28/10/2014 Nieuwpoort - nieuport ieper - ypres - ypern Commémorations organisées par le gouvernement fédéral belge à l’occasion du centième anniversaire de la Première Guerre mondiale .................................27 Gedenkfeiern, veranstaltet von der belgischen Föderalregierung zum hundertsten Jahrestag des Ersten Weltkriegs ........................................49 Ceremonies organised by the Belgian federal government to commemorate the 100th anniversary of the First World War.............71 Programma - Programme - Programm Herdenkingsplechtigheid georganiseerd door de Belgische federale regering voor de honderdste verjaardag van de Eerste Wereldoorlog .............................................5 Herdenkingsplechtigheid georganiseerd door de Belgische federale regering voor de honderdste verjaardag van de Eerste Wereldoorlog Inleiding De Eerste Wereldoorlog, tussen 1914 en 1918, wijzigde grondig de geschiedenis van België en de hele wereld. “Meer dan welke moderne oorlog ook, leeft 14-18 in de herinnering voort als het ultieme voorbeeld van een onevenwicht tussen inzet en kosten. Het is de oorlog van de ‘opgeofferde generatie’, opgeofferd voor iets dat achteraf niet meer zo goed te achterhalen is.” (Sophie De Schaepdrijver). Deze oorlog blijft voortleven in het collectieve geheugen van België, dat hierin een belangrijke rol speelde, niet in het minst door de moedige weerstand van onze soldaten, maar ook door het leed dat de burgerbevolking gedurende vier jaar heeft moeten doorstaan. ‘Brave little Belgium’ had de bewondering van de hele wereld verdiend. De grote thema’s van de plechtigheden • De collectieve herinnering: Alle lagen van de maatschappij die de oorlogsinspanning hebben gedragen - militairen, verzetsleden en burgerslachtoffers - worden onder de aandacht gebracht. Hierbij is de overdracht van de herinnering naar de volgende generaties een centrale bekommernis. • Het gezamenlijke streven naar een vreedzame toekomst: België heeft over de jaren heen een internationaal imago opgebouwd van neutrale bruggenbouwer, advocaat van een wereldwijde ontwapening en promotor van de rechtsstaat en de strijd tegen straffeloosheid. • De solidariteit en het partnerschap: Het moedige gedrag van België tijdens de Eerste Wereldoorlog heeft een mobiliserende uitstraling gehad en heeft het belang van internationale samenwerking en multilateralisme bevestigd. België lag mee aan de basis van de oprichting van krachtige instellingen zoals de Verenigde Naties, de NAVO en de Europese Unie. 4 5 De plechtigheden De 83 uitgenodigde landen Om zo dicht mogelijk bij de historische realiteit aan te sluiten, de belangrijke rol van ons land in het conflict te benadrukken, de militaire en de burgerslachtoffers eer te betuigen en de herdenkingen ook op de burgers af te stemmen, heeft de Belgische federale regering ervoor gekozen nationale plechtigheden met internationaal karakter te organiseren op vier locaties met een hoge symbolische waarde: De Belgische federale regering nodigt voor de herdenking uit: • Op 28 oktober 2014 in Nieuwpoort en Ieper voor de honderdste verjaardag van de Eerste Slag bij Ieper met als thema: de weigering van de onderwerping, het onder water zetten van de IJzervlakte en een eerbetoon aan de Koning-Soldaat. • Op 11 november 2018 in Brussel voor de honderdste verjaardag van de ondertekening van de wapenstilstand, met als thema: het einde van de oorlog, de terugkeer naar de vrede en de heropbouw. • Op 4 augustus 2014 in Luik voor de honderdste verjaardag van de invasie van België en de schending van de Belgische neutraliteit, met als thema: de weerstand tegen de invasie. Erkenning van de Natie Ter gelegenheid van de herdenking van de honderdste verjaardag wordt bovendien de erkenning van de natie voor het lijden tijdens de oorlog via sterke symbolische gebaren duidelijk gemaakt. Ook werden twee Koninklijke Besluiten gepubliceerd: • de landen waarvan de troepen (al dan niet strijdend) op Belgisch grondgebied aanwezig waren • de lidstaten van de Europese Unie • de opvolgerstaten van de oorlogvoerende landen (Britse rijk, Duitse rijk, Oostenrijk-Hongarije, Frankrijk en België) en hun vroegere kolonies Veel andere landen zijn ook vertegenwoordigd. Dit getuigt van de internationale uitstraling van de herdenkingsplechtigheid. Vaderlandslievende verenigingen De herinnering staat centraal bij de herdenkingen. Het is belangrijk dat de herinnering aan de offers, gebracht voor het behoud van het land blijft bestaan, zodat de jongeren de waarden kennen die de oudgedienden hebben bezield. Onder andere de vaderlandslievende verenigingen, Servio en het Veteraneninstituut - Nationaal Instituut voor Oorlogsinvaliden, Oudstrijders en Oorlogsslachtoffers staan garant voor deze herinneringsplicht. Op 28 oktober 2014 worden deze verenigingen vertegenwoordigd door de voorzitters en vlaggendragers van de nationale organisaties die alle slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog verenigen. Ook de verenigingen die de tradities hoog houden van de eenheden die in Nieuwpoort en Ieper hebben gevochten, zijn aanwezig. • een besluit om een erediploma op te stellen voor de steden en gemeenten die gedurende de Eerste Wereldoorlog het slachtoffer werden van oorlogsdaden, zodat ze de plaatsen kunnen eren waarvan de burgerbevolking erg heeft geleden • een besluit om de titel van nationale begraafplaats aan het fort van Loncin toe te kennen, zodat we de herinnering aan het hardnekkige verzet levende houden en ons respect tonen voor de zowat 150 verdedigers die er nog steeds rusten, begraven onder het puin 6 7 Verloop van de plechtigheden Plechtigheid bij het Koning Albert I-monument in Nieuwpoort 13.30 u Onthaal van de binnen- en buitenlandse gasten door de Belgische eerste minister Charles Michel, de Belgische minister van Buitenlandse Zaken Didier Reynders, de Belgische minister van Defensie Steven Vandeput, de commissaris-generaal voor de Herdenking van de Eerste Wereldoorlog Paul Breyne, de gouverneur van West-Vlaanderen Carl Decaluwé en de burgemeester van Nieuwpoort Roland Crabbe 14 u 15 u Welkomstwoord door Carl Decaluwé, gouverneur van de provincie West-Vlaanderen Toespraak van Zijne Majesteit de Koning Voordracht van: -- een brief van Robert Pöhland, een Duitse soldaat, aan zijn vrouw, door Benedikt Göbel (student Europacollege Brugge) -- een tekst van Maurice Duwez, een Franstalige dokter, door Toon Hillewaere (inwoner van Nieuwpoort) -- een tekst van Raoul Snoeck, een Vlaamse soldaat, door Dimitri Verbrugge (inwoner van Nieuwpoort) Opstelling van het militair eredetachement van het bataljon Bevrijding - 5de Linie en de Koninklijke Muziekkapel van de Gidsen onder leiding van kapitein kapelmeester Yves Segers Mars van de Bevrijding - Simon Poulain Muzikaal interludium door de Koninklijke Muziekkapel van de Gidsen Marche des Vétérans du Roi Albert - Jos Haniken Mars van het 1ste Eskadron Gidsen - Arthur Prévost Plaatsing van het vaandel met eerbewijzen en De Brabançonne (verkort) Projectie van de film Evocatie van de Oorlog 14-18, gemaakt door majoor Mark Damen Toespraak van de Duitse Bondskanselier Angela Merkel en de Franse minister van Defensie Jean-Yves Le Drian 15.30 u Artistieke evocatie Song to the moon (Rusalka) door Fabienne Conrad 14.15 u Onthaal van koning Filip en koningin Mathilde Where have all the flowers gone van Pete Seeger door Scala Te velde en De Brabançonne (verkort) Twee kanonschoten Marche de l’Escorte royale - Roland Cardon Neerlegging van bloemen door de Koning Marche du 4e escadron des Guides - Arthur Prévost Minuut stilte Mars van het 1ste Regiment Gidsen - Valentin Bender Last Post, eerbetoon aan de gesneuvelden Veteranenmars - Yves Segers Twaalf kanonschoten 14.30 u Muzikaal interludium: cellosuites van Johann Sebastian Bach door cellist Alexandre Debrus 15.45 u Europese hymne door de Koninklijke Muziekkapel van de Gidsen De Brabançonne gezongen door Scala De Brabançonne gespeeld door de Koninklijke Muziekkapel van de Gidsen 14.50 u De buitenlandse hoge vertegenwoordigers en Hare Majesteit de Koningin nemen plaats in de tribune Vertrek van Hunne Majesteiten de Koning en de Koningin en de hoge vertegenwoordigers Schouwing van de troepen door Zijne Majesteit de Koning onder begeleiding van de Koninklijke Muziekkapel van de Gidsen 16.15 u Vertrek van de binnen- en buitenlandse gasten Te velde en De Brabançonne (verkort) Aankomst van de buitenlandse hoge vertegenwoordigers: de staatshoofden, regeringsleiders en de leden van de regerende koninklijke families 9 Last Post-plechtigheid onder de Menenpoort in Ieper 16.15 u Aankomst van de genodigden van de stad Ieper 16.30 u Onthaal in De Poorterij van de staatshoofden, regeringsleiders, leden van de regerende koninklijke families en van Hunne Majesteiten de Koning en de Koningin door de gouverneur van West-Vlaanderen Carl Decaluwé, de burgemeester van Ieper Jan Durnez, de voorzitter van het In Flanders Fields Museum Jef Verschoore, viceadmiraal Sir Tim Laurence, Commissioner van de Commonwealth War Graves Commission, en de voorzitter van de Last Post Association Benoit Mottrie Bezinningsmoment Bij de herdenking van de honderdste verjaardag van de Grote Oorlog wordt voorgelezen door een vertegenwoordiger van elk van de zeven erkende godsdiensten en vrijzinnigen in België (alfabetische volgorde): -- monseigneur Jozef De Kesel, bisschop van Brugge, namens de Rooms-katholieke Kerk -- baron prof. dr. Julien Klener, voorzitter van het Centraal Israëlitisch Consistorie van België -- dominee Arjan Knop, namens de Verenigde Protestantse Kerk in België -- prof. dr. Jack McDonald, voorzitter van het Centraal Comité van de Anglicaanse Eredienst in België -- metropoliet Athenagoras Peckstadt, aartsbisschop van de Orthodoxe Kerk in België -- de heer Sylvain Peeters, voorzitter van de Unie Vrijzinnige Verenigingen en covoorzitter van de Centrale Vrijzinnige Raad -- de heer Noureddine Smaili, voorzitter van de Belgische Moslimexecutieve, namens de Moslimgemeenschap 16.45 u Aankomst Koninklijke Muziekkapel van de Marine onder leiding van oppermeester chef kapelmeester Bjorn Verschoore Interludium 17.15 u Aankomst van de genodigden Aankomst van de hoge vertegenwoordigers en Hare Majesteit de Koningin Aankomst van Zijne Majesteit de Koning 17.30 u Call to Attention door de klaroenblazers van de Last Post Association Voordracht van twee gedichten: -- In Flanders fields van luitenant-kolonel John McCrae door Hugh O’Donnell (student Europacollege Brugge) -- De oogst van Stefan Hertmans door Anouck Ramaut (leerling dé Academie Ieper) Toespraak van de Belgische eerste minister Charles Michel Muzikaal interludium door de Koninklijke Muziekkapel van de Marine Toespraak van de vertegenwoordiger van de Commonwealth gouverneur-generaal van Canada David Johnston Neerlegging van een bloemenkrans door Zijne Majesteit de Koning en de andere hoge vertegenwoordigers Last Post, eerbetoon aan de gesneuvelden door de brandweer van de Last Post Association 18 u Regen van Poppyblaadjes begeleid door de hymne O Valiant Hearts 17.45 u Exhortation uit het gedicht For the fallen van Laurence Binyon door viceadmiraal Sir Tim Laurence, Commissioner van de Commonwealth War Graves Commission Reveille door de klaroenblazers van de Last Post Association Europese hymne door de Koninklijke Muziekkapel van de Marine De Brabançonne door de Koninklijke Muziekkapel van de Marine They shall grow not old, as we that are left grow old: Age shall not weary them, nor the years condemn. At the going down of the sun and in the morning, We will remember them. (het publiek herhaalt de laatste zin) 18.15 u Vertrek van de hoge vertegenwoordigers en gasten naar het stadhuis van Ieper Minuut stilte Lament door Pipe Major Eric Remy van de Ypres Surrey Pipes & Drums De Koninklijke Muziekkapel van de Marine vertrekt naar de Grote Markt voor een concert om 19 u 11 Receptie en diner in het stadhuis van Ieper 18.30 u Geleid bezoek voor de staatshoofden, regeringsleiders en leden van de regerende koninklijke families in het In Flanders Fields Museum door het wetenschappelijk personeel van het museum en diner Aanvang van de receptie voor genodigden in de Lakenhallen (museumcafé) tot 20 u met facultatief bezoek aan de tentoonstelling De IJzerslag en de Eerste Slag bij Ieper - Antony d’Ypres in de koninklijke zaal van de Lakenhallen vanaf 19 u Concert in de Sint-Maartenskathedraal van Ieper 20.30 u Concert Voice of the Living van componist Wim Mertens uitgevoerd door het ensemble van de componist België herdenkt de Eerste Wereldoorlog (auteur: Franky Bostyn, historische pool van het Ministerie van Landsverdediging) Oorlogen zijn een cesuur in de geschiedenis, er is de periode voor en de periode na. In België geldt dit in het bijzonder voor de Eerste Wereldoorlog. Een oorlog waarin op Belgische bodem 600.000 doden vielen uit alle hoeken van de wereld. De oorlog hertekende ook de wereldkaart door het uiteenvallen van oude rijken en koloniale systemen. Het was een oorlog waaraan alle grootmachten schuld hadden en waarna de verliezers als schuldigen werden aangeduid, in die mate dat met de afwikkeling ervan de kiem voor de volgende oorlog was gelegd. Vandaag wonen we een dubbele plechtigheid in Nieuwpoort en Ieper bij. De plechtigheid in Nieuwpoort focust op het Belgische IJzerfront, de onderwaterzettingen en de rol van koning Albert I. De plechtigheid in Ieper herdenkt de verdediging door de geallieerden op de heuvelrug rond de stad Ieper en de vele slachtoffers die er gevallen zijn. Op 4 augustus 2014 werd een eerste federale herdenking georganiseerd in Luik. Op 11 november 2018 organiseert de Belgische overheid nog een derde plechtigheid in Brussel bij de honderdste verjaardag van de wapenstilstand en de bevrijding van België. De Belgische federale regering ondersteunt ook een hele reeks initiatieven van andere overheden en instanties. Meer informatie vindt u op www.be14-18.be. Nationale herdenking van de Slag aan de IJzer Albert I-monument Nieuwpoort De Slag aan de IJzer De Slag aan de IJzer vormde het eindpunt van de terugtocht van het Belgische leger, die op 4 augustus na de Duitse inval bij Luik was begonnen. Midden oktober 1914 trok het Belgische leger zich terug rond de IJzer als natuurlijke verdedigingslinie. Het telde toen nog slechts 75.000 manschappen, 40% van het aantal manschappen bij de mobilisatie. Om de Duitse opmars te stoppen, besliste de Belgische legerleiding tot een reeks onderwaterzettingen via het hydrologisch complex van Nieuwpoort, dat naar zijn vorm de Ganzepoot wordt genoemd. Op 21 oktober 1914 werd een deel van de polder ten noorden van de IJzer onder water gezet door het openen van de verlaten van de Kreek van Nieuwendamme. Er werd beroep gedaan op de plaatselijke kennis van Karel Cogge en vooral Hendrik Geeraert. Vanaf 25 oktober begon het Belgische leger met het dichten van de doorgangen onder de spoorwegberm Nieuwpoort-Diksmuide. Daarop werd het waterpeil via de verlaten van Veurne-Ambacht en de Noordvaart stelselmatig verhoogd. Bij hoogtij liet men zeewater in de polders, waarna de verlaten bij laagtij weer werden gesloten. Ondertussen lagen Nieuwpoort en Diksmuide onder onophoudelijk artillerievuur en werd er zwaar gevochten om Ramskapelle en Pervijze. Dankzij Franse steun van onder meer de Fusiliers-Marins kon het Belgische leger standhouden tot het water enkele tientallen centimeters hoog stond, zodat het Duitse leger moest terugtrekken. Diksmuide viel later op 10 november in Duitse handen, maar Nieuwpoort bleef Belgisch en werd daarmee de meest noordelijke stad in de geallieerde verdediging van de Noordzee tot de Zwitserse grens. Tot de zomer van 1917 bezette het Belgische leger ook nog een klein stuk terrein op de rechteroever van de IJzermonding, tussen de Ganzepoot en de zee, dat echter bij de Duitse operatie ‘Strandfest’ verloren ging. Het front kwam toen heel dicht bij de stad te liggen en slechts op een paar honderd meter van de Ganzepoot. Na 1914 trad voor het Belgische leger een moeilijke periode aan, want het leger moest volledig heropgebouwd worden, zowel naar getalsterkte, materieel als moreel. Tot 1918 vonden aan het IJzerfront geen grote offensieven meer plaats. Toch waren er dagelijks schermutselingen en vaak hevige beschietingen. 13 Albert I, Koning-Ridder Koning Albert I (1875-1934) hield van bij het begin van de oorlog vast aan de verplichte gewapende neutraliteit van België. De regering wilde volop de kaart van de geallieerden trekken. Dat zijn vrouw koningin Elisabeth de schoonzus was van kroonprins Rupprecht van Beieren, bevelhebber van de Duitse troepen in Vlaanderen, was daar zeker niet vreemd aan. Albert engageerde zich pas volop in het geallieerde kamp in het voorjaar van 1918, toen duidelijk werd dat het Duitse leger het onderspit zou delven. Maar tot 1918 was het Belgische leger militair niet in staat om deel te nemen aan de vele geallieerde offensieven. De regering resideerde in het Franse Sainte Adresse, terwijl de Koning in De Panne bleef waar hij dicht bij zijn troepen was. Zijn pragmatische en charismatische leiding leverden hem de bijnaam Koning-Ridder op, een titel die in Nieuwpoort passend in herinnering wordt gebracht. Het Albert I-monument en de Ganzepoot in Nieuwpoort Na de dood van koning Albert I in 1934 werden in het hele land monumenten voor hem opgericht. De vzw IJzergedenkteken van koning Albert I zorgde voor een groot herdenkingsmonument bij de Ganzepoot in Nieuwpoort. Het ontwerp werd toevertrouwd aan de Brusselse architect Julien De Ridder. Hij tekende een cirkelvormige structuur van meer dan 100 meter omtrek, gedragen door een dubbele zuilengalerij in gele baksteen van waarop het vroegere front kan worden overzien. In het midden staat een ruiterstandbeeld van de Koning-Ridder, dat ontworpen is door beeldhouwer Karel Aubroeck uit Temse. Het monument werd in 1938 ingehuldigd door koning Leopold III en de koninklijke familie. Sindsdien gaat er elk jaar op de eerste zondag van augustus een nationale hulde aan koning Albert I en de helden van de IJzer door. Het bevindt zich naast het hydrologisch complex van de Ganzepoot, dat na de Eerste Wereldoorlog grotendeels in zijn oorspronkelijke toestand is hersteld. Monumenten rond de verschillende sluizen eren de Franse 81ste Territoriale Divisie, de Britse slachtoffers tijdens de operatie ‘Strandfest’ in juli 1917 en de Belgische Sapeurs-Pontonniers. Nieuw bezoekerscentrum Westfront 1914-1918 in Nieuwpoort De stad Nieuwpoort opende op 18 oktober een eigentijds en interactief bezoekerscentrum onder het Albert I-monument. Daarin wordt het verhaal van de onderwaterzetting verteld en hoe Nieuwpoort de oorlog overleefde. Ook op de figuur van koning Albert I wordt ingegaan. Hoogtepunt is de 14 projectie van het opnieuw tot leven gewekte IJzerpanorama van oorlogsschilder Alfred Bastien uit 1921. Het wereldbekende doek van 115 meter lang en 15 meter hoog is zo opnieuw te zien. Vanuit het bezoekerscentrum kan men ook met een lift naar de galerij boven het Albert I-monument, waar er een uniek uitzicht is over de vroegere onderwaterzettingen, de kust en het hinterland. Getuigenissen Tijdens de plechtigheid in Nieuwpoort worden drie getuigenissen voorgelezen van Robert Pöhland, Maurice Duwez en Raoul Snoeck. Brief van Robert Pöhland (Bremen) aan zijn vrouw Anna Pöhland België, 22 juli 1916 Mijn geliefde, trouwe echtgenote, De mooie herinneringsbeelden worden alsmaar weer verstoord door een verschrikkelijk beeld dat ik kort voordien heb gezien. Een half uur van ons vandaan hebben de Belgen een door ons bezette voorpost met artillerie beschoten. Er vielen twee zwaar- en drie lichtgewonden. De zwaargewonden werden onmiddellijk voor onze ogen weggevoerd. Het was een vreselijk gezicht. Ze lagen volledig onbedekt op een draagberrie. Bij dergelijke gebeurtenissen spookt de gedachte door mijn hoofd en ben ik vaak bang dat ik gek zal worden. Omdat we zo verontwaardigd zijn over deze vreselijke misdaad en geen uitweg of geen einde aan dit alles zien. Eergisteren las ik dat de Russen bij hun laatste offensief in drie weken tijd 284.000 doden telden. Kan men dit nog oorlog noemen? Waarom wordt aan deze waanzinnige slachtpartij niet snel een einde gemaakt, om het even hoe. Bron: Doris Kachulle (Hg.), Die Pöhlands im Krieg, Briefe einer sozialdemokratischen Bremer Arbeiterfamilie aus dem Ersten Weltkrieg, 314 S., PapyRossa Verlag 2006. Dokter Maurice Duwez Dokter Maurice Duwez (1881-1966) was afkomstig uit Elsene en diende tijdens de Slag aan de IJzer als arts bij het 1ste Regiment Karabiniers. Onder het pseudoniem Max Deauville schreef hij tientallen werken, waaronder verschillende over de Eerste Wereldoorlog. Zijn bekendste zijn Jusqu’à l’Yser uit 1917 en La Boue des Flandres uit 1922. 