Download hier het toewijzingsprotocol 2015.

Toewijzingsprotocol
2015
zorgopleidingen gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut, klinisch psycholoog en
verpleegkundig specialist ggz
5 juni 2014
1
1. Uitgangspunten
1.1
Algemene uitgangspunten
Het toewijzingsprotocol betreft de verdeling van de opleidingsplaatsen voor de zorgopleidingen
gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut, klinisch psycholoog en verpleegkundig specialist
GGZ (3-jarige variant). Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft in
2011 besloten de verantwoordelijkheid voor het toewijzingsproces bij de veldpartijen te leggen.
CONO, waarin deze veldpartijen vertegenwoordigd zijn, heeft deze taak op zich genomen.
Het door VWS vastgestelde spelregeldocument inclusief de daarbij behorende planning geldt als
uitgangspunt voor het toewijzingsprotocol. VWS stelt per opleiding het maximum aantal
instroomplaatsen vast, die voor een beschikbaarheidbijdrage in aanmerking komen. Dit
toewijzingsprotocol beschrijft hoe de instroomplaatsen worden verdeeld over de erkende
praktijkopleidingsinstellingen. In het toewijzingsvoorstel wordt tevens de subsidiabele
doorstroom voor opleidingsplaatsen tot Verpleegkundig specialist GGZ opgenomen.
De doorstroom voor de opleidingen tot gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut en
klinisch psycholoog wordt niet in het toewijzingsvoorstel opgenomen. Voor de doorstroom zal
worden uitgegaan van de doorstroombestanden van de FGzP op peildatum 31 oktober 2014,
waarbij de voor vorige jaren gebruikte correctiefactoren worden gehanteerd (zie hieronder bij
punt 4 op bladzijde 3).
Bij het opstellen van de verdeelcriteria hanteert CONO meerdere uitgangspunten, mede op
basis van ervaringen van eerdere jaren:
1.
Alleen praktijkopleidingsinstellingen die voldoen aan de voorwaarden per opleiding
per sector – gesteld door VWS in het spelregeldocument – komen in aanmerking voor
beschikbaarheidbijdrage voor opleidingsplaatsen. Dit betekent onder meer dat de
praktijkopleidingsinstelling op 1 april 2014 erkend moet zijn voor de desbetreffende
zorgopleiding. De subsidiabele sectoren betreffen epilepsie (EP), geestelijke
gezondheidszorg (GGZ), gehandicaptenzorg (GHZ), Revalidatie (REV), verpleeghuiszorg
(VPL) en ziekenhuiszorg (ZKH).
2. Wanneer een praktijkopleidingsinstelling eerder subsidiabele/beschikte instroomplaatsen
heeft ontvangen, dan is de daarbij behorende doorstroom eveneens subsidiabel voor de
resterende opleidingsduur, mits hiervoor een beschikbaarheidbijdrage wordt
aangevraagd en wordt voldaan aan de vereisten hiervoor.
3. CONO streeft naar continuïteit van opleiden, om praktijkopleidingsinstellingsniveau. Om
deze reden wordt de in het verleden gepleegde opleidingsinspanning meegewogen in de
verdeelcriteria: het ‘historisch opleidingsvolume’ (HOV) zoals gemeld aan het CONO (VS
GGZ) en het register van de FGzP (GZ, PT en KP) tot 1 mei 2014. Op gezag van VWS
zal de HOV-periode worden berekend over hele kalenderjaren. Als uitgangspunt wordt
hierbij gebruik gemaakt van de totale gerealiseerde opleidingscapaciteit per
praktijkopleidingsinstelling. Dit betekent dat het volledige historisch opleidingsvolume
mee wordt genomen, zowel van gesubsidieerde als ongesubsidieerde
opleidingsplaatsen. Hierbij wordt rekening gehouden met de periode dat de betreffende
praktijkopleidingsinstelling door de opleidingsinstelling, zoals is gedefinieerd onder
paragraaf 1.3 van het onderhavige protocol, erkend is. Bijvoorbeeld: wanneer een
praktijkinstelling vanaf mei 2012 voor de psychotherapie is erkend, dan wordt het
