Forum Maart 2014 low - Vlaams Secretariaat van het Katholiek

03
Jaargang 45 • Maandblad • verschijnt niet in juli en augustus
Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X - P509707 • Afzendadres: Guimardstraat 1 • 1040 Brussel
V l a a m s s e c r e ta r i a at va n h e t k at h o l i e k o n d e r w i j s
maart 2014
in dit nummer
M-decreet / zorgboerderij ‘De Ruisgaard’ /
De passie, multimediaal paasevent
forum nr. 03 • maart 2014
Hoofdartikel
M3
In de kern
Een tussentijds rapport
4
Persbericht
Eerste reactie VSKO op evaluatierapport
pedagogische begeleidingsdienst
5
Algemeen onderwijsbeleid
M-decreet6
Dirk Van Rossem. Bisschoppelijk gedelegeerde
voor het onderwijs in het bisdom Antwerpen 8
Secundair onderwijs
Werken aan een verbindend schoolklimaat
een uitdaging voor elke school.
11
Internaten
Je leven lang blijven leren.
14
Pedagogische ondersteuning
Vanuit christelijke inspiratie
naar duurzame ontwikkeling
Gras groeit niet door er aan te trekken.
18
Schoolbesturen
Een welzijnsbeleid op school
25
Opvoedingsproject & pstoraal
De passie. Een multimediaal paasevent
26
M
Slechts één letter en toch een kleine aardverschuiving in het onderwijsveld. Met de letter M bedoelt men het Ontwerp
van decreet betreffende Maatregelen voor leerlingen met specifieke behoeften. De beoogde regelgeving wil uitvoering
geven aan de ratificering door Vlaanderen van het Verdrag over de Rechten van Personen met een Handicap, het zgn.
‘Inclusieverdrag’. De rode draad in het Verdrag is de maximale integratie van personen met functiebeperkingen in alle
aspecten van het samenleven. Voor kinderen betekent dit maximale opname in het gewone onderwijs.
Zorg voor kinderen en daarbij specifieke aandacht voor de meest kwetsbaren is een opdracht van alle scholen.
Dit moet uiteraard in de missie van elke katholieke school staan. Verwijzend naar de evangelische opdracht om op
zoek te gaan naar het gekwetste schaap en o.m. het voorbeeld van de Barmhartige Samaritaan te volgen.
We willen respect en empathie opbrengen voor de ouder die er van overtuigd is dat voor zijn kind met functiebeperkingen een plaats in een gewone school de grootste kansen biedt tot een latere integratie in de samenleving.
We begrijpen de vragen bij scholen op welke manier zij de nodige middelen zullen vinden om gevraagde aanpassingen
uit te voeren om een specifiek probleem in een concrete situatie op te lossen. We hebben voldoende empathie om
het gevoel van machteloosheid bij leerkrachten te begrijpen bij de vraag welke eisen naar gedifferentieerd werken,
met aangepaste trajecten en voorstellen van dispenserende en compenserende maatregelen, kunnen gesteld worden
binnen de verantwoordelijkheid voor het aanbieden van kwaliteitsvol onderwijs aan alle kinderen in een klasgroep.
Het zijn allemaal facetten van een complex gegeven, waar enkel genuanceerde antwoorden en dus oplossingen kunnen
aangereikt worden. Naast de vraag naar een reële timing van uitvoering is het VSKO tevreden met de fundamentele
aanpassingen, die in de loop van de besprekingen aan de oorspronkelijke teksten werden aangebracht. In het debat
reikten onze vertegenwoordigers de uitgangspunten van de VSKO-visie op zorg aan, meer bepaald het continuüm in
de zorgvraag van leerlingen.
‘Leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften krijgen, naast een brede basiszorg, verhoogde zorg. Waar nodig wordt
voor hen uitbreiding van zorg en eventueel zorg op maat voorzien. De omgeving en de schoolcontext kunnen voor
deze laatsten een obstakel of een facilitator vormen voor de participatie van de leerling aan onderwijs. Bij de interpretatie van het VN-Verdrag gaat het VSKO uit van het gegeven dat, om van reële inclusie te kunnen spreken,
de participant (leerling) over het nodige intrinsieke potentieel moet beschikken om de finaliteit van het aanbod
(onderwijs) aan te kunnen. Op dat ogenblik moet de aanbieder (de school en de leerkracht) al het haalbare doen om
de drempels te slechten die de functiebeperkingen met zich mee brengen. In onderwijstaal betekent dit dat de
verplichting tot inschrijving geconditioneerd wordt door het kunnen volgen van het gemeenschappelijk curriculum.
Niet essentiële onderdelen van dit curriculum kunnen via dispensatie of compensatie vervangen worden.
Eén fundamentele vraag staat voorop: op welke plaats in het onderwijs kan de ontwikkeling van de talenten van
kinderen met functiebeperkingen en hun persoonsvorming het best worden ondersteund? Het katholiek onderwijs in
al zijn geledingen wil zich uitdrukkelijk engageren om mee te werken aan een meer inclusief onderwijs en wil het
recht op onderwijs voor kinderen met functiebeperkingen waarborgen, waar mogelijk in het gewone onderwijs en
voor hen die nood hebben aan gespecialiseerde zorg, in een setting van ons alom geprezen hoogst kwaliteitsvol
buitengewoon onderwijs.
Mieke Van Hecke
Directeur-generaal VSKO
© Mareo Mertens
l
e
k
i
t
r
a
d
f
Hoo
IN DE KERN
een tussentijds rapport
O
p 13 maart 2013 werd de Argentijnse kardinaal Jorge B
­ ergoglio
tot paus Franciscus verkozen. Een jaar na deze verkiezing
mogen wij een eerste tussentijds rapport geven aan de man,
die met zijn naamkeuze onmiddellijk zijn voorliefde voor de armen
en de schepping bekend maakte. Zijn uitverkiezing en eerste optredens
lokten in de binnen- en buitenlandse pers heel wat positieve en
enthousiaste reacties uit. Enthousiasme omwille van zijn eenvoud,
zijn taalgebruik en het vermoeden dat in het Vaticaan en in de wereldwijde Kerk een nieuwe wind zou gaan waaien. Dit enthousiasme
is in de voorbije maanden niet weggedeemsterd. Integendeel.
Vorige maand plaatste het muziektijdschrift Rolling Stone voor het
eerst in haar geschiedenis een paus op zijn cover. Onder de foto stond
de tekst ‘Pope Francis: The Times They Are A-Changin’ (‘Paus Franciscus: de tijden veranderen’). Die titel verwees naar het gelijknamige
nummer van Bob Dylan uit de jaren 1960. Rolling Stone vestigde de
aandacht op het contrast tussen de laatste twee pausen: paus Franciscus voerde een andere stijl van pausschap in en werd vooral geprezen voor zijn moed om radicale veranderingen te durven doorvoeren.
Paus Franciscus werd ook door het weekblad Time uitgeroepen tot
‘man van het jaar 2013’ – een bekroning voor de markantste persoonlijkheid van het afgelopen jaar – ‘omdat hij miljoenen mensen weet
aan te spreken die kort tevoren nog gedesillusioneerd waren in het
Vaticaan’. Zelfs het minder bekende magazine The Advocate riep de
paus uit tot ‘Persoon van het Jaar’. Dit blad is wereldwijd bekend als
een gezaghebbende stem in de strijd voor holebirechten. Eén uitspraak
leverde de paus die titel op: “Als iemand homoseksueel is, maar van
goede wil, wie ben ik dan om te oordelen?”
Deze paus veroordeelt niet wie anders is, hij stelt niet meer de moraal
centraal, maar wel de inhoud van het geloof, de barmhartigheid. Hij
wil een Kerk die openstaat voor iedereen en heeft een boodschap
voor zowel gelovigen als niet- gelovigen. Hij geeft de vreugdevolle
boodschap van het Evangelie concrete gestalte. Hij bemoedigt mensen. Hij heeft veel weg van een profeet door zijn oprechtheid en zijn
ongekunstelde eenvoud. Hij is een prediker die rondgaat zoals Jezus
het deed: hij zoekt de armen en hulpbehoevenden op. Volgens geruchten verlaat hij ’s nachts het Vaticaan om de daklozen op te
zoeken. Hij brengt een boodschap van solidariteit en soberheid. Hij
gaat recht naar de essentie van het Evangelie. Hij maakt duidelijk
dat liefdevolle warmte en zorg op de eerste plaats komen. De eenvoudige wijze waarop hij de Boodschap brengt maakt grote indruk.
Denken we maar aan de voetwassing op Witte Donderdag of aan het
kussen van een zwaar zieke man op het Sint-Pietersplein of aan zijn
eerste reis naar Lampedusa. Het zijn kleine of grote tekens, die er
ons aan herinneren dat het Evangelie eerst verkondigd wordt door
daden die iets betekenen en die aan de wereld een richting wijzen.
Tekens, die ons hart raken en die ons aansporen na te denken en onze
manier van doen te veranderen. Hij maakt zijn naam waar. Zijn naamkeuze hield een heel programma in, dat hij ook uitvoert. Daardoor
wordt er binnen en buiten de Kerk zo positief over hem gesproken.
Hij geeft een ongelooflijk nieuwe dynamiek en dit is bijzonder hoopgevend.
Van hem hebben wij, als participanten van de katholieke onderwijswereld, veel te leren. We moeten ons vooreerst opnieuw met de
­essentie bezighouden. De inspanningen van paus Franciscus om de
Kerk weer om te buigen tot een zinvolle en inspirerende kracht voor
allen, blijft onlosmakelijk verbonden met de vraag of wij zelf bereid
zijn God een centrale plaats in ons leven te geven en of we daarvan
getuigenis willen afleggen.
We mogen ons laten inspireren door de levensstijl van paus Franciscus. De vreugde, de eenvoud en de broederlijkheid van waaruit hij
leeft, maken hem groot en geven hem gezag. Welke functie we ook
hebben, laten we deze uitoefenen met heel veel vreugde, in alle
eenvoud en met de grootste barmhartigheid en broederlijkheid. Elke
functie in de onderwijswereld is er een van dienstbaarheid. Iedereen
is geroepen om te dienen en niet om gediend te worden. Dan hebben
we ‘iets te zeggen’ en bouwen we ‘gezag’ op, krijgen we vertrouwen
en respect en brengt onze opdracht echt vruchten voort.
Laten we in het spoor van Franciscus ook vredebouwers zijn. Mensen
die voorrang geven aan de ware ontmoeting met iedereen, met een
bijzondere voorkeur voor de armsten. Mogen onze scholen plaatsen
van vrede zijn, levensechte vrede voor iedereen.
Franciscus heeft onze harten reeds verwarmd. In zijn eerste tussenrapport is hij zeker geslaagd. Mag zijn warmte, via onze harten, ook
hartverwarmend zijn voor allen, die wij dagelijks ontmoeten in onze
scholen.
Ik wens het u van harte toe.
Jan Vander Velpen
VSKO-pastor
contactblad voor schoolbesturen, pedagogisch begeleiders
directies en personeelsleden van het katholiek onderwijs
Maandblad
Verschijnt niet in juli en augustus
Verantwoordelijke uitgever
Mieke Van Hecke, directeur-generaal VSKO
Guimardstraat 1 - 1040 Brussel
Eindcoördinatie: Willy Bombeek
Eindredactie: Rita Herdies
Redactieleden: Willy Bombeek, Jan-Baptist De Smet, Isabelle Dobbelaere,
Rita Herdies, André Janssens, Janwillem Ravyst, Dimitri Vandekerkove, Marijke
Van Bo­gaert, Mieke Van Hecke, Ann Verreth
4
maart 2014
Redactieadres:
VSKO - Forum - Guimardstraat 1 - 1040 Brussel
Tel.: 02 507 06 19 • Fax: 02 513 36 45
E-mail: [email protected] - Website: www.vsko.be
Abonnement
Jaarabonnement: 23,10 euro (inclusief BTW)
38,10 euro: buitenland. Te storten op rekeningnr.
000-0947400-01 van LICAP cvba, 1040 Brussel
Pre-press en druk: Licap cvba, tel. 02 509 96 83
Cover: © UM – www.muurkranten.be - http://www.muurkranten.be
PERSBERICHT
Persbericht
Eerste reactie VSKO op evaluatierapport
pedagogische begeleidingsdiensten
Vandaag ontving VSKO de eindrapporten: een rapport waarin de werking van de eigen pedagogische begeleidingsdienst wordt
besproken, een rapport over de werking SNPB en een samenvattend rapport dat een beeld probeert te schetsen over de werking
van de pedagogische begeleidingsdiensten in Vlaanderen.
VSKO apprecieert de externe kijk op de werking van de eigen pedagogische begeleidingsdienst. VSKO neemt zich voor om de
analyse en aandachtspunten die de commissie aanreikt de komende periode grondig te bestuderen en deze te toetsen aan onze
eigen sterkte-zwakte analyse. De werkpunten pakken we de komende periode aan met het oog op een permanente verbetering
van de kwaliteit van het begeleidingswerk.
VSKO is blij met de positieve feedback die de evaluatiecommissie heeft gegeven. In het bijzonder waardeert VSKO de ondersteuning van de commissie voor het netgebonden karakter van pedagogische begeleiding. VSKO noteert dat de gebruikers, m.n. de
scholen en directies, tevreden zijn over het werk van de eigen pedagogische begeleiding. Tegelijkertijd blijft pedagogische
ondersteuning bieden aan leraars en voornamelijk ook aan startende leraars, een grote uitdaging waar we de komende periode
meer willen op inzetten.
De commissie beveelt de samenwerking met andere begeleidingsdiensten, met nascholing en lerarenopleiders, sterk aan. VSKO
wil investeren in deze verdergaande samenwerking zonder afbreuk te doen aan de uitgangspunten van het eigen pedagogisch
opvoedingsproject.
VSKO stelt vast dat de onderwijsminister overweegt om de decretale taken van de pedagogische begeleidingsdiensten om te
buigen naar na te streven doelstellingen. VSKO ziet hierin kansen tot versterkte autonomie in haar aanpak en bovendien kan dit
voor mogelijkheden zorgen om de aanbevelingen van de commissie in de praktijk te brengen. Hier zit bv. de opportuniteit om
meer inzet met schoolteams en leraars mogelijk te maken.
VSKO houdt eraan de commissie o.l.v. Georges Monard te danken voor het geleverde werk en voor de ontwikkelingsgerichte
aanpak. VSKO beschouwt de geformuleerde aanbevelingen als kansen tot verdere kwaliteitsverbetering.
Voor verdere vragen, kunt u terecht bij:
Mieke Van Hecke
Directeur-generaal
maart 2014
5
ALGEMEEN ONDERWIJSBELEID
M-decreet
Een ei gelegd, nest nog in opbouw
T
waalf jaar na de publicatie van de discussietekst ten behoeve van het Vlaams
­Parlement “Maatwerk in samenspraak” zal een eerste decretale stap gezet worden
in de problematiek van onderwijs voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften.
In die 12 jaar zijn vele beleidsinitiatieven de revue gepasseerd. Maatwerk in samenspraak,
het Leerzorgkader, Dringende en Noodzakelijke maatregelen en finaal, nu, het M-decreet.
Nooit eerder slaagde men erin om tot een gestemd decreet te komen.
geven dat alle fasen van het zorgcontinuüm
werden doorlopen, dat met toepassing van
sticordimaatregelen het meenemen van de
leerling in het gemeenschappelijk curriculum
disproportioneel is of onvoldoende is, dat de
onderwijsbehoeften van de leerling werden
omschreven door toepassing van het ICFmodel en dat de onderwijsbehoeften van de
leerling geen gevolg zijn van SES-kenmerken.
Was de problematiek dan niet belangrijk? Lagen en liggen er geen grote uitdagingen voor?
Wel integendeel. Bovendien ratificeerde Vlaanderen in 2009 het VN-verdrag met betrekking
tot de rechten van personen met een handicap van 3 december 2006. De problematiek
was en is reëel, de rechten van mensen en
specifiek ook kinderen en jongeren in onderwijs zijn duidelijk. Wat schortte er dan? 12
jaar lang werd een parcours afgelegd met vele
hobbels. Onvoldoende budget, te grote en
weinig realistische plannen, ontbreken van
draagvlak en onvoldoende respect voor het
niet aanwezig zijn van alle benodigde competenties bij degenen die het moeten doen,
de leerkrachten. Daarnaast kreeg dit debat
ook een maatschappelijke dimensie waar de
voorvechters van een absoluut recht op inclusie in elk beleidsdomein vaak botsen met
de verdedigers van geleidelijkheid en de zorg
voor de juiste setting voor de aanpak van de
noden van personen met een beperking.
Nest in opbouw
Finaal oordeelde deze Vlaamse regering dat er
geen draagvlak bestaat om een integraal decreet
te initiëren in het Vlaams parlement, maar dat
een aantal maatregels voor leerlingen met
zorgbehoeften diende genomen te worden.
Welk ei werd gelegd?
