Kijken en krijten

Kijken en krijten
Groep: 1 - 2
Welke kleren trek jij ’s ochtends het liefst aan? Is
dat de tuinbroek die zo lekker zit? Een mooie
bloemetjes jurk? Of het T-shirt met je
lievelingsplaatje? In deze les kijken we naar
verschillende soorten kleren en hoe de stofjes er
uitzien. Met stoepkrijt teken je een klasgenoot
levensgroot na, compleet met gebloemde rok of
streepjesbroek.
Onderwerp: stoepkrijt, kleding
Dimensie: 2D
Beeldaspect: vorm (omtrekvorm,
stand ledematen), compositie
(patroon/versiering), kleur (pastel/fel)
Materiaal/techniek: tekenen met
stoep- en bordkrijt op het schoolplein
Type les: naar de waarneming
Vakgebied: mens en samenleving
Opdracht:
Teken met stoepkrijt je klasgenoot levensgroot op het
schoolplein. Kleed de figuur aan, door goed te kijken
naar de vorm van de kleren. Laat, door gebruik te
maken van patroontjes en kleuren, zien welke kleren
hij/zij aan heeft.
Je hebt nodig:
o
Stoepkrijt (dik, meestal in pastelkleuren)
o
Bordkrijt (dun, meestal in felle kleuren)
BASISPLAN - LEERDOELEN
Betekenis
De kinderen weten dat er verschillende soorten kleren zijn. Ze
verschillen in vorm, soort stof en in versiering (patronen). Ieder kind
heeft wel lievelingskleren: kleren die lekker zitten, favoriete kleuren of
afbeeldingen die aanspreken.
Beschouwing
De kinderen bekijken foto’s van mensen in diverse kleren en zien: -dat er
verschillende kledingstukken zijn: jurk, rok, broek, T-shirt, trui, bloes, jas. –
dat de stofjes verschillende patronen hebben: gestreept, effen, gebloemd,
geruit, bolletjes, vlekjes, figuren. –dat de mensen in verschillende houdingen
staan.
Vorm
De kinderen werken vanuit een omtrekvorm of contour en letten op de
stand van de ledematen (vorm). Ze bootsen patronen na door het zetten
van lijntjes, stipjes, krasjes (compositie). Ze maken hun kleren zo echt
mogelijk na door goed te letten op de kleuren: pastel of fel (kleur).
Werkwijze
De kinderen kunnen: - een klasgenoot omtrekken met krijt. – krijt toepassen
als vlekken, lijnen, arceringen. Ze weten het verschil tussen bord- en
stoepkrijt: dikke of dunne punt, pastelkleur of felle kleur.
Materiaal
Stoepkrijt en bordkrijt in diverse kleuren.
Onderzoek
De kinderen onderzoeken: -hoe ze een kledingstuk in goede verhouding
kunnen tekenen. –hoe ze gelijkende patronen kunnen maken. –de stand van
het lichaam.
LES - PROCESFASEN een korte handleiding
Organisatie
o
o
o
o
o
Tijdsduur: 60 minuten liefst opgesplitst in twee delen om kinderen in geschikte kleding
naar school te laten komen.
Introductie en informatiefase (20 minuten)
Instructie, uitvoering en nabeschouwing (40 minuten)
Bedenk vooraf hoe de lichamen geplaatst worden: in een cirkel, lijn, vierkant, twee aan
twee, of nog anders.
Zoek een geschikt verhaal uit om de les te starten, zie onderstaande suggesties.
Introductie
o
Lees een verhaal voor over kleren en aankleden en bespreek het kort. Stel vragen als:
Wie kiest ’s ochtends zelf zijn kleren uit? Wie gaat er mee kleren kopen? Wat zijn je
lievelingskleren? Zijn er kledingstukken die je nooit aan doet? Waarom niet? Bekijk de
kleren die de kinderen op dat moment aan hebben. Zoek soort bij soort. Wie heeft er
allemaal een broek, rok, jurk aan? Vergelijk nu de stoffen. Wie heeft er een effen stof?
Wie heeft er bloemetjes stof? Wie heeft er ruitjes of streepjes?
Informatie
o
Bekijk de foto’s van verschillende kledingstukken en benoem overeenkomsten en
verschillen (kijkvoorbeelden 1, 2 en 3). Mogelijke antwoorden: zelfde of ander
meisje/jongen, zelfde stand van het lichaam/stand van ledematen is verschillend,
dezelfde kledingstukken/andere kledingstukken, dezelfde patronen of kleuren. Beëindig
het gesprek met het verzoek of ze morgen kleren met patronen aan willen trekken.
Instructie
o
Ga naar het schoolplein en leg uit dat zij elkaar levensgroot (ware grootte) moeten
tekenen. Hoe kan je dat handig doen? Laat een kind op de grond liggen en trek het om
met krijt. Leg uit dat je nu een omtreklijn of contour hebt gemaakt. Laat zien dat je in de
stand van het lichaam kan variëren (techniekstappen 1).
o
o
o
o
o
Uitvoering/
Begeleiding
o
o
o
Nabeschouwing
Accenten of
opmerkingen
o
Verdeel de kinderen in tweetallen en laat ze elkaar omtrekken.
Leg uit dat ze elkaar nu gaan aankleden. Doe voor hoe de hals van een T-shirt loopt, tot
waar de mouwen komen en hoe lang het shirt is. Doe verschillende kledingstukken voor.
Doe daarna voor hoe je een patroon tekent. Zet lijntjes, stipjes, veegjes, bloemetjes of
teken ruitjes.
Leg uit wat het verschil is tussen stoepkrijt en schoolbordkrijt: dikke of dunnen punt,
pasteltinten of felle kleuren.
Geef aan dat de kinderen aan het eind ook het gezicht en de haren mogen tekenen.
Let op dat ze de omtreklijn precies langs het lijf tekenen. Wijde kleren en haren tegen het
lijf drukken of onder het lichaam vouwen.
Laat ze goed naar de ander kijken. Welke kleren heeft hij/zij aan? Waar begint een shirt
of een broek? Hoe zit het om het lijf?
Laat ze goed naar de patronen kijken. Hoe kan je die het beste natekenen?
Maak van de nabeschouwing een spelletje. Laat eventueel de kleuters uit groep 1
meedoen. Laat 1 kind de krijttekening bij het echte kind zoeken. Vergelijk dan. Kijk vooral
naar het soort kleding en de patronen. Herhaal dit een paar keer. Je kan ook nog vragen
stellen als: Welk kind heeft kleren met een druk patroon aan? Wijs eens aan? Welk kind
heeft kleding met een bloemetjes patroon? Welk kind heeft kleding met lijntjes of ruitjes?
Welke kleren van een ander zou jij graag aandoen? Waarom?
Pelles nieuwe kleren – Elsa Beskow, 2008
Aankleden kan ik zelf – P. Muller, 2011
De nieuwe kleren van de keizer – Christian Andersen
Maak van de stoeptekeningen foto’s, want na een regenbui is alles helaas weer weg. Zo’n foto kan je opnemen in een
digitaal portfolio. Kijk voor meer informatie op de website bij didactiek/digitaal portfolio.
Lesbeschrijving uit ‘Laat maar Zien’
Online methode voor Beeldend Onderwijs en Cultuureducatie
© 2011 Auteur:
Mech Benjaminsen
Stichting Beeldend Onderwijs
www.laatmaarzien.com