4 4 d e p s yc h o lo o g / j u l i -a u g u s t u s 2 0 1 4 Als iemand je keuzemogelijkheden inperkt, is de kans groot dat je die ander daarom minder aardig vindt. Dat illustreert recent onderzoek naar social mindfulness. Anders dan de naar binnen gerichte aandacht van mindfulness, gaat social mindfulness over welwillend aandacht hebben voor anderen op een manier die zoveel mogelijk rekening houdt met andermans autonomie. Dat blijkt een goede en toepasbare strategie in vele vormen van sociale interactie, stellen Niels van Doesum en Paul van Lange. d e p s yc h o lo o g / j u l i -a u g u s t u s 2 0 1 4 4 5 s o c i a l m i n d f u l n e ss N i e l s va n D o e s u m e n pa u l va n l a n g e aandacht voor andermans autonomie Social mindfulness M indfulness mag zich verheugen in een nog altijd groeiende populariteit binnen de psychologie. Vanuit de oorsprong in het boeddhistische gedachtegoed heeft het zijn weg gevonden naar psychotherapie en op geestelijk welzijn gerichte trainingen. De therapeutische effecten van mindfulness-oefeningen zijn wetenschappelijk aangetoond (bijv. Brown, Ryan & Creswell, 2007; Grossman et al., 2004; Shapiro, 2009). Ook het dagelijks leven lijkt te profiteren van een gezonde dosis mindfulness (bijv. Langer, 1989); zo kan mindfulness bijdragen aan een betere zelfregulatie, waardoor het zelfs ingezet zou kunnen worden in de strijd tegen overgewicht (Papies, Barsalou & Custers, 2012). Toch is er bij al deze belangstelling een belangrijke dimensie van de originele betekenis grotendeels verloren gegaan: het sociale aspect (Black, 2011). In de boeddhistische traditie staat mindfulness vrijwel nooit op zichzelf, maar wordt het bijvoorbeeld tegelijk aangeleerd met de ‘vier onmetelijkheden compassie, liefhebbende vriendelijkheid, medelevende vreugde en gelijkmoedigheid’ (Wallace, 2004). Dat is bedoeld om niet alleen een gezonde individuele emotieregulatie tot stand te kunnen brengen, maar ook om een gevoel van verantwoordelijkheid en vriendelijkheid jegens anderen te onderhouden (Shaver et al., 2007). In de ultieme laatste stap, het nirwana, wordt in het boeddhisme het onderscheid tussen het zelf en de ander zelfs helemaal opgeheven. De accepterende aandacht voor het heden die in boeddhistisch georiënteerde mindfulness wordt beoefend, geldt daarmee niet alleen het zelf maar ook de totaliteit van de levende wereld die daarmee samenhangt. In de westerse psychologie heeft de wetenschappelijke benadering van mindfulness enige afstand genomen van de spirituele connotaties. Daardoor is het zwaartepunt komen te liggen bij het individuele welzijn van degene die mindfulness beoefent (Shaver et al., 2007). Weliswaar is er bij de naar binnen gerichte aandacht ook ruimte voor hoe de omgeving in het hier en nu op het individu inwerkt, maar andersom is er minder belangstelling voor hoe dat individu op hetzelfde moment de omgeving zou kunnen beïnvloeden. Het accepterende, open, waardevrije en op het heden gerichte bewustzijn dat inherent samenhangt met mindfulness (Kabat-Zinn, 2003) biedt echter juist bij uitstek de gelegenheid om naast het zelf ook de ander de ruimte te geven. Dáár gaat social mindfulness over. benevolent awareness In de meest basale vorm betekent social mindfulness welwillend aandacht hebben voor anderen; in het Engels zou je dat benevolent awareness kunnen noemen. Daarbij gaat het niet gewoon om weten dat iemand anders aanwezig is, maar om een specifiek soort aandacht die open, accepterend en waardevrij moet zijn. Net zoals in meditatieoefeningen de adem, emoties en andere processen binnen het zelf onbevooroordeeld tegemoet worden getreden en van een afstand bekeken, kan die observerende en waardevrije beschouwing worden uitgebreid naar de levende wereld die het zelf omringt. Mindful aandacht besteden aan de ander bestaat daarom niet uit het eenzijdig bepalen van wat waardevol 4 6 d e p s yc h o lo o g / j u l i -a u g u s t u s 2 0 1 4 s o c i a l m i n d f u l n e ss n i e l s va n d o e s u m e n pa u l va n l a n g e voor die ander kan zijn, maar uit een nieuwsgierige benadering van wat de ander zelf zou willen. Zo worden anderen zoveel mogelijk in hun waarde gelaten. De waardering voor de ander wordt onder meer uitgedrukt in het opschorten van de evaluatie van de situatie. Het begrip social mindfulness zoals hier uitgewerkt, bouwt voort op eerder eigen onderzoek (Van Doesum, Van Lange & Van Lange, 2013). In deze context betekent social mindfulness dat men zich bewust wordt van het perspectief en de (mogelijke) wensen van de ander(en) in een gedeelde sociale situatie, waarna het belang van die ander wordt meewogen in de eigen beslissingen. Maar anders dan gewoon letten op iemands voorkeuren, wat op vele manieren kan, gaat het bij social mindfulness ook over wensen of behoeften waarvan we ons niet altijd bewust hoeven zijn. In onze eerste operationalisatie van social