historisch opleidingsvolume over de periode 1 januari 2012 – 31 december 2013 gedeeld
2
4.
5.
6.
7.
8.
en niet over de volledige HOV periode berekend (1 januari 2011 – 31 december 2013).
Zie voor de definitie van het HOV onder 1.3. Begrippen.
Op basis van het beginsel van rechtsgelijkheid worden de beschikbare instroomplaatsen
verdeeld over de totale opleidingscapaciteit van zowel nieuwe als reeds erkende
praktijkopleidingsinstellingen. Omdat de behoefte aan opleidingsplaatsen voor de meeste
opleidingen groter is dan het huidige beschikbare aantal gesubsidieerde
opleidingsplaatsen zullen zowel nieuwe als reeds erkende praktijkopleidingsinstellingen
rekening moeten houden met het niet volledig gesubsidieerd krijgen van hun eigen
opleidingsbehoefte. De bijbehorende ‘instroom-fte’ (en eventuele doorstroom-fte bij
opleidingsplaatsen Verpleegkundig specialist GGZ) is afhankelijk van het startmoment in
het jaar. Voor de opleidingen Gezondheidszorgpsycholoog, Klinisch psycholoog en
Psychotherapeut wordt de bijbehorende fte als volgt berekend: het startmoment in het
jaar vermenigvuldigd met de voor vorige jaren gehanteerde correctiefactoren:
respectievelijk 1, 0,75 en 0,5.
Indien na het verwerken van de zienswijzen blijkt dat er minder aanvragen dan
beschikbare instroomplaatsen per opleiding per sector zijn, dan wordt een extra
verdeelronde 5 mogelijk gemaakt.
Bij de toewijzing wordt rekening gehouden met wijzigingen van de organisatorische
situatie of erkenningssituatie van praktijkopleidingsinstellingen. Zie hieronder bij 1.2 voor
nadere toelichting.
Praktijkopleidingsinstellingen kunnen niet meer instroomplaatsen toegewezen krijgen
dan het aantal dat ze hebben aangevraagd.
Onbeschikte doorstroomplaatsen kunnen alsnog subsidiabel/beschikt worden gemaakt
door daarvoor een beschikte instroomplaats aan te wenden.
De veldpartijen willen graag nadrukkelijk onder de aandacht brengen dat er geen rechten
kunnen worden ontleend aan het huidige toewijzingsprotocol voor de toewijzing in de komende
jaren.
1.2 Operationalisatie algemene uitgangspunten
De onderstaande nummering heeft betrekking op de nummering van de hierboven
benoemde algemene uitgangspunten.
 AD 3: Het historisch opleidingsvolume van een praktijkopleidingsinstelling wordt
berekend door het aantal opleidelingen maal het aantal maanden dat betreffende
opleidelingen in opleiding waren over de periode dat de praktijkopleidingsinstelling in
het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2013 erkend was. In dit
toewijzingsprotocol wordt uitgegaan van de periode van 36 maanden tot en met 31
december 2013. Als een opleideling in een maand in opleiding is geweest, dan geldt
dat als hele maand, ook al betrof de opleidingsrelatie in die maand slechts één dag.
Wanneer een praktijkopleidingsinstelling minder behoefte aan instroomplaatsen heeft
dan de praktijkopleidingsinstelling op basis van het percentage historisch
opleidingsvolume toegewezen zou kunnen krijgen, dan wordt het aantal
instroomplaatsen naar beneden bijgesteld zodanig dat de maximale instroombehoefte
van de praktijkopleidingsinstelling wordt toegewezen.
 AD 4. Indien een praktijkopleidingsinstelling wordt erkend voor een andere opleiding
dan waarvoor de instelling reeds is erkend, dan wordt de praktijkopleidingsinstelling
voor de desbetreffende opleiding als nieuw erkende praktijkopleidingsinstelling
opgevat. Bijvoorbeeld: indien een praktijkopleidingsinstelling in januari 2011 is erkend
voor de PT en in januari 2014 is erkend voor de GZ, dan wordt die
3

