Toewijzingsprotocol 2015 zorgopleidingen gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut, klinisch psycholoog en verpleegkundig specialist ggz 5 juni 2014 1 1. Uitgangspunten 1.1 Algemene uitgangspunten Het toewijzingsprotocol betreft de verdeling van de opleidingsplaatsen voor de zorgopleidingen gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut, klinisch psycholoog en verpleegkundig specialist GGZ (3-jarige variant). Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft in 2011 besloten de verantwoordelijkheid voor het toewijzingsproces bij de veldpartijen te leggen. CONO, waarin deze veldpartijen vertegenwoordigd zijn, heeft deze taak op zich genomen. Het door VWS vastgestelde spelregeldocument inclusief de daarbij behorende planning geldt als uitgangspunt voor het toewijzingsprotocol. VWS stelt per opleiding het maximum aantal instroomplaatsen vast, die voor een beschikbaarheidbijdrage in aanmerking komen. Dit toewijzingsprotocol beschrijft hoe de instroomplaatsen worden verdeeld over de erkende praktijkopleidingsinstellingen. In het toewijzingsvoorstel wordt tevens de subsidiabele doorstroom voor opleidingsplaatsen tot Verpleegkundig specialist GGZ opgenomen. De doorstroom voor de opleidingen tot gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut en klinisch psycholoog wordt niet in het toewijzingsvoorstel opgenomen. Voor de doorstroom zal worden uitgegaan van de doorstroombestanden van de FGzP op peildatum 31 oktober 2014, waarbij de voor vorige jaren gebruikte correctiefactoren worden gehanteerd (zie hieronder bij punt 4 op bladzijde 3). Bij het opstellen van de verdeelcriteria hanteert CONO meerdere uitgangspunten, mede op basis van ervaringen van eerdere jaren: 1. Alleen praktijkopleidingsinstellingen die voldoen aan de voorwaarden per opleiding per sector – gesteld door VWS in het spelregeldocument – komen in aanmerking voor beschikbaarheidbijdrage voor opleidingsplaatsen. Dit betekent onder meer dat de praktijkopleidingsinstelling op 1 april 2014 erkend moet zijn voor de desbetreffende zorgopleiding. De subsidiabele sectoren betreffen epilepsie (EP), geestelijke gezondheidszorg (GGZ), gehandicaptenzorg (GHZ), Revalidatie (REV), verpleeghuiszorg (VPL) en ziekenhuiszorg (ZKH). 2. Wanneer een praktijkopleidingsinstelling eerder subsidiabele/beschikte instroomplaatsen heeft ontvangen, dan is de daarbij behorende doorstroom eveneens subsidiabel voor de resterende opleidingsduur, mits hiervoor een beschikbaarheidbijdrage wordt aangevraagd en wordt voldaan aan de vereisten hiervoor. 3. CONO streeft naar continuïteit van opleiden, om praktijkopleidingsinstellingsniveau. Om deze reden wordt de in het verleden gepleegde opleidingsinspanning meegewogen in de verdeelcriteria: het ‘historisch opleidingsvolume’ (HOV) zoals gemeld aan het CONO (VS GGZ) en het register van de FGzP (GZ, PT en KP) tot 1 mei 2014. Op gezag van VWS zal de HOV-periode worden berekend over hele kalenderjaren. Als uitgangspunt wordt hierbij gebruik gemaakt van de totale gerealiseerde opleidingscapaciteit per praktijkopleidingsinstelling. Dit betekent dat het volledige historisch opleidingsvolume mee wordt genomen, zowel van gesubsidieerde als ongesubsidieerde opleidingsplaatsen. Hierbij wordt rekening gehouden met de periode dat de betreffende praktijkopleidingsinstelling door de opleidingsinstelling, zoals is gedefinieerd onder paragraaf 1.3 van het onderhavige protocol, erkend is. Bijvoorbeeld: wanneer een praktijkinstelling vanaf mei 2012 voor de psychotherapie is erkend, dan wordt het historisch opleidingsvolume over de periode 1 januari 2012 – 31 december 2013 gedeeld 2 4. 5. 6. 7. 