Belcea Quartet do 29 jan 2015 Blauwe zaal Grote podia 20 uur 21.45 uur pauze ± 20.45 uur inleiding 19.15 uur Adeline Boeckaert Blauwe foyer kwartet Quatuor Ébène wo 17 sep 2014 Quatuor Diotima Lecture recital vr 3 okt 2014 Quatuor Diotima za 4 okt 2014 Apollon Musagète Quartett Lecture recital do 11 dec 2014 Apollon Musagète Quartett vr 12 dec 2014 Belcea Quartet do 29 jan 2015 Jerusalem Quartet vr 1 mei 2015 teksten programmaboekje Adeline Boeckaert oördinatie programmaboekje deSingel c 3 Belcea Quartet Gelieve uw GSM uit te schakelen. Corina Belcea, Axel Schacher viool Krzysztof Chorzelski altviool Antoine Lederlin cello De inleidingen kan u achteraf beluisteren via www.desingel.be Selecteer hiervoor voorstelling/ concert/tentoonstelling van uw keuze. Reageer en win Op www.desingel.be kan u uw visie, opinie, commentaar, appreciatie, … betreffende het programma van deSingel met andere toeschouwers delen. Selecteer hiervoor voorstelling/ concert/tentoonstelling van uw keuze. Neemt u deel aan dit forum, dan maakt u meteen kans om tickets te winnen. Grand café deSingel open alle dagen 9 24 uur informatie en reserveren +32 (0)3 237 71 00 www.grandcafedesingel.be drankjes / hapjes / snacks / uitgebreid tafelen Bij onze concerten worden occasioneel cd’s te koop aangeboden door La Boite à Musique Coudenberg 74 | Brussel +32 (0)2 513 09 65 www.classicalmusic.be Met bijzondere dank aan Jacek Bielat voor het stemmen en het onderhoud van de concertvleugels van deSingel Piano's Jacek & Svetlo Land Van Waaslaan 150 | Gent +32 (0)9 227 77 37 | www.jspiano.be Anton Webern (1883-1945) Fünf Sätze für Streichquartett, opus 5 Heftig bewegt Sehr langsam Sehr bewegt Sehr langsam In zarter Bewegung 9’ Franz Schubert (1797-1828) Strijkkwartet nr 13 in a, D804 'Rosamunde' Allegro ma non troppo Andante Menuetto: Allegretto – Trio Allegro moderato 35’ pauze Johannes Brahms (1833-1897) Strijkkwartet nr 2 in a, opus 51 nr 2 4 D/2015/5.497/6 Allegro non troppo Andante moderato Quasi minuetto, moderato - Allegretto vivace Finale: Allegro non assai 35’ 5 Een levendige conversatie tussen vier verstandige mensen Strijkkwartetten van Webern, Schubert en Brahms Dat de eerste gepubliceerde studiepartituur in zakformaat strijkkwartetten bevatte, is beslist geen historisch toeval. De experimenten die Joseph Haydn in zijn vroege strijkkwartetten doorvoerde, maken duidelijk dat hij met dit genre een esthetisch niveau ambieerde dat zich hoog boven dat van het divertimento diende te verheffen. Goethe schreef in één van zijn brieven zelfs over een gesprek tussen “vier vernünftige Leute” die zich in het strijkkwartet “mit einander unterhalten” en wiens verheven conversatie men als luisteraar aandachtig moet volgen. Hij poneerde deze stelling naar aanleiding van de Russische Kwartetten, opus 33 (1781), waarmee Haydn de geboorte van het strijkkwartet als genre had ingeluid. De formele en harmonische vernieuwingen die Beethoven in zijn kwartetten introduceerde – zoals bijvoorbeeld een consequente uitwerking van details, breed uitgesponnen structuren, extreme contrasten en adembenemende harmonische wendingen – maakten van het strijkkwartet vervolgens een zeer complex genre. Beethovens late kwartetten overstegen zelfs vaak de technische mogelijkheden van de musici en stuitten op een vrij algemeen onbegrip bij pers en publiek. Maar niet bij Franz Schubert. Beethovens Strijkkwartet nr 14, opus 131 vervulde hem met het grootste ontzag. “Wat kun je hierna nog componeren?”, zou een danig overdonderde Schubert zelfs hebben geopperd. Gelukkig waagden componisten zich ook na Beethoven nog aan het genre. Niet toevallig groeide het strijkkwartet uit tot hét medium bij uitstek waarin compositorische vaardigheden kunnen worden geëtaleerd. Er wordt immers verwacht van de componist dat hij zijn muzikale ideeën zo geconcentreerd mogelijk formuleert, en ze evenwichtig verdeelt over vier gelijksoortige maar niettemin zelfstandige partijen. In die strikte beperkingen ligt nog steeds de grote aantrekkingskracht van het genre. Geen kwantiteit, maar kwaliteit Fünf Sätze für Streichquartett, opus 5 van Anton Webern Anton (Friedrich Wilhelm Freiherr von) Webern (1883-1945) stamde uit een adellijk geslacht. Wanneer de Oostenrijkse regering het gebruik 6 Anton Webern. Schilderij van Max Oppenheimer, 1908 © Von-der-Heydt-Museum Wuppertal-Elberfeld 7 van adellijke titels in 1918 verbood, liet Webern noodgedwongen de ‘von’ uit zijn naam vallen. Op een gelukkige jeugd – eerst in zijn geboortestad Wenen, later in Graz en Klagenfurt – volgden enkele zorgeloze jaren aan de universiteit van Wenen, waar hij musicologie en compositie studeerde bij onder meer Guido Adler en zich vervolmaakte in cello- en pianospel. In 1904 ontmoette hij de negen jaar oudere Arnold Schönberg, van wie hij compositieonderricht kreeg van 1906 tot 1908. Hij zou de nieuwe inzichten van zijn leraar – diens wending naar de vrije atonaliteit omstreeks 1910 en de toepassing van de twaalftoonstechniek vanaf de jaren 1920 – nog rigoureuzer dan Schönberg zelf in de praktijk brengen. De compositie ‘Fünf Sätze für Streichquartett, opus 5’ uit 1909 is een briljant voorbeeld van Weberns vroege atonale schriftuur. De nog thematisch gedachte schrijfwijze van het eerste stuk verdwijnt doorheen de vier daaropvolgende stukken. Korte motiefjes, afzonderlijke tonen en klanken die door een grote variatie aan speelwijzen eerder plastisch aandoen, vormen het uitgangspunt van de compositie. Webern beseft als geen ander dat het loslaten van de klassieke harmonie breed opgezette muzikale structuren onmogelijk maakt. Elk moment wordt als het ware door een muzikale gedachte gevat. Of zoals de Britse componist en theoreticus Humphrey Searle ooit verwoordde: “Webern kan in twee minuten meer zeggen dan de meeste andere componisten in tien”. De uitvoering van de ‘Fünf Sätze’ neemt amper acht minuten in beslag, later zullen zelfs nog kortere werken volgen. Zowel qua vorm als qua inhoud betekenen de ‘Fünf Sätze’ een breuk met de geijkte canon van het strijkkwartet. Afgezien van de sonatevorm in het eerste stuk en het derde stuk dat zowat de functie van een scherzo vervult, zijn er weinig verwijzingen naar het strijkkwartet als vorm. Het veelvuldig gebruik van flageolettonen en speeltechnieken zoals col legno (strijken met het hout van de boog) en sul ponticello (strijken tegen de kam) betekenen eveneens een breuk met de romantische traditie. Ook dynamische en ritmische contrasten worden ingezet om een zo divers mogelijk klankbeeld te realiseren. De criticus Paul Stefan schreef naar aanleiding van de eerste uitvoering op 8 februari 1910: “… op het eerste zicht geen enkele samenhang… slechts vluchtige beelden van enkele maten lang; niet één toon teveel”. 