betrouwbaarheid-en-reproduceerbaarheid-van-het-bepalen

W E R K D O C U M E N T
BETROUWBAARHEID EN REPRODUCEERBAARHEID
VAN HET BEPALEN VAN VOCHT EN ZOUT IN
ZOUTE ZANDGRONDEN
door
Chr. Visscher
1980-78 Abw
I E N S T V O O R
D E
f ebruari
I J S S E L M E E R P O L D E R S
S M E D I N G H U I S
L E L Y S T A D
SAMENVATTING
De in 1963 geintroduceerde methodiek voor het bepalen van vocht en
zout in grond geeft voor zoute zandgronden slecht reproduceerbare zoutgehalten. Het zout is nl. heterogeen in het zand verdeeld. Een onderzoek is ingesteld naar mogelijk gebruik van kogelmolen en monsterverdeler voor het homogeniseren van zout zand.
De oude methode - van v66r 1963 - is vergeleken met de a1 of niet gemodificeerde methode die in 1963 is ingevoerd. Het resultaat is, dat
de oude methodiek voor het bepalen van vocht en zout in zoute zandgrond niet alleen betrouwbare en goed reproduceerbare waarden geeft,
maar bovendien minder tijdrovend is dan de andere onderzochte methodieken.
INHOUD
1.
INLEIDING
2.
WERKWIJZE
2.1.
Flesjes-methode
2.2.
Schalen-methode
2.3.
Vergelijking methoden
3.
ONDERZOEK
3.1.
Kunstmatige monsters
3.1.1. Vocht
----3.1.2. Zout
---3.2.
Praktijkmonsters
3.2.1.
!Iochg
3.2.2. ---Zout
4.
SAMENVATTENDE CONCLUSIES
5.
LITERATUUR
BIJLAGEN
2 TABELLEN
1. INLEIDING
In 1963 is voor het bepalen van vocht en zout in grond de tot dan in
de subafdeling Laboratoria van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders
toegepaste Elesjes-methode vervangen door de schalen-methode (2). Met
laatstgenoemde methode moest het mogelijk zijn vocht en zout betrouwbaarder en beter reproduceerbaar te bepalen. Nadat de nieuwe methode
enige maanden was toegepast, is via de standaardafwijking van duplo-bepaling het maximaal toelaatbaar verschil tussen duplo's opnieuw vastgelegd. Inderdaad bleek dat met de nieuw ingevoerde methodiek beter reproduceerbare zoutgehalten werden gevonden.
Omdat bij de nieuwe methode voor het bepalen van vocht het totale monster in gebruik wordt genomen, kon hiervoor geen maximaal toelaatbaar
verschil worden berekend. Maar het op deze wijze verkregen vochtgehalte
is uiteraard zeer betrouwbaar. De bij dit onderzoek betrokken gronden
betroffen klei en humeuze klei met een variabel zoutgehalte en zand
met een laag zoutgehalten ( < 0,100 gram natriumchloride per 100 gram
stoofdroge grond). Bij zoute zandgronden zijn de verschillen tussen
duplo's veel groter (20-30%) dan bij overeenkomende zoutgehalten in
klei. De bepaling van zout in zoute zandgronden wordt dan ook in viervoud uitgevoerd, maar de verschillen tussen de gevonden waarden blijven groot. Omdat dergelijke zanden nu vaak in het onderzoekpakket van
de subafdeling Laboratoria van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders
voorkomen, is gezocht naar een methodiek welke voor het bepalen van
vocht en zout in zoute zandgronden betrouwbare en goed reproduceerbare
waarden geeft.
Waarschijnlijk is de oorzaak van het vinden van slecht overeenstemmende twee- of viervouden, dat ook na homogeniseren het zout toch nog
heterogeen in het zand verdeeld is. Voor hetverdelen van heterogeen
materiaal in representatieve porties heeft het laboratorium de beschikking over een monsterverdeler. De kogelmolgen maakt het mogelijk heterogeen materiaal door verpoedering te homogeniseren.
de mogelijkheid om zoute zandgronden met een monsterverdeler te verdelen in representatieve porties van 20-40 gram ter onderzoek op zout
heeft Almad reeds in 1971 onderzocht (I).