Het M-decreet is opgebouwd met een aantal
niveaugebonden hoofdstukken voor basisonderwijs, secundair onderwijs en centra voor
leerlingbegeleiding. Daarnaast is er een hoofdstuk aangaande de onderwijsinspectie en een
hoofdstuk dat allerhande thema’s bundelt.
In het gewoon onderwijs past het M-decreet
de opdracht van het gewoon onderwijs op
bepaalde, fundamentele punten aan. De
sticordi-maatregelen - remediëren, differentiëren, compenseren en dispenseren - worden
6
maart 2014
decretaal verankerd. Brede basiszorg, verhoogde zorg en uitbreiding van zorg worden
bepaald als fasen van een zorgcontinuüm.
Leerlingen met specifieke zorgbehoeften hebben in het gewoon onderwijs recht op redelijke aanpassingen en het oriënteren van
leerlingen naar het buitengewoon onderwijs
wordt strikter en meer geconditioneerd. Scholen dienen bij leerlingen met specifieke zorgbehoeften de afweging te maken of deze
leerlingen met inzet van sticordi-maatregelen
het gemeenschappelijk curriculum kunnen
volgen. Alleen wanneer deze inspanningen
in functie van het gemeenschappelijk curriculum als onredelijk of disproportioneel kunnen worden beschouwd kan een leerling
doorverwezen worden naar het buitengewoon
onderwijs.
Scholen in het gewoon onderwijs kunnen
opteren om leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften toch een individueel traject in
het gewoon onderwijs aan te bieden.
In het buitengewoon onderwijs worden de
types geherdefinieerd. Type 1 en Type 8 verdwijnen en worden vervangen door een basisaanbod. Het basisaanbod wordt niet langer
gedefinieerd vanuit medische of paramedische
elementen, maar vanuit de onderwijsbehoeften van de leerling. Het basisaanbod is dus
danig verschillend aan een samenvoegen van
type 1 en 8. De definitie van de andere types
wordt stringenter, een type 9 gericht op leerlingen met een normale begaafdheid, maar
met een autisme spectrum stoornis, wordt in
het leven geroepen.
De rol van het CLB in de doorverwijzings- en
inschrijvingspraktijk van buitengewoon onderwijs wordt eveneens anders ingevuld. Voor
de toelating tot het buitengewoon onderwijs
(met uitzondering van type 5) is een “verslag”
van het CLB vereist. Dit verslag dient aan te
Welke houding heeft VSKO aangenomen in de
onderhandelingen aangaande het M-decreet?
Reeds van bij de start van de onderhandelingen heeft het VSKO erop gewezen dat het
indertijd uitgetekende leerzorgkader het finale doel moet zijn. Het M-decreet moet dan
ook gezien worden als een beleidsaanpak op
korte termijn. Het VSKO zal dan ook niet nalaten de Vlaamse overheid te blijven herinneren aan het engagement dat deze overheid
ook heeft genomen : Het M-decreet is een
eerste stap richting de verdere uittekening
van een leerzorgkader waar de organisatie in
functie van doelgroepen, de leerzorgniveaus
en de clusters de einddoelen moeten zijn.
Het VSKO heeft altijd gepleit voor de weg van
geleidelijkheid en een groeipad in functie
van de middelen die ter beschikking kunnen
gesteld worden voor basiszorg voor alle leerlingen en bijkomende middelen voor leerlingen met specifieke zorgbehoeften. De elementen die nu voorliggen dreigen in som­mige
gevallen niet gerealiseerd te kunnen worden
omdat de noodzakelijk financiële middelen
en de minimale randvoorwaarden voor competentieontwikkeling en professionalisering
ontbreken. Het lijkt het VSKO realistisch dat
de schoolbesturen hieraan de facto de disproportionaliteit zullen moeten koppelen.
Behoudens de intentie om de middelen die
in het buitengewoon onderwijs vrij zouden
komen, omwille van de door de overheid verwachte daling van het aantal leerlingen, in
te blijven zetten voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, is er immers veel
onduidelijkheid over de voorziene omkadering.
Hoe dan ook is het voor het VSKO duidelijk
dat het veralgemeend recht op redelijke aanpassingen in het gewoon onderwijs, onder
meer omwille van de toegenomen overlegtijd,
bijkomende omkadering zal vragen. Ook over
de “verwachte” verschuiving van middelen
(binnen BuO en van BuO naar gewoon) moet
nog klaarheid komen.
Het VSKO ontkent niet dat in de loop van de
onderhandelingen de overheid het VSKO tegemoet gekomen is op een aantal fundamentele aspecten. Bovendien heeft de overheid
in de finale besprekingen in het Vlaams parlement oor gehad naar de vraag van het VSKO
en vele andere partners om, in functie van
een ordentelijke start van het M-decreet de
ingangsdatum van grote stukken van het
decreet te verlaten naar 1 september 2015
i.p.v. 1 september 2014.
Toch kan het VSKO zich niet akkoord verklaren
met de artikels die de begrippen remediërende en differentiërende maatregelen definiëren en met de definities van zorgcontinuüm,
brede basiszorg, verhoogde zorg en uitbreiding
van zorg. Het VSKO heeft steeds geijverd voor
de pedagogische vrijheid van de onderwijsverstrekker. De decretale verankering van deze
definities betekent een aantasting van deze
pedagogische vrijheid. Het komt de decreetgever niet toe om te interveniëren in het
pedagogisch-didactisch proces. Het is niet
denkbeeldig dat scholen omwille van de juridisering die hier het gevolg van kan zijn,
gedwongen worden tot pedagogisch-didactische
processen die omwille van het hierboven vermelde gebrek aan omkadering en competenties
de capaciteiten van de school overstijgen.
Nestbouwers
Een vorig nummer van Forum handelde bijna
volledig over zorg. Het is duidelijk dat scholen
die in het verleden op intensieve wijze aan
zorg voor alle leerlingen werkten goed voorbereid zijn op de nieuwe regelgeving van het
M-decreet. Toch zal het nieuwe M-decreet
zorgen voor een reeks aan bijkomende uitdagingen. Uitdagingen waar een integrale visie
op zorg en een handelingsgerichte aanpak
binnen de school van uiterst belang zal zijn.
Uitdagingen waar leraars nog meer dan vandaag
mee geconfronteerd zullen worden. Daarom
voorziet het M-decreet, in opvolging van de
bepalingen in onderwijsdecreet XXIII, eveneens
een luik aan competentie-ontwikkeling.
Iets meer dan 100 ambten werden door de
overheid ter beschikking gesteld van SNPB.
Deze ambten werden omgezet in budget zodat
de ruimte werd geboden om bepaalde profielen aan te trekken en er ook ruimte is voor
werkingsmiddelen. Sinds september 2013 werd
door SNPB hard gewerkt om een project uit
te rollen dat ondersteuning dient te bieden
aan de competentie-ontwikkeling van leraars
en schoolteams. Amper een half jaar later
begint dit project op kruissnelheid te komen.
De focus van het project ligt heel duidelijk
op het samen met alle relevante actoren leraars te ondersteunen in hun dagelijkse klaspraktijk. Daartoe werd een projectdesign
opgezet dat ertoe strekt om, samen met alle
bestaande pedagogische begeleiding, daadwerkelijk schoolteams te ondersteunen. Erg
relevant daarbij is ook dat wetenschappelijke ondersteuning voorzien is en op termijn
nog versterkt zal worden. Op 8 plaatsen in
Vlaanderen werden ondertussen al concrete
cases in scholen ondersteund en de verdere
uitrol in scholen wordt voorzien vanaf september 2014.
Het mag duidelijk zijn dat het geboden ondersteuningskader om aan competentieontwikkeling te werken erg beperkt is. Denken
dat met dit ondersteuningskader ab ovo de
competentie-ontwikkeling op volle toeren kan
draaien en elke leraar ondersteuning kan
krijgen is dwalen. Het projectdesign is echter
zo geconcipieerd dat op termijn van enkele
jaren aan deze doelstelling wel tegemoet kan
worden gekomen. In de finale besprekingen
van het M-decreet werd door de overheid in
dit kader eveneens gesteld dat de prioritaire
nascholingsmiddelen de volgende twee schooljaren zouden worden gereserveerd ter ondersteuning van de competentie-ontwikkeling
n.a.v. het M-decreet.
Algeheel mogen we concluderen dat met dit
M-decreet een eerste stap gezet wordt in het
kader van de opbouw van een leerzorgkader.
Er zijn manco’s, ook in het zetten van deze
eerste stappen. Een ei werd gelegd, het voorzien van een solide nest met voldoende middelen en tijd voor opbouw van competenties
blijft een grote uitdaging.
Ann Verreth
Secretaris-generaal VSKO
© Ilse Prinssen 2010
Het VSKO vindt het bovendien onaanvaardbaar
dat scholen van gewoon onderwijs die bereid
zijn om leerlingen in te schrijven die nood
hebben aan een individueel traject, hiervoor
minder omkadering krijgen dan in het buitengewoon onderwijs. In functie van een
stimuleringsbeleid verwacht het VSKO dat de
overheid aan deze scholen incentives geeft.
Bovendien heeft het VVKBuO een omgevingsanalyse uitgewerkt, voornamelijk gericht naar
de start van het nieuwe type 9. Uit deze
omgevingsanalyse blijkt dat bijna 4500 leerlingen die vandaag in buitengewoon onderwijs
ingeschreven zijn, zouden voldoen aan de
definitie van het nieuwe type 9. Alleen al
voor het katholiek onderwijs gaat het dus
meer dan om de initieel verwachte “enkele
honderden leerlingen”. Dit stelt ons en de
Vlaamse overheid op termijn ook met ernstige budgettaire vragen.
maart 2014
7
ALGEMEEN ONDERWIJSBELEID
dirk van rossem
Bisschoppelijk gedelegeerde voor het onderwijs in het bisdom Antwerpen
O
Dirk Van Rossem was jaren directeur op de
secundaire school van het Sint-Jozefinstituut
in Essen. In 1999 werd hij coördinerend directeur van de Katholieke Scholengemeenschap
Noorderkempen. De afgelopen vier jaar is hij
vrijgesteld als CODI. Die functie combineerde
hij met het werk voor de diocesane inrichtende machten, een groot schoolbestuur in
Antwerpen met 123 scholen. Zodoende heeft
hij Mgr. Bonny een paar keer ontmoet tijdens
bijeenkomsten van de Raad van Bestuur. De
diocesane inrichtende machten huizen in
hetzelfde gebouw als het vicariaat van Antwerpen.’
Wat zijn uw taken?
Dirk Van Rossem: Rond de capaciteits- en
inschrijvingsproblematiek werd al vaak samengekomen met de overlegorganen van de
stad. Binnen het bisdom werd hierover ook
met de directeurs en schoolbesturen van de
verschillende onderwijsniveaus overlegd.
Er wordt ook nog eens apart overlegd, heel
specifiek, over de Antwerpse stadsproblematiek, zowel met de directeurs als met de
schoolbesturen van het katholiek onderwijs.
Belangrijk is ook de aansturing van en de
zorg voor de ontwikkeling en samenhang tussen de katholieke scholen van het bisdom.
Er komt dan ook nog de verantwoordelijkheid
bij voor het vak ‘katholieke godsdienst’, zowel
voor het katholiek als voor het officieel onderwijs.
Uiteindelijk sta ik ook aan het hoofd van het
vicariaat onderwijs met onderliggende diensten: de pedagogische begeleiding, inspectiebegeleiding godsdienst en obed (onze onderwijsmediatheek). In Brussel ver­tegen­woordig
ik de vicarissen onderwijs bij de vergaderingen
van VIMKO. Ik neem er ook deel aan de interdiocesane raad van het katholiek onderwijs
en de vergaderingen van de erkende instantie.
8
maart 2014
Tot zover mijn belangrijkste onderwijstaken
tot op heden. Het is nog wat terreinverkenning van het uitgebreide en diverse werkveld.
Om voeling te houden met wat er leeft in
het bisdom woon ik de vicarisraad en de
bisschopsraad bij. Maandelijks ga ik met de
bisschop op schoolbezoek, gericht op het
godsdienstonderwijs. Wij ondersteunen de
godsdienstleerkrachten in hun opdracht en
wisselen van gedachte met elkaar.
Wat zijn de uitdagingen voor het katholiek
onderwijs in Antwerpen?
Dirk Van Rossem: De belangen van het katholiek onderwijs blijven verdedigen. Werken
aan de identiteit is een heel belangrijk item.
Onze bisschop heeft daarrond de visietekst
“Een houtskoolvuur met vis en brood erop”,
van en voor het bisdom Antwerpen, geschreven. De tekst is een handleiding en een werkboek voor de komende vijf jaar. We proberen
de schoolbesturen op weg te krijgen en ze in
dezelfde richting te sturen, zeker nu, in het
licht van de geplande scholengroepen. Ook
als de hervormingen van het secundair onderwijs er aan komen, is het belangrijk de
samenwerking tussen schoolbesturen en scholen te bevorderen, zodat we als een eenheid
naar buiten treden. Dat is één van de grootste uitdagingen.
Ik vergader ook vaak met de Stad Antwerpen,
zit in de Onderwijsraad in Antwerpen en in
het Lokaal Overlegplatform en stel daar vast
dat het GO! (het Gemeenschapsonderwijs) en
het stadsonderwijs hiërarchischer vertegenwoordigd zijn. Als zij naar buiten treden is
dat eenstemmig het officieel onderwijs. Dat
is voor het Katholiek Onderwijs veel moeilijker. Als vertegenwoordiger van het katholiek
onderwijs moet je een sterke voeling met de
scholen hebben. Je probeert enerzijds de
algemene mening te verkondigen en anderzijds
© Willy Bombeek
p het moment van ons gesprek met Dirk Van Rossem, was de kersverse bisschoppelijk gedelegeerde voor onderwijs in het bisdom Antwerpen net geen twee maanden
bezig. Hij startte in oktober 2013 en volgt er Dis Van Berckelaer op. Dirk Van Rossem,
master in de wiskunde, was de afgelopen vier jaar onder meer coördinerend directeur van
de Katholieke Scholengemeenschap Noorderkempen. Een gesprek met hem over zijn taken
in dit uitgebreid en divers werkveld van het Diocesaan Secretariaat Katholiek Onderwijs
(DSKO) aan de Noorderlaan.
moet blijken dat de schoolbesturen van het
katholiek onderwijs vrijheden hebben die wij
als vicariaat moeten respecteren. Bijvoorbeeld
in verband met de ingediende projecten, die
zij zelf in rangorde zetten of in verband met
het centraal aanmeldingsregister. Voor het
officieel onderwijs gebeurt dit door het personeel van de stad of het GO!. Het katholiek
onderwijs kan enerzijds niet aan al de gegevens van zijn schoolbesturen en onze dienst
heeft anderzijds te beperkte bestaffing voor
een gelijkaardige dienstverlening.We zijn een
belangrijke poot in het onderwijs, maar komen
minder daadkrachtig over dan het officieel
onderwijs. Vandaar, hoe duidelijker onze
standpunten, hoe sterker onze positie.
Hoe pakt het bisdom de uitdaging van een
grootstedelijke omgeving aan?
Dirk Van Rossem: Diversiteit is een belangrijk
punt, ook vanuit de visietekst van de bisschop: ‘Hier ligt een bijzondere uitdaging en
kans voor het onderwijs. Wat men niet leert
als kind of jongere, zal men als volwassene
niet ter harte nemen. Als katholieke gemeenschap willen we een proactieve rol spelen in
de dialoog en de samenwerking tussen Kerken
en godsdiensten.’ (Een houtskoolvuur met vis
erop en brood, p. 67).
Het concept van de dialoogschool en de openheid vanuit de eigenheid van het Katholiek
Onderwijs is belangrijk. In de stad probeert
men ermee om te gaan. Er wordt veel over
samengekomen.
Komt Paus Franciscus op het DSKO al eens
ter sprake?
Dirk Van Rossem: Men stelt inderdaad vast
dat hij op korte termijn heel wat in beweging
heeft gebracht in de katholieke wereld en
erbuiten. Zijn charisma en eenvoud spreekt
veel mensen aan. Misschien toevallig, maar
de Antwerpse diocesane reis heeft dit jaar
Assisi als bestemming.
