Klinische les KLINISCHE PR AKTIJK Chronische nierinsufficiëntie na kinderkanker Ilona A. Dekkers, Karin Blijdorp, Rob Pieters, Karlien Cransberg, Sebastian J.C.M.M. Neggers en Marry M. van den Heuvel-Eibrink Dames en Heren, In Nederland zijn er momenteel circa 7000 volwassenen die ooit een vorm van kinderkanker hebben gehad. Sommigen zijn jonge mensen zonder enige klachten of bijzonderheden, maar de meeste overlevers van kinderkanker (‘survivors’) ondervinden late effecten van de eerdere behandeling. Dat illustreren we in deze klinische les aan de hand van een casus. Erasmus Medisch Centrum - Sophia Kinderziekenhuis, Rotterdam. Afd. Kinderoncologie-hematologie: drs. I.A. Dekkers, artsepidemioloog (thans: aios radiologie, LUMC, Leiden); prof.dr. R. Pieters (thans: chief medical officer, Prinses Máxima Centrum, Utrecht) en dr. M.M. van den Heuvel-Eibrink, kinderoncologen. Afd. Kinderoncologie en afd. Interne geneeskunde: dr. K. Blijdorp, aios interne geneeskunde; dr. S.J.C.M.M. Neggers, internist-endocrinoloog. Afd. Kindernefrologie: dr. K. Cransberg, kindernefroloog. Contactpersoon: dr. M.M. van den Heuvel-Eibrink ([email protected]). De overleving van kinderkanker is de laatste decennia substantieel toegenomen, tot een 5-jaarsoverleving van ruim 80%.1 In de komende jaren zal dit aantal verder stijgen, mede dankzij toenemende verbeteringen in de behandelstrategieën van kinderen met kanker. De gezondheidsproblemen die kinderkankeroverlevers kunnen hebben zijn bijvoorbeeld obesitas, hypertensie, diabetes mellitus, osteoporose en infertiliteit.2,3 Ook hebben ze een verhoogde mortaliteit door onder andere de ontwikkeling van secundaire tumoren. Dit heeft impact op hun kwaliteit van leven, maar het heeft ook sociale en maatschappelijke gevolgen, zoals ongewenste kinderloosheid of slechtere arbeidsperspectieven. Momenteel wordt de groep kinderkankeroverlevers gevolgd in de derde lijn. Afhankelijk van de therapie die gegeven is, vinden eens per 3-5 jaar reguliere controles plaats die zijn gericht op de late effecten van de behandeling van kinderkanker. Dit gebeurt in de zogenoemde LATER-poliklinieken (LATER staat voor ‘Langetermijneffecten na behandeling van kinderkanker’), die zijn gehuisvest in de 8 kinderoncologische centra (UMCG, UMCU, Erasmus MC, AMC, VUmc, Radboudumc, LUMC en MUMC+). Deze follow-upstrategie is gebaseerd op richtlijnen die zijn ontwikkeld door het bestuur van de nationale SKION-LATER-groep (SKION staat voor ‘Stichting Kinderoncologie Nederland’). Door het stijgende aantal overlevers zullen steeds meer zorgverleners, met name die uit de eerste lijn, met hen te maken krijgen.4 Deze groep patiënten heeft vaak complexe nazorg nodig en daarom is er meer aandacht nodig voor een adequaat vervolgplan. In deze klinische les willen wij het belang van vroege herkenning van beginnende gezondheidsproblemen door een eerdere kankerbehandeling onder de aandacht brengen. Een tweede boodschap is dat bepaalde hoogrisicogroepen van overlevers gevoeliger zijn voor schade door de behandeling. Dit illustreren wij aan de hand van een casus van een patiënt met een verminderde nierfunctie NED TIJDSCHR GENEESKD. 2014;158: A6692 1 door de behandeling van een nefroblastoom, bij wie ook genetische predispositie een belangrijke rol speelde. Patiënt A, een 34-jarige man, kwam voor controle op de LATER-poli. Toen hij 5 jaar was werd hij gediagnosticeerd met een nefroblastoom (Wilms-tumor; stadium I) van de rechter nier. De behandeling bestond uit een eenzijdige, radicale nefrectomie en chemotherapie. Abdominale nabestraling werd niet gegeven. De pre- en postoperatieve behandeling bestond uit toediening van dactinomycine (totale cumulatieve dosis: 15,3 mg/m² i.v.) en vincristine (totale cumulatieve dosis: 