8. en niet over de volledige HOV periode berekend (1 januari 2011 – 31 december 2013). Zie voor de definitie van het HOV onder 1.3. Begrippen. Op basis van het beginsel van rechtsgelijkheid worden de beschikbare instroomplaatsen verdeeld over de totale opleidingscapaciteit van zowel nieuwe als reeds erkende praktijkopleidingsinstellingen. Omdat de behoefte aan opleidingsplaatsen voor de meeste opleidingen groter is dan het huidige beschikbare aantal gesubsidieerde opleidingsplaatsen zullen zowel nieuwe als reeds erkende praktijkopleidingsinstellingen rekening moeten houden met het niet volledig gesubsidieerd krijgen van hun eigen opleidingsbehoefte. De bijbehorende ‘instroom-fte’ (en eventuele doorstroom-fte bij opleidingsplaatsen Verpleegkundig specialist GGZ) is afhankelijk van het startmoment in het jaar. Voor de opleidingen Gezondheidszorgpsycholoog, Klinisch psycholoog en Psychotherapeut wordt de bijbehorende fte als volgt berekend: het startmoment in het jaar vermenigvuldigd met de voor vorige jaren gehanteerde correctiefactoren: respectievelijk 1, 0,75 en 0,5. Indien na het verwerken van de zienswijzen blijkt dat er minder aanvragen dan beschikbare instroomplaatsen per opleiding per sector zijn, dan wordt een extra verdeelronde 5 mogelijk gemaakt. Bij de toewijzing wordt rekening gehouden met wijzigingen van de organisatorische situatie of erkenningssituatie van praktijkopleidingsinstellingen. Zie hieronder bij 1.2 voor nadere toelichting. Praktijkopleidingsinstellingen kunnen niet meer instroomplaatsen toegewezen krijgen dan het aantal dat ze hebben aangevraagd. Onbeschikte doorstroomplaatsen kunnen alsnog subsidiabel/beschikt worden gemaakt door daarvoor een beschikte instroomplaats aan te wenden. De veldpartijen willen graag nadrukkelijk onder de aandacht brengen dat er geen rechten kunnen worden ontleend aan het huidige toewijzingsprotocol voor de toewijzing in de komende jaren. 1.2 Operationalisatie algemene uitgangspunten De onderstaande nummering heeft betrekking op de nummering van de hierboven benoemde algemene uitgangspunten. AD 3: Het historisch opleidingsvolume van een praktijkopleidingsinstelling wordt berekend door het aantal opleidelingen maal het aantal maanden dat betreffende opleidelingen in opleiding waren over de periode dat de praktijkopleidingsinstelling in het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2013 erkend was. In dit toewijzingsprotocol wordt uitgegaan van de periode van 36 maanden tot en met 31 december 2013. Als een opleideling in een maand in opleiding is geweest, dan geldt dat als hele maand, ook al betrof de opleidingsrelatie in die maand slechts één dag. Wanneer een praktijkopleidingsinstelling minder behoefte aan instroomplaatsen heeft dan de praktijkopleidingsinstelling op basis van het percentage historisch opleidingsvolume toegewezen zou kunnen krijgen, dan wordt het aantal instroomplaatsen naar beneden bijgesteld zodanig dat de maximale instroombehoefte van de praktijkopleidingsinstelling wordt toegewezen. AD 4. Indien een praktijkopleidingsinstelling wordt erkend voor een andere opleiding dan waarvoor de instelling reeds is erkend, dan wordt de praktijkopleidingsinstelling voor de desbetreffende opleiding als nieuw erkende praktijkopleidingsinstelling opgevat. Bijvoorbeeld: indien een praktijkopleidingsinstelling in januari 2011 is erkend voor de PT en in januari 2014 is erkend voor de GZ, dan wordt die 3 praktijkopleidingsinstelling voor de GZ als nieuw erkend beschouwd indien de praktijkopleidingsinstelling voor 2015 een GZ-opleidingsplaats wil starten. Indien een praktijkopleidingsinstelling al erkend is voor een opleiding in een bepaalde sector, dan wordt de praktijkopleidingsinstelling voor dezelfde opleiding in een andere sector niet als nieuw erkend opgevat. De