Interview: Willy Bombeek
Redactie: Rita Herdies
Curriculum Vitae
Dirk Van Rossem
° 15 mei 1958, Kapellen
Gehuwd, drie kinderen
diploma Secundair Onderwijs, Wetenschappelijke A, 1976 Sint-Michielscollege Brasschaat
1981, diploma licentiaat in de wetenschappen, groep wiskunde met natuurkundige
inslag en GHSO, KU Leuven
1981-1991 leraar wiskunde
1991-1992 directeur ad interim Instituut
Heilig Hart Kalmthout
1992 – maart 1995 leraar wiskunde
Sint-Jozefinstituut Essen
Maart 1995 – 2009: directeur
Sint-Jozefinstituut Essen
1999-2013: coördinerend directeur
Katholieke Scholengemeenschap
Noorderkempen
2009-oktober 2013: vrijgesteld coördinerend directeur KSN en stafmedewerker DIM
Antwerpen (diocesane inrichtende machten)
VVKHO - Samenwerken vanuit identiteit:
co-teaching, team-teaching en andere vormen
7 mei 2014
Thomas More Mechelen
Vlaamse leraren zijn goed, en worden nog
beter door samen te evolueren. Elk schoolteam
ontwikkelt zich vanuit een eigen katholieke
en pedagogische visie over ‘samen’-leven en
‘samen’-leren. Dit is vandaag geen evidentie,
maar wel een uitdaging voor leraren (in opleiding) en iedereen die van dichtbij of van veraf betrokken is bij onderwijs. We geven tijdens
deze onderwijsdag enkele mogelijkheden om zelf aan de slag te gaan.
Wie dit verkent, zal ook aandacht hebben voor de organisatorische aspecten. Het traditioneel
uitgangspunt is immers nog te vaak: ik ga met mijn leerlingen mijn klas binnen. Samenwerken
is vanuit een modern schooleigen katholiek opvoedingsproject essentieel. Vanuit de grondtoon
‘leraar ben je nooit alleen’ geven we tijdens deze onderwijsdag concrete aanzetten om samen
te werken aan ‘samenwerken’. We verkennen enkele concepten: van co-teaching tot team-teaching.
Voor meer info en inschrijven kan u steeds contact opnemen
met [email protected]
Overlijden van Norbert Van Broekhoven, voorzitter van het VVKHO
In De Standaard van 1-2 februari 2014 las ik op de pagina met de
overlijdensberichten: “Dankbetuiging
Bij het overlijden van Norbert Van Broekhoven hebben zo ontzettend
veel mensen hun medeleven betuigd. Wij spreken op deze manier onze
welgemeende dank uit voor uw medeleven in de vorm van bloemen,
brieven, kaartjes en bemoedigende woorden. Ook uw aanwezigheid
bij het begroeten van Norbert en de uitvaart waren een grote steun
en troost. Hij blijft altijd naast ons staan.
Bedankt voor dit alles.
Diane, Kris, Ine, Jonas, Lize, Wouter, Ben en familie”
En gelijk staken de emoties van na de uitvaartmis op 9 januari weer
de kop op…en van bij het eerste telefoontje op 3 januari. Willy Indeherberge, voormalig algemeen directeur van de
Katholieke Hogeschool Limburg, belde met de melding dat Norbert plots overleden was. Slechter kon 2014 niet beginnen, echt niet! Ik ben nog altijd
even sprakeloos als toen ik die vrijdagochtend dat bewuste telefoontje kreeg, buiten aan de Geelse bibliotheek. En ik heb nog steeds geen woorden…
maar zo is het leven soms…
We schrijven 1994-1995. Het hogescholenlandschap maakte een revolutionaire verandering door met de vorming van een beperkt aantal grote hogescholen uit de meer dan 200 kleine hogeschooltjes van toen. Ook in Limburg. En ondernemer Norbert Van Broekhoven zat mee aan het stuur. Voor een
kleine pion als mezelf in die nieuwe grote organisatie was de voorzitter in die begindagen alleen een naam, meer niet, ergens ver weg.
Maar eind augustus 2005 op de KATHO-campus in Kortrijk en opnieuw voorjaar 2006 op de Hoogpoortcampus van de Arteveldehogeschool in Gent
was ik in een andere hoedanigheid te gast in 2 bureauvergaderingen van het Vlaams Verbond van Katholieke Hogescholen. Toen werd die naam al
een stuk een persoon voor mij. En wat voor een…
Dat werd helemaal duidelijk, toen ik dicht bij hem en onder zijn hoede kwam werken. Het klikte meteen en hij gaf me zijn vertrouwen! Ook een
Antwerpse Kempenaar van origine. Hij nam zijn taak van VVKHO-voorzitter, zoals al zijn andere zaken, zeer ter harte. Met een natuurlijk en alom
gerespecteerd gezag begeleidde en verdedigde hij het Verbond in het sterk veranderende hogeronderwijslandschap. Daarbij kwam hij met veel overtuiging op voor de vrijheid van onderwijs, de solidariteit tussen de vrije, katholieke hogescholen, en het christelijk geïnspireerd gedachtegoed. Als
entrepreneur erkende hij ook het belang van het medezeggenschap van het personeel. Hij was een energieke werker en grote verdediger van het
Verbond, maar had vooral een warme en zeer toegankelijke persoonlijkheid.
Hij lag mij heel na aan het hart en heeft mij altijd door dik en dun gesteund…een ware brother-in-arms. En nu moest ik aan het begin van het
nieuwe jaar ineens naar zijn begrafenis…en ik ben sowieso al slecht in afscheid nemen, laat staan in het “ultieme afscheid”…Zo snel kan het allemaal gaan, het zij zo… Het was een heel mooie afscheidsviering. Mooie, oprechte en complementaire toespraken ook. De mooie zang van de solist
van dienst ontroerde en troostte.
Ja, Norbert blijft altijd ook naast ons staan en we zullen hem nooit vergeten!
Wilfried Van Rompaey, Secretaris-generaal VVKHO
maart 2014
9
Bekijk alle details op agendasecundair.licap.be
Onze studieplanner is een ideale
aanvulling op uw digitale agenda
Een uitgebreid aanbod:
A4-formaat:
A5-formaat:
multiplanner
dagplanner
weekplanner
studieplanner
Onmisbaar voor een
succesvol schooljaar!
2014-2015
schoolagenda
Alle agenda’s kunnen worden gepersonaliseerd op maat van uw school.
Voor meer uitleg of om een persoonlijke afspraak te maken, contacteer ons:
Licap cvba, Guimardstraat 1, 1040 Brussel, tel. 02 509 96 05, [email protected]
SECUNDAIR ONDERWIJS
werken aan een verbindend schoolklimaat
Een uitdaging voor elke school
V
oor de meeste directies, leraren en ondersteunend personeel is werken op een
school elke dag opnieuw een boeiende uitdaging. Moeilijker wordt het wanneer
leerlingen normovertredend gedrag stellen. Meestal is dit van voorbijgaande aard
en kadert het in de puberteit. Soms heeft het een signaalfunctie en wijst het op een onderliggende problematiek. Dit artikel is een pleidooi voor een schoolbeleid dat herstelgericht
omgaat met normovertredend gedrag.
Leraren ervaren dagelijks hoe moeilijk het
kan zijn om het normovertredend gedrag van
leerlingen efficiënt aan te pakken. Ze proberen eisen te stellen en de toepassing ervan
af te dwingen met sancties, maar ervaren dat
blijven sanctioneren tot het gewenste gedrag
is bereikt, niet altijd lukt. Integendeel, het
kan leiden tot een verstoorde relatie tussen
leerlingen en leraar en een vicieuze cirkel.
Scholen kunnen de efficiëntie van hun leerlingensanctiebeleid verhogen door in te zetten op de kwaliteit van de pedagogische
relaties. De leerling moet zich positief verbonden weten met de school, met de leraar.
Wederzijds respect is hierbij een vaste waarde. Door voortdurend in te zetten op het
werken aan goede relaties en dialoog kan
rond normovertredend gedrag een context
worden gecreëerd die “herverbinding” mogelijk maakt. Hierbij wordt niet de dader afgekeurd, wel zijn daden. En waar mogelijk zal
men steeds proberen om de schade, de verbroken relatie te herstellen.
In wat volgt beschrijven we hoe scholen werk
kunnen maken van een verbindend schoolklimaat, wat er van directies en leraren verwacht wordt en hoe hieraan in de dagelijkse
praktijk invulling kan gegeven worden. Daarnaast gaan we kort in op het benaderen van
conflicten in een verbindend schoolklimaat.
Wat is een
verbindend schoolklimaat?
Een verbindend schoolklimaat is een schoolklimaat waarin iedereen (leerlingen, personeel,
ouders) de moeite waard is en wordt gewaardeerd om wie hij is, om wat hij kan en om
wat hij doet, binnen zijn eigen mogelijkheden
en binnen de afgesproken kaders van de
school. Of het nu gaat om leerlingen, leraren,
ondersteunend personeel of directie, mensen
voelen zich pas helemaal geaccepteerd als
wordt voldaan aan de volgende basisbehoeften: zich veilig voelen, een inbreng hebben
en relaties kunnen aangaan. Het tegemoet
komen aan deze behoeften valt binnen de
professionele verantwoordelijkheid van directies en personeelsleden. Daarom is er bijvoorbeeld extra aandacht voor de fysieke veiligheid
in praktijklokalen. Maar scholen investeren
ook in sociale veiligheid. Is er ruimte voor
eigen inbreng en een afwijkende mening?
Hoe wordt met pestgedrag omgegaan? Is er
een goed zorgbeleid en hoe functioneert de
schoolraad?
In een school die verbinding centraal stelt,
voelen leerlingen zich veilig. Waar dat kan
krijgen ze invloed, telt hun mening, denken
ze mee. Hierdoor ervaren leerlingen hun betekenis voor anderen. Omgekeerd geven leerlingen in zo’n context vertrouwen terug,
zodat leraren zich gerespecteerd voelen. Door
die wisselwerking ontstaat een voedingsbodem voor respectvolle, persoonlijke relaties.
Leraren kunnen in hun didactische werkvormen, via samenwerkend leren, door aandacht
voor cultuur, voorwaarden creëren die persoonlijk contact stimuleren.
Een verbindend schoolklimaat is elke dag
zichtbaar in de gewone klassituatie, in de
lerarenkamer en in contacten met ouders.
Hoe kan een school
werk maken van een
verbindend schoolklimaat?
Een school die werk wil maken van een verbindend schoolklimaat, voert een proactief
beleid op sociaal-pedagogisch terrein. Zo’n
schoolklimaat kan enkel succesvol tot stand
komen indien directie en personeelsleden ook
werk maken van de communicatie op school,
meer bepaald van verbindende communicatie.
Verbindende communicatie heeft als doel het
bevestigen en verstevigen van relaties.
In de praktijk zal men in een verbindend
schoolklimaat het gedrag van een leerling
eerst bespreken en duiden, voor men aan
sanctioneren begint. Directie en personeel
zullen zichzelf steeds afvragen welk gedrag
men gezien heeft, over welke grens de leerling
is gegaan en wat dat gedrag met het directieof personeelslid doet.
Relaties staan dus centraal in een verbindend
schoolklimaat. De school richt zich steeds op
het bouwen, behouden en versterken van die
relaties omdat zij de basis zijn voor een gemotiveerd en productief leerproces op school
en in de klas. Onaanvaardbaar leerlingengedrag zal men ook eerst proberen aan te pakken door te werken aan relaties. Men kiest in
een verbindend schoolklimaat expliciet voor
het herstelgericht benaderen van conflicten.
Hoe kan de leraar
het verschil maken in een
verbindend schoolklimaat?
In een verbindend schoolklimaat proberen
leraren het verschil te maken door naast les
te geven bewust in te zetten op het werken
aan de sfeer en de relaties in de klas. Dit wil
geenszins zeggen dat leraren geen grenzen
meer stellen of structuur aanbieden. Integendeel, leerlingen hebben sterk nood aan
grenzen, maar in een verbindend schoolklimaat zullen leraren vooraf nadenken over en
handelen in functie van het voorkomen van
mogelijk normovertredend gedrag. Ze streven
naar een “ideale” combinatie van sturend en
steunend optreden.
Wanneer sturen en steunen in evenwicht zijn,
leidt dit tot een gezond pedagogisch klimaat
waarin leerlingen ervaren dat er met hen wordt
gepraat en gewerkt in plaats van dat ze opdrachten krijgen die ze zonder meer moeten
uitvoeren. Ze ervaren een veilige leeromgeving
doordat er iemand is die zich verantwoordelijkheid stelt voor wat er gebeurt.
Zolang het goed gaat is het niet moeilijk om
maart 2014
11
verbindend te werken. Zaak is om ook tijdens
problematische situaties te werken vanuit een
combinatie van steunen en sturen. Daarnaast
zijn er ook grote verschillen tussen leraren.
Sommigen zijn sterker in het sturen, anderen
in het steunen.
Mensen kunnen elkaar daarin aanvullen. Een
goed lerarenteam bestaat uit mensen met
verschillende kwaliteiten. In een verbindend
schoolklimaat is hun gemeenschappelijke
kwaliteit dat ze het belang van de leerling
steeds centraal stellen, dat men naar elkaar
luistert, elkaar steunt en elkaar aanvult.
Mogelijke
herstelinterventies
Herstelinterventies leiden, indien mogelijk,
tot herstel van de schade en het bevorderen
van de (her)integratie. Het resultaat van elke
herstelgerichte methodiek moet zijn wat alle
belanghebbenden zijn overeengekomen of
nodig achten voor een oplossing.
We geven hieronder een aantal herstelgerichte werkvormen weer. Ze bewegen zich op
een continuüm van informeel naar zeer formeel (herstelgericht groepsoverleg, hergo).
informeel
formeel
Focus op herstel
Een verbindende school zal normovertredend
gedrag, of het nu gaat over normaal pubergedrag of een zwaar incident, herstelgericht
benaderen. Ze treedt tegen normovertredend
gedrag op door een hoge mate van controle,
maar ze combineert dit met een hoge mate
van zorg en steun. Men gaat in dat geval
samen met de betrokkenen op zoek naar oplossingen voor het conflict. De dader neemt
hierbij expliciet zijn verantwoordelijkheid op.
Vanuit een herstelgerichte benadering legt
men de focus op de schade. Een herstelgerichte benadering beoogt het herstel en de
compensatie van de schade en het leed dat
door de feiten werd veroorzaakt. Het gaat
hierbij om alle vormen van schade waarop
een herstellend antwoord kan worden gevonden: schade die bij de slachtoffers op materieel en emotioneel vlak teweeggebracht werd,
de psychosociale gevolgen, de eventuele
relationele gevolgen en problemen in de onmiddellijke omgeving. Echter ook de schade
die de dader aan zichzelf en aan zijn directe
omgeving aangebracht heeft, wordt in rekening gebracht. Er kan ook aandacht besteed
worden aan de publieke en maatschappelijke
gevolgen van de daad, bv. op het schoolleven.
De feiten berokkenen dus niet alleen schade
aan individuele slachtoffers, maar brengen
ook schade toe aan het samenleven, bv. vandalisme, negatieve impact op de sfeer en de
samenhorigheid in de klas.
Een school kan een herstelgerichte maatregel
niet opleggen, en ook de uitkomst ervan kan
niet afgedwongen worden. Een school kan
enkel het aanbod doen aan dader en slachtoffer om het conflict op te lossen via herstelgerichte maatregelen. Het proces staat hierbij
steeds centraal. De dader wordt op een directe manier in contact gebracht met de gevolgen van zijn gedrag en hij wordt gevraagd
om zijn verantwoordelijkheid op te nemen.
Het proces volgt de behoefte(n) van het
slachtoffer/de slachtoffers. Het zal een sterke leerervaring blijken te zijn voor de dader.
12
maart 2014
expressie van
gevoelens
interactie op
gevoelsniveau
spontane
kleine
conferentie
Herstelgerichte methodieken vragen van de
directie, leraren en andere personeelsleden
een aantal specifieke vaardigheden, met name
op het vlak van de communicatie. Naarmate
de aard van de overtreding ingrijpender is,
en de interventie dus formeler wordt, wordt
meer deskundigheid vereist van de school.
Dat geldt met name bij voorbereidende gesprekken van het herstelgericht groepsoverleg, maar nog meer bij het leiden ervan.
Een hergo wordt steeds geleid door een opgeleide moderator. In bepaalde regio’s kunnen
scholen een beroep doen op een hergo-moderator via de pedagogische begeleidingsdienst of het CLB. In sommige scholengemeenschappen zijn er ook personeelsleden
opgeleid tot moderator. Zij kunnen eventueel
schooloverstijgend worden ingezet. Ook het
VVKSO speelt in op vragen van scholen om
een hergo te begeleiden.
kringgesprek
met grote
groep
hergo
Meestal is dat niet het grote punt. Iedereen
herkent zich wel in de grote principes van
verbondenheid. Het grote punt is om iedereen
ervan te overtuigen dat verbindend werken
het kader is van waaruit op school gewerkt
wordt. De eis dat iedereen altijd verbindend
werkt, is immers niet waar te maken en in
tegenspraak met het model. Omgaan met
normovertredend gedrag lokt ook emotionele reacties uit; daardoor komt men weleens
in meer sturende of “repressieve” reacties
terecht. Het gaat er in een verbindend schoolklimaat wel om steeds weer een stap naar
het ver-bindende te zetten en de goede relaties met iedereen na te streven en indien
nodig te herstellen. Het verbindende is dé
leidraad doorheen het samenleven op school.