15 De aanval op Tervaete op 22 october 1914 (uittreksels) Alles wordt weggemaaid, de lijken stapelen zich op. Op de plakkerige loopbruggen glijden de gekwetsten weg in het slijk. Het is avond. Onze post is gevestigd in een kleine schuur, naast de kerk. Het is een laag gebouw met een schuin dak, leunend tegen een huis. Het licht sluipt via de open deur binnen, de duisternis die langzaamaan elke hoek van de schuur inneemt, doet de groene avondschemering nog meer schitteren. Al diegenen waarmee we tot hiertoe heel wat leed hebben gedeeld, komen verminkt, bebloed en met gescheurd uniform terug. Vrijwel het hele bataljon is vernietigd. Drie van onze officiers zijn op het slagveld gebleven, onder hen de oude commandant met de ironische glimlach. Vijf gekwetsten konden tot bij ons worden gebracht. En het defilé stopt niet, de slachtoffers blijven toestromen. In de troggen hebben we vale kaarsen geplant om toch wat licht te hebben. (...) Door de gebarsten ruiten zien we zo nu en dan felrode vuurwolken van de aanwakkerende brand. Bij het schijnsel van de huizen in lichterlaaie, graven soldaten koortsachtig loopgraven aan de rand van het dorp, langs de met bomen omzoomde weg die naar het kasteel van Vicogne leidt. Ze maaien haastig de grasperken. Ieder graaft zijn put, misschien wel zijn eigen graf. (…) Bron: Max Deauville, Jusqu’à l’Yser, blz 110-112. Raoul Snoeck Onderluitenant Raoul Snoeck (1893-1918) was een telg uit de bekende Gentse uitgeversfamilie. Met het 2de Linieregiment maakte hij de Slag aan de IJzer mee. Zijn oorlogsdagboek behoort tot de beste die aan het IJzerfront geschreven zijn. 21 oktober 1914: De toestand is kritiek, het Belgisch leger wordt steeds kleiner en is aan zichzelf overgeleverd. We zijn hopeloos ontredderd en hebben drie dagen niets meer gegeten of gedronken. De enkele beschuitjes die we krijgen, worden bevochtigd met het stinkende vuile water uit de greppels. We slapen nabij gesneuvelde makkers en hebben de moed en de kracht niet om hen te begraven. Geen aflossing, geen bevoorrading mogelijk. Een muur van vuur scheidt de achterlinies van de gevechtszone. Het water valt met bakken uit de hemel, een echte zondvloed! De loopgraven zijn als kanalen en onze handen staan stijf van de kou. De noordenwind blaast ons om de oren, je zou niet weten wat het akeligst is: het gehuil van de wind of het gedonder van de artillerie. Er is niets te eten, we tandenknarsen en vermageren zienderogen. We hebben zelfs moeite om elkaar te herkennen. Het is onmogelijk de kuilen te verlaten. Of je hier nu miljonair bent of arme drommel, het blijft voor iedereen hetzelfde... Je moet erin berusten. Ondanks alles blijven we op post. Wat wil je? De IJzer is onze laatste hoop. Het 16 is overwinnen of sterven. We zijn geen mensen meer, maar duivels in lompen, zwart van modder, zweet en regen, bebloed en ten einde adem. Bron: Raoul Snoeck; In de modderbrij van de IJzervallei, blz 47-48. Kanonschoten als eerbetoon Al verschillende eeuwen worden kanonschoten als eerbetoon gebruikt. Na de neerlegging van een bloemenkrans door koning Filip bij het monument voor zijn overgrootvader, koning Albert I, vuurt een artillerie-eenheid van Brasschaat 14 kanonschoten af als symbool voor het oorlogsjaar 1914. Twee kanonschoten worden afgevuurd voor het neerleggen van de bloemen. Twaalf andere kanonschoten volgen op de Last Post, het eerbetoon aan de gesneuvelden. De eerste tien schoten vestigen de aandacht op alle huidige gemeenten, waar de Eerste Slag bij Ieper plaatsvond. Het totaal van twaalf schoten legt de aandacht op de huidige gemeenten die een rol speelden tijdens de Slag aan de IJzer. Muzikale opluistering De plechtigheid in Nieuwpoort wordt muzikaal opgeluisterd door de Koninklijke Muziekkapel van de Belgische Gidsen, de Belgische cellist Alexandre Debrus, de Franse soprane Fabienne Conrad en het meisjeskoor Scala. De Muziekkapel van de Gidsen werd in 1832 opgericht als particuliere muziekkapel van de Koning. Ze combineert een groot harmonieorkest met een cavalerie-trompetterkorps van internationale faam. Alexandre Debrus is een professioneel cellist (trio Carlo Van Neste). Hij behaalde de eerste prijs Cello en talrijke andere prijzen, en is laureaat van de promotiebeurs 2004 van de Belgische Stichting Roeping (Vocatio). Fabienne Conrad behaalde de eerste prijs Muzikale Vorming en Piano, na haar studie Politieke Wetenschappen in Parijs. Ze werd opgemerkt door Jacques Mars, bas bij de Opéra national de Paris. Ze wijdde zich aan de lyrische zang en werd laureate van het concours voor jonge vrouwelijke zangers in Madrid. Ze brengt de aria Song to the moon uit de opera Rusalka van Antonín Dvořák. Het bekende meisjeskoor Scala uit Aarschot werd in 1996 opgericht door de broers Stijn en Steven Kolacny. Het koor maakte al 11 albums en geniet internationale bekendheid. Op de plechtigheid in Nieuwpoort brengen ze Where have all the flowers gone, een anti-oorlogssong uit het begin van de jaren ’60, geschreven door de Amerikaanse zanger Pete Seeger. De song werd vooral bekend door de interpretatie door de Britse Vera Lynn en de 17 Duitse Marlene Dietrich (Sag mir wo die Blumen sind), twee bekende zangeressen uit de Tweede Wereldoorlog. Bataljon Bevrijding - 5de Linie Het Belgisch militaire eredetachement voor de plechtigheid in Nieuwpoort wordt geleverd door het Bataljon Bevrijding - 5de Linie. Het 5de Linieregiment vindt zijn oorsprong in de Nederlandse tijd. In 1832 kreeg het regiment zijn vaandel uit handen van koning Leopold I. Na de Tweede Wereldoorlog volgde de heroprichting als het 5de Liniebataljon. De eenheid verhuisde in 1992 naar Leopoldsburg, waar ze samengevoegd werd met het veel jongere, maar roemrijke bataljon Bevrijding. Vandaag telt het bataljon Bevrijding - 5de Linie ongeveer 550 militairen. Het 5de Linieregiment speelde een belangrijke rol in de gevechten van 1914. Tijdens de Slag aan de IJzer onderscheidde de eenheid zich in het bijzonder rond Nieuwpoort. Film: Evocatie van de Oorlog 14-18 De introductiefilm, die werd gemaakt door majoor Mark Damen van het Ministerie van Landsverdediging, toont originele archiefbeelden van het leven aan de IJzer, de offers door de dappere Belgische soldaten tijdens de hevige gevechten, de massale vernielingen en de toenmalige vorst Albert I. Mark Damen overleed op 7 september 2014. De muziek Messe de requiem, Op. 54 (Kyrie), uit de cd Saint-Saëns wordt vertolkt door het Orchestra della Svizzera Italiana onder leiding van Diego Fasolis. Componist Camille Saint-Saëns (1835-1921) bracht het werk voor het eerst op 22 mei 1879. KyrieKyrie Requiem aeternam dona eis, Domine, Geef hen, heer, eeuwige rust et lux perpetua luceat eis. En dat het licht immer op hen mag schijnen. Te decet hymnus, Deus, in Sion, We aanbidden u, heer, in Zion, et tibi reddetur votum in Jerusalem. en onze gebeden gaan naar u in Jerusalem. Ad te omnis caro veniet. Alle vlees zal voor u komen. Kyrie eleison, Heer, heb mededogen, Christe eleison, Christus, heb mededogen, Kyrie eleison. Heer, heb mededogen. 18 Nationale herdenking van de Eerste Slag bij Ieper Menenpoort Ieper De Eerste Slag bij Ieper De Belgen zochten in de noordelijke Westhoek bescherming achter het water van de Noordzee, de Britten namen in de zuidelijke Westhoek hun toevlucht tot de midden-West-Vlaamse heuvelrug. Achter de heuvelrug lag de stad Ieper als toegangspoort tot de kust en de kanaalhavens. Bij het uitbreken van de oorlog beschikte Groot-Brittannië over een klein, maar goed getraind beroepsleger van zo’n 100.000 man, de British Expeditionary Force, dat snel en overal inzetbaar was. Op 23 augustus 1914 ging het bij Mons de confrontatie aan met het grote Duitse leger. Frankrijk had ook een groot leger met dienstplichtigen, maar midden oktober was het aantal Franse troepen in België beperkt. De Eerste Slag bij Ieper begon op 20 oktober 1914 en is een verzamelnaam voor een hele reeks gevechten ten oosten en ten zuiden van de stad, gekenmerkt door drie grote Duitse aanvalsgolven. Met de eerste aanval van 21 tot 23 oktober probeerden Duitse vrijwilligersregimenten bij Langemark een doorbraak naar Ieper te forceren. Langemark werd niet ingenomen, maar de inzet van jonge studenten gaf de aanval wel een mythische status. Op veel andere plaatsen moesten de Britten terugplooien, maar vanaf 24 oktober snelden Franse troepen massaal te hulp. Op 29 oktober 1914 begon een tweede Duitse doorbraakpoging in de richting van Ieper. De volgende dag moest de prestigieuze Household Cavalry, de elite van de Britse cavalerie, Zandvoorde prijsgeven. Op 31 oktober verloren de Britten Geluveld, ondanks de heroïsche tegenaanval van de Worcesters en South Wales Borderers. Dezelfde dag zette het Duitse leger ook de aanval in op Mesen en Wijtschate. De London Scottish verdedigden Mesen op heroïsche wijze, maar de Duitse overmacht was te groot. Op 2 november viel ook Wijtschate, waarna de strijd hier nog twee weken in alle hevigheid voortwoedde. Franse troepen verijdelden er op het nippertje een frontdoorbraak en deden dat eveneens in Zonnebeke. Op 10 en 11 november volgde een derde en voorlopig laatste poging van het Duitse leger om Ieper te bereiken en naar de kanaalhavens door te stoten. Op 10 november mislukte een nieuwe Duitse aanval op Langemark en de volgende dag kon ook de Pruisische Garde bij de Nonnebossen niet 19 de verwachte doorbraak realiseren. De aanval van de elite van het keizerlijk leger werd er door Schotse beroepssoldaten, van onder meer de Black Watch, uit elkaar geschoten. In de avond van 11 november 1914 groeven beide partijen zich in en begon een lange stellingenoorlog die pas, dag op dag, vier jaar later ten einde kwam. Balans van de Slag aan de IJzer en de Eerste Slag bij Ieper Op 10 november 1914 eindigde de Slag aan de IJzer met de inname van Diksmuide door de Duitse troepen en de volgende dag stokte ook de aanval op Ieper. De Duitse opmars was tot staan gebracht achter het water van de Noordzee en op de heuvels rond Ieper. In amper een maand tijd vielen zo’n 245.000 doden, gewonden en vermisten: 134.315 Duitsers, 55.395 Britten, 41.330 Fransen en ongeveer 18.500 Belgen. De gruwel werd slechts in 1917 overtroffen tijdens de Slag van Passendale. Op 22 november richtte het Duitse leger zijn zwaarste geschut op Ieper, waardoor de middeleeuwse stad werd vernietigd. Midden november 1914 werden de uitgeputte Britse beroepssoldaten grotendeels afgelost door Fransen, waarna ze de winter rond Ploegsteert en net over de Franse grens doorbrachten. De ontgoocheling over de mislukte campagnes was bij alle partijen bijzonder groot. Met kerstmis 1914 kwam het op verschillende plaatsen tot verbroederingen tussen de strijdende partijen. In Ploegsteert werd eventjes gevoetbald. De vrede was van korte duur: mijnen, gas, tanks en vlammenwerpers deden hun intrede in nieuwe pogingen om het vastgelopen front te doorbreken. De Eerste Wereldoorlog werd een uitputtingsoorlog zonder voorgaande. De Menenpoort en de Last Post in Ieper De Menenpoort werd in 1927 opgericht op de plaats van één van de vroegere Ieperse stadspoorten. Tienduizenden soldaten van het Britse imperium verlieten langs hier de stad op weg naar het front. De Britse architect Reginald Blomfield ontwierp de poort als een Romeinse triomfboog voor de overwinning van het Britse imperium. Onder de poort en op de zijmuren liet de Imperial War Graves Commission de namen aanbrengen van bijna 55.000 vermisten. Oorspronkelijk was het de bedoeling alle vermisten in de regio hier bij naam te herdenken, maar om technische redenen staan 35.000 namen van Britten nu op de achtermuur van Tyne Cot Cemetery. Op het memoriaal van Ploegsteert staan ook meer dan 11.000 namen van vermisten. De vermiste Nieuw-Zeelanders worden op aparte monumenten herdacht. 20 Sinds 1928 wordt onder de Menenpoort elke avond om 20 uur een Last Post geblazen, een Britse legersonnerie die internationaal als laatste eerbetoon erkend is. De plechtigheid is een semi-officiële herdenking van het oorlogsgebeuren en een rouw voor de doden. De Last Post is een eerbetoon van de Ieperse bevolking aan de doden van het Britse imperium en wordt georganiseerd door de Last Post Association. De plechtigheid van 28 oktober volgt het ceremonieel verloop van de dagelijkse plechtigheid. De Menenpoort wordt beheerd door de Commonwealth War Graves Commission, die ook instaat voor het onderhoud van de meer dan 150 begraafplaatsen van de Commonwealth in de regio. Muzikale opluistering De plechtigheid in Ieper wordt muzikaal opgeluisterd door de Koninklijke Muziekkapel van de Belgische Marine. Deze jongste van de drie muziekkapellen van het Ministerie van Landsverdediging beschikt over een zeer uitgebreid repertoire. Tijdens de plechtigheid wordt ook een lament gespeeld door doedelzakspeler Eric Remy, Pipe Major van de Last Post Association en bezieler van de Ypres Surrey Pipes & Drums. Bezinningsmoment: Bij de herdenking van de honderdste verjaardag van de Grote Oorlog Vandaag, uitgerekend op deze gedenkdag en hier op deze plaats, beseffen we meer dan ooit tot welk afschuwelijk kwaad mensen en volkeren in staat zijn. Zoveel goeds en zoveel moois heeft de mens in de loop van zijn geschiedenis tot stand gebracht. Beschaving en creativiteit hebben inderdaad wonderen verricht, tot op vandaag. Maar er werd en er wordt ook een ander spoor getrokken doorheen diezelfde geschiedenis. Een spoor van onrecht en uitbuiting, van oorlog en geweld. Wat hier gebeurd is, tart alle verbeelding. Nooit eerder was het in de mensengeschiedenis in die omvang gezien. Miljoenen mensen, vooral jonge mensen, zijn in die oorlog gesneuveld. En nog meer burgers. De Grote Oorlog, zo wordt hij inderdaad genoemd. Wat men had meegemaakt was zo erg dat men ervan overtuigd was: deze oorlog kan niet anders dan de laatste zijn. Maar niets was minder waar. Een kwarteeuw nadien herhaalde zich hetzelfde drama. En ook nu nog zijn er zovele plaatsen in deze wereld waar brutaal en uitzichtloos geweld heersen. 21 Geen mens, van welke filosofische, levensbeschouwelijke of religieuze overtuiging ook, kan onberoerd blijven bij wat hier is gebeurd. Het blijft onvoorstelbaar waartoe mensen in staat zijn. Ongehoord wat mensen elkaar kunnen aandoen. Niemand kan daar onverschillig bij blijven. Niemand kan zeggen: dat is mijn zaak niet; daar heb ik niets mee te maken. Het raakt ons allen ten diepste toe als mens. We zijn verantwoordelijk voor elkaar. We zijn verantwoordelijk voor deze wereld. We zijn verantwoordelijk voor de toekomst. Ze creëren alleen nieuwe conflicten en nieuw geweld. Alleen eerlijk diplomatiek overleg kan helpen. Overleg waar men elkaar leert begrijpen en elkaars rechtmatige eisen erkent. Maar bovenal moeten we het verlangen koesteren naar een rechtvaardige en menswaardige samenleving. Het is aan dat verlangen dat het niveau van beschaving valt af te lezen. Hoezeer we van traditie en overtuiging ook verschillen, het is dat verlangen dat ons met elkaar verbindt. Het is onze gemeenschappelijke zorg en opdracht. Om de eenvoudige reden dat we mensen zijn. We mogen noch kunnen die miljoenen slachtoffers vergeten. Hen allen willen we gedenken. Met een oneindige genegenheid en dankbaarheid. Zij die hier geleden hebben als militair, verzetsstrijder of burger. Zij hebben het mede gedaan vanuit hun morele, religieuze of levensbeschouwelijke overtuiging. Ze hebben hun leven gegeven voor ons, voor onze vrijheid en voor een menswaardige wereld. We kunnen noch mogen hen vergeten. Opdat ze niet vergeefs geleden hebben en gestorven zijn. Poëzie onder de Menenpoort In ons allen leeft het verlangen naar een wereld waar mensen elkaar als mensen eerbiedigen. Hoezeer verschillend van taal en origine, van volk en natie wij ook zijn, wij delen allen dezelfde menselijke waardigheid. Meer en meer leven we in een geglobaliseerde wereld. Overal op onze planeet wordt de samenleving multicultureel. We worden voortdurend geconfronteerd met elkaars anders-zijn. Het kan ervaren worden als een bedreiging. Maar ook als een rijkdom. Het is en blijft een grote uitdaging voor de toekomst om elkaar in dit anders-zijn niet alleen te tolereren maar ook te respecteren. Daarom moeten we ons ver van alle vormen van fundamentalisme houden. We zijn niet elkaars concurrenten, laat staan vijanden, maar elkaars lotgenoten. Het tweede gedicht is een hedendaags gedicht, geschreven door Stefan Hertmans (°1951), auteur van de biografische roman Oorlog en Terpentijn. In De Oogst verandert een schijnbaar vredige, rurale wereld in een oorlogshel. We verlangen niet alleen naar een menswaardiger samenleving. We verlangen ook naar een meer rechtvaardige samenleving. Het één gaat niet zonder het ander. Het is het onrecht dat geweld oproept. Vrede zal een ijdel woord blijven als men zich niet daadwerkelijk inzet voor een eerlijke en rechtvaardige verdeling van de rijkdom van deze aarde. Het eigen belang mag hier niet primeren op het algemeen belang. Dat geldt voor iedere burger maar ook voor volkeren, naties en continenten. Hier dragen de politieke leiders en overheden een grote verantwoordelijkheid. Nooit meer oorlog! Zo klonk het na deze Grote Oorlog. Honderd jaar nadien weten we maar al te goed hoe voorzichtig we moeten zijn met dergelijke uitspraken. Ze verworden vlug tot leuzen die tot niets engageren. En toch willen we hier, uitgerekend op deze plaats, deze hoop opnieuw uitspreken. Conflicten zullen er blijven. Oorlog en geweld kunnen die niet beëindigen. 22 Tijdens de plechtigheid onder de Menenpoort worden twee stukjes poëzie voorgelezen. Het eerste gedicht is het bekende In Flanders fields, dat de Canadese dokter John McCrae (1872-1918) in mei 1915 tijdens de Tweede Slag bij Ieper schreef. Met dit gedicht werd de klaproos ook het symbool van de Eerste Wereldoorlog. In Flanders fields - John McCrae In Flanders fields the poppies blow Between the crosses, row on row, That mark our place; and in the sky The larks, still bravely singing, fly Scarce heard amid the guns below. We are the Dead. Short days ago We lived, felt dawn, saw sunset glow, Loved, and were loved, and now we lie In Flanders fields. Take up our quarrel with the foe: To you from failing hands we throw The torch, be yours to hold it high. If ye break faith with us who die We shall not sleep, though poppies grow In Flanders fields. 23 De Oogst - Stefan Hertmans Het maaien had hij meegemaakt, en het geluid dat vallen maakt voordat de halmen breken. Hij had rijen gezien, en rijen, altijd maar rijen die vielen voor het zingen van de zeis, het sissen van gulzige monden van metaal. Het prikkeldraad omspant de doolhof, huid blinkt in de omheining, en voor het slapen is er stro. Wat op de aarde lag had vruchtbaar kunnen zijn, maar misgelopen is het oogsten Concert in de Sint-Maartenskathedraal: Voice of the living Op vraag van de federale overheid schreef componist Wim Mertens (°1953) Voice of the Living, dat na de plechtigheid in première in de Ieperse SintMaartenskathedraal wordt opgevoerd. De componist legt op een hedendaagse manier getuigenis af van zij die het in 1914 niet hebben overleefd. De compositie wordt door de Belgische regering aangeboden aan de Ieperse bevolking. Ze bestaat uit een proloog, acht delen en een epiloog. De vertolking gebeurt door het ensemble van Wim Mertens, waarin de componist zelf piano speelt en zingt. Tentoonstelling Ieper - IJzer 1914 In het In Flanders Fields Museum opende op 4 oktober een tijdelijke tentoonstelling over de Slag aan de IJzer en de Eerste Slag bij Ieper. Blikvanger op de tentoonstelling zijn een groot aantal - vaak nooit getoonde - foto’s van de broers Robert en Maurice Antony. Zij brachten het oude Ieper van voor 1914 in beeld, fotografeerden de ondergang van de stad tussen oktober 1914 en mei 1915 en waren er ook na de oorlog bij voor de wederopbouw. in de eigen modder, in het eigen vlees, en niemand kent het graan. 24 25 Commémorations organisées par le gouvernement fédéral belge à l’occasion du centième anniversaire de la Première Guerre mondiale Introduction La Première Guerre mondiale, de 1914 à 1918, a bouleversé l’histoire de la Belgique et du monde entier. « Plus que toute autre guerre moderne, 14-18 reste dans les mémoires comme étant l’exemple ultime d’un déséquilibre entre coûts et enjeux. C’est la guerre de la ‘génération sacrifiée’, sacrifiée pour une cause qui, rétrospectivement, est devenue difficile à cerner. » (Sophie De Schaepdrijver). Cette guerre demeure gravée dans la mémoire collective de la Belgique qui y a joué un rôle majeur, en particulier par la résistance courageuse de ses soldats mais aussi par les souffrances endurées par les populations civiles au cours des quatre années. « Brave little Belgium » avait gagné l’admiration du monde entier. Les grands axes des commémorations • La mémoire collective : Tous les niveaux de la société qui ont contribué respectivement à l’effort de guerre – militaires, résistants et victimes civiles – sont mis en évidence ; la transmission aux générations suivantes doit être une préoccupation majeure. • Les efforts collectifs pour un avenir de paix : Au fil des années, la Belgique s’est construit une image de marque internationale comme bâtisseur de ponts neutres, avocat d’un désarmement mondial et promoteur de l’État de droit et de la lutte contre l’impunité. • La solidarité et le partenariat : Le comportement courageux de la Belgique pendant la Première Guerre mondiale a eu un rayonnement mobilisateur et a confirmé l’importance de la coopération internationale et du multilatéralisme ; la Belgique figure parmi les fondateurs d’institutions fondamentales telles que les Nations Unies, l’OTAN et l’Union européenne. 