Hiervan is het hierna beschrevene een voortzetting. Bij een orienterend onderzoek bleek, dat in zoute zandgronden, fijngemaakt in een kogelmolen, goed reproduceerbare
zoutgehalten werden verkregen. Een betrouwbaar zoutgehalte verkrijgt
men met deze methodiek alleen als het totale monster of een representatie£ deel ervan in gebruik wordt genomen. Dergelijke ingrepen verlengen de tijdsduur van de analyse belangrijk. Vandaar dat de in 1963 vervangen, minder tijdrovende, flesjes-methodi?k cpaieuw op bruikbaarheid
is onderzocht.
2. WERKWIJZE
Voor het bepalen van vocht en zout
methodieken. Deze worden aangeduid
thode. Eerstgenoemde is in gebruik
nadien ingevoerd. Ze zullen hierna
in grond beschikken wij over twee
als flesjes-methode en schalen-megeweest tot 1963, laatstgenoemde is
in het kort worden beschreven (6).
2.1. Flesjes-methode
De veldvochtige grond intensief met de handen kneden tot een homogene
massa en op een laboratoriumtafel uitslaan tot een platte koek. Met een
spate1 kleine hoeveelheden grond (totaal + 35 gram) tot op de tafel wegsteken en overbrengen in een poederflesjeT Door de grond v66r en nZ drogen te wegen is uit het gewichtsverlies het vocht te berekenen in grammen water per 100 gram stoofdroge grond (A-cijfer). Het zout wordt bepaald door de in de flesies gedroonde grond met gedemineraliseerd water te schudden. Hierbij gaan de oplosbare zouten in oplossing. Na bezinken
van de gronddeeltjes wordt in de bovenstaande heldere vloeistof het chloridegehalte bepaald. Omdat de in water oplosbare zouten grotendeels afkomstig zijn van zeewater en ongeveer 85% van de in zeewater voorkomende chloriden uit natriumchloride bestaat, wordt het zoutgehalte in grond uitgedrukt
in gramnen natriumchloride per 100 gram stoofdroge grond (B-cijfer).
2.2. Schalen-methode
De veldvochtige grond enigszins verbrokkelen of kneden, op een laboratoriumtafel uitslaan (zo mogelijk) tot een platte koek en in zes segmenten verdelen. Het totale monster in gebruik nemen door drie schalen
te vullen met veldvochtige grond van telkens twee tegenover elkaar
liggende segmenten. Deze bewerking mag, om verdamping te vermijden,
niet langer dan B6n minuut duren. Uit het gewichtsverlies v66r en nZ
drogen wordt het vochtgehalte berekend. Na malen van de gedroogde grond
wordt het zout bepaald door een deel van de grond (20-40 gram) met gedemineraliseerd water te schudden. Na bezinken van de gronddeeltjes
wordt in de bovenstaande heldere vloeistof het zoutgehalte titrimetrisch
bepaald.
2.3. Vergelijking methoden
Met de schalen-methode is het vocht betrouwbaarder te bepalen dan met
de flesjes-methode. Immers: bij eerstgenoemde methode wordt de totale
hoeveelheid veldvochtige grond - na 6Cn minuut homogeniseren - in gebruik genomen. Bij laatstgenoemde methode wordt - na 15-20 minuten intensief met de handen mengen - uitgegaan van slechts + 35 gram veldvochtige grond. Het kneden en homogeniseren van veldv&htige grond is
- vooral bij zware gronden - een langdurige (15-20 minuten) bezigheid,
waarbij de grond aan de lucht is blootgesteld. Door verdampen van water kan het vocht bepaald volgens de flesjes-methode 1-6 eenheden lager liggen dan dat bepaald volgens de sci~alen-methode (3). De voor de
zoutbepaling in gebruik te nemen grond (20-60 gram) is bij de schalenmethode afkomstig van het in zijn gehee1 gernalen en daardoor goed gehomogeniseerde gedroogde monster. Bij de flesjes-methode wordt voor
deze bepaling slechts + 35 gram van het - soms nog 20 minuten kneden
nog niet goed .gehomoge;iseerde - veldvochtige monster in gebruik genomen. Het vocht en zout is volgens de schalen-methode dan ook niet alleen betrouwbaarder maar ook beter reproduceerbaar te bepalen. Zoals
in de inleiding reeds werd vermeld is de schalen-methode voor het bepalen van zout in zoute zandgrond echter minder geschikt. Er zal voor
dergelijke gronden naar een andere '.rcrkwijze moeten worden omgezien.
