is. De stem is terug.
Ik sta een paar seconden stil. Dan loop ik resoluut naar het winkelcentrum en stop pas voor
het grote warenhuis Exact om half negen – de afgesproken tijd – bel ik voor de nog
http://www.fabmagazine.nl/2014/04/onderweg-deel1/
28-4-2014
Onderweg 1
Ik lag opgekruld in het holletje van Peter's oksel. Volkomen gelukkig. Tot dat ene
telefoontje.
Peter's mobiel lag op tafel, naast de fles wijn. Ik bukte net voorover om ons bij te
schenken toen hij trilde. Een halve seconde keek ik naar het oplichtende scherm,
meer had ik niet nodig om de letters te herkennen. Ilona. Ik wist genoeg. Discreet
plofte ik terug in de zachte kussens. Misschien belde ze gewoon voor iets anders.
Een kwartier later sneed ik in de keuken een paar laatste kaasblokjes toen ik Peter
het toilet in hoorde sluipen. Even zijn baas bellen, zei hij in het voorbijgaan. Maar
toen ik voor de wc-deur luisterde, klonk zijn stem overdreven gedempt en zalvend.
Hij zag haar dus nog steeds. Of alweer. Ilona de inktvis. De ex waarvan hij maar niet
kon loskomen, en de moeder van zijn kind. Ze kwam uit de Oekraïne, vertelde hij
ooit. En nu tentakelde zij zich als een glibberig beest door Peter's gedachten, zoog
zich daarin vast met haar zuignappen.
Ik wachtte tot Peter terugkwam naar de kamer en braakte al mijn hartzeer uit. Eerst
ontkende hij nog, maar uiteindelijk gaf hij toe. Hij hield nog van haar. En ja, ze
hadden seks gehad. Pas nog. Ik huilde als een vrouw die haar wereld ziet instorten.
Op de kop af vandaag vijf maanden samen, en hij vertelde doodleuk dat hij een
toekomst met mij te onzeker vond. Hij vond mijn grilligheid te lastig. Lastiger dan de
taalbarrière die hem en Ilona parten had gespeeld omdat ze zijn taal niet sprak. Ik
had zijn telefoon, de brenger van het kwaad, door de kamer gesmeten. Mijn pumps
er achteraan. Met teveel wijn op om nog veilig thuis te komen, strompelde ik naar de
logeerkamer en schoof onder de zuurstokroze My-Little-Pony-dekbedhoes
Nu is Peter naar zijn werk en kan ik ongemerkt wegglippen. Weg uit het huis van
vreemdganger zoveel van de datingsite waarop ik hem had leren kennen. Weg van
Peter de klootzak. Mijn ogen voelen dik door het vele huilen. Verslagen hijs ik mezelf
uit bed. Weer een relatie voorbij. En deze ging nog wel zo goed. Ik steek beide
armen door de mouwen van mijn trui en trek de wollen kraag over mijn hoofd. We
kochten hem samen, Peter en ik, tijdens een van onze strooptochten door de
winkelstraten. Ik verbijt me als ik denk aan de knipoog die ik kreeg toen hij hem
afrekende.
Als ik mijn armen omlaag laat vallen, waaiert een zurige lucht mijn neus in. Mijn
oksels stinken. Ik ruik mijn adem ook, maar voor geen goud raak ik de deur van de
badkamer nog één keer aan. Hier douchen betekent mijn voeten op het afvoerputje
waar misschien nog een lange haar van Ilona in haakt, smekend om te mogen
blijven.
1
In de woonkamer zoek ik mijn pumps. De twee wijnglazen staan nog halfgevuld op
de salontafel. Een paar zweterige blokjes kaas op het chique porseleinen bordje dat
we twee maanden geleden giechelend pikten in een hotel. Wat voelde ik me
gelukkig, dat weekend. Ik dacht echt dat alles goed zou komen. Dat ik het geluk
eindelijk in mijn rug had, als een warme zomerwind die me vooruitblies. Ik verbijt me
om niet opnieuw te huilen als ik even later mijn jas zoek en voor de allerlaatste keer
de voordeur dichttrek.