26 27 Les cérémonies Les 83 pays invités Afin de coller au plus près à la réalité historique, de mettre en évidence le rôle important joué par la Belgique dans le conflit, de mettre à l’honneur tant les victimes militaires que civiles et d’orienter les commémorations également vers le citoyen, le gouvernement fédéral belge a choisi d’organiser des cérémonies nationales à caractère international dans quatre lieux à haute teneur symbolique : Le gouvernement fédéral belge a voulu associer à cette commémoration : • Le 4 août 2014 à Liège, pour le centième anniversaire de l’invasion de la Belgique et de la violation de sa neutralité, avec pour thème la résistance à l’invasion. • Le 28 octobre 2014 à Nieuport et à Ypres, pour le centième anniversaire de la première bataille d’Ypres avec pour thème le refus de la soumission et l’inondation de la plaine de l’Yser, et la mise à l’honneur de la figure du Roi-Soldat. • le 11 novembre 2018 à Bruxelles, pour le centième anniversaire de la signature de l’armistice, avec pour thème la fin de la guerre, le retour à la paix et la reconstruction. La reconnaissance de la Nation Par ailleurs, à l’occasion de la commémoration du Centenaire, il était opportun de marquer par des gestes symboliques forts la reconnaissance de la Nation pour les souffrances vécues lors de cette guerre. Aussi, deux arrêtés royaux ont été pris : • les pays dont des troupes (combattantes ou non) ont été présentes sur le sol belge • les pays membres de l’Union européenne • les États successeurs des pays belligérants (Empire britannique, Empire allemand, Empire austro-hongrois, France et Belgique) ainsi que leurs anciennes colonies De nombreux autres pays seront également représentés. Cela témoigne du rayonnement international de cette commémoration. Associations patriotiques Le devoir de mémoire est au centre des commémorations. Il importe en effet de maintenir toujours la mémoire des sacrifices consentis pour la sauvegarde du pays et de faire en sorte que les jeunes maintiennent les valeurs qui ont animé leurs anciens. Les associations patriotiques, Servio et l’Institut des vétérans - Institut national des invalides de guerre, anciens combattants et victimes de guerre (IV-INIG) sont parmi les garants principaux de ce devoir de mémoire. Le 28 octobre 2014, ces associations patriotiques sont représentées par les présidents et porte-drapeaux des organisations nationales, regroupant toutes les victimes de la Première Guerre mondiale, ainsi que par les associations portant les traditions des unités ayant combattu à Nieuport et Ypres. • afin de créer un diplôme honorifique pour les villes et communes victimes de faits de guerre lors de la Première Guerre mondiale en vue d’honorer les localités dont la population civile a particulièrement souffert ; • afin de donner le titre de Nécropole nationale au Fort de Loncin pour perpétuer la mémoire de sa résistance particulièrement tenace et témoigner du respect de la Belgique envers les quelque 150 défenseurs qui y reposent encore, ensevelis sous les décombres. 28 29 Déroulé des cérémonies Cérémonie au monument Roi Albert Ier à Nieuport 13h30 Accueil des invités belges et étrangers par le Premier ministre belge Charles Michel, le ministre belge des Affaires étrangères Didier Reynders, le ministre belge de la Défense Steven Vandeput, le commissaire général à la Commémoration de la Première Guerre mondiale Paul Breyne, le gouverneur de la province de Flandre occidentale Carl Decaluwé et le bourgmestre de Nieuport Roland Crabbe Mise en place du détachement militaire d’honneur du bataillon Libération - 5e de Ligne et de la Musique royale des Guides sous la direction du capitaine chef de musique Yves Segers Marche de la Libération - Simon Poulain 14h Interlude musical, par la Musique royale des Guides Marche des Vétérans du roi Albert - Jos Haniken Marche du 1er escadron de Guides - Arthur Prévost Placement du drapeau avec honneurs et interprétation de La Brabançonne (version courte) 14h15 Accueil de Leurs Majestés le Roi et la Reine Aux Champs et La Brabançonne (version courte) 15h Mot d’accueil du gouverneur de la province de Flandre occidentale Carl Decaluwé Discours de Sa Majesté le Roi Lecture publique des documents suivants : -- une lettre de Robert Pöhland, soldat allemand, à sa femme, par Benedikt Göbel (étudiant au Collège d’Europe de Bruges) -- un texte de Maurice Duwez, médecin francophone, par Toon Hillewaere (habitant de Nieuport) -- un texte de Raoul Snoeck, soldat flamand, par Dimitri Verbrugge (habitant de Nieuport) Projection du film Évocation de la guerre de 14-18, réalisé par le major Mark Damen Discours de la chancelière fédérale allemande Angela Merkel et du ministre français de la Défense Jean-Yves Le Drian 15h30 Évocation artistique Chanson à la lune (Rusalka), par Fabienne Conrad Marche de l’Escorte royale - Roland Cardon Where have all the flowers gone, de Pete Seeger, par Scala Marche du 4 escadron des Guides - Arthur Prévost Deux coups de canon Marche du 1er régiment des Guides - Valentin Bender Dépôt de fleurs par Sa Majesté le Roi Marche des Vétérans - Yves Segers Minute de silence Last Post, hommage aux soldats tombés au champ d’honneur Douze coups de canons e 14h30 Interlude musical : suites pour violoncelle de Jean-Sébastien Bach, interprétées par le violoncelliste Alexandre Debrus Arrivée des hauts représentants étrangers : chefs d’État, chefs de gouvernement et membres de familles royales régnantes 15h45 Hymne européen, par la Musique royale des Guides 14h50 Les hauts représentants étrangers et Sa Majesté la Reine prennent place dans la tribune La Brabançonne, chantée par Scala La Brabançonne, jouée par la Musique royale des Guides Revue des troupes par Sa Majesté le Roi, accompagnée de la Musique royale des Guides Départ de Leurs Majestés le Roi et la Reine, ainsi que des hauts représentants Aux Champs et La Brabançonne (version courte) 16h15 Départ des invités belges et étrangers 30 31 Cérémonie Last Post au mémorial de la Porte de Menin à Ypres 16h15 Arrivée des invités de la ville d’Ypres 16h30 Accueil à la maison « De Poorterij » des chefs d’État, chefs de gouvernement, membres des familles royales régnantes et de Leurs Majestés le Roi et la Reine par le gouverneur de la province de Flandre occidentale Carl Decaluwé, le bourgmestre d’Ypres Jan Durnez, le président du musée In Flanders Fields Jef Verschoore, le vice-amiral Sir Tim Laurence, commissaire de la War Graves Commission du Commonwealth, ainsi que du président de la Last Post Association Benoit Mottrie -- Monseigneur Jozef De Kesel, évêque de Bruges, au nom de l’Église catholique -- Le baron prof. Dr Julien Klener, président du Consistoire central israélite de Belgique -- Le pasteur Arjan Knop, au nom de l’Église protestante unie de Belgique -- Le chanoine Jack McDonald, président du Comité central du Culte anglican en Belgique -- Le métropolite Athénagoras Peckstadt, archevêque de l’Église orthodoxe en Belgique -- M. Sylvain Peeters, président de « Unie Vrijzinnige Verenigingen » et co-président du Conseil central Laïque -- M. Noureddine Smaili, président de l’Exécutif des Musulmans de Belgique, au nom de la communauté musulmane 16h45 Arrivée de la Musique royale de la Marine sous la direction du maître principal-chef, chef de musique Bjorn Verschoore Interlude 17h15 Arrivée des invités Arrivée des hauts représentants et de Sa Majesté la Reine Arrivée de Sa Majesté le Roi 17h30 Call to Attention, joué par les sonneurs de clairons de la Last Post Association Discours du Premier ministre belge Charles Michel Interlude musical interprété par la Musique royale de la Marine Discours du représentant du Commonwealth, le gouverneur général du Canada David Johnston Last Post, hommage rendu par les pompiers de la Last Post Association aux soldats tombés au champ d’honneur 17h45 Exhortation, extrait du poème For the fallen de Laurence Binyon, lu par le vice-amiral Sir Tim Laurence, commissaire de la War Graves Commission du Commonwealth They shall grow not old, as we that are left grow old: Age shall not weary them, nor the years condemn. At the going down of the sun and in the morning, We will remember them. (le public répète la dernière phrase) 32 Lecture de deux poèmes : -- In Flanders fields, du lieutenant-colonel John McCrae, par Hugh O’Donnell (étudiant au Collège d’Europe de Bruges) -- De oogst, de Stefan Hertmans, par Anouck Ramaut (élève à 'dé Academie' à Ypres) Dépôt d’une gerbe de fleurs par le Roi et les autres hauts représentants 18h Pluie de pétales de coquelicots, accompagnée par l’hymne O Valiant Hearts Reveille, par les sonneurs de clairons de la Last Post Association Hymne européen, par la Musique royale de la Marine La Brabançonne, par la Musique royale de la Marine 18h15 Départ des hauts représentants et des invités pour l’hôtel de ville d’Ypres La Musique royale de la Marine se met en marche vers la GrandPlace afin d’y donner un concert à 19h Minute de silence Lament, par le Pipe Major Eric Remy de la formation « Ypres Surrey Pipes & Drums » Moment de recueillement Commémoration du centième anniversaire de la Grande Guerre, lu par les représentants de chacun des sept cultes et philosophies reconnus en Belgique (par ordre alphabétique) : 33 Réception et dîner à l‘hôtel de ville d’Ypres 18h30 Visite guidée du musée In Flanders Fields destinée aux chefs d’État et de gouvernement ainsi qu’aux membres des familles royales régnantes, assurée par le personnel scientifique du musée, et dîner Début de la réception donnée à la Halle aux Draps (café du musée) en l’honneur des invités jusqu’à 20h, avec visite facultative de l’exposition La bataille de l’Yser et la première bataille d’Ypres / Antony d’Ypres dans la salle royale de la Halle aux Draps, à partir de 19h Concert à la cathédrale Saint-Martin d’Ypres 20h30 Concert Voice of the Living, du compositeur Wim Mertens, interprété par l’ensemble du compositeur La Belgique commémore la Première Guerre mondiale (auteur : Franky Bostyn, du pôle historique du ministère de la Défense) Les guerres représentent toujours une césure dans l’histoire. Il y a un « avant » et un « après ». En Belgique, cette observation vaut tout particulièrement de la Première Guerre mondiale, au cours de laquelle 600 000 personnes venues des quatre coins de la planète ont perdu la vie sur le sol belge. Cette guerre eut également pour effet de redessiner la carte du monde, avec la disparition d’anciens empires et systèmes coloniaux. Il s’agit d’une guerre dans laquelle toutes les grandes puissances portent une part de responsabilité et à la suite de laquelle les perdants furent désignés comme les seuls coupables, à telle enseigne qu’à peine cette guerre achevée, les germes de la suivante étaient déjà semés. C’est à une double commémoration que nous assistons aujourd’hui à Nieuport et à Ypres. La cérémonie organisée à Nieuport a pour principaux thèmes le front belge de l’Yser, les inondations et le rôle du roi Albert Ier. La cérémonie organisée à Ypres commémore la défense, par les Alliés, de la chaîne de collines entourant la ville, ainsi que les nombreuses victimes qui tombèrent à cet endroit. Le 4 août 2014, une première commémoration fédérale a été organisée à Liège. Le 11 novembre 2018, les autorités belges organiseront à Bruxelles une troisième cérémonie de commémoration à l’occasion du centième anniversaire de l’armistice et de la libération de la Belgique. Le gouvernement fédéral belge soutient également toute une série d’initiatives émanant d’autres administrations et d’autres instances. Vous trouverez de plus amples renseignements sur le site www.be14-18.be. Commémoration nationale de la bataille de l’Yser Monument Roi Albert Ier à Nieuport La bataille de l’Yser La bataille de l’Yser constitua le point ultime du repli de l’armée belge, qui avait débuté le 4 août près de Liège à la suite de l’invasion allemande. À la mi-octobre 1914, l’armée belge se déployait sur l’Yser, ligne naturelle de défense. Elle ne comptait plus alors que 75 000 hommes, c’est-à-dire 40% seulement de ses effectifs au moment de la mobilisation. Afin d’arrêter la progression allemande, l’état-major belge décida alors de procéder à une série d’inondations grâce au complexe hydrologique de Nieuport qui, en raison de sa forme, est surnommé le « Ganzepoot » (la patte d’oie). Le 21 octobre 1914, une partie du polder situé au nord de l’Yser fut donc inondée par l’ouverture des écluses de la crique de Nieuwendamme. Pour ce faire, les connaissances de Karel Cogge et surtout de Hendrik Geeraert furent particulièrement mise à contribution. À partir du 25 octobre, l’armée belge se mit à bloquer les points de passage existant sous le remblai du chemin de fer reliant Nieuport à Dixmude. À la suite de quoi, le niveau de l’eau fut systématiquement relevé à l’aide des écluses de Veurne (Furnes)-Ambacht et du Noordvaart. À marée haute, on laissait l’eau de mer pénétrer à l’intérieur des polders, les vannes étant ensuite refermées à marée basse. Entre-temps, les villes de Nieuport et Dixmude avaient été exposées à un feu d’artillerie incessant, et des combats acharnés étaient livrés autour de Ramskapelle et Pervijze. Grâce au soutien français, entre autres celui des fusiliers marins, l’armée belge put résister jusqu’à ce que le niveau de l’eau atteigne quelques dizaines de centimètres, de sorte que l’armée allemande se vit contrainte de battre en retraite. Dixmude tomba un peu plus tard, le 10 novembre, entre les mains allemandes, mais Nieuport restait belge, devenant ainsi la ville la plus septentrionale dans le dispositif allié de défense allant de la mer du Nord à la frontière suisse. Jusqu’à l’été 1917, l’armée belge occupa encore une petite parcelle de terrain sur la rive droite de l’embouchure de l’Yser, entre la Ganzepoot et la mer, qui fut toutefois perdue lors de l’opération allemande « Strandfest ». Le front se rapprocha alors jusqu’à proximité immédiate de la ville, pour se retrouver à quelques centaines de mètres seulement de la Ganzepoot. Après 1914, commença pour l’armée belge une période difficile car il fallut la reconstituer entièrement, tant du point de vue des effectifs que des points de vue matériel et moral. Jusqu’en 1918, il ne se produisit plus 35 de grande offensive sur le front de l’Yser. Celui-ci demeura cependant le théâtre d’escarmouches quotidiennes, et bien souvent d’échanges de tirs nourris. Albert Ier, le Roi-Chevalier Le roi Albert Ier (1875-1934) était fermement attaché, au début de la guerre, à l’obligation de neutralité armée de la Belgique. Le gouvernement souhaitait jouer à fond la carte des Alliés. Le fait que l’épouse du Roi, la reine Elisabeth, fût la belle-sœur du prince héritier Rupprecht de Bavière, commandant des troupes allemandes dans les Flandres, n’y était certainement pas étranger. Albert ne s’engagea pleinement dans le camp allié qu’au printemps 1918, lorsqu’il devint évident que l’armée allemande allait avoir le dessous. Jusqu’en 1918, l’armée belge n’était cependant pas militairement en mesure de prendre part aux nombreuses offensives alliées. Alors que le gouvernement s’était installé dans la ville française de SainteAdresse, le Roi résidait quant à lui à La Panne, où il restait proche de ses troupes. Sa direction à la fois pragmatique et charismatique des opérations lui valut le surnom de Roi-Chevalier, un titre dignement commémoré à Nieuport. Le monument Roi Albert Ier et la Ganzepoot à Nieuport Après la mort du roi Albert Ier en 1934, des monuments furent édifiés à sa mémoire dans l’ensemble du pays. L’asbl « IJzergedenkteken van koning Albert I » a été à l’origine d’un grand monument commémoratif situé près de la Ganzepoot (patte d’oie), à Nieuport. Le projet fut confié à l’architecte bruxellois Julien De Ridder. Ce dernier a dessiné une structure circulaire d’une circonférence de plus de 100 mètres, portée par une double galerie de colonnes en brique jaune, et du haut de laquelle on peut apercevoir les champs de bataille de l’époque. Au centre de cette structure, s’élève une statue équestre du Roi-Chevalier conçue par le sculpteur Karel Aubroeck, de Tamise. Le monument fut inauguré en 1938 par le roi Léopold III et la famille royale. Depuis lors, un hommage national y est rendu chaque premier dimanche d’août au roi Albert Ier et aux héros de l’Yser. Ce monument est situé à proximité du complexe hydrologique dit du « Ganzepoot » (patte d’oie), qui fut restauré après la Première Guerre mondiale pour retrouver en grande partie son aspect d’origine. Les monuments situés aux alentours des différentes écluses rendent hommage à la 81e division d’infanterie territoriale française, aux victimes britanniques 36 tombées lors de l’opération « Strandfest » de juillet 1917 et aux sapeurspontonniers belges. Nouveau centre des visiteurs du front ouest 1914-1918 à Nieuport La ville de Nieuport a ouvert le 18 octobre 2014 un centre des visiteurs moderne et interactif situé sous le monument au roi Albert Ier. Celui-ci présente le récit des inondations volontaires ainsi que la façon dont la ville de Nieuport a survécu aux hostilités. Le centre aborde également la figure du roi Albert Ier. Le point d’orgue de la visite est la projection sur écran du Panorama de l’Yser, œuvre du peintre de guerre Alfred Bastien datant de 1921. Cette toile mondialement célèbre de 115 mètres de longueur et 15 mètres de hauteur est donc, de cette manière, à nouveau présentée au public. Depuis le centre des visiteurs, il est également possible d’accéder par un ascenseur à la galerie située au-dessus du monument, qui offre une vue absolument unique sur les terres alors inondées, sur la côte et sur l’arrière-pays. Témoignages Lors de la cérémonie de Nieuport, trois témoignages écrits, rédigés par Robert Pöhland, Maurice Duwez et Raoul Snoeck, seront lus en public. Lettre de Robert Pöhland (Brême) à sa femme Anna Pöhland Belgique, le 22 juillet 1916 Mon épouse fidèle et bien-aimée, Les beaux souvenirs sont à chaque fois anéantis par une image terrible que je viens de voir auparavant. A une demi-heure d’ici, les Belges ont effectué des tirs d’artillerie sur un avant-poste qui est occupé par nos troupes. Il y eut deux blessés graves et trois blessés légers. Les blessés graves ont été immédiatement évacués devant nos yeux. C’était horrible à voir. Ils gisaient non couverts sur un brancard. Dans pareilles circonstances, j’ai peur à l’idée que je pourrais devenir fou. Parce que nous sommes outrés de ce terrible crime et que nous ne voyons pas d’issue ou de fin à tout cela. Avant-hier, j’ai lu que les Russes avaient perdu, lors de leur dernière offensive, 284 000 hommes en trois semaines de temps. Peut-on encore parler de guerre ? Pourquoi ne met-on pas fin à cette folie meurtrière, de quelque manière que ce soit. Source : Doris Kachulle (éd.), Die Pöhlands im Krieg, Briefe einer sozialdemokratischen Bremer Arbeiterfamilie aus dem Ersten Weltkrieg, 314 p., PapyRossa Verlag 2006 37 Le docteur Maurice Duwez Le docteur Maurice Duwez (1881-1966) était originaire d’Ixelles et servait pendant la bataille de l’Yser en tant que médecin au 1er régiment de carabiniers. Il écrivit, sous le pseudonyme de Max Deauville, des dizaines d’ouvrages, dont plusieurs furent consacrés à la Première Guerre mondiale. Ses oeuvres les plus connues sont Jusqu’à l’Yser (1917) et La Boue des Flandres (1922). L’attaque de Tervaete, 22 octobre 1914 (extraits) Tout a été fauché, les cadavres tombaient les uns sur les autres. Sur les passerelles gluantes les blessés glissaient pour disparaître dans la vase. Maintenant c'est le soir. Notre poste est situé dans une petite étable, à côté de l'église. C’est un bâtiment bas, au toit incliné, appuyé contre une maison. La lumière ne vient que par la porte ouverte, l'obscurité qui envahit petit à petit les recoins fait apparaître plus éclatant le ciel vert du crépuscule. Tous