3. ONDERZOEK
De betrouwbaarheid en reproduceerbaarheid van de in het geding zijnde
methodieken voor het bepalen van vocht en zout in zoute zandgrond zullen, aan de hand van een aantal kunstmatig vochtig en zout gemaakte
zandgronden, worden onderzocht. In hoeverre de uit dit onderzoek te
trekken conclusies ook gelden voor natuurlijke veldvochtige zoute monsters zal eveneens worden nagegaan.
3.1. Kunstmatige monsters
Een hoeveelheid zilverzand (U = 120) en rivierzand (U = 70) is na uitwassen met gedemineraliseerd water - ter verwijdering van eventueel
0
aanwezige zouten - bij 105 C gedroogd.
Zowel het gedroogde zilver- als het rivierzand is in 10 porties van
I kg verdeeld. De monsters zijn vervolgens bevochtigd met verschillende hoeveelheden van een n a t r i u m c h l o r i d e - o p l o s s i n g . Op deze wijze zijn
twintig monstes samengesteld met oplopende gehalten aan vocht en zout.
Uit de hoeveelheid toegevoegde n a t r i u m c h l o r i d e - o p l o s s i n g van bekende
sterkte, worden de gehalten aan vocht en zout in de monsters berekend.
In hoeverre het toegevoegde vocht en zout wordt teruggevonden bij toepassen van de beide hiervoor beschreven bepalingsmethoden, zal hierna
worden vermeld.
Van de met de hand gehomogeniseerde monsters zijn voor het bepalen van
vocht en zout volgens de flesjes-methode vier poederflesjes met + 35
gram vochtige grond gevuld. Voor het bepalen van vocht volgens de schalen-methode is de rest van de grond verdeeld over twee schalen. Na drogen is de grond van de ene schaal, na homogeniseren, overgebracht in
een monsterpot. De totale hoeveelheid grond van de andere schaal is in
een kogelmolen fijngemaakt en eveneens overgebracht in een monsterpot.
De grond in beide potten is in viervoud op zout onderzocht, waarbij
de in gebruik te nemen grond (20-40 gram) na mengen met een lepel uit
de potten is geschept. Deze werkzijzen zijn aangeduid als "schalen-methode" en "schalen-methode+kogelmolen". In tabel I zijn de resultaten
van dit onderzoek met de berekende hoeveelheden water en zout toegevoegd aan het zand, samengevat. De standaardafwijkingen zijn tevens in
de tabel opgenomen.
3.1.1. Vocht
----Uit de tabel blijkt dat zowel volgens de flesjes-methode als volgens de
schalen-methode het aan de monsters toegevoegde vocht niet voor 100
doch slechts voor 95,7% is teruggevonden. Door verdamping, 0.a. bij het
met de hand mengen van het monster op tafel, is vocht verloren gegaan.
Uit de t-toets op het gemiddelde van verschillen blijkt, dat er geen
significante niveauverschillen tussen beide methodieken zijn
(t = 1,36 < t
= 2,09) (4 en 7).
(19) ' 975
Ook de verschillen tussen de standaardafwijkingen zijn niet significant
(F = 1,42 < F.
= 1,95) ( L en 8 ) .
95 i60, 201
De conclusie is da; vocht in zand vclgenr beide methodieken met dezelfde betrouwbaarheid en reproduceerbaarhcid kan worden bepaald.
3.1.2. ---Zout
Bij de schalen-methode is van het toegevoegde ~ o u tslechts 94,3% teruggevonden. Bovendien zijn de verschillen tussen viervouden groot. Bij de
schalen-methode waarbij de grond vooraf in een kogelmolen is fijngemaakt zijn niet alleen de verschillen tussen de viervouden klein, maar
is bovendien gemiddeld 98,LZ van het toegevoegde zout teruggevonden.