mindfulness wordt vooral aandacht besteed aan respect voor de keuzevrijheid van de ander. Het gaat dan met name om het behoud van de autonomie van de ander. Autonomie wordt ook wel gezien als een psychologische basisbehoefte (Deci & Ryan, 2012; zie ook Snijder-van den Eerenbeemt, 2002). Een op social mindfulness gebaseerde open en accepterende grondhouding maakt dat anderen de gelegenheid krijgen om die basisbehoefte zo goed mogelijk te bevredigen. Hoe social mindfulness in de praktijk kan werken, is eenvoudig te illustreren. Of beter gezegd, hoe de afwezigheid ervan nogal opvalt; respect voor autonomie verschijnt of verdwijnt immers ook in de meest alledaagse beslissingen. Stel, u gaat met iemand een kopje koffie drinken en besluit daar wat lekkers bij te nemen. In de vitrine van het café liggen nog precies twee stukken appeltaart en een stuk chocoladetaart. Zonder met u te overleggen pakt de ander meteen het stuk chocoladetaart en begint smakelijk te eten. Wat zou u daarvan denken? En wat zegt het over de ander? Ook al vindt u appeltaart best lekker, de kans is groot dat u licht teleurgesteld bent en de ander misschien even wat minder aardig of sociaal vindt. Die ander heeft namelijk uw keuzemogelijkheden beperkt. Daarmee is er een signaal afgegeven dat iets zegt over – of misschien wel verandert aan – de relatie tussen u beiden. Meten van social mindfulness Een soortgelijke situatie ligt ten grondslag aan de nieuwe experimentele taak die we onlangs hebben ontwikkeld en getest (Van Doesum et al., 2013). Ook daarin worden mensen gevraagd om als eerste van twee personen een aantal keer een keuze te maken uit een serie bijna identieke producten waarvan er eentje net even anders is: twee gele petjes en een groene, of drie eenpersoonskuipjes met aardbeienjam en eentje met abrikozenjam. In deze taak wordt expliciet vermeld dat een eenmaal gekozen product niet meer beschikbaar zal zijn voor de ander. Impliciet houdt dit in dat de beslissing van de een de mogelijkheden van de ander bepaalt; kiest de eerste persoon het unieke product (chocoladetaart), dan heeft de tweede persoon geen echte keuze meer. Dit wordt gescoord als ‘sociaal niet mindful’; het gaat immers voorbij aan andermans autonomie. Kiest de eerste persoon daarentegen het product waarvan er meer zijn (appeltaart), dan heeft de ander nog net zoveel keuzemogelijkheden als de eerste persoon aanvankelijk had. Dit wordt gescoord als ‘mindful’; andermans autonomie is gewaarborgd. Aan het eind van de test wordt de mate van social mindfulness – de uitkomstmaat – berekend als de proportie van het aantal niet-beperkende keuzes dat er in alle experimentele trials is gemaakt. Social mindfulness is welwillend aandacht hebben voor anderen Experimentele bevindingen Met behulp van deze taak is inzichtelijk te maken hoe social mindfulness kan verschillen per persoon en per situatie (Van Doesum et al., 2013). Toen deelnemers aan drie opeenvolgende en thematisch samenhangende experimenten aanvankelijk geen specifieke instructie vooraf kregen, kozen ze over het algemeen even vaak voor het unieke product als wanneer ze werden d e p s yc h o lo o g / j u l i -a u g u s t u s 2 0 1 4 47 ILLUSTRATIE: ANKA KRESSE s o c i a l m i n d f u l n e ss 4 8 d e p s yc h o lo o g / j u l i -a u g u s t u s 2 0 1 4 s o c i a l m i n d f u l n e ss n i e l s va n d o e s u m e n pa u l va n l a n g e gevraagd om vooral aan hun eigenbelang te denken. Dit bevestigt eerdere bevindingen dat mensen meestal de voorkeur geven aan de unieke dingen binnen een grotere verzameling (bijv. Trueblood et al., 2013; Yamagishi, Hashimoto & Shug, 2008). Werden deelnemers echter geïnstrueerd om vooral aan het belang van de ander te denken, dan werd de proportie van keuzes die als mindful gelden opeens een stuk hoger, en liep op tot (ver) boven de 65% (zie Van Doesum et al. (2013) voor de statistische analyses). Dat wil zeggen dat het belang van de ander actief werd bediend door hem/haar relatief meer keuzemogelijkheden te laten door minder vaak het unieke product te nemen; die ander werd daarmee sociaal mindful benaderd. Juist omdat het maken van autonome keuzes zo belangrijk kan zijn in het menselijk functioneren, wordt het zeer gewaardeerd als iemand dat inziet en respecteert. Dit wordt vooral duidelijk wanneer het niet gebeurt, zoals in het beschreven voorbeeld met de drie stukken taart. In twee volgende experimenten lieten we mensen kijken naar een interactie tussen twee anderen waarin iemand twee keer een keuze moest maken in de social mindfulness-taak. Als die persoon twee keer achter elkaar een keuze liet noteren die niet mindful was (en dus het unieke product koos), dan werd die door de deelnemers onmiddellijk als meer egocentrisch beoordeeld en stukken minder aardig gevonden dan wanneer hij – het was altijd een man – tenminste een van de twee keer een keuze maakte die de ander nog wat te kiezen liet (mindful). Social mindfulness en het tegendeel daarvan worden kennelijk snel opgepikt in het sociale verkeer. 1 2 3 4 5 6 7 Uit een derde studie bleek dat anderszins onbekende mensen met een betrouwbaar gezicht konden rekenen op een behandeling die meer mindful jegens de ander was dan mensen die er op het eerste gezicht minder betrouwbaar uitzagen. En in een vierde studie is onder meer gekeken naar de correlaties tussen social mindfulness en persoonlijkheid, empathie en sociale waardeoriëntaties. Voor de persoonlijkheidsmeting is de Nederlandse versie van de HEXACOpersoonlijkheidsvragenlijst gebruikt (De Vries, Ashton & Lee, 2009; De Vries & Van Gelder, 2013). HEXACO Staat voor de eigenschappen honesty-humility (H), emotionality (E), extraversion (X), agreeableness (A), conscientiousness (C) en openness to experience (O). Voor dit instrument is met name gekozen omdat de persoonlijkheidsfactor honesty-humilty de integriteitsdimensie beter laat uitkomen dan het meer bekende Big Five-model (bijv. Costa & McCrae, 1992; Goldberg, 1990; Hofstee, De Raad & Goldberg, 1992). De verwachting was namelijk dat social mindfulness zou samenhangen met integriteit, wat inderdaad zo bleek te zijn, samen met verdraagzaamheid (agreeableness). Emotionaliteit, extraversie, consciëntieusheid en het openstaan voor ervaringen waren daarentegen niet specifiek gerelateerd aan social mindfulness. Social mindfulness krijgt daarmee een logische vorm in onderliggende persoonlijkheidsstructuren. Aan de buitenkant zal zo iemand dan vaak worden ervaren als een voorkomende en attente persoonlijkheid. Empathie en sociale waarden Empathie is het vermogen om de emoties van anderen te kunnen meevoelen en de situatie van anderen te begrijpen (De Waal, 2012; Preston & De Waal, 2002). Het mag dan ook verwacht worden dat empathie een belangrijke rol speelt in social mindfulness. Gemeten met de Interpersonal Reactivity Index (IRI), de veelgebruikte vragenlijst van Davis (1983) die vier dimensies onderscheidt, bleek empathie inderdaad sterk gerelateerd aan social mindfulness. Dat gold vooral voor de dimensies empathic concern (de mate waarin iemand bezorgd is voor de ander) en perspective taking (de mate waarin iemand zich het perspectief van de ander kan voorstellen), en in mindere mate de fantasy scale (de mate waarin iemand zich kan inleven in bijvoorbeeld film- of romanfiguren). Personal distress (de mate waarin iemand zelf van streek raakt door het ongeluk van anderen) was daarentegen niet gerelateerd aan social mindfulness, hetgeen erop wijst dat het daarbij echt om de ander gaat en niet om het zelf. d e p s yc h o lo o g / j u l i -a u g u s t u s 2 0 1 4 4 9 s o c i a l m i n d f u l n e ss Verder bleken ook sociale waardenoriëntaties (Messick & McClintock, 1968) met social mindfulness samen te hangen. Sociale waardenoriëntaties geven aan of iemand een prosociale houding inneemt ten opzichte van het verdelen van punten tussen mensen (geld dan wel andere waardevolle dingen), of daarin juist meer individualistisch of competitief is ingesteld. Prosociaal betekent in deze context dat men de voorkeur geeft aan gelijke verdelingen, individualistisch dat het eigen gewin voorop staat en competitief dat het iemand vooral om een zo groot mogelijk verschil tussen de eigen en andermans punten te doen is. Op grond van twee verschillende maten, waarvan de een categorisch (Van Lange, 1999; Van Lange et al., 1997) en de ander een nieuwe meting die oplopend van competitief naar altruïstisch een continue variabele oplevert (Murphy, Ackermann & Handgraaf, 2011), bleek dat deelnemers met een meer prosociale oriëntatie vaker een keuze maakten die sociaal mindful was dan de individualistisch en/of competitief georiënteerde deelnemers. Ook hier zien we dus weer duidelijk verschil tussen mensen die voornamelijk op zichzelf gericht zijn en mensen die het belang van de ander welwillend meewegen in hun beslissingen. In situaties die zich daartoe lenen is social mindfulness klaarblijkelijk een voor de hand liggende strategie. Willen en kunnen Veel van wat er tot nu toe is besproken, bouwt voort op inzichten uit de interdependentietheorie (bijv. Kelley et al., 2003; Kelley & Thibaut, 1978). Volgens deze theorie hangt de uitkomst – lees: afloop – van een bepaalde sociale situatie af van de keuzes die alle betrokkenen ieder voor zich maken. In experimenteel onderzoek worden de mogelijke uitkomsten meestal geabstraheerd in een matrix met plussen en minnen of toegekende punten. De voorwaarde bij dergelijke opdrachten, zoals het bekende prisoners dilemma, waarin deelnemers moeten kiezen tussen samenwerking of verraad, is natuurlijk wel dat men moet kunnen overzien wat de gevolgen van de verschillende opties voor iedereen zijn. Op basis daarvan kan er worden beslist welke optie men verkiest en welk risico daarbij gelopen wordt. Naast een zekere mate van mentale vaardigheid in het overzien van de gevolgen vergen dergelijke beslissingen ook een bepaalde onderliggende motivatie die de keuzes aanstuurt. Gaat men alleen voor het eigenbelang of wordt er tevens rekening gehouden met het belang van de ander? In de literatuur worden die opeenvolgende maar tevens door Social mindfulness gaat ook over wensen of behoeften waarvan we ons niet altijd bewust hoeven zijn elkaar heen lopende aspecten in de regel apart onderzocht. Het nieuwe aan onze methode om social mindfulness te meten is dat deze methode op conceptueel niveau aangrijpt op zowel motivatie als vaardigheid. Mensen kunnen immers alleen maar sociaal mindful zijn als ze daartoe de vaardigheid bezitten (kunnen waarnemen en inschatten hoe de wereld van de ander eruitziet), maar ook de motivatie hebben om er iets mee te doen. Anders dan veel op speltheorie gebaseerde taken uit de experimentele psychologie is de social mindfulness-taak snel en intuïtief te begrijpen zonder eerst ingewikkelde uitkomstmatrices te hoeven doorgronden. Bovendien is de taak in de meeste experimenten een welkome afwisseling van de vragenlijsten die soms veel van iemands concentratie vergen. Social mindfulness hoeft immers niet meer te zijn dan een simpel gebaar dat snel opgepikt wordt. Om sociaal mindful te zijn moeten mensen dat dus zowel kunnen als willen. Op theoretisch niveau heeft de vaardigheid om het perspectief van de ander te kunnen inschatten veel te maken met het al genoemde perspective taking (bijv. Batson, Early & Salvarani, 1997; Ruby & Decety, 2004). Maar ook met theory of mind, het vooral in de vroege jeugd ontwikkelde vermogen om in te zien dat anderen vergelijkbare maar inhoudelijk gezien andere inzichten, overtuigingen, verlangens en intenties kunnen hebben (bijv. Baron-Cohen, Tager-Flusberg & Cohen, 1993; Wimmer & Perner, 1983), en/ of mentalizing (bijv. Allen, 2006), waarin men zich bewust wordt van andermans bewustzijn (holding mind in mind) (Allen, Fonagy & Bateman, 2008). Naast het kunnen zien van wat de situatie voor iemand anders inhoudt veronderstelt social mindfulness dus ook dat mensen de motivatie hebben om die aandacht open, waardevrij en accepterend te houden. Zoals aangestipt gaat die motivatie bijvoorbeeld over de mate van empathie (bijv. Davis, 1983; De Waal, 2012; Preston & De Waal, 2002) die iemand jegens de ander voelt. Maar naast empathie zal het ook belangrijk zijn hoe dichtbij iemand staat, letterlijk én gevoelsmatig. Verder zullen toekomstperspectieven en/of reciprociteit 5 0 d e p s yc h o lo o g / j u l i -a u g u s t u s 2 0 1 4 s o c i a l m i n d f u l n e ss N i e l s va n D o e s u m e n pa u l va n l a n g e een rol spelen. Verwacht men iemand nog tegen te komen in de toekomst? Is een goede onderlinge relatie van belang of verwacht men iets terug van de ander? Dan ligt een keuze die sociaal mindful is voor de hand. Is de ander daarentegen een volstrekt onbekend persoon die men verwacht nooit meer tegen te zullen komen, dan zullen persoonlijkheidsaspecten waarschijnlijk meer dan de situatie meespelen in de mate van social mindfulness. Kunnen vrienden dus rekenen op meer social mindfulness dan vreemden? Het onderzoek naar social mindfulness staat nog in de kinderschoenen, en dit soort vragen zullen moeten worden beantwoord in toekomstige onderzoeksprojecten. Social mindfulness in de praktijk Samenvattend betekent social mindfulness welwillend aandacht hebben voor anderen door het respecteren van hun veronderstelde behoefte aan het maken van autonome keuzes. Dit vereist een accepterende afstandelijkheid en waardevrijheid die social mindfulness deelt met algemene mindfulness. Ook al zou het met de beste bedoelingen zijn, social mindfulness houdt in dat je niet zelf bepaalt wat goed is voor een ander; je laat juist waardering voor de ander blijken door dit zoveel mogelijk open te laten. Net zoals mindfulness ruimte schept voor het zelf, creëert social mindfulness ruimte voor de ander naast dat zelf. Daarmee vormt social mindfulness een waardevolle extensie van wat er meestal wordt verstaan onder westers georiënteerde mindfulness. interpersoonlijke relaties Social mindfulness kan van pas komen in vele aspecten van het sociale leven. Zo kan het zeer functioneel zijn in het opbouwen en onderhouden van interpersoonlijke relaties waarin het wenselijk is om elkaar gelijkwaardig en/of respectvol tegemoet te treden, zowel privé als in werksituaties. Beslissingen zullen soepeler worden gemaakt en breder worden gedragen als iedereen het gevoel heeft daar een keuze in te hebben gehad – ook al valt de uitkomst niet fundamenteel anders uit als een leidinggevende die zelfstandig genomen had. Ook relaties in simpele en alledaagse situaties zijn gebaat bij social mindfulness. Als iemand op straat vraagt of er een goed restaurant in de buurt is, geeft het blijk van meer respect en waardering voor de ander om eerst