De éérste feesten 098. Oemien hagèr (Én uit de vreemdelingen) Tevet II (12 Tevet 5775, 3 januari 2015) Tora: Leviticus 22:17-23:14 Haftara: Jesaja 55:12-56:8 Sjaliach: Mattheus 16:13-28 Sjier: Psalm 87 Volgende week lezen we Oesfartem (En je zal tellen): Leviticus 23:15-25:13, Joël 4 (3:13-21), Mattheüs 17:1-23, Ps. 88 Oemien hagèr © 2014 Sjemajah www.sjemajah.nl. Illustraties Tobias Lengkeek www.tobiaslengkeek.nl. Deze uitgave is bedoeld voor liturgisch gebruik in de Messiaanse gemeente Tesjoeva te Emmeloord Tevet II www.tesjoeva-gemeente.nl Wees welkom in onze samenkomsten om deze seder te bestuderen: Elke 1e, 3e en 4e sjabbat van de maand om 10.00 uur Buurthuis 'de Erven', Amstelland 2 te Emmeloord Leviticus 22:17-23 JHWH spreekt tot Mozes om aan Aharon en de priesters uit te leggen: Spreek tot heel het nageslacht van Israël en onderwijs hen. Dat is iedereen uit het huis van Israël , en iedereen uit de vreemdelingen die in Israël ingelijfd wordt. Wie nadert met een toenaderingsgave om een maaltijd met JHWH te vieren, vanwege een af te leggen eed of een vrijwillige toenaderingsgave, zal allereerst een opheffingsgave presenteren aan JHWH. Om vol vreugde en aanvaarding ontvangen te worden, zal de man die nadert een volmaakt mannelijk exemplaar nemen uit zijn veestapel, van de schapen of van de geiten. Als er bij het dier een gebrek gevonden wordt, kan de persoon in kwestie niet naderen met zijn opheffingsgave, want het kan niet dienen om in vreugde en aanvaarding door JHWH ontvangen te worden. Wanneer na de opheffingsgave het slachtoffer voor de vredesmaaltijd gebracht wordt aan JHWH om een eed bij Hem af te leggen, of omdat iemands hart hem dringt om gemeenschap met Hem te hebben, mag dat mannelijk of vrouwelijk zijn, van de grote veestapel of van het kleinvee (de schapen en geiten), volmaakt moet het zijn. Voor vreugdevolle aanvaarding, zul je bij het slachtoffer een volmaakte gave geven, zonder gebrek. Dieren die blind, kreupel of verminkt zijn, die ontstoken wonden, huiduitslag of eczeem hebben, worden niet aanvaard door JHWH wanneer je ermee nadert tot Hem om wat voor vuuroffer dan ook te brengen op het altaar. Alleen voor een vrijwillig slachtfeest om de vrede met JHWH te vieren in gemeenschap, zonder verdere specifieke aanleiding, kan een pink of een stuk kleinvee geslacht worden dat een vergroeiing heeft zoals te lange poten of onderontwikkelde ledematen. Als er echter wel een specifieke reden voor de vredesmaaltijd is, zoals een eed, dan zal ook het dier dat een dergelijke vergroeiing heeft, afgewezen worden. Het chiasme van Leviticus Direct na de kern van Leviticus, hebben we een overzicht gegeven van het chiasme in Leviticus (afl. 93). De weken daarna lazen we over de heiliging van het leven van een gelovige in Israël en de heiliging van de priesters. Vorige week hebben we het blok over heiliging afgesloten. Nu komen we weer terug bij de offers die daarvóór besproken werden, wat zou daar nu tegenover staan? Wel, een blok vol met feesten, vreugde, heelheid en zegen! De seder van deze week begint met de feesten, waarop vlees werd gegeten van dieren zonder enig gebrek. Dieren die dus getuigen van heelheid. Deze seder staat tegenover aflevering 85a over de zondebok. De zondebok was het laatste offer dat omschreven werd in het eerste blok van Leviticus over de offers. Uitgesproken heelheid komt dus tegenover een uitgesproken oordeel te staan. De vreemdeling De seder heeft een wonderlijke naam: 'En uit de vreemdelingen'! Is Israël dan geen exclusief volk van God, dat anders is doordat God met hen wél een feest viert, en met andere volken niet? Juist op het punt, waar de feestelijke ontmoetingen besproken worden, spreekt God óók tegen het huis van hagér, de vreemdeling. Want Israël is alleen Gods bijzonder eigendom, als alle andere volken erbinnen thuis kunnen komen als mens! Zijn liefde gaat immers tot de einden van de aarde? In de context van de heelheid die in het laatste blok van Leviticus centraal staat, mogen we ervan uitgaan dat oemien hagér inhoudt dat de belofte van de volkomen heelheid, een belofte aan iedereen op aarde is (dat wordt ook bedoeld met 'man voor man' in Ps. 87:5, een uitdrukking die 