8 Op weg naar een grote symfonie Strijkkwartet nr 13 in a, D804 ‘Rosamunde’ van Franz Schubert Als liedcomponist wordt Schuberts betekenis voor de muziekgeschiedenis nooit in vraag gesteld, zijn instrumentale muziek daarentegen bleef lange tijd ondergewaardeerd. Ten onrechte, Franz Schubert (1797-1828) was allesbehalve een zondagscomponist wanneer het op instrumentale muziek aankomt. Reeds op zijn dertiende begon Schubert strijkkwartetten te componeren. De aanwezigheid van een familiekwartet – waarin hij zelf altviool speelde, zijn oudere broers Ignaz en Ferdinand viool en zijn vader cello – bood hem de kans naar hartenlust met het genre te experimenteren. Tussen 1810 en 1816 ontstonden zo wellicht zeventien strijkkwartetten, waarvan er een aantal verloren gingen en enkele onvoltooid bleven. In 1820 componeerde Schubert de eerste beweging van een nooit afgewerkt kwartet, de zogenaamde ‘Quartettsatz’. Net zoals vele andere componisten uit de negentiende eeuw, getuigde ook Schubert dat hij het gevoel had dat Beethoven over zijn schouder meekeek en zijn muzikale loopbaan beïnvloedde. Beiden werkten samen met violist Ignaz Schuppanzigh, die – na een jarenlange tournee in het buitenland met zijn Schuppanzigh Quartett – in april 1823 naar Wenen terugkeerde. Dit gerenommeerde strijkkwartet was een van de weinige ensembles die zich de technisch veeleisende en vernieuwende kwartetstijl van Beethoven kon eigen maken. Dit kwartet verzorgde tevens de première van Schuberts Strijkkwartet in la klein, D804. Op 31 maart 1824 schreef de 27-jarige Schubert in een brief gericht aan Leopold Kupelwieser: “Ik heb de laatste tijd niet veel aandacht geschonken aan het liedgenre, ik heb me vooral beziggehouden met verschillende instrumentale werken. Ik heb twee strijkkwartetten gecomponeerd en een octet. En ik wil nog een derde kwartet schrijven. Op die manier wil ik mij een weg banen naar een grote symfonie”. Het eerste strijkkwartet van dit drieluik was het Strijkkwartet in la klein, D804. Het zou het enige strijkkwartet zijn dat Schubert in druk zag verschijnen tijdens zijn leven. Om zich als componist van strijkkwartetten te bewijzen, moest Schubert tegemoet komen aan enkele formeel-stilistische conventies die met dit genre waren verbonden – wat er dus op neerkwam dat hij rekening moest houden met wat Beethoven op dit gebied had gerealiseerd. Uit het eerste deel valt duidelijk af te lezen welke hoge 9 10 'Schubert aan de piano.' Schilderij van Gustav Klimt, 1899 © Historisches Museum der Stadt Wien 11 eisen Schubert zichzelf bij het componeren stelde. Hij trachtte twee moeilijk met elkaar te verenigen principes te combineren. Enerzijds vereist het genre motivisch-thematische arbeid: een thema wordt verbrokkeld in contrasterende motieven, die aan een ingrijpend verwerkingsproces onderworpen worden. Typisch voor Schubert is anderzijds de aanwezigheid van grote melodische bogen, die vaak in een andere harmonische context herhaald worden. Het thema van het Andante ontleende Schubert aan zijn muziek voor het toneelstuk ‘Rosamunde, Fürstin von Zypern’ van Helmina von Chézy. Dit verklaart tevens de bijnaam van het kwartet. Het trage deel staat meestal in een ABA-vorm, maar Schubert breidde dit deel uit tot een meer substantiële ABAB-vorm met een coda, die zowel op A als op B gebaseerd is. Het derde deel, Menuetto, citeert Schuberts zetting van Schillers ‘Die Götter Griechenlands’ en sluit aan bij de sombere, melancholische sfeer van het eerste deel. Het ogenschijnlijk vrolijke begin van het laatste deel, Allegro moderato, wordt al snel ondermijnd door de mineur-toonaard van het neventhema en de ambivalente slotcadens. Schatplichtig aan de traditie Strijkkwartet nr 2 in a, opus 51 van Johannes Brahms Johannes Brahms (1833-1897) was een echte twijfelaar, een componist die eindeloos aan een werk bleef schaven en verbeteren, tot het aan zijn bijzonder hoge eisen voldeed. “Een goed thema is een geschenk van God”, zei Brahms geregeld aan zijn vrienden. En hij voegde er met een citaat van Goethe aan toe: “verwerk het, om het jezelf eigen te maken”. Met deze uitspraken wees hij op de ambiguïteit van het componeren. Langs de ene kant is de componist afhankelijk van zijn inspiratie, een kracht die van buitenaf komt en niet afdwingbaar is. Maar langs de andere kant moet hij deze ideeën ook laten rijpen en muzikaal verwerken om tot een volmaakte compositie te komen. Veel belangrijke werken van Brahms kenden dan ook een lange tot zelfs zeer lange ontstaansgeschiedenis. Decennia deed Brahms er over om het strijkkwartetgenre onder de knie te krijgen. Naar eigen zeggen startte hij wel twintig keer opnieuw. Pas in 1873 vond hij de moed om de twee Strijkkwartetten, opus 51 te publiceren bij uitgeverij Simrock. In deze strijkkwartetten etaleert Brahms niet alleen hoe hij schatplichtig is aan de traditie, maar geeft 12 Johannes Brahms. Schilderij van Willy von Beckerath, 1928 © Hamburger Kunsthalle 13 hij ook gestalte aan zijn eigen ideeën over de vorm. Vooral het cyclisch principe, waarbij de thema’s uit het eerste deel al dan niet aangepast in de andere delen terugkeren, is hierbij van belang. Het Strijkkwartet in a, opus 51 nr 2 is opgedragen aan de beroemde Weense chirurg en muziekkenner Theodor Billroth. De volledige compositie is opgebouwd uit materiaal dat in het eerste deel, Allegro non troppo, wordt voorgesteld. De eerste noten van het werk A-FA-E (la-fa-la- mi) verwijzen naar het motto van Joseph Joachim ‘F A E’ (‘Frei aber einsam’) en zijn eigen lijfspreuk ‘F A F’ (‘Frei aber froh’). Typisch voor Brahms’ manier van componeren is het principe om de rigiditeit van het tempo te doorprikken door de stuwing op te drijven. Dit doet hij niet door het tempo te versnellen, maar door polyritmisch te schrijven, waarbij hij twee tellen tegenover drie tellen plaatst. Het tweede deel, Andante moderato, opent ingetogen. Het deel is driedelig en opgebouwd volgens het ABA-model, waarbij het dramatische middendeel wordt omringd door hoofdzakelijk lyrisch getinte episoden. Zoals de titel Quasi minuetto, moderato al doet vermoeden, is dit derde deel geen klassiek menuet, het gebruikelijke trio werd vervangen door een scherzo-achtig Allegretto vivace in 2/4 maat. Dit Allegretto vivace wordt even onderbroken door een korte passage Tempo di minuetto, zodat de vorm ABABA ontstaat. Het thema van de Finale: Allegro non assai is gebaseerd op de Hongaarse volksdans ‘czárdás’. Het thema keert in diverse vormen terug, telkens afgewisseld met contrasterende episodes van heel divers karakter. Uiteindelijk komt de muziek tot rust en volgt een uitgelaten coda. 14 15 Belcea Quartet Opgericht aan de Royal College of Music in Londen in 1994, werd het Belcea Quartet al snel als vooraanstaand kwartet erkend door de Wigmore Hall in Londen, waar ze van 2001 tot 2006 kwartet in residentie waren en door EMI Classics, die hen een exclusiviteitscontract aanbood. Momenteel is het Belcea Quartet in residentie aan de Guildhall School of Music and Drama in Londen en sinds het seizoen 2010/11 is het kwartet ensemble in residentie in het Konzerthaus in Wenen. Het Belcea Quartet is een vaste