Op straat trap ik een opwaaiende krant weg. Ik schop tegen een autoband. Sla met
vlakke hand op een verkeersbord. Ik wil iets stukmaken. Ik wil Peter stukmaken. Net
zoals hij mijn hart heeft stukgemaakt. De verrader. Hij vindt me dus grillig. Onstabiel,
had hij ook nog gezegd. Ik snuif hardop. Waterdamp vormt een wolk in de kille
winterlucht. Ik rits mijn jas hoger dicht. "Linksaf," hoor ik terwijl het om me heen stil
en verlaten is. De stem is terug.
Ik sta een paar seconden stil. Dan loop ik resoluut naar het winkelcentrum en stop
pas voor het grote warenhuis. Exact om half negen - de afgesproken tijd - bel ik voor
de nog gesloten winkel mijn coach. "Alles is prima," lieg ik. "Ik heb een leuk plan voor
vandaag." Ze wenst me succes. De grijns op mijn gezicht ziet ze niet. Ik klik mijn
telefoon dicht, pulk mijn Sim-kaart eruit, en gooi die in de afvalbak naast me.
Zodra de rolluiken omhoog ratelen, sla ik mijn slag. Een onopvallende jas, twee
mutsen en wat ondergoed. Ik betaal met geld uit de portemonnee die ik daarnet
samen met de paspoorten uit Peter's keukenla heb gestolen. Daarna loop ik haastig
de winkel uit en sla rechtsaf. "Geen tijd te verliezen," lijkt de stem in mijn achterhoofd
te zeggen. Ik ben zo in gedachten verzonken dat ik een stuk vel van mijn onderlip
bijt.
Juf Anne herkent me. Natuurlijk. Die paar keer samen op vrijdagmiddag met Peter
naar het schoolplein, betalen zich nu uit. Ze begroet me vrolijk. Ik kijk haar op mijn
beurt bedrukt aan, precies zoals ik daarnet geoefend heb voor de spiegel in de
paskamer van het warenhuis. Mijn smoes werkt perfect. Zonder aarzelen krijg ik
Monika mee. Haastig trek ik haar mee naar buiten, waar ze na enig aandringen haar
kleine hand in de mijne schuift.
"We gaan iets leuks doen." Zo opgewekt als ik kan, kijk ik op de stoep naar het
meisje dat ik slechts een paar weekenden zag. "En ik heb een nieuwe jas voor je."
Monika schudt haar hoofd. "Ik wil niet."
Met kracht schuif ik de mosgroene jas over de roze. "Je mag je oude eronder
aanhouden." Mijn stem klinkt net zo bars als de stem in mijn hoofd. Nu is hij rustig,
tevreden dat Monika me de groene jas laat aantrekken. Ze volgt gedwee. Licht
hijgend arriveren we op het station, waar ik de informatieborden bekijk. De trein naar
Leipzig vertrekt binnen een kwartier en rijdt het verst. Ik koop twee kaartjes en beveel
Monika in te stappen.
Onderweg 2
Het is al laat in de middag als de trein vaart mindert, en ook mijn onrust zwakt af naar
een rustiger cadans. Het is me gelukt. Peter zal nu wel voor de school staan wachten
in zijn dure Volvo; Ilona's haren op de zitting als stille getuigen van weer een rendezvous. Ik zag haar laatst instappen. Ik postte - zoals ik vrijwel dagelijks deed - voor
Peter's kantoor. Zij stapte in. Overwerk had hij gezegd.
In een buitenwijk van Leipzig koop ik bij een louche autosloper een tiendehands brik.
Voor tweehonderdvijftig euro zijn we in een paar uur over de Poolse grens en dus
vrijwel onvindbaar. Monika begint te snikken als ik haar dwing te gaan zitten, maar
één blik van mij laat haar ophouden.
"We zijn er zo," beloof ik haar, en ik negeer haar tranen. Peter zal haar missen. Dat
weet ik heel zeker. Dan bevriest mijn glunderende gezicht. Wie mist mij eigenlijk?