nieuwe sector wordt alleen toegepast voor de lopende opleidingsplaatsen en niet voor de reeds afgeronde. Bijvoorbeeld: een praktijkopleidinginstelling kan van de sector Onbekend onder de sector GGZ komen te vallen. Voor gefuseerde praktijkopleidingsinstellingen geldt dat indien tenminste één van de fuserende praktijkopleidingsinstellingen een erkenning heeft voor een bepaalde opleiding, de gefuseerde instelling niet als nieuw erkende praktijkopleidingsinstelling wordt beschouwd. AD 6: Van instellingen die gefuseerd zijn, wordt het historisch opleidingsvolume van de samenstellende delen bij elkaar geteld. Indien een praktijkopleidingsinstelling zich gaat splitsen, wordt het historisch opleidingsvolume toegekend aan de oorspronkelijke praktijkopleidingsinstelling die een erkenning heeft voor de bedoelde opleiding. Wanneer het afgesplitste deel van de oorspronkelijke praktijkopleidingsinstelling een erkenning voor een bepaalde opleiding verwerft, dan wordt het afgesplitste deel als nieuw erkend beschouwd. Deze situatie betreft uitdrukkelijk niet een samenwerkingsverband van praktijkopleidingsinstellingen, waarvan een van de praktijkopleidingsinstellingen zelfstandig kan en wil gaan opleiden. Indien twee praktijkopleidingsinstellingen met elkaar samenwerken om een opleidingsplaats in te richten, wordt in elk eerste opleidingsjaar van een opleideling een van de twee praktijkopleidingsinstellingen als ‘leidend’ beschouwd en de andere praktijkopleidingsinstelling als ‘volgend’. De praktijkopleidingsinstellingen kiezen zelf wie leidend en wie volgend is. Bij een toegewezen opleidingsplaats kan de leidende praktijkopleidingsinstelling een beschikbaarheidbijdrage aanvragen. De ‘volgende’ praktijkopleidingsinstelling kan voor die opleidingsplaats geen beschikbaarheidbijdrage aanvragen en kan niet in de categorie ‘nieuw erkend’ worden opgenomen in de Verdeelronde 1. Gedurende de periode na het eerste opleidingsjaar van de opleideling beslissen de ‘leidende’ en ‘volgende’ praktijkopleidingsinstelling samen over de verdeling van de fte van de opleidingsplaats. Indien de ‘volgende’ praktijkopleidingsinstelling niet meer in een samenwerkingsverband, maar zelfstandig wil gaan opleiden, dan wordt deze ‘volgende’ praktijkopleidingsinstelling als reeds erkend en niet als nieuw erkend beschouwd. Het eventueel opgebouwde historisch opleidingsvolume als ‘volgende’ praktijkopleidingsinstelling wordt meegenomen als gegeven in het rekenmodel. 4 1.3 Begrippen Concept toewijzingsvoorstel: Definitief toewijzingsvoorstel: Doorstroomplaatsen: Erkenningsdatum: Historisch opleidingsvolume: Instroomplaatsen: Klacht: Loting: Loting: Onbeschikte opleidingsplaats: Opleidingen: Opleidingsinstelling: Praktijkopleidingsinstelling: conceptvoorstel vanuit CONO m.b.t. toegewezen inen doorstroomplaatsen, voortkomend uit de beslisregels van het toewijzingsprotocol. definitief voorstel vanuit CONO m.b.t. toegewezen in- en doorstroomplaatsen, voortkomend uit de beslisregels van het toewijzingsprotocol, en rekening houdend met de door de praktijkopleidingsinstellingen ingediende zienswijze. de opleidingsplaatsen die vóór 2015 met de opleiding zijn aangevangen. de datum met ingang waarvan de praktijkopleidingsinstelling is erkend door een opleidingsinstelling om een opleidingsplaats voor een bepaalde opleiding te kunnen inrichten. het aantal opleidelingen maal het aantal maanden dat betreffende opleidelingen in opleiding waren over de periode dat de praktijkopleidingsinstelling in het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2013 erkend was. de opleidingsplaatsen voor opleidelingen die in 2015 met een zorgopleiding aanvangen. reactie van praktijkopleidingsinstelling over de