21,0 mg/m² i.v.) volgens het protocol van de Société Internationale d’Oncologie Pédiatrique VI.5 Pathologisch onderzoek van het nefrectomiepreparaat toonde een klassiek nefroblastoom en geringe focale glomerulosclerose in het omliggende nierweefsel. Gezien de aanwezigheid van glomerulosclerose en een nefroblastoom werd er gedacht aan het Denys-Drash-syndroom, waarna genetisch onderzoek werd ingezet. Bij dit onderzoek werd er een kiembaanmutatie gevonden in het WT1-gen (WT staat voor ‘Wilms-tumorsuppressor’). De behandeling verliep ongecompliceerd en op 10-jarige leeftijd (5 jaar na het stoppen van de therapie) werd hij genezen verklaard. Sindsdien was hij een kinderkankeroverlever en werd zijn gezondheid gevolgd in het kinderoncologische centrum en op de LATER-poli. Bij de poliklinische nacontroles had patiënt als kind jarenlang niet-afwijkende nierfunctiewaarden (creatinine: 45 μmol/l, wat overeenkomt met een renale klaring van 107 ml/min) en was er geen sprake van proteïnurie. Toen patiënt 26 jaar was constateerde de internist van de LATER-poli dat de nierfunctie begon te verslechteren. Patiënt werkte als administratief medewerker in het vrachtwagenbedrijf van zijn familie en was recent getrouwd. Er waren op dat moment geen specifieke lichamelijke klachten en hij gebruikte geen medicatie. Wel was hij bij navraag wat sneller vermoeid en het viel hem op dat hij de laatste tijd vaak ’s ochtends schuimende urine had. Bij lichamelijk onderzoek had hij een goede algemene conditie met een gewicht van 84,7 kg en een lengte van 1,79 m (BMI: 26,4 kg/m²), en een bloeddruk van 2 139/87 mmHg. Het laboratoriumonderzoek naar de nierfunctie en serumlipidenwaarden toonde de volgende uitslagen: serumcreatinine: 105 μmol/l (overeenkomend met een renale klaring van 75 ml/min); albumine-creatinineratio: 3,0 g/mol; HDL: 0,96 mmol/l (referentiewaarde: > 1,55); LDL: 4,47 mmol/l (referentiewaarde: < 2,5). Het urinesediment toonde behoudens een verhoogde eiwitconcentratie geen afwijkingen. Op basis van deze bevindingen intensiveerden we de nierfunctiecontroles, schreven een eiwit- en zoutarm dieet voor en startten behandeling met perindopril 5 mg 1 dd initieel en later 10 mg 1 dd voor zowel de proteïnurie als de verhoogde bloeddruk. Bij de controles die daarna volgden was de verslechtering van de nierfunctie progressief en startten we tevens behandeling met simvastatine 10 mg 1 dd initieel en later 20 mg 1 dd voor de dyslipidemie.6 Op dat moment had patiënt geen last meer van vermoeidheid en was zijn bloeddruk genormaliseerd. In de figuur is een overzicht gegeven van het verloop van de nierfunctiewaarden van patiënt in de laatste 8 jaar. Patiënt heeft op dit moment geen klachten en zal over een jaar opnieuw op controle komen. Beschouwing 5 jaar na het stoppen van de behandeling van kinderkanker worden kinderen zonder recidieftumoren genezen verklaard. Gezien de grote kans (> 75%) op medische problemen bij overlevers worden alle kinderen die 5 jaar na diagnose ziektevrij zijn, uitgenodigd voor periodieke screening op de LATER-poli’s in 1 van de 7 kinderoncologische centra in Nederland.2,3 Ruim 80% van de overlevers die behandeld zijn geweest in de kinderoncologische centra komt ook naar de LATER-poli voor follow-up.2,7 80 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0 70 60 50 40 30 20 eGFR (ml/min x 1,73 m2) KLINISCHE PR AKTIJK Stadia van chronische nierziekte • stadium 1: niet-afwijkende nierfunctie maar wel tekenen van nierschade (glomerulaire filtratiesnelheid (GFR): ≥ 90 ml/min per 1,73 m2) • stadium 2: geringe daling van de GFR (GFR: 60-89 ml/min per 1,73 m2) • stadium 3: matige daling van de GFR (GFR: 30-59 ml/min per 1,73 m2) • stadium 4: ernstige daling van de GFR (GFR: 15-29 ml/min per 1,73 m2) • stadium 5: eindstadium van nierfalen (GFR: < 15 ml/min per 1,73 m2) creatinine (μmol/l UITLEG 10 20 21 22 23 24 25 26 27 28 0 tijd na stoppen therapie (jaren) FIGUUR Creatinineconcentratie ( ) en geschatte glomerulaire filtratiesnelheid (eGFR) ( ) van patiënt A tijdens follow-up na behandeling van een nefroblastoom van de rechter nier op 5-jarige leeftijd. NED TIJDSCHR GENEESKD. 