De invoering van een verbindend schoolklimaat m.i.v. herstelgericht werken gebeurt
vanuit de bestaande schoolcultuur, het bestaande zorgbeleid en orde- en sanctiebeleid.
Een school kan een herstelgerichte maatregel niet opleggen, en ook de uitkomst
ervan kan niet afgedwongen worden. Een school kan enkel het aanbod doen aan
dader en slachtoffer om het conflict op te lossen via herstelgerichte maatregelen.
Het proces staat hierbij steeds centraal.
Invoering op de school
Het besluit om verbindend te werken is enkel
effectief wanneer er de bereidheid en de intentie van alle betrokkenen is om op te schuiven
naar een verbindend schoolklimaat en herstelgericht werken.
Vanuit een evaluatie van bv. het orde- en
tuchtbeleid maakt de directie i.s.m. het personeel keuzes bij de invoering: ‘Welke waarden en normen willen we als school uitdragen?’, ‘Wat gaat goed?’, ‘Wat kan beter?’, ‘Wat
willen we nog meer?’, ‘Tot welke acties gaat
dit leiden?’. Op basis van de antwoorden moet
een duidelijke visie met planning ontwikkeld
worden. Er moeten heldere kaders rond het
omgaan met leerlingen en het gewenste
schoolklimaat uitgetekend worden en men
moet nadenken over de ondersteuning en de
vorming van het ganse team (voor meer informatie hieromtrent kan de school steeds
een beroep doen op de pedagogische begeleiding).
Naarmate het traject vordert, worden leerlingen, ouders en instanties waarmee de
school samenwerkt, betrokken. Wanneer die
betrokkenheid toeneemt, nemen mensen meer
verantwoordelijkheid en ontwikkelen zich
betere contacten. ‘De school’ wordt onder
collega’s en leerlingen ‘onze school’. Een
school moet de tijd nemen om dit schoolmodel in te voeren. Een eerste grote stap in de
richting van een verbindende school is een
grote verandering in het denkpatroon over
normovertredend of asociaal gedrag van leerlingen.
Ten slotte
Het VVKSO beseft ten volle dat scholen bij
de invoering van het concept van een verbindende school en herstelgericht omgaan
met conflicten meer nodig hebben dan dit
artikel. Meer informatie kan men vinden in
de Mededeling van 9 december 2013 betreffende “Herstelgericht werken in een verbindend schoolklimaat” (M-VVKSO-2013-041).
Katrien Bressers
Stafmedewerker Dienst Leerlingen
en Schoolorganisatie
Tel. 02 507 07 25
[email protected]
SCHOOLBESTUREN
voorjaarsseminarie voor bestuurders
VAN HET KATHOLIEK ONDERWIJS
BisdomDatumLesplaats
Gent
woensdag 12 maart 2014
Diocesaan Onderwijsbureau,
Marialand 31, 9000 Gent
Brugge
donderdag 13 maart 2014
D’Abdij, Baron Ruzettelaan 435, 8310 Assebroek-Brugge
Hasselt
maandag 17 maart 2014
Diocesane Onderwijsdiensten,
Tulpinstraat 75, 3500 Hasselt
Mechelen-Brussel dinsdag 18 maart 2014
Pastoraal Centrum,
Varkensstraat 6, 2800 Mechelen
Antwerpen
dinsdag 25 maart 2014
DSKO, Noorderlaan 108,
2030 Antwerpen
telkens van 19 u. tot 21.30 u.
Thema’s
Goed communiceren – Betrokkenheid creëren in het bestuur - Scholenbouw 2014
capita selecta – Procederen of bemiddelen? – De geschikte directeur selecteren – Identiteit en schoolbestuur
Meer info en inschrijven:
surf naar www.nascholing.be/voorjaarsseminarie (gebruik uw persoonlijke inlogcode)
Hulp nodig bij inschrijven?
Helpdesk nascholing: [email protected] – tel. 02 507 07 80
Zie ook het artikel in Forum 2014, nr. 2 (februari)
maart 2014
13
INTERNATEN
je leven lang blijven leren
Verdieping en intervisie aan zee
I
n dit artikel gaat het over de noodzaak een leven lang te leren. “Life long learning”
is de geijkte term en dat doen we bij de Dienst Internaten met het vormingsprogramma
dat we elk jaar opnieuw aanbieden. Er is onze nationale studiedag die elk jaar begin
oktober plaatsvindt en die wordt gevolgd door de regionale studiedagen op de vrijdagen
van de maand november en die vinden plaats in elk bisdom.
veel meer… Peter Engelborghs, de begeleider van deze seminaries, legt zijn oor te
luisteren bij de deelnemers en bepaalt samen
met hen de inhoud. Er wordt gewerkt met
verschillende werkvormen en technieken. Wij
weten in alle geval dat de combinatie van
de uitstekende locatie met de omgeving (de
zee, het strand, waar tussendoor ook aandacht
voor is) en een goeie groep met een prima
begeleider ervoor zorgen dat de mensen elk
jaar willen terugkomen en verder aan verdieping en intervisie willen doen.
Over onze nationale studiedag kon u al een
bijdrage lezen in Forum van december: het
was een samenvatting met de hoofdlijnen uit
de voordracht van prof. Dirk De Wachter onder de veelzeggende titel “Wij zijn ziek van
geluk”. Tijdens de regionale studiedagen in
de verschillende bisdommen (Sint-Niklaas 8
november, Duffel 15 november, Sint-Truiden
22 november en Brugge 29 november) hadden
we verschillende sprekers die een beklijvende boodschap brachten (o.a. Noël Selis, Hendrik Gaublomme, Philip Brinckman) en daarmee hadden we al een flinke portie vorming
gehad in het eerste trimester. Misschien
zeggen cijfers in dit geval meer dan woorden..:
op onze nationale studiedag in Mechelen
telden we 330 aanwezigen en ook de regionale studiedagen konden op veel belangstelling rekenen: die waren goed voor nog eens
340 deelnemers.
14
maart 2014
Wij vroegen enkele deelnemers naar hun indrukken:
Marc Peeters, internaatsbeheerder van het
internaat Kindheid Jesu in Schoten, was dit
jaar voor de 7de keer mee op het seminarie
aan zee. Marc is ook voorzitter van de Pedagogische Commissie, die elk jaar onder andere de thema’s van de nationale en de regionale studiedagen en de vormingsprogramma’s
mee uitdenkt.
© David Deleu
Tijdens de eerste drie maanden van het nieuwe jaar hebben we gewoontegetrouw de drie
seminaries aan zee voor beheerders. Daaraan
nemen elk jaar zo’n 40 à 45 internaatsbeheerders deel. Dat is bijna de helft van onze
beheerders en dat is toch wel een succes als
je bijna 50 % van je beheerders kan bereiken
met zo’n kadervorming! Deze seminaries voor
internaatsbeheerders vormen een ijzersterke
formule die gespreid over drie sessies elk jaar
drie groepen van ongeveer 15 beheerders
samenbrengen in een picobello omgeving aan
zee met aandacht voor een greep uit de veelheid van de dingen waar je als beheerder elke
dag mee geconfronteerd wordt: visie (je opvoedingsproject of missie), aspecten van het
personeelsbeleid, je opvoeders coachen,
groepsvorming en groepsdynamica, je mensen motiveren, functiebeschrijving en functioneringsgesprekken, de deontologie van
de internaatsmedewerkers, je inspiratiebronnen (waarom doe je het en waarvoor?, omgaan
met moeilijuk gedrag in het internaat en nog
Vitaminen en calorieën
Marc zegt ons het volgende over het jaarlijkse seminarie aan zee:
“Voor de 7de keer op rij neem ik deel aan de
driedaagse vorming voor beheerders. En telkens
weer kijk ik vooraf al lang uit naar de start
van dit seminarie waar je een bord vol vitaminen en calorieën voorgeschoteld krijgt. De
vitamientjes zijn dan vooral de input die je
krijgt dank zij het rijkelijk gevuld programma,
waarvoor de deelnemers vooraf bevraagd werden en items of werkterreinen mochten voorstellen, toegespitst op 3 niveaus : eigen vorming, verrijking en leiderschap, vorming rond
je team en de organisatie/werking van je internaat en tenslotte vorming in functie van
onze internaatsjongeren.
De calorieën zijn de vele momenten waarop je
met collega’s al tafelend of met een streekbiertje in de hand, met een lach en een traan,
ervaringen en concrete situaties kan uitwisselen uit het internaatsleven. Het geheel is
een mix van inspanning en ontspanning, herbronnen en reflecteren maar vooral een vitaminenbom die je een jaar lang voorziet van
de nodige energie.”
Sterke band
tussen beheerders onderling
Brigit Pille is internaatsbeheerder in Regina
Caeli in Dilbeek en zij ging dit jaar voor de
6de keer mee.
Zo’n seminarie staat of valt met de coach. De aanpak van Peter Engelborghs wordt erg
gewaardeerd omdat hij steeds vertrekt vanuit de thema’s die de deelnemers zelf aanbrengen.
te pakken om zo te komen tot een even geslaagd resultaat. Dus alles welbeschouwd is
het niet slecht om die beheerders die dagelijks
aan het wroeten zijn, even stil te leggen, wat
te laten nadenken en ze met de nodige bagage terug op het pad te sturen.”
Batterijen weer opgeladen
voor een jaar
© David Deleu
Rik Boutsen is internaatsbeheerder in het
internaat van het Klein Seminarie in Hoogstraten. Hij verwoordt zijn indrukken als volgt:
v.l.n.r. Greet Kerkckhof, Arlette Van Tilt, Jo Kums en Sabine Desoete.
“In september 2008 stapte ik in de functie van
internaatsbeheerder en werd meteen ondergedompeld in een veelheid aan taken. Een heel
afwisselende en boeiende job, maar ook tijdverslindend. Toen me aangeraden werd om deel
te nemen aan het seminarie voor beheerders
was mijn eerste reactie: “Dit jaar nog niet, dat
zie ik echt niet zitten.” Gelukkig heb­ben collega’s me weten te overtuigen om het toch te
doen, want het was een fantastische ervaring.
Ik leerde er een enthousiaste groep internaatsbeheerders kennen. Het uitwisselen van ervaringen, het praten met collega’s die hetzelfde
meemaken –want het moet gezegd, onze job
blijft een eerder zeldzaam gegeven- het plezier
ook dat we samen maken, zorgen ervoor dat
ik geen enkel seminarie nog wil missen. Ik
bouwde ondertussen een sterkere band op met
enkele van de beheerders van mijn regio. Dat
maakt dat ik ook gedurende het werkjaar terecht kan met praktische vragen en zorgen.
Bovendien is het ook een leerrijke ervaring.
Elk jaar (ondertussen heb ik 6 seminaries meegemaakt) neem ik nieuwe professionele inzichten mee naar huis. Ik leerde mezelf in
vraag stellen als beheerder: mijn sterke kanten,
mijn valkuilen, mijn werkpunten. Ook wat betreft teambuilding doe ik altijd wel nieuwe
inspiratie op. Het internaat staat of valt immers
met je opvoedersteam. Het is dus belangrijk
om voortdurend te werken aan een goede
teamsfeer. Het is echter niet evident om steeds
iets nieuws te verzinnen en de kans is dan
groot om de aandacht te laten verslappen. De
sessies op het seminarie zijn voor mij een
dankbare bron van inspiratie, informatie en
oefening. En het feit dat je dat kan delen met
collega’s die gelijkaardige teams hebben is
uiteraard een groot voordeel.
Een derde pluspunt tot slot is dat je het internaat even moet loslaten. Vooral de eerste keer
vond ik dat moeilijk. Ik mocht echter ervaren
dat mijn team het internaat ook zonder mij
enkele dagen perfect kan runnen. Gelukkig
maar!
Als het aan mij ligt, zal ik dus geen enkel
seminarie overslaan!”
Zuster Hilde Bosmans is internaatsbeheerder
in het Don Bosco-internaat in Wijnegem.
“Dit jaar nam ik voor de vijfde keer deel aan
de driedaagse sessie voor beheerders (aan zee).
Dit laatste tussen haakjes want door het
drukke programma ligt het accent niet zo direct
op zee. De driedaagse is een interessante
ervaring waar je samen met je collega beheerders stil kunt staan bij je denken, je functioneren, je bezig zijn als beheerder. Een reflectie over jezelf , over hoe je werkt in een team
of in contact met anderen. Het zijn vooral
aanzetten tot, want de tijd is ook beperkt.
Daarbuiten is het ook een uitstekende kans
om te kunnen netwerken, om nieuws uit te
wisselen, om anekdotes te vertellen of raad te
vragen over iets dat op jouw internaat dan
primeert. Tijdens deze laatste sessie zei de
begeleider tegen ons na een “doe”sessie: “met
één woord omschrijf ik jullie als ‘wroeters’”.
Neen dit was niet negatief bedoeld maar wel
in de zin van: jullie zijn mensen van actie, van
bezig zijn, van problemen te moeten oplossen,
van te kijken naar een situatie en die dan aan
“Wat bezielt een prille vijftiger (waarvan een
kwart eeuw werkzaam in de Noorderkempen,
een derde als beheerder-directeur), om ieder
jaar gedurende drie dagen naar ‘het zeetje’ te
trekken? Om aldaar zijn kennis bij te schaven.
Het thuisfront denkt dat meneer drie dagen
op vakantie gaat, en ginder enkel geniet van
de geneugten des levens. Eerlijkheidshalve moet
ik wel toegeven, dat dit ook wel klopt voor een
klein deeltje van het verhaal. Want de zes
keren dat ik dit heb mogen meemaken, werden
we goed in de watten gelegd door de lokale
middenstand. Waarvoor mijn oprechte dank.
Maar daarvoor moeten we niet naar Vlaamse
kusten trekken.
Wat maakt dit dan voor mij zo interessant?
Belangrijk voor mij zijn de collega’s die ik ieder
jaar terug zie. En het mag gezegd, na al die
jaren ken je mekaar en weet je ook wat je aan
mekaar hebt. Soms kan het deugd doen om
de ‘wilde verhalen’ van andere internaten te
horen. Zo besef je, dat je niet alleen bent die
geconfronteerd wordt met vervelende ouders,
internen, studieproblemen, zieke collega’s, ... .
Want als eindverantwoordelijke is het soms
toch maar eenzaam boven in de top van de
boom.
Informatie uitwisselen onder collega’s directeurs
op informele wijze, al dan niet gekruid, ontbreekt absoluut niet op deze vormingen. Maar
alles wordt in goede banen geleid door de
vormingswerker. De eerste keren waren vrij
theoretisch, waar ik toch wel enkele punten
van meegenomen heb naar mijn internaat en
daar ook toegepast heb. De daarop volgende
keren hadden we als groep meer inspraak in
het programma, en dat werd beter gesmaakt.
Maar, naar het schijnt, is onze groep een ‘wroetersgroep’. Als we iets moeten uitvoeren (liefst
aan zee), zal dit wel in orde komen, zonder
al te veel overleg en chaotisch. Maar het mag
gezegd: steeds met een goed resultaat.
Als je zes jaren deelgenomen hebt aan deze
vorming, dan zie je ook collega’s andere horizonten opzoeken, en zie je er anderen komen.
Je vraagt je dan wel eens af: ‘Zijn wij dan toch
uit speciaal hout gesneden om deze job vol te
maart 2014
15
houden?’ Ik ga hierop geen antwoord geven, dat laat ik aan mijn collega’s over. Maar ieder jaar
als ik terug kom van zee, zijn mijn batterijen voldoende opgeladen, om er weer met volle kracht
tegen aan te gaan. En weer uit te kijken naar het volgende jaar...”
Jan Willems en Anja Dingenen
Dienst Internaten
Voor de nabije toekomst:
een pedagogisch begeleider voor internaten
De Dienst Internaten werft een Pedagogische Begeleider voor Internaten (een PBI) aan. In
scholen is dat al lang een vertrouwd gegeven: men heeft daar pedagogisch begeleiders in twee
soorten: er zijn schoolbegeleiders en er zijn vakbegeleiders. Schoolbegeleiders staan een school
in haar geheel bij in bepaalde projecten, bijvoorbeeld het werken aan eigen pedagogisch
project of een missie voor de school waarin die haar identiteit uitdrukt en de waarden en
normen waarvoor ze als school willen staan. Een vakbegeleider zorgt, zoals het woord zelf zegt,
voor de begeleiding van een vak of een vakwerkgroep op het vlak van de leerinhoud, de didactiek, de werkvormen en de evaluatie van de leerstof via overhoringen en examens.
Nu komt er dus ook een Pedagogisch Begeleider voor Internaten en die gaat de internaten
bijstaan in het werken aan visie en kwaliteitsontwikkeling en die PBI zal ook samen met de
Dienst Internaten instaan voor de organisatie van vorming: de nationale en de regionale studiedagen en vormingsprojecten rond bepaalde thema’s die ons interessant lijken voor opvoeders
en beheerders: vormingen rond leerbegeleiding bijvoorbeeld, vormingen rond grensoverschrij-
dend gedrag bij internen, omgaan met moeilijke internen, seminaries voor beheerders en
ook voor opvoeders waar zij stilstaan bij
thema’s als “mijn opvoedersstijl”, de functiebeschrijving van de opvoeder, de deontologische code en zo meer.