praktijkopleidingsinstelling voor de GZ als nieuw erkend beschouwd indien de
praktijkopleidingsinstelling voor 2015 een GZ-opleidingsplaats wil starten. Indien een
praktijkopleidingsinstelling al erkend is voor een opleiding in een bepaalde sector, dan
wordt de praktijkopleidingsinstelling voor dezelfde opleiding in een andere sector niet
als nieuw erkend opgevat. De nieuwe sector wordt alleen toegepast voor de lopende
opleidingsplaatsen en niet voor de reeds afgeronde. Bijvoorbeeld: een
praktijkopleidinginstelling kan van de sector Onbekend onder de sector GGZ komen
te vallen. Voor gefuseerde praktijkopleidingsinstellingen geldt dat indien tenminste één
van de fuserende praktijkopleidingsinstellingen een erkenning heeft voor een
bepaalde opleiding, de gefuseerde instelling niet als nieuw erkende
praktijkopleidingsinstelling wordt beschouwd.
AD 6: Van instellingen die gefuseerd zijn, wordt het historisch opleidingsvolume van de
samenstellende delen bij elkaar geteld. Indien een praktijkopleidingsinstelling zich
gaat splitsen, wordt het historisch opleidingsvolume toegekend aan de oorspronkelijke
praktijkopleidingsinstelling die een erkenning heeft voor de bedoelde opleiding.
Wanneer het afgesplitste deel van de oorspronkelijke praktijkopleidingsinstelling een
erkenning voor een bepaalde opleiding verwerft, dan wordt het afgesplitste deel als
nieuw erkend beschouwd. Deze situatie betreft uitdrukkelijk niet een
samenwerkingsverband van praktijkopleidingsinstellingen, waarvan een van de
praktijkopleidingsinstellingen zelfstandig kan en wil gaan opleiden.
Indien twee praktijkopleidingsinstellingen met elkaar samenwerken om een
opleidingsplaats in te richten, wordt in elk eerste opleidingsjaar van een opleideling
een van de twee praktijkopleidingsinstellingen als ‘leidend’ beschouwd en de andere
praktijkopleidingsinstelling als ‘volgend’. De praktijkopleidingsinstellingen kiezen zelf
wie leidend en wie volgend is. Bij een toegewezen opleidingsplaats kan de leidende
praktijkopleidingsinstelling een beschikbaarheidbijdrage aanvragen. De ‘volgende’
praktijkopleidingsinstelling kan voor die opleidingsplaats geen
beschikbaarheidbijdrage aanvragen en kan niet in de categorie ‘nieuw erkend’ worden
opgenomen in de Verdeelronde 1. Gedurende de periode na het eerste opleidingsjaar
van de opleideling beslissen de ‘leidende’ en ‘volgende’ praktijkopleidingsinstelling
samen over de verdeling van de fte van de opleidingsplaats.
Indien de ‘volgende’ praktijkopleidingsinstelling niet meer in een
samenwerkingsverband, maar zelfstandig wil gaan opleiden, dan wordt deze
‘volgende’ praktijkopleidingsinstelling als reeds erkend en niet als nieuw erkend
beschouwd. Het eventueel opgebouwde historisch opleidingsvolume als ‘volgende’
praktijkopleidingsinstelling wordt meegenomen als gegeven in het rekenmodel.
4
1.3 Begrippen

Concept toewijzingsvoorstel:

Definitief toewijzingsvoorstel:

Doorstroomplaatsen:

Erkenningsdatum:

Historisch opleidingsvolume:

Instroomplaatsen:

Klacht:

Loting:

Loting:

Onbeschikte opleidingsplaats:

Opleidingen:

Opleidingsinstelling:

Praktijkopleidingsinstelling:
conceptvoorstel vanuit CONO m.b.t. toegewezen inen doorstroomplaatsen, voortkomend uit de beslisregels
van het toewijzingsprotocol.
definitief voorstel vanuit CONO m.b.t. toegewezen
in- en doorstroomplaatsen, voortkomend uit de beslisregels
van het toewijzingsprotocol, en rekening houdend met de
door de praktijkopleidingsinstellingen ingediende zienswijze.
de opleidingsplaatsen die vóór 2015 met de opleiding zijn
aangevangen.
de datum met ingang waarvan de praktijkopleidingsinstelling is erkend door een opleidingsinstelling om een
opleidingsplaats voor een bepaalde opleiding te kunnen
inrichten.
het aantal opleidelingen maal het aantal maanden
dat betreffende opleidelingen in opleiding waren over de
periode dat de praktijkopleidingsinstelling in het tijdvak 1
januari 2011 tot en met 31 december 2013 erkend was.
de opleidingsplaatsen voor opleidelingen die in 2015
met een zorgopleiding aanvangen.
reactie van praktijkopleidingsinstelling over de
toewijzingsprocedure.
een door de notaris verrichte loting, waarmee de
willekeurige volgorde van het eerstvolgende recht van een
instroomplaats van de praktijkopleidingsinstellingen wordt
bepaald.
toewijzingsprocedure.
Nieuw erkende praktijkopleidingsinstelling:
praktijkopleidingsinstelling die in de periode 2
april 2013 tot en met 1 april 2014 voor het eerst sinds 2008
is erkend voor de betreffende opleiding.
ingevulde opleidingsplaats waarvoor eerder geen
beschikbaarheidbijdrage is verstrekt.
opleidingen tot gezondheidszorgpsycholoog, klinisch
psycholoog, psychotherapeut en verpleegkundig specialist
ggz (3-jarige variant) zoals opgenomen in het
spelregeldocument.
de stichting, dan wel het samenwerkingsverband, die/dat
door VWS en/of de RSG is erkend als opleidingsinstelling
voor respectievelijk de basisberoepen
gezondheidszorgpsycholoog en psychotherapeut (artikel 3
wet BIG) en de specialismen klinisch psycholoog en klinisch
neuropsycholoog (artikel 14 wet BIG). Voorheen werd dit
het opleidingsinstituut genoemd.
een opleidende zorginstelling die door een
opleidingsinstelling is erkend voor het
verzorgen van het praktijkdeel van een zorgopleiding (ook
wel opleidingsinrichting genoemd).
5



2.
Subsidiabele opleidingsplaats: opleidingsplaats waarvoor beschikbaarheidbijdrage
kan worden verleend.
Verdeelplan:
het plan van VWS over de verdeling van de
toegewezen in- en doorstroom per
praktijkopleidingsinstelling per opleiding per sector,
voortkomend uit de beslisregels van het toewijzingsprotocol.
Zienswijze:
reactie van praktijkopleidingsinstellingen op
concepttoewijzingsvoorstel van CONO.
De totstandkoming van het toewijzingsvoorstel 2015
2.1. Procedure
Stapsgewijs volgt hier de procedure. De cursieve tekst betreft een mogelijke uitbreiding van de
procedure in het geval dat er voor een opleiding-sector combinatie minder aanvragen dan
beschikbare instroomplaatsen zijn.
a.
Uiterlijk 6 januari 2014 ontvangt het CONO van het opleidingsinstelling GGZ VS alle
gegevens m.b.t. de doorstroom 2015 voor de VS GGZ.
b.
Uiterlijk 12 februari 2014 legt CONO informatie over de doorstroom uit het opleidingsregister
ter verificatie voor aan de VS GGZ praktijkopleidingsinstellingen.
c.
Uiterlijk 7 maart 2014 laten de VS GGZ praktijkopleidingsinstellingen de verificatie over de
doorstroomgegevens aan CONO weten.
d.
CONO ontvangt uiterlijk 27 maart 2014 van alle opleidingsinstellingen:
- de geplande instroom per erkende praktijkopleidingsinstelling per opleiding voor 2015
- de ingetrokken erkenningen inclusief de intrekkingsdata
e.
CONO ontvangt uiterlijk 3 april 2014 van de opleidingsinstellingen:
- de nieuw erkende praktijkopleidingsinstellingen en de erkenningsdatum
- de geplande instroom van deze praktijkopleidingsinstellingen per opleiding voor 2015
f.
Uiterlijk 16 april 2014 verstuurt het CONO informatie over instroom (en doorstroom voor
opleidingsplaatsen Verpleegkundig specialist ggz) 2015 uit het opleidingsregister ter
verificatie aan de praktijkopleidingsinstellingen.
g. Uiterlijk 30 april 2014 verstrekken de praktijkopleidingsinstellingen aan het CONO:
- de laatste verificatie over de instroom (en doorstroom voor opleidingsplaatsen
Verpleegkundig specialist ggz) 2015,
- indien nodig het bewijs tot welke sector ze behoren.
h. Wanneer de gegevens door de praktijkopleidingsinstelling niet op de voorgeschreven
manier worden aangeleverd, maakt het CONO de praktijkopleidingsinstelling hierop attent.
De praktijkopleidingsinstelling krijgt 48 uur de kans de gegevens op de gevraagde manier
aan te leveren. De na de gestelde deadline ontvangen mutaties worden niet meer betrokken
bij de voorbereiding van het toewijzingsvoorstel. Let wel: het CONO gaat ervan uit dat de
6
aangeleverde gegevens juist en volledig zijn en zal deze niet uit eigen beweging
controleren.
i.
Het CONO beoordeelt de ontvangen reacties en corrigeert vervolgens waar nodig de
gegevens in het CONO-opleidingsregister.
j.
Het CONO toetst of praktijkopleidingsinstellingen in aanmerking komen voor
instroomplaatsen aan de hand van de vereisten van het spelregeldocument (erkenning
uiterlijk 1 april 2014).
k. Het CONO past de beslisregels uit dit protocol toe (zie paragraaf 2.2.) om te komen tot het
concept-toewijzingsvoorstel 2015.
CONO ontvangt op 2 mei 2014 van de FGzP uit het Opleidingsregister de data waarop ten
aanzien van de opleidingen gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut en klinisch
psycholoog wordt toegewezen. Het betreft gegevens met betrekking tot het historisch
opleidingsvolume (HOV). CONO aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid indien deze
gegevens niet correct blijken te zijn. Indien een praktijkopleidingsinstelling meent dat de
gegevens niet juist zijn, dient de betreffende praktijkopleidingsinstelling dit aan te geven bij de
zienswijze die ingediend kan worden tegen het concept toewijzingsvoorstel. CONO zal dit bij de
FGzP verifiëren. CONO zal - indien de gegevens onjuist blijken te zijn - de herziene gegevens
meenemen bij het vaststellen van het definitieve toewijzingsvoorstel.
l.
Het CONO verstuurt het concept-toewijzingsvoorstel en informatie uit het opleidingsregister
uiterlijk 6 juni 2014 aan de praktijkopleidingsinstellingen.
m. Praktijkopleidingsinstellingen kunnen hun zienswijze op het concept-toewijzingsvoorstel
uiterlijk 23 juni 2014 aan het CONO kenbaar maken. Na deze gestelde deadline ontvangen
zienswijzen worden niet meer in behandeling genomen. Het CONO gaat ervan uit dat
praktijkopleidingsinstellingen die niet gereageerd hebben, instemmen met het concept