toewijzingsprocedure. een door de notaris verrichte loting, waarmee de willekeurige volgorde van het eerstvolgende recht van een instroomplaats van de praktijkopleidingsinstellingen wordt bepaald. toewijzingsprocedure. Nieuw erkende praktijkopleidingsinstelling: praktijkopleidingsinstelling die in de periode 2 april 2013 tot en met 1 april 2014 voor het eerst sinds 2008 is erkend voor de betreffende opleiding. ingevulde opleidingsplaats waarvoor eerder geen beschikbaarheidbijdrage is verstrekt. opleidingen tot gezondheidszorgpsycholoog, klinisch psycholoog, psychotherapeut en verpleegkundig specialist ggz (3-jarige variant) zoals opgenomen in het spelregeldocument. de stichting, dan wel het samenwerkingsverband, die/dat door VWS en/of de RSG is erkend als opleidingsinstelling voor respectievelijk de basisberoepen gezondheidszorgpsycholoog en psychotherapeut (artikel 3 wet BIG) en de specialismen klinisch psycholoog en klinisch neuropsycholoog (artikel 14 wet BIG). Voorheen werd dit het opleidingsinstituut genoemd. een opleidende zorginstelling die door een opleidingsinstelling is erkend voor het verzorgen van het praktijkdeel van een zorgopleiding (ook wel opleidingsinrichting genoemd). 5 2. Subsidiabele opleidingsplaats: opleidingsplaats waarvoor beschikbaarheidbijdrage kan worden verleend. Verdeelplan: het plan van VWS over de verdeling van de toegewezen in- en doorstroom per praktijkopleidingsinstelling per opleiding per sector, voortkomend uit de beslisregels van het toewijzingsprotocol. Zienswijze: reactie van praktijkopleidingsinstellingen op concepttoewijzingsvoorstel van CONO. De totstandkoming van het toewijzingsvoorstel 2015 2.1. Procedure Stapsgewijs volgt hier de procedure. De cursieve tekst betreft een mogelijke uitbreiding van de procedure in het geval dat er voor een opleiding-sector combinatie minder aanvragen dan beschikbare instroomplaatsen zijn. a. Uiterlijk 6 januari 2014 ontvangt het CONO van het opleidingsinstelling GGZ VS alle gegevens m.b.t. de doorstroom 2015 voor de VS GGZ. b. Uiterlijk 12 februari 2014 legt CONO informatie over de doorstroom uit het opleidingsregister ter verificatie voor aan de VS GGZ praktijkopleidingsinstellingen. c. Uiterlijk 7 maart 2014 laten de VS GGZ praktijkopleidingsinstellingen de verificatie over de doorstroomgegevens aan CONO weten. d. CONO ontvangt uiterlijk 27 maart 2014 van alle opleidingsinstellingen: - de geplande instroom per erkende praktijkopleidingsinstelling per opleiding voor 2015 - de ingetrokken erkenningen inclusief de intrekkingsdata e. CONO ontvangt uiterlijk 3 april 2014 van de opleidingsinstellingen: - de nieuw erkende praktijkopleidingsinstellingen en de erkenningsdatum - de geplande instroom van deze praktijkopleidingsinstellingen per opleiding voor 2015 f. Uiterlijk 16 april 2014 verstuurt het CONO informatie over instroom (en doorstroom voor opleidingsplaatsen Verpleegkundig specialist ggz) 2015 uit het opleidingsregister ter verificatie aan de praktijkopleidingsinstellingen. g. Uiterlijk 30 april 2014 verstrekken de praktijkopleidingsinstellingen aan het CONO: - de laatste verificatie over de instroom (en doorstroom voor opleidingsplaatsen Verpleegkundig specialist ggz) 2015, - indien nodig het bewijs tot welke sector ze behoren. h. Wanneer de gegevens door de praktijkopleidingsinstelling niet op de voorgeschreven manier worden aangeleverd, maakt het CONO de praktijkopleidingsinstelling hierop attent. De praktijkopleidingsinstelling krijgt 48 uur de kans de gegevens op de gevraagde manier aan te leveren. De na de gestelde deadline ontvangen mutaties worden niet meer betrokken bij de voorbereiding van het toewijzingsvoorstel. Let wel: het CONO gaat ervan uit dat de 6 aangeleverde gegevens