te peilen wat die ander ongeveer in gedachten heeft en in welke prijscategorie het restaurant moet vallen dan diegene linea recta naar je eigen favoriete eetgelegenheid te sturen, hoe goed het eten Emotionaliteit, extraversie, consciëntieusheid en het openstaan voor ervaringen waren niet gerelateerd aan social mindfulness daar ook is. Verder komt uit ons onderzoek en het voorbeeld met de drie stukken taart naar voren dat het wegnemen van keuzemogelijkheden (meteen de chocoladetaart pakken) direct een negatief effect op de relatie kan hebben. Het is natuurlijk mogelijk dat deze keuze geheel onbedoeld tot stand is gekomen doordat de ander even ergens anders aan dacht en op dat moment de mentale capaciteit niet had om sociaal mindful te zijn, daarmee tekortschietend aan de vaardighedenkant. Gedrag dat sociaal gezien niet mindful is, kan daarmee onbedoeld het onderlinge vertrouwen schaden zonder dat iemand dit zelf onmiddellijk in de gaten heeft. Het is denkbaar dat een gebrek aan social mindfulness er mede debet aan is dat mensen zich vaak als aardiger en moreel hoogstaander zien dan anderen. Aandacht voor social mindfulness zou dit kunnen helpen ondervangen. Aan de andere kant kan het wegnemen van keuzemogelijkheden juist volstrekt bewust gebruikt worden om de grenzen van een relatie aan te geven of zich van de ander af te zetten. Zo heeft eerder onderzoek laten zien dat een groep jonge voetballers veel hoger scoorde op social mindfulness bij teamgenoten dan bij leden van een concurrerende club (Van Doesum, 2011). In termen van groepsdynamica kan social mindfulness dus een tweeledige rol spelen in het versterken van de banden met de ingroup en het afzetten tegen de outgroup. Uitingen van social mindfulness kunnen uiteindelijk strategisch en effectief worden ingezet bij het bepalen van de koers in de sociale omgeving (Van Doesum et al., 2013). In theorie kan social mindfulness van belang voor (bijna) elke sociale interactie. Vooral bij interacties met een duidelijke toekomst, zoals vriendschap of intieme relaties, speelt het naar alle waarschijnlijkheid een continue rol. In de d e p s yc h o lo o g / j u l i -a u g u s t u s 2 0 1 4 5 1 s o c i a l m i n d f u l n e ss literatuur over relaties komt het begrip verwaarlozing vaak naar voren, waarbij mensen soms maar weinig oog hebben voor het perspectief of de wensen van een partner. Ook al is er dan geen sprake van asociaal gedrag of regelovertreding, dergelijk gedrag kan het vertrouwen en de verbondenheid in relaties ondermijnen (Rusbult & Van Lange, 2003). Ook in de wereld van management en leiderschap kan social mindfulness functioneel en belangrijk zijn. Vele managers zullen over het algemeen snel worden afgeleid door planning, deadlines en urgente zaken. Met een dergelijke cognitieve belasting kan het dan een meer dan gemiddelde uitdaging zijn om mensen binnen de afdeling sociaal mindful tegemoet te treden. Dit terwijl het goed mogelijk is dat juist in tijden van drukte en economische recessie mensen hechten aan het vertrouwen van hun leidinggevenden. Social mindfulness is dus mogelijk ook in een meer ‘zakelijke’ sfeer van organisaties en management een essentieel onderdeel van effectief leiderschap. lijke herwaardering – of eigenlijk afwaardering. In deze therapeutische setting speelt het belang van de ander geen wezenlijke rol. Dit komt pas weer aan de orde als het herstel is ingezet. Vanuit het perspectief van de therapeut ziet dat er wat anders uit. In de therapeutische setting geldt diens aandacht immers per definitie niet zichzelf maar de cliënt. De onvoorwaardelijke acceptatie, de aandacht voor de gebeurtenissen van het moment en het respecteren c.q. stimuleren van het maken van eigen keuzes doen onmiddellijk denken aan Rogers (bijv. 1957) persoonsen cliëntgerichte benadering van psychotherapie, waarin de onvoorwaardelijke acceptatie van de cliënt en alles wat die te berde brengt eveneens een belangrijke rol speelt, in combinatie met respect voor diens autonomie. Dit komt op belangrijke punten overeen met waarom social mindfulness functioneel is in het opbouwen en onderhouden van interpersoonlijke relaties. Buiten de context van de daarmee samenhangende stijl van wetenschapsbeoefening heeft een op fenomenologische leest geschoeide beschouwing van de ander, zoals gepropageerd door bijvoorbeeld de Utrechtse School (zie bijv. Dehue, 1990), ook raakvlakken met social mindfulness. In de voorgestelde ‘onbevooroordeelde ontmoeting’ gaat het evenzeer om het waardevrij en geïnteresseerd tegemoet treden van de ander; die ander moet dan in al zijn/haar individualiteit worden bezien. Deze ontmoeting gaat echter verder en dieper dan wat social mindfulness in eerste aanleg beoogt. Waar het in de fenomenologische psychologie draait om het begrijpen van de ander op detailniveau (en dus in zekere zin om het concreet invullen van diens essentie), maakt social