ceux avec lesquels nous avions supporté bien des misères, nous les avons vus revenir mutilés, sanglants, les uniformes déchirés. Presque tout le bataillon est anéanti. Trois de nos officiers sont restés sur le terrain et parmi eux le vieux commandant au sourire ironique. Cinq autres, blessés, ont pu être ramenés jusqu›à nous. Et le défilé continue, la plaine rend toujours des victimes. Pour nous éclairer nous avons planté dans les auges des cierges livides. (…) Par les fenêtres aux verrières déchirées apparaissent par moment les bouffées rouges de l’incendie. A la lueur des maisons qui brillent, des soldats creusent fébrilement des tranchées à la lisière du village, le long de la route bordée d›arbres qui mène au château de Vicogne. Ils coupent des gazons à la hâte. Chacun creuse son trou, peut-être sa fosse. (…) Source : Max Deauville, Jusqu’à l’Yser, pp. 110-112 Raoul Snoeck Le sous-lieutenant Raoul Snoeck (1893-1918) était issu de la célèbre famille d’éditeurs gantois. Il participa à la bataille de l’Yser avec le 2e régiment de Ligne. Son journal de guerre compte parmi les meilleurs qui aient été écrits sur le front de l’Yser. 21 octobre 1914 : La situation est critique, l’armée belge s’amenuise et est livrée à elle-même. Nous sommes désespérés et n’avons plus rien mangé ni bu depuis trois jours. Les quelques biscottes que nous recevons sont trempées dans l’eau croupie des tranchées. Nous dormons aux côtés de camarades tués au combat et n’avons pas la force, ni le courage de les enterrer. Pas de relève, pas d’approvisionnement possibles. Un mur de feu sépare les lignes arrières de la zone de combat. Il pleut à seaux, un véritable déluge ! Les tranchées ressemblent à des canaux 38 et nos mains sont engourdies par le froid. Le vent du nord transperce les oreilles. Je ne sais pas ce qui est le plus terrible : le hurlement du vent ou le tonnerre de l’artillerie. Il n’y a rien à manger, nous grinçons des dents et maigrissons à vue d’œil. Nous avons même du mal à nous reconnaître. Impossible de quitter les fossés dans lesquels nous nous abritons. Que vous soyez millionnaire ou pauvre bougre, nous sommes tous logés à la même enseigne… Il faut se faire une raison. Malgré tout, nous restons à notre poste. Que voulez-vous ? L’Yser est notre dernier espoir. C’est vaincre ou mourir. Nous ne sommes plus des êtres humains mais des diables en haillons, noirs de boue, de sueur et de pluie, couverts de sang et à bout de souffle. Source : Raoul Snoeck, In de modderbrij van de IJzervallei (Dans la boue de la vallée de l’Yser), pp. 47-48 Coups de canon tirés en guise d’hommage Depuis des siècles, les coups de canon sont un moyen de rendre les honneurs. Après le dépôt d’une gerbe de fleurs par le roi Philippe devant le monument consacré à son arrière-grand-père le roi Albert Ier, une unité d’artillerie de Brasschaat tirera 14 coups de canon, symbolisant l’année de guerre 1914. Deux coups de canon seront tirés avant le dépôt des fleurs, et douze autres après le Last Post (sonnerie aux morts), hommage aux soldats disparus. Les dix premiers coups attirent l’attention sur les communes actuelles couvrant le théâtre d’opération de la première bataille d’Ypres. Le total de douze coups symbolise quant à lui les communes actuelles qui jouèrent un rôle durant la bataille de l’Yser. Accompagnement musical La cérémonie organisée à Nieuport est accompagnée par la Musique royale des Guides belges, le violoncelliste belge Alexandre Debrus, la soprano française Fabienne Conrad et le chœur de jeunes filles Scala. La Musique royale des Guides fut créée en 1832 en tant que chapelle musicale particulière du Roi. Elle allie un orchestre d’harmonie de grande envergure à un corps de trompettes de cavalerie de renommée internationale. Alexandre Debrus est violoncelliste professionnel (il fait partie du trio Carlo Van Neste). Il a remporté le premier prix de violoncelle ainsi que de nombreux autres prix. Il a également reçu une bourse de la promotion 2004 de la Fondation belge de la Vocation (Vocatio). Fabienne Conrad a quant à elle remporté le premier prix en formation musicale et piano, après des études de sciences politiques à Paris. Remarquée 39 par Jacques Mars, basse à l’Opéra national de Paris, elle s'est alors consacrée au chant lyrique et devint lauréate du concours pour jeunes cantatrices organisé à Madrid. Elle interprète ici l’aria Chanson à la lune tiré de l’opéra Rusalka d'Antonín Dvořák. Le fameux chœur de jeunes filles Scala, originaire de la ville d’Aerschot, a été créé en 1996 par les frères Stijn et Steven Kolacny. Cette chorale a déjà enregistré 11 albums et jouit d’une renommée internationale. Lors de la cérémonie de Nieuport, elle interprétera Where Have All the Flowers Gone, un chant pacifiste du début des années 60 écrit par le chanteur américain Pete Seeger. Ce chant s’est surtout fait connaître par les interprétations de la Britannique Vera Lynn et de l’Allemande Marlene Dietrich (Sag mir wo die Blumen sind), deux célèbres artistes ayant marqué la Deuxième Guerre mondiale. Bataillon Libération - 5e de Ligne Le détachement militaire d’honneur belge est délégué aux commémorations de Nieuport par le bataillon Libération - 5e de Ligne. Le 5e régiment de Ligne trouve son origine dans la période hollandaise. C’est en 1832 que le régiment reçut son drapeau des mains mêmes du roi Léopold Ier. Après la Deuxième Guerre mondiale, il fut recréé sous la forme du 5e bataillon de Ligne. L’unité a été transférée en 1992 à Leopoldsburg, où elle a été réunie au bataillon Libération, beaucoup plus récent, bien qu’illustre. Aujourd’hui, le bataillon Libération - 5e de Ligne compte environ 550 militaires. Le 5e régiment de Ligne joua un rôle important dans les combats de l’année 1914. Pendant la bataille de l’Yser, l’unité se distingua notamment dans la région de Nieuport. Film : Évocation de la Guerre 14-18 Le film de présentation réalisé par le major Mark Damen, du ministère de la Défense, montre des images d’archives originales représentant la vie sur l’Yser, le sacrifice des valeureux soldats belges lors de ces combats intenses, les destructions massives et le monarque d’alors, Albert Ier. Mark Damen est décédé le 7 septembre 2014. La musique de la Messe de requiem, Op. 54 (Kyrie) est interprétée par l’Orchestre de la Suisse italienne (Orchestra della Svizzera Italiana), placé sous la direction de Diego Fasolis. La première interprétation de cette œuvre du compositeur Camille Saint-Saëns (1835-1921) avait eu lieu le 22 mai 1879. 40 KyrieKyrie Requiem aeternam dona eis, Domine, et lux perpetua luceat eis. Te decet hymnus, Deus, in Sion, et tibi reddetur votum in Jerusalem. Ad te omnis caro veniet. Kyrie eleison, Christe eleison, Kyrie eleison. Donne-leur, Seigneur, le repos éternel, et que la lumière brille à jamais sur eux. Nous te louons, Seigneur, dans Sion, et élevons nos vœux dans Jérusalem. Toute chair vient à toi. Seigneur, ayez pitié, Christ, ayez pitié, Seigneur, ayez pitié. Commémoration nationale de la première bataille d’Ypres – Porte de Menin à Ypres La première bataille d’Ypres Alors que les Belges cherchaient à s’abriter, dans la partie nord du Westhoek, derrière les eaux de la mer du Nord, les Britanniques avaient trouvé refuge dans le sud du Westhoek, jusqu’à la chaîne de collines qui s’élève au centre de la Flandre occidentale. Derrière cette chaîne de collines se trouvait la ville d’Ypres, porte d’accès à la côte et aux ports de la Manche. Lors du déclenchement de la guerre, la Grande-Bretagne disposait d’une armée de métier de petite taille, mais bien entraînée, comptant environ 100 000 hommes et dénommée British Expeditionary Force, qui pouvait être déployée rapidement à n’importe quel endroit. Le 23 août 1914, cette armée engageait près de Mons la confrontation avec la grande armée allemande. La France possédait elle aussi une grande armée de conscrits mais, à la mi-octobre, les effectifs des troupes françaises en Belgique étaient encore limités. La première bataille d’Ypres commença le 20 octobre 1914 ; il s’agit là d’une appellation générique qui désigne toute une série de combats livrés à l’est et au sud de la ville, et caractérisés par trois grandes vagues d’offensives allemandes. Par la première attaque, qui eut lieu du 21 au 23 octobre, les régiments allemands de volontaires tentèrent de forcer près de Langemark une percée vers Ypres. Langemark ne fut pas prise, mais la participation de jeunes étudiants aux combats conféra à cette attaque un statut mythique. En bien d’autres endroits, les Britanniques durent se replier, mais à partir du 24 octobre, des troupes françaises accoururent massivement à leur rescousse. 41 Le 29 octobre 1914 s’amorçait une deuxième tentative allemande d’effectuer une percée en direction d’Ypres. Le lendemain, la prestigieuse Household Cavalry, l‘élite de la cavalerie britannique, devait abandonner Zandvoorde. Le 31 octobre, les Britanniques perdaient Geluveld en dépit de l’héroïque contre-attaque des Worcesters et des South Wales Borderers. Le même jour, l’armée allemande lançait également une attaque vers Messines et Wijtschate. Le régiment London Scottish défendit héroïquement Messines mais la puissance allemande se révéla supérieure. Le 2 novembre, Wijtschate tombait à son tour, à la suite de quoi les combats y firent encore rage deux semaines durant. Les troupes françaises évitèrent d’extrême justesse une percée dans le front, et parvinrent ensuite de nouveau à leurs fins à Zonnebeke. Les 10 et 11 novembre s’ensuivit une troisième tentative de l’armée allemande (la dernière avant longtemps) visant à atteindre Ypres et à percer jusqu’aux ports de la Manche. Le 10 novembre, une nouvelle attaque allemande contre Langemark se soldait par un échec et, le lendemain, la Garde prussienne ne fut pas, elle non plus, capable de réaliser à Nonnebossen la percée attendue. Cette offensive de ce qui constituait l’élite de l’armée du Kaiser fut repoussée par des soldats de métier écossais, dont ceux du bataillon Black Watch. Dans la soirée du 11 novembre 1914 enfin, les deux camps adverses creusèrent des tranchées pour s’y enterrer ; commença alors une longue guerre de positions qui devait s’achever quatre ans plus tard, jour pour jour. Bilan de la bataille de l’Yser et de la première bataille d’Ypres Le 10 novembre 1914 prenait fin la bataille de l’Yser, avec la prise de Dixmude par les troupes allemandes. Celle-ci fut suivie le lendemain par l’échec de l’attaque contre la ville d’Ypres. L’avancée allemande était ainsi bloquée derrière les eaux de la mer du Nord et sur les collines entourant Ypres. En l’espace d’un mois à peine, on dénombrait 245 000 tués, blessés ou disparus : 134 315 Allemands, 55 395 Britanniques, 41 330 Français et environ 18 500 Belges. Cette horreur ne fut surpassée qu’en 1917, avec la bataille de Passchendaele. Le 22 novembre, l’armée allemande lançait sur Ypres son plus violent bombardement, anéantissant la ville médiévale. À la mi-novembre 1914, les soldats de métier britanniques, épuisés, furent en bonne partie remplacés par des Français, après quoi ils passèrent l’hiver autour de Ploegsteert et juste de l’autre côté de la frontière française. La déception causée par l’échec de ces campagnes était particulièrement grande chez tous les belligérants. À Noël 1914, on assista en divers endroits à des épisodes de fraternisation entre les différentes parties au conflit. À Ploegsteert, l’on joua même un instant au football... La paix fut 42 cependant de courte durée : les mines, les gaz, les tanks et les lanceflammes firent leur apparition à l’occasion des nouvelles tentatives visant à briser le front ainsi enlisé. La Première Guerre mondiale se transforma ainsi en une guerre d’usure sans précédent. La Porte de Menin et le « Last Post » La Porte de Menin a été édifiée en 1927 à l’emplacement de l’une des anciennes portes de la ville d’Ypres. Des dizaines de milliers de soldats de l’Empire britannique y sont passés pour quitter la ville et se mettre en route pour le front. L’architecte britannique Reginald Blomfield a donné à cette porte la forme d’un arc de triomphe romain symbolisant la victoire de l’Empire britannique. Sous la porte et sur les murs latéraux, l’Imperial War Graves Commission fit apposer les noms de presque 55 000 disparus. Initialement, l’intention était de commémorer l’ensemble des soldats tués dans la région en mentionnant leurs noms, mais pour des raisons techniques, 35 000 noms de Britanniques sont inscrits sur le mur arrière du cimetière de Tyne Cot. Quant au mémorial de Ploegsteert, plus de 11 000 noms de soldats disparus y figurent aussi. Les Néo-Zélandais morts au champ d’honneur sont, eux, honorés sur des monuments séparés. Depuis 1928, on joue tous les soirs sous la Porte de Menin, à 20 heures précises, le Last Post, une sonnerie militaire britannique internationalement reconnue en tant que dernier hommage. Cette cérémonie est à la fois une commémoration semi-officielle des faits de guerre et un signe de deuil en souvenir des victimes. Le Last Post est un hommage rendu par la population d’Ypres aux morts de l’Empire britannique et est organisé par la Last Post Association. La cérémonie de commémoration du 28 octobre sera suivie de ce cérémonial quotidien. Le mémorial de la Porte de Menin est géré par la War Graves Commission du Commonwealth, également chargée d’entretenir les plus de 150 cimetières du Commonwealth situés dans la région. Accompagnement musical La cérémonie organisée à Ypres sera accompagnée par la Musique royale de la Marine belge. La plus récente des trois chapelles musicales du ministère de la Défense dispose d’un répertoire très étendu. Au cours de cette cérémonie, le sonneur de cornemuse Eric Remy, Pipe Major de la Last Post Association et animateur de la formation « Ypres Surrey Pipes & Drums », interprétera également une complainte. 43 Moment de recueillement : Commémoration du centième anniversaire de la Grande Guerre Aujourd’hui, en ce jour de commémoration et en ce lieu, nous réalisons plus que jamais les horreurs extrêmes que les hommes et les peuples peuvent être amenés à commettre. Tout au long de son histoire, l’homme a réalisé tant de bonnes et de belles choses. La civilisation et la créativité ont jusqu’à présent accompli des miracles. Mais cette même histoire a aussi emprunté une autre voie et l’emprunte encore : la voie de l’injustice et de l’exploitation, de la guerre et de la violence. Ce qui s’est passé ici dépasse largement l’imagination. Jamais dans l’histoire de l’humanité, des actes d’une telle ampleur n’avaient été perpétrés. Cette guerre aura coûté la vie à des millions d’êtres humains, surtout à des jeunes. Et à encore plus de civils. Voici la raison pour laquelle La « Grande Guerre » porte ce nom. Après avoir atteint le sommet de l’horreur, les peuples furent convaincus que cette guerre serait la dernière. Malheureusement, il n’en fut rien. Le même drame s’est répété un quart de siècle plus tard. Et aujourd’hui encore, le monde reste un triste théâtre d’une violence aveugle. Aucun homme, quelle que soit sa conviction philosophique, idéologique ou religieuse, ne peut rester insensible à ce qui s’est passé. Ce que les hommes sont capables de faire, les maux qu’ils peuvent s’infliger, tout cela dépasse l’entendement. Nul ne peut y rester indifférent. Nul ne peut dire que cela ne le concerne pas. En tant qu’humains, nous sommes touchés au plus profond de nous-mêmes. Nous sommes responsables les uns des autres. Nous sommes responsables de cette terre. Nous sommes responsables de l’avenir. Nous ne pouvons pas oublier ces millions de victimes. Ce sont eux que nous voulons commémorer, avec un respect profond et une infinie reconnaissance. Ces hommes et ces femmes qui ont souffert ici en tant que militaire, résistant ou civil. Ils s’étaient engagés par conviction morale, religieuse ou philosophique. Ils ont sacrifié leur vie pour nous offrir la liberté et un monde plus humaniste. Nous ne pouvons les oublier pour que leur souffrance et leur mort n’aient pas été en vain. Nous exprimons tous le désir d’un monde où les humains se respectent en tant qu’égaux. Quels que soient notre langue, nos origines, notre peuple ou notre nation, la dignité humaine nous unit tous. Le monde se globalise de plus en plus. Partout sur notre planète, le multiculturalisme détermine la société. Nous sommes sans cesse confrontés à ce qui nous différencie. Si cela peut être ressenti comme une menace, cela constitue en fait une 44 richesse. Tolérer la diversité mais surtout la respecter, tel est le grand défi d’aujourd’hui et de demain. C’est dans cette optique que nous devons nous éloigner de toute tendance fondamentaliste. Nous ne sommes pas des concurrents, encore moins des ennemis, mais des compagnons de route. Nous voulons non seulement une société plus humaine, mais aussi plus juste. L’un ne va pas sans l’autre. C’est l’injustice qui engendre la violence. La paix restera un vain mot si l’on ne tend pas effectivement vers une répartition équitable et juste des richesses dans le monde. L’intérêt personnel ne peut primer sur l’intérêt général. Cette réflexion s’applique à tout citoyen, mais aussi aux peuples, aux nations et aux continents. Les dirigeants et les autorités politiques portent une grande responsabilité à ce niveau. Plus jamais de guerre ! C’est ce qu’on pouvait entendre au lendemain de cette Grande Guerre. Cent ans plus tard, nous ne savons que trop bien que de tels propos doivent être tenus avec prudence. Ils se transforment facilement en des slogans vides de sens. Et pourtant, ici, en ce lieu, nous tenons à exprimer, une fois de plus, cet espoir. Il y aura toujours des conflits. Mais ce n’est pas par la guerre et la violence que nous y mettrons un terme. La guerre et la violence ne font que générer de nouveaux conflits et de nouvelles vagues de violence. Seule une concertation diplomatique loyale peut offrir une solution. Une concertation qui nous aiderait à nous comprendre et à reconnaître les exigences légitimes de l’autre. Mais nous devons, avant tout, chérir le désir d’une société équitable et humaine. C’est à ce désir que se mesure le niveau de civilisation. Quelles que soient nos différences en termes de traditions et de convictions, c’est ce désir qui nous relie. C’est notre préoccupation, notre mission commune. Pour la simple et bonne raison que nous sommes tous des êtres humains. Poésie sous la Porte de Menin Lors de la cérémonie célébrée sous la Porte de Menin, deux poèmes seront lus. Le premier poème est le célèbre In Flanders fields, écrit par le médecin canadien John McCrae (1872-1918) en mai 1915 durant la deuxième bataille d’Ypres. Ce poème fit d’ailleurs du coquelicot le symbole de la Première Guerre mondiale. Le second poème est un texte contemporain rédigé par Stefan Hertmans (1951-), auteur du roman biographique Oorlog en Terpentijn (« Guerre et Térébenthine »). Dans ce poème, intitulé De Oogst (« La Moisson »), un monde rural en apparence paisible se voit changé en enfer guerrier. 