ZELFEVALUATIE: zelfkennis
als begin van de wijsheid
De PBI zal zich ook bezig houden met zelfevaluatie in de internaten. Dit is de voorbije
jaren een belangrijk instrument geworden in
de kwaliteitsontwikkeling. Kwaliteit op internaat heeft allicht te maken met de kwaliteit van het eten dat ze daar elke dag op
tafel brengen, maar kwaliteit op internaat
heeft met veel meer en veel andere zaken te
maken: werken vanuit een visie op opvoeding
gelinkt aan de kenmerken van de samenleving
van vandaag, het teamgericht werken, de
communicatie tussen de opvoeders en de
beheerder, het omgaan met straffen en belonen op internaat, de participatie op internaat: hebben de internen iets in de pap te
brokken: wordt er geluisterd naar hun mening
en doet die ertoe? In sommige internaten
functioneert een internenraad, in sommige
internaten is er zelfs een ouderraad en hebben de ouders dus inspraak, bijv. over de
regels in het internaatsreglement of i.v.m.
het gsm-gebruik en het gebruik van computers of I-pads en het internet. In een zelf­
evaluatie worden al die dingen bevraagd.
© David Deleu
Pedagogische studiedag op
internaat
Soms moeten de internaatbeheerders tijdens zo’n seminarie zich inleven
in allerlei situaties, zoals blijkt uit deze foto...
De PBI kan ook ingeschakeld worden voor de
organisatie van een pedagogische studiedag
of een halve dag in het internaat. De internaten kunnen bijvoorbeeld op zo’n studiedag
een interne vorming opzetten met het eigen
internaatsteam over het thema “nieuwe sociale media op internaat” of “het gebruik
van internet op internaat: vrijheid-blijheid
of regels en duidelijke afspraken”. De PBI wil
vraaggestuurd werken: als jouw team met een
vraag of een probleem zit of blijft zitten, dan
is de PBI een mogelijke raadgever op wie
jouw beheerder en jouw team een beroep
kunnen doen.
© David Deleu
J.W. en A.D.
De hele groep beheerders aan zee in de regen: v.l.n.r. Greet Kerckhof, David Deleu,
Jan Houttekier, Sabine Desoete, Arlette Van Tilt, Greet Floré, Barbara Debonne, Rita Lybaert,
Andries Vander Plaetse, Jo Kums, Marc Peeters, Hedwig Vanlangenaeker en Willy Vertessen.
16
maart 2014
Een blik
aandacht en empathie
geraakt worden in merg en been
een traan van bewogenheid
een woord van verontwaardiging
medeleven
concrete steun
is als een druppel …
Deze druppel in een zee van ellende
is geen druppel op een hete plaat
maar een spat nieuw leven
in de troebele wateren
van chaos, ellende en dood.
Elke druppel
brengt een deining
van verbondenheid teweeg.
Een druppel
maakt een wereld van verschil
in een wereld van onverschilligheid.
© UM
Vasten: een druppel, een golf, een oceaan.
Kathleen Boedt
God daagt ons uit
om van onze woorden
daden te maken.
Ons spreken over
ARMOEDE
wil Hij zien worden
tot een opkomen voor hen
die onder de armoedegrens leven.
Ons denken rond
VERGEVEN
wil Hij zien worden
tot een verdedigen van hen
die nieuwe kansen moeten krijgen.
Ons omgaan met
BIDDEN
wil Hij zien worden
tot een spreken met Hem
over de waarden van het leven.
God wil 40 dagen lang
samen met ons
woorden tot daden maken.
© UM
Antoon Vandeputte
Bestellen van bezinningskaarten bij Uitgeverij Muurkranten (UM), Monnikenwerve 1, 8000 Brugge • tel. 050 31 26 01 • fax 050 31 05 50
[email protected] • www.muurkranten.be • Prijs per stuk: € 0,50 (korting vanaf 25 ex.). Verzendingskosten: € 3,95.
PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING
gras groeit niet door er aan te trekken
De school vanuit christelijke inspiratie oriënteren naar duurzame ontwikkeling
E
Onder het ruisen van de bomen
linda werkt nog buitenshuis als pedagogisch
begeleider schoolpastoraal in het Bisdom Gent.
De deels gerestaureerde vierkantshoeve in
Ophasselt getuigt van een lang verleden, maar
schenkt tegelijkertijd aan elke passant een
blik naar een duurzame toekomst.
De naam van hun zorgboerderij is geïnspireerd
op de familienaam van Patrick, maar heeft
ook een symbolische betekenis. Het koppel
heeft de oude boomgaard heraangeplant met
hoogstamfruit en legde rondom groene boomgordels en hagen aan als dam tegen de erosie van de grootschalige landbouw. Maar het
‘ruysschen’ van de bomen zoals Stijn Streuvels
het in zijn romans beschrijft, is ook kenmerkend voor de rust en stilte die hier heersen.
En is het niet in die ‘zachte bries’ dat iets
van het transcendente oplicht, van ontvankelijkheid en verwondering om het onverwachte, zoals het zich aan Elia openbaarde
in 1 Kon 19,12. Allen die hier op bezoek
komen evenals de jongeren die op time-out
zijn, vinden aldus niet alleen letterlijk voedsel maar ook geestelijk onderdak.
Vanuit de ontvangstruimte heb je zicht op de
door bomen omzoomde velden waar je in de
zomer het ruisen van de wind door de bladeren kunt horen.
De muren van de centraal geplaatste bakoven
geven een aangename warmte door, net als
de gastheer en gastvrouw van ‘De Ruisgaard’.
De zintuigen van bezoekers worden verwend
met een dikke snede meergranenbrood, een
dampende kom soep en een stuk mattentaart
van het huis. Ook het appelsap van de boomgaard, de verschillende soorten granen en
bakbloem zijn producten van de intensieve
arbeid en oogst van het afgelopen jaar.
Het accent van de boerderij ligt niet op een
commercieel productieproces maar op vorming
en educatie: zowel kinderen als volwassenen
kennis laten maken met de kringloop van graan
tot brood, van veld tot bord, van melk tot kaas...
Het doet hen als consument anders kijken naar
voedsel en landbouwproducten.
Van huis uit is Patrick geworteld in de boerenstiel. Net als zijn echtgenote Bellinda
studeerde hij godsdienstwetenschappen en
was jarenlang leraar. Maar vijftien jaar geleden kon het koppel een oude droom realiseren met de aankoop van een boerderij die ze
sindsdien zo authentiek mogelijk verbouwen
en uitbouwen als kleinschalig landbouwbedrijf.
Patrick is momenteel voltijds boer en Bel-
18
maart 2014
© Els De Smet
en artikelenreeks in de tijdschriften van het VSKO wil de scholen informeren over
duurzame ontwikkeling en educatie voor duurzame ontwikkeling met voorbeelden
uit het onderwijs en daarbuiten. In dit artikel maken we kennis met Patrick
­Ruysschaert en Bellinda Staelens die vertellen over hun ecologische en educatieve
­zorgboerderij in Ophasselt waar mensen weer op verhaal kunnen komen.
Hun getuigenis over ‘De Ruisgaard’ is een maatschappijkritisch èn spiritueel verhaal over
groeikracht, verbondenheid en aandacht voor innerlijke tijd. Het artikel kan heel wat input
bieden aan scholen die zich vanuit een christelijke inspiratie wensen te oriënteren naar
duurzame ontwikkeling.
Onder het ruisen van de bomen
in de boomgaard met hoogstamfruit
Een spiritueel verhaal
Op de muur in de bezoekersruimte staat in
zeven grondgedachten uitgeschreven wat de
achterliggende visie van ‘De Ruisgaard’ is.
Het is deze inspiratie die in het dagelijks
leven en de activiteiten op de zorgboerderij
concreet vertaald wordt:
Grondverbonden en
bezield leven
als een bescheiden rentmeester,
met de maat van het genoeg,
de winst van het gratuite,
het ritme van de stilte,
en de onmacht en kracht van het kleine.
Duurzame ontwikkeling (DO) voorziet
in de behoeften van de huidige generaties zonder daarmee de mogelijkheden
voor toekomstige generaties in gevaar
te brengen om ook in hun eigen behoeften te voorzien.
Educatie voor duurzame ontwikkeling
(EDO) is leren denken over en werken
aan een leefbare wereld, nu en in de
toekomst, voor onszelf en voor anderen,
hier en elders op de planeet.
Welke zijn de kernactiviteiten
van De Ruisgaard?
Bellinda Staelens: In de eerste plaats zijn
we een ecologische boerderij die kiest voor
een kleinschalige en duurzame landbouw,
met aandacht voor milieu en leefomgeving.
We dragen als zorgboerderij ook zorg voor
mensen in nood en willen hen via een
model voor de toekomst. Eigenlijk kan je onze
zeven grondgedachten goed vergelijken met
het opvoedingsproject van een school, het is
de GPS die ons handelen en onze keuzes oriënteert.
Welke inspiratie ligt aan de basis van de
werking van De Ruisgaard?
Bellinda Staelens: Wij kiezen er vanuit ons
geloof bewust voor om als een goede rentmeester met de schepping om te gaan. Als
zorgboerderij hebben we ook aandacht voor
de meest kwetsbaren en willen we hen een
hoopvol perspectief en nieuwe toekomstkansen bieden. Dit kan via een time-out of zinvolle dagbesteding in een moeilijke levensperiode. Zo vinden mensen soms de kracht
om hun leven weer op de sporen te krijgen,
om op te staan uit onrecht of wanhoop, om
te blijven geloven in het goede. Dat zou je
ons verrijzenisgeloof kunnen noemen.
Wat betekent verbondenheid voor jullie?
Bellinda Staelens: Die situeert zich zowel in
de ruimte als in de tijd. Het eerste wordt
goed samengevat in een gezegde van Wervel
(Werkgroep voor rechtvaardige en verantwoorde landbouw): ‘Denk globaal, eet lokaal’.
We zijn er ons van bewust dat al wat we doen
gevolgen heeft voor mens en milieu hier en
elders, en dat we dus daar ons handelen moeten op afstemmen. Het kan niet dat het Zuiden de prijs betaalt voor onze welvaart, maar
ook bij ons vallen steeds meer mensen uit de
boot. Dat mag ons niet onverschillig laten.
Daarnaast zien we verbondenheid ook als een
intergenerationele relatie. Hoe geven wij de
schepping door aan hen die na ons komen?
Op deze boerderij waar zoveel families hebben
geleefd en gewoond in de voorbije 260 jaar
beseffen we heel goed dat wij slechts een
schakel zijn in een lange keten. Of zoals een
Afrikaans spreekwoord zegt: ‘Je erft de aarde
niet van je ouders, maar je leent ze van je
kinderen.’ Het bevestigt ook ons geloof in het
rentmeesterschap: alles is ons gegeven om
het te delen met onze broers en zusters dichtbij en veraf.
Hoe wordt hier verbondenheid met de
natuur gerealiseerd?
Zorgboerderij ‘De Ruisgaard’ in Ophasselt
t­ ime-out de kans geven om de draad weer op
te nemen en de verbroken band met zichzelf
en de maatschappij te herstellen. Daarnaast
bieden we ook educatie aan voor volwassenen,
jongeren en kinderen. Dit zowel binnen als
buiten een onderwijscontext.
Hoe en waarom is jullie visie
tot stand gekomen?
Bellinda Staelens: De wijze waarop we de
boerderij runnen is er niet gekomen na eerst
onze visie te hebben uitgeschreven. We werkten reeds lang volgens deze principes, maar
op een bepaald moment kregen we voor een
vormingssessie de vraag om dit ook op papier
te zetten en toen zijn we op zoek gegaan naar
een kapstok waaraan we ons verhaal konden
ophangen. Aan de hand hiervan lukt het ons
ook beter om te reageren op vragen en een
repliek te formuleren tegenover andere visies
op landbouw en duurzaamheid. Aldus gaan
mensen ook inzien dat we geen landbouw van
het verleden nastreven, maar een duurzaam
Bellinda Staelens ijvert samen met
haar man om verbondenheid te scheppen
De band aanhalen
en herstellen
En toen verscheen de vos.
“Goede morgen”, zei de vos.
“Goede morgen”, zei de kleine prins beleefd.
Hij draaide zich om maar zag niets.
“Hier ben ik, onder de appelboom”,
zei de stem.
“Wie ben je?”, vroeg het prinsje.
“Je bent grappig.”
“Ik ben een vos”, zei de vos.
“Kom met me spelen”, stelde de kleine prins
voor, “ik voel me zo verdrietig.”
“Ik kan niet met je spelen”,
antwoordde de vos. “Ik ben niet tam.”
“O, pardon”, zei de kleine prins,
“wat is dat: ‘tam’?”
“Dat is een begrip dat maar al te zeer vergeten
is”, zei de vos. “Het betekent: verbondenheid
scheppen.”
Antoine de-Saint-Exupéry
Patrick Ruysschaert: Veel mensen krijgen hier
weer voeling met de aarde vanuit het fysieke
contact ermee. Wij vinden die aarding belangrijk, want ze geeft mensen kracht en
zowel letterlijk als figuurlijk weer de ervaring
van ‘grond onder de voeten’. Soms is samen
onkruid wieden of hout stapelen de beste
‘teambuilding’ en kinderen met wie we brood
gebakken hebben, gaan ook anders naar dat
voedsel kijken. Hun gezichten spreken boekdelen als ze met hun zelfgebakken broodje
in de hand staan. We gaan ook zorgzamer om
met datgene wat we zelf gemaakt hebben en
waarmee we ons verbonden voelen. De
schoonheid van de natuur zit ook in kleine
dingen, zo merk je dat een pasgeboren lammetje of een zonsondergang mensen heel
ontvankelijk kunnen maken voor diepe vreugde en verwondering.
Hoe zien jullie verbondenheid met een ander?
Bellinda Staelens: Van zodra iemand hier op
de boerderij met een zorgvraag komt, is dat
verhaal voor ons geen vrijblijvend verhaal
meer. Op een zorgboerderij zijn professioneel
en persoonlijk leven sterk met elkaar verweven. Dat maakt ons wellicht op een bepaalde
manier kwetsbaarder. Maar we merken dat het
aanwezig zijn in het dagelijks leven van een
andere mens echt het verschil maakt. Deze
presentie is als het ware een ‘ik ga met u mee’
zoals in het Emmaüsverhaal. Je weet vooraf
maart 2014
19
‘Alle dingen onder de hemel hebben hun
tijd’ lezen we in Prediker. Welke betekenis
heeft dit voor mensen van vandaag?
© Bellinda Staelens
Patrick Ruysschaert: In onze hedendaagse
Westerse samenleving is tijd in de sfeer van
de groei-economie en de meetbaarheid belandt. Op onze kleinschalige boerderij wilden
we bewust kiezen voor de weg van de geleidelijkheid en van een sociale economie waar
rendement niet op de eerste plaats komt.
Doorheen de jaren hebben we die droom wel
moeten bijsturen aangezien we natuurlijk ook
in deze tijd en maatschappij leven. Alleen al
door de vele reglementeringen en verplichtingen met bijhorende kosten dienen we dus
ook de nodige realiteitszin te behouden. Het
leven op een boerderij is seizoensgebonden
en ‘down to earth’. Geboorte en sterven van
dieren liggen er soms heel dicht bij elkaar en
de ‘maakbaarheid’ is er heel relatief. Het is
er wel degelijk zoals in het vierde hoofdstuk
bij Marcus: de boer bewerkt en zaait zijn land,
hij gaat slapen en wacht af tot er geoogst
kan worden. Contemplatie en actie horen er
Patrick Ruysschaert doet aan
ecologische en kleinschalige landbouw.
onlosmakelijk samen, het Benedictijnse ‘ora
et labora’. En je leert het elke dag: gras groeit
niet door eraan te trekken.
Het gedicht is dus een oproep voor mensen
van vandaag om innerlijke tijd een plaats
te geven in hun leven?
Bellinda Staelens: Op onze boerderij proberen we tegemoet te komen aan de behoefte
van ‘kairostijd’ of verlangzaming en innerlijke verstilling, in een tijd en samenleving
waar eerder de ‘chronostijd’ van meetbaarheid
en deadlines primeert. We willen onze ‘gasten’
dus alleszins de kans en nodige tijd bieden
om weer op adem te komen en hun evenwicht
terug te vinden. Zo kunnen ze stilaan weer
de draad opnemen, misschien met een bewustwording van de blijvende aandacht voor
rustpauzes en innerlijkheid.
‘Mensen krijgen weer voeling met de aarde
vanuit het fysieke contact ermee.’