Zelfs Werner, mijn ex-man, miste me niet eens toen ik in de kliniek werd opgenomen.
Werner was doffe ellende. Net als Peter. Alleen is Peter ook nog een verrader. Ik slik
een brok weg uit mijn keel. Daar is de stem in mijn hoofd. De stem is boos. Hij
scheldt tegen me. Zo hard dat ik tijdens het autorijden af en toe mijn ogen een tijdje
dichtknijp.
Na een uur of vier rijden parkeer ik de auto voor een eenvoudig hotel. Goedkoop,
achteraf, en geen camera's. Ik laat Monika in de auto als ik een eenpersoonskamer
regel. Ik had haar zien turen naar de vreemde taal op de straatnaambordjes. Ze keek
er gebiologeerd naar en sloeg haar ogen neer. Na het inchecken hol ik terug naar de
auto. Monika zit gelukkig nog precies zo als ik haar heb achtergelaten: ingedoken en
met haar nieuwe muts ver over haar oren getrokken. Via een nooduitgang smokkel ik
haar naar binnen. Zodra ik de kamerdeur vergrendel, wurmt ze zich uit de jas die ik
vanmorgen voor haar kocht en gaat als een ingedoken vogeltje op bed zitten. Haar
vingers plukken aan de bruine rafels van de sprei. Ongemakkelijk streel ik over haar
wang, maar ze trekt zich terug. "Je hebt een snottebel aan je neus," zeg ik gemaakt
grappig, maar ze reageert niet. Het lijkt of ze dwars door me heenkijkt. Het irriteert de
stem in mijn hoofd. 'Leid haar af,' sommeert die me. 'dan is ze veilig.'
"Lust je wat lekkers? Tegenover het hotel zit een snackbar."
Monika knikt. Met mijn broekriem bind ik haar vast aan de radiator. "Ik ben zo terug."
Als ik met het plastic snackbartasje naast haar sta, heeft ze de capuchon van het
roze jack met de houten knopen over haar hoofd getrokken.
"Eet je hamburger." Ik herhaal mezelf nog eens.
Zwijgend staart Monika me aan, haar neusgaten opengesperd. Het snot onder haar
neus is ingedroogd.
Ik heb geen idee hoe ik moet omgaan met kinderen. Met Werner lukte het niet om ze
te krijgen, en Peter kende ik nog te kort om mijn diepe kinderwens serieus te
3
bespreken. Nu heb ik ineens een dochter.
Afwisselend kijk ik naar de dampende hamburgers en het meisje. Dan maak ik de
riem los en til haar op bed. Ik ga naast Monika zitten en sla mijn arm over het frêle
lijfje. Ik voel haar verstrakken. Ze maakt terugtrekkende bewegingen. "Ik wil naar
mama." Vers snot komt in een bel uit haar neus. Hij wordt groter en kleiner als ze inen uitademt.
"Vanaf vandaag ben ik jouw mama." Onhandig kniel ik neer en klem haar vast. Haar
weerstand blijft. De stem in mijn hoofd is terug, nog steeds boos. "Wie niet horen wil
moet voelen," dreint hij. Geïrriteerd geef ik het meisje een pets. Het moet rustig
worden in mij. Tranen rollen over haar wangen. "Ik ben nu jouw mama. Wen er maar
aan." Nieuwe traantjes. Ik negeer haar, alsof ik daarmee de demonen in mijn hoofd
kan wegdrukken. Uit het potje in mijn handtas neem ik een pil. Bij het doorslikken
probeer ik niet te denken aan wat de stem me eerder heeft laten doen met Werner,
vlak voor ik werd opgenomen. Ik wil niet denken aan de plas bloed waarin ze hem
vonden, mij ernaast met het mes nog in mijn hand. Ik wil de stem niet opnieuw boos
maken. Ik moet rustig blijven. Monika is nog klein. Zachtjes klop ik met mijn hand op
de maillot van het meisje. "Alles komt goed," fluister ik, maar ik hoor twijfel in mijn
stem.