toewijzingsvoorstel.
Een zienswijze is denkbaar in de volgende situaties:
A. het toewijzingsvoorstel is op basis van onjuiste feiten tot stand gekomen;
B. het toewijzingsvoorstel is niet transparant en/of toetsbaar tot stand gekomen;
C. er is afgeweken van het toewijzingsprotocol.
D. anders.
Voor het indienen van een zienswijze dient de praktijkopleidingsinstelling het digitale
formulier op de website www.conoggz.nl te gebruiken. Wanneer de zienswijze niet op de
voorgeschreven manier wordt ingediend, maakt CONO de praktijkopleidingsinstelling hierop
attent. De praktijkopleidingsinstelling krijgt 48 uur de kans de gegevens op de gevraagde
manier aan te leveren.
n. Indien praktijkopleidingsinstellingen een of meerdere eerder geplande instroomplaatsen
voor 2014 willen terugtrekken, geven ze dit uiterlijk 18 juni 2014 aan het CONO door.
Eventuele beschikkingen kunnen dan opnieuw verdeeld worden. Na het definitieve
toewijzingsvoorstel kan dit niet meer.
o. In het geval dat er voor een opleiding-sector combinatie minder aanvragen dan beschikbare
instroomplaatsen zijn, informeert het CONO uiterlijk 19 juni 2014 zowel
7
opleidingsinstellingen als praktijkopleidingsinstellingen dat een extra inventarisatieronde
voor Verdeelronde 5, zie tekst onder 2.2, mogelijk wordt gemaakt. Van de extra
Verdeelronde 5 wordt pas na de verwerking en beantwoording van de zienswijzen in die
opleiding-sector combinatie indien nodig gebruikt gemaakt. Het vóór de extra Verdeelronde
5 verkregen toewijzingsresultaat wordt door een eventuele extra inventarisatie- en
toewijzingsronde niet nadelig veranderd.
p. Het CONO ontvangt uiterlijk 25 juni 2014 van de opleidingsinstellingen de resultaten van de
extra inventarisatieronde, namelijk de geplande extra instroom per praktijkopleidingsinstelling per opleiding voor 2015 op 25 juni 2014. De praktijkopleidingsinstelling moet op 1
april 2014 voor de desbetreffende opleiding erkend zijn.
q.
Het CONO legt uiterlijk 1 juli 2014 het eventueel tweede concept-toewijzingsvoorstel en
informatie uit het opleidingsregister aan de desbetreffende praktijkopleidingsinstellingen
voor.
r.
Praktijkopleidingsinstellingen die deel hebben genomen aan de extra inventarisatieronde
kunnen hun zienswijze op het tweede concept-toewijzingsvoorstel uiterlijk 9 juli 2014 17 uur
aan het CONO kenbaar maken. Na deze gestelde deadline ontvangen zienswijzen worden
niet meer in behandeling genomen. Het CONO gaat ervan uit dat
praktijkopleidingsinstellingen die niet gereageerd hebben, instemmen met het concept
toewijzingsvoorstel.
s.
Het CONO verwerkt de zienswijzen van de praktijkopleidingsinstellingen en stuurt uiterlijk
15 juli 2014 een reactie op de zienswijzen aan de betreffende praktijkopleidingsinstelling.
t.
Uiterlijk 15 juli 2014 stelt het CONO een definitief toewijzingsvoorstel op en stuurt deze ter
informatie aan de praktijkopleidingsinstellingen.
u.
Het CONO legt het definitieve toewijzingsvoorstel uiterlijk op 15 juli 2014 ter toetsing aan
VWS voor. CONO legt het toewijzingsvoorstel conform het door VWS voorgeschreven
format aan VWS voor. Dit format is voorzien van een verklaring dat het CONO het
Toewijzingsvoorstel conform het Toewijzingsprotocol heeft opgesteld. Na de vaststelling van
het verdeelplan door VWS is dit het uitgangspunt voor de bekostiging van de
opleidingsplaatsen per opleidende zorginstelling. Wijziging van het verdeelplan is niet
mogelijk.
In Bijlage 1 is een vereenvoudigd overzicht van de tijdsplanning opgenomen. We zijn ons ervan
bewust dat de reactieperiode voor alle betrokkenen kort is. De gehele procedure zoals
beschreven in 2.1 is erop gericht het definitief toewijzingsvoorstel uiterlijk dinsdag 15 juli 2014,
voor de zomervakantie, te versturen. Vandaar dat alle partijen zich tot het uiterste moeten
inspannen te voldoen aan de deadlines.
2.2. Beslisregels
De volgende beslisregels worden gehanteerd:
1. Indien het aantal geplande instroomplaatsen per opleiding per sector kleiner dan of
gelijk is aan het aantal beschikbare instroomplaatsen in personen, worden de
8
geplande instroomplaatsen volledig in het concept-toewijzingsvoorstel opgenomen
voor de betreffende opleiding in de betreffende sector.
2. Indien het aantal geplande instroomplaatsen hoger dan het aantal beschikbare
instroomplaatsen in personen, gelden de volgende beslisregels in de volgorde zoals