45 In Flanders fields - John McCrae Concert à la cathédrale Saint-Martin : « Voice of the Living » In Flanders fields the poppies blow Between the crosses row on row, That mark our place; and in the sky The larks, still bravely singing, fly Scarce heard amid the guns below. À la demande des autorités fédérales, le compositeur Wim Mertens (1953-) a écrit Voice of the Living, dont la première interprétation sera exécutée en la cathédrale Saint-Martin d’Ypres après la cérémonie. Le compositeur évoque, dans un style contemporain, la mémoire des disparus de 1914. Cette œuvre est offerte par le gouvernement belge à la population yproise. Elle se compose d’un prologue, de huit parties et d’un épilogue. L’interprétation en est assurée par l’ensemble de Wim Mertens, au sein duquel le compositeur joue lui-même du piano et chante. We are the dead. Short days ago We lived, felt dawn, saw sunset glow, Loved and were loved and now we lie In Flanders fields. Take up our quarrel with the foe: To you from failing hands we throw The torch; be yours to hold it high. If ye break faith with us who die We shall not sleep, though poppies grow In Flanders fields. La moisson - Stefan Hertmans Exposition Ypres - Yser 1914 Une exposition temporaire consacrée à la bataille de l’Yser et à la première bataille d’Ypres s’est ouverte le 4 octobre au musée In Flanders Fields. En vedette, dans le cadre de cette exposition, on trouve un grand nombre de photographies des frères Robert et Maurice Antony qui, bien souvent, n’avaient encore jamais été exposées. Ces deux frères ont fixé sur la pellicule l’image du vieil Ypres d’avant 1914, photographié l’effondrement de la ville entre octobre 1914 et mai 1915. Ils étaient également présents après la guerre pour immortaliser la reconstruction de la ville. (traduit du néerlandais par Frans De Haes) Faucher, il l’avait vécu, et le bruit quand ça tombe avant que les tiges cassent. Il avait vu des rangées et des rangées, toujours des rangées qui tombaient devant la faux chantante, sifflement de métalliques bouches goulues. Le fil barbelé étreint le labyrinthe, de la peau brille dans la palissade, et pour dormir il y a de la paille. Ce qui gisait sur la terre aurait pu devenir fertile, mais moissonner a mal tourné Dans la propre boue dans la propre chair, et personne qui connaisse le blé 46 47 Gedenkfeiern, veranstaltet von der belgischen Föderalregierung zum hundertsten Jahrestag des Ersten Weltkriegs Einleitung Der Erste Weltkrieg von 1914 bis 1918 hat die Geschichte unseres Landes und die der ganzen Welt erschüttert. „Mehr als jeder andere moderne Krieg bleibt uns der Erste Weltkrieg als ultimatives Beispiel eines Ungleichgewichts zwischen Einsatz und Kosten im Gedächtnis. Es ist der Krieg der „geopferten Generation“, geopfert für eine Sache, die – rückblickend – schwierig einzugrenzen ist“ (Sophie De Schaepdrijver). Dieser Krieg wird im kollektiven Gedächtnis Belgiens weiterleben, das in diesem Krieg eine wichtige Rolle gespielt hat, insbesondere durch den mutigen Widerstand unserer Soldaten, aber auch durch das Leid, das die Zivilbevölkerung 4 Jahre lang durchgestanden hat. „Brave little Belgium“ hatte Ansehen in der ganzen Welt gewonnen. Die großen Themen der Gedenkfeiern • Die kollektive Erinnerung: Sämtliche Gesellschaftsebenen, die ihren persönlichen Beitrag im Krieg geleistet haben – Soldaten, Widerstandskämpfer und zivile Opfer – werden hervorgehoben. Dabei ist die Weitergabe der Erinnerung an nachfolgende Generationen ein zentrales Anliegen. • Gemeinsame Anstrengungen für eine friedvolle Zukunft: Im Laufe der Jahre hat sich Belgien als Erbauer neutraler Brücken, als Anwalt weltweiter Abrüstung und als Förderer des Rechtsstaates und des Kampfs gegen Straflosigkeit international einen Namen gemacht. • Solidarität und Partnerschaft: Der mutige Einsatz Belgiens während des Ersten Weltkriegs hatte eine mobilisierende Wirkung und hat die Bedeutung der internationalen Kooperation und des Multilateralismus unterstrichen. Belgien gehört zu den Gründern wichtiger Institutionen wie den Vereinten Nationen, der NATO und der Europäischen Union. 48 49 Die Gedenkfeiern Die 83 eingeladenen Länder Um so nah wie möglich an der geschichtlichen Realität zu bleiben, die wichtige Rolle unseres Landes im Konflikt hervorzuheben, sowohl die militärischen als auch die zivilen Opfer zu ehren und sich bei den Feierlichkeiten auch an die Bürger zu richten, hat die belgische Regierung entschieden, nationale Gedenkfeiern mit internationalem Charakter an vier Orten mit hohem symbolischem Wert zu veranstalten: Die belgische Föderalregierung möchte folgende Länder an den Gedenkfeiern teilhaben lassen: • Am 28. Oktober 2014 in Ypern und Nieuwpoort: Gedenkfeier zum 100. Jahrestag der Ersten Schlacht von Ypern mit dem Thema: Die Weigerung sich zu unterwerfen und die Überschwemmung der YserEbene mit Ehrung des Soldatenkönigs. • Am 11. November 2018 in Brüssel: Brüssel gedenkt des 100. Jahrestages der Unterzeichnung des Waffenstillstands mit dem Thema: Ende des Krieges, Rückkehr zum Frieden und Wiederaufbau • Am 4. August 2014 in Lüttich zum hundertsten Jahrestag der Invasion Belgiens und der Verletzung der belgischen Neutralität mit dem Thema: Der Widerstand gegen die Invasion. Anerkennung der Nation Anlässlich der Gedenkfeiern des 100. Jahrestages wird außerdem die Anerkennung der Nation für das Leid während des Krieges durch starke symbolische Gesten verdeutlicht. Auch wurden zwei Königliche Erlasse publiziert: • zur Abfassung eines Ehrendiploms für die Städte und Gemeinden, die während des Ersten Weltkriegs den Kriegshandlungen zum Opfer fielen, um diese Orte, an denen die Zivilbevölkerung schwer gelitten hat, zu ehren; • die Länder, deren Truppen (kämpfend oder nicht kämpfend) auf belgischem Boden vertreten waren; • die Mitgliedstaaten der Europäischen Union; • die Nachfolgestaaten der kriegführenden Länder (Britisches Empire, Deutsches Reich, Österreich-Ungarn, Frankreich und Belgien), wie auch deren frühere Kolonien. Auch viele andere Länder werden vertreten sein. Dies zeugt von der internationalen Ausstrahlung dieser Gedenkfeiern. Patriotische Vereine Die Erinnerungspflicht steht im Mittelpunkt der Gedenkfeiern. Es ist wichtig, die Erinnerung an die für den Erhalt des Landes dargebrachten Opfer wachzuhalten und dafür zu sorgen, dass die Jugendlichen die Werte kennen, von denen die ehemaligen Kriegsteilnehmer beseelt waren. Die patriotischen Vereine, Servio und das Institut der Veteranen – Landesinstitut für Kriegsinvaliden, ehemalige Kriegsteilnehmer und Kriegsopfer (IV-INIG) gehören zu den wichtigsten Garanten dieser Erinnerungspflicht. Am 28. Oktober 2014 werden diese patriotischen Vereine von den Vorsitzenden und Fahnenträgern der nationalen Vereine vertreten, die alle Opfer des Ersten Weltkriegs repräsentieren. Auch die Vereine, die die Traditionen der Einheiten in Ehren halten, die in Nieuwpoort und Ypern gekämpft haben, sind anwesend. • um dem Fort von Loncin den Titel Nationalfriedhof verleihen zu können, sodass wir die Erinnerung an den hartnäckigen Widerstand wachhalten und den 150 Verteidigern, die dort immer noch unter den Trümmern ruhen, unseren Respekt erweisen. 50 51 Ablauf der Gedenkfeiern Gedenkfeier am König Albert I.-Denkmal in Nieuwpoort 13.30 Uhr Empfang der in- und ausländischen Gäste durch den belgischen Premierminister Charles Michel, den belgischen Außenminister Didier Reynders, den belgischen Minister für Landesverteidigung Steven Vandeput, den Generalkommissar für die Gedenkfeierlichkeiten zum Ersten Weltkrieg Paul Breyne, den Gouverneur von Westflandern Carl Decaluwé und den Bürgermeister von Nieuwpoort Roland Crabbe Aufstellung der Ehrenabteilung des Bataillons Befreiung 5. Linie und der Königlichen Musikkapelle der belgischen Guides unter der Leitung von Kapitän-Kapellmeister Yves Segers Marche de la Libération - Simon Poulain 14 Uhr Musikalisches Interludium durch die Königliche Musikkapelle der belgischen Guides Marche des Vétérans du Roi Albert - Jos Haniken Marche du 1er Escadron de Guides - Arthur Prévost Aufstellen der Fahne mit Ehrenbezeugung und La Brabançonne (gekürzt) 14.15 Uhr Empfang von König Philippe und Königin Mathilde Auf den Feldern und La Brabançonne (gekürzt) Marche de l’Escorte royale - Roland Cardon 15 Uhr Begrüßungsansprache von Carl Decaluwé, Gouverneur der Provinz Westflandern Ansprache von Seiner Majestät, dem König Lesung von: -- einem Brief von Robert Pöhland, einem deutschen Soldaten, an seine Frau, durch Benedikt Göbel, Student am Europakolleg Brügge -- einem Text von Maurice Duwez, einem französischsprachigen Arzt, durch Toon Hillewaere, Einwohner von Nieuwpoort -- einem Text von Raoul Snoeck, einem flämischen Soldaten, durch Dimitri Verbrugge, Einwohner von Nieuwpoort Projektion des Films Bilder aus dem Krieg 14-18, von Major Mark Damen Ansprache der deutschen Bundeskanzlerin Angela Merkel und des französischen Minister für Landesverteidigung Jean-Yves Le Drian 15.30 Uhr Song to the moon (Rusalka), gesungen von Fabienne Conrad Where have all the flowers gone von Pete Seeger, gesungen von Scala Marche du 4e escadron des Guides - Arthur Prévost Zwei Kanonenschüsse Marche du 1er régiment des Guides - Valentin Bender Kranzniederlegung durch den König Marche des Vétérans - Yves Segers Schweigeminute 14.30 Uhr Musikalisches Interludium: Cellosuiten von Johann Sebastian Bach. Cellist: Alexandre Debrus Last Post, Zapfenstreich Zwölf Kanonenschüsse 15.45 Uhr Europäische Hymne durch die Königliche Musikkapelle der belgischen Guides Ankunft der ausländischen hohen Vertreter: die Staats- und Regierungschefs sowie die Mitglieder der regierenden königlichen Familien 14.50 Uhr Die ausländischen hohen Vertreter und Ihre Majestät, die Königin, nehmen auf der Tribüne Platz La Brabançonne, gesungen von Scala La Brabançonne, dargebracht von der Königlichen Musikkapelle der belgischen Guides Abfahrt Ihrer Majestäten, des Königs und der Königin, und der hohen Vertreter Besichtigung der Truppen durch Seine Majestät, den König, unter Begleitung der Königlichen Musikkapelle der belgischen Guides Auf den Feldern und La Brabançonne (gekürzt) 16.15 Uhr Abfahrt der anderen Geladenen 53 Last Post - Gedenkfeier unter dem Menentor in Ypern 16.15 Uhr Ankunft der Geladenen der Stadt Ypern 16.30 Uhr Empfang in „De Poorterij“ der Staats- und Regierungschefs, Mitglieder der regierenden königlichen Familien und Ihrer Majestäten, des Königs und der Königin, durch den Gouverneur von Westflandern Carl Decaluwé, den Bürgermeister von Ypern Jan Durnez, den Vorsitzenden des „In Flanders Fields Museums“ Jef Verschoore, den Commissioner der Commonwealth War Graves Commission Vizeadmiral Sir Tim Laurence und den Vorsitzenden der Last Post Association Benoit Mottrie Besinnungsmoment Zum Gedenken an den hundertsten Jahrestag des Ersten Weltkriegs wird von einem Vertreter von jeder der sieben in Belgien anerkannten Religionen/Weltanschauungen vorgelesen (in alphabetischer Reihenfolge): -- Monseigneur Jozef De Kesel, Bischof von Brügge, im Namen der Römisch-Katholischen Kirche; -- Baron Prof. Dr. Julien Klener, Präsident des Zentralen Isrealitischen Konsistoriums von Belgien; -- Pastor Arjan Knop, im Namen der Vereinigten Protestantischen Kirche in Belgien; -- Prof. Dr. Jack McDonald, Vorsitzender des Zentralausschusses der Anglikanischen Kirche in Belgien; -- Metropolit Athenagoras Peckstadt, Erzbischof der Orthodoxen Kirchen in Belgien; -- Herr Sylvain Peeters, Präsident der Union der Freisinnigen Vereinigungen und stellvertretender Präsident des Zentralen Freisinnigenrates; -- Herr Noureddine Smaili, Vorsitzender der belgischen Muslim-Exekutive, im Namen der Muslimgemeinschaft. 16.45 Uhr Ankunft der Königlichen Musikkapelle der belgischen Marine unter der Leitung des Ersten Chefmeisters - Kapellmeisters Bjorn Verschoore Interludium 17.15 Uhr Ankunft der Geladenen Ankunft der hohen Vertreter und Ihre Majestät, die Königin Ankunft Seiner Majestät, des Königs 17.30 Uhr Call to Attention durch die Trompetenspieler der Last Post Association Lesung von zwei Gedichten: -- In Flanders Fields von Oberstleutnant John McCrae durch Hugh O’Donnell, Student am Europakolleg Brügge -- De oogst (Die Ernte) von Stefan Hertmans durch Anouck Ramaut, Schülerin an der dé Akademie von Ypern Ansprache des belgischen Premierministers Charles Michel Musikalisches Interludium durch die Königliche Musikkapelle der belgischen Marine Ansprache des Vertreters des Commonwealth, Generalgouverneur von Kanada, David Johnston Kranzniederlegung durch Seine Majestät, den König, und die anderen hohen Vertreter Last Post, Zapfenstreich durch die Feuerwehr der Last Post Association 18 Uhr Regen von Mohnblättern, begleitet von der Hymne O Valiant Hearts 17.45 Uhr Exhortation aus dem Gedicht For the fallen von Laurence Binyon durch Vizeadmiral Sir Tim Laurence, Commissioner der Commonwealth War Graves Commission They shall grow not old, as we that are left grow old Age shall not weary them, nor the years condemn At the going down of the sun and in the morning, We will remember them (das Publikum wiederholt den letzten Satz) Schweigeminute Lament durch Pipe Major Eric Remy der Ypres Surrey Pipes & Drums Reveille durch die Trompetenspieler der Last Post Association Europäische Hymne durch die Königliche Musikkapelle der belgischen Marine La Brabançonne durch die Königliche Musikkapelle der belgischen Marine 18.15 Uhr Abfahrt der hohen Vertreter und der Gäste zum Rathaus von Ypern Die Königliche Musikkapelle der belgischen Marine bricht auf zum Marktplatz für ein Konzert um 19 Uhr 55 Empfang und Diner im Rathaus von Ypern 18.30 Uhr Führung für die Staats- und Regierungschefs und die Mitglieder der regierenden königlichen Familien im „In Flanders Fields Museum“ durch das wissenschaftliche Personal des Museums und Diner Beginn des Empfangs für die Geladenen in den Tuchhallen (Museumscafé) bis 20 Uhr mit unverbindlichem Besuch der Ausstellung Die Schlacht an der Yser und die Erste Schlacht bei Ypern - Antony d’Ypres im königlichen Saal der Tuchhallen ab 19 Uhr Konzert in der Sint-Maartens-Kathedrale von Ypern 20.30 Uhr Konzert Voice of the Living vom Komponisten Wim Mertens, dargebracht vom Ensemble des Komponisten Belgien gedenkt des Ersten Weltkriegs (Autor: Franky Bostyn, historischer Pool des belgischen Verteidigungsministeriums) Kriege sind eine Zäsur in der Geschichte, die die Zeit in ein „Davor“ und ein „Danach“ aufteilt. In Belgien gilt dies insbesondere für den Ersten Weltkrieg. In diesem Krieg fielen auf belgischem Boden 600.000 Tote aus der ganzen Welt. Der Krieg hat auch die Weltkarte durch das Verschwinden der alten Reiche und Kolonialsysteme grundlegend geändert. An diesem Krieg hatten alle Großmächte schuld, aber nur die Verlierer wurden als Schuldige dargestellt, sodass bei der Abwicklung dieses Krieges bereits die Grundlagen für den nächsten Krieg geschaffen wurden. Heute wohnen wir einer zweifachen Gedenkfeier in Nieuwpoort und Ypern bei. Während der Feier in Nieuwpoort stehen die belgische Yserfront, die Überflutungen und die Rolle von König Albert I. im Mittelpunkt. Die Feier in Ypern gedenkt der Verteidigung durch die Alliierten auf dem Hügelkamm rund um die Stadt Ypern und der vielen Opfer, die dort gefallen sind. Am 4. August 2014 fand eine erste föderale Gedenkfeier in Lüttich statt. Am 11. November 2018 veranstaltet die belgische Regierung noch eine dritte Gedenkfeier in Brüssel zum hundertsten Jahrestag des Waffenstillstands und der Befreiung Belgiens. Die belgische Föderalregierung unterstützt außerdem viele Initiativen anderer Behörden und Instanzen. Weitere Informationen finden Sie auf www.be14-18.be. Nationale Gedenkfeier anlässlich der Ersten Schlacht an der Yser Albert I.-Denkmal Nieuwpoort Die Schlacht an der Yser Die Schlacht an der Yser stellte das Ende des Rückzugs der belgischen Armee dar, der am 4. August nach dem deutschen Angriff bei Lüttich begonnen hatte. Mitte Oktober 1914 zog sich die belgische Armee an die Yser, die ihnen als natürliche Verteidigungslinie diente, zurück. Die Armee umfasste damals nur noch 75.000 Einheiten, 40% der Anzahl bei der Mobilmachung. Um den deutschen Vormarsch zu stoppen, entschied die belgische Armeeführung, die Ebene hinter Nieuwpoort mithilfe des dort befindlichen Schleusenkomplexes zu überfluten, der wegen seiner Form „De Ganzepoot“ (der Gänsefuß) genannt wird. Am 21. Oktober 1914 wurde ein Teil des Poldergebiets nördlich der Yser durch Öffnen der Schleusen der Bucht von Nieuwendamme überflutet. Dazu wandte man sich an Karel Cogge und vor allem an Hendrik Geeraert wegen ihrer hervorragenden Ortskenntnisse. Ab dem 25. Oktober begann die belgische Armee, die Durchgänge unter der Bahnböschung Nieuwpoort-Diksmuide zu schließen. Danach wurde der Wasserpegel mithilfe der Schleusen von Veurne-Ambacht und des Nordkanals systematisch erhöht. Bei Flut wurde das Meerwasser in das Poldergebiet abgelassen, bei Ebbe wurden die Schleusen wieder geschlossen. In der Zwischenzeit lagen Nieuwpoort und Diksmuide unter ständigem Artilleriebeschuss und es wurde schwer um Ramskapelle und Pervijze gekämpft. Dank französischer Unterstützung, u. a. durch die „FusiliersMarins“, konnten die Belgier standhalten, bis das Wasser einige Dutzend Zentimeter hoch stand, sodass die deutsche Armee den Rückzug antreten musste. Diksmuide fiel später am 10. November in deutsche Hände, Nieuwpoort blieb aber belgisch und wurde damit die nördlichste Stadt in der Verteidigung der Alliierten Streitkräfte von der Nordsee bis zur Schweizer Grenze. Bis zum Sommer 1917 besetzten die Belgier auch noch ein kleines Gebiet am rechten Ufer der Ysermündung zwischen dem „Ganzepoot“ und dem Meer, das jedoch bei der deutschen Operation „Strandfest“ verloren ging. Die Front befand sich damals ganz nahe an der Stadt und nur einige hundert Meter vom „Ganzepoot“ entfernt. 57 Nach 1914 begann für die belgische Armee eine schwere Zeit, weil die Armee völlig neu zusammengestellt werden musste, sowohl zahlenmäßig und in materieller, als auch moralischer Hinsicht. Bis 1918 fanden an der Yserfront keine großen Offensiven mehr statt. Dennoch wurden täglich Kämpfe ausgetragen und stand das Gebiet häufig unter schwerem Beschuss. Albert I., König-Ritter König Albert I. (1875-1934) hielt seit dem Anfang des Krieges an der obligatorischen bewaffneten Neutralität von Belgien fest. Die Regierung wollte alles auf die Karte der Alliierten Streitkräfte setzen. Ein Grund für diese Entscheidung war zweifelsohne die Tatsache, dass Königin Elisabeth die Schwägerin des Kronprinzen Rupprecht von Bayern, Befehlshaber der deutschen Truppen in Flandern, war. Albert engagierte sich aber erst im Frühjahr 1918 vollständig für die Alliierten Streitkräfte, als deutlich wurde, dass die deutsche Armee den Krieg verlieren würde. Bis 1918 war die belgische Armee in militärischer Hinsicht jedoch nicht in der Lage, an den vielen Offensiven der Alliierten teilzunehmen. verschiedenen Schleusen ehren die französische 81. Territoriale Division, die britischen Opfer der Operation „Strandfest“ im Juli 1917 und die belgischen Pontonbauer. Neues Besucherzentrum Westfront 1914-1918 in Nieuwpoort Die Stadt Nieuwpoort hat am 18. Oktober ein modernes und interaktives Besucherzentrum unter dem Albert I.-Denkmal eröffnet. Darin wird die Geschichte der Überflutung erzählt und wie Nieuwpoort den Krieg überlebt hat. Auch König Albert I. steht im Fokus des Zentrums. Höhepunkt ist die Projektion des wieder zum Leben erweckten Yser-Panoramas des Kriegsmalers Alfred Bastien aus dem Jahre 1921. So ist das weltbekannte Bild, das 115 Meter lang und 15 Meter hoch ist, wieder zu sehen. Vom Besucherzentrum aus kann man auch mit einem Aufzug zur Galerie oberhalb des Albert I.-Denkmals fahren, wo man einen einzigartigen Blick auf die früheren überfluteten Gebiete, die Küste und das Hinterland hat. Zeugnisse Die Regierung residierte im französischen Sainte-Adresse, während der König in De Panne blieb, in der Nähe seiner Truppen. Sein pragmatischer und charismatischer Führungsstil brachte ihm den Beinamen König-Ritter ein, einen Titel, an den in Nieuwpoort auf angemessene Weise erinnert wird. Während der Gedenkfeier in Nieuwpoort werden drei Zeugnisse von Robert Pöhland, Maurice Duwez und Raoul Snoeck vorgelesen. Das Albert I.-Denkmal und „de Ganzepoot“ in Nieuwpoort Meine geliebte treue Frau, Nach dem Tod von König Albert I. im Jahr 1934 wurden im ganzen Land Denkmäler für ihn errichtet. Die VoG Yser-Denkmal von König Albert sorgte für ein großes Denkmal bei „de Ganzepoot“ in Nieuwpoort. Der Entwurf wurde dem Brüsseler Architekten Julien De Ridder anvertraut. Er zeichnete eine kreisförmige Struktur mit einem Umriss von mehr als 100 Metern, die von einer doppelten Säulengalerie aus gelben Ziegeln getragen wird, von der aus man einen Blick auf die frühere Front hat. In der Mitte steht eine Reiterstatue des König-Ritters, die vom Bildhauer Karel Aubroeck aus Temse entworfen wurde. Das Denkmal wurde 1938 von König Leopold III. und der königlichen Familie eingeweiht. Seitdem wird jedes Jahr am ersten Sonntag im August eine nationale Gedenkfeier zu Ehren von König Albert I. und der Helden der Yser veranstaltet. Das Denkmal befindet sich neben dem Schleusenkomplex von „de Ganzepoot“, der nach dem Ersten Weltkrieg größtenteils in den ursprünglichen Zustand zurückversetzt wurde. Denkmäler in der Umgebung der 58 Brief von Robert Pöhland (Bremen) an seine Frau Anna Pöhland Belgien, den 22. Juli 1916 nur wurden die schönen Erinnerungsbilder immer gleich wieder zerstört durch ein Schreckensbild, welches ich kurz vorher gesehen (…). Eine halbe Stunde Wegs von uns entfernt hatten die Belgier einen von uns besetzten Vorposten mit Artillerie beschossen. Es gab 2 schwer und 3 Leichtverwundete. Die beiden Schwerverwundeten trug man direkt an uns vorbei. Es war schrecklich anzusehen. Sie lagen ganz frei auf einer Tragbahre. Bei solchen Anlässen durchwühlt es mein Gehirn, daß ich oft befürchte, ich könnte wahnsinnig werden. Weil man so empört ist über dieses fürchterliche Verbrechen, und weder eine Abhülfe, noch ein Ende sehen kann. Vorgestern las ich, daß die Russen bei ihrer letzten Offensive binnen 3 Wochen 284.000 Tote gehabt haben sollen. Ist solches noch Krieg zu nennen? Warum wird diesem wahnsinnigen Verbrechen nicht ein schnelles Ende bereitet, einerlei auf welche Weise. Quelle: Doris Kachulle (Hg.), Die Pöhlands im Krieg, Briefe einer sozialdemokratischen Bremer Arbeiterfamilie aus dem Ersten Weltkrieg. 59 Arzt Maurice Duwez Arzt Maurice Duwez (1881-1966) stammte aus Elsene und diente während der Schlacht an der Yser als Arzt beim 1. Karabinier-Regiment. Unter dem Pseudonym Max Deauville schrieb er viele Werke, darunter verschiedene über den Ersten Weltkrieg. Seine bekanntesten sind Jusqu’à l’Yser aus 1917 und La Boue des Flandres aus 1922. Der Angriff auf Tervaete am 22. Oktober 1914 (Auszüge) Alles war dem Erdboden gleichgemacht, die Leichen fielen übereinander. Auf den klebrigen Stegen rutschten die Verletzten aus, um im Schlamm zu versinken. Jetzt ist es Abend. Unser Posten ist in einem kleinen Stall untergebracht, neben der Kirche. Es ist ein niedriges Gebäude, mit geneigtem Dach und gegen ein Haus gelehnt. Licht dringt nur durch die offene Tür ein. Die Dunkelheit, die Schritt für Schritt alle Winkel des Gebäudes einnimmt, lässt den grünen Himmel der Dämmerung noch greller erscheinen. All diejenigen, mit denen wir so viel Elend ertragen haben, haben wir jetzt zurückkehren sehen, verstümmelt, blutend, mit zerrissener Uniform. Fast das ganze Bataillon ist ausgelöscht. Drei unserer Offiziere sind gefallen, darunter auch der alte Kommandant mit dem ironischen Lächeln. Fünf andere, verletzt, konnten bis zu uns gebracht werden. Und die Parade geht weiter, die Ebene fordert immer Opfer. Um Licht zu haben, haben wir Totenkerzen in die Mulden gesteckt. (…) Durch die Fenster mit den zersplitterten Scheiben dringt zuweilen der rote Qualm des Brandes. Im Lichtschein der brennenden Häuser graben Soldaten fieberhaft Schützengräben am Rande des Dorfes, entlang der Straße, die mit Bäumen gesäumt ist und zum Schloss von Vicogne führt. Hastig mähen sie den Rasen. Jeder gräbt sein Loch, das vielleicht sein Grab sein wird. (…) Quelle: Max Deauville, Jusqu’à l’Yser, (Bis zur Yser) S. 110-112. Raoul Snoeck Unterleutnant Raoul Snoeck (1893-1918) war ein Angehöriger der bekannten Genter Verlegerfamilie. Mit dem 2. Linienregiment hat er die Schlacht an der Yser miterlebt. Sein Kriegstagebuch gehört zu den besten, die an der Yserfront geschrieben wurden. 21. Oktober 1914: Die Situation ist kritisch. Die belgische Armee wird immer kleiner und ist sich selber überlassen. Wir sind verzweifelt und haben seit drei Tagen weder etwas gegessen noch getrunken. Die wenigen Zwiebäcke, die wir bekommen, sind in das faulige Wasser der Schützengräben getaucht. Wir schlafen an der Seite der im Kampf getöteten Kameraden und haben weder die Kraft noch den Mut sie zu begraben. Keine Ablösung, keine Versorgung möglich. Die hinteren Reihen 60 des Schlachtfeldes werden durch eine Feuermauer getrennt. Es regnet wie aus Eimern, sintflutartig! Die Schützengräben erinnern an Kanäle und unsere Hände sind taub vor Kälte. Der Nordwind pfeift uns um die Ohren. Ich weiß nicht, was schlimmer ist: Das Heulen des Windes oder das Donnern der Artillerie. Es gibt nichts zu essen, wir klappern mit den Zähnen und man kann förmlich zuschauen, wie wir immer dünner werden. Wir haben sogar Mühe uns gegenseitig zu erkennen. Es ist unmöglich die Schützengräben zu verlassen, in denen wir Schutz gesucht haben. Egal, ob Millionär oder armer Schlucker, wir befinden uns alle in derselben misslichen Lage... Damit müssen wir uns abfinden. Trotz allem bleiben wir auf unserem Posten. Was wollen Sie? Die Yser ist unsere letzte Hoffnung. Jetzt heißt es Siegen oder Sterben. Wir sind keine menschlichen Wesen mehr, sondern Teufel in Lumpen, schwarz vor Schlamm, Schweiß und Regen, übersäht mit Blut und mit den Kräften am Ende. Quelle: Raoul Snoeck, In de modderbrij van de IJzervallei (Im Schlamm des Ysertals). Kanonenschüsse als Ehrenbezeugung Bereits seit vielen Jahrhunderten werden Kanonenschüsse als Ehrenbezeugung verwendet. Nach der Kranzniederlegung durch König Philippe am Denkmal für seinen Urgroßvater, König Albert I., feuert eine Artillerieeinheit von Brasschaat 14 Kanonenschüsse als Symbol für das Kriegsjahr 1914 ab. Zwei Kanonenschüsse werden vor der Kranzniederlegung abgefeuert. Zwölf weitere Kanonenschüsse folgen nach dem Last Post, dem Zapfenstreich, als Ehrenbezeugung für die toten Soldaten. Die ersten zehn Schüsse machen auf alle heutigen Orte aufmerksam, wo die Erste Schlacht bei Ypern stattfand. Die Gesamtheit der zwölf Schüsse erinnert an die heutigen Orte, die während der Schlacht an der Yser eine Rolle gespielt haben. Musikalische Umrahmung Die Gedenkfeier in Nieuwpoort wird musikalisch von der Königlichen Musikkapelle der belgischen Guides, dem belgischen Cellisten Alexandre Debrus, der französischen Sopranistin Fabienne Conrad und dem Mädchenchor Scala umrahmt. Die Musikkapelle der belgischen Guides wurde 1832 als private Musikkapelle des Königs gegründet. Sie kombiniert ein großes Harmonieorchester mit einem international renommierten Kavallerie-Trompeterkorps. Alexandre Debrus ist Berufscellist (Trio Carlo Van Neste). Er gewann den ersten Preis für Cello, viele andere Preise sowie das Förderstipendium 2004 der belgischen Stiftung „Roeping“ (Berufung - Vocatio). 61 Fabienne Conrad gewann den ersten Preis für musikalische Ausbildung und Klavier, nachdem sie Politikwissenschaft in Paris studiert hatte. Ihr besonderes Talent machte Jacques Mars, Bass bei der Opéra national de Paris, auf sie aufmerksam. Sie widmete sich dem lyrischen Gesang und wurde Laureatin des Wettbewerbs für junge Sängerinnen in Madrid. Auf der Gedenkfeier wird sie die Arie Song to the moon aus der Oper Rusalka von Antonín Dvořák singen. Der bekannte Mädchenchor Scala aus Aarschot wurde 1996 von den Brüdern Stijn und Steven Kolacny gegründet. Der Chor hat bereits 11 Alben produziert und ist international bekannt. Auf der Gedenkfeier in Nieuwpoort wird dieser Chor Where have all the flowers gone singen. Dieses AntiKriegslied wurde Anfang der Sechzigerjahre vom amerikanischen Sänger Pete Seeger geschrieben. Das Lied wurde vor allem durch die Interpretation von zwei bekannten Idolen aus dem Zweiten Weltkrieg – der britischen Sängerin Vera Lynn und der deutschen Marlene Dietrich (Sag mir wo die Blumen sind) – bekannt. KyrieKyrie Requiem aeternam dona eis, Domine, Herr, gib ihnen die ewige Ruhe, et lux perpetua luceat eis. und das ewige Licht leuchte ihnen. Te decet hymnus, Deus, in Sion, Dir gebührt Lob, Herr, auf dem Zion, et tibi reddetur votum in Jerusalem. Dir erfüllt man Gelübde in Jerusalem. Ad te omnis caro veniet. Zu Dir kommt alles Fleisch. Kyrie eleison, Herr, erbarme dich, Christe eleison, Christus, erbarme dich, Kyrie eleison. Herr, erbarme dich Nationale Gedenkfeier der Ersten Schlacht bei Ypern Menentor Ypern Bataillon Befreiung - 5. Linie Die Erste Schlacht bei Ypern Die belgische Ehrenabteilung für die Gedenkfeier in Nieuwpoort besteht aus Mitgliedern des Bataillons Befreiung - 5. Linie. Das 5. Linienregiment wurde während der niederländischen Besatzung gegründet. Im Jahr 1832 erhielt das Regiment seine Fahne aus den Händen von König Leopold I. Nach dem Zweiten Weltkrieg wurde es als 5. Linienbataillon neu gegründet. Die Einheit zog 1992 nach Leopoldsburg um, wo sie mit dem viel jüngeren, aber ruhmreichen Bataillon Befreiung zusammengefügt wurde. Heute umfasst das Bataillon Befreiung - 5. Linie ca. 550 Soldaten. Das 5. Linienregiment spielte eine wichtige Rolle bei den Kämpfen des Jahres 1914. Während der Schlacht an der Yser zeichnete sich die Einheit vor allem in der Umgebung von Nieuwpoort durch besondere Leistungen aus. Die Belgier suchten in der nördlichen Westhoek Schutz hinter dem Wasser der Nordsee, die Briten nahmen in der südlichen Westhoek ihre Zuflucht am Hügelkamm in der Mitte der Provinz Westflandern. Hinter dem Hügelkamm lag die Stadt Ypern als Zugangstor zur Küste und den Kanalhäfen. Bei Ausbruch des Krieges verfügte Großbritannien über eine kleine, aber gut ausgebildete Berufsarmee mit ca. 100.000 Soldaten, die British Expeditionary Force, die schnell und überall einsetzbar war. Am 23. August 1914 zog sie bei Mons in die Schlacht gegen die große deutsche Armee. Frankreich hatte auch ein großes Heer mit Wehrpflichtigen, aber Mitte Oktober war die Anzahl französischer Truppen in Belgien beschränkt. Die Erste Schlacht bei Ypern begann am 20. Oktober 1914 und ist ein Sammelname für viele Kämpfe im Osten und Süden der Stadt, die drei große deutsche Angriffswellen umfassten. Film: Bilder aus dem Krieg 14-18 Der Einführungsfilm, der von Major Mark Damen des belgischen Verteidigungsministeriums zusammengestellt wurde, zeigt originale Archivbilder vom Leben an der Yser, den Opfern der tapferen belgischen Soldaten während der heftigen Kämpfe, den Massenvernichtungen und dem damaligen König Albert I. Mark Damen starb am 7. September 2014. Mit dem ersten Angriff vom 21. bis 23. Oktober versuchten deutsche Freiwilligen-Regimenter, bei Langemark einen Durchbruch nach Ypern zu erreichen. Langemark wurde nicht eingenommen, aber der Einsatz junger Studenten gab dem Angriff einen mythischen Status. An vielen anderen Orten mussten die Briten den Rückzug antreten, aber ab dem 24. Oktober eilten französische Truppen massenweise zu Hilfe. Die Musik Messe de requiem, Op. 54 (Kyrie), aus dem CD-Album SaintSaëns, wird vom Orchestra della Svizzera Italiana unter der Leitung von Diego Fasolis aufgeführt. Die Uraufführung fand am 22. Mai 1879 unter der Leitung des Komponisten Camille Saint-Saëns (1835-1921) statt. Am 29. Oktober 1914 versuchten deutsche Soldaten erneut, einen Durchbruch nach Ypern zu schaffen. Am nächsten Tag musste die prestigeträchtige Household Cavalry, die Elite der britischen Kavallerie, Zandvoorde 63 aufgeben. Am 31. Oktober verloren die Briten Geluveld trotz des heldenhaften Gegenangriffs der Worcesters und South Wales Borderers. Am gleichen Tag begann die deutsche Armee auch den Angriff auf Mesen und Wijtschate. Die London Scottish verteidigten Mesen auf heroische Weise, aber die deutsche Übermacht war zu groß. Am 2. November fiel auch Wijtschate, wo noch zwei Wochen lang heftige Kämpfe tobten. In Wijtschate sowie in Zonnebeke gelang es französischen Truppen nur knapp, einen Frontdurchbruch zu vereiteln. Am 10. und 11. November folgte ein dritter und vorläufig letzter Versuch der deutschen Armee, Ypern zu erreichen und zu den Kanalhäfen vorzustoßen. Am 10. November scheiterte ein neuer deutscher Angriff auf Langemark und auch am folgenden Tag gelang es der Preußischen Garde bei den „Nonnebossen“ nicht, den erwarteten Durchbruch zu schaffen. Schottische Berufssoldaten, darunter die Black Watch, hatten die Elite der kaiserlichen Armee schwer unter Beschuss genommen und so ihren Angriff vereitelt. Am Abend des 11. November 1914 gruben sich beide Parteien ein und begann ein langer Stellungskrieg, der erst, auf den Tag genau, vier Jahre später enden sollte. Bilanz der Schlacht an der Yser und der Ersten Schlacht bei Ypern Am 10. November 1914 ging die Schlacht an der Yser mit der Eroberung von Diksmuide durch die deutschen Truppen zu Ende. Am nächsten Tag wurde auch der Angriff auf Ypern gestoppt. Der deutsche Vormarsch wurde hinter dem Wasser der Nordsee und auf den Hügeln in der Umgebung von Ypern zum Stillstand gebracht. In knapp einem Monat gab es ca. 245.000 Tote, Verletzte und Vermisste: 134.315 Deutsche, 55.395 Briten, 41.330 Franzosen und ca. 18.500 Belgier. Diese Gräuel wurden nur 1917 während der Schlacht von Passendale übertroffen. Am 22. November richtete die deutsche Armee ihre schwersten Geschütze auf Ypern, wodurch die mittelalterliche Stadt zerstört wurde. Mitte November 1914 wurden die erschöpften britischen Berufssoldaten größtenteils von französischen Soldaten abgelöst, wonach sie den Winter in der Umgebung von Ploegsteert und dicht hinter der französischen Grenze verbrachten. Die Enttäuschung über die gescheiterten Kampagnen war bei allen Parteien sehr groß. Zu Weihnachten 1914 kam es an verschiedenen Orten zu Verbrüderungen zwischen den kämpfenden Parteien. In Ploegsteert wurde kurz Fußball gespielt. Der Friede dauerte aber nicht lange: Minen, Gas, Panzer und Flammenwerfer wurden eingesetzt, im erneuten Versuch, die festgefahrene Front zu durchbrechen. Der Erste Weltkrieg wurde ein Erschöpfungskrieg, den es in diesen Umfang noch nie gegeben hatte. 64 Das Menentor und der Last Post in Ypern Das Menentor wurde 1927 in Ypern an der Stelle errichtet, wo sich eines der früheren Stadttore befand. Zehntausende britische Soldaten machten sich durch dieses Tor auf den Weg zur Front. Der britische Architekt Reginald Blomfield entwarf das Tor in der Form eines römischen Triumphbogens als Erinnerung an den Sieg des britischen Weltreichs. Unter dem Tor und an den Seitenwänden ließ die Imperial War Graves Commission die Namen von fast 55.000 Vermissten anbringen. Ursprünglich war es die Absicht, aller Vermissten der Region hier namentlich zu gedenken, aber aus technischen Gründen befinden sich 35.000 Namen von Briten jetzt auf der hinteren Mauer von Tyne Cot Cemetery. Auf dem Mahnmal von Ploegsteert stehen auch mehr als 11.000 Namen von Vermissten. Für die vermissten neuseeländischen Soldaten wurden separate Denkmäler errichtet. Seit 1928 wird unter dem Menentor an jedem Abend um 20 Uhr ein Last Post geblasen, ein britischer Zapfenstreich, der international als letzte Ehrenbezeugung anerkannt wurde. Last Post ist eine halboffizielle Feier zum Gedenken an den Krieg und eine Trauerbezeugung für die Toten. Der Last Post ist eine Ehrenbezeugung seitens der Einwohner von Ypern an die toten britischen Soldaten und wird von der Last Post Association organisiert. Die Feier am 28. Oktober folgt dem Ablauf der täglichen Zeremonie. Das Menentor wird von der Commonwealth War Graves Commission verwaltet, die auch für die Instandhaltung der mehr als 150 Friedhöfe des Commonwealth in der Region sorgt. Musikalische Umrahmung Die Gedenkfeier in Ypern wird von der Königlichen Musikkapelle der belgischen Streitkräfte musikalisch umrahmt. Diese jüngste der drei Musikkapellen des Verteidigungsministers verfügt über ein sehr umfangreiches Repertoire. Während der Gedenkfeier wird auch ein Klagelied vom Dudelsackspieler Eric Remy, Pipe Major der Last Post Association und treibende Kraft der Ypres Surrey Pipes & Drums, dargebracht. Besinnungsmoment: Zum Gedenken an den hundertsten Jahrestag des Ersten Weltkriegs Ausgerechnet heute, an diesem Gedenktag, und hier, an diesem Ort, erkennen wir, mehr als je zuvor, zu welchen grauenerregenden Taten Menschen und Völker im Stande sind. Dabei hat der Mensch im Laufe seiner Geschichte so viel Gutes und so viel Schönes zustande gebracht. Zivilisation und Kreativität haben bis zum heutigen Tag wahre Wunder vollbracht. 65 Doch die Geschichte der Menschheit wurde und wird auch weiterhin von einer anderen Spur durchzogen. Von einer Spur der Ungerechtigkeit und der Ausbeutung, des Krieges und der Gewalt. Was hier geschah, übersteigt jede Vorstellungskraft. Noch nie zuvor hatte man in der Menschheitsgeschichte etwas in solch einem Ausmaß erlebt. Millionen von Menschen, vor allem junge Menschen, fielen in diesem Krieg. Und noch mehr Zivilisten fanden den Tod. In der Tat wird der Erste Weltkrieg auch als Großer Krieg bezeichnet. Was die Menschen damals erlebten war so schlimm, dass man felsenfest davon überzeugt war: Dieser Krieg muss der letzte sein. Doch dem war nicht so. Ein Vierteljahrhundert später wiederholte sich die gleiche Tragödie. Und auch heute noch gibt es weltweit zahllose Orte, an denen Brutalität und aussichtslose Gewalt herrschen. Was hier geschah kann keinen Menschen gleichgültig lassen, welche philosophischen, weltanschaulichen bzw. religiösen Überzeugungen man auch haben mag. Es ist weiterhin kaum zu glauben, wozu Menschen in der Lage sind. Unfassbar, was Menschen einander antun können. Dem gegenüber kann sich kein Mensch gleichgültig zeigen. Keiner darf dabei sagen: Das geht mich nichts an; damit habe ich nichts zu tun. Als Mensch trifft uns das zutiefst. Wir tragen Verantwortung füreinander. Wir tragen Verantwortung für diese Welt. Wir tragen Verantwortung für die Zukunft. Wir dürfen und können die Millionen von Opfern nicht vergessen. All dieser Opfer wollen wir gedenken. Mit unendlicher Zuneigung und Dankbarkeit. Derjenigen, die hier als Soldaten, Widerstandskämpfer oder Zivilisten gelitten haben. Auch aufgrund ihrer moralischen, religiösen oder weltanschaulichen Überzeugungen haben Sie gekämpft bzw. Widerstand geleistet. Sie haben ihr Leben für uns, für unsere Freiheit und für eine menschenwürdige Welt geopfert. Wir können und dürfen sie nicht vergessen. Damit sie nicht vergebens gelitten haben und umgekommen sind. Wir sehnen uns alle nach einer Welt, in der die Menschen einander als Menschen respektieren. So verschieden unsere Sprachen, Herkunft, Völker und Nationen auch sein mögen, die Menschenwürde ist uns allen gemein. Immer mehr leben wir in einer globalisierten Welt. Überall auf der Welt wird die Gesellschaft multikulturell. Ständig müssen wir uns mit der Tatsache, dass wir alle verschieden sind, auseinandersetzen. Dieses Anderssein kann als Bedrohung, jedoch auch als Reichtum empfunden werden. Es ist und bleibt jedenfalls eine große Herausforderung, einander im Hinblick auf unsere Unterschiedlichkeit nicht nur zu tolerieren, sondern auch zu respektieren, jetzt und in der Zukunft. Wir müssen uns von allen Formen des Fundamentalismus fernhalten. Die anderen Menschen sind nicht unsere Konkurrenten oder unsere Feinde, sondern unsere Schicksalsgefährten. 66 Wir sehnen uns nicht nur nach einer menschenwürdigeren Gesellschaft, sondern auch nach einer gerechteren Gesellschaft. Das eine geht nicht ohne das andere. Denn das Unrecht liegt der Gewalt zugrunde. Frieden wird ein leeres Wort bleiben solange wir uns nicht tatsächlich für eine ehrliche und gerechte Verteilung des Reichtums unserer Erde einsetzen. Das Eigeninteresse darf hier nicht über dem Gemeinwohl stehen. Letzteres gilt nicht nur für den einzelnen Bürger, sondern auch für die verschiedenen Völker, Nationen und Kontinente. Diesbezüglich tragen Politiker und Regierungen eine große Verantwortung. Nie wieder Krieg! So hieß es nach dem Ersten Weltkrieg. Hundert Jahre später wissen wir nur allzu gut, wie vorsichtig wir mit solchen Äußerungen umgehen müssen. Denn aus ihnen werden schnell inhaltslose Slogans. Und dennoch wollen wir hier, gerade an diesem Ort, diese Hoffnung erneut ausdrücken. Konflikte wird es immer geben. Krieg und Gewalt vermögen sie jedoch nicht zu beenden. Ganz im Gegenteil: Sie verursachen nur neue Konflikte und neue Gewalt. Lediglich ehrliche diplomatische Gespräche können helfen. Gespräche, bei denen man einander zu verstehen lernt und die gegenseitigen berechtigten Forderungen anerkennt. An erster Stelle aber müssen wir das Verlangen nach einer gerechten und menschenwürdigen Gesellschaft hegen. An diesem Verlangen kann man das Zivilisationsniveau ablesen. So unterschiedlich unsere Traditionen und Überzeugungen auch sein mögen, es ist eben diese Sehnsucht, die uns miteinander verbindet. Sie bildet unser gemeinsames Anliegen und unseren gemeinsamen Auftrag. Aus dem einfachen Grund, dass wir Menschen sind. Poesie unter dem Menentor Während der Gedenkfeier unter dem Menentor werden zwei Gedichte vorgelesen. Das erste Gedicht ist das bekannte In Flanders Fields, das der kanadische Arzt John McCrae (1872-1918) im Mai 1915 während der Zweiten Schlacht bei Ypern geschrieben hat. Mit diesem Gedicht wurde Mohn zum Symbol für den Ersten Weltkrieg. Das zweite Gedicht ist ein zeitgenössisches Gedicht von Stefan Hertmans (°1951), Autor des biografischen Romans Der Himmel meines Großvaters (Originaltitel: Oorlog en Terpentijn). Im Gedicht De Oogst (Die Ernte) wird eine scheinbar friedliche, ländliche Welt in eine Kriegshölle verwandelt. 67 In Flanders fields - John McCrae Konzert „Voice of the living“ in der Sint-Maartens-Kathedrale In Flanders fields the poppies blow Between the crosses, row on row, That mark our place; and in the sky The larks, still bravely singing, fly Scarce heard amid the guns below. Im Auftrag der Föderalregierung schrieb Komponist Wim Mertens (°1953) Voice of the Living, das nach der Gedenkfeier in der Sint-Maartens-Kathedrale in Ypern uraufgeführt wird. Der Komponist erinnert auf zeitgenössische Weise an diejenigen, die 1914 nicht überlebt haben. Diese Komposition wird von der belgischen Regierung den Einwohnern von Ypern angeboten. Sie besteht aus einem Prolog, acht Teilen und einem Epilog und wird vom Ensemble von Wim Mertens aufgeführt, in dem der Komponist selbst Klavier spielt und singt. We are the Dead. Short days ago We lived, felt dawn, saw sunset glow, Loved, and were loved, and now we lie In Flanders fields. Take up our quarrel with the foe: To you from failing hands we throw The torch, be yours to hold it high. If ye break faith with us who die We shall not sleep, though poppies grow In Flanders fields. Ausstellung Ypern - Yser 1914 Im „In Flanders Fields Museum“ wurde am 4. Oktober eine Sonderausstellung über die Schlacht an der Yser und der Ersten Schlacht bei Ypern eröffnet. Blickfang der Ausstellung sind viele – oft nie zuvor gezeigte – Fotos der Brüder Robert und Maurice Antony. Ihre Aufnahmen zeigen Ypern vor 1914, den Untergang der Stadt zwischen Oktober 1914 und Mai 1915 und den Wiederaufbau nach dem Krieg. De Oogst - Stefan Hertmans Het maaien had hij meegemaakt, en het geluid dat vallen maakt voordat de halmen breken. Hij had rijen gezien, en rijen, altijd maar rijen die vielen voor het zingen van de zeis, het sissen van gulzige monden van metaal. Het prikkeldraad omspant de doolhof, huid blinkt in de omheining, en voor het slapen is er stro. Wat op de aarde lag had vruchtbaar kunnen zijn, maar misgelopen is het oogsten in de eigen modder, in het eigen vlees, en niemand kent het graan. 68 69 Ceremonies organised by the Belgian federal government to commemorate the 100th anniversary of the First World War Introduction The First World War, from 1914 to 1918, had a profound impact on the history of Belgium and of the whole world. “More than any other modern war, ’14-’18 lives in the memory as the ultimate example of a mismatch between what was at stake and the price that was paid. It is the war of the ‘lost generation’, sacrificed for a cause which, in hindsight, is difficult to pinpoint.” (Sophie De Schaepdrijver). This war remains etched in the collective memory of Belgium, which played an important role in the conflict, in particular through the courageous resistance shown by its soldiers but also through the suffering endured by its civilian population during those four years, thus earning “brave little Belgium” the admiration of the whole world. The main themes of the commemorations • Collective remembrance: Every section of society that made personal sacrifices for the war effort – military personnel, members of the resistance and civilian victims – will be remembered. The passing of memories to future generations will form a central focus here. • Working together for a peaceful future: Over the years, Belgium has carved out an international reputation as a neutral bridge-builder, an advocate of global disarmament and a promoter of the rule of law and the fight against impunity. • Solidarity and partnership: The courage displayed by Belgium during the First World War has had a galvanising effect, reaffirming the importance of international cooperation and multilateralism. Belgium was a founder member of key institutions such as the United Nations, NATO and the European Union. 71 Ceremonies A total of 83 countries invited In an effort to accurately reflect historical reality, to highlight the important role played by Belgium in the conflict, to honour both the military and civilian victims and to include a citizen focus in the commemorations, the Belgian federal government has chosen to organise national ceremonies of an international nature at four highly symbolic locations: The Belgian federal government wanted to involve the following countries in this commemoration: • commemorations in Ypres and Nieuwpoort on 28 October 2014 of the 100th anniversary of the First Battle of Ypres, focusing on the themes of the refusal to surrender and the flooding of the Yser plain and with special tribute being paid to Albert I of Belgium, the ‘Soldier King’; • countries whose troops were present on Belgian soil, whether or not they were involved in active combat; • the Member States of the European Union; • the successor states of the warring countries (the British Empire, the German Empire, the Austro-Hungarian Empire, France and Belgium) as well as their former colonies. • a commemoration in Brussels on 11 November 2018 of the 100th anniversary of the signing of the Armistice, centring on the themes of the end of the war, the return to peace and reconstruction; Many other countries will also be represented, attesting to the international character of this commemoration. • a commemoration in Liège on 4 August 2014 of the 100th anniversary of the invasion of Belgium and the violation of Belgian neutrality, revolving around the theme of resistance to the invasion. Patriotic associations A nation’s gratitude On the occasion of the centenary commemorations, various strong symbolic gestures will signal the nation’s gratitude to those who suffered during this war. In this spirit, two Royal Decrees have been published with a view to: • awarding an honorary certificate to towns and villages that suffered acts of war during the First World War, so as to honour communities whose civilian population underwent great suffering; • making the Loncin Fort a National Necropolis to preserve the memory of its very staunch resistance and to show Belgium’s respect for its 150 or so defenders who found their resting place there, buried under the rubble. 72 The duty of remembrance is at the centre of the commemorations. It is important to keep the memory alive of the sacrifices made to protect the country, and to make sure that young people maintain the values that inspired the veterans. The patriotic associations, Servio and the Institute for Veterans – National Institute for War Invalids, War Veterans and War Victims are among the principal guarantors of this duty of remembrance. On 28 October 2014, these patriotic associations will be represented by the presidents/chairmen and standard-bearers of the national organisations, bringing together all the victims of the First World War, as well as by the associations that honour the tradition of the units who fought in Nieuwpoort and Ypres. 73 Programme of Ceremonies Official ceremony at the King Albert I Monument in Nieuwpoort 1.30 p.m. The Belgian and international guests are welcomed by Belgian Prime Minister Charles Michel, Belgian Minister for Foreign Affairs Didier Reynders, Belgian Minister of Defence Steven Vandeput, Commissioner-General for Commemoration of the First World War Paul Breyne, Governor of West Flanders Carl Decaluwé and Mayor of Nieuwpoort Roland Crabbe The members of the military detachment of honour from the Liberation Battalion - 5th Line Regiment take up their positions, accompanied by the Royal Band of the Belgian Guides conducted by Band Master Captain Yves Segers, performing Marche de la Libération (Liberation March) by Simon Poulain 2 p.m. Musical interlude by the Royal Band of the Belgian Guides: Marche des Vétérans du Roi Albert (March of King Albert’s Veterans) by Jos Haniken Marche du 5e escadron du 1er régiment des Guides (March of the 5th Squadron of the 1st Guides Regiment) by Arthur Prévost A banner with tributes is put in place and a short version of La Brabançonne (Belgian national anthem) is played 2.15 p.m. Arrival of His Majesty King Philippe and Her Majesty Queen Mathilde of Belgium 2.50 p.m. The international high representatives and Her Majesty the Queen of Belgium take their places on the platform Inspection of the troops by His Majesty the King, with musical accompaniment by the Royal Band of the Belgian Guides Aux Champs (In the Fields) and La Brabançonne (short version) 3 p.m. Welcome speech by the Governor of the Province of West Flanders, Carl Decaluwé Speech by His Majesty the King Readings of: -- a letter from Robert Pöhland, a German soldier, to his wife, read by Benedikt Göbel (a student at the College of Europe in Bruges); -- a text by Maurice Duwez, a French-speaking doctor, read by Toon Hillewaere (a resident of Nieuwpoort); -- a text by Raoul Snoeck, a Flemish soldier, read by Dimitri Verbrugge (a resident of Nieuwpoort). Screening of the film Evocation of the First World War, made by Major Mark Damen Speeches by German Chancellor Angela Merkel and French Minister of Defence Jean-Yves Le Drian 3.30 p.m. Artistic performance of Song to the Moon (Rusalka) by Fabienne Conrad Scala performs Pete Seeger’s Where Have All the Flowers Gone Aux Champs (In the Fields) and La Brabançonne (short version) Firing of two cannon shots Marche de l’Escorte royale (March of the Royal Escort) by Roland Cardon Laying of a wreath by the King Marche du 4e escadron des Guides (March of the 4th Squadron of the Guides) by Arthur Prévost Minute of silence The Last Post - homage to the fallen Marche du 1er régiment des Guides (March of the 1st Guides Regiment) by Valentin Bender Firing of 12 cannon shots Marche des Anciens combattants et des Vétérans (Ex-Servicemen and Veterans’ March) by Yves Segers 3.45 p.m. The European anthem played by the Royal Band of the Belgian Guides La Brabançonne (Belgian national anthem) sung by Scala 2.30 p.m. Musical interlude: cello suites by Johann Sebastian Bach, performed by cellist Alexandre Debrus La Brabançonne played by the Royal Band of the Belgian Guides His Majesty the King and Her Majesty the Queen and the high representatives leave Arrival of the international high representatives: heads of state and government and members of reigning royal families 4.15 p.m. The Belgian and international guests leave 74 75 Last Post ceremony at the Menin Gate Memorial in Ypres 4.15 p.m. Arrival of the guests of the Ypres municipal council 4.30 p.m. The heads of state and government, the members of reigning royal families and His Majesty the King and Her Majesty the Queen are welcomed at De Poorterij by Governor of West Flanders Carl Decaluwé, Mayor of Ypres Jan Durnez, President of the In Flanders Fields Museum Jef Verschoore, Commissioner of the Commonwealth War Graves Commission Vice-Admiral Sir Tim Laurence and Chairman of the Last Post Association Benoit Mottrie -- Monseigneur Jozef De Kesel, Bishop of Bruges, in the name of the Roman Catholic Church; -- Baron Professor Julien Klener, President of the Jewish Consistory of Belgium; -- the Reverend Arjan Knop, on behalf of the United Protestant Church in Belgium; -- the Reverend Canon Professor Jack McDonald, Chair of the Central Committee of the Anglican Church in Belgium; -- Metropolitan Athenagoras Peckstadt, Archbishop of the Orthodox Church in Belgium; -- Mr Sylvain Peeters, President of the United Liberal Associations and Co-President of the Central Secular Council; -- Mr Noureddine Smaili, President of the Muslim Executive in Belgium, on behalf of the Muslim Community. 4.45 p.m. Arrival of the Royal Band of the Belgian Navy, conducted by Band Master Chief Principal Master Bjorn Verschoore Interlude 5.15 p.m. Arrival of the guests Arrival of the high representatives and Her Majesty the Queen Arrival of His Majesty the King of Belgium 5.30 p.m. Call to Attention by the buglers of the Last Post Association Speech by Belgian Prime Minister Charles Michel Musical interlude by the Royal Band of the Belgian Navy Speech by the representative of the Commonwealth, Governor General of Canada His Excellency the Right Honourable David Johnston The Last Post - homage to the fallen, played by the volunteer fire-fighters of the Last Post Association 5.45 p.m. Exhortation from Laurence Binyon’s poem For the fallen, read by Commissioner of the Commonwealth War Graves Commission Vice-Admiral Sir Tim Laurence: Readings of two poems: -- Lieutenant-Colonel John McCrae’s In Flanders fields, read by Hugh O’Donnell (a student at the College of Europe in Bruges); -- Stefan Hertmans’ De oogst (The Harvest), read by Anouck Ramaut (a pupil at dé Academie Ieper in Ypres). Laying of wreaths by His Majesty the King and the other high representatives 6 p.m. Shower of poppy leaves to the sound of the hymn O Valiant Hearts Reveille played by the buglers of the Last Post Association They shall grow not old, as we that are left grow old: Age shall not weary them, nor the years condemn. The European anthem played by the Royal Band of the Belgian Navy At the going down of the sun and in the morning, We will remember them. (everybody then repeats the last phrase) La Brabançonne (Belgian national anthem) played by the Royal Band of the Belgian Navy Minute’s silence Lament played on the bagpipes by Pipe Major Eric Remy of the Ypres Surrey Pipes & Drums 76 Moment of reflection Commemoration of the 100th Anniversary of the Great War (First World War), will be read by a representative of each of the seven officially recognised religions/life philosophies in Belgium (in alphabetical order): 6.15 p.m. The high representatives and guests leave for Ypres Town Hall The Royal Band of the Belgian Navy leaves for the Grote Markt for a concert at 7 p.m. 77 Reception and dinner at Ypres Town Hall 6.30 p.m. Guided tour for the heads of state and government and members of the reigning royal families at the In Flanders Fields Museum conducted by the museum’s experts, and dinner Start of the reception for guests at the museum café in the Cloth Hall, ending at 8 p.m., with the option of a tour of the exhibition The Battle of the IJzer and the First Battle of Ieper Antony d’Ypres in the Royal Chamber of the Cloth Hall, beginning at 7 p.m. Concert at St Martin’s Cathedral in Ypres 8.30 p.m. Concert: Voice of the Living, composed by Wim Mertens and performed by the composer’s ensemble Belgium remembers the First World War (by Franky Bostyn - historical unit of the Ministry of Defence) Wars form cut-off points in history, dividing the passage of time into the periods pre- and post-dating them. In the case of Belgium this holds particularly true of the First World War – a conflict in which 600,000 lives of individuals from every corner of the globe were lost on Belgian soil. It also redrew the map of the world, with the collapse of old empires and colonial systems. It was a war for which all the great powers of the time were responsible, yet whose aftermath saw the losers saddled with the blame – to such an extent indeed that this fostered feelings of resentment sowed the seeds for the next World War. Today two ceremonies are being held – the first one in Nieuwpoort, and the second in Ypres. The Nieuwpoort event focuses on Belgium’s Yser Front, the flooding of the Yser plain and the role of the Belgian king at the time, King Albert I, while the ceremony in Ypres remembers the Allies’ defence effort on the ridge around the town of Ypres and the many who died there. The first Belgian federal commemoration was organised in Liège on 4 August 2014, and the Belgian authorities will be holding a third event in Brussels on 11 November 2018 to celebrate the 100th anniversary of the Armistice and the liberation of Belgium. The Belgian federal government is also supporting a whole range of initiatives of other authorities and organisations. You can find more details about these on the website www.be14-18.be. National commemoration of the Battle of the Yser Albert I Monument in Nieuwpoort The Battle of the Yser The Battle of the Yser represented the end of the retreat of the Belgian army which had started on 4 August 1914 after the German invasion near Liège. In mid-October 1914, the Belgian army withdrew to the area around the River Yser, which formed a natural defence line. By that time, it numbered only 75,000, so 40% of the total that had been initially deployed. To halt the German advance, the Belgian military command decided to orchestrate a series of floods using the Nieuwpoort sluice complex, known as the Ganzepoot (‘goose foot’) because of its shape. On 21 October 1914, part of the polder to the north of the Yser was flooded by opening the outflows of the Kreek van Nieuwendamme. This operation drew on the local knowledge of Karel Cogge and in particular Hendrik Geeraert. On 25 October, the Belgian army started sealing up the passageways under the Nieuwpoort-Diksmuide railway embankment. Then the water level was systematically raised using the Veurne-Ambacht and Noordvaart outflows. Seawater was let into the polders at high tide, with the outflows then being closed again at low tide. In the meantime, Nieuwpoort and Diksmuide were under relentless artillery fire and heavy fighting raged around Ramskapelle and Pervijze (also known as Pervyse). Thanks to support from the French (e.g. the Fusiliers-Marins (Naval Fusiliers)), the Belgian army was able to hold firm until the water was several dozen centimetres high, thereby forcing the German army to retreat. Diksmuide subsequently fell into German hands on 10 November, but the Belgians managed to retain Nieuwpoort, which thus became the most northerly town in the Allied defence line stretching from the North Sea down to the Swiss border. Until the summer of 1917 the Belgian army also occupied a small area of land on the right bank of the Yser estuary, between the Ganzepoot and the sea, which was however lost in the German ‘Strandfest’ operation, bringing the front very close to the town and to within only a few hundred metres of the Ganzepoot sluice complex. After 1914 the Belgian army went through a difficult period because it had to be completely rebuilt, in terms of men, material and morale. No further major offensives were launched at the Yser Front until 1918, but there were daily scuffles and often fierce gunfire. 79 Albert I – the Knight King New First World War Western Front Visitors’ Centre in Nieuwpoort From the very start of the First World War, King Albert I (1875-1934) held firm to the principle of Belgium’s required armed neutrality, as opposed to the government, which wanted to side very much with the Allies. The fact that Albert’s wife, Queen Elisabeth, was the sister-in-law of Crown Prince Rupprecht of Bavaria, commander of the German troops in Flanders, certainly played a role here. Albert only committed himself wholeheartedly to the Allied cause in the spring of 1918, when it became clear that the German army would be defeated. Having said this, the Belgian military was not capable of taking part in the many Allied offensives until 1918. On 18 October 2014, the town of Nieuwpoort opened a cutting-edge interactive visitors’ centre under the Albert I Monument. It tells the story of the flooding of the Yser plain and how Nieuwpoort survived the war and also takes a look at King Albert I. The highlight is the projection on a big screen of the Yser panorama of war painter Alfred Bastien dating from 1921, brought back to life, giving visitors the chance to see the world-famous canvas again, with its length of 115 metres and depth of 15 metres. The visitors’ centre also provides lift access to the portico over the Albert I Monument, from where there is a unique view out over the land flooded in the First World War, the coast and the surrounding area. The government took up residence in Sainte Adresse in France, while the King stayed in De Panne to be close to his troops. His pragmatic and charismatic leadership earned him the sobriquet ‘the Knight King’ – a name to which there is a fitting tribute in Nieuwpoort. The Albert I-Monument and the Ganzepoot in Nieuwpoort Following the death of King Albert I in 1934, monuments sprang up in his memory across the country. The IJzergedenkteken van koning Albert I (King Albert I Yser Memorial) non-profit organisation erected a huge monument to remember him near the Ganzepoot in Nieuwpoort. Brussels architect Julien De Ridder, who was commissioned to design the memorial, came up with a circular structure with a circumference of over 100 metres, supported by a yellow-brick double portico with a view out over the erstwhile Front. In the middle stands an equestrian statue of the Knight King, designed by Temse-based sculptor Karel Aubroeck. The monument was officially unveiled in 1938 by King Leopold III and the Royal Family. Since then, it has played host to a national tribute to King Albert I and the heroes of the Yser on the first Sunday in August each year. The monument is located next to the Ganzepoot sluice complex, which was largely restored to its original state after the First World War. Monuments around the various sluices pay tribute to the French 81st Territorial Division, the British victims of the Strandfest operation in July 1917 and the Belgian pontoon builders. 80 Eyewitness accounts During the ceremony in Nieuwpoort, three eyewitness accounts will be read out, from Robert Pöhland, Maurice Duwez and Raoul Snoeck. Letter from Robert Pöhland (Bremen) to his wife Anna Pöhland Belgium, 22 July 1916 My faithful and beloved wife, My fond memories are always destroyed by a terrible image I’ve just seen. A half-hour away from here, the Belgians shelled an outpost held by our troops. Two men were seriously wounded and three were slightly wounded. The serious casualties were immediately evacuated right before our eyes. It was a horrible sight to see. They were just lying there uncovered, on a stretcher. Under these circumstances, I’m afraid that I might go mad - because we are outraged by this terrible crime and because we cannot see any end to all this. The day before yesterday, I read that during their latest offensive the Russians lost 284,000 men in three weeks. Can we even call that war anymore? Why don’t they end this murderous madness in any way they can? Source: Doris Kachulle (Hg.), Die Pöhlands im Krieg, Briefe einer sozialdemokratischen Bremer Arbeiterfamilie aus dem Ersten Weltkrieg (The Pöhlands at War, First World War Letters from a Working-Class Social-Democratic Family from Bremen). Dr Maurice Duwez Dr Maurice Duwez (1881-1966), from Ixelles, served as a doctor with the 1st Carabiniers’ Regiment during the Battle of the Yser. Under the pseudonym Max Deauville, he wrote dozens of works, including a number about the First World War, of which the best-known are Jusqu’à l’Yser (Up to the Yser) (1917) and La Boue des Flandres (The Mud of Flanders) (1922). 81 The assault on Tervaete on 22 October 1914 (excerpts) Gun salute Everything was mown down, bodies falling on top of each other. Wounded men would slip off the slimy gangways and disappear into the mud below. It’s evening now. Our post is in a small cowshed next to the church. It’s a low building with a sloping roof, leaning against a house. Light can only enter through the open door. The darkness that slowly invades the nooks and crannies makes the green sky of twilight look more dazzling. Everyone with whom we had endured so many hardships is now coming back maimed and bloody, their uniforms torn to shreds. Almost the entire battalion has been wiped out. Three of our officers stayed in the field, including the old major with the ironic smile. Five others, wounded, have been brought back to us. And so it goes on. The plains continue to return their victims to us. For light, we’ve stuck pale church candles in the troughs. (…) For centuries cannon shots have been used to pay tribute. After King Philippe has laid a wreath at the monument for his great-grandfather, King Albert I, an artillery unit from Brasschaat will fire 14 cannon shots symbolising the year 1914 and the start of the war. Two cannon shots will be fired for the wreath-laying. Another 12 cannon shots will follow the Last Post, a tribute to those who fell in battle. The first 10 shots are for the present-day towns where the First Battle of Ypres took place. And the total of 12 shots focuses on the present-day towns that played a role during the Battle of the Yser. Through the smashed windows, we sometimes glimpse red flashes of the fire. In the light of the gleaming houses, soldiers feverishly dig trenches along the edge of the village, along the tree-lined road leading to the Château de Vicogne. They are hastily cutting the grass. Everyone is digging their holes, perhaps their own graves. (…) Source: Max Deauville, Jusqu’à l’Yser (Up to the Yser), pp. 110-112. Raoul Snoeck A member of the well-known Ghent publishing family, Under-Lieutenant Raoul Snoeck (1893-1918) was involved, as part of the 2nd Line Regiment, in the Battle of the Yser. His war diary is one of the finest examples of its kind written on the Yser Front. 21 October 1914 The situation is critical. The Belgian army is thinning out and has been left to its own devices. We are desperate and have not eaten or drunk anything for three days. The few biscuits we receive are soaked in stagnant trench water. We sleep next to friends killed in combat and we do not have the strength or energy to bury them. No relief, no supply of provisions possible. A wall of fire separates the rear lines from the combat zone. It’s raining buckets, a downpour! The trenches look like canals and our hands are numb with cold. The north wind pierces our ears. I don’t know what’s worse: the howling of the wind or the thunder of the artillery. There’s nothing to eat. We’re grinding our teeth and visibly wasting away. We’re even having trouble recognising each other. It’s impossible to leave the ditches we’re living in. Doesn’t matter if you’re a millionaire or some poor sod, we’re all in the same boat… we have to come to terms with it. Despite everything, we remain at our posts. What else can we do? The Yser is our last hope. We must vanquish or die. We’re not human beings anymore, but demons in rags. We’re black with mud, sweat and rain. We’re covered in blood and on our last legs. Music The ceremony in Nieuwpoort will be accompanied by music performed by the Royal Band of the Belgian Guides, Belgian cellist Alexandre Debrus, French soprano Fabienne Conrad and the women’s choir Scala. The Royal Band of the Belgian Guides was founded in 1832 as the King’s private band. It features a large symphonic band and an internationally renowned trumpet corps. Alexandre Debrus is a professional cellist (member of the Carlo Van Neste trio). He earned his degree in Cello along with other qualifications, and went on to win the 2004 doctorate scholarship from the Belgian Vocation Foundation (Vocatio). Fabienne Conrad earned a degree in Music and Piano after studying political science in Paris. After being discovered by Jacques Mars, a bass at the Opéra national de Paris, she devoted herself to classical singing and went on to win the Madrid competition for young female singers. She will perform Song to the Moon, an aria from Dvorˇák’s opera Rusalka. Scala, a renowned women’s choir from Aarschot, was founded in 1996 by brothers Stijn and Steven Kolacny. The choir has recorded 11 albums and enjoys an international reputation. At the ceremony in Nieuwpoort they will perform Where Have All the Flowers Gone, an anti-war song from the early 1960s written by American singer Pete Seeger. The song gained prominence through versions performed by two famous Second World War singers: Britain’s Vera Lynn and Germany’s Marlene Dietrich (Sag mir wo die Blumen sind). Source: Raoul Snoeck, In de modderbrij van de IJzervallei (In the Mud of the Yser Valley), pp. 47-48. 83 Liberation Battalion - 5th Line Regiment The Belgian military detachment of honour for the ceremony in Nieuwpoort will be provided by the Liberation Battalion - 5th Line Regiment. The 5th Line Regiment dates back to the period in Belgian history when the country was part of the Netherlands. In 1832 the regiment received its regimental colours directly from King Leopold I himself. After the Second World War it was re-established as the 5th Line Battalion. In 1992, the unit moved to Leopoldsburg, where it was merged with the much younger but celebrated Liberation Battalion. Today, the Liberation Battalion - 5th Line Regiment has some 550 soldiers. The 5th Line Regiment played an important role in the fighting in 1914. During the Battle of the Yser, the unit distinguished itself in the area around Nieuwpoort. Film: Evocation of the First World War The introductory film, produced by Major Mark Damen from the Ministry of Defence, shows original archive footage of life on the Yser, the sacrifices made by valiant Belgian soldiers during the heavy fighting, the devastation and King Albert I. Mark Damen died on 7 September 2014. Saint-Saëns’s Messe de Requiem, Op. 54 (Kyrie) is performed by the Orchestra della Svizzera Italiana, conducted by Diego Fasolis. Composer Camille Saint-Saëns (1835-1921) premiered the work on 22 May 1879. KyrieKyrie Requiem aeternam dona eis, Domine, Grant them eternal rest, O Lord et lux perpetua luceat eis. And let perpetual light shine upon them. Te decet hymnus, Deus, in Sion, You are praised, God, in Zion, et tibi reddetur votum in Jerusalem. and homage will be paid to You in Jerusalem. Ad te omnis caro veniet. to You all flesh will come. Kyrie eleison, Lord, have mercy on us, Christe eleison, Christ, have mercy on us, Kyrie eleison. Lord, have mercy on us. National commemoration of the First Battle of Ypres – Menin Gate in Ypres The First Battle of Ypres The Belgians sought refuge behind the North Sea floodwaters in the northern Westhoek region, while, in the southern Westhoek region, the British sought refuge in the hills of West Flanders. Behind the hills lay the town of Ypres, an access point to the coast and the canal ports. When war broke out, the UK had a small, but well trained regular army of around 100,000 men – the British Expeditionary Force – which could be deployed quickly and wherever needed. On 23 August 1914, near Mons, it clashed with the large German army. France also had a large army of conscripts, but by mid-October the number of French troops in Belgium was limited. The First Battle of Ypres, which began on 20 October 1914, was actually a series of battles fought to the east and south of the city, featuring three major German offensives. In the first offensive (21 to 23 October), at Langemark, German volunteer regiments tried to break through the lines to Ypres. Langemark was not taken, but the deployment of young students did endow the attack with mythical status. The British had to withdraw at many other locations, but French troops rushed en masse to help starting on 24 October. On 29 October 1914 the Germans made a second attempt to break through towards Ypres. The next day, the UK’s elite Household Cavalry was forced to abandon Zandvoorde. On 31 October, the British lost Geluveld, despite a heroic counterattack by the Worcesters and South Wales Borderers. That same day, the German Army also attacked Messines and Wijtschate. The London Scottish heroically defended Messines, but the Germans dominated. On 2 November, Wijtschate also fell, after which the battle raged on for another two weeks. French troops thwarted an attempt to break through the frontline just in time, and did the same in Zonnebeke. On 10 and 11 November, the German army made a third and final attempt to reach Ypres and advance to the canal ports. On 10 November, a fresh German assault on Langemark failed and the next day the Prussian Guard was also unable to achieve the expected breakthrough near the Nonnebosschen forest. The attack by elite German imperial troops was met with fire by Scottish regular army troops, including the Black Watch. In the evening 84 85 of 11 November 1914, both sides dug in and thus began a long trench war that did not end until four years later to the very day. Aftermath of the Battle of the Yser and the First Battle of Ypres On 10 November 1914 the Battle of the Yser ended with the capture of Diksmuide by the Germans, while the assault on Ypres flagged the next day. The German advance was brought to a standstill behind North Sea floodwaters and on the hills around Ypres. In the space of just one month, some 245,000 men were killed, wounded or missing in action: 134,315 Germans, 55,395 British, 41,330 French and 18,500 Belgians. The horror would not be exceeded until 1917 at the Battle of Passchendaele. On 22 November the German Army trained its heaviest artillery on Ypres, completely flattening the medieval town. a tribute by the population of Ypres to the fallen men from the British Empire and is organised by the Last Post Association. The ceremony on 28 October will follow the programme of the daily ceremony. The Menin Gate is overseen by the Commonwealth War Graves Commission, which is also responsible for maintaining the more than 150 Commonwealth cemeteries in the region. Music The ceremony in Ypres will be accompanied by music performed by the Royal Band of the Belgian Navy. This group, the newest of the three Ministry of Defence bands, has an extensive repertoire. During the ceremony a lament will be played by bagpiper Eric Remy, Pipe Major of the Last Post Association and the life and soul of the Ypres-Surrey Pipes & Drums. In mid-November 1914 the exhausted British troops were relieved by the French, after which they spent the winter near Ploegsteert in Belgium and just over the French border. There was great disillusionment about the failed campaigns among all parties. At Christmas 1914 the belligerents fraternised in some places. In Ploegsteert they even played football together. But the peace was short-lived: mines, gas, tanks and flame-throwers made their appearance in fresh attempts to break through the paralysed frontline. The First World War was an unparalleled war of attrition. Moment of reflection: Commemoration of the 100th Anniversary of the Great War (First World War) The Menin Gate and the Last Post in Ypres However, another recurrent theme has also wound its way through this history, namely a trail of injustice and exploitation, of war and violence. What happened here defies the imagination. In the whole of human history, nothing had ever been seen on this scale before. Millions of people, particularly young people, perished in this conflict – and that is even before starting to count the numerous civilian casualties. For this reason, this war is known as the Great War. Indeed, the experience was so dire that people were convinced that this would be the war to end all wars. But nothing could be further from the truth. The very same tragedy was repeated a quarter of a century later. Even now, brutal and endless violence is rife in many parts of the world. The Menin Gate was built in 1927 on the same spot where one of the former city gates of Ypres used to stand. Tens of thousands of British Empire troops left the city through this gate on the way to the front. British architect Reginald Blomfield designed the gate as a Roman triumphal arch glorifying the victory of the British Empire. The Imperial War Graves Commission had the names of nearly 55,000 men missing in action engraved under the gate and on the side walls. Originally, the aim was to commemorate all of the missing men in the region by name, but for technical reasons there are 35,000 names of British soldiers on the rear wall of Tyne Cot Cemetery. The Ploegsteert memorial features the names of more than 11,000 missing men. Missing New Zealanders are commemorated on separate monuments. The Last Post, which has been played at the Menin Gate at 8 p.m. every evening since 1928, is a British Army bugle call that is internationally recognised as a final tribute. The ceremony is a semi-official commemoration of the war and an act of mourning for the dead. The Last Post is 86 Today in particular, on this anniversary and in this place, we realise more than ever the horrendous evil that humanity can be capable of. The human race has created so much that is good and beautiful in the course of its history. Civilisation and creativity have managed to work wonders right down to the present day. Nobody, regardless of their philosophical, ideological or religious convictions, can fail to be affected by what happened here. The horror humans are capable of unleashing on the world remains beyond belief. The suffering people can inflict on each other is simply outrageous. This is something to which nobody can remain indifferent. Nobody can claim “this is not my concern; I have nothing to do with this”. The reason is that suffering like this affects us all deeply as human beings. We bear a responsibility for 87 each other. We bear a responsibility for this world. We bear a responsibility for the future. We cannot and should not forget these millions of victims. We would like to remember them all, and with infinite affection and gratitude – those who suffered here as soldiers, resistance fighters or citizens, and in particular because of their moral, religious or philosophical convictions. They laid down their lives for us, for our freedom and for a world of dignity. We cannot and should not forget them. We must ensure that they did not suffer and die in vain. We all long for a world where people respect each other as human beings. However different we are in terms of our language and origin, in terms of our society and nation, we all share the same human dignity. Today we are living in an increasingly globalised world. A multicultural society is becoming a shared reality in every corner of our planet. We are constantly confronted with each other’s otherness. This may be perceived not only as a threat but also as a valuable benefit. Not only tolerating but also respecting the otherness of others is and will continue to be a major challenge for the future. That is why we must reject any form of fundamentalism. We are not each other’s rivals, let alone enemies, but all human beings who find ourselves in similar situations. We yearn for not only a more humane society but also a fairer society. You cannot have one without the other. Injustice leads to violence. Freedom will remain just an empty notion if there is no actual commitment to a fair and equitable sharing of the world’s resources. In this case, self-interest should not take precedence over the greater good. This applies not only to each individual citizen but also to peoples, nations and continents. Political leaders and governments bear a heavy responsibility in this regard. No more war! That is what people said after the Great War. A hundred years later, we know only too well how careful we should be about making such statements. They soon become slogans that commit people to nothing. And yet we would like to reiterate that hope here, in this special place. Conflicts will continue to exist. However, they must not be settled by war and violence, which only create more conflicts and more violence. Only honest diplomacy can help – diplomatic efforts in which people learn to understand each other and recognise each other’s legitimate demands. However, above all we must cherish a desire for a just and humane society. A civilisation’s standards are measured against this desire. Regardless of our different traditions and beliefs, it is this desire that unites us. It must be our common concern and joint mission, for the simple reason that we are all human beings. 88 Poetry at the Menin Gate Two poems will be read out during the ceremony at the Menin Gate. The first is the world-famous In Flanders Fields, written by Canadian doctor John McCrae (1872-1918) in May 1915 during the Second Battle of Ypres. With his poem, the poppy became the enduring symbol of the First World War. The second poem is a contemporary piece by Stefan Hertmans (born 1951), author of the biographical novel Oorlog en Terpentijn (War and Turpentine). In De Oogst (The Harvest) an apparently peaceful, rural world is transformed into a war-torn hell. In Flanders fields - John McCrae In Flanders fields the poppies blow Between the crosses, row on row, That mark our place; and in the sky The larks, still bravely singing, fly Scarce heard amid the guns below. We are the Dead. Short days ago We lived, felt dawn, saw sunset glow, Loved, and were loved, and now we lie In Flanders fields. Take up our quarrel with the foe: To you from failing hands we throw The torch, be yours to hold it high. If ye break faith with us who die We shall not sleep, though poppies grow In Flanders fields. 89 The Harvest by Stefan Hertmans, translated by Donald Gardner He had witnessed the reaping, and the sound that falling makes before the corn-stalks snap. Rows he had seen, and rows, ever more rows that fell beneath the singing of the scythe, the hiss of gluttonous mouths of metal. Barbed wire surrounds the maze, skin gleams in the enclosure, and to sleep on there is straw. That which lay on the ground could have borne fruit, but the harvest failed Concert at St Martin’s Cathedral: Voice of the Living The federal government commissioned composer Wim Mertens (born 1953) to write Voice of the Living, which will be premiered in St Martin’s Cathedral in Ypres, following the ceremony. Taking a contemporary approach, Mertens bears witness to all those who did not survive 1914. The composition – a gift from the Belgian government to the people of Ypres – consists of a prologue, eight parts and an epilogue. The piece will be performed by the Wim Mertens ensemble, in which the composer himself plays and sings. Ieper/IJzer 1914 exhibition On 4 October, the In Flanders Fields Museum opened a temporary exhibition on the Battle of the Yser and the First Battle of Ypres. The exhibition features many never before exhibited photographs by brothers Robert and Maurice Antony. They took pictures of Ypres before 1914, photographed the destruction of the city between October 1914 and May 1915 and were there after the war to document the reconstruction. in its own mud, in its own flesh, and no one sees the corn. 90 91 Foto's: Ministerie van Landsverdediging Verantwoordelijke uitgever: Françoise Audag-Dechamps Wetstraat 16 - 1000 Brussel Wettelijk depot: D/2014/9737/10 België herdenkt La Belgique se souvient Belgien erinnert sich Belgium remembers 11/11/2018: Brussel - Bruxelles - Brüssel - Brussels www.be14-18.be
© Copyright 2025 ExpyDoc