Die nacht woel ik urenlang in bed onder de muffe sprei. Monika ligt op de grond op
het dekbed en is in diepe slaap. De lange reis moet haar uitgeput hebben. Ik denk
aan Peter, die nu ook wakker zal zijn. En aan Ilona, die nu misschien in Peter's
armen ligt op mijn plekje, haar ogen open door alle zorgen. Ik glimlach. "Ik heb het
goed gedaan, toch?" fluister ik zacht, in de hoop dat de stem in mijn hoofd op dit
moment ook wakker is en me kan horen. "Ik heb precies gedaan wat je vroeg. Ben je
nu trots op mij?" Het blijft stil. Hij is tevreden. Ik sluit mijn ogen in de hoop een
hazenslaapje te doen. De gedachte dat ik het meisje voortaan altijd bij me heb,
maakt me gelukkig. Eindelijk heb ik mijn kindje.
Onderweg 3
Rond vieren schrik ik overeind. De stem maakt me wakker. "Denk je nu echt dat je
onvindbaar bent? Je moet weg, veel verder het binnenland in. Polen is groot." Mijn
hart bonkt in mijn keel. Natuurlijk heeft de stem gelijk. Ik hoop dat hij niet boos op me
is door deze slordigheid. Ik moet het goedmaken. Meteen. Ik tik met mijn voet tegen
Monika's billen. Ze kreunt, dus ik duw nog een keer. "Aankleden, dametje. We
moeten gaan." Versuft komt ze overeind en wrijft in haar ogen.
Een kwartier later sluip ik via de zijdeur het hotel uit. Monika hangt slaapdronken in
mijn armen. Ik leg haar in de auto op de achterbank en dek haar toe met de nieuwe
jas. Zie, ik kan het wel. Ik ben een goede moeder.
Op de snelweg geef ik gas en stuur richting het oosten. Alles om ons heen is donker
en de snelweg praktisch verlaten. Niemand zal ons zien. Nog even en we kunnen
beginnen aan de rest van ons leven. Moeder en dochter. Misschien noem ik haar
Monique als we ergens settelen. Voor ze het weet, is ze haar oude leven vergeten.
Ik word opgeschrikt uit mijn gepeins door een piepje. De benzinemeter geeft aan dat
ik aan het laatste restje brandstof begin. Ongedurig wip ik op mijn stoel, totdat na een
kilometer of twintig tot mijn opluchting een tankstation opdoemt.
Als ik de benzinetank heb volgegooid, pak ik mijn handtas. Even twijfel ik of ik
Monika wakker maak en haar mee naar binnen neem, maar als ik haar zie slapen
besluit ik haar te laten liggen. Een kort moment denk ik dat ze haar ogen opent en
me bekijkt, maar haar ademhaling is rustig, haar mond open. Ze slaapt. Waar zou ze
trouwens naartoe moeten? Ze kan slecht langs de snelweg gaan rennen of de
bossen invluchten. Daarvoor is ze veel te klein. Ik controleer het praktisch verlaten
tankstation. Er staat maar één andere auto - toevallig naast de onze - met een
verlopen werkman erin. Voor de veiligheid controleer ik het nummerbord. Pools. Niks
aan het handje. Ik wandel de frisse nacht in richting kassa en besluit om een pak
melk en een rol koek te kopen als ontbijt. Ik hurk voor de draadstalen mandjes met
zoetigheid,. Als ik overeind kom met een rol pandabeerkoekjes zie ik de Poolse
bouwvakker zijn broek ophijsen. Zijn gezicht is naar mijn auto gericht, en het lijkt
alsof hij praat. Lijkt het nu of het autoraampje achter open is? Hij bukt een beetje en
knikt. Dan draait hij zijn rug naar mij toe om de benzineslang te pakken. Ik vergis me
vast. Monika slaapt. De man is Pools. Hij praat vast in zichzelf om de verveling van
de nacht tegen te gaan.