juist en volledig zijn en zal deze niet uit eigen beweging controleren. i. Het CONO beoordeelt de ontvangen reacties en corrigeert vervolgens waar nodig de gegevens in het CONO-opleidingsregister. j. Het CONO toetst of praktijkopleidingsinstellingen in aanmerking komen voor instroomplaatsen aan de hand van de vereisten van het spelregeldocument (erkenning uiterlijk 1 april 2014). k. Het CONO past de beslisregels uit dit protocol toe (zie paragraaf 2.2.) om te komen tot het concept-toewijzingsvoorstel 2015. CONO ontvangt op 2 mei 2014 van de FGzP uit het Opleidingsregister de data waarop ten aanzien van de opleidingen gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut en klinisch psycholoog wordt toegewezen. Het betreft gegevens met betrekking tot het historisch opleidingsvolume (HOV). CONO aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid indien deze gegevens niet correct blijken te zijn. Indien een praktijkopleidingsinstelling meent dat de gegevens niet juist zijn, dient de betreffende praktijkopleidingsinstelling dit aan te geven bij de zienswijze die ingediend kan worden tegen het concept toewijzingsvoorstel. CONO zal dit bij de FGzP verifiëren. CONO zal - indien de gegevens onjuist blijken te zijn - de herziene gegevens meenemen bij het vaststellen van het definitieve toewijzingsvoorstel. l. Het CONO verstuurt het concept-toewijzingsvoorstel en informatie uit het opleidingsregister uiterlijk 6 juni 2014 aan de praktijkopleidingsinstellingen. m. Praktijkopleidingsinstellingen kunnen hun zienswijze op het concept-toewijzingsvoorstel uiterlijk 23 juni 2014 aan het CONO kenbaar maken. Na deze gestelde deadline ontvangen zienswijzen worden niet meer in behandeling genomen. Het CONO gaat ervan uit dat praktijkopleidingsinstellingen die niet gereageerd hebben, instemmen met het concept toewijzingsvoorstel. Een zienswijze is denkbaar in de volgende situaties: A. het toewijzingsvoorstel is op basis van onjuiste feiten tot stand gekomen; B. het toewijzingsvoorstel is niet transparant en/of toetsbaar tot stand gekomen; C. er is afgeweken van het toewijzingsprotocol. D. anders. Voor het indienen van een zienswijze dient de praktijkopleidingsinstelling het digitale formulier op de website www.conoggz.nl te gebruiken. Wanneer de zienswijze niet op de voorgeschreven manier wordt ingediend, maakt CONO de praktijkopleidingsinstelling hierop attent. De praktijkopleidingsinstelling krijgt 48 uur de kans de gegevens op de gevraagde manier aan te leveren. n. Indien praktijkopleidingsinstellingen een of meerdere eerder geplande instroomplaatsen voor 2014 willen terugtrekken, geven ze dit uiterlijk 18 juni 2014 aan het CONO door. Eventuele beschikkingen kunnen dan opnieuw verdeeld worden. Na het definitieve toewijzingsvoorstel kan dit niet meer. o. In het geval dat er voor een opleiding-sector combinatie minder aanvragen dan beschikbare instroomplaatsen zijn, informeert het CONO uiterlijk 19 juni 2014 zowel 7 opleidingsinstellingen als praktijkopleidingsinstellingen dat een extra inventarisatieronde voor Verdeelronde 5, zie tekst onder 2.2, mogelijk wordt gemaakt. Van de extra Verdeelronde 5 wordt pas na de verwerking en beantwoording van de zienswijzen in die opleiding-sector combinatie indien nodig gebruikt gemaakt. Het vóór de extra Verdeelronde 5 verkregen toewijzingsresultaat wordt door een eventuele extra inventarisatie- en toewijzingsronde niet nadelig veranderd. p. Het CONO ontvangt uiterlijk 25 juni 2014 van de opleidingsinstellingen de resultaten van de extra inventarisatieronde, namelijk de geplande extra instroom per praktijkopleidingsinstelling per opleiding voor 2015 op 25 juni 2014. De praktijkopleidingsinstelling moet op 1 april 2014 voor