20
maart 2014
© Bellinda Staelens
Een appel voor innerlijke tijd
© Bellinda Staelens
nooit hoe het zal aflopen, je kan teleurgesteld
worden, het is een zoeken met vallen en opstaan. Maar je krijgt vaak ook heel veel terug.
Zo kwam één van onze eerste zorggasten
onlangs op bezoek, hij heeft een heel lange
weg afgelegd die niet gemakkelijk was maar,
als we nu zien hoe goed het met hem gaat,
doet dat enorm veel deugd.
Af en toe uit de ‘chronostijd’ tijd
stappen en onbevangen spelen.
Moeten we in het onderwijs meer aandacht
hebben voor ‘kairostijd’?
Bellinda Staelens: Zeker en vast. Het is belangrijk om af en toe uit de ‘chronostijd’ te
kunnen stappen en luisterend en aandachtig
in het leven te staan, te pauzeren en patronen te doorbreken. Kinderen en jongeren
zouden thuis en op school voldoende tijd
moeten krijgen om te dromen, een verbeeldingswereld te creëren, onbevangen te spelen
en zich ongedwongen te ontwikkelen. Dit
veronderstelt ook dat we leerlingen zowel als
leerkrachten kritische zin tegenover elk opgedrongen patroon bijbrengen, dat we allemaal weer wat langzamer en bewuster gaan
leven.
‘We gaan zorgzamer om met datgene wat we zelf gemaakt hebben
en waarmee we ons verbonden voelen.’
Ecologische en kleinschalige landbouw
met aandacht voor het educatieve aspect
‘De Ruisgaard’ is in grote mate zelfvoorzienend. Tal van voorbeelden getuigen daarvan tijdens
een ontvangst en rondleiding op de boerderij:
• eigen brood en kaas, groenten en fruit
• lokaal geteeld voedergraan voor dieren
• hergebruik van oude materialen zoals bakstenen, dakpannen, balken...
• aanleg en herstel van kleine landschapselementen zoals een houtwal, knotwilgen en poel
• een rietveld in functie van waterzuivering
• een tegelkachel voor centrale verwarming en een houtoven
• voedselresten uit de keuken naar de dieren
• stalmest als enige bemesting voor de akkers
• ziektedruk bij planten verminderen door dunner zaaien en niet extra te bemesten.
• buitenloop voor alle dieren
• lange zoogtijd voor biggen en lammeren
Patrick en Bellinda zijn er zich van bewust dat zij als kleine landbouwers de wereld niet kunnen
veranderen of de klimaatsverandering tegenhouden. Ze geloven echter wel in de kracht van
kleinschaligheid en processen die groeien van onderuit. Met hun educatief aanbod streven ze
er daarom naar via sensibilisering en vorming kleine veranderingsprocessen op gang te brengen.
Zo kunnen mensen na een bezoek aan de boerderij misschien wat kritischer gaan kijken naar
hun eigen consumentengedrag, minder afval gaan produceren, meer lokaal en seizoensgebonden gaan eten...
Het aanbod voor bezoekers is gevarieerd: een toelichting over de visie en werking van de
boerderij, een rondleiding en wandeling, boerderijwerk als teambevorderende samenwerking,
brood bakken, helpen bij de dagelijkse activiteiten, proeven van de boerderijproducten... De
nadruk bij een bezoek ligt steeds op het informeren, beleven en ervaren. Scholen kunnen in
De Ruisgaard terecht voor bijvoorbeeld pedagogische studiedagen, klasbezoeken met leerlingen,
visiedagen of vergaderlocatie...
Groeien in weerbaarheid
© Bellinda Staelens
Vandaag de dag worstelen heel wat jongeren met vragen en kwetsuren waardoor ze tijdelijk
niet kunnen functioneren binnen de contouren van de hedendaagse maatschappij. In een timeout project wordt ingezet op het vergroten van de innerlijke kracht. Dit kan onder andere door
te leven volgens de tijd van de binnenkant
in plaats van de tijd van de klok. ‘Gras groeit
niet door er aan te trekken’, het heeft geen
zin om een ontwikkelingsproces te willen
forceren. Traditionele therapie is soms nog
teveel gericht op de maakbaarheid van de
mens. Op een zorgboerderij staan verbondenheid en presentie in het dagelijks leven centraal. Er is geen specifieke en doelgerichte
begeleiding voorzien, maar de gast op de
boerderij draait er mee in het leven van elke
dag. Voor time-outprojecten met leerlingen
wordt er samengewerkt met het CLB, de
school en de provinciale afdeling van Groene
Zorg. Het gaat om leerlingen vanaf 12 jaar
met een individuele en externe formule van
één of meerdere dagen per week. Op ‘De Ruisgaard’ komen ook andere vragen binnen vanuit andere zorgsectoren.
Zo was Anusca bijvoorbeeld gedurende twee
jaar een vaste gast op ‘De Ruisgaard’. Ze is
inmiddels 21 jaar en blikt terug op een voor
haar positieve ervaring in haar leven.
Hoe ben je op ‘De Ruisgaard’ terechtgekomen?
Anusca: Na een moeilijke periode in mijn leven
was ik nog niet klaar om de draad in de maatschappij weer op te pikken. Ik had nood aan
een rust zodat ik mijzelf terug kon vinden. Ik
heb er bewust voor gekozen om mijn ‘time-out’
door te brengen op een boerderij. Ik hou van
dieren, ze geven me een beter gevoel dan
mensen. Bovendien ervaar ik een sterkere band
met mijzelf in aanwezigheid van dieren.
Een gevarieerd aanbod voor de bezoekers: klasbezoek, pedagogische studiedagen, …
maart 2014
21
Hoe verliep de eerste dag
op de zorgboerderij?
Anusca: Zoals iedereen werd met mij een intakegesprek gedaan waarbij ik mijzelf wat
voorstelde en kennis maakte met Patrick en
Bellinda. De eerste dag was een dag op proef
om na te gaan of we het met elkaar zouden
kunnen vinden op de boerderij. Dat was geen
probleem, het klikte meteen. Ik herinner me
nog goed mijn eerste werk die ik kreeg. Ik
moest fragiele zonnebloemplantjes uitplanten
in de volle grond.
Anusca: Net zoals de zonnebloemen die ik
tijdens mijn verblijf heb zien groeien, ben ik
zelf groter en sterker geworden. Ik heb fysiek
zware arbeid gedaan, maar dat was goed. Ik
heb in het werk mijzelf teruggevonden. Mijn
zelfredzaamheid is vergroot, ik heb geleerd om
door te zetten en ik kan verantwoordelijkheid
opnemen. Van een verward en onzeker meisje
ben ik geëvolueerd naar een jongvolwassene
met een sterkere dosis zelfvertrouwen.
© Bellinda Staelens
Welke persoonlijke groei heb je doorgemaakt
tijdens je verblijf?
Anusca maakte een grote persoonlijke groei door tijdens haar verblijf op ‘De Ruisgaard’.
Waarin schuilt volgens jou de kracht van
‘De Ruisgaard’?
Heb je op ecologisch vlak iets meegenomen
naar je dagelijks leven nu?
Anusca: Voor mij persoonlijk was het belangrijk dat ik hier niet te maken kreeg met stress
of tijdslimieten en kracht kon putten uit de
rust. De aanwezigheid van de natuur, het uitzicht hier, de dieren en natuurlijk Patrick en
Bellinda hebben daartoe bijgedragen.
Anusca: Ik ben niet fanatiek bezig met ecologie, maar ik zal bijvoorbeeld nooit afval op
de grond gooien. Ook heb ik een voorkeur voor
lokale verse producten en verkies ik tomaten
van bij de boer boven die uit de supermarkt.
Ook het gevoel dat ik hier aanvaard werd zoals
ik ben heeft me geholpen om de band met
mijzelf terug te vinden. Zoals de bloemen in
de natuur op hun eigen ritme mogen groeien,
zo krijgt een gast op ‘De Ruisgaard’ daar ook
de tijd voor. Bij mijn vertrek hier heb ik daarom als aandenken een zakje zonnebloemzaadjes aan Patrick en Bellinda gegeven. ‘De Ruisgaard’ is ook een plaats van hoop. Elk nieuw
leven op de boerderij is een teken dat er toekomst is, dat er uitzicht en perspectief blijft.
Dat heb ik ook zelf mogen ervaren.
Wat is er volgens jou nodig in ons onderwijssysteem in functie van het versterken van
verbondenheid?
Patrick en Bellinda brengen hun boodschap
zonder woorden, maar je voelt ze in alles wat
ze doen. Je moet hier ook geen verantwoording
afleggen of veel uitleg geven over zaken die
je niet kwijt wil. Ik heb ook een sterk wederzijds
vertrouwen ervaren. Patrick en Bellinda hadden
vertrouwen in mij en ik in hen. Maar mijn
persoonlijke groei was bovendien voor hen een
teken dat ze goed bezig waren en dat gaf hen
weer vertrouwen in wat ze doen. Ik raad iedereen die van dieren houdt en even een timeout nodig heeft aan om te opteren voor een
zorgboerderij als deze.
22
maart 2014
Anusca: Er moet dringend meer tijd en werk
gemaakt worden om met elkaar te praten en
vooral om echt naar elkaar te luisteren. Maar
al te vaak willen leerkrachten een soort raadgevers zijn die menen alles te weten en verkondigen ze ‘doe dit’ en ‘doe dat’ terwijl ze
nog te weinig voeling hebben met bepaalde
problemen van leerlingen en er bijgevolg geen
begrip voor hebben. Over inlevingsvermogen
beschikken is erg belangrijk, zowel bij leerkrachten als bij leerlingen.
Leerlingen zouden bovendien aangeleerd moeten worden om problemen en bepaalde thema’s
in groep bespreekbaar te maken. Het is erg
pijnlijk om als jongere dag in dag uit in een
groep te zitten waar je weinig steun ervaart
van medeleerlingen. Mensen kunnen zo hard
zijn voor elkaar.
Er zouden ook veel meer scholen moeten zijn
waar dieren aanwezig zijn. Paarden bijvoor-
beeld, maar ook kleine dieren en planten. Zorg
voor iets of iemand dragen geeft je een positief gevoel, het brengt rust, het is een soort
therapie. Een dier zomaar 10 minuten aaien
kan een glimlach op het gezicht van een leerling toveren. Het is jammer dat er onder de
leerkrachten vaak weerstand is tegen dieren
op school, want ze hebben nochtans een helend
effect.
Hoe zie je je eigen toekomst?
Anusca: Momenteel volg ik een cursus honden
trimmen omdat ik zo van dieren hou. Ik ben
van plan om ook nog een opleiding tot kapperassistent te doen. Ik hou ook erg van muziek
en schrijven. Ik zing in een band en volg ook
zangles. Mijn droom is ooit een goede singersongwriter te worden. Wie weet?
Realisme versus idealisme
In hoeverre is jullie project vandaag de dag
echt haalbaar?
Patrick Ruysschaert: Vroeger waren we wellicht idealistischer dan nu, maar het landbouwbeleid in Vlaanderen drukt ons met de
neus op de feiten en laat ons soms weinig
ruimte voor alternatieven. Als gemengd en
kleinschalig bedrijf hebben we zelfs meer
kosten dan een grootschalig gespecialiseerd
bedrijf. Voor onze time-outopvang krijgen we
geen subsidie of onkostenvergoeding, omdat
we dan weer te klein zijn. We blijven het
aanbieden omdat we het waardevol vinden,
maar af en toe botsen we wel op onze fysieke grenzen. Dit doet ons meermaals de
vraag stellen naar de haalbaarheid van ons
project.
Welke plannen zijn er nog
voor De Ruisgaard?
© Els De Smet
Bellinda Staelens: Het zal een hele opluchting
zijn als de grote verbouwingswerken achter
de rug zullen zijn. Dan zouden we ons volledig kunnen toeleggen op het boerderijwerk
en het educatieve aanbod.
Het beeld bij de ingang van de zorgboerderij symboliseert de verbondenheid en presentatie.
In het kader van de huidige time-outopvang
willen we nagaan welke kansen de boerderij
kan bieden ter preventie van de niet-gekwalificeerde uitstroom in het secundair onderwijs.
Hiervoor zouden we willen samenwerken met
bijvoorbeeld de lerarenopleiding en scholen
die zich hiervoor willen engageren.
In het spoor van de vorig jaar overleden
priester-dichter Herman Verbeek die voor ons
een grote inspirator is geweest, willen we
ook aandacht blijven geven aan het herontdekken en waarderen van de ziel van de landbouw. Daarom willen we ook met één van zijn
‘boerenzangen’ afsluiten:
het ligt hier rijp en rijk
het graan, de kaas, het fruit,
of het wil zeggen:
kijk, kijk u de ogen uit!
Kijk hoe wij zijn gemaakt,
het mooiste dat er is,
in kleurenkleed en naakt,
doe de gedachtenis.
gedachtenis dat het
gekregen is om niet
herinner u dat het
is gratie wat ge ziet
gratie van het te leen
en niets is uw bezit
bezit ge hebt er geen
bedenkt beaamt ge dit?
Met hun educatief aanbod willen Bellinda en Patrick
kleine veranderingsprocessen op gang brengen.
als ge ter tafel gaat
en deelt wat ge geoogst
dat recht de tafel staat
en dit gebod is hoogst
tafel is klein is groot
tafel is wereldwijd
dit zegt het levend brood
het wordt voor delen tijd
maart 2014
23
Goodpractice van zorgboerderij
‘De Ruisgaard’ @ duurzame school
Schoolcultuur van verbondenheid
•ontvangstruimte voor bezoekers
•‘stille ruimte’ in open lucht
•time-out mogelijkheden
•aandacht voor het lokale en het globale
•consuminderen
•aandacht voor het intergenerationele
•aandacht voor het transcendente
•teambuildingsactiviteiten
•op weg gaan met de ander
•kairostijd i.p.v. chronostijd
•echt luisteren in gesprekken
•spreekkansen voor leerlingen
•zorg voor kwetsbaren
Duurzame infrastructuur
•lokale producten
•hernieuwbare energie
•groene gordel van bomen
•boomgaard
•hergebruik van afbraakmateriaal
•moestuin en serre
•dieren
EDO in het onderwijsaanbod
•spiritueel en maatschappijkritisch verhaal
•totale persoonlijkheidsontplooiing
•met handen en voeten in de aarde
•bezoek aan een ecologische zorgboerderij
•zelf dingen maken
•beleven, ervaren en informeren
•fysieke ‘arbeid’
•zorg dragen voor iets/iemand
EDO-competente actoren
•rentmeesterschap
•kritische zin t.o.v. opgedrongen patronen
•kleinschalige veranderingsprocessen
•verantwoordelijkheid opnemen
•langzaam en bewust leven
Meer lezen over de school vanuit christelijke inspiratie oriënteren naar duurzame ontwikkeling? http://dvt.vsko.be
Forum 1 (2013):
Eén aarde is genoeg voor de hele wereld
Forum 2 (2013):
Zorg voor de schepping
Forum 4 (2013):
Van verhuisfirma tot duurzame holding
Forum 5 (2013):
Een passie voor passief
Forum 9 (2013):
Onderwijzen voor het onbekende
Breedbeeld juni 2013:
Duurzaam ondernemen in een reële ­bedrijfscontext.
En duurzaam bouwen in de leerplannen.
School+Visie juni 2013:
Over het wat en het hoe van educatie voor duurzame ontwikkeling
Profiel van een duurzame school
De transitie naar een duurzame school is een proces waarbij alle
participanten van de school actief betrokken moeten worden. Ook
is het belangrijk dat de school de evolutie naar een duurzame school
kadert binnen het eigen opvoedingsproject en deze onderbouwt
vanuit de christelijke inspiratie. Om dit proces te kunnen realiseren
is een beleidsplan op maat van de individuele school nodig met de
daarin te volgen implementatiestrategie, het vooropgestelde tijdspad en de te realiseren doelstellingen binnen de verschillende
beleidsdomeinen van de school.
Een duurzame school kun je herkennen aan:
• een schoolcultuur van verbondenheid
• EDO in het onderwijsaanbod
• duurzame infrastructuur
• EDO-competente actoren
In de artikelenreeks ‘De school vanuit christelijke inspiratie oriënteren naar duurzame ont­wikkeling‘ in de tijdschriften Forum,
School+Visie en Breedbeeld worden telkens inspirerende voorbeelden aangereikt. Zo wordt gaandeweg in de artikelenreeks een profielschets van een duurzame school opgebouwd.
Els De Smet
Dienst Vakoverschrijdende Thema’s, Pedagogisch Bureau
24
maart 2014
SCHOOLBESTUREN
een welzijnsbeleid op school
De preventieadviseur wikt, het schoolbestuur beschikt
W
elzijn op het werk wordt wel eens herleid tot arbeidsveiligheid. Dat is maar
ten dele juist, want dit is slechts één van de zeven welzijnsdomeinen. Naast
arbeidsveiligheid gaat het immers ook over de gezondheid op het werk, de
psychosociale belasting zoals stress, geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag,
de ergonomie, de arbeidshygiëne, de verfraaiing van de arbeidsplaatsen en het leef­milieu
op de werkvloer.
Het toepassingsgebied van welzijn op het
werk wordt ook wel eens herleid tot personeelsleden. Ook dat is maar ten dele juist.
Het zijn inderdaad in eerste instantie de
personeelsleden – zowel het gesubsidieerd
personeel als de niet-gesubsidieerde arbeiders
en bedienden – die door de wet welzijn gevat
worden. Maar daarnaast worden ook alle leerlingen die een vorm van arbeid verrichten,
met werknemers gelijkgesteld. Het gaat dan
onder meer om de stagiairs en de leerlingen
van de praktijkvakken (PV), sommige kunstvakken (KV) en de beroepsgerichte vorming
(BGV). Wat de wet welzijn betreft, gelden
voor hen dezelfde rechten en plichten als
voor personeelsleden.
lijn, de interne dienst en de externe dienst.
Maar het is het schoolbestuur dat de eindverantwoordelijkheid voor het welzijnsbeleid
draagt. Zelfs als het schoolbestuur een beroep
doet op (externe) deskundigen.
Een wettelijke verplichting
De interne dienst
De wet schrijft een structurele, planmatige
aanpak van het welzijnsbeleid voor. Dat betekent dat in het kader van een dynamisch
risicobeheersingssysteem (DRBS) een globaal
preventieplan (GPP) opgesteld moet worden
voor een periode van vijf jaar en dat hieruit
jaarlijkse actieplannen (JAP) afgeleid moeten
worden. Via risicoanalyses op het niveau van
de organisatie in haar geheel, op het niveau
van groepen van werkposten en op het niveau
van het individu worden risico’s opgespoord
en geëvalueerd. Op basis daarvan worden
preventiemaatregelen uitgewerkt en geïmplementeerd.
Om te beginnen dient elk schoolbestuur een
interne dienst voor preventie en bescherming
op het werk (IDPBW) op te richten. Binnen
de interne dienst is minstens één preventieadviseur werkzaam. Diens opleidingsniveau
hangt af van het aantal werknemers van het
schoolbestuur en van de aard van de risico’s
die in de scholen aanwezig zijn. Het ligt voor
de hand dat bijvoorbeeld in een secundaire
school met studiegebieden zoals mechanicaelektriciteit, hout, bouw, … de aanwezige
risico’s beduidend groter zijn dan in een lagere school.
Wie staat in voor dit alles? Daarover laat de
wet welzijn aan duidelijkheid niets te wensen
over. Niet de preventieadviseur – zoals ten
onrechte wel eens gedacht wordt – staat in
voor het welzijnsbeleid, wel de werkgever. Op
school is dat het schoolbestuur. Uiteraard
laat het schoolbestuur zich in deze opdracht
bijstaan door de leden van de hiërarchische
Op inbreuken op de wet welzijn en haar uitvoeringsbesluiten – de zogenaamde Codex –
staan strafrechtelijke sancties. Daarvoor hoeft
er niet eens een schadegeval of een arbeidsongeval te zijn. De loutere vaststelling van
de inbreuk door een arbeidsinspecteur kan
volstaan. Niet alleen het schoolbestuur, maar
ook de leden van de hiërarchische lijn – directie, TAC, TA, coördinator deeltijds onderwijs,
internaatsbeheerder, … – kunnen dan strafrechtelijk aansprakelijk gesteld worden.
De preventieadviseur moet gelegenheid tot
vorming en bijscholing krijgen en over voldoende tijd beschikken om zijn werkzaamheden te verrichten. Het schoolbestuur kan zich
bij het vastleggen van de minimumduur van
zijn prestaties laten inspireren door de Prebesrichtlijn. Vooraleer de prestatieduur van
de preventieadviseur te wijzigen, dient het
schoolbestuur het advies van het CPBW te
vragen. Voor de aanstelling van de preventieadviseur of voor diens verwijdering uit zijn
functie is zelfs het akkoord van het CPBW
vereist.
De preventieadviseur adviseert het schoolbestuur en de leden van de hiërarchische lijn.
Hij verstrekt zijn adviezen uitsluitend aan
een schoolbestuur waarmee hij een arbeidsovereenkomst heeft. Een preventieadviseur
kan dus geen adviezen verstrekken aan een
school die door een vzw bestuurd wordt waarmee hij geen arbeids­overeenkomst heeft. Als
bijvoorbeeld een basisschool en een secundaire school op aanpalende percelen gelegen
zijn, maar onder verschillende schoolbesturen
ressorteren, dan kan de preventieadviseur van
de secundaire school geen handje toesteken
in de basisschool.
De verantwoordelijkheid voor de opvolging
van de adviezen berust bij het schoolbestuur
en bij de leden van de hiërarchische lijn, niet
bij de preventieadviseur. Indien de preventieadviseur een advies formuleert en het
schoolbestuur volgt dit advies niet, dan berust de aansprakelijkheid bij het schoolbestuur
en bij de leden van de hiërarchische lijn binnen wiens bevoegdheid die beslissing valt.
De preventieadviseur werkt in volledige onafhankelijkheid en mag geen nadeel ondervinden van zijn functie als preventieadviseur.
Hij kan geen lid zijn van de werkgevers– of
werknemersdelegatie in een participatief orgaan zoals de ondernemingsraad, het LOC,
het OCSG, het CPBW of de schoolraad. De
preventieadviseur kan enkel uit zijn functie
als preventieadviseur verwijderd worden om
redenen die vreemd zijn aan zijn onafhankelijkheid of omdat hij niet bekwaam is. Het
feit dat de adviezen van de preventieadviseur
door het schoolbestuur niet gesmaakt worden,
wordt niet als rechtsgeldige reden aanvaard
om de preventieadviseur uit zijn functie te
ontheffen.
Het schoolbestuur kan overwegen om samen
met andere schoolbesturen een gemeenschappelijke interne dienst op te richten, teneinde
de aanwezige preventieadviseurs en de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk in
te zetten over de scholen en zelfs over de
onderwijsniveaus heen. Dergelijke samenwerkingsverbanden worden door het VSKO sterk
maart 2014
25
aanbevolen. In het bijzonder kan dit een
mogelijkheid bieden om basisscholen te laten
delen in de expertise van een goede opgeleide preventieadviseur van een secundaire
school. Binnen een gemeenschappelijke interne dienst mogen preventieadviseurs van
het secundair onderwijs immers wel optreden
in de aangesloten basisscholen.
– dit op zich te nemen. In dat geval vergoedt
het Fonds voor Beroepsziekten (FBZ) de kosten van de gezondheidsbeoordeling.
Jaarlijks dient het schoolbestuur vóór 1 april
bij de arbeidsinspectie (TWW) een jaarverslag
in over zijn werking inzake preventie. Daarnaast stelt de interne dienst maandelijkse
verslagen op die ter beschikking gehouden
worden van de arbeidsinspectie.
Een Comité voor Preventie en Bescherming
op het Werk (CPBW) moet opgericht worden
door elk schoolbestuur dat minstens vijftig
werknemers tewerkstelt. Zulk comité omvat
een delegatie van de werknemers en een delegatie van de werkgevers. De werknemersdelegatie wordt om de vier jaar verkozen. De
eerstvolgende verkiezingen zullen plaatsvinden in het voorjaar van 2016. De werkgeversdelegatie daarentegen wordt autonoom door
het schoolbestuur aangewezen zonder verkiezingen. Het moet dan gaan om leidinggevenden die bevoegd zijn om het schoolbestuur te verbinden. De werkgeversdelegatie
mag niet meer leden tellen dan de werknemersdelegatie – wel minder, maar dat is niet
aan te bevelen. De preventieadviseur is secretaris van het comité, maar is geen stemgerechtigd lid, want hij is geen lid van één
van de delegaties. In principe zit de directeur
van de school het comité voor.
De externe dienst
Elk schoolbestuur moet aangesloten zijn bij
een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk (EDPBW). De overeenkomst
geldt voor onbepaalde duur en is jaarlijks
opzegbaar vóór 1 juli.
De externe dienst staat in voor de taken die
de interne dienst niet kan waarnemen. Een
typisch voorbeeld daarvan is de arbeidsgeneeskunde. Geen enkele school heeft een
arbeidsgeneesheer in dienst, dus moet ze voor
gezondheidsbeoordelingen een beroep doen
op de arbeidsgeneesheer van haar externe
dienst. De taakverdeling tussen de interne
dienst en de externe dienst wordt vastgelegd
in het identificatiedocument dat het schoolbestuur beschikbaar houdt voor de arbeidsinspectie.
Sommige personeelsleden zijn onderworpen
aan een jaarlijkse gezondheidsbeoordeling.
Dat geldt zo voor personeelsleden die belast
zijn met een veiligheidsfunctie of een functie
met verhoogde waakzaamheid, en voor personeelsleden die in contact komen met bepaalde agentia of bepaalde risico’s of met
voedingswaren die bestemd zijn voor verkoop.
Het Comité voor Preventie
en Bescherming op het Werk
Indien het schoolbestuur zich op eigen initiatief opdeelt in twee of meer technische
bedrijfseenheden (TBE), dan moet in elke TBE
waar minstens vijftig werknemers worden
tewerkgesteld, een comité opgericht worden.
Het schoolbestuur kan er bijvoorbeeld voor
opteren om een TBE op te richten voor elke
school of voor elke schoolcampus.
Per onderworpen werknemer betaalt het
schoolbestuur ongeveer € 120 per jaar, voor
de andere werknemers bedraagt dit ongeveer
€ 17. In deze financiële bijdrage is een forfaitaire dienstverlening door de externe dienst
inbegrepen. Het schoolbestuur doet er goed
aan er over te waken dat van dit forfait effectief gebruik gemaakt wordt, zoniet is de
bijdrage aan de externe dienst deels weggegooid geld.
Als er geen comité opgericht kan worden,
nemen de vakbondsafgevaardigden de taken
van het comité waar. Bij ontstentenis van
een vakbondsafvaardiging zijn het de personeelsleden die de taken van het comité uitoefenen. Dat noemt men rechtstreekse participatie. Daartoe stelt het schoolbestuur
enerzijds een register ter beschikking waarin
personeelsleden discreet voorstellen, opmerkingen of adviezen kunnen neerschrijven, en
anderzijds een uithangbord of een ander communicatiemiddel waarmee alle personeelsleden bereikt kunnen worden. Het schoolbestuur
formuleert zijn voorstellen via het uithangbord, de personeelsleden kunnen (anoniem)
reageren via het register.
Ook leerlingen die op stage gaan in een bedrijf of een instelling, kunnen aan het gezondheidstoezicht onderworpen zijn. Het is
de stagegever die de risicoanalyse uitvoert.
Als hieruit blijkt dat een gezondheidsbeoordeling vereist is, dient de externe dienst van
het schoolbestuur – niet van de stagegever
Het comité moet door het schoolbestuur geraadpleegd worden in de gevallen waarin dit
voorgeschreven wordt door de wet welzijn of
de Codex. Het schoolbestuur hoort het comité alle nodige informatie te verstrekken
opdat het met volkomen kennis van zaken
advies zou kunnen uitbrengen.
26
maart 2014
Hoe dient het schoolbestuur de adviezen van
het comité op te volgen? Op adviezen die
met algemene stemmen uitgebracht zijn en
die betrekking hebben op ernstige risico’s
voor het welzijn van de werknemers waarbij
de schade dreigend is, geeft het schoolbestuur
zo vlug mogelijk een conform gevolg. Concreet
wil dit zeggen dat het schoolbestuur dergelijke adviezen hoort te volgen. Indien het
gaat om uiteenlopende adviezen, geeft het
schoolbestuur er een passend gevolg aan. In
alle andere gevallen geeft het schoolbestuur
een gevolg binnen de gestelde termijn. Als
het schoolbestuur niet handelt overeenkomstig de adviezen, er geen gevolg aan geeft
of kiest tussen uiteenlopende adviezen, deelt
het schoolbestuur de redenen hiervan mede
aan het comité.
De bevoegdheden
van het Comité
De bevoegdheden van het comité zijn uiteenlopend.
• Zo moet het CPBW zich akkoord verklaren
met onder meer de aanwijzing, de vervanging of de verwijdering uit functie van de
preventieadviseur en de vertrouwenspersoon.
• Het CPBW moet advies verlenen, onder meer
over het dynamisch risicobeheersingssysteem (DRBS), het globaal preventieplan
(GPP), het jaarlijks actieplan (JAP), de
minimumduur van de prestaties van de
preventieadviseur, de aanwijzing van de
hulpverleners, de inrichting van het verzorgingslokaal voor eerste hulp, de keuze,
de aankoop en het gebruik van arbeidsmiddelen, …
• Het CPBW is verplicht opvolging te geven,
onder meer aan de werking van de interne
dienst, aan klachten van personeelsleden
inzake welzijn, aan ernstige arbeidsongevallen of ernstige risico’s met dreigende
schade.
• Het CPBW moet contact onderhouden met
het schoolbestuur, de leden van de hiërarchische lijn, de preventieadviseur en de
personeelsleden. De leden van het schoolbestuur kunnen zich dus niet aan deze
contacten onttrekken.
• De leden van het CPBW hebben recht op
opleiding, bijvoorbeeld over preventiemaatregelen, procedures, rechten en plichten
inzake psychosociale belasting van de
personeelsleden, of over voorzorgsmaatregelen inzake gevaarlijke stoffen.
• Daarnaast kan het comité zelf initiatieven
nemen. Het CPBW kan bijvoorbeeld het
schoolbestuur verzoeken om van gevaarlijke stoffen monsters te nemen en te analyseren of om zich te laten bijstaan door
een deskundige. Het CPBW kan voorstellen
doen, bijvoorbeeld inzake onthaal, begeleiding, vorming en sensibilisering van
(nieuwe) personeelsleden, of inzake de
verfraaiing van de arbeidsplaats.
• Ten slotte heeft het CPBW recht op informatie, onder meer inzake de lijst van de
onderworpen werknemers, de resultaten
van de risicoanalyses, het verslag van de
externe dienst na een interventie, de resultaten van analyses en controles, het
milieubeleid, de bestelbon, de leveringsdocumenten en het indienststellingsverslag
bij de aankoop van arbeidsmiddelen of
beschermingsmiddelen.
Nog enkele
aandachtspunten
Ten slotte geven we in een notendop nog
enkele punten mee die niet aan de aandacht
van het schoolbestuur mogen ontsnappen.
• Het schoolbestuur dient een arbeidsongevallenverzekering af te sluiten voor zijn
niet-gesubsidieerde personeelsleden en voor
haar leerlingen-stagiairs die in een bedrijf
of een instelling beroepservaring gaan
opdoen.
• Als verscheidene schoolbesturen eenzelfde
of aanpalende campussen delen, dienen ze
hun noodplanning, hun brandbeveiliging
en hun evacuatieplannen en –oefeningen
op elkaar af te stemmen.
• Het schoolbestuur dient afspraken te maken indien derden gebruik maken van zijn
accommodatie (leslokalen, theaterzaal,
sporthal, speelterreinen e.d.). Deze afspraken hebben betrekking op evacuatie en
eerste hulp, ook indien deze activiteiten
buiten de normale schooluren, tijdens de
weekends of tijdens de schoolvakanties
plaatsvinden.
• Het schoolbestuur dient afspraken vast te
leggen met aannemers en zelfstandigen
die werkzaamheden op zijn terreinen uitvoeren, teneinde de veiligheid van het
personeel en de leerlingen te waarborgen.
Deze afspraken omvatten onder meer informatie betreffende de risico’s die op
school aanwezig zijn en de genomen preventiemaatregelen, en de procedures inzake eerste hulp, brandbestrijding en
evacuatie. Aannemers die hun veiligheids­
verplichtingen niet naleven, moeten door
het schoolbestuur geweerd worden.
• Bij werkzaamheden met twee of meer aannemers dient een veiligheidscoördinator
aangesteld te worden. Deze veiligheidscoördinator kan een personeelslid van de
school zijn, indien dit personeelslid de
vereiste opleiding met succes voltooid
heeft.
• Personeelsleden of leerlingen die op school
werkzaamheden aan elektrische installaties
verrichten, dienen vooraf door het schoolbestuur BA4 of BA5 verklaard te worden.
• Bij de aankoop van arbeidsmiddelen (ma­­­­chines,
apparaten, gereedschappen, installaties), van
persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) en
van collectieve be­­scher­mingsmiddelen (CBM)
dient het schoolbestuur de wettelijke aankoopprocedure toe te passen. Deze procedure omvat voorschriften inzake bestelling,
levering en indienststelling.
geleverd door derden (bijvoorbeeld busvervoer van leerlingen).
• Voor alle arbeidsmiddelen dienen gebruiks–,
veiligheids– en onderhoudsinstructies aanwezig te zijn. Dit geldt bijvoorbeeld voor
het koffieapparaat in de leraarskamer, het
fotokopieerapparaat van het secretariaat,
de toestellen in de keuken, de computers
in de computerklassen, de gereedschappen
van de klusjesman, de machines in de werkhuizen.