'iedereen' betekent). Iedereen dus, die als een ingeborene in Israël, binnen de grenzen van Gods onderwijzingen, ingelijfd wordt (Jes. 56:6-8). Feesten van heelheid We zagen in Lev. 1-10 dat het niet de bedoeling was om Israël onder het juk van hun schuld gebukt te laten gaan. Steeds weer bleek dat het JHWH er juist om ging Israël vreugdevol te kunnen ontmoeten bij de maaltijden die de ontmoeting met Hem vieren. Nu we aan het laatste blok van Leviticus beginnen, zal blijken dat God dit stevig verankeren wil in Israël. Want Hij wil dat het volk niet alleen behouden wordt, maar ook volkomen heelheid vindt in gemeenschap met Hem. Voor die gemeenschap worden de feesten gegeven. Maar vreemd genoeg, beginnen de feesten volgens de driejaarlijkse cyclus helemaal niet met Pesach, maar met een heel ander soort feest. Over Pesach lezen we wel deze week, het is de eerste mo'ed, = 'afgesproken feesttijd'. Maar vóórdat de afgesproken feesten aan bod komen, lezen we over de vrijwillige feesten. Uitbundige vrijwillige feesten met God gaan dus vooraf aan de afgesproken tijden met Zijn volk die Híj in Zijn hart had om te vieren. Een feest vieren 'omdat het geschreven staat' kan dus nooit acceptabel zijn. Als het niet in je hart is om God te ontmoeten en feest met Hem te vieren op een vrijwillig feest, dan hoef je ook niet op de feesten te komen die Hij wil vieren. Waar in het begin van Leviticus vaak de nadruk lag op de offers die aan de ontmoeting vooraf gaan (de opheffingsgaven en de schuld- en zondoffers), gaat het nu met name over de slachtoffers die voor de maaltijd van vreugdevolle ontmoeting bedoeld zijn. In het begin van Leviticus zagen we al dat er drie soorten vredesmaaltijden waren (Lev. 7:11-16). Gewone vrijwillige maaltijden om gemeenschap met JHWH en met elkaar te hebben, maaltijden om een belofte te bekrachtigen, en dankmaaltijden. Daar lezen we deze week weer over. Deze maaltijden, die het begin zijn van de feesten met JHWH, vinden plaats op vrijwillige basis, want de gemeenschap wil God niet afdwingen. Laten we de verschillen tussen de maaltijden eens goed bekijken om te zien wat we hieruit kunnen leren in verband met heelheid. Algemene gemeenschapsmaaltijd De eerste maaltijd is een vrijwillige maaltijd van gemeenschap met JHWH en met elkaar in het algemeen. Op deze maaltijd mogen dieren gebracht worden met een aangeboren afwijking (vs. 23). Dat is de enige uitzondering op de volmaakt gave offerdieren. Daarbij valt wel op, dat het de dieren níet mag ontbreken aan de gebruikelijke zorg voor offerdieren, die mag niet verwaarloost worden. Daarom gaat het slechts om aangeboren afwijkingen die het welzijn van de dieren niet of nauwelijks belemmeren. Alle overige afwijkingen maken het dier ongeschikt voor de gewone vredesmaaltijd. Dat laat zien dat álle mensen uit Israël, en mensen die zich uit de volken bij hen hebben aangesloten, hoe gebrekkig ook, welkom zijn om gemeenschap met JHWH te hebben, op basis van vrije wil. Daarvoor is wel nodig om, net als de offerdieren, een leven te leiden zonder gebreken. Maar de lat is op z'n laagst gelegd. Niet van alle gebreken wordt een punt gemaakt. Wanneer iemand weinig of geen hinder heeft van een bepaald gebrek, is hij welkom. Deze maaltijd ziet op het begin van het onderweg zijn met JHWH. Geloftemaaltijd De tweede maaltijd is de geloftemaaltijd. Daarbij moet wél heel precies naar de volmaakte heelheid van het dier gekeken worden. Verder is de maaltijd hetzelfde, al zal de liturgie van de maaltijd best wel anders zijn door de bijzondere aanleiding ervoor. Er wordt immers voor Gods aangezicht een eed afgelegd! Daarbij kunnen we bijvoorbeeld denken aan de eed die Jakob aflegde, voordat hij in ballingschap ging (Gen. 28:20). Dit deed hij in antwoord op de openbaring die JHWH hem gaf. Deze maaltijd is dus voor mensen die vorderen op hun weg met God. Zij zijn al langere tijd in gemeenschap verbonden met God, en leren stapje bij beetje om te wandelen in heelheid. Daarbij leren ze om ook gebreken aan te pakken waar ze in eerste instantie géén hinder van hadden. Ook deze maaltijd kan alleen gegeten worden bij gratie van het oordeel dat (door de offers) op de dieren gelegd wordt. Letterlijke volmaaktