Inmiddels op aarde

Over het boek
Roman over jeugdig elan, grote verwachtingen – en de onver‑
mijdelijke desillusies
De elf jongens die in april 1958 op het Dürer Gymnasium
eindexamen doen, gaan stuk voor stuk een schitterende toe‑
komst tegemoet. Briljant als ze elk op hun eigen wijze zijn,
gaan ze alle elf naar de universiteit. Hun carrières nemen een
hoge vlucht, maar uiteindelijk plegen ze allemaal zelfmoord,
of iets wat daarop lijkt. Iedereen gaat naar de maan. Inmiddels
op aarde is een existentiële roman over noodlot en ambitie,
maar ook een lofzang op de klassieke humaniora en de ver‑
werving van een ouderwetse eruditie.
De pers over eerder werk van Paul Verhuyck
‘Een roman vol knipogen en hoogstandjes, een bol vol literai‑
re virtuositeit.’ – Trouw over De binnendienst
‘Paul Verhuyck is een geboren verteller, die de taal tot in haar
meest verfijnde kleur‑ en betekenisnuances bespeelt.’ – De
Standaard over De doodbieren
Over de auteur
Paul Verhuyck (1940) debuteerde in 1991 bij De Arbeiders‑
pers met de roman De doodbieren (bekroond met de Anton
Wachterprijs 1992 en de Vlaamse debuutprijs 1992), waarna
vier romans volgden: Moord door geboorte, De binnendienst,
Hout en koper en De elektrische man. Samen met Corine Kis‑
ling publiceerde hij nog vier romans: Het leugenverhaal, Kwelgeest, De duim van Alva en Zwarte kant.
Paul Verhuyck
Inmiddels op aarde
Leesfragment
Uitgeverij De Arbeiderspers · Utrecht
Amsterdam · Antwerpen
Copyright © 2014 Paul Verhuyck
Copyright © 2014 Paul Verhuyck
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar
Niets
uit deze
verveelvoudigd
en/of
gemaakt,
dooruitgave
middelmag
vanworden
druk, fotokopie,
microfilm
of openbaar
op welke
gemaakt,
door
middel
vanvoorafgaande
druk, fotokopie,
microfilmtoestemming
of op welke
andere
wijze
ook,
zonder
schriftelijke
andere
ook, zonder
voorafgaande schriftelijke
toestemming
vanwijze
bv Uitgeverij
De Arbeiderspers,
Franz Lisztplantsoen
bvjgUitgeverij
De part
Arbeiderspers,
200,van
3533
Utrecht. No
of this bookFranz
may beLisztplantsoen
reproduced in any
200,
3533
Utrecht.
No part
of this book
may
be reproduced
in any
form,
by jg
print,
photoprint,
microfilm
or any
other
means, without
form,
by print,
photoprint,
microfilm
orDe
anyArbeiderspers,
other means, without
written
permission
from bv
Uitgeverij
Franz
written permission
from bv Uitgeverij
DeUtrecht.
Arbeiderspers, Franz
Lisztplantsoen
200, 3533 jg
Lisztplantsoen 200, 3533 jg Utrecht.
Omslag: Lucas van Hapert
Omslag: Lucas van Hapert
isbnisbn
paperback
978
908891
295 8891
1 / nur
978 90
295
1 / nur
301 301
8891
1 / nur
301 301
isbn
978978
90 295
isbn
e-book
90 295
9330
4 / nur
www.arbeiderspers.nl
www.arbeiderspers.nl
www.arbeiderspers.nl
www.paulverhuyck.com
www.paulverhuyck.com
www.paulverhuyck.com
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 02-04-14 13:53 Pagina 7
1
Maan
Johan op de maan
Er zijn nog altijd mensen die zich afvragen wat er na de
dood gebeurt, waar we na onze dood naartoe gaan. Toch is
dat simpel. Dan gaan we naar de maan.
Na de dood verstijft het lichaam: de rigor mortis treedt in
na één tot vier uur en duurt ongeveer twee etmalen. Na drie
dagen begint het lichaam te ontbinden. Maar de ziel zweeft
als de adem van een vlinder naar de maan. De maan is het
vagevuur waarvan sprake is in oude religies, zo genoemd
omdat de maan een zwak schijnsel in de hemel is, een vaag
vuurtje. In dat vage vuur worden onze zielen gelouterd: ontdaan van de laatste illusies van individualiteit. Dat kan wel
even duren.
Op de maan zit Johan op ons te wachten, zijn klasgenoten
uit april 1958, die zich de elf zonen van Kafka noemden. Hij
is de eerste dode van onze eindexamenklas. Als verkenner
zit hij daar even alleen. ‘Even alleen,’ zeg ik zomaar, expres
vaag, want de tijdrekening loopt op de maan niet zoals hier,
zodat een eeuwigheid maar een uur kan duren – of omgekeerd. Er zit zoveel rek in de tijd. Tijd is niet altijd meetbaar
met horloges. Soms is er vertraging, soms versnelling. Soms
vloeit de tijd als vluchtige ether, soms als dikke stroop. De
tijdsverschillen zijn enorm, astrofysisch gezien. Zo is er het
geval van een zekere Guingamor die drie dagen dood was,
echt dood, niet schijndood, en daarna terug op aarde kwam:
7
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 02-04-14 13:53 Pagina 8
die drie dagen bleken driehonderd jaar te zijn geweest.
Maar de maan als dodenakker: is dat wel de echte astronomische maan is die we ’s avonds zien? Ik weet het niet. Johan ook niet. In zijn leven op aarde had hij over de maan alleen twee stripboeken van Kuifje gelezen – terwijl Rutger er
alles over had gelezen.
De maan, heeft Rutger me gezegd, is door de wetenschap
of de maanlanding niet onttoverd. De maan, net zoals de regenboog, is door de natuurkunde wetenschappelijk beschreven, en toch is de magie niet ontluisterd. We weten nu dat de
regenboog een breking is van het lichtspectrum – en de
maan van de aarde is losgebroken. Twee breuken dus. Dat
zijn zekerheden. Maar ook wetenschappelijke zekerheden
duren niet lang, ze hangen af van de staat van het onderzoek
op een bepaald moment. Steeds weer komen er nieuwe inzichten in de fysica aankloppen. En aan de andere kant van
de sterrenkunde is er de letterkunde die de wereld hertovert,
die het mysterie herstelt en groter maakt. De maanlanding
was niet het einde van de poëzie over de maan. En na de demystificatie van de regenboog is men ‘Somewhere over the
Rainbow’ blijven zingen. De mythe houdt stand, de naam
van de maan, de naam van de regenboog, de naam van de
roos.
We gaan naar de maan. Dat is het enige, achteraf gezien,
wat we in ons volwassen leven hebben geleerd, het enige zekere. We gaan allemaal naar de maan, naar de lege maan.