Wanneer ik heb afgerekend, staat hij nog steeds omgedraaid. Ik zie dat zijn meter is
afgeslagen en hij rommelt wat aan de metalen kolom waarin de tankslangen worden
opgeruimd. Mooi, dat maakt het alleen maar makkelijker voor mij. Nu ziet hij mijn
gezicht niet. Bovendien ligt Monika plat op de achterbank waardoor het lijkt of ik een
alleenreizende vrouw ben. Perfect. Ik klik mijn gordel weer dicht, start de motor en
5
druk het gaspedaal diep in om vaart te maken voor de lege snelweg. "Ik heb wat
lekkers gekocht voor ons," murmel ik in het luchtledige. Het blijft stil. Ik voel me rustig
en tevreden. Alles gaat goed. De stem is rustig. Het wordt vast een mooie dag.
We rijden alweer een dik uur en af en toe tuur ik in de verte of ik de zon al zie
opkomen. Ik houd van de morgenstond. Het donzige licht dat vanaf de horizon de
aarde overneemt. Het daadwerkelijk zien dat er een nieuwe dag aanbreekt geeft me
altijd weer het gevoel dat er nieuwe kansen komen. Als ik opnieuw kijk, schijnt in mijn
achteruitkijkspiegel een serene, blauwe gloed. Het heeft iets hemels. Iets
engelachtigs. Bewonderend kijk ik ernaar. Dit moet mijn beloning zijn. De stem laat
me zien dat hij machtig is, machtiger dan wie dan ook. Hij is trots op me. Ik heb alles
gedaan wat hij zei. Ik heb het meisje meegenomen, ik heb nergens sporen
achtergelaten. Niemand weet dat we samen zijn. En deze ochtend doen we blijkbaar
opnieuw het goede, want het is niet alleen vredig stil in mijn hoofd, hij geeft me
feeëriek sprookjeslicht. Het licht wordt steeds sterker, flikkert af en toe. Alsof het
eerst vernevelde en nu als een soort aura omhoog dampt.
Dan zie ik dat het zwaailichten zijn. Ze komen steeds dichterbij. Als ik de sirenes
duidelijker hoor gillen, gaat Monika rechtop zitten. Stil kijkt ze voor zich uit, alsof ze
mijn reactie peilt.
"Politie," zegt ze eindelijk, als de auto's nog een stevige honderd meter van ons af
zijn.
"Ja."
"Die komen voor jou. Jij bent slecht."
"Wat zeg je, Monique?"
En dan ineens worden we ingehaald door twee politiewagens. Ze gaan voor me
rijden en ik zie letters oplichten in een vreemde taal.
"Je moet stoppen, staat er."
Verbaasd kijk ik achterom en probeer zo goed en zo kwaad als maar lukt te remmen.
Ik maak pompende bewegingen en de auto mindert vaart. "Hoe weet jij wat daar
staat?"
"Mijn mama is pools. Ik ook een beetje. Die meneer bij het tankstation zou de politie
bellen of papa zoeken. Dat heb ik hem gevraagd. En ik heb hem ook verteld dat jij
me gestolen hebt. En dat jij raar bent." Terwijl ze het zegt werpt ze met kracht de
groene jas van zich af.
Alles in mij doet pijn. Ik ben verraden. Verraden door een kind van zes. Voor me
klikken autoportieren open. De sirenes zijn stil, maar de zwaailichten schijnen met
roterende bewegingen door mijn voorruit.
Een barse stem met een zwaar Slavisch accent. "Open the door, miss."
Ik laat mijn hoofd met een bonk op het stuur vallen en voel mijn darmen
samentrekken. Als het raampje naast me wordt ingeslagen zuig ik naar lucht.
"Stomme trut," zegt de stem in mijn hoofd. "Nu ga je weer naar het tehuis."
"Een toekomst met jou is onzeker," klinkt de stem van Peter erdoorheen."
"Missy?" De man met het accent.
Ik hoor van alles. Overal stemmen. Maar er is maar een zin die tot me doordringt en
die in het diepst van mijn ziel kerft voor het zwartleren stuur wazig wordt.
"Jij bent mijn mama niet."
7