2014;158: A6692 Epicrise Bij onze patiënt waren er evidente aanwijzingen voor een progressieve nierziekte: de bloeddruk- en creatininewaarden liepen op en de albuminurie nam toe. De meest waarschijnlijke verklaring voor de progressieve nierfunctiestoornissen is de combinatie van het Denys-Drashsyndroom met de oncologische behandeling, bestaande uit chemotherapie en nefrectomie. Aangezien er bij onze patiënt sprake was van chronische nierschade stadium 3 (zie uitlegkader), was behandeling van de verhoogde bloeddruk, proteïnurie en hyperlipidemie noodzakelijk. Tijdige interventies kunnen progressie tot chronische nierinsufficiëntie voorkomen of uitstellen. De kans op het ontwikkelen van het eindstadium van nierfalen op jonge leeftijd was bij onze patiënt moeilijk in te schatten, aangezien de glomerulosclerose bij diagnose erg gering bleek te zijn. Deze casus illustreert dat toxiciteit die op de lange termijn ontstaat multifactorieel kan zijn en dat het inschatten van de langetermijnrisico’s erg complex kan zijn. Risicofactoren In de literatuur worden er verschillende risicofactoren beschreven voor een verminderde nierfunctie op de lange termijn bij overlevers. Zo kan het verwijderen van een nier op jonge leeftijd, wat een reductie van 50% van de nefronen geeft, op de lange termijn leiden tot overbelasting van de resterende nefronen, met glomerulosclerose tot gevolg. Het ondergaan van een nefrectomie in de jeugd leidt tot een verminderde glomerulaire filtratiesnelheid, glomerulosclerose, albuminurie en hypertensie op volwassen leeftijd.8,9 Andere beschreven risicofactoren zijn behandeling met chemotherapeutica. Bij gebruik van ifosfamide, cisplatine of carboplatine is glomerulaire of tubulaire toxiciteit aangetoond.8,10 Daarnaast zijn totale-lichaamsbestraling en abdominale bestraling risicofactoren voor een verminderde nierfunctie.10 De prevalentie van hypertensie is circa 10-20% bij overlevers van kinderkanker met een gemiddelde leeftijd rond de 30 jaar. Dit is beduidend hoger dan die van gezonde Nederlanders uit dezelfde leeftijdsgroep van wie slechts 9-13% hypertensie heeft.10-12 Veel overlevers van kinderkanker zijn behandeld met thoracale bestraling of met anthracyclines, met als beruchte bijwerking cardiotoxiciteit; dit verhoogt het risico op hypertensie en op harten vaatziekten.12,13 De casus van onze patiënt laat zien dat de genetische predispositie voor kanker tevens bijdraagt aan een later risico op orgaanfalen en dus, indien aanwezig, altijd mee genomen dient te worden in de risico-inschatting. Dit is steeds belangrijker aangezien er sinds de ontrafeling van het humane genoom en het beschikbaar komen van nieuwe DNA-sequentietechnieken steeds meer onderliggende kankergevoeligheidssyndromen bekend worden. Aanbevelingen Veel gezondheidsproblemen bij volwassen overlevers van kinderkanker zijn niet direct zichtbaar, maar komen wel naar voren bij screening. Verbetering van screeningsmethoden, regelmatige controles en optimale communicatie met overlevers is hierbij van belang. Overlevers zijn minder geïnformeerd over hun ziektegeschiedenis, behandeling en de daarbij behorende gezondheidsrisico’s op de lange termijn dan door zorgverleners wordt gedacht.14 De redenen hiervoor zijn onder andere de jonge leeftijd ten tijde van de diagnose en de lange followupduur.10,14 Hiaten in deze kennis kunnen leiden tot vertraging in het zoeken van medische hulp bij klachten die overlevers van kinderkanker in vergelijking met hun leeftijdsgenoten wellicht serieuzer zouden moeten nemen. Door het stijgende aantal overlevers krijgen ook steeds meer huisartsen met deze groep patiënten te maken. NED TIJDSCHR GENEESKD. 