hieronder beschreven.
Veldpartijen zijn overeengekomen dat er nog onvoldoende informatie beschikbaar is over de
verdeling van opleidingsplaatsen tussen generalistische basis GGz (gb-ggz) en
gespecialiseerde GGz (s-ggz). Het veld kiest ervoor om te komen tot een evenwichtige verdeling
die gestaafd wordt door de realiteit. Omdat op dit moment de juiste gegevens daarvoor
ontbreken is ervoor gekozen dit jaar te gebruiken om deze informatie te verzamelen. CONO
breidt hiervoor de sectorcheck uit en vraagt praktijkopleidingsinstellingen die zich voor de
instroom aanmelden te verklaren of zij GB-GGZ, S-GGZ of beide leveren.
Voor het toewijzen 2015 worden de sectoren GGZ en GGZ sub – dit onderscheid werd wel voor
het toewijzen 2014 gebruikt - samengevoegd tot één sector GGZ. Een onderscheid naar type
geleverde zorg (bg-ggz en s-ggz) is bij de huidige informatiepositie niet mogelijk.
Verdeelronde 1.
Van de beschikbare instroomplaatsen in de overige opleiding-sectorcombinaties wordt een
gedeelte beschikbaar gesteld voor de verdeling van instroomplaatsen aan nieuw erkende
praktijkopleidingsinstellingen.
De verdeling van de instroomplaatsen wordt als volgt bepaald: over de periode 1 januari
2011 tot en met 31 december 2013 wordt uitgerekend wat de verhouding is tussen de nieuw
erkende en reeds erkende praktijkopleidingsinstellingen voor wat betreft zowel de
subsidiabele/beschikte als onbeschikte gerealiseerde opleidingsplaatsen.
Het gemiddelde percentage over die jaren wordt berekend over alle opleidingen en sectoren
heen. Dit gemiddelde wordt gebruikt om de beschikbare instroomplaatsen voor de nieuw
erkende praktijkopleidingsinstellingen en reeds erkende praktijkopleidingsinstellingen vast te
stellen.
Indien het aantal beschikbare instroomplaatsen voor de nieuw erkende
praktijkopleidingsinstellingen per opleiding per sector door rekenkundige afronding op 0
komt, wordt het aantal beschikbare instroomplaatsen opgehoogd naar 1.
Iedere nieuw erkende praktijkopleidingsinstelling ontvangt 1 instroomplaats, tenzij er meer
nieuw erkende praktijkopleidingsinstellingen zijn dan beschikbare instroomplaatsen voor de
nieuw erkende praktijkopleidingsinstellingen. In die situatie worden de instroomplaatsen via
loting verricht door een notaris toegewezen. Iedere nieuw erkende
praktijkopleidingsinstelling per opleiding per sector dingt mee naar 1 subsidiabele
opleidingsplaats.
Wanneer er meer instroomplaatsen beschikbaar zijn dan nieuw erkende
praktijkopleidingsinstellingen, dan worden de resterende instroomplaatsen verdeeld in
Verdeelronde 2.
Verdeelronde 2.
De beschikbare instroomplaatsen voor reeds erkende praktijkopleidingsinstellingen worden
als volgt verdeeld:
Voor de reeds erkende praktijkopleidingsinstellingen wordt per
praktijkopleidingsinstelling bij de bepaling van de toe te wijzen plaatsen het
percentage van het historisch opleidingsvolume per praktijkopleidingsinstelling t.o.v.
het totaal van het historisch opleidingsvolume berekend.
9
Het percentage historisch opleidingsvolume wordt vermenigvuldigd met het beschikbare
aantal opleidingsplaatsen. De uitkomst hiervan wordt tot een geheel getal naar beneden
afgerond. De uitkomst van deze stap geeft het aantal instroomplaatsen per
praktijkopleidingsinstelling weer. Indien blijkt dat het aantal toegewezen instroomplaatsen
voor de praktijkopleidingsinstelling groter is dan de instroombehoefte, dan wordt het aantal
toegewezen instroomplaatsen naar het aantal van de instroombehoefte bijgesteld.
Verdeelronde 3.
De door afronding naar beneden ontstane instroomplaatsen worden verdeeld over de
praktijkopleidingsinstellingen met minder dan 1 instroomplaats, beginnend met de
praktijkopleidingsinstelling met het hoogste historisch opleidingsvolume. Iedere
praktijkopleidingsinstelling krijgt 1 instroomplaats toegewezen. Als blijkt dat een groep
praktijkopleidingsinstellingen op basis van het percentage historisch opleidingsvolume
evenveel aanspraak maakt op opleidingsplaatsen, dan zullen de
praktijkopleidingsinstellingen die in de periode 2009-2013 de grootste groei gekend hebben
in aantal plaatsen, het eerst in aanmerking komen voor het inleveren van een
instroomplaats. In de situatie dat twee of meer praktijkopleidingsinstellingen in dezelfde
mate in aanmerking komen voor het inleveren van instroomplaatsen geldt dat de
