ONTWERP rwerp: Gr visie Nummer: 811926 Onde ondstoffen

VOORSTEL AAN HET
ALGEMEEN BESTUUR
AGENDAPUNT 3
ONTWERP
Onderwerp: Grondstoffenvisie
In D&H:
In Cie:
In AB:
Portefeuillehouder:
Nummer: 811926
22-04-2014
BMZ
SKK 08-05-2014
28-05-2014
Beugelink, van der Vorm
Steller:
Telefoonnummer:
Afdeling:
Geheim:
E.M. Langbroek
(06)11614706
Strategie en Innovatie
ja
nee
Voorstel
Gelezen de Speelveldverkenning Grondstoffenvisie (DM 711416)
gehoord hetgeen in het kader van een consultering door de commissie SKK op 3 april 2014 hierover naar
voren is gebracht;
stelt het college u voor:
om met betrekking tot het winnen en vermarkten van grondstoffen als koers te bepalen dat het waterschap
samen met anderen wil werken aan de transitie naar een circulaire economie en daarin zoekt naar efficiëntie
en doelmatige samenwerking vanuit eigen expertise en kennis.
En daarbij de volgende uitgangspunten te hanteren voor het (terug) winnen van grondstoffen:
 Investeringen moeten binnen de technische levensduur (gemiddeld 15 jaar) kunnen worden
terugverdiend. Bij risicovolle investeringen zal de acceptabele terugverdientijd 10 jaar zijn;
 We streven ernaar om zo hoog mogelijk op de ladder van Lansink te staan;
 Het terugwinnen van grondstoffen vloeit voort uit de kerntaken (het waterschap ontwikkelt geen
nieuwe activiteiten zoals bijvoorbeeld een papierfabriek);
 We wegen de mogelijkheid van beperking en benutting van afvalstromen mee bij investeringen.
Advies commissie
BMZ
SKK
Op 3 april 2014 is de Speelveldverkenning Grondstoffenvisie ter consultering voorgelegd aan de commissie
SKK. Mede n.a.v. hiervan wordt de Grondstoffenvisie op 8 mei a.s. ter advisering aan deze commissie
voorgelegd.
Reactie college op advies commissie
Naar aanleiding van de consultatieronde is een Grondstoffenvisie geformuleerd, waarvan de kern is
verwoord in de inleiding van dit voorstel. Aan de hand van de commissiebehandeling op 8 mei komt er zo
nodig nog een nadere reactie.
811926
-1-
INLEIDING
In de Speelveldverkenning Grondstoffenvisie is een viertal koersen uitgewerkt die ingaan op de vragen:
1. Wat is onze ambitie met betrekking tot het winnen en vermarkten van grondstoffen?
2. Willen we deze ambitie op eigen kracht waarmaken, of in samenwerking met andere partijen?
De vier koersen zijn op 3 april 2014 ter consultering voorgelegd aan de commissie SKK. Op basis van de
consultering is één koers geformuleerd, welke de grondstoffenvisie verwoordt.
Deze koers luidt:
“Het waterschap werkt samen met anderen aan de transitie naar een circulaire economie, en zoekt daarin
naar efficiëntie en naar doelmatige samenwerking vanuit eigen expertise en kennis.”
Met de keuze voor deze koers geeft het waterschap de richting aan waarmee de doelen worden nagestreefd
met betrekking tot het winnen en vermarkten van grondstoffen. De koers geeft hierbij vooral richting aan de
afwegingen van het waterschap met betrekking tot het meer duurzaam inrichten van bestaande en eventuele
nieuwe processen.
Aan de hand van deze koers luidt de grondstoffenvisie in de kern als volgt:
Grondstoffenvisie
Een Grondstoffenvisie om waardevolle reststromen te benutten
Bij het werk van het waterschap komen reststromen vrij die waardevolle grondstoffen bevatten. Het (terug)
winnen van grondstoffen uit reststromen biedt kansen om CO2 emissies te verlagen, afzetkosten van de
reststromen te verlagen, schaarse grondstoffen te hergebruiken, minder afhankelijk te zijn van fossiele
brandstoffen en kostenreducties voor biobased materialen te realiseren. Ook is het waterschap als
uitvoerder van een maatschappelijke taak ‘verplicht’ om zijn werk op een verantwoorde en toekomstgerichte
wijze te doen.
Koers nader uitgelegd: efficiënt samenwerken aan transities
“Het waterschap werkt samen met anderen aan de transitie naar een circulaire economie, en zoekt daarin
naar efficiëntie en naar doelmatige samenwerking vanuit eigen expertise en kennis.”
Het waterschap beschikt over kennis en expertise die samenhangt met zijn kerntaken. Andere partijen
hebben kennis van opwerken van grondstoffen of het vermarkten daarvan. Vanuit onze eigen kennis en
expertise identificeren we mogelijkheden om kringlopen te sluiten. Soms kan dat binnen ons eigen
werkproces. Als daarvoor een investering nodig is die past bij de werkzaamheden van het waterschap en die
terugverdiend kan worden dan pakken we die kans. Wanneer kansen zich buiten onze eigen werkprocessen
voordoen, is het meer doelmatig om samen met andere partijen nieuwe mogelijkheden te onderzoeken en
uit te proberen. De investeringen zullen in dat geval door de samenwerkingspartner gedaan worden. Het kan
ook voorkomen dat het afzetten van een reststroom aan een private of publieke partij het meest doelmatig is.
In dat geval is het waterschap de leverancier van grondstoffen, waarbij in de manier van aanleveren van de
grondstof rekening wordt gehouden met de benodigde kwaliteit voor verwerking.
Uitgangspunten voor het investeren in het (terug) winnen van grondstoffen
Op basis van de koersen uit de speelveldverkenning grondstoffenvisie, en in navolging van de energievisie,
gelden de volgende uitgangspunten voor investeringen in het (terug) winnen van grondstoffen:




811926
Investeringen moeten binnen de technische levensduur (gemiddeld 15 jaar) kunnen worden
terugverdiend. Bij risicovolle investeringen zal de acceptabele terugverdientijd 10 jaar zijn;
We streven ernaar om zo hoog mogelijk op de ladder van Lansink te staan;
Het terugwinnen van grondstoffen vloeit voort uit de kerntaken (het waterschap ontwikkelt geen
nieuwe activiteiten zoals bijvoorbeeld een papierfabriek);
We wegen de mogelijkheid van beperking en benutting van afvalstromen mee bij investeringen.
-2-
ARGUMENTEN
Het college en de commissie vinden het belangrijk om samen te werken met andere overheden, met het
bedrijfsleven en met kennisinstituten. Daarbij is het belangrijk om de eigen kennis en expertise van het
waterschap te behouden en te benutten. In de voorgestelde koers worden deze uitgangspunten verwoord.
RELATIE MET ORGANISATIEMISSIE, COLLEGEPROGRAMMA OF ANDERE BELEIDSDOCUMENTEN
In 2012 heeft het AB de Energievisie vastgesteld. Een van de onderdelen uit het actieprogramma van de
Energievisie was het opstellen van een Grondstoffenvisie. Ook in de Zuiveringsvisie die in 2010 is
vastgesteld wordt al gesproken over hoe om te gaan met grondstoffen.
Het Bestuursakkoord Water, het Klimaatakkoord dat in 2010 is gesloten tussen de Unie van Waterschappen
en het Rijk en recente uitspraken van minister Schultz van Haegen van het ministerie van I&M zijn aanleiding
om ons te bezinnen op de rol die wij als waterschap willen spelen met betrekking tot grondstoffen. De
Routekaart Afvalwaterketen 2030 schetst een fundamentele verandering, waarin waterschappen en
gemeenten een grote bijdrage leveren aan de verduurzaming van de samenleving, en aan het sluiten van
keten en kringlopen.
FINANCIËLE CONSEQUENTIES
De koers van de Grondstoffenvisie geeft richting aan het waterschapswerk. We streven daarbij naar
besparing van kosten in de bedrijfsvoering voor verwerking of toepassing van reststromen, door samen te
werken met andere partijen en in te zetten op duurzaamheid.
KANTTEKENINGEN
De ambitie van het waterschap om energieneutraal te worden botst in zekere zin met de mogelijke ambitie
om grondstoffen (terug) te winnen uit reststromen. De ladder van Lansink laat zien dat energie winnen een
laagwaardige toepassing van biomassa is. Wanneer we besluiten in te zetten op een biobased economy /
het sluiten van kringlopen, kan dat betekenen dat we reststromen die we eerder hadden bestemd voor het
winnen van energie, nu anders gaan toepassen. Dat kan betekenen dat we onze eigen energie ambitie op
een andere manier invullen. Vanuit de gedachte dat we goed voor onze leefomgeving moeten zorgen is het
waardevol om in te zetten op een hogere trede van de ladder van Lansink, hoewel inzetten op energie op de
korte termijn tot meer zichtbare resultaten kan leiden. Het terugdringen van broeikasgassen en het
verminderen van afval zijn de achterliggende drijvers van onze energieambitie. Als we die ook op een
andere, meer efficiënte wijze, kunnen halen is dat positief voor de verduurzaming van de samenleving. We
moeten dat echter wel inzichtelijk maken, zodat zichtbaar is dat we op een goede manier met onze
leefomgeving omgaan.
Een grondstof is pas een grondstof wanneer deze bij wijze van spreken in een pakje of potje geleverd kan
worden, en wanneer er vraag naar is. Deze constatering legt het dilemma van de ontwikkelingen op
grondstoffengebied bloot: de mogelijkheden lijken eindeloos, de mogelijke verdiensten nemen
jackpotvormen aan, maar de afzetmogelijkheden op de markt zijn nog beperkt en worden vaak nog
belemmerd door wet- en regelgeving.
UITVOERING
De koers geeft richting aan de afwegingen van het waterschap met betrekking tot het meer duurzaam
inrichten van bestaande en eventuele nieuwe processen.
COMMUNICATIE
Communicatie vindt plaats binnen de afzonderlijke projecten. De grondstoffen- en energiefabriek hebben
een eigen communicatie programma, waarin de Stichtse Rijnlanden betrokken is. Projecten en onderwerpen
die hierbuiten vallen zullen afzonderlijk gecommuniceerd worden, waarbij altijd een link gelegd zal worden
met de duurzaamheidsdoelstelling van het waterschap.
811926
-3-
BIJLAGE
nee
ja, namelijk Speelveldverkenning Grondstoffenvisie (DM 711416), reeds in uw bezit
TER INZAGE
nee
ja, namelijk
Dijkgraaf en hoogheemraden,
dijkgraaf, P.J.M. Poelmann
secretaris-directeur J. Goedhart
811926
-4-
Speelveldverkenning Grondstoffenvisie
Februari 2014
Marlies Verhoeven, Else Langbroek
1
Inhoudsopgave
Aanleiding.................................................................................................................................3
Waarom een grondstoffenvisie?...............................................................................................4
Welke koers wil het waterschap varen? ...................................................................................6
Koers 1: Zichtbaar vernieuwend ...........................................................................................7
Koers 2: Samen werken aan transities .................................................................................8
Koers 3: Zelf en zeker...........................................................................................................9
Koers 4: Efficiency door samenwerking..............................................................................10
Advies.....................................................................................................................................12
Kanttekeningen...................................................................................................................12
Literatuurlijst ...........................................................................................................................16
BIJLAGEN ..............................................................................................................................17
1. Grondstoffen in de afvalwaterketen....................................................................................17
Alternatieve toepassingsmogelijkheden..........................................................................19
2. Grondstoffen uit watersysteem en van keringen ................................................................23
Alternatieve toepassingsmogelijkheden van maaisel......................................................24
3. Ladder van Lansink en cascaderingspiramide ...................................................................27
2
Aanleiding
In 2012 heeft het AB de Energievisie vastgesteld. Dat bracht de discussie op gang over het
dilemma van het toepassen van biomassa: maken we er energie van, of moeten we het
hoogwaardiger inzetten als een bron voor andere grondstoffen? Deze discussie vraagt om
een uitspraak van het AB over de inzet van ons waterschap voor het (terug)winnen van
grondstoffen uit reststromen die vrijkomen bij het werk aan onze watergangen, keringen en
de rioolwaterzuiveringsinstallaties.
Met deze speelveldverkenning vragen we de commissie om antwoord te geven op de
volgende vragen:
1. Wat is onze ambitie met betrekking tot het winnen en vermarkten van grondstoffen?
2. Willen we deze ambitie op eigen kracht waarmaken, of in samenwerking met andere
partijen?
Er is een viertal koersen uitgewerkt die ingaan op bovenstaande vragen. Met de keuze voor
een koers geeft het waterschap aan welke doelen zij nastreeft met betrekking tot het winnen
en vermarkten van grondstoffen. De koers geeft richting aan de afwegingen van het
waterschap met betrekking tot het meer duurzaam inrichten van bestaande en eventuele
nieuwe processen.
3
Waarom een grondstoffenvisie?
Er is een transitie gaande in het denken over afvalstromen: van afval naar grondstof. Dat
maakt dat stromen die we eerst als lastig en kostenverhogend zagen, nu stromen zijn die
waardevolle producten in zich dragen. De Routekaart Afvalwaterketen 2030 schetst een
fundamentele verandering, waarin waterschappen en gemeenten een grote bijdrage leveren
aan de verduurzaming van de samenleving, en aan het sluiten van keten en kringlopen
(circulaire economie, zie kader). Ook het Klimaatakkoord dat in 2010 is gesloten tussen de
Unie van Waterschappen en het Rijk en recente uitspraken van minister Schultz van Haegen
van het ministerie van I&M zijn aanleiding om ons te bezinnen op de rol die wij als
waterschap willen spelen. De minister heeft in april 2013 aangegeven positief te staan
tegenover innovaties op het gebied van energie en grondstoffen die bijdragen aan
duurzaamheid en doelmatigheid. Ook gaf ze aan dat de ontwikkelingen bij de waterschappen
in lijn zijn met de afspraken uit het Bestuursakkoord Water. Voor de waterschappen betekent
de uitspraak van de minister ruim baan voor investeringen in de ombouw van
rioolwaterzuiveringen tot Energie- en Grondstoffenfabrieken. Duurzaamheid, kostenefficiency
en innovatie gaan zo hand in hand. In de Zuiveringsvisie die in 2010 is vastgesteld wordt al
gesproken over hoe om te gaan met grondstoffen. De hierin is de volgende tekst opgenomen
tekst “….. proberen we zo min mogelijk afvalstoffen te veroorzaken en zo veel mogelijk
energie en grondstoffen uit het afval te produceren en waar mogelijk zelf her te gebruiken.”
In januari 2014 heeft staatssecretaris Wilma Mansveld in een brief aan de Tweede Kamer
aangegeven dat de hoeveelheid afval die wordt gestort en verbrand in de komende tien jaar
gehalveerd moet worden. Nederland moet volgens de staatssecretaris een ‘circulaire
economie’ worden, waarin gerecycled, duurzaam hergebruikt en geproduceerd wordt.
Waarom moet juist het waterschap zich met dit onderwerp bezighouden? Omdat bij het werk
van het waterschap reststromen vrijkomen die waardevolle grondstoffen bevatten. Ook is het
waterschap als uitvoerder van een maatschappelijke taak ‘verplicht’ om dit op een
verantwoorde en toekomstgerichte wijze te doen.
4
Het (terug) winnen van grondstoffen uit reststromen bied kansen om CO2 emissies te
verlagen, schaarse grondstoffen te hergebruiken, minder afhankelijk te zijn van fossiele
brandstoffen en kostenreducties voor biobased materialen te realiseren.
Circulaire economie
De circulaire economie is een economisch systeem dat bedoeld is om herbruikbaarheid van
producten en grondstoffen te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren. Anders
dan in het huidige lineaire systeem, waarin grondstoffen worden omgezet in producten die na
verbruik worden vernietigd. (definitie MVO Nederland)
De “Hoofdlijnen Biobased Economy” beschrijft de wens van het kabinet om kansen te benutten
voor de verdere uitbouw van de biobased economy als dwars doorsnijdend thema van de
topsectoren: de chemische sector (innovatie, nieuwe materialen, duurzaamheid), de
energievoorziening (behalen klimaatdoelen, vermindering afhankelijkheid fossiele
grondstoffen, duurzame biomassa voor elektriciteit en warmte en vervoer), de agro-food sector
(duurzame biomassaproductie, bioraffinage, benutting en verwaarding van reststromen), de
logistiek (Rotterdam als Bio-port, Eemshaven geavanceerde duurzame biobrandstoffen als
vervanger voor benzine en diesel), de tuinbouw (uitgangsmaterialen, inhoudsstoffen en
verwaarding reststromen) en life sciences (groene en witte biotechnologie).
5
Welke koers wil het waterschap varen?
Bij het waterschapswerk komen reststromen vrij zoals slib uit de rioolwaterzuiveringen,
maaisel en bagger uit de watergangen, beton en andere materialen bij onderhoud en bouw
van kunstwerken, kantoorafval, kadavers en vachten van muskusratten. De verscheidenheid
van de reststromen is groot, zowel in volume als in grondstoffen waar ze uit bestaan. De
belangrijkste scheiding is te maken tussen grondstoffen uit de afvalwaterketen en
grondstoffen uit het watersysteem (inclusief waterkeringen). In deze speelveldverkenning
wordt deze tweedeling verder gehanteerd.
De grondstoffenvisie is bedoeld om richting te geven aan de besluitvorming rond de invulling
van de ambities op het gebied van het (terug)winnen van grondstoffen. Deze invulling is op
verschillende wijzen mogelijk, waarbij de mate van samenwerking en het ambitieniveau een
belangrijk uitgangspunt vormen. De ladder van Lansink en de cascaderingspiramide bieden
handvatten om het ambitieniveau inzichtelijk te maken (zie bijlage).
Om structuur te geven aan de discussie zijn vier verschillende “koersen” uitgewerkt voor het
traject tot 2030. Deze koersen verschillen zowel in ambitieniveau als in de mate waarin met
andere partijen wordt samengewerkt en zijn gebaseerd op de vragen:
1. Wat is onze ambitie met betrekking tot het winnen en vermarkten van grondstoffen?
2. Willen we de ambitie op eigen kracht waarmaken, of in samenwerking met andere
partijen?
De vier koersen zijn:
1. Zichtbaar vernieuwend
2. Samen werken aan transities
3. Zelf en zeker
4. Efficiency door samenwerking
De karakterisering van de koersen is in de volgende figuur weergegeven en sluit aan bij het
strategiemodel in de energievisie.
6
Mee-ontwikkelen van nieuwe toepassingen (met de blik op de toekomst)
1. Zichtbaar vernieuwend
Zelfstandig
toepassingsmogelijkheden
verkennen en benutten voor het
verduurzamen van de leef-omgeving
en het optimaal gebruiken van onze
reststromen.
Hoge mate van duurzaamheid (hoog
op ladder van Lansink)
Terugverdientijd 10 jaar
A
m
b
i
t
i
e
n
i Op eigen kracht
v
3. Zelf en zeker
e
Als
technieken en toepassingen zich
a
hebben bewezen nemen we deze op
u
in reeds geplande werkzaamheden.
We voldoen daarmee aan de
afspraken uit het BAW.
Lage mate van duurzaamheid (laag
op de ladder van Lansink)
Terugverdientijd 15 jaar
2. Samen werken aan transities
In samenwerking met anderen
toepassingsmogelijkheden
verkennen en benutten voor het
verduurzamen van de leef-omgeving
en het optimaal gebruiken van onze
reststromen.
Hoge mate van duurzaamheid (hoog
op de ladder van Lansink)
Terugverdientijd 10 jaar
Samen met anderen
4. Efficiency door samenwerking
Volgend op kansrijke duurzame
toepassingen van andere partijen.
Partijen kunnen reststromen onder
duurzame en financiële voorwaarden
gebruiken en / of vermarkten.
Lage mate van duurzaamheid (laag
op de ladder van Lansink)
Terugverdientijd 15 jaar
Bewezen toepassingen (alleen wat moet)
Mate van samenwerking
Naast een naam voor de verschillende velden in de figuur die het karakter van de
“koers”aangeeft, is in de tekst kort omschreven hoe dit vertaald is naar de invulling van de
grondstoffenvisie.
Hierbij geldt voor de horizontale as dat de mate van samenwerking van links naar rechts
toeneemt. Op de verticale as neemt het ambitieniveau met betrekking tot het (terug)winnen
van grondstoffen toe.
Koers 1: Zichtbaar vernieuwend
De transformatie naar een circulaire economie is een grote opgave voor de samenleving.
Waar mogelijk draagt het waterschap hieraan bij, door te streven naar het sluiten van
kringlopen in het waterschapswerk en in de bredere context. Hiermee bouwen we aan een
imago van een moderne en innovatieve organisatie. Het afvalwater en zuiveringsslib zijn een
bron van grondstoffen die optimaal moeten worden benut. We ontwikkelen hiervoor de
kennis en kunde, en vermarkten de grondstoffen. De grondstoffen die uit het watersysteem
en van de keringen vrijkomen zijn diffuser. Hier speelt het waterschap een makelaarsrol in de
lokale omgeving (zowel particulieren, bedrijven als andere overheden) om kringlopen te
sluiten. De hierbij behorende investeringen zijn naar verwachting risicovol waarbij een
terugverdientijd van circa 10 jaar wordt gehanteerd.
Het uitgangspunt in deze koers is dat ontwikkelingen zoveel mogelijk op eigen kracht en
initiatief worden vormgegeven. De invulling van deze ambities wordt gerealiseerd door in te
zetten op toepassingen, zo hoog mogelijk op de ladder van Lansink. Kenmerkend voor deze
koers is dat het waterschap zich als vernieuwende en initiatiefrijke organisatie profileert in de
samenleving.
7
Voor de afvalwaterketen betekent dat zelf uitvoeren van onderzoeken en investeren in zaken
op eigen terrein die een langere terugverdientijd hebben zoals nieuwe technieken voor het
terugwinnen van grondstoffen.
Voor het watersysteem betekent dat zelf uitvoeren van onderzoeken en investeren in zaken
die een lange terugverdientijd hebben, zoals het omvormen van een baggerdepot naar een
biomassaverwerker. Bij onderhoudswerkzaamheden wordt rekening gehouden met de
kwaliteitsvereisten voor verwerking van de biomassa (oogsten in plaats van maaien).
Argumenten vóór het kiezen voor deze koers zijn:
 Grote maatschappelijke betrokkenheid en zichtbaarheid
 Bijdrage aan duurzaamheid: sluiten van kringlopen
 Anticiperen op ontwikkelingen
 Kans op hogere kostenefficiency op langere termijn
 Snel kunnen schakelen
 Ontwikkeling van eigen kennis
Als tegenargumenten gelden:
 Grotere complexiteit en risico’s zowel technisch als financieel voor het waterschap
 De financiële risico’s zijn groter doordat we gebruik maken van nog niet bewezen
technieken en innovaties
 Nieuwe taken buiten de huidige kerncompetenties
 Kansen missen / duurder uit zijn door schaalgrootte verlies
 Eilandstrategie / tunnelvisie / zelf het wiel moeten uitvinden
 Arbeidsintensief en persoonsafhankelijk
ROL: Het waterschap als zelfstandige, lokale producent en verkoper van grondstoffen.
Koers 2: Samen werken aan transities
De transformatie naar een circulaire economie is een grote opgave voor de samenleving.
Nieuwe samenwerkingsvormen en innovaties zijn nodig om deze transitie vorm te geven.
Voor de hand liggende samenwerkingspartners zijn lokale leveranciers en verwerkers van
biomassa (waaronder agrariërs), coöperaties, gemeenten, en ondernemers zoals industrie,
composteerders en producenten van duurzame producten. Gezamenlijk gaat het waterschap
op zoek naar opties met optimaal maatschappelijk rendement en daarbij passende
organisatievormen. Dat kan door het leveren van zuiveringsslib en maaisel aan een
collectieve voorziening, of het op het eigen terrein beschikbaar stellen van verwerkingsruimte
voor eigen reststromen en biomassa van anderen. De hierbij behorende investeringen zijn
naar verwachting risicovol waarbij een terugverdientijd van circa 10 jaar wordt gehanteerd.
De eerste stap naar een duurzame toepassing van reststromen is het sluiten van kringlopen.
Dit kan door eigen activiteiten efficiënt uit te voeren, maar ook door activiteiten zo mogelijk te
combineren met andere (lokale) partijen, waardoor een hogere gezamenlijke doelmatigheid
kan worden bereikt. Ook het zo goed mogelijk benutten van het aanwezige potentieel, zowel
voor HDSR als bij derden, wordt actief nagestreefd indien er sprake is van een
gemeenschappelijk belang. Er wordt gezocht naar mogelijkheden voor decentrale
verwerking. De invulling van deze ambities wordt gerealiseerd door in te zetten op
toepassingen, zo hoog mogelijk op de ladder van Lansink.
Voor het (terug)winnen van grondstoffen wordt maximaal invulling gegeven aan de
grondstoffenfabriek, waarbij een participatie door een bedrijf dat ook op andere fronten van
biomassa benutting actief is, nadrukkelijk tot de mogelijkheden behoort. Zo mogelijk wordt
8
ook gestreefd naar uitwisseling van grondstoffen / ruwe biomassa met omliggende bedrijven
om maximaal rendement te halen. Bij het (terug)winnen van grondstoffen uit het
zuiveringsslib zoekt HDSR actief en op eigen initiatief naar samenwerking met collega
waterschappen, bedrijfsleven, STOWA, universiteiten of drinkwaterbedrijven.
De mogelijkheden voor het (terug) winnen van grondstoffen uit het watersysteem worden in
combinatie met andere partijen opgepakt. De noodzakelijke kosten in de voorbereiding
worden op deze manier verdeeld. Denkbaar is dat het waterschap participeert in enkele
lokale coöperaties. Bij onderhoudswerkzaamheden wordt rekening gehouden met de
kwaliteitsvereisten voor verwerking van de biomassa (oogsten in plaats van maaien).
Argumenten vóór het kiezen voor deze koers zijn:
 Grote mate van synergie met de directe omgeving
 Maximale benutting eigen potentieel en dat van andere partijen
 Anticiperen op en participeren in nieuwe ontwikkelingen
 Benutting innovatieve mogelijkheden
 Risico’s voor groot deel bij private partijen, hiervoor kan wel een toeslag worden
gerekend
 Moderne overheid, nieuwe werkwijzen
Als tegenargumenten gelden:
 Grotere complexiteit door interactie met veel partijen en afhankelijkheid van partners
 De financiële risico’s zijn groter doordat we gebruik maken van nog niet bewezen
technieken en innovaties
 Positie van HDSR wordt moeilijker herkenbaar
 Risico’s bij externe partijen en samenwerkingspartners kunnen tot hogere kosten
leiden
 Andere competenties nodig binnen organisatie
 Arbeidsintensief en langere terugverdientijden
ROL: Het waterschap als proactieve zakelijke samenwerkingspartner, initiërende en
randvoorwaarde scheppende organisatie.
Koers 3: Zelf en zeker
De kerntaken zijn veilige dijken, schoon water en droge voeten. Die taken worden doelmatig
en efficiënt uitgevoerd. Inspanningen richten zich er dus op om de kosten hiervoor zo laag
mogelijk te houden. Het (terug) winnen van grondstoffen en het sluiten van kringlopen is
geen taak van het waterschap. Het verwerken van onze reststromen is wel een belangrijke
kostenpost voor het waterschap. Deze post wordt vooral ingevuld door de energiekosten
voor de zuiveringsinstallaties en door vervoers -en verwerkingskosten van maaisel en
baggerslib. Er wordt daarom wel geïnvesteerd wanneer er een directe relatie met de
kerntaken bestaat en indien de kosten binnen circa 15 jaar kunnen worden terugverdiend. Bij
voorkeur wordt gekozen voor kosteneffectieve en bewezen technieken.
De doelstelling wordt bereikt door nadruk op efficiënt werken, waarbij de uitvoering van de
maatregelen met een korte terugverdientijd het uitgangspunt is voor verbetermaatregelen.
In de grondstoffen gerelateerde besluitvorming blijft het bestuur van het waterschap leidend.
Er is op bestuurlijk niveau geen invloed van externe partijen. Voor de uitvoering van uit te
besteden werk wordt gebruik gemaakt van professionele toeleveranciers.
Met deze koers zijn we volgend in de transitie naar een circulaire economie. We zorgen dat
we voldoen aan de wettelijke normen, maar zetten niet actief in op het vormgeven van de
9
transitie. Bij de keuze voor deze koers komt het waterschap wat minder hoog op de Ladder
van Lansink uit.
Zuiveringsslib zetten we in om energie uit te winnen. Technieken voor het terugwinnen van
grondstoffen worden toegepast wanneer ze zich bewezen hebben en een korte
terugverdientijd kennen. De eindverwerking van het vergiste slib wordt door een externe
partij verzorgd, participatie in een verwerkingsinstallatie voor dit slib is niet aan de orde.
Reststromen uit het watersysteem worden tegen de laagst mogelijke kosten afgezet, waarbij
wel duurzaamheideisen gesteld kunnen worden aan de verwerking. Het initiatief voor
benutting van slootmaaisel wordt aan derden overgelaten.
Argumenten vóór het kiezen voor deze koers zijn:
 Er is een duidelijke positie met betrekking tot de verantwoordelijkheden
 De benadering en werkwijze sluiten goed aan bij de huidige ervaring, de beschikbare
competenties in de organisatie en de wijze van kosten verantwoording
 De financiële risico’s zijn gering doordat we gebruik maken van bewezen technieken
 We kunnen de ingezette weg uit de energievisie vervolgen
Als tegenargumenten gelden:
 Ambitie met betrekking tot de grondstoffenfabriek, waartoe al stappen in
besluitvorming zijn genomen, is niet haalbaar
 Aanzienlijk deel van het potentieel voor het (terug)winnen van grondstoffen wordt niet
gerealiseerd.
 We lopen als waterschap achter bij onze collega waterschappen
 Synergie met de omgeving is beperkt
ROL: Het waterschap als marktvolger en aanbieder van reststromen.
Koers 4: Efficiency door samenwerking
De focus is op de kerntaken veilige dijken, schoon water en droge voeten. Dit alles tegen de
laagste maatschappelijke kosten. Er wordt geïnvesteerd in het (terug)winnen van
grondstoffen en het sluiten van kringlopen als de kosten binnen circa 15 jaar kunnen worden
terugverdiend. Dat moet het waterschap vooral niet zelf doen, want daarvoor is het
waterschap niet opgericht. Slibverwerkers, composteerders, agrarische coöperaties en
andere spelers op de grondstoffenmarkt kunnen dat bijvoorbeeld veel beter. Voor het
waterschap kan het interessant zijn als daarmee geld kan worden bespaard of als
bedrijfsprocessen kunnen worden afgestoten. Bijvoorbeeld door de sliblijn af te stoten of
enkele terreinen beschikbaar te stellen voor het duurzaam verwerken van reststromen. Dat
vertaalt zich uiteindelijk in lagere kosten en dus ook lagere lasten voor de burger.
De doelstelling wordt bereikt door de eigen activiteiten te concentreren op de kerntaken
zijnde het bedrijven van de waterlijn van de rwzi’s en watersysteem- en waterkeringbeheer.
Alle activiteiten rond de slibverwerking worden uitbesteed aan een slibverwerkingsbedrijf,
mogelijk in samenwerking met een grondstoffenbedrijf voor de benutting van grondstoffen.
De doelstellingen uit de grondstoffenfabriek worden door deze partijen overgenomen en
gerealiseerd.
Het verwerken van maaisel en andere biomassa uit het watersysteem laten we over aan
(lokale) partijen die zich aandienen waarbij we streven naar waardeverhoging. Bij de
uitbesteding van werkzaamheden stellen we strenge eisen op het gebied van duurzaamheid
10
en efficiëntie. Bij het maaien kan rekening gehouden worden met kwaliteitseisen die aan het
maaisel worden gesteld, zodat verwerking geoptimaliseerd kan worden. Het waterschap
biedt passief experimenteerruimte aan voor pilotprojecten en kennisontwikkeling. We zoeken
actief naar verwerking van slootmaaisel in de lokale kringloop.
Bij de keuze voor deze koers komt het waterschap wat minder hoog op de Ladder van
Lansink uit.
Argumenten vóór het kiezen voor deze koers zijn:
 Concentratie op eigen kerntaken
 Kosten efficiënt door specifieke taken externe bedrijven
 Maximaal gebruik van extern beschikbare kennis en kunde doordat we voornamelijk
uitbesteden
 Minimaal financieel risico; het risico ligt bij partners
 Biedt ruimte voor marktontwikkelingen en geeft flexibiliteit om deze te volgen
Als tegenargumenten gelden:
 Mate van duurzaamheid is afhankelijk van externe partijen
 Kostenbeheersing op lange termijn is afhankelijk van (ontwikkelingen op) de markt
 Geen actieve rol bij duurzame ontwikkeling, minder eigen kennis in huis
 Beperkte zichtbaarheid en maatschappelijke betrokkenheid van waterschap
 Nakomen afspraken Klimaatakkoord en Energiefabriek niet gegarandeerd
 Mogelijk: terugkomen op al gemaakte afspraken zoals voor de Grondstoffenfabriek
 De verwerking van de reststromen is afhankelijk van het optreden van mogelijkheden
en kansen in de markt
ROL: Het waterschap als volger van ontwikkelingen, deelnemer in landelijke en lokale
samenwerkingsverbanden en als leverancier van reststromen.
11
Advies
Het college adviseert om in de basis te kiezen voor koers 4 ‘Efficiency door samenwerking’
en bij kansrijke onderwerpen te kiezen voor koers 2 ‘Samen werken aan transities’.
Voorstellen voor investeringen in het (terug)winnen van grondstoffen zullen volgens deze
koersen worden uitgewerkt, en via de normale lijn aan het AB voorgelegd worden. Met de
keuze voor een koers geeft het AB dus richting aan het werk van het waterschap, en behoud
zij de beslissingsbevoegdheid op investeringen op dit vlak.
Met deze koers streeft het waterschap naar besparing van kosten voor verwerking of
toepassing van reststromen, door samen te werken met andere partijen en in te zetten op
een duurzaamheid.
In onderstaande figuur is te zien welke koers we op dit moment varen.
Mee-ontwikkelen van nieuwe toepassingen (met de blik op de toekomst)
1. Zichtbaar vernieuwend
A
m
b
i
t
i
e
n
i Op eigen kracht
v
3. Zelf en zeker
e
a
Maaisel en andere reststromen
u
afzetten tegen laagst mogelijke
kosten
2. Samen werken aan transities
Alginaat – deelname aan NAOP voor
terugwinnen uit Nereda korrelslib
Actieve inbreng van kennis (alginaat) in
Grondstoffenfabriek
Actieve inbreng in WINNET (riothermie,
samenwerking afvalwaterketen)
Samen met anderen
4. Efficiency door samenwerking
Onderzoek fosfaatterugwinning uit slib door
eindverwerker (SNB)
Op zoek naar partijen die maaisel en andere
reststromen efficiënt kunnen verwerken
Maaisel van keringen inzetten als veevoer
Passieve inbreng in onderzoek en netwerken
Bewezen toepassingen (alleen wat moet)
Mate van samenwerking
Kanttekeningen
Ambitie
De ambitie van het waterschap om energieneutraal te worden botst in zekere zin met de
mogelijke ambitie om grondstoffen (terug) te winnen uit reststromen. De ladder van Lansink
laat zien dat energie winnen een laagwaardige toepassing van biomassa is. Wanneer we
besluiten in te zetten op een biobased economy / het sluiten van kringlopen, kan dat
betekenen dat we reststromen die we eerder hadden bestemd voor het winnen van energie,
nu anders gaan toepassen. Dat kan betekenen dat we onze eigen energie ambitie op een
andere manier invullen. Vanuit de gedachte dat we goed voor onze leefomgeving moeten
zorgen is het waardevol om in te zetten op een hogere trede van de ladder van Lansink,
hoewel inzetten op energie op de korte termijn tot meer zichtbare resultaten kan leiden. Het
12
terugdringen van broeikasgassen en het verminderen van afval zijn de achterliggende
drijvers van onze energieambitie. Als we die ook op een andere, meer efficiënte wijze,
kunnen halen is dat positief voor de verduurzaming van de samenleving. We moeten dat
echter wel inzichtelijk maken, zodat zichtbaar is dat we op een goede manier met onze
leefomgeving omgaan.
Stakeholders
Grondstoffen winnen en weer toepassen is een vorm van circulariteit. Daar hoort bij dat er
veel stakeholders betrokken zijn, dat er over muren, hokjes en grenzen gekeken moet
worden, en dat het grotere geheel (de leefomgeving) belangrijker is dan het eigen doel (het
eigen werk). Hierbij hoort politiek draagvlak, ruimte geven en nemen (durf en lef tonen),
openstaan voor ideeën van anderen, aan de slag gaan met pilots en verschillende
aanpakken, en daarbij mislukkingen accepteren.
Door de diverse contacten van waterschappen en industrie worden vele mogelijkheden voor
synergie en samenwerking afgetast. Dit geeft een grote mate van dynamiek en creëert
nieuwe kansen, maar ook de daarbij horende onzekerheden.
Afzetmogelijkheden
Een grondstof is echter pas een grondstof wanneer deze bij wijze van spreken in een pakje
of potje geleverd kan worden, en wanneer er vraag naar is. Deze constatering legt het
dilemma van de ontwikkelingen op grondstoffengebied bloot: de mogelijkheden lijken
eindeloos, de mogelijke verdiensten nemen jackpotvormen aan, maar de afzetmogelijkheden
op de markt zijn nog beperkt en worden nu nog belemmerd door wet- en regelgeving.
Schaal
Schaalvraagstukken zijn van belang voor de uitvoering: bij te grote afstanden is er een
lagere financiële winst te behalen. Tegelijkertijd is er voldoende massa nodig om een
business case rond te krijgen. Grote stromen biomassa zijn doorgaans afkomstig van
publieke aanbieders (RWS, gemeenten, Staatsbosbeheer, waterschappen). Tot nu toe zijn
de vragende partijen private partijen uit de energiesector (vergisting, energiecentrales…).
Probleemhouders zitten in de publieke en semipublieke sector, bedrijven, ondernemers en
intermediairbedrijven. Zij worden door het huidige beleid in het marktmechanisme geduwd.
Dan kan de kortste klap zijn om te kiezen voor verbranden, energie eruit winnen en geld te
verdienen. Maar de publieke sector heeft ook een lange termijn en
systeemverantwoordelijkheid. Hier is dus sprake van een spanningsveld.
Terugverdientijd
Het (terug)winnen van grondstoffen uit reststromen vraagt over het algemeen een
aanpassing in werkwijze en vaak ook om investeringen. Onderhoud is soms in langdurige
contracten weggezet, waardoor aanpassing van de werkwijze pas kan plaatsvinden als het
contract afgelopen is. Daarbij is het bij nieuwe zaken niet altijd bekend wat de
terugverdientijd precies is. Dat brengt dus risico’s met zich mee.
De grondstofprijzen vertonen een sterke fluctuatie/onzekerheid door variatie in aanbod
(effect toename aanbod van schaarse grondstoffen zoals alginaat), kwaliteit en
eigenschappen van de grondstof, ontwikkelingen in toepassingsmogelijkheden (meer
aanbod creëert meer toepassingsmogelijkheden), vraag vanuit de consument vanuit de
duurzaamheidgedachte, etc. Hierdoor zal een businesscase altijd een sterke
momentopname zijn. Verder is het onzeker of een geproduceerde grondstof ook
daadwerkelijk afgezet kan worden in de markt. Om hier meer inzicht in te krijgen is een
grondige marktverkenning en/of het vinden van een geïnteresseerde marktpartij nodig voor
verdere gezamenlijke ontwikkeling van de terugwinning.
We stellen voor om aan te sluiten bij de terugverdientijd die in de Energievisie is
geformuleerd: “….. investeringen moeten binnen de technische levensduur (gemiddeld 15
jaar) kunnen worden terugverdiend. Bij risicovolle investeringen zal de acceptabele
terugverdientijd 10 jaar zijn.”
13
Technieken
De technieken voor het winnen van de grondstoffen uit de afvalwaterketen zijn beschikbaar
en dienen nog verder geoptimaliseerd om kostentechnisch interessant te worden.
Optimalisatie van de terugwintechnieken en de kwaliteitsaspecten kan plaatsvinden door het
uitvoeren van pilotonderzoek.
Planning
De Grondstoffen- en Energiefabriek werken met een planning van meerdere jaren.
Verkenning van afzetmogelijkheden, ontwikkelingen in de technieken en toepassing op
praktijkschaal, toetsen aan kwaliteitseisen en verbeteringen hierin bewerkstelligen, maken
onderdeel uit van de route van afvalwater naar energie en grondstof naar product.
Daarnaast wordt in de Routekaart Afvalwaterketen 2030 een ontwikkelingstraject geschetst tot
2030, onderverdeeld in 3 periodes:
- De periode van 2012 tot 2015 wordt gekenmerkt door onderzoek en kennisopbouw omtrent
Grondstoffenterugwinning en -toepassing. Het gaat hierbij om inzichten in sterke en zwakke
punten met betrekking tot inputstromen, technieken en output stromen.
- In de periode van 2015 tot 2020 staat het experimenteren met grondstoffenterugwinning en
het opstarten van een demonstratie-installatie centraal.
- Het inrichten van een full-scale productie zou plaats kunnen vinden in de periode van
2020 tot 2030 indien uit het onderzoek met de demonstratie-installatie blijkt dat economisch
rendabele en/of duurzame grondstofterugwinning mogelijk is.
Hygiëne en maatschappelijke acceptatie
In verband met hygiënevoorschriften en risico’s vallen toepassingen voor menselijk
gebruik/contact zoals voor medicijnen, luiermateriaal, voedingsmiddelen etc. in eerste
instantie waarschijnlijk af, maar dit kan door het toepassen van een hygiënestap in de
toekomst wel mogelijk worden. Ook de beeldvorming van het publiek kan van invloed zijn op
de toepassingsmogelijkheden door het wel of niet accepteren van grondstoffen afkomstig uit
de afvalwaterketen.
Huidige contracten en investeringen
Gezien de snelle technologische en maatschappelijke ontwikkelingen is het verstandig om
regelmatig de visie te herzien. Bij de timing van de herziening en ook bij het in de praktijk
brengen van de visie is het verstandig om rekening te houden met de looptijd van reeds
gesloten contracten en afschrijvingstermijnen van investeringen.
Wet en regelgeving
Het afvalwater en het zuiveringsslib dat vrijkomt bij het zuiveringsproces vallen op dit
moment onder de categorie afvalstof. Na het terugwinnen van delen van deze afvalstof blijft
het teruggewonnen materiaal nog steeds een afvalstof, terwijl het juist een waardevolle
grondstof is. Deze wettelijke categorisering verhindert op dit moment de toepassing van de
teruggewonnen materialen als grondstof voor andere industrieën. Echter er zijn al
voorbeelden, zoals voor fosfaat en toepassing van cellulose als afdruipremmer bij
asfaltering, waarbij de toepassingsmogelijkheden verruimd zijn.
Regelgeving over toepassingsmogelijkheden van reststromen uit het watersysteem en van
keringen is niet eenduidig. Dat komt onder anderen doordat (1) de regelgeving gericht is op
maaisel, meststoffen, installaties óf inrichtingen, en niet op het geheel, (2) dat voor de
verschillende regelgeving en afhankelijk van de schaal het bevoegd gezag verschilt
(gemeente, provincie of Rijk) en (3) de overheden verschillende interpretaties hebben.
In de praktijk blijkt soms dat goed overleg tussen de verschillende bevoegde gezagen een
werkbare situatie oplevert, en dat in andere gevallen het ‘gewoon maar doen en zien wat er
van komt’ soelaas biedt.
14
In de brief van staatssecretaris Wilma Mansveld aan de Tweede Kamer geeft ze aan dat het
bedrijfsleven niet te maken moet krijgen met onnodige belemmeringen in de regelgeving en
ze richt daarom een steunpunt op waar zij terecht kunnen voor het oplossen van knelpunten.
15
Literatuurlijst
Wet en regelgeving:
<http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ez/documenten-enpublicaties/kamerstukken/2013/04/18/brief-aan-de-tweede-kamer-wegnemen-vanbelemmeringen-in-wet-en-regelgeving-in-de-biobased-economy.html>. 26 april 2013,
MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, mw. drs. M.H. Schultz van Haegen
Koersbepaling waterbeleid en toezeggingen WGO van 10 december 2012
Innovatie opgave RWS Biobased Economy
Overheidsvisie Biobased economy
De website van het Netwerk BBE www.biobasedeconomy.nl geeft een overzicht van
betrokken partijen.
(Grontmij inventarisatie)
Natuurlijke reiniging en nuttige toepassing van baggerspecie, Ministerie van Verkeer en
Waterstaat Directoraat-generaal Rijkswaterstaat, Advies- en Kenniscentrum Waterbodems
Alternatieve verwerking maaisel uit het watersysteem, een inventarisatie bij waterschappen,
Heijnen Werkt! i.o. HDSR, oktober 2013.
www.energiefabriek.nl
www.grondstoffenfabriek.nl
16
BIJLAGEN
1. Grondstoffen in de afvalwaterketen
De mogelijkheden voor terugwinning van energie en grondstoffen is een lange lijst.
Voorbeelden van mogelijke grondstoffen zijn fosfaat (op rwzi of door slib-eindverwerker SNB
uit verbrandingsas) en stikstof, koolstofdioxide (CO2), humuszuren, organische stof voor
brandstof/energie of voor vorming PHA als grondstof voor bioplastics, syngas (wordt
gevormd bij (superkritische) vergassing van zuiveringsslib), lipiden (uit anammox-bacterien),
zware metalen (uit verbrandingsas van zuiveringsslib), vetzuren, kalium, zwavel,
geneesmiddelen, algen, benutten van de warmte uit het rioolwater of het effluent van de
rwzi’s (riothermie). Op dit moment lijken een aantal grondstoffen kansrijk te zijn, zoals
fosfaat, cellulose, PHA voor bioplastics en alginaat en hierop is vooral het lopende landelijke
onderzoek gericht van de werkgroepen van de Grondstoffenfabriek en STOWA, maar de
andere genoemde stoffen kunnen in de toekomst ook interessant worden. Er is sprake van
een grote dynamiek tussen waterschappen en industrie, waardoor veel kansen en
mogelijkheden worden gecreëerd (zie kader Energiefabriek en Grondstoffenfabriek).
17
Energiefabriek en Grondstoffenfabriek
De Nederlandse waterschappen willen de grondstoffen en energie niet langer onbenut weg laten lopen en hebben
zich verenigd in de Grondstoffenfabriek (2012) en de Energiefabriek (2009). Door de afvalwaterketen te
verduurzamen kunnen zij hun ambities op gebied van milieu en klimaat realiseren. Deze verduurzaming heeft ook
financiële waarde: het kan leiden tot kostenbesparingen in de afvalwaterketen. En het helpt bij de
maatschappelijke positionering van de waterschappen: innovatief, duurzaam en midden in de maatschappij.
Sinds begin 2014 zijn alle 25 waterschappen betrokken bij Grondstoffen- en Energiefabriek en zijn beide fabrieken
samengegaan. Deze Grondstoffen- en Energiefabriek bestaat uit een aantal inhoudelijke werkgroepen voor
fosfaat, cellulose, bioplastics, alginaat, realisatie energieprojecten en een aantal overkoepelende werkgroepen
gericht op de afzet van de grondstoffen in de markt, de juridische aspecten hiervan en communicatie over het
terugwinnen van grondstoffen en energie uit afvalwater. Vanuit de waterschappen nemen vertegenwoordigers
deel in deze werkgroepen.
De ambitie van het concept van de Grondstoffen- en Energiefabriek is het winnen, verwerken en afzetten van
grondstoffen en energie afkomstig uit afvalwater. Het realiseren van deze ambitie zal bijdragen aan de drie
belangrijke uitdagingen war de waterschappen moment een voor staan:
1. Een bijdrage leveren aan milieu- en klimaatdoelstellingen
2. Een steviger maatschappelijke positionering
3. Terugdringen van de kostenstijging van de afvalwaterketen
18
Alternatieve toepassingsmogelijkheden
Het afvalwater zit vol schaarse en waardevolle grondstoffen. Naast de grondstof voor het
opwekken van energie, bevat het afvalwater bijvoorbeeld ook fosfaat, stikstof, kalium en
bouwstenen voor bioplastics (PHA). Energie wordt al op grote schaal teruggewonnen, maar
andere grondstoffen worden op dit moment nog geloosd met het gezuiverde afvalwater of
afgevoerd via het zuiveringsslib.
Figuur 1: uit STOWA rapportage 2013-31 Verkenning mogelijkheden grondstoffen rwzi
De meest kansrijke grondstoffen uit de afvalwaterketen zijn op dit moment cellulose, fosfaat,
alginaat en PHA (als grondstof voor bioplastic):
Fosfaat: Het fosfaat kan uit een fosfaatrijke waterstroom op de rwzi teruggewonnen worden
of door de slibverwerker uit de verbrandingsas. In de vorm van struviet (neerslag van
magnesium, ammonium en fosfaat) vormt het fosfaat een geschikte meststof die langzaam
zijn nutriënten vrijgeeft.
Het spontane ontstaan van struviet op rwzi Nieuwegein levert problemen op door
ongewenste afzettingen in het leidingwerk van de slibontwatering. Daarom is op rwzi
Nieuwegein gekozen voor een gecontroleerde wijze van struvietvorming door een
magnesiumzout aan de fosfaatrijke waterstoom toe te voegen. Hierdoor vindt de afzetting
van struviet plaats op het zuiveringsslib en niet op het leidingwerk. Het fosfaat wordt op rwzi
Nieuwegein niet teruggewonnen omdat hiervoor een investering nodig is die met de huidige
19
prijs voor struviet op de markt economisch niet haalbaar is. Op rwzi Amsterdam-West
(Waternet) en rwzi Amersfoort (WS Vallei en Veluwe) zal de fosfaatterugwinning
gerealiseerd worden in de komende jaren.
Het fosfaat kan ook teruggewonnen worden door de slib-eindverwerker, in dit geval SNB
Moerdijk. De fosfaatterugwinning wordt dan toegepast op de asrest na verbranding.
Vooralsnog is de afzet van struviet in Nederland nog niet mogelijk omdat het als afvalstof
wordt beschouwd, in het buitenland is dit al wel mogelijk. De verwachting is echter dat de
beperking voor Nederland op korte termijn (één tot twee jaar) wordt opgeheven en afzet van
struviet als meststof wettelijk mogelijk wordt, waarbij een hogere afzetprijs waarschijnlijk
mogelijk is.
PHA voor bioplastic: Op rwzi’s waar biologische fosfaatverwijdering plaatsvindt (op de
meeste rwzi’s bij HDSR) is het mogelijk om dit slib extra PHA (polyhydroxyalkanoaat) te laten
maken door een extra processtap in te voeren. Dit PHA kan dan uit het zuiveringsslib worden
gewonnen om te dienen als grondstof voor biologisch afbreekbaar plastic. De markt voor
biologisch afbreekbaar plastic lijkt een groeiende te zijn en de vraag naar grondstoffen
hiervoor zal in de komende jaren mogelijk toenemen.
Op dit moment lijkt de economische haalbaarheid van PHA uit zuiveringsslib nog niet
aanwezig te zijn omdat de kosten voor het produceren en winnen van het PHA nog hoger
zijn dan de opbrengst. Een aantal waterschappen zoals Brabantse Delta en Wetterskip
Fryslan gaan aan de slag met pilotinstallaties voor de productie van PHA om
kostenefficiency te bereiken in de productie van PHA.
Cellulose: Het huishoudelijk afvalwater bevat cellulose afkomstig van toiletpapier. Deze
cellulose komt bij het afvalwaterzuiveringsproces hoofdzakelijk in het slib terecht en zorgt op
deze manier voor een verhoging van de slibproductie. Door het toepassen van een fijnzeef
kan de cellulose uit het inkomende afvalwater worden gezeefd. De cellulose kan worden
gecomposteerd en hiermee kan bespaard worden op operationele kosten in de waterlijn en
in de slibafzetkosten. Maar het cellulose kan ook gebruikt worden als grondstof voor de
papierindustrie, als afdruipremmer bij asfalt, als isolatiemateriaal en voor de productie van
bioplastics. Voor cellulose is belangstelling vanuit de markt en de kwaliteit is goed. Op rwzi
Blaricum (van Waternet) en rwzi Aarle-Rixtel (Aa en Maas) wordt (zal worden) cellulose
afgescheiden.
Alginaat: Het aerobe korrelslib dat ontstaat bij het Nereda-zuiveringsproces bevat een
lijmstof genaamd alginaat. Deze lijmstof is verantwoordelijk voor de korrelvorming in het
zuiveringsproces. Alginaat kan op diverse wijzen worden toegepast zoals voor het coaten
van papier, het waterafstotend maken van kleding, als waterabsorbant in luiers, vulmiddel
van medicijnen, verbandmiddelen etc. Het huidige aanbod van alginaat bestaat uit alginaat
dat gewonnen wordt uit zeewier en er is mondiaal gezien een vrij beperkt aanbod. De
hoeveelheid alginaat die teruggewonnen kan worden uit het aerobe korrelslib is ten opzichte
van de huidige wereldproductie aanzienlijk. Ter illustratie: als op rwzi Utrecht het Neredazuiveringsproces voor de gehele rwzi zou worden toegepast, kan uit het korrelslib een
hoeveelheid van 3% van de huidige wereldproductie alginaat gewonnen worden.
Alginaat lijkt economisch zeer haalbaar te zijn doordat de terugwinkosten duidelijk lager zijn
dan de opbrengst.
Voor de ontwikkeling van de alginaatterugwinning is een samenwerkingsverband tussen
STOWA, TU Delft, Royal Haskoning DHV en waterschappen Vallei en Veluwe, Rijn en IJssel
en HDSR opgericht (NAOP). HDSR is betrokken bij dit samenwerkingsverband vanwege de
mogelijke inzetbaarheid van de proefinstallatie Nereda en de mogelijke nieuwbouw van de
waterlijn van rwzi Utrecht waarbij toepassing van het Nereda-zuiveringsproces overwogen
wordt. De keuze voor de waterlijn van rwzi Utrecht wordt naar verwachting eind 2014/begin
2015 door het AB gemaakt.
20
In november 2013 is de waterinnovatieprijs van de Unie van Waterschappen in de categorie
‘Schoon water’ gewonnen door de inzending van productie en hergebruik van alginaat uit
afvalwater/slib.
In de onderstaande grafieken wordt een indicatie gegeven van de maximaal terug te winnen
hoeveelheden grondstoffen uit de afvalwaterketen bij HDSR en de bijbehorende mogelijke
jaarlijkse opbrengsten in euro per jaar. Uitgangspunt bij deze berekeningen zijn de terug te
winnen hoeveelheden, terugwinkosten, opbrengsten en besparing op de slibafzetkosten.
Jaarlijkse kosten/opbrengsten grondstoffen HDSR afvalwaterketen
in euro/jaar
Hoeveelheden grondstoffen HDSR afvalwaterketen in ton/jaar
3.500.000
7.000
Fosfaat
3.000.000
Cellulose
6.000
2.500.000
Alginaat
5.000
2.000.000
euro per jaar
ton/jaar
Bioplastics
4.000
3.000
1.500.000
1.000.000
500.000
2.000
0
1
1.000
-500.000
0
-1.000.000
1
Hierbij valt op dat in hoeveelheid cellulose het grootste aandeel vormt en ook financieel
aantrekkelijk kan zijn. Het alginaat is weliswaar in wat kleinere hoeveelheden terug te
winnen, maar levert lijkt wel economisch het meest aantrekkelijk te zijn. Voor bioplastics en
fosfaat is er op dit moment nog geen besparing mogelijk, maar dit kan in de toekomst
veranderen als de prijzen voor deze grondstoffen veranderen ten gevolge van een grotere
vraag, schaarste en/of veranderingen in de wetgeving.
Mogelijkheden grondstoffenterugwinning voor rwzi Utrecht
Voor de waterlijn van rwzi Utrecht zal naar verwachting eind 2014/begin 2015 een keuze
worden gemaakt voor nieuwbouw of renovatie. Bij nieuwbouw kunnen er in principe twee
zuiveringstechnieken toegepast worden: het mUCT-proces (University of Capetown) en het
Nereda-proces (aeroob korrelslib). De mogelijkheden voor terugwinnen van grondstoffen van
deze beide technieken worden in onderstaande tabel weergegeven:
Grondstof
Fosfaat
Cellulose
Bioplastics
Alginaat
UCT-proces
ja
ja
ja
nee
Nereda-proces
ja
ja
Niet bekend
ja
21
In onderstaand overzicht wordt een indicatie gegeven van de grondstoffen uit de
afvalwaterketen in hoeveelheden en mogelijke opbrengsten specifiek voor HDSR
Reststroom
Hoeveelheid per
jaar
Kosten voor
verwerking in
euro per jaar
Zuiveringskosten
Mogelijke
andere
toepassingen
Riothermie
(gebruik warmte)
Afvalwater uit de
riolering in
m3/jaar
Zuiveringsslib in
ton/jaar
82.228.500
50.000
2.000.000 (op
basis van 40 euro
per ton)
Energie
opwekken door
vergisten slib
Fosfaat – totaal
(op rwzi en bij
slibeindverwerker)
Fosfaat op rwzi
550
27.500
Meststof
250
12.500
Meststof
Fosfaat door slibeindverwerker
410
Nb
Meststof
Cellulose in
ton/jaar
6.000
150.000
PHA voor
bioplastics in
ton/jaar
53
2.100
Papierindustrie,
afdruipremmer
asfalt,
isolatiemateriaal
Grondstof voor
productie
bioplastics
Alginaat (bij
toepassing
Nereda
zuiveringsproces
op rwzi Utrecht)
in ton/jaar
Water uit de
rwzi’s in m3/jaar
1.150
0 (nu nog geen
productie van
alginaat)
82.228.500
Coating papier,
waterafstotend
maken kleding,
medicijnen etc.
Gebruik warmte
Potentiële
besparing /
opbrengst
Geen financiële
opbrengst, wel
duurzaam
Verlaging
slibafzetkosten
door slibreductie
door gisting en
opwekken van
energie uit het
biogas
Nog geen
besparing
mogelijk
Nog geen
besparing
mogelijk
Eventuele
verlaging
slibverwerkingsko
sten in toekomst
300.000
Nog geen
besparing
mogelijk,
investering en
terugwinkosten te
hoog
2.900.000
Geen financiële
opbrengst, wel
duurzaam
22
2. Grondstoffen uit watersysteem en van keringen
Het watersysteem en de waterkeringen bestaan uit biomassa, zoals te zien is in de
afbeelding hierboven. Bij (onderhouds) werk komen veel reststromen vrij. De grootste
stromen in volume en kosten zijn slootmaaisel en bagger. Het verwerken van maaisel dat
afgevoerd wordt is een grote kostenpost in het onderhoudsbudget. Door veel
waterschappen, waaronder HDSR, wordt gezocht naar goedkopere alternatieven. In
opdracht van HDSR is een inventarisatie uitgevoerd naar de initiatieven en onderzoeken van
onze collega-waterschappen op dit onderwerp (zie het rapport Alternatieve verwerking
maaisel uit het watersysteem, een inventarisatie bij waterschappen op extranet).
Gerijpte bagger wordt al langer als grondstof gezien. Maaisel is een ‘nieuwe’
grondstoffenbron met veel potenties, waarop hieronder verder wordt ingegaan. De overige
reststromen komen alleen in de overzichtstabel aan de orde.
Bijna alle Nederlandse waterschappen zijn in meer of mindere mate op zoek naar
(alternatieve) toepassingsmogelijkheden voor (sloot)maaisel.
De waterschappen hebben zich nog niet verenigd in een ‘Watersysteem biomassafabriek’,
wel zijn er binnen de expertgroep biomassa van de Unie van Waterschappen plannen voor
een ‘Routekaart biomassa’.
Het overgrote deel van het slootmaaisel wordt niet afgevoerd maar op het naastgelegen land
gelegd, waar het verteert. Dit is de meest goedkope oplossing. In stedelijk gebied, rond
overstorten, natuurvriendelijke oevers, teelt en mestvrije zones en bij recreatief medegebruik
van de oevers wordt het maaisel afgevoerd. Dit maaisel wordt afgevoerd naar een erkende
composteerder. De kosten voor maaien en transport zijn nu hoger of gelijk aan de
23
verwerkingskosten. De verwerkingskosten zijn voor de waterschappen dè aanleiding om te
zoeken naar goedkopere alternatieven (de transportkosten worden eerder als onvermijdelijk
beschouwd).
Ook maaisel en biomassa dat afspoelt naar krooshekken wordt afgevoerd.
Het maaisel dat van onze waterkeringen afkomt, wordt grotendeels al als veevoer toegepast
(indirect via maaien of direct via begrazing). Dit is een van de hoogste treden op de ladder
van Lansink (zie kader), het is dan ook verstandig om dit te blijven doen.
Alternatieve toepassingsmogelijkheden van maaisel
De toepassingsmogelijkheden van sloot –en bermmaaisel ontwikkelen zich in rap tempo,
maar zijn grotendeels nog niet op grote schaal toepasbaar.
Het opwekken van energie uit maaisel is een reële optie, mits de kwaliteit voldoende is, het
volume gegarandeerd kan worden, en de transportkosten naar de verwerker in verhouding
zijn.
Lokale verwerking van maaisel in de kleine kringloop of in potstallen gecombineerd met
compostering (met mest) op de boerderij en verwerking als ruwe mest (grote kringloop) is
een goed voorbeeld van de transitie naar een circulaire economie, en relatief eenvoudig te
realiseren.
Het produceren van bioplastics uit maaisel is een toepassing die veel genoemd wordt maar
in de praktijk nog niet operationeel is.
Een andere toepassingsmogelijkheid is het produceren van zeer specifieke potgrond voor de
kassenteelt. Nederland is dé potgrondexpert in de wereld, maar gebruikt als grondstof grote
hoeveelheden veen uit Rusland en Finland. Sloot -en bermmaaisel zou een duurzaam
alternatief kunnen zijn.
Het produceren van eco-boards uit maaisel is een andere beloftevolle ontwikkeling.
Studenten van de Universiteit Utrecht en Saxion Hogeschool zijn in opdracht van HDSR op
zoek gegaan naar alternatieve toepassingsmogelijkheden voor maaisel, en zagen deze
toepassing als vernieuwend en kansrijk. Ecoboards zijn multiplex platen die gemaakt worden
uit grasachtige biomassa, die wordt gebonden met natuurlijke lignine (ook afkomstig uit
biomassa). Het verslag van de studenten is te vinden op extranet (Future Forward project
slootmaaisel).
24
Hoe doen andere waterschappen het?
Er is veel onderzoek gedaan naar de opwekking van energie uit het maaisel. Dit komt deels
voort uit de beleidsdoelstelling van waterschappen ten aanzien van energie besparing en inzet
van duurzame energie, maar ook door de fase van ontwikkeling van energieopwekking ten
opzichte van de inzet voor grondstoffen.
Verwerking van het maaisel en gebruik als hoogwaardige grondstof wordt wel meer en meer
genoemd, maar wordt steevast als experimenteel en nog niet haalbaar beschouwd. Deze
toepassing zal waarschijnlijk ook eisen stellen aan de omvang van het aanbod en de kwaliteit.
Energieopwekking uit maaisel wordt meestal (nog) niet haalbaar geacht. Het blijkt of
economisch niet haalbaar en/of organisatorisch niet haalbaar door de geringe omvang van het
aanbod en de wens van de verwerker om de specificaties van het maaisel te optimaliseren
(slootmaaisel bevat vaak veel grond en soms vuil, waardoor het lastiger te verwerken is).
Een aantal waterschappen onderzoekt de mogelijkheden van verbetering van de kwaliteit en
beschikbaarheid door (voor)behandeling van biomassa (persen, balen, inkuilen, torrefractie).
Verschillende samenwerkingen en onderzoeken zijn gericht op het organiseren van het aanbod
van biomassa (biomassawerven) en de consequenties daarvan voor de wijze van aanbesteding
van het onderhoudswerk. De organisatie van het aanbod is gericht op de economische
voordelen van grootschalige verwerking van biomassa.
Opvallend is dat verschillende waterschappen uitkomen op het alternatief van kleinschalige,
lokale verwerking van maaisel in de kleine of grote kringloop. De regelgeving wordt daarbij als
onoverzichtelijk en lastig ervaren, wat op zichzelf een afbreukrisico vormt, los van de inhoud van
de regelgeving. Als voordelen worden gezien: het lokale kleinschalige karakter van dit
alternatief, de samenwerking met de boeren en met beperkte transportbewegingen en
transportkosten.
Meer voorbeelden van andere waterschappen op extranet
Rapport: Alternatieve verwerking maaisel uit het watersysteem, een inventarisatie bij
waterschappen
25
Reststroom
Specificatie
Huidige verwerking /
toepassing
Toepassing voor
gebruiksfuncties:
beregening, nachtvorst
schade bestrijding,
vruchtwater,
recreatiewater, afvoer
overtollig water
Opgenomen in
ecosysteem, lokaal of
internationaal
(uitstroming naar zee)
Sloot- en berm
maaisel in ton/jaar
2500-3000 ton per
jaar afgevoerd
Compostering door
composteerbedrijf
Slootvuil
Fietsen, plastic,
grofvuil, piepschuim
~ 50 m3 houtsnippers
per jaar
Zand
Klei
Veen
……
~750 ton/jaar
Afvalverwerker
Water in het
watersysteem
Nutriënten in het
water
Snoeihout
Grond
Maaisel
waterkeringen
Bagger
Gemiddeld 4,8
miljoen m3 per jaar
Klasse 1/AW 21%
Klasse 2/A 53%
Klasse 3/B 15%
Klasse 4/NT 11%
Hout, beton, staal
Muskusratten en
andere dieren
Afval kantoor
Machines
Papier ~12.100 kilo
per jaar
Restafval ~50.000
kilo per jaar
TL lampen
Wordt afgezet t.b.v.
groene stroom
Toepassen bij
onderhoudswerk aan
keringen, bouwwerkzaamheden
Veevoer
K1: verhandeld als
schone grond
K2: in eigen of
particulier depot
verwerkt, daarna
verhandeld als schone
grond
K3: in depot verwerkt,
specifieke eisen aan
toepasbaarheid
K4: na rijping in depot
naar stortplaats (niet
toepasbaar)
Mogelijke andere
toepassingen
Meer vasthouden in
natte periodes (voor
droge periodes),
kleinere kringlopen
(effluent RWZI
inzetten als
industriewater etc.)
Biomassateelt in
watergangen,
terugwinnen
nutriënten d.m.v.
defosfatering
Potgrond, energie,
eco-boards,
bioplastics, biogas,
karton
Scheiden en
recyclebaar maken
Vlaggenstokjes voor
muskusratten vallen
Gebiedsgerichte
toepassing: ophoging
van terreinen
natuurbouw
Verwerkt door Rendac
(uit deel wordt energie
gewonnen)
papierverwerker
afvalverwerker
verwerkt door Homij
Inleveren bij bijv.
Stichting Gered
Gereedschap
26
3. Ladder van Lansink en cascaderingspiramide
Ladder van Lansink
De Ladder van Lansink is een standaard op het gebied van afvalbeheer. De standaard is genoemd naar
de Nederlandse politicus Ad Lansink, die in 1979 in de Tweede Kamer een motie voor deze werkwijze
indiende. Internationaal wordt het algemene principe achter de Ladder van Lansink vaak aangeduid met de
term "afvalhiërarchie".
Het afvalbeleid is erop gericht prioriteit te geven aan de meest milieuvriendelijke verwerkingswijzen. Deze
staan bovenaan de 'ladder'. Het beleid van de overheid moet erop gericht zijn zo veel mogelijk afval de
Ladder van Lansink te laten 'beklimmen'. In de praktijk betekent dit dat altijd zal worden gekeken of een
bepaalde stap gerealiseerd kan worden. Pas indien dit niet het geval is zal een volgende, lagere stap in
aanmerking komen.
Cascadering
De cascaderingspiramide geeft aan dat de toegevoegde waarde van biomassa wordt bepaald door de
toepassing. Bij een goede marktwerking vertaalt deze toegevoegde waarde zich ook in een hogere waarde
die aan de biomassa wordt toegekend.
27