Ook bij de flesjes-methode is vrijwel a1 het toegevoegde zout teruggevonden (gemiddeld 98,4%). De standaardafvijking bij de flesjes-methode
is echter significant
groter dan die bij de schalen-methode+kogelmolen
= 1,53).
( F = 5,73 > F.
95 r60, 607
Daarenteeen is de s-tandaardafwijkine.
- bij de flesjes-methode sterk significant kleiner dan die bii de schalen-methode
(F = 13,15 > F.g5 [60, 6f, = 1,53).
-
~~-
-~
De 95% b e t r o u w b a a r h i e d s i n t e r v a l l e n van de teruggevonden percentages
zijn respectievelijk 98,2 + 0,5 en 98,4 + 0,6 (4).
De mate van fiinheid van het zand is bliTkbaar niet van invloed hetgeen
blijkt uit de ;eruggevonden percentages bij zilver- en rivierzand welke
bij schalen-methode+kogelmolen en flesjes-methode resp. 98,32, 98,22 en
98,0%, 98,8% zijn.
Het toegevoegde zout wordt dus niet volledig teruggevonden. De oorzaak
hiervan is, dat bij het mengen van de monsters op tafel, vocht inclusief zout aan handen en tafelblad is achtergebleven. De conclusie uit
een en ander is dat zout in zoute zandgrond zowel volgens de schalenmethode+kogelmolen als volgens de flesjes-methode te bepalen is. Bij
gebruik van de schalen-methode+kogelmolen zijn de gevonden waarden
echter beter reproduceerbaar. Omdat fijnmaken van grond met de kogelmolen een zeer tijdrovende bezigheid is, wordt aan de flesjes-methode
de voorkeur gegeven.
Uit de standaardafwijking voor viervouden is het maximaal toelaatbaar
verschil tussen duplo-bepalingen (2 V 2 x S ) voor de flesjes-methode
berekend. Hieruit is gebleken dat zout in zand volgens de flesjes-methode met dezelfde reproduceerbaarheid te bepalen is dan zout in andersoortige grond volgens de schalen-methode.
Om de n a t r i u m c h l o r i d e - o p l o s s i n g goed door het gehele monster te verdelen is bij deze proeven de grond intensief gedurende + 5 minuten met
de hand gemengd. Bij onderzoek van natuurlijke veldvochtige monsters
mag echter om verdamping te voorkomen niet langer dan 6611 minuut worden vermengd. Daarom is een aantal veldvochtige natuurlijke monsters
zowel volgens de flesjes-methode als volgens de schalen-methode op
vocht en zout onderzocht. In hoeverre de monsterverdeler voor het representatief afwegen van droge grond bruikbaar is, werd eveneens nagegaan.
3.2. Praktijlanonsters
..
Uit tweehonderd monsters zand, waarin volgens de f'rsjes-methode
in
.
duplo vocht en zout waren bepaald, zijn 38 r;nsters nic?: var~erende
gehalten aan vocht en zout geselect<?erd. Des.? 38 monsters zijn vervolgens in drie-voud op vocht en in tv~r-.:oud op zaut volgens de schalenmethode onderzocht. Met een monsterverdeler zijn twee representatieve
porties droge grond van 20-40 gram verkregsll icaarin eveneens zout is
bepaald. De laatste methode is aangrduid als schalen-methode+monsterverdeler. De verkregen resuitaten staa- <n tabel 2. Uit vocht- en zoutgehalte is tevens het zout berekend i:-. grammen natrium-chloride per
liter bodemvocht (C-cijfer). Ook dc stnndaardafwijking staan vermeld
in tabel 2.
3.2.1. Vocht
----Uit de t-toets voor het gemiddflde van verschillen blijkt dat vocht bepaald volgens de schalen-methode significant lagere rjaarden geeft dan
volgens de flesjes-methode
= 2,02).