2014;158: A6692 3 KLINISCHE PR AKTIJK Op deze poliklinieken wordt de huidige gezondheidsstatus beoordeeld en worden de risico’s op het ontstaan van gezondheidsproblemen op lange termijn ingeschat op grond van de eerdere diagnose en behandeling. Naar aanleiding van deze beoordeling geven de zorgverleners van de LATER-poli adviezen en leefregels en wijzen zij de patiënt eventueel door. Met deze klinische les wilden wij het belang van vroege herkenning van patiënten met chronische nierschade door de behandeling van kinderkanker onder de aandacht brengen. Nierfunctieverlies kan jaren na de behandeling van kinderkanker nog optreden, ook als de initiërende factoren niet meer aanwezig zijn. Beruchte oorzaken van chronische nierschade bij overlevers zijn nefrotoxische chemotherapie, abdominale bestraling en nefrectomie. Progressieve achteruitgang van de nierfunctie kan jarenlang asymptomatisch zijn. Het is daarom belangrijk om bij overlevers, ook bij hen die geen niertumor hebben gehad, regelmatig de nierfunctie te controleren zodat tijdig een passende behandeling kan worden gestart. Een belangrijke reden voor intensievere controles van de nierfunctie is de aanwezigheid van een onderliggende genetische gevoeligheid voor het ontwikkelen van nierfunctiestoornissen en nierkanker. Een voorbeeld hiervan is het Denys-Drash-syndroom dat wordt veroorzaakt door een mutatie in het WT1-gen. Dit syndroom wordt gekenmerkt door congenitale urogenitale afwijkingen, nefroblastoom (Wilms-tumor) en mesangiale glomerulosclerose, wat vaak al leidt tot nierfalen op de kinderleeftijd.4 ▼ Leerpunten ▼ KLINISCHE PR AKTIJK • Dankzij toenemende verbeteringen in de behandelingsmogelijkheden van kinderkanker is er een groeiend cohort van volwassenen die overlevers (‘survivors’) zijn. •Overlevers van kinderkanker hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van verschillende langetermijncomplicaties, waaronder secundaire maligniteiten, endocriene afwijkingen, hart- en vaatziekten, en nefrotoxiciteit. •Progressieve achteruitgang van de nierfunctie is in het begin vaak asymptomatisch, waardoor de ontwikkeling van nierinsufficiëntie niet altijd tijdig wordt herkend. • Het ontwikkelen van glomerulaire of tubulaire disfunctie op de lange termijn is multifactorieel bepaald; determinanten hierbij zijn nefrectomie, totale- lichaamsbestraling, abdominale bestraling en chemotherapeutische behandeling met cisplatine, carboplatine en ifosfamide, alsmede genetische aanleg. Overlevers zijn vaak langdurig onder behandeling geweest bij de kinderoncologische centra en hebben meestal lang daarna nog direct contact met derdelijnszorgverleners. Hierdoor zijn de uitgebreide voorgeschiedenis en de gezondheidsrisico’s van de desbetreffende patiënt vaak niet goed bekend bij de huisarts. Bij follow-up op de LATER-poli is de kinderoncologische voorgeschiedenis en behandeling uitgebreid bekend en wordt de gezondheidsstatus beoordeeld aan de hand van de richtlijnen van de Stichting Kinderoncologie Nederland. Om de kennis op het gebied van late effecten voor overlevers en zorgverleners toegankelijker te maken, kan op de website van SKION opgezocht worden welke mogelijke late effecten kunnen optreden per therapie (http://later.skion.nl). Momenteel wordt er hard gewerkt om voor iedere overlever van kinderkanker een zogenoemd ‘survivorpaspoort’ beschikbaar te maken. In een door de overlever beheerd dossier zijn de medische gegevens dan altijd elektronisch