Later, veel later, gaan de maanzielen naar de zon. Daar
kom ik nog op terug; dat is veel moeilijkere materie. Wat er
daar gebeurt, valt niet zomaar te begrijpen. En zoals de
schrijver die een boek begint de leerling is van wie het boek
beëindigt, zo ook is de lezer aan het begin van een boek de
leerling van wie het boek uitleest.
Johan wacht, staart, mijmert over de elf zonen van Kafka.
8
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 02-04-14 13:53 Pagina 9
Zij zullen niet als individuen op de maan overleven, maar als
een roedel, een groepsziel. Johan wacht rustig op de anderen, geduld is niet moeilijk, het is ook geen wachten als er
geen tijd is. Het is altijd april 1958.
***
Johan mijmert over de elf zonen van Kafka. Over april 1958
en hoe de wereld er toen uitzag. Johans wereld was de
school, het Gymnasium van Dürer, zo geheten omdat Albrecht Dürer anderhalf jaar in Antwerpen had gewoond.
Boven de poort prijkte zijn arduinen portret in bas-reliëf.
April 1958, West-Europa. Een gymnasium bevolkt door
uitsluitend blanke jongens. Nog geen drugs leverbaar. Elk
gezin koopt een auto en een televisietoestel. De breekbare
schellakplaat wordt vervangen door de vinylplaat. Er wonen
bijna drie miljard mensen op de aarde. En wij.
April 58 is een lentegevoel, een wij-gevoel. We zitten met
elf jongens in de eindexamenklas. Elf jongens van zeventien
jaar, bijna los, bijna vrij. Vol verwachtingen tussen ooit en
nooit. We noemen onszelf de elf zonen van Kafka.
Daar is heel wat denkwerk aan voorafgegaan. Een elftal
deed aan voetbal denken, maar niet elk van ons voetbalde.
Elf was een moeilijk getal in vergelijking met twaalf. Waren
we met z’n twaalven geweest, hadden we onszelf misschien
de tekens van de dierenriem genoemd, de twaalf apostelen,
de ridders van de ronde tafel of twelve angry men, naar de
film van Sidney Lumet die toen liep.
Maar elf... eigenlijk een raar getal, iets meer dan de voleinding van tien, iets minder dan de perfectie van twaalf.
Een anarchist, een eenzaam priemgetal, dobberend, hangend of zwevend.
Het was Cyriel die met een hoogst bedenkelijke analyse
9
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 02-04-14 13:53 Pagina 10
van het getal elf kwam aanzetten. Elf is oneven en heeft geen
helft: daarom heeft helft vijf letters en elf drie, maar zit elf
wel verscholen in helft. Waren we halve elfen?
Interessant, vond Stijn, maar dat klankspel geldt alleen in
onze taal, en is dus onvertaalbaar, want elke taal heeft zijn
eigen metaforen, andere kruisverbanden voor afwijkende
gewrichten. Stijn zou daar later zijn proefschrift over schrijven, Het vertalen van onvertaalbaarheden.
Kobus wees erop dat elf ook het getal was van de zotten
bij de carnavalsviering, de Raad van Elf, maar om ons nou
de Elf Zotten te noemen, daar hadden we net niet genoeg
zelfspot voor.
Neen, we kozen voor de Elf Zonen van Kafka, dat klonk
mooi en somber – en als puber moest je levensmoeheid uitstralen. Een verveelde blik, sigaret in de mondhoek, een rebels air van onbemindheid. Kafka was toen al in de mode,
hoewel hij in de lessen nog niet vermeld werd. Hij heerste
over de buitenschoolse tegencultuur. Kafka’s verhaal over de
elf zonen was niet erg bekend, dat vonden we een voordeel.
We dachten dat alleen wij het kenden. Het is een heel kort
verhaal. De vader is aan het woord en begint met de zin ‘Ik
heb elf zonen’, daarna bespreekt hij elke zoon in een korte, kritische alinea om te eindigen met de laconieke zin ‘Dat
zijn de elf zonen’. Hij somt ze op, hij geeft ze niet eens een
naam, hij vindt ze niet geweldig.
Maar de elf zonen en wij, dat was problematischer. Dagenlang hebben we bij elke zoon een passende klasgenoot
gezocht. Dat lukte niet goed, hoe we ook schoven met de
mogelijkheden tot we de tekst bijna uit ons hoofd kenden.
We goochelden met genummerde rechthoekjes van gekleurd
karton, links de rode voor de elf zonen van Kafka, rechts de
groene voor ons, maar hoe we ook schoven en wisselden, we
kwamen er niet uit. De kartonnetjes, die Alexander uit het
10
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 02-04-14 13:53 Pagina 11
kelderlokaal van handenarbeid had gepikt, wilden geen verstandshuwelijk aangaan, zelfs geen afspraakje, hoezeer we
onze vermeende eigenschappen ook vervalsten.
Hadden we wel goed gekozen? Waren we wel de elf zonen
van Kafka? Kennelijk niet. Toch bleven we ons stug zo noemen, misschien wel een paar maanden lang, tot de fictie in
april 58 een stille dood stierf. Daar is nog een foto van, een
klassenfoto.
11
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 02-04-14 13:53 Pagina 12
2
April 58
De klassenfoto
De klassenfoto werd gemaakt toen we net geen zonen van
Kafka meer waren. Die foto is een van de zeldzame documenten die bewijzen dat onze eindexamenklas ooit echt
bestaan heeft, hetgeen met de jaren minder evident wordt.
Verder zijn er ook de ‘palmaressen’ geweest, gestencilde, geniete boekjes met de uitslagen die aan het eind van elk
schooljaar ongevraagd werden uitgedeeld. De palmares: letterlijk de lijst van de uitgedeelde palmen. Palmen van lauwerblad. Daarin kon je zien wie de eerste van de klas was,
wie de tweede, wie de laatste, wie bleef zitten of een herexamen had; we leken roedels wolven met alfa-, bèta- en omegadieren. Tegenwoordig mag zo’n rangorde alleen nog in
sportuitslagen vermeld worden. Die palmaressen heb ik niet
meer, en ik ken niemand die ze bewaard heeft. Misschien
liggen ze in het archief van de school. Alhoewel. Ons neogotische schoolgebouw is inmiddels al twee keer afgebroken en
lelijk en nog lelijker herbouwd; de school is al lang gemengd
en de rector is een rectrix. Is er een schoolarchief geweest, is
het er nog? Is het totale vergeten, het verglijden in onwerkelijkheid, niet ons enige voorland?
De oude klassenfoto is niet vergeeld, maar geeft een zilverig gefixeerd beeld van een andere wereld, een gestorven
planeet van zwartgrijs en staarwit, een land van ooit en ergens. Je kunt ernaar terugkijken in ongeloof en onbegrip. De
12
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 02-04-14 13:53 Pagina 13
jongens, ook die met een vetkuif, lijken allemaal oude mannetjes met hun colberts en flanellen pantalons en stropdassen.
De foto is, zoals alle klassenfoto’s uit die tijd, wat schuin genomen, in de diagonale lijn van het lokaal, zodat iedereen
goed zichtbaar is. Er zijn twee rijen schoolbanken te zien.
Daar begint de vertekening al: er waren in werkelijkheid drie
rijen. De plaatsing op de foto kwam ook niet overeen met
onze echte plaatsen in de klas. Nu rest alleen de foto, de leugen van een misleidende mise-en-scène.
Johan zit zo onverschillig mogelijk op de foto, helemaal
vooraan, ongeïnteresseerd als de man die alles al doorhad.
Hij had als eerste in Europa van de beatniks gehoord, terwijl
de meeste progressievelingen nog het existentialisme uitdroegen door middel van een zwarte coltrui. Johan was
messcherp tegen iedereen en teder tegen ons.
Hij heeft net binnensmonds ‘grote broek’ richting de fotograaf en de leraar gemompeld, omdat hij vooraan moest
zitten voor de foto. Zijn gewone plek was achter in de klas.
Hij noemde de meeste leraren en surveillanten misprijzend
‘grote broek’, maar met een speciale intonatie zodat alleen
wij het verstonden en de leraar niet. Het was een halfluid, selectief fluisteren, bijna buikspreken, met een onbewogen gezicht. Grote broek. Het ultieme woord van verzet en verachting. Alleen Johan beheerste deze ingehouden, speciaal gearticuleerde kunst. Daardoor was hij niet te pakken. Ooit
heeft Ben geprobeerd de ‘grote broek’-act te imiteren, maar
veel te luid helaas: hij werd meteen opgepakt en afgetuigd
door surveillant Lombree en kon een hele week nablijven in
het bezemhok.
Johan ging kunstgeschiedenis studeren, dat wist hij toen
al. Hij volgde al jaren de nieuwste kunstrichtingen, hoe abstracter hoe beter.
13
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 02-04-14 13:53 Pagina 14
Naast Johan zit Ben, die na zijn dubbele studie biologie en
geneeskunde hoogleraar medische hygiëne zou worden. Die
waterige ogen! Hij was zachtaardig en poëtisch, en kon zo
mooi gedichten declameren dat hij onze school jaren had
vertegenwoordigd in interscolaire wedstrijden. Die won hij
uiteindelijk nooit, omdat hij tijdens de finales in grote
schouwburgen steeds aan zijn kont stond te krabben. Hij gaf
zich daar geen rekenschap van, de leraren Nederlands die
hem afvaardigden evenmin. Wij wel. Op de foto droomt hij
weg in hogere sferen, hij glimlacht van beate verliefdheid. Ik
word weer zeventien als ik zijn vochtige blik zie.
Achter hem zit Bartholomeus. Die had ongeveer alle talenten, zowel op wetenschappelijk als op artistiek terrein.
Alle mogelijkheden. Te veel om te realiseren. Het genie in de
zuiverste staat. Oceaan zonder vorm, kosmos zonder planeten. Een wonderkind, bijna ongeboren, maar lijdend onder
zijn vader.
De jongen naast hem is Stijn. Zou hoogleraar vertaalwetenschap worden, gespecialiseerd in onvertaalbaarheid en in
het compenserend vertalen van woordspelingen. Hij was
zeer geleerd en zeer geil. Dat zie je aan zijn vurige ogen van
gesmolten staal. Een hoogoven van borrelende begeerte die
hem uiteindelijk zuur zou opbreken.
Daarachter zit Piet. Hij was veruit de beste in gym. Logisch, hij was de enige die gym leuk vond. Een geval apart
dus, een elastieken buitenbeentje. Hij placht te schateren
met een hinnikende paardenlach na zowat elke zin die hij zei
en die hij – meestal als enige – grappig achtte.
Naast hem zit Cyriel, de mooiste van de klas, die later
rechter zou worden. Piet en Cyriel konden het zo goed met
elkaar vinden dat ze normaliter nooit naast elkaar mochten
zitten. Hier is de toevallige foto echter dan echt, namelijk
bedrieglijk. Cyriel met zijn pretgezicht probeerde elke dag
14
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 02-04-14 13:53 Pagina 15
andere meisjes met zijn glimlach te verleiden tot onnoemlijke daden, die hij tegenover ons dan ook ongenoemd liet.
Tussen de twee rijen, achteraan tegen de muur, staat meneer Snodgrass, leraar Engels. Hij kijkt naar buiten, ten
prooi aan diepzinnige gedachten zoals ‘hoeveel minuten nog
tot het einde van de les’ en ‘hoeveel jaren nog tot mijn pensioen’. Wij hielden niet van hem en hij hield niet van ons. Jammer dat we uitgerekend van deze knijperige man les hadden
toen de schoolfotograaf langskwam. Nog zo’n leugen: uiteraard had onze klassenleraar, de heer Delaroche, leraar
Grieks en Latijn, daar moeten staan, hij was onze held. Nu
heb ik geen beeltenis meer van hem. In zijn plaats staat
Snodgrass ten onrechte met ons vereeuwigd. Engels had een
machtig vak kunnen zijn, met al die literaire reuzen, maar
Snodgrass wist het zo ongeïnspireerd als een vaatdoek te
brengen.
Aan het hoofd van de tweede rij zit de gespierde reus
Marco. Hij is tandarts geworden, zoals wij dat pesterig bleven noemen, al heeft hij na zijn studie nooit één tand getrokken of één kies gevuld. Wel werd hij hoogleraar tandheelkunde en rector van de universiteit. Bleef de vraag waarom
iemand tandarts wilde worden. We hebben het hem gevraagd. Uit sadisme, antwoordde hij steeds met een onbewogen, ondoorgrondelijk gezicht (daar had hij op geoefend).
Naast hem zit Kobus, die normaal naast mij zat. Kobus,
de eerste van de klas, de primus perpetuus, filosofisch zeer
onderlegd. Hij is later tot ieders verbazing – inclusief de zijne – aan de filmacademie gaan studeren en is in Parijs een
wereldberoemd filmer geworden, geen Bekende Nederlander, geen Bekende Vlaming. Op de foto draagt hij een solide
vetkuif, de stevigste van de klas, stormbestendig dankzij
Brylcreem op basis van bijenwas.
15
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 02-04-14 13:53 Pagina 16
De vetkuif, een gebruiksaanwijzing. Hoewel de eerste
vetkuiven ooit vervaardigd zijn uit etter van jeugdpuistjes, is de klassieke manier algauw geworden: je haar overvloedig invetten met een half pond Brylcreem of Plifix.
Het haar eerst naar achter kammen en daarna met de
vlakke hand naar voren duwen zodat er boven je voorhoofd een afdakje ontstaat van ongeveer drie centimeter
lang en hoog. Bij de vetkuif hoort een envelop. Daarvoor
kam je het haar op het achterhoofd links en rechts horizontaal naar het midden toe – en daar waar de twee helften elkaar raken, maak je met de kam een verticaal streepje van boven naar beneden. Die fijne scheiding heet de
envelop.
Achter Kobus zit Alexander, de guitige losbol, de onwillige
leerling, later leraar Duits. Duits? Iedereen verwonderd. De
lollige grappen over nazi’s in steenkolenduits waren niet van
de lucht. Maar Duits was voor hem de poëzie van Hölderlin,
Heine en Rilke. Die had hij in de zomervakantie leren kennen door een Duits vriendinnetje.
Naast hem alweer een totaal verschillende planeet: Rutger. Die was vanaf zijn geboorte al gefascineerd door het
communisme, echt extreemlinks – en met stip de meest wellevende jongen uit de klas. Als knaap had hij boeken en
prenten verzameld over de maan. Hij wist toen al dat hij geschiedenis zou gaan studeren – van de aarde, niet van de
maan.
Op de achterste rij, als elfde, ik, Frederik. Ik sta er maar
half op. Vanuit mijn hoekje neig ik iets naar voren om niet
helemaal achter Rutger te verdwijnen. Dat neigen moest ik
doen van de fotograaf. Dat herinner ik me nog. Want ik sta
liever niet op groepsfoto’s: dan krijg ik de spontane neiging
níét te neigen en me achter anderen te verbergen, alsof ik
16
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 02-04-14 13:53 Pagina 17
niet bij een meervoud gezien wil worden – andermans lot
niet wil delen.
Alle elf hebben later een universitaire studie afgemaakt.
Zes van de elf zijn hoogleraar geworden.
De klassenfoto, hoe bedrieglijk ook, bevatte nog een andere, hogere zijnsorde, die niemand kon vermoeden, een bovennatuurlijk, tegennatuurlijk gegeven: de eenmalige, kunstmatig geënsceneerde volgorde van leven en dood. De foto
gaf de volgorde aan waarin we zouden sterven. De volgorde
van de zelfmoorden.
Tot op heden. Ik leef kennelijk nog, en Rutger ook. Het
kan niet anders dan dat wij de volgende doden worden, de
uitgestelde doden. Maar worden wij daarom ook de volgende zelfmoordenaars?
17
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 02-04-14 13:53 Pagina 18
3
Inmiddels op aarde
1964 Johan
Ik heb veel met Johan opgetrokken. Al op de middelbare
school. We bezochten jazzclubs in slecht verlichte kelders,
waar cooljazz werd gespeeld. Ik kwam ook bij hem thuis,
zogenaamd om samen huiswerk te maken. Maar het ging me
om zijn zus. Ik maakte mezelf wijs dat ik verliefd was op
haar. Als ik met haar trouwde, zou ik Johans zwager worden: wie zou dat niet willen! Het ging me dus primair om
hem, een vaag homogevoel via tussenpersoon, want ik was
overtuigd hetero. Zelf had ik geen zus. Ik was zonder meisjes opgevoed, thuis en op school. Mijn ouders wilden niet
dat ik met meisjes omging, want dat was slecht voor mijn
studie. ‘Vrouwen zijn de zandbanken van de wetenschap,’
zei mijn moeder in navolging van Godfried Bomans, maar
zonder de humor. Ik ken geen vrouw, zelfs geen man, die zo
antifeministisch was als mijn moeder. Hoe vaak heb ik tegenover haar de vrouwen moeten verdedigen, die volgens
haar geen politicus of bedrijfsleider mochten worden? Vaak.
Door deze voorgeschiedenis had ik op mijn vijftiende nog
maar weinig inzicht in de verleidingstechnieken voor beginners. Ik durfde de zus van Johan mijn liefde niet te verklaren
of haar ten huwelijk te vragen. Stel je voor dat ze nee zou
zeggen. Stel je voor dat ze ja zou zeggen. In beide gevallen
zou ik mooi voor paal staan. De trots blokkeerde mijn begeerte. En hoe moest je dat doen, je liefde verklaren? Verkla18
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 02-04-14 13:53 Pagina 19
ren betekent toch ‘uitleggen’, hoe leg je liefde uit? En zijn
zus, van haar kant (ik ben haar naam vergeten), gaf geen
sjoege, leek me niet eens waar te nemen met haar lichtgroene waterogen. Goede raad was duur, schamel stamelen was
mijn deel. En het Johan vragen vond ik beneden alle peil, beneden de waardigheid van vriendschap. Die zelfverklaarde
verliefdheid ging gelukkig gauw over, namelijk in een andere
zelfverklaarde verliefdheid. Mijn tweede. De zus van Kobus.
Die me wel zag staan. Met haar heb ik vijf keer kuis gewandeld. In een periode van zeven weken, meer niet. Stiekem
langs velden en bomen tussen Mortsel en Edegem, waar nu
lelijke verkavelingen zijn aangericht. Vijf kussen op de wang,
één per wandeling.
Johan en ik spraken over Paul van Ostaijen en Hans Lodeizen, over Ben Webster en Thelonious Monk, over René
Guiette en Paul Klee – en bij al die onderwerpen spraken we
eigenlijk over onszelf, over ongeleide verwachtingen, onduidelijk begeren van petticoats en nylonkousen. We spraken
heel redelijk en afgewogen, maar dat was schijn. We tintelden van jongensachtige wereldbeelden waarvan we de helft
niet begrepen, kleffe begeertebeelden die we maar beter
konden vertalen in literatuur, kunst en cultuur: schrijvers en
kunstenaars waren ons daarin voorgegaan en hadden onze
schimmige gevoelens beter doorvoeld en beschreven. Het
was van een verwarrende diepte, een heerlijke vaagheid van
immense voornemens. Het was een frisse, prille regenbui.
Het was april 1958. We waren vrolijk en noemden onszelf
filosofische cultuurpessimisten. Jong zijn is onvergetelijk.
Niet vanwege dat pessimisme. Daar is geen bal aan, dat blijft
wel aanzeuren, levenslang als je niet goed oplet. Nee, die
vrolijkheid, daar gaat het om. Die vrolijkheid komt nooit
meer terug, of je moet er heel veel moeite voor doen.
19
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 02-04-14 13:53 Pagina 20
***
Nee, dat is niet waar. Het komt wel terug, het gaat nooit
over. Het is er nog steeds, het is onze absolute leeftijd, niet
de chronologische. De chronologische leeftijd is veroudering, tijd, verval. Maar het is de absolute leeftijd die telt, zoals Harry Mulisch en Hella Haasse dat veel later zouden
noemen. Die staat vast. Het is ‘de leeftijd van de ziel’, en die
was bij Harry Mulisch ook zeventien, zij het om een heel andere reden, de oorlog. Hoe dan ook, het is een interessante
denkoefening – en soms een openbaring – na te gaan wat je
absolute leeftijd is, wat de absolute leeftijd van anderen is.
Het speciale aan ons elftal uit die eindexamenklas is dat we
ondanks onze verschillen allemaal zeventien jaar als absolute leeftijd hadden en hebben. Voor altijd zullen hebben.
Daarom juist komen we op de maan weer samen als een
groepsziel, de groepsziel van elf zeventienjarigen, in een
soortement eeuwig nu dat april 58 heet.
De jaren vijftig zijn niet voorbij. Ik bedoel het decennium
1950-1959. De jaren vijftig die momenteel zo bespot worden
op mondaine recepties als saai, stom, stoffig, autoritair, burgerlijk, reactionair, cultuurloos. Saai. Het tegenbeeld van de
swingende sixties (ook een verplichte uitdrukking, maar dan
meer op de barbecue).
Saai, de jaren vijftig van de cooljazz en Thelonious
Monk? Saai, de beatgeneration? De tijd dat het existentialisme de wereld overspoelde. Het absurde toneel van Ionesco,
Beckett, Adamov, Vian... De chansons van Brassens, Brel,
Ferré. Saai? De atonale poëzie in Nederland, en in Antwerpen, de Gard Sivik, de Nevelvlek, de Tafelronde... en de abstracte schilders van g58 in het Hessenhuis. Saai? Het begin
van de nouveau roman, van de nouvelle vague in de film. Wereldwijd de bevrijdingsbewegingen als aanzet tot dekolo20
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 02-04-14 13:53 Pagina 21
nisering. Saai? Het decennium van de rock-’n-roll, de petticoats en de jeans.
De jeans, een gebruiksaanwijzing. Johan was de eerste
die ik in een spijkerbroek gezien heb. Buiten de school uiteraard. De jeans was oorspronkelijk een werkbroek voor
cowboys, mijnwerkers en goudzoekers, uitgevonden door
Oskar Levi Strauss die van Beieren naar Amerika was getrokken. Het was dan ook een kosmopolitisch kledingstuk. De stofnaam denim (de Nîmes) verwijst naar serge
de Nîmes, waar deze dikke keperse stof voor het eerst
werd vervaardigd. En bluejeans komt van de Franse benaming Gênes voor Genua, waar de blauwe verfstof vandaan kwam: bleu de Gênes. Johans bluejeans was van een
sterke, bijna onbuigzame stof en kostte, omgerekend, vijf
euro. De randen van je broekspijp moest je toen vijf centimeter omslaan boven je suède schoenen.
***
Na ons eindexamen gingen we naar dezelfde universiteit. Johan studeerde kunstgeschiedenis, en ik Latijn, maar we zagen elkaar veel, als oud-klasgenoten, op feestjes of in kroegen. We dronken heel Gent leeg, tot we onder de zeespiegel
belandden. En daar bleven drijven tot de volgende ochtend,
iets na het middaguur. We leenden elkaar boeken, wezen elkaar op belangrijke werken, zoals Ubu roi van Alfred Jarry,
dat Johan me uitgeleend heeft en dat ik hem nog steeds moet
teruggeven. Hoe, weet ik niet, dat moet ik hem eens vragen.
Op de maan, te zijner tijd.
Johan zou waarschijnlijk de eerste hoogleraar uit onze
eindexamenklas worden. Toch is dat nooit echt gebeurd. Dat
kon ook niet, want hij is gestorven vóór hij afgestudeerd
21
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 02-04-14 13:53 Pagina 22
was. Maar hij was op dat moment al student-assistent. Zijn
hoogleraar had hem opgemerkt, geroepen en uitverkoren.
Johans talenten schitterden immers zo zonneklaar. Daarbij
had hij een speciaal talent om zijn promotor te paaien door
het steeds over ‘ritmische vormstructuur’ te hebben, want
dat waren toverwoorden op diens vakgebied. Johan zat in
zijn laatste jaar, en zou cum laude afstuderen. Zijn scriptie
was een opstapje naar zijn proefschrift, dat was al geregeld;
en hij hielp zijn prof bij diens onderzoek naar ritmische
vormstructuur.
Op een avond was hij met Alexander diep in de nacht
gaan doorzakken. In een donkerbruin volkskroegje buiten
het academische circuit, want Johan en Alexander hielden
niet van studentencafés en lolbroekerij van corpsballen. Met
oude Gentenaren verbroederen en verloederen, hun verhalen aanhoren, proberen Gents te praten (‘een dreupke...
moer nie te gewaaldig’). Dat was links, dat was etnisch. Dat
was hun illusie van het authentieke, de illusie van echtheid /
hechtheid in het bodemloze vat van verdwaling, tintelende
verdwazing en schuimende eenheid met de mensheid. Met
de mensheid die in de kroeg was en stug meedronk, welteverstaan.
Maar er was die avond één lid van de mensheid, dat wel
fors meezoop, maar niet verbroederde. Een man met een
‘kwalijke afdronk’, zoals Alexander dat noemde, later, toen
hij over die nacht vertelde. Een kolossale militair, parachutist in burger. Hij had de twee in het vizier gekregen en werd
agressief, wrong zich aan de toog tussen Johan en Alexander
in, zeggende: ‘Ik mag hier ook staan’. De twee studenten bleven vreedzaam, zeiden ‘ja, natuurlijk’ en schoven een meter
op, om vrolijk verder te drinken op de uitzichtloosheid des
bestaans. Het was lang na middernacht, meters alcohol na
middernacht. De militair bleef hen uitdagen: ‘Dit is mijn
22
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 02-04-14 13:53 Pagina 23
kroeg.’ Na een poos begon hij hen met zijn kont verder van
de toog te duwen. Van lieverlede gingen de jongens aan een
tafeltje zitten in het leeggelopen café; hun gesprekken minder vrolijk, en het bestaan minder uitzichtloos, want de
kroegdeur kwam in zicht. Ze wilden naar huis. De man
volgde hen naar buiten, en riep: ‘Deze straat is ook van mij.’
Zwalpend, zwaaiend met al zijn armen, het leken er wel vier
of zes. ‘Wij zoeken geen ruzie,’ zei Johan, en toen Alexander
dat wilde herhalen, gaf de militair hem een benaderende hijs
die Alexander amper raakte, omdat ze beiden te veel slingerden. En op dat moment dacht Johan de militair te overtroeven met zijn klassieke kreet.
‘Grote broek!’
Hij brulde uit alle macht, mond wijd open. De gymnasiastenkreet die hij zo goed binnensmonds kon uitspreken, gebruikte hij nu op volume om de man met decibels te overschreeuwen. Het was hoorbaar tot in Nazareth en Bazel.
‘Grote broek!’
Zijn gebulder leek effect te hebben, want de man draaide zich om, verwijderde zich, een stap, twee stappen, een
derde stap. Toen kwam hij ineens terug en sloeg Johan boven op zijn bril. Johan viel ervan om, zijn hoofd knalde op de
stoeprand, schedel tegen steen. Hij was op slag dood. Letterlijk: op slag. Letterlijk: dood.
Exit Johan. Nog geen 24.
Op zijn begrafenis waren heel veel mensen, onder wie de
tien overgebleven klasgenoten. Het leek wel een reünie, een
ongewilde, en veel te vroeg na ons eindexamen. En we hadden alle elf een hekel aan reünies, we hadden gezworen het
nooit te doen. Reünies waren voor vierkante sukkels.
Tien overlevers. Toen waren er nog maar tien. Jawel, het aftelrijmpje, bijna een vaste uitdrukking, een voorzet voor
open doel. Misschien dachten we het allemaal, maar we zei23
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 02-04-14 13:53 Pagina 24
den het niet. De grap was te evident, te spreekwoordelijk.
Alleen Piet had geen scrupules en meende de macabere lachers op zijn hand te zetten door half lachend, half mantisch
te oreren: ‘En toen waren er nog maar tien.’ Niet iedereen
wist dit te waarderen, maar het omen was uitgesproken
door de nar van dienst. De dobbelstenen waren gegooid, numerologisch, kabbalistisch. Het rad van het noodlot begon
te draaien, de reeks was in gang gezet. En toen Piet uitgehinnikt was, had iedereen daar op het kerkhof het gevoel dat er
iets van waarheid in die flauwe grap zat, een levenslijntje in
die waanzin. De weg der zelfmoorden.
Want Johan had zelfmoord gepleegd, vond Rutger, door
‘grote broek’ te roepen. Had hij dat niet zo luid geroepen,
dan had hij nog geleefd. Zijn ‘grote broek’ was een suïcidale
kreet geweest, want die belediging hoorde je zachtjes uit te
spreken, niet verstaanbaar voor het doelwit. Dat was Johans
kunst geweest, daar blonk hij in uit. Het hard schreeuwen
van ‘grote broek’ was derhalve een bewuste uitdaging, een
soort harakiri, de daad van een kamikaze, een risico van
alles of niets. Deze zelfmoordinterpretatie van Rutger is
nooit de mijne geworden, ze leek me vergezocht, maar zoals
de Italianen zeggen: als het niet waar is, is het toch goed gevonden, se non è vero è ben trovato.
De moordenaar kwam na amper vijf jaar weer vrij. En
werd huursoldaat in Afrika. Dat zag ik in een reportage op
tv. Zijn naam werd genoemd, geen vergissing mogelijk. In
die uitzending zag je hem ook sterven. Ongelooflijk maar
waar. De filmer was in de buurt, in een gevaarlijke oorlogszone, en had toevallig de dood van de huursoldaat in zijn
documentaire vastgelegd. Doodgeschoten in Afrika, op tv.
Door onzichtbare geweren. Hij maakte een spectaculaire
val, krampachtig, filmisch kronkelend door de ratelende kogelinslagen. Ik keek ernaar vanaf de bank, verbijsterd, niet24
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 02-04-14 13:53 Pagina 25
begrijpend, met gedachten over zinloosheid, waanzin, weerzin en krom recht. Ik heb een uur zitten huilen.
En zo is Johan als eerste op de maan gekomen.
25
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 02-04-14 13:53 Pagina 26
4
Maan
Maanstof
Johan zit dus al vanaf 1964 op de maan. Op 384.000 kilometer van de aarde. Het moet een rare aankomst zijn geweest,
een leeg station zonder trein, zonder spoorboekje. Ineens
was hij daar, in een gitzwarte sterrennacht. Met niemand in
de buurt. Ik heb het me wel eens proberen voor te stellen.
Hij kijkt rond. Er is niets, hooguit vage kleurnuances die
langzaam opdoemen uit de inkt van het zwart: gebroken wit,
grijs, bruin, onduidelijke vermoedens van stenen. De maan
geeft geen licht, kan alleen maar reflecteren. Overdag is het
er 50 graden Celsius, ’s nachts minus 170. Grote temperatuurverschillen, maar voor Johan geen probleem, hij voelt
dat amper zonder materieel lichaam en met zo weinig residu
van ego. Er zijn geen wolken, geen mist, geen regen. Geen
atmosfeer. De maan is als het ware luchtledig, de zwaartekracht uiterst gering. Is dit de grote leegte waar de poëzie
om draait, waar de religies om draaien?
Johan kijkt rond, nagenoeg zonder ogen. Na een tijdje
ontwaart hij de oneffenheden, kraters, bergen en dalen al
duidelijker. De zogenaamde zeeën op de maan zijn eigenlijk
droge, gladde, donkere vlakten. Johan zoekt een lekker beschut plekje in zo’n vlakte. Beschut tegen wat? Tegen niets.
Hij zit daar in lotushouding schier zonder lichaam, zonder
zintuigen. Hij is ziel nu (I am a bird now). Met herinneringen
aan april 58, goede en slechte, zit hij in evenwicht en onbe26
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 02-04-14 13:53 Pagina 27
weeglijk, in een eeuwig nu, alsof er niets nieuws meer te
melden is. Het is niet onaangenaam.
Hij denkt neutraal, zonder weemoed terug aan zijn middelbare school, het Gymnasium van Dürer, aan zijn klasgenoten. Het is tijd die niet meer bestaat – of voor altijd stilstaat. Het is ook heel ver weg, ver geleden, vergleden. Op
een andere planeet, de aardkloot. Het is zijn jeugd niet, niet
meer, het is een flauw zelfbeeld van listige herinneringen.
Herinneringen zijn het beste excuus voor leugen en bedrog,
had hun docent Grieks en Latijn, de heer Delaroche, hun
verteld. Beste Delaroche...
Johan glimlacht, onzichtbaar natuurlijk. Hij heeft het
naar zijn zin, hij verwacht ons, zonder tijd, zonder duur,
zonder ongeduld.