• Indien het schoolbestuur producten op de
markt brengt of diensten levert, bijvoorbeeld in het kader van de praktijkvakken,
dan moet het schoolbestuur er over waken
uitsluitend veilige producten en diensten
aan te bieden. Dit betekent dat alle toepasselijke normen rigoureus nageleefd moeten
worden. Het schoolbestuur is aansprakelijk
voor gebreken in het product.
• Indien het schoolbestuur een machine in
de handel brengt, bijvoorbeeld in het kader
van de praktijkvakken, dan moet de machinerichtlijn nageleefd worden.
• De schoolkeukens moeten voldoen aan de
criteria van de controlelijst inzake grootkeukens van het Fedederaal Agentschap
voor de Veiligheid van de Voedselketen
(FAVV).
• Bij de organisatie van actieve ontspanningsevenementen (kajakken, paardrijden,
muurklimmen, mountainbiken, …) of van
extreme ontspanningsevenementen (benjispringen, death ride, …) dient het schoolbestuur de wettelijke voorschriften na te
leven.
Jaak Palmans
Stafmedewerker VSKO
• De aankoopprocedure is eveneens van toepassing op sport– en speeltoestellen en
gevaarlijke stoffen en preparaten. Ze wordt
bij voorkeur ook toegepast op diensten
maart 2014
27
OPVOEDINGSPROJECT & PASTORAAL
de passie
een multimediaal paasevent
O
p 17 april 2014 vormt Merchtem het decor voor de eerste editie van “De Passie”!
Dit spraakmakende multimediale event vertelt op een hedendaagse manier de
laatste uren van Christus’ leven, dood en verrijzenis: het eeuwenoude paasverhaal
over vriendschap en ontrouw, over verraad en marteling, maar ook over hoop en liefde
komt opnieuw tot leven… Het VSKO ondersteunt het event volmondig.
Eerste editie in Vlaanderen
De “Manchester Passion” kende zijn allereerste opvoering in 2006 in Groot-Brittannië.
Ondertussen is dit hedendaagse passiespel
ook in Nederland uitgegroeid tot een grote
publiekstrekker. De edities in Gouda, Rotterdam en Den Haag lokten tienduizenden enthousiaste bezoekers en vorig jaar volgden
meer dan 2 miljoen Nederlanders de meeslepende opvoering op tv. Groningen is de gaststad voor de vertelling in 2014. Onderzoek
wees uit dat 75% van de Nederlandse jongeren de betekenis van Pasen niet kennen. Het
doel van het evenement bestaat erin jonge
mensen in aanraking te brengen met het passieverhaal.
Leen Merckx, federatiecoördinator van de
parochiegemeenschap, en haar man Frank
Meysman, een gerenommeerd zakenman, namen het initiatief om de eerste Vlaamse opvoering van De Passie op touw te zetten. Hun
dochter woont in Nederland en bracht hen
op de hoogte van het succes van de Nederlandse versie van De Passie. “We willen het
passieverhaal ook in Vlaanderen naar jonge
mensen brengen, omdat dit verhaal, dat eigenlijk gaat over een stuk van onze geloofsgeschiedenis, bij jongeren niet meer zo bekend
is. Het is een warm verhaal, een verhaal dat
niet eindigt met de dood, maar met de verrijzenis”, zegt Meysman.
Met staanplaatsen rond het grote podium van
Vlaanderen Muziekland baadt het event in de
sfeer van een muziekfestival. Grote schermen,
videoclips en Nederlandstalige muziek vervolledigen het plaatje en maken van het geheel
een adembenemende en onvergetelijke ervaring! Pater Karel Stautemas, pastoor in Merchtem, gelooft dat De Passie een jong publiek
kan aanspreken. “De hedendaagse taal vinden
om Jezus’ boodschap te kunnen brengen is
misschien wel het moeilijkste vandaag de
dag. Ik denk dat het concept van De Passie
een antwoord kan zijn vanuit onze kerk.”
Aan de hand van populaire songs van onder
meer Clouseau, Yasmine, Stef Bos, Raymond
van het Groenewoud en Marco Borsato wordt
het lijdensverhaal aan het grote publiek ver-
28
maart 2014
teld. “We hebben bewust gekozen voor Nederlandstalige liedjes. Deze liederen met hun
oorspronkelijke tekst krijgen in het kader van
De Passie een diepere dimensie”, aldus initiatiefneemster Leen Merckx.
Event onder leiding
van Stijn Coninx
“Het verhaal over het leven en de dood van
Christus is één van de scharniermomenten
in onze geschiedenis. Het is een verhaal dat
moet blijven verteld worden.”
(Stijn Coninx, regisseur)
Een indrukwekkend team van professionals
en lokale bewegingen slaat de handen in
elkaar om deze eerste Vlaamse editie vorm
te geven.
De regie van dit multimediale paasevent is
in handen van Stijn Coninx: “Het is een verhaal dat grenzeloos is, tijdloos en wereldwijd
verspreid. Voor mij is het niet gebonden aan
een of andere levensvisie. Het is dramatisch,
maar tegelijk ook hoopvol. Het gaat over
zaken die alle dagen opnieuw gebeuren. Ik
ga de visie van anderen en mijn visie samenbrengen om dit project te realiseren”. Ook
Eric Melaerts, die goede bands en livemuziek
garandeert, en Dirk Brossé zetten hun schouders onder dit project.
Vlaams en lokaal talent
“Ik krijg steeds meer een Fata Morganagevoel bij dit verhaal. Het is klein begonnen,
maar het wordt alsmaar groter en groter.
En iedereen kan meedoen, iedereen kan zijn
steentje bijdragen.”
(Geena Lisa)
De hoofdrollen van het paasverhaal worden
vertolkt door zowel Vlaams als lokaal talent.
Geena Lisa neemt de rol van Maria op zich:
“Het is zo’n mooi figuur. Ik ben zelf ook moeder, dus ik denk wel dat ik die liedjes zal
kunnen overbrengen. We gaan de muziek en
het verhaal laten spreken.” Overige rollen zijn
toebedeeld aan musicalartiest Jonathan Demoor (Jezus), operazanger Piet Vansichen
(Pilatus) en pater Karel Stautemas. Deze
laatste zal de rol van Petrus vertolken en
herkent zichzelf in zijn personage: “Ik ben
heel impulsief. Maar ik weet altijd heel goed
waar ik voor sta en waar ik naartoe wil. En
dat was Petrus denk ik ook. Die had voor
zichzelf een eigen levensproject. Hij is met
Jezus van Nazareth op weg gegaan, hij werd
Selfie-campagne
Jongeren maken een selfie van een
30-tal seconden met hun smartphone, iPhone of webcam en mailen
hun video vóór 28 maart 2014 naar
[email protected]. Een selectie
uit de inzendingen zal op 17 april
op een groot scherm getoond worden
en gedeeld met de vele aanwezigen.
De meerderheid van de ingezonden
video’s zullen bovendien verschijnen
op www.depassie.be.
maart 2014
29
ook overrompeld door die persoon. Gaandeweg
heeft Petrus geleerd wie Jezus was, wat Zijn
boodschap inhield en dat heeft die man gemaakt wie hij uiteindelijk geworden is.”
­Jonathan Demoor vindt het een mooie
­theatrale uitdaging om Jezus te spelen in
zo’n groot evenement. “Vechten voor het
goede, niet alleen vechten voor je eigen belangen, maar voor die van een ander. Dat is
wat Jezus deed. En dat competitieve, dat
strijdvaardige zit ook in mij.”
Rik Torfs, rector van de KU Leuven, bewerkt
de teksten voor de opvoering en krijgt de rol
van verteller toegewezen. Hij vindt het passieverhaal ook in deze tijd nog relevant: “In
feite kan je zeggen dat wijzelf die karakters
zijn. Ik vind Pontius Pilatus een sympathieke man, in die zin dat hij zich de vraag stelt
wat waarheid is. Hij twijfelt even om de verkeerde keuze te maken en maakt hem vervolgens niet. Hij laat anderen de keuze maken.
Dat is sympathieke lafheid, die eigenlijk heel
wat lof verdient. Judas is iemand die verraad
pleegt door zich in eerste instantie toch nog
als vriend voor te doen. Er zijn veel mensen
die verraad plegen omwille van het algemeen
welzijn. Christus, de persoon die in dit verhaal
ten onder is gegaan, is de absolute inspirator
geworden van onze cultuur en beschaving.
En dat is toch iets heel sterks, want het is
de omkering van alle waarden: de verliezer
die uiteindelijk de winnaar wordt, terwijl wij
zo gemakkelijk voor de schijnbare winnaars
kiezen.”
Wij verwachten jou!
Merchtem is de trotse gastlocatie van deze eerste Vlaamse opvoering van “De Passie”.
Om 19.00 uur is er de mogelijkheid om de Witte Donderdagviering in de kerk van
Merchtem bij te wonen. Het evenement zelf begint om 20.30 uur en het einde is gepland
om 22.15 uur. De toegang tot het event is gratis.
Vanuit verschillende opstapplaatsen in Vlaanderen worden bussen ingezet om bezoekers
ter plaatse te brengen. Een zitplaats reserveren kan aan een vaste prijs van € 10 per
persoon (heen en terug) via de website www.depassie.be. Bezoekers die zelf 40 of 50
mensen verzamelen, sturen een mail naar [email protected] en worden op een plaats
naar keuze opgehaald. Onder de busverantwoordelijken, diegenen die meer dan 40
mensen bijeenbrengen, wordt bovendien een 5-daagse reis voor 2 personen naar ­Jeruzalem
(vlucht en hotel) verloot.
Reeds verschillende scholen hebben al aangegeven dat ze één of meerdere bussen naar
Merchtem zullen inleggen.
Wanneer?
Selfie-campagne
Tijdens dit grootse muziekoptreden, waar
duizenden mensen aanwezig zullen zijn, zullen een aantal selfies, video’s die personen
van zichzelf nemen, geprojecteerd worden,
die een antwoord geven op de vraag “Wat
betekent het passieverhaal voor jou vandaag?”
Jongeren kunnen vertellen wat hen aanspreekt
in het passieverhaal, in welke personages ze
zichzelf herkennen of wie hun held is in dit
verhaal. Ze maken een selfie van een 30-tal
seconden met hun smartphone, iPhone of
webcam en mailen hun video vóór 28 maart
2014 naar [email protected]. Een selectie
uit de inzendingen zal op 17 april op een
groot scherm getoond worden en gedeeld met
de vele aanwezigen. De meerderheid van de
ingezonden video’s zullen bovendien verschijnen op www.depassie.be.
30
maart 2014
Donderdag 17 april 2014 om 20.30 uur
(Witte Donderdagviering om 19.00 uur in de kerk van Merchtem)
Waar?
In het centrum van Merchtem (bij Brussel)
Prijs?
Gratis toegang tot het event
Meer informatie op www.depassie.be
Contact: [email protected]
Beelden van The Passion in Nederland kan je hier zien:
http://www.youtube.com/watch?v=rJNSp8Alb-o
IS VERSCHENEN
Wilt u grasduinen in het archief van School+visie of het nieuwe nummer downloaden?
Surf dan naar www.vvkbao.be > inloggen > School+visie-zoeker.
Driemaandelijks tijdschrift
VVKSO - Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs
Inhoudsopgave
WOORDJEVAN
…
SOCIALEMIxOP
SChOOL:EVENL
OSVANhETINS
ChRIJVINGSD
diMertens,diens
ECREET…
tdiversiteitsbeleid
KULeuven(Pijls
D.)
Interviewmethei
4
TWEELUIK
5
*VERPLIChTETAA
LSCREENINGVO
ORALLENIEUWE
*WATGEBEURTN
LEERLINGENINS
UAL?(DevosR.)
OVANAf1SEPT
EMBER2
014?!(LippensM
,MasquillierB.)
Dossier ‘er
valt nog vee
l te leren’
KOPzORGEN
?!Overhersenen
,gedragensturin
gvandeadolesce
GEMAKKELIJK
nt(LafosseC.en
ERLEREN(Mae
DammekensE.)
neG.)
WATERDRINKEN
UITEENBRANDK
RAAN
Netwerklerenenu
itproberen:nieuw
eleerstrategieën
vandegeneratio
VERRIJKINGSUU
nWhy?(SmitsB.)
R:PROJECTLEREN
STUDERENM
ETPLEzIERINDE
LERENMEISJESA
EERSTEGRAAD
NDERSDANJON
(CoxT.)
GENS?(VanThie
nenJ.)
SNELLEESSTRATE
GIEëNOfhO
EhETBREININTE
Getuigenisuitde
NSIEVERBETREK
eerstegraad(Swe
KENBIJDELES
versM.)
TAAL,SOMSEEN
STRUIKELBLOKO
MTELEREN?
*Jan-van-Ruusbro
eckollege(Bissc
hop
V.,ThielemansV
*Maria-Boodscha
.)
plyceum(VanWic
helenK.)
afgiftekantoor BRUSSEL 4
P806262
Guimardstraat 1 - 1040 Brussel
maart‘14-mei ‘14
jaargang 6 – nr. 3
verschijnt vierm
aal per jaar
ADVERTENTIES
8
11
15
16
23
28
32
36
38
41
43
45
24/02/14 10:10
maart ‘14 - mei ‘14
BB Jg 6 n°3.in
dd 3
breedb3
eeld
21/02/14 11:47
maart 2014
31
Vasten
Leeftocht
‘Door merg en been’
XXL
Bezinnende
PowerPoint
vasten Bezinnings­­kaartjes
aanbod Uitgeverij
2014
Muurkranten
© Koen Lemmens
vastenaffiche
Vasten:
‘doet het je wat?
wat doe je er mee?’
Vasten hoeft niet spectaculair te zijn.
Het gaat erom terug te keren naar de bron op zulke
Zacht/hard, (kruis)hout/steen.
Een uitgesleten steen door het leven, of de natuur?
Zachte witgrijze vegen die al van Pasen willen spreken.
wijze dat er een nieuw begin opborrelt.
Een bewustzijn van inkeer, soberheid,
solidariteit en verzoening.
Een verstilde beweging naar een betere wereld.
INKEER: DE STEEN DIE VERLAMT OPTILLEN
Als we van mensen houden, gebeurt er wat met ons. Plots wordt ons leven lichter. Maar als we diezelfde mensen aan de dood moeten afstaan,
snijdt de pijn des te harder. Het verlies gaat door merg en been. We huilen van verdriet. We zien geen hand meer voor ogen. Tot er iemand naar
ons toekomt en met ons meehuilt. Een mens die gelooft in ons verdriet. Een mens die ons verdriet lichter maakt. Omstandigheden verandert hij
niet, maar zijn ontroering verandert ons.
SOBERHEID: DE SCHOONHEID ZIEN IN ELKE STEEN
Wat is er mis met ontroering? Het is zonder pathos, sober innerlijk bewogen worden. Ontroering is altijd echt. Verdriet zonder franje of vreugde
zonder geweld. Schoonheid brengt tranen van menselijk geluk. Ontroering is als het ware vasten met gevoelens. In alle eenvoud je gevoelens laten
zien, is als het raam opengooien van je binnenkant. Hier ben ik, zonder schroom. Ontroering doet alles stromen en niets blijft nog hetzelfde.
SOLIDARITEIT: EEN STEENTJE BIJDRAGEN
Verhalen over solidariteit zijn meestal erg persoonlijk en daardoor ontroerend. Ze vertellen hoe mensen geraakt worden door het verlangen van
anderen: verlangen naar waardigheid, zelfbeschikking, erkenning, dagelijks brood en drank. Het hoeft niet veel te zijn. Solidariteit bestaat niet
uit grote woorden. Een klein gebaar volstaat.
VERGEVING: DE STEEN DIE VEROORDEELT LOSLATEN
Ontroerd worden door de misstap van de leerling, toont de grootsheid van de meester. Hem of haar meenemen op een weg van herstel, is als
een leerschool in wederzijds begrip. Littekens blijven, maar de toenadering naar en het respect voor elkaar groeien. Leven in vergeving betekent
dat je steeds afhankelijk blijft van de barmhartigheid en de liefde van anderen. Wat er ook gebeurd is in een mensenleven, de ontferming brengt
leven. Echt leven ...
Leeftocht – Maandelijkse inspiratiebron – Een verademing voor onderwijsmensen – Proviand voor onderweg.
Surf ook naar pastoraal.vsko.be, Leeftocht, vasten & Pasen . Online vind je de rubriek Extra extra large (XXL).
Het Leeftochtnummer van maart en de vastenaffiche ontving je reeds samen met de januari-editie van Forum.
In de vorige Forumuitgave verscheen een artikel met een duiding rond het vastenaanbod 2014 en bij dit
maartnummer vind je het Leeftochtnummer voor april ‘Met open ogen’
Jg. 29, Oprapen of laten liggen
nr. 7, maart 2014