de desbetreffende opleiding erkend zijn. q. Het CONO legt uiterlijk 1 juli 2014 het eventueel tweede concept-toewijzingsvoorstel en informatie uit het opleidingsregister aan de desbetreffende praktijkopleidingsinstellingen voor. r. Praktijkopleidingsinstellingen die deel hebben genomen aan de extra inventarisatieronde kunnen hun zienswijze op het tweede concept-toewijzingsvoorstel uiterlijk 9 juli 2014 17 uur aan het CONO kenbaar maken. Na deze gestelde deadline ontvangen zienswijzen worden niet meer in behandeling genomen. Het CONO gaat ervan uit dat praktijkopleidingsinstellingen die niet gereageerd hebben, instemmen met het concept toewijzingsvoorstel. s. Het CONO verwerkt de zienswijzen van de praktijkopleidingsinstellingen en stuurt uiterlijk 15 juli 2014 een reactie op de zienswijzen aan de betreffende praktijkopleidingsinstelling. t. Uiterlijk 15 juli 2014 stelt het CONO een definitief toewijzingsvoorstel op en stuurt deze ter informatie aan de praktijkopleidingsinstellingen. u. Het CONO legt het definitieve toewijzingsvoorstel uiterlijk op 15 juli 2014 ter toetsing aan VWS voor. CONO legt het toewijzingsvoorstel conform het door VWS voorgeschreven format aan VWS voor. Dit format is voorzien van een verklaring dat het CONO het Toewijzingsvoorstel conform het Toewijzingsprotocol heeft opgesteld. Na de vaststelling van het verdeelplan door VWS is dit het uitgangspunt voor de bekostiging van de opleidingsplaatsen per opleidende zorginstelling. Wijziging van het verdeelplan is niet mogelijk. In Bijlage 1 is een vereenvoudigd overzicht van de tijdsplanning opgenomen. We zijn ons ervan bewust dat de reactieperiode voor alle betrokkenen kort is. De gehele procedure zoals beschreven in 2.1 is erop gericht het definitief toewijzingsvoorstel uiterlijk dinsdag 15 juli 2014, voor de zomervakantie, te versturen. Vandaar dat alle partijen zich tot het uiterste moeten inspannen te voldoen aan de deadlines. 2.2. Beslisregels De volgende beslisregels worden gehanteerd: 1. Indien het aantal geplande instroomplaatsen per opleiding per sector kleiner dan of gelijk is aan het aantal beschikbare instroomplaatsen in personen, worden de 8 geplande instroomplaatsen volledig in het concept-toewijzingsvoorstel opgenomen voor de betreffende opleiding in de betreffende sector. 2. Indien het aantal geplande instroomplaatsen hoger dan het aantal beschikbare instroomplaatsen in personen, gelden de volgende beslisregels in de volgorde zoals hieronder beschreven. Veldpartijen zijn overeengekomen dat er nog onvoldoende informatie beschikbaar is over de verdeling van opleidingsplaatsen tussen generalistische basis GGz (gb-ggz) en gespecialiseerde GGz (s-ggz). Het veld kiest ervoor om te komen tot een evenwichtige verdeling die gestaafd wordt door de realiteit. Omdat op dit moment de juiste gegevens daarvoor ontbreken is ervoor gekozen dit jaar te gebruiken om deze informatie te verzamelen. CONO breidt hiervoor de sectorcheck uit en vraagt praktijkopleidingsinstellingen die zich voor de instroom aanmelden te verklaren of zij GB-GGZ, S-GGZ of beide leveren. Voor het toewijzen 2015 worden de sectoren GGZ en GGZ sub – dit onderscheid werd wel voor het toewijzen 2014 gebruikt - samengevoegd tot één sector GGZ. Een onderscheid naar type geleverde zorg (bg-ggz en s-ggz) is bij de huidige informatiepositie niet mogelijk. Verdeelronde 1. Van de beschikbare instroomplaatsen in de overige opleiding-sectorcombinaties wordt een gedeelte beschikbaar gesteld voor de verdeling van instroomplaatsen aan nieuw erkende praktijkopleidingsinstellingen. De verdeling van de instroomplaatsen wordt als volgt bepaald: over de periode 1 januari 2011 tot en met 31 december 2013 wordt uitgerekend wat de verhouding