praktijkopleidingsinstelling die de grootste procentuele groei gekend heeft het eerst in
aanmerking komt voor het inleveren van een plaats.
Zodra het maximum in instroomplaatsen voor die opleiding in die sector bereikt is, stopt het
toewijzen van de instroomplaatsen.
Verdeelronde 4.
Indien er na Verdeelronde 3 nog instroomplaatsen resteren, herhaalt het proces zich vanaf
Verdeelronde 2 op dezelfde manier. Indien er hierna nog instroomplaatsen resteren,
ontvangen de nieuw erkende praktijkopleidingsinstellingen zonder instroomplaats 1
instroomplaats, op volgorde van loting. Dit proces verloopt iteratief: indien er hierna nog
instroomplaatsen resteren, ontvangen de nieuw erkende praktijkopleidingsinstellingen met
een behoefte van 2 of meer instroomplaatsen 1 instroomplaats, op volgorde van loting; etc.
Verdeelronde 5.
Indien na het verwerken van de zienswijzen naar aanleiding van de inventarisatieronde blijkt
dat er minder aanvragen dan beschikbare instroomplaatsen voor een bepaalde opleiding
per sector zijn, dan wordt er een extra inventarisatieronde uitgezet. Deze
inventarisatieronde is beschreven in paragraaf 2.1 onder punt ”o”. De concepttoewijzing van
de aanvragen uit de eerste inventarisatieronde voor de instroomplaatsen van de betreffende
sector(en) kunnen alleen door de zienswijzen naar aanleiding van de eerste
inventarisatieronde worden aangetast. De toewijzing kan niet door de extra
inventarisatieronde, noch door de zienswijzen naar aanleiding van de extra
inventarisatieronde worden aangetast. De resultaten van de extra inventarisatieronde
worden gebruikt in deze extra verdeelronde 5. De resterende instroomplaatsen worden
toegewezen volgens de verdeelrondesystematiek zoals hierboven beschreven.
3. In gevallen waarin dit protocol niet voorziet neemt de voorzitter van CONO-bestuur op
basis van de vigerende wet- en regelgeving alsmede de uitgangspunten van het
onderhavige protocol, gemotiveerd een beslissing. Zodra dit aan de orde is zal
hiervan mededeling worden gedaan op de website van CONO: www.conoggz.nl.
10
3. Klachten- en geschillenprocedure
Praktijkopleidingsinstellingen die ten aanzien van de totstandkoming van het toewijzingsvoorstel
klachten hebben wat betreft de procedure en de inhoud kunnen deze bij het bestuur van CONO
indienen. Klachten zijn denkbaar in de volgende situaties:
a) het toewijzingsvoorstel is op basis van onjuiste feiten tot stand gekomen;
b) het toewijzingsvoorstel is niet transparant en/of toetsbaar tot stand gekomen;
c) er is afgeweken van het toewijzingsprotocol.
d) er is sprake van onzorgvuldige of onbehoorlijke bejegening.
e) anders.
Over de uitslag van de loting, verricht door een notaris, wordt niet gecorrespondeerd in verband
met de privacygevoeligheid van de informatie. Voor het indienen van een klacht dient de
praktijkopleidingsinstelling het digitale formulier op de website www.conoggz.nl te gebruiken.
Binnen 6 weken na ontvangst van de klacht ontvangt de praktijkopleidingsinstelling een reactie
op de klacht.
11
4. Bijlagen
Bijlage 1 Planning activiteiten toewijzingsprocedure 2015
Activiteit
Opleidingsinstellingen geven CONO behoefte instroomplaatsen reeds
erkende praktijkopleidingsinstellingen door
Opleidingsinstellingen geven CONO behoefte instroomplaatsen nieuw
erkende praktijkopleidingsinstellingen door
CONO legt registergegevens ter verificatie aan
praktijkopleidingsinstellingen voor
Praktijkopleidingsinstellingen verifiëren gegevens uit register
CONO legt eerste concept-toewijzingsvoorstel aan
praktijkopleidingsinstellingen voor
CONO informeert praktijkopleidingsinstellingen en opleidingsinstellingen
over eventuele extra Verdeelronde 5
Praktijkopleidingsinstellingen kunnen zienswijze op concepttoewijzingsvoorstel aan CONO kenbaar maken
Opleidingsinstellingen geven CONO resultaten extra inventarisatieronde
door
CONO legt eventueel tweede concept-toewijzingsvoorstel aan
praktijkopleidingsinstellingen voor
Desbetreffende praktijkopleidingsinstellingen kunnen zienswijze op
tweede concept-toewijzingsvoorstel aan CONO kenbaar maken
CONO stuurt reactie op zienswijzen van praktijkopleidingsinstellingen
CONO stuurt definitief toewijzingsvoorstel aan
praktijkopleidingsinstellingen
CONO dient toewijzingsvoorstel in bij VWS
Deadline 2014
27 maart
3 april
16 april
30 april
6 juni
19 juni
23 juni
25 juni
1 juli
9 juli
15 juli
15 juli
15 juli
12