(t = 8,44 > t
(37)'975
De oorzaak hiervan is dat tijdens de behandeling van de monsters bodem,,ocht is verloren. I m e r s na bepalen van vocht volgens de flesjes-methode is de veldvochtige grond weer teruggebracht in de plastic monsterzak.
Na twee weken zijn de monsters op vocht onderzocht volgens de schalenmethode. De veldvochtige grond is derhalve twee keer met de handen gemengd en op de tafel uitgespreid. Hierbij is bodemvocht aan handen en
tafelblad achtergebleven. Uit de F-toets op het verschil in spreiding
blijkt dat vocht in zand volgens beide methodieken met dezelfde reproduceerbaarheid is te bepalen
- -- 1,52).
(F = 1,02 < F.g5 (38, 76;
3.2.2.
..
ZXJ&
Bij bepalen van zout volgens de schalen-methode zijn de verschillen tussen duple's groot. Vergeleken met de flesjes-methode zijn deze verschillen significant groter
(F = 5,48 > F.95 ;38, 3$ = 1'70).
Gemiddeld liggen ioutgehklten bepaald volgens de schalen-methode 5,9%
lager dan die bepaald volgens de flesjes-methode. De oorzaak hiervan
is dat fijn zout en relatief grof zand moeilijk zijn te homogeniseren.
Waarschijnlijk wordt vooraf gehomogeniseerd zout zand bij het overbrengen in een monsterpot reeds weer ontmengd. Ook het vooraf mengen van
zand in de monsterpot - alvorens de grond a£ te wegen voor het bepalen
van zout - zal zout zand veeleer ontmengen dan homogeniseren. Een relatief groot deel van het fijne zoua zal bij deze handelingen onder in de
monsterpot terechtkomen. Voor het bepalen van zout in zand is de schalen-methode daarom minder geschikt.
Uit de F-toets voor het verschil in spreiding blijkt dat zout volgens
de flesjes-methode met dezelfde reproduceerbaarheid kan worden bepaald
dan met de schalen-methode waarbij voor het representatief afwegen van
de benodigde grond een monsterverdeler is gebruikt
(F = 1,49 < F. 95 .;38, 3 g = 1'70).
Uit de i a r i a n t i e - a i n a l y ~ ~ b l i j kdat
t
er tussen beide methodieken zeer
sterk significante niveau-verschillen zijn
(F = 177,7 > F. 95 r1,76-; = 3,98).
Gemiddeld gevonden-gehaite bij eerstgenoemde methode is 0,8987 (= 100%)
tegen 0,8820 (= 98,1%) bij laatstgenoemde methode met monsterverdeler.
De hiervoor bij de verschillende methodieken voor bepalen van vocht geconstateerde verliezen aan zout bodemvocht zijn oorzaak van het vinden
van lagere zoutgehalten.
Verdampen van vocht zal door de kc-re mengtijd (minder dan 1 minuut)
van het veldvochtige monster te verilaarlozen zijn. Als verlies aan zout
bodemvocht de enige oorzaak is van het vindfn van lagere zoutgehalten
en er tussen beide methodieken geex r,i\;:-auverschillenzijn, moeten de
volgens beide methodieken berekende C-c;.jfers met elkaar overeenstemmen.
Inderdaad blijkt uit de toets van Friednail dat er tussen de C-cijfers
van beide met odleken geen significante niveauverschillen zijn
(T = 1,57 < X (3) .95 = 7,81) (4 en 8).
De verdelingsvrije toets van Friedman is gebruikt, omdat de duplo-verschillen bij de C-cijfers berekend via de flesjes-methode significant
kleiner zijn dan die berekend via de schalen-methoae+monsterverdeler.
( F = 3,50 > F.
= 1,70).
95 i38,
3q
-
9 '
De conclusie hieruit is dat zout in zoute zandgronden volgens de flesjes-methode en de schalen-methode+monsterverdeler betrouwbaar en met
dezelfde reproduceerbaarheid te bepalen is. Aan eerstgenoemde methode
wordt in verband met de tijdwinst de voorkeur gegeven. Dat de met de
flesjes-methode berekende C-cijfers significant beter reproduceerbaar
zijn dan die berekend met de andere methodiek, komt doordat bij eerstgenoemde methode bij de berekening het actuele vochtgehalte in het desbetreffende flesje wordt gebruikt.