Ik vraag me af of de maan waarop hij zit wel hetzelfde hemellichaam is dat in 1969 door Amerikaanse astronauten
werd betreden. Johan zat er toen al vijf jaar. Hij heeft hen
niet gezien. Zij hem ook niet. Maar misschien heeft die landing aan een andere kant van de maan plaatsgevonden, ver
van Johan. En vooral: de tijd op de maan, je kunt het niet genoeg herhalen, is zo anders. De maan heeft geen eigen aswenteling, en toont altijd dezelfde kant aan de aarde. Een
maandag duurt veertien aarddagen, en een maannacht veertien aardnachten. Dat is al een eerste groot tijdsverschil.
Maar door de ijle atmosfeer is het tijdsverschil veel groter
dan dat. Geen haast, geen drukte. Johan neemt zich voor een
studie over de tijd te maken, maar hij heeft geen pen en papier. Het blijft bij een vrome wens, ongerealiseerd en aantrekkelijk.
Hij heeft niet eens woorden. Nogal wiedes. Woorden zijn
ook stoffelijk, woorden zijn eigenlijk materie: trillingen van
stembanden verklankt in een mond; of zichtbare tekeningen
van inkt of spijkers, restanten van een verplaatste hand.
27
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 02-04-14 13:53 Pagina 28
Woorden zijn uitstel van eeuwigheid. Dus aards. Kluiten,
kerkhofkluiten. Wie aan het woord is, gaat dood.
En de gedachten? Die ongewogen gedachten in zijn etherische ziel, die op aarde al lichter waren dan luchtverplaatsingen, die gedachten, die onwerkelijke contactjes, zijn dat
nog gedachten te noemen, nu er geen breinverbindingen en
geen luchtverplaatsingen meer zijn? Ze zijn zo onverdicht,
misschien niet eens de zijne, want de geest waait waar hij
wil, blaast gedachten dwars door hem heen. Op de maan
nog meer dan op aarde: dat waaien gaat nu veel gemakkelijker dan vroeger, nu er geen remmend lijf meer is en nauwelijks nog wrijving. En als er zich een groepswolk gevormd
zal hebben, blazen de gedachten door alle leden tegelijk. Johan verheugt zich op de komst van de anderen.
Niets is nog levensvatbaar in het ijle. Er is alleen een vaag
soort stilstaand stof. Maanstof.
Johan voelt zich lekker zo. Stil als een geduldige steen van
donker licht. Als roerloze wind in lijdzaamheid.
Hij is maanstof. Dus toch een beetje materie, maanmaterie.
28
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 02-04-14 13:53 Pagina 29
5
April 58
Vakken en verschillen
De elf zonen van Kafka waren we niet, dat was een illusie.
Een zelfverzonnen identiteit die we nooit hebben kunnen
waarmaken. Er heerste geen solidariteit tussen de elf klasgenoten. Integendeel. Er waren twee groepen. De verschillen
hadden allereerst met seksuele ervaring te maken. Het gedaan hebben of het niet gedaan hebben, dat maakte nogal
wat uit. De culturele erudieten die het hele erge nog niet gepleegd hadden, begonnen aardig scheef te groeien. Die zijn
bijna allemaal hoogleraar geworden. Bij gebrek aan gedeelde
seks moesten zij zelf handmatig de zaadjes aftappen om de
vegetatiegod te kalmeren. De andere helft van de klas bestond uit kerngezonde geinrakkers, machoversierders die al
aan meisjes frunnikten. Zoals Piet die al vóór zijn vijftiende
vaste verkering had. Of zoals Cyriel die zoveel succes had bij
de meisjes van het Lyceum, zijn visvijver zoals hij dat noemde. Alvorens zich te binden wilde hij de totale populatie van
de meisjesschool uitproberen: alle bakvissen uit de vijver
hengelen.
Ik hoorde bij de scheefgroei. Dat was niet mijn eigen verdienste, want mijn ouders verboden mij de omgang met
meisjes zolang ik op school zat. Ik negeerde hun verbod met
leugens als ongewilde deugden, en maakte kuise afspraakjes
met meisjes.
Niet alleen in het eindexamenjaar, ook in de vorige vijf ja29
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 02-04-14 13:53 Pagina 30
ren, hadden wij de beste docenten van het land, zeiden onze
ouders, de crème de la crème. Als je het nu overziet, kan er
maar één conclusie zijn: in de eerste leerjaren stonden er tirannieke paljassen, zwaar gestoorde lieden voor de klas. We
gingen ervan uit dat leraren zieke mensen waren, dat wisten
we eigenlijk al op de lagere school. Nog een wonder dat we
zo positief zijn gebleven.
Toch hield ik van een aantal vakken, vooral van de taalkundige en literaire vakken, Grieks en Latijn voorop, en verder Frans, Nederlands en Engels. Ik las graag. Een goed
boek was mentale vakantie, het was een barrière tegen de
wereld van ouders en leraren, en verschafte me meer plezier
dan voetbal.
Ook Stijn, Kobus, Alexander en Rutger waren de mannen
van de taal- en letterkunde. Verder had je de serieuze bèta’s,
zoals Ben, Bartholomeus en Marco, van wie Kobus zich afvroeg waarom ze dan op het gymnasium zaten. Antwoord:
omdat je toen zonder Latijn niet naar de universiteit mocht.
Zowel alfa als bèta ging studeren in Gent, omdat er in
Antwerpen nog geen universiteit was. Er was in Dürer geen
vijandschap tussen alfa en bèta. Maar de academische vakgebieden zouden ons weldra uit elkaar drijven: waarom zijn
we eigenlijk niet alle elf hetzelfde gaan studeren? En toch,
en toch was er iets tussen ons, iets mythologisch dat niet bestond, maar dat ons omringde, een Grieks-Latijns energieveld dansend tussen elf jongens, iets elektrisch dat magnetisch tussen ons bewoog, e pur se muove.
Een ander verschil op school was godsdienst of moraal.
Het gymnasium was een rijksinstelling en profileerde zich
als pluralistisch. Onze ouders mochten kiezen (wij niet) tussen godsdienst en moraal: katholieke godsdienst of nietconfessionele ethica, twee uur per week. Officieel waren er
ook protestantse en joodse godsdienstlessen leverbaar,
30
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 02-04-14 13:53 Pagina 31
maar die werden niet vaak gekozen. De joden in onze school
waren allemaal vrijzinnig; de vrome joden gingen naar vrome joodse scholen met vrome joodse namen en niet naar
ons gymnasium. In de praktijk bleef het dus bij katholieke
godsdienst versus vrijzinnige moraal. De geconstipeerde katholieken bij Onan, de libertijnse atheïsten bij het hele erge
met meisjes.
Maar los van seks, los van alfa en bèta, los van godsdienst of
moraal manifesteerden de verschillen tussen de elf zich ook
in onze houding tegenover de schoolvakken.
Op de middelbare school waren alle vakken nog verplicht.
Ze telden allemaal mee, behalve Duits. Er waren geen eindexamenpakketten of keuzevakken. Toch hadden Johan, Bartholomeus, Stijn, Kobus, Alexander, Rutger en ik de vakken
in vier categorieën ingedeeld: belangrijke vakken, vakken die
amper telden, vakken die helaas telden en de flutvakken.
1 – Belangrijke
vakken
Leraren
eindexamenjaar
Lagere jaren
Nederlands
Frans
Engels
Grieks/Latijn
Denboeft
Ganzerik
Snodgrass
Delaroche
Kornoelje, Snapje
Blomme, Compiet
Brakevla
Droogwater, Deschacht
2 – Vakken die
amper telden
Geschiedenis
Aardrijkskunde
Godsdienst
Moraal
Deflup
Hoogeveen
Bundelspreeuw
Gravlax
31
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 02-04-14 13:53 Pagina 32
3 – Vakken die
helaas telden
Leraren
eindexamenjaar
Wiskunde
Natuurkunde
Scheikunde
Biologie
Schoonbroer
Ickx
Markiezaat
Lagere jaren
Germonprez
4 – De kneusjes
Tekenen
Handenarbeid
Duits
Muziek
Gym
Rupsentros
Buitendijk
Strobbelaere
Worstsap
Gerdenbreekers
Jammer eigenlijk, achteraf gezien, dat wij de exacte wetenschappen als helaasvakken zagen, maar konden wij er wat
aan doen dat onze bètaleraren zulke beroerde docenten waren, met een dikke nul voor pedagogie en een zware min
voor didactiek? Ik blijf het een wonder vinden dat desondanks onze bètaklasgenoten door de bomen van die onleraren het bos van de exacte vakken konden waarderen.
Kortom, eenieder was het met zichzelf eens. En juist dat
bracht ons samen: diversiteit in de eendracht, of was het
eendracht in de diversiteit? Want we dachten allemaal dat
we alles zelf hadden uitgevonden, inclusief het wiel, de filosofie en het warm water. Dat hoorde bij de overmoed, het
groeigevoel, de opstandigheid. Opstandigheid die we ook
hadden uitgevonden, als eersten in de wereldgeschiedenis.
Wij waren toch de uitvinders, de ontdekkingsreizigers, gidsen, bevrijders – een geschenk aan de mensheid. We waren
de eerste verliefden ter wereld, de eersten die seks hadden
32
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 02-04-14 13:53 Pagina 33
(of gingen hebben): onze ouders hadden dat nooit gedaan
(zoals bleek uit hun suffe, saaie houding), ouders hadden
geen geslachtsorganen, alle tieners waren spontaan geboren
door parthenogenese. Ouders en leraren behoorden tot die
wazige leeftijdsklasse van ‘niet meer jong’ en ‘nog niet
dood’, too old to rock-’n-roll, too young to die. Dat gold voor
iedereen die de drieëndertig gepasseerd was. Dat was allemaal oersoep, allemaal laffe pap. Daarom hadden we afgesproken in ons drieëndertigste levensjaar zelfmoord te plegen.
Meer nog: ouders waren nooit jong geweest, zij waren als
volwassenen ter wereld gekomen, en onze grootouders als
bejaarden. Dat waren wetten van de lichamen. Er lag een
dwingende zijnsorde in de generaties, een statische orde in
de dynamische wereld die van ons was, alleen van ons. Wij
dynamisch, zij statisch.
O ja, we dachten groots en het zat hem diep. Jongens waren we – maar aardige jongens, zei Nescio. Waren wij zo aardig?
Blagen waren we, coureurs zonder parcours. Kippen zonder kop. En toch, wat een gekakel. Hoe onzekerder we waren, des te zelfverzekerder deden we ons voor. Het was een
sidderende intensiteit zonder weerga. Wat hadden we het
druk druk druk: elke dag ontdekten we elf nieuwe werelden;
ontstonden elf orkanen in onze zwoegende boezem; bij elke
ademtocht elf ontploffingen in onze longen. En per uur elf
explosies van pijnlijke geilheid. Per uur elf geestesziekten
doorleven, en elf epidemieën. De wonde, de wonderen van
puberteit. We waren sterrenstelsels, explosies, zwarte gaten.
Die onzegbare, ontelbare verwachtingen, veel te groot
voor het leven, veel te groot voor elf levens, verwerkten we
literair, want we waren kinderen van de letteren, we kenden
de werkelijkheid niet, wilden die niet kennen. De werkelijk33
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 02-04-14 13:53 Pagina 34
heid, de zogeheten werkelijkheid was een flauwe afspiegeling van de letteren. Dat had Denboeft ons geleerd: in den
beginne was de mythe. De rest telde even niet, in afwachting
van onze volwassenheid, die onze intensiteit zou wegvriezen, wegbranden. Maar tot op dat moment waren we veroveraars, tovenaars, pioniers, onverbrand en onbevroren.
Niet alleen die fictie zou uitdoven. Ons krachtige levensgevoel ook, het gevoel van april 58. In de eindexamenklas
stonden we op de Everest van ons kunnen; we hadden bijna
contact met de hemel zonder goden, waar de wolken wachtten om onze wonden te beregenen met het bijtend zout van
volwassenheid. Nog heel even waren we uitdagend recalcitrant. Jeugdig met plezier. Snaren strak gespannen tussen
een einde en een begin. We hadden het vreselijke monster uit
de ridderromans overwonnen, de puberteit. Bijna. Daar waren we levend uit gekomen en dus waren wij heel even de elf
wereldheersers, beterweters. Bijna bevrijd van de dufheid
der middelbare scholen, oef. De rijkste mensen op aarde.
We zaten in de hoogste klas en zo voelden we ons ook. Dat
zou snel minder worden. Onze leeftijd was een chaotisch,
paniekerig aftellen geweest vóór het levenslange conformisme zou beginnen.
Het was niet alleen jeugd en plezier. We konden ook prima somberen, als de besten, somberen met plezier. We voelden ons vooral eenzaam en onbegrepen. En cool. Cool zoals
de cooljazz. Cool zoals de beatniks. En we wisten dat we
over enkele maanden niet meer cool zouden zijn, nooit meer
zouden zijn. We zouden gestoofd worden, gegaard. Aan de
universiteit zouden we eerstejaars zijn, groentjes, foetussen,
feuten, sukkels; daarna zou ons volwassen leven beginnen,
dat we dankzij de universiteit nog zo’n vier of vijf jaar zouden kunnen uitstellen. Maar het relativeren begon er al meteen. Met de eerste zin van het eerste college: ‘Aan het begin
34
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 02-04-14 13:53 Pagina 35
van elke wetenschap staat de verwondering.’
Delaroche had hetzelfde al gezegd, maar nu pas drong het
echt tot me door. Even duizelen. Verwondering was mijn
toekomst. Ik werd er ernstig van. En stil.
35