mindfulness ruimte voor de ander om dat zelf te doen. De fenomenologie stort zich warmbloedig op het individu, terwijl social mindfulness een stapje terug zet om alles nog eens rustig en welwillend te kunnen overzien. Een therapeutische houding gericht op social mindfulness hoeft zich niet te beperken tot een persoonsgerichte of fenomenologische benadering. Als social mindfulness al toepassingen zou kennen op klinisch gebied, dan zou het een ingang kunnen vinden bij de algemene houding van de therapeut. Die kan zich erop richten de cliënt het vertrouwen te geven om zelf te kunnen kiezen uit aanwezige opties in het therapeutisch proces, zodat de uiteindelijk gemaakte keuzes stevig verankerd raken in de autonome waardigheid van het individu. Het opbouwen van dit vertrouwen gebeurt 1 2 3 4 5 6 7 psychotherapie Naast de hierboven beschreven toepassingen wordt mindfulness op zich vooral in verband gebracht met psychotherapeutische benaderingen. De vraag is dan ook of social mindfulness kan worden toegepast in die context. Voegt het iets toe aan wat al voorhanden is? Dit is niet meteen een voor de hand liggende optie, al is het in ieder therapeutisch proces natuurlijk van belang om op een gegeven moment de relatie van de cliënt met de sociale omgeving onder de loep te nemen. Onderzoek heeft evenwel laten zien dat het bij psychotherapeutische toepassingen van mindfulness toch vooral gaat om naar binnen gerichte emotieregulatie. Mindfulness based cognitive therapy kan bijvoorbeeld bufferen tegen terugval in depressies vanwege de afstandelijk beschouwende zelfcompassie die de gebruikelijke negatieve gedachtespiraal kan doorbreken (Kuyken et al., 2010). Een andere studie heeft laten zien dat mindfulness-training op hersenniveau niet zozeer de aard van negatieve emotionele processen verandert als wel dat het helpt om de signalen een minder negatieve lading mee te geven (Farb et al., 2010). Mindfulness kan dus helpen bij de zogenaamde down regulation of het dimmen van negatieve gevoelens. Negatieve emoties als verdriet komen dan niet meer zo hard aan omdat ze worden ingekapseld in een accepterende maar afstande- 5 2 d e p s yc h o lo o g / j u l i -a u g u s t u s 2 0 1 4 s o c i a l m i n d f u l n e ss n i e l s va n d o e s u m e n pa u l va n l a n g e Mensen moeten sociaal mindful kunnen en willen zijn daarmee proactief, het is een op voorhand makkelijk te lezen signaal van de betrouwbaarheid van de therapeut. Dat is interessant, omdat uit de literatuur blijkt dat vertrouwen vooral een rol gaat spelen wanneer er een wezenlijk belangenconflict aanwezig is (Balliet & Van Lange, 2012). Social mindfulness kan dit conflict voor zijn. Vanuit de therapeut gezien zou social mindfulness daarom wel eens kunnen helpen bij het effectief opbouwen van respect en vertrouwen binnen de therapeutische relatie. En zoals bekend is de kwaliteit van de therapeutische relatie van doorslaggevend belang in de effectiviteit van de meeste, zo niet alle therapeutische benaderingen (bijv. Cuijpers et al., 2008; Orlinsky, Rønnestad & Willutzki, 2004). Op psychotherapeutisch gebied zou social mindfulness voor therapeuten uiteindelijk kunnen betekenen wat mindfulness oplevert voor cliënten, maar dan wel met een focus op de ander: het ontwikkelen van een open, accepterende en waardevrije houding ten opzichte van alles wat er zich in het hier en nu aanbiedt. Conclusie Social mindfulness is een nieuw begrip in de psychologie, dat het verdient om verder ontwikkeld te worden. In zekere zin grijpt het terug op de oorsprong van mindfulness door het perspectief van de ander weer mee te nemen in een aandachtige beschouwing van het zelf. Net als bij mindfulness gaat social mindfulness om het losweken van de emotionele lading van wat er in het hier en nu wordt waargenomen, om dat zo neutraal mogelijk in de context te zetten. Evaluatie van de gebeurtenissen in het heden wordt opgeschort. Social mindfulness is daarom in zekere zin afstandelijk te noemen, zonder al te grote positieve of negatieve beoordelingen van wat er gaande is. Uiteindelijk wordt met social mindfulness vooral respect en waardering gecommuniceerd. Omgekeerd zou het achterwege laten van social mindfulness menselijke relaties kunnen verstoren, zeker op de lange duur. De leidinggevende die wordt verweten te weinig oog te hebben voor de wensen van de werknemers; de therapeut die wordt verweten te weinig aandacht te besteden aan juist die zaken die moeilijker te verwoorden zijn. Daarmee is niet gezegd dat ‘hoe meer hoe beter’ altijd opgaat. Soms kan het zo zijn dat een ander al te zeer gewend raakt aan deze attente houding, en dat een eventuele onattente actie dan onnodig – en mogelijk onbedoeld – veel wrevel veroorzaakt. Social mindfulness zal met beleid moeten worden toegepast. Soms kun je namelijk te ver gaan in het vragen naar andermans verlangens, en wil de ander gewoon graag een