is tussen de nieuw erkende en reeds erkende praktijkopleidingsinstellingen voor wat betreft zowel de subsidiabele/beschikte als onbeschikte gerealiseerde opleidingsplaatsen. Het gemiddelde percentage over die jaren wordt berekend over alle opleidingen en sectoren heen. Dit gemiddelde wordt gebruikt om de beschikbare instroomplaatsen voor de nieuw erkende praktijkopleidingsinstellingen en reeds erkende praktijkopleidingsinstellingen vast te stellen. Indien het aantal beschikbare instroomplaatsen voor de nieuw erkende praktijkopleidingsinstellingen per opleiding per sector door rekenkundige afronding op 0 komt, wordt het aantal beschikbare instroomplaatsen opgehoogd naar 1. Iedere nieuw erkende praktijkopleidingsinstelling ontvangt 1 instroomplaats, tenzij er meer nieuw erkende praktijkopleidingsinstellingen zijn dan beschikbare instroomplaatsen voor de nieuw erkende praktijkopleidingsinstellingen. In die situatie worden de instroomplaatsen via loting verricht door een notaris toegewezen. Iedere nieuw erkende praktijkopleidingsinstelling per opleiding per sector dingt mee naar 1 subsidiabele opleidingsplaats. Wanneer er meer instroomplaatsen beschikbaar zijn dan nieuw erkende praktijkopleidingsinstellingen, dan worden de resterende instroomplaatsen verdeeld in Verdeelronde 2. Verdeelronde 2. De beschikbare instroomplaatsen voor reeds erkende praktijkopleidingsinstellingen worden als volgt verdeeld: Voor de reeds erkende praktijkopleidingsinstellingen wordt per praktijkopleidingsinstelling bij de bepaling van de toe te wijzen plaatsen het percentage van het historisch opleidingsvolume per praktijkopleidingsinstelling t.o.v. het totaal van het historisch opleidingsvolume berekend. 9 Het percentage historisch opleidingsvolume wordt vermenigvuldigd met het beschikbare aantal opleidingsplaatsen. De uitkomst hiervan wordt tot een geheel getal naar beneden afgerond. De uitkomst van deze stap geeft het aantal instroomplaatsen per praktijkopleidingsinstelling weer. Indien blijkt dat het aantal toegewezen instroomplaatsen voor de praktijkopleidingsinstelling groter is dan de instroombehoefte, dan wordt het aantal toegewezen instroomplaatsen naar het aantal van de instroombehoefte bijgesteld. Verdeelronde 3. De door afronding naar beneden ontstane instroomplaatsen worden verdeeld over de praktijkopleidingsinstellingen met minder dan 1 instroomplaats, beginnend met de praktijkopleidingsinstelling met het hoogste historisch opleidingsvolume. Iedere praktijkopleidingsinstelling krijgt 1 instroomplaats toegewezen. Als blijkt dat een groep praktijkopleidingsinstellingen op basis van het percentage historisch opleidingsvolume evenveel aanspraak maakt op opleidingsplaatsen, dan zullen de praktijkopleidingsinstellingen die in de periode 2009-2013 de grootste groei gekend hebben in aantal plaatsen, het eerst in aanmerking komen voor het inleveren van een instroomplaats. In de situatie dat twee of meer praktijkopleidingsinstellingen in dezelfde mate in aanmerking komen voor het inleveren van instroomplaatsen geldt dat de praktijkopleidingsinstelling die de grootste procentuele groei gekend heeft het eerst in aanmerking komt voor het inleveren van een plaats. Zodra het maximum in instroomplaatsen voor die opleiding in die sector bereikt is, stopt het toewijzen van de instroomplaatsen. Verdeelronde 4. Indien er na Verdeelronde 3 nog instroomplaatsen resteren, herhaalt het proces zich vanaf Verdeelronde 2 op dezelfde manier. Indien er hierna nog instroomplaatsen resteren, ontvangen de nieuw erkende praktijkopleidingsinstellingen zonder instroomplaats 1 instroomplaats, op volgorde van loting. Dit proces verloopt iteratief: indien er hierna nog instroomplaatsen resteren, ontvangen