gast op de grote concertpodia voor kamermuziek, zoals de Laeiszhalle in Hamburg, in de reeks 'Les Grands Interprètes' in Genève, Konserthuset Stockholm, Concertgebouw Amsterdam, Bozar Brussel, Gulbenkian Auditorium in Lissabon, Carnegie Hall en Alice Tully Hall in New York en Herbst Theater in San Francisco. Tevens zijn ze regelmatig te horen op vooraanstaande festivals als deze van Edinburgh, Aldeburgh, Bath, Cheltenham, Salzburg en de Schubertiade Schwarzenberg. In 2011 was het Belcea Quartet voor het eerst te gast op de BBC Late Night Proms in het Strijkkwintet van Schubert met cellist Valentin Erben. Andere musici waarmee ze vaak samenwerken zijn Thomas Adès, Pjotr Anderszewski, Imogen Cooper, Paul Lewis, Michael Collins, Martin Fröst, Anne Sofie van Otter, Angelika Kirchschlager en Ian Bostridge. Het Belcea Quartet speelde de wereldcreaties van kwartetten van oa. Thomas Larcher, Mark Anthony Turnage en Huw Watkins. In het seizoen 2011/12 begon het Belcea Quartet aan de integrale cyclus van de kwartetten van Beethoven die ze onder meer in de Wigmore Hall, St George's Hall Liverpool, The Sage Gateshead, Aldeburgh, Laeiszhalle Hamburg, Konzerthaus Wien (waar dvd-opnamen werden gemaakt), Schwarzenberg Schubertiade, Italië, Zwitserland 16 Belcea Quartet © Ronald Knapp en Zweden uitvoerden. Het Belcea Quartet speelde een indrukwekkende discografie bijeen. Op het label EMI verschenen de integrale kwartetten van Britten en Bartók, een dubbel-cd met late kwartetten en het Strijkkwintet van Schubert (met Valentin Erben); Brahms' kwartetten opus 51 nr 1 en het Strijkkwintet nr 2 met Thomas Kakuska; Fauré's 'La Bonne Chanson' met Ian Bostridge; Schuberts 'Forellenkwintet' met Thomas Adès en Corin Long. In 2012 en 2013 nam het kwartet de integrale Beethovenkwartetten op, verschenen op het label ZigZag Territoires. Deze en vroegere opnamen werden bekroond met een Gramophone Award, Diapason d'Or, Midem Cannes Award en een Echo Klassik Preis. Hoogtepunten van het seizoen 201415 zijn onder meer concerten in de Wigmore Hall in Londen, Konzerthaus Wien, Carnegie Hall New York en de wereldcreatie van ‘Contusion’ van MarcAnthony Turnage. www.belceaquartet.com deSingel tijdlijn do 29 jan 2015 Belcea Quartet Webern, Schubert, Brahms wo 27 mrt 2013 Belcea Quartet Haydn, Sjostakovitsj, Beethoven vr 4 feb 2011 Belcea Quartet Beethoven, Turnage 17 Binnenkort in deSingel Maarten van Rossem historicus & Asko|Schönberg & Storioni Trio & Dominique Vleeshouwers percussie Amerika N Rorem ‘Spring Music’ voor pianotrio S Mackey ‘Micro-Concerto’ voor percussie en gemengd kwintet B Dessner Belgische creatie voor percussie solo D Lang ‘My very empty mouth’ (uit ‘Child’) voor gemengd ensemble ‘Cheating, Lying, Stealing’ voor gemengd ensemble Maarten van Rossem is de bekendste historicus van Nederland én kampioen eigenzinnigheid. Samen met de musici van Asko|Schönberg en het Storioni Trio gaat hij de confrontatie van lezing en muziek aan. Van Rossems conference over Amerika wordt omlijst door de beste hedendaagse Amerikaanse muziek. Awesome! vr 6 feb 2015 | Blauwe zaal | 20 uur € 22, 18 (basis) | € 18, 14 (-25/65+) | € 8 (-19 jaar) gratis inleiding Mark Delaere | 19.15 uur | Blauwe foyer 18 Maarten van Rossem © Tessa Posthuma de Boer architectuur dans theater muziek t +32 (0)3 248 28 28 Desguinlei 25 B-2018 Antwerpen deSingel is een kunstinstelling van de Vlaamse Overheid www.desingel.be f deSingelArtCity mediasponsors
© Copyright 2024 ExpyDoc