algemeen advies in plaats van een spervuur aan vragen naar wensen en voorkeuren. Het belang van de ander is dan niet het openlaten maar juist het invullen van mogelijkheden. Gaat het om je weg te vinden in de alledaagse sociale werkelijkheid, dan kan social mindfulness een effectieve bijdrage leveren aan het onderhouden van open en onderling waarderende relaties waarin iedereen zoveel mogelijk in zijn waarde wordt gelaten. Leven en laten leven. Of liever gezegd, kiezen en laten kiezen. Over de auteurs Niels J. van Doesum en Paul A. M. van Lange zijn respectievelijk als promovendus en hoogleraar verbonden aan de afdeling Sociale en Organisatiepsychologie, Vrije Universiteit Amsterdam. Correspondentie aangaande dit artikel kan worden gericht aan Niels van Doesum, afdeling Sociale en Organisatiepsychologie, Vrije Universiteit Amsterdam, van der Boechorststraat 1, 1081 BT, Amsterdam. E-mail: [email protected]. Summary SOCIAL MINDFULNESS N. VAN DOESUM & P. VAN LANGE If someone limits your choice options, chances are you will like this person less. That is one of the conclusions that can be drawn from recent research on social mindfulness. Preserving these options on the other hand is felt as prosocial, because it proactively acknowledges that people like to choose for themselves. Social mindfulness does exactly that, focusing outward where mindfulness looks inward. As the benevolent awareness of other people’s perspective in one’s social environment, social mindfulness requires both skill (e.g., perspective taking, mentalizing, Theory of Mind) and will (e.g., empathic concern, relationship expectations). Influenced by personality and situational factors, it helps to better navigate the social world. As regards the psychotherapeutic relationship, what mindfulness can do for clients, social mindfulness might give to therapists. d e p s yc h o lo o g / j u l i -a u g u s t u s 2 0 1 4 5 3 s o c i a l m i n d f u l n e ss Literatuur Allen, J. G. (2006). Mentalization in practice. In J. G. Allen & P. Fonagy (Eds.), Handbook of mentalization-based treatment (pp. 1–30). Chichester, England: Wiley. doi:10.1002/9780470712986.ch1 Allen, J. G., Fonagy, P. & Bateman, A. (2008). Mentaliseren in de klinische praktijk. Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds. Balliet, D. & Van Lange, P. A.M. (2012, December 10). Trust, conflict, and cooperation: A meta-analysis. Psychological Bulletin. Advance online publication. doi:10.1037/a0030939 Baron-Cohen, S., Tager-Flusberg, H. & Cohen, D. (1993). Understanding other minds: Perspectives from autism. New York, NY: Oxford University Press. Batson, C.D., Early, S. & Salvarani, G. (1997). Perspective taking: Imagining how another feels versus imagining how you would feel. Personality and Social Psychology Bulletin, 23, 751–758. doi:10.1177/0146167297237008 Black, D. S. (2011). A brief definition of mindfulness. Mindfulness Research Guide. Retrieved from http://www.mindfulexperience.org/resources/ brief_definition.pdf Brown, K.W., Ryan, R.M. & Creswell, J.D. (2007). Mindfulness: Theoretical foundations and evidence for its salutary effects. Psychological Inquiry, 18, 211–237. doi:10.1080/10478400701598298 Costa, P.T. & McCrae, R.R. (1992). NEO Personality Inventory-Revised (NEO-PIR) and NEO Five-Factor Inventory (NEO-FFI) professional manual. Odessa, FL: Psychological Assessment Resources. Cuijpers, P., Van Straten, A., Andersson, G. & Van Oppen, P. (2008). Psychotherapy for depression in adults: A meta-analysis of comparative outcome studies. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 76, 909–922. doi:10.1037/a0013075 Davis, M. (1983). Measuring individual differences in empathy: Evidence for a multidimensional approach. Journal of Personality and Social Psychology, 44, 113–126. doi:10.1037/0022-3514.44.1.113 Deci, E.L. & Ryan, R. M. (2012). Self-determination theory. In P.A.M. van Lange, A.W. Kruglanski & E.T. Higgins (Eds.), Handbook of theories of social psychology (Vol. 1, pp. 416–437). Thousand Oaks, CA: Sage. Dehue, T. (1990). De regels van het vak. Nederlandse psychologen en hun meth0dologie 1900-1905. Amsterdam: Van Gennip. De Vries, R.E., Ashton, M.C. & Lee, K. (2009). De zes belangrijkste persoonlijkheidsdimensies en de HEXACO Persoonlijkheidsvragenlijst. Gedrag en Organisatie, 22, 232–274. De Vries, R.E. & Van Gelder, J.L. (2013). Tales of two self-control scales: Relations with Five-Factor and HEXACO traits. Personality and Individual Differences, 54, 756–760. De Waal, F.B.M. (2012). Een tijd voor empathie. Amsterdam: Olympus. Farb, N. A.S., Anderson, A.K., Mayberg, H., Bean, J., McKeon, D. & Segal, Z.V. (2010). Minding one’s emotions: Mindfulness training alters the neural expression of sadness. Emotion, 10, 25–33. doi:10.1037/a0017151 Goldberg, L.R. (1990). An alternative ‘description of personality’: The Big-Five factor structure. Journal of