de nieuw erkende praktijkopleidingsinstellingen met een behoefte van 2 of meer instroomplaatsen 1 instroomplaats, op volgorde van loting; etc. Verdeelronde 5. Indien na het verwerken van de zienswijzen naar aanleiding van de inventarisatieronde blijkt dat er minder aanvragen dan beschikbare instroomplaatsen voor een bepaalde opleiding per sector zijn, dan wordt er een extra inventarisatieronde uitgezet. Deze inventarisatieronde is beschreven in paragraaf 2.1 onder punt ”o”. De concepttoewijzing van de aanvragen uit de eerste inventarisatieronde voor de instroomplaatsen van de betreffende sector(en) kunnen alleen door de zienswijzen naar aanleiding van de eerste inventarisatieronde worden aangetast. De toewijzing kan niet door de extra inventarisatieronde, noch door de zienswijzen naar aanleiding van de extra inventarisatieronde worden aangetast. De resultaten van de extra inventarisatieronde worden gebruikt in deze extra verdeelronde 5. De resterende instroomplaatsen worden toegewezen volgens de verdeelrondesystematiek zoals hierboven beschreven. 3. In gevallen waarin dit protocol niet voorziet neemt de voorzitter van CONO-bestuur op basis van de vigerende wet- en regelgeving alsmede de uitgangspunten van het onderhavige protocol, gemotiveerd een beslissing. Zodra dit aan de orde is zal hiervan mededeling worden gedaan op de website van CONO: www.conoggz.nl. 10 3. Klachten- en geschillenprocedure Praktijkopleidingsinstellingen die ten aanzien van de totstandkoming van het toewijzingsvoorstel klachten hebben wat betreft de procedure en de inhoud kunnen deze bij het bestuur van CONO indienen. Klachten zijn denkbaar in de volgende situaties: a) het toewijzingsvoorstel is op basis van onjuiste feiten tot stand gekomen; b) het toewijzingsvoorstel is niet transparant en/of toetsbaar tot stand gekomen; c) er is afgeweken van het toewijzingsprotocol. d) er is sprake van onzorgvuldige of onbehoorlijke bejegening. e) anders. Over de uitslag van de loting, verricht door een notaris, wordt niet gecorrespondeerd in verband met de privacygevoeligheid van de informatie. Voor het indienen van een klacht dient de praktijkopleidingsinstelling het digitale formulier op de website www.conoggz.nl te gebruiken. Binnen 6 weken na ontvangst van de klacht ontvangt de praktijkopleidingsinstelling een reactie op de klacht. 11 4. Bijlagen Bijlage 1 Planning activiteiten toewijzingsprocedure 2015 Activiteit Opleidingsinstellingen geven CONO behoefte instroomplaatsen reeds erkende praktijkopleidingsinstellingen door Opleidingsinstellingen geven CONO behoefte instroomplaatsen nieuw erkende praktijkopleidingsinstellingen door CONO legt registergegevens ter verificatie aan praktijkopleidingsinstellingen voor Praktijkopleidingsinstellingen verifiëren gegevens uit register CONO legt eerste concept-toewijzingsvoorstel aan praktijkopleidingsinstellingen voor CONO informeert praktijkopleidingsinstellingen en opleidingsinstellingen over eventuele extra Verdeelronde 5 Praktijkopleidingsinstellingen kunnen zienswijze op concepttoewijzingsvoorstel aan CONO kenbaar maken Opleidingsinstellingen geven CONO resultaten extra inventarisatieronde door CONO legt eventueel tweede concept-toewijzingsvoorstel aan praktijkopleidingsinstellingen voor Desbetreffende praktijkopleidingsinstellingen kunnen zienswijze op tweede concept-toewijzingsvoorstel aan CONO kenbaar maken CONO stuurt reactie op zienswijzen van praktijkopleidingsinstellingen CONO stuurt definitief toewijzingsvoorstel aan praktijkopleidingsinstellingen CONO dient toewijzingsvoorstel in bij VWS Deadline 2014 27 maart 3 april 16 april 30 april 6 juni 19 juni 23 juni 25 juni 1 juli 9 juli 15 juli 15 juli 15 juli 12
© Copyright 2024 ExpyDoc