4. SAMENVATTENDE CONCLUSIES
-
-
-
-
Vocht in zand is zowel volgens de flesjes-, als de schalen-methode
betrouwbaar en met dezelfde reproduceerbaarheid te bepalen.
Om vochtverliezen te voorkomen mag bij beide methoden het mengen van
veldvochtig zand niet langer duren dan 6.6n minuut.
Bij het bepalen van zout in zand volgens de schalen-methode liggen
de gevonden waarden gemiddeld 6% lager dan die gevonden volgens de
flesjes-methode.
De verschillen tussen duplo's zijn groot (20-30%).
Oorzaak hiervan is dat een droog mengsel van fijn zout en relatief
grof zand moeilijk is te homogeniseren.
Bij gebruik van een monsterverdeler voor het representatief afwegen
van de benodigde grond, liggen de verkregen waarden op hetzelfde niveau dan die verkregen volgens de flesjes-methode. Het zout is dan
met dezelfde reporduceerbaarheid te bepalen.
Het homogeniseren van zout zand met een kogelmolgen geeft zeer goed
reproduceerbare resultaten. Om op deze wijze betrouwbare waarden te
verkrijgen moet het totale monster of een representatief deel ervan
door de kogelmolen worden fijngemaakt.
Zowel het gebruik van een monsterverdeler als van een kogelmolen verlengen de tijdsduur van de analyse. Voor het bepalen van zout in zand
heeft de minder tijdrovende flesjes-methode daarom de voorkeur.
De foutengrens voor het bepalen van zout in grond volgens de schalenmethode kan ook worden gebruikt voor het bepalen van zout in zand
volgens de flesjes-methode.
Omdat andersoortige veldvochtige grond dan zand zelfs na 20 minuten
mengen nog niet homogeen is, is de flesjes-methode hier niet bruikbaar. In die gevallen blijft voor het bepalen van zout - evenals voor
vocht - de schalen-methode in gebruik.
5. LITERATLIllR
1 . Ahmad, Mateen
1971 Titrimetric determination of
chloride
1964 De invloed van het homogenise-
ren op het vochtgehalte van
veldvochtige grond. Intern
rapp. R.1J.P.; R 3 8 4 9
3. Beverwijk, A
1964 A-B-C onderzoek verricht in
monsters; die in jampotten en
plastic zakken gedurende korte
en lange tijd zijn bewaard.
Intern rapp. R.1J.P.; R 3861
4 . Bolle, E.A.W., J.H.M. Lenoir
en J.N.M. van Loon
5. Hofstee, J
1974 Wiskundige Statistiek
Kluwer, Deventer
1949 Vergelijking tussen de hepa-
ling van het A-cijfer met de
schalen-methode en de flesjesmethode. Intern rapp. R.1J.P.;
R 2073.
6. Hofstee, J. en H.J. Fien
1971 Analyse methoden voor grond,
gewas, water en bodemvocht.
R.IJ.P., Lelystad. Toelichting
op de analyse methoden voor
grond, gewas, water en bodemvocht. R.IJ.P., Lelystad.
7 . Nederlands Normalisatie-
instituut
8 . Zijp, 1J.L.
1971 Receptbladen voor de statis-
tische verwerking van waarnemingen. N.E.N. 1047.
1974 Handleiding voor statistische
toetsen. Tjeenk Willink, Groningen.
~ ~ b eI.l Bepalen van uocht en zour in kunsfmatipe monsters volgens flesjes-methode, schaleo-merhode enschalen-methodetkogelmolen
Gramen varer per 100 g st.dr.grond
Monster
toege-
Gramen narriumchloride.per
(A-cijfer)
reruggevanden
roege-
100
stodfdroge grond (8-cijfer)
'.
teruggevonden
"T.
"Oegd
flesjes-methade
a
I
2
3
5
8
12
4.7
7.5
11.8
rchalen-merhode
b
c
d
gem.
4.8
7.7
11.8
4.7
7.6
12.1
4.6
7.6
11.4
4.7
7.6
11.8
a
b
4.7
4.8
7.9
7.7
12.0 11.3
"Oegd
ii
gem.
4,8
7.8
11.7
flesjeslnechode
0,427
0.460
0.558
b
c
schalen-merhode+k?geImolen
schalin-methode
d
iem.
0,4220.4400,4210.4180,425
0,4490,4550,4580,4500,453
0.559 0.559 0.573 0.539 0.558
'a
b
c
d
gem.
0,4290,4230,4520,4020,427
0,4330,4090,4450,4740,440
0.552 0.539 0.519 0.554 0.541
a
b
c
d
gem.
0,4360.4400,4430,4400,440
0.4710.4680.4680,4660,468
0.522 0.539 0.542 0.530 0,533
Tabel 2. Bepalen van vocht en rout in natuurlijke veldvochtige zandgronden, volgens flesjes-methode, schalen-methode
en schalen-rnethodermonote~eeddlee
eramen vocht per 100 gram aroofdroge grond (A-cijfer)
Mo~sfernr
.
flesjes-methode
a
203535
203543
204894
204895
204896
204904
204905
204945
204946
204947
21,2
25.1
22.2
22.5
24,l
19,3
23,l
24,)
15.0
16.9
b
21,3
25,l
22.2
22.5
24.0
19.1
23,l
24.2
15.1
17.0
21.3
25.1
22.2
22.5
24.1
19.2
23.1
24.1
I5,l
16.9
a
21,O
24.6
21,8
22.3
24.0
19,2
22,O
23.8
14.6
16.4
b
21,2
24.7
21.9
22.1
23.7
18,8
22.0
23.8
14,7
16.5
c
21,2
24.8
22.0
22,O
23,7
18,7
21.7
23,7
14,5
16.2
grammen NvCl per liter bodemvochr (C-cijfer)
schalen-methode+
schalen-mefhade
gem.
g r a m e n NaCl per 100 gram sroafdroge grond (8-cijfer)
flesjes-methode
gem.
21.1
24.7
21.9
22.1
23.8
18.9
21.9
23.8
14.6
16.4
a
b
0,744 0,747
0,906 0,906
1,457 1,445
1,428 1,436
1,140 1,122
0,763 0,757
0,971 0,969
1,682 1,687
0,695 0,702
0.818 0.822
gem.
schalenlnerhode
a
0,746 0,744
0,906 0,832
1,451 1,392
1,432 1,304
1,131 1,074
0,760 0,700
0,970 0,847
1.685 1,545
0,698 0,651
0.820 0.871
b
0,753
0,796
1,392
1,363
1,081
0,703
0,815
1,500
0.666
0.786
gem.
monsrerverdeler
a
0,748 0,747
0,814 0,871
1,392 1,400
1,334 1,401
1,078 1,116
0,701 0,749
0,846 0,910
1,523 1,617
0,659 0,709
0.829 0.795
b
gem.
0,758 0,752
0,890 0,880
1,433 1,416
1,425 1,413
1,106 1,111
0,750 0,749
0,912 0,911
1,623 1,620
0.709 0,709
0.787 0.791
SC
fleejes-merhode
a
b
c
35.10 35.08 35.1
36.10 36,il 36.1
65.62 65,10 65,4
63,45 62.31 63,6
47,3C>46,77 47,O
39,55 39,61 39,6
42.04 41.93 42.0
69.70 69.82 69.7
46.33 46.49 46.4
48.39 48.35 48.4
echolen-methade
a
b
c
34,91 15.36 35.1
33,13 31.70 32.4
63.56 63.57 63.6
59.00 61.68 60,3
45.14 45,44 45,3
37,Ol 37.21 37,l
38,67 38,58 38.6
63,i7 63.04 63.4
44,59 45.64 45.1
53.09 47.95 50.5
alen-methode
mo~srerverdeler
a
b
35.05 35.57
34.61 35.46
63.92 35.41
63.39 64.46
46.91 46,48
39.62 39,68
41-57 11.64
67.96 68.19
48.53 48.54
48.48 47.97
c
35.3
35.1
64.7
63.9
46.7
29.7
41,6
68.1
48.5
48.2
+