binnen bereik. Dit survivorpaspoort zal de overlevers en zorgverleners (huisarts, apotheker, specialist etc.) snel toegang bieden tot belangrijke medische informatie. Dames en Heren, overlevers van kinderkanker hebben door de intensieve behandeling die zij als kind hebben ondergaan een verhoogd risico op het ontwikkelen van langetermijneffecten, waaronder een verminderde nierfunctie. Te late herkenning van deze effecten kan leiden tot vertraging in het starten van interventies en daardoor tot een verdere achteruitgang van de nierfunctie en ontwikkeling van comorbiditeit. Vroege herkenning op basis van de klinische presentatie is lastig vanwege de aspecifieke klachten en symptomen. Er wordt regelmatige screening geadviseerd van overlevers van kinderkanker op de aanwezigheid van langetermijneffecten van de behandeling door gespecialiseerde centra. Ook is het bevorderen van communicatie en het vergroten van kennis van deze late toxiciteit in de eerste lijn van groot belang, zeker gezien het toenemende aantal kinderkankeroverlevers. Belangenconflict en financiële ondersteuning: ICMJE-formulieren zijn online beschikbaar bij dit artikel. Aanvaard op 4 juni 2014 Citeer als: Ned Tijdschr Geneeskd. 2014;158:A6692 > Kijk ook op www.ntvg.nl/A6692 ● Literatuur 1 Siegel R, DeSantis C, Virgo K, et al. Cancer treatment and survivorship 6 2 de praktijk. Nieuwegein: Nederlandse federatie voor Nefrologie; 2013. Geenen MM, Cardous-Ubbink MC, Kremer LC, et al. Medical assessment of adverse health outcomes in long-term survivors of 7 Tournade MF, Com-Nougue C, Voute PA, et al. Results of the Sixth Dekkers IA, Blijdorp K, Cransberg K, et al. Long-term nephrotoxicity in adult survivors of childhood cancer. Clin J Am Soc Nephrol. 2013;8:922-9. 9 International Society of Pediatric Oncology Wilms’ Tumor Trial and 4 8 Assendelft WJ, van Boven C. Langetermijneffecten kinderkanker in eerste lijn. Ned Tijdschr Geneeskd. 2013;157:A7133. 5 availability. J Cancer Surviv. 2013;7:439-54. Oeffinger KC, Mertens AC, Sklar CA, et al. Chronic health conditions in adult survivors of childhood cancer. N Engl J Med. 2006;355:1572-82. 4 Sieswerda E, Mulder RL, van Dijk IW, et al. The EKZ/AMC childhood cancer survivor cohort: methodology, clinical characteristics, and data childhood cancer. JAMA. 2007;297:2705-15. 3 Behandeling en diagnostiek van minimal change disease en focale segmentale glomerulosclerose: de vertaling van de KDIGO richtlijn naar statistics, 2012. CA Cancer J Clin. 2012;62:220-41. Baudoin P, Provoost AP, Molenaar JC. Renal function up to 50 years after unilateral nephrectomy in childhood. Am J Kidney Dis. 1993;21:603-11. 10 Knijnenburg SL, Jaspers MW, van der Pal HJ, et al. Renal dysfunction and Study: a risk-adapted therapeutic approach in Wilms’ tumor. J Clin Oncol. elevated blood pressure in long-term childhood cancer survivors. Clin J 1993;11:1014-23. Am Soc Nephrol. 2012;7:1416-27. NED TIJDSCHR GENEESKD. 2014;158: A6692 Haddy TB, Mosher RB, Reaman GH. Hypertension and prehypertension 13 Van Waas M, Neggers SJ, Uitterlinden AG, et al. Treatment factors rather in long-term survivors of childhood and adolescent cancer. Pediatr Blood than genetic variation determine metabolic syndrome in childhood cancer survivors. Eur J Cancer. 2013;49:668-75. Cancer. 2007;49:79-83. 12 Van Waas M, Neggers SJ, Pieters R, van den Heuvel-Eibrink MM. 14 Knijnenburg SL, Kremer LC, van den Bos C, Braam KI, Jaspers MW. Components of the metabolic syndrome in 500 adult long-term survivors Health information needs of childhood cancer survivors and their family. of childhood cancer. Ann Oncol. 2010;21:1121-6. Pediatr Blood Cancer. 2010;54:123-7. NED TIJDSCHR GENEESKD. 2014;158: A6692 5 KLINISCHE PR AKTIJK 11
© Copyright 2024 ExpyDoc