Personality and Social Psychology, 59, 1216–1229. Grossman, P., Niemann, L., Schmidt, S. & Walach, H. (2004). Mindfulnessbased stress reduction and health benefits: A meta-analysis. Journal of Psychosomatic Research, 57, 35– 43. doi:10.1016/S0022-3999(03)00573-7 Hofstee, W.K.B., De Raad, B. & Goldberg, L. R. (1992). Integration of the Big Five and circumplex approaches to trait structure. Journal of Personality and Social Psychology, 63, 146–163. Kabat-Zinn, J. (2003). Mindfulness-based interventions in context: Past, present, and future. Clinical Psychology: Science and Practice, 10, 144–156. doi:10.1093/clipsy.bpg016 Kelley, H.H., Holmes, J.G., Kerr, L.K., Reis, H.T., Rusbult, C.E. & Van Lange, P. A.M. (2003). An atlas of interpersonal situations. New York, NY: Cambridge University Press. Kelley, H.H. & Thibaut, J.W. (1978). Interpersonal relations. New York, NY: Wiley. Kuyken, W., Watkins, E., Holden, E., White, K., Taylor, R.S. et al. (2010). How does mindfulness-based cognitive therapy work? Behaviour Research and Therapy, 48, 1105–1112. doi:10.1016/j.brat.2010.08.003 Langer, E.J. (1989). Mindfulness. Cambridge, MA: Da Capo. Messick, D.M. & McClintock, C.G. (1968). Motivational bases of choice in experimental games. Journal of Experimental Social Psychology, 4, 1–25. doi:10.1016/0022-1031(68)90046-2 Murphy, R.O., Ackermann, K.A. & Handgraaf, M.J.J. (2011). Measuring social value orientation. Judgment and Decision Making, 6, 771–781. doi:10.2139/ssrn.1804189 Orlinsky, D.E., Rønnestad, M.H. & Willutzki, U. (2004). Fifty years of psychotherapy processoutcome research: Continuity and change. In M.J. Lambert (Ed.), Bergin and Garfield’s handbook of psychotherapy and behavior change (pp. 307–389). New York: John Wiley. Papies, E.K., Barsalou, L.W. & Custers, C. (2012). Mindful attention prevents mindless impulses. Social Psychological and Personality Science, 3, 291–299. doi:10.1177/1948550611419031 Preston, S.D. & De Waal, F.B.M. (2002). Empathy: Its ultimate and proximate bases. Behavioral and Brain Sciences, 25, 1–20. doi:10.1017/ S0140525X02000018 Rogers, C.R. (1957). The necessary and sufficient conditions of therapeutic personality change. Journal of Consulting Psychology, 21, 95–103. doi:10.1037/0033-3204.44.3.240 Ruby, P. & Decety, J. (2004). How would you feel versus how do you think she would feel? A neuroimaging study of perspective-taking with social emotions. Journal of Cognitive Neuroscience, 16, 988–999. doi:10.1162/0898929041502661 Rusbult, C.E. & Van Lange, P.A.M. (2003). Interdependence, interaction, and relationships. Annual Review of Psychology 54, 351–375. doi:10.1146/annurev.psych.54.101601.145059 Shapiro, S. L. (2009). The integration of mindfulness and psychology. Journal of Clinical Psychology, 65, 555–560. doi:10.1002/jclp.20602 Shaver, P.R., Lavy, S., Saron, C.D. & Mikulincer, M. (2007). Social foundations of the capacity for mindfulness: An attachment perspective. Psychological Inquiry, 18, 264–271. doi.org/10.1080/10478400701598389 Snijder-van den Eerenbeemt, A. (2002). Voorbij de autonomie? Enige gedachten over de ontwikkeling van het autonomiebegrip: van individuele zelfbepaling naar een gesitueerde authenticiteit (reflectie). Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie, 40, 195–202. Trueblood, J.S., Brown, S.D., Heathcote, A. & Busemeyer, J.R. (2013). Not just for consumers: Context effects are fundamental to decision making. Psychological Science, 24, 901–908. doi:10.1177/0956797612464241 Van Doesum, N.J. (2011). The nearness of you: Preliminary studies in social mindfulness. Ongepubliceerde masterscriptie, Vrije Universiteit Amsterdam. Van Doesum, N.J., Van Lange, D.A.W. & Van Lange, P.A.M. (2013). Social mindfulness: Skill and will to navigate the social world. Journal of Personality and Social Psychology, 105, 86–103. doi:10.1037/a0032540 Van Lange, P.A.M. (1999). The pursuit of joint outcomes and equalities in outcomes: An integrative model of social value orientation. Journal of Personality and Social Psychology, 77, 337–349. doi:10.1037/0022-3514.77.2.337 Van Lange, P.A.M., Otten, W., De Bruin, E.M.N. & Joireman, J. A. (1997). Development of prosocial, individualistic, and competitive orientations: Theory and preliminary evidence. Journal of Personality and Social Psychology, 73, 733–746. doi:10.1037/0022-3514.73.6.1330 Wallace, B.A. (2004). The four immeasurables: Cultivating a boundless self (rev. ed.). Ithaca: Snow Lion. Wimmer, H. & Perner, J. (1983). Beliefs about beliefs: Representation and constraining function of wrong beliefs in young children’s understanding of deception. Cognition, 13, 103–128. doi:10.1016/0010-0277(83)900045 Yamagishi, T., Hashimoto, H. & Schug, J. (2008). Preferences versus strategies as explanations for culture-specific behavior. Psychological Science, 19, 579–584. doi:10.1111/j.1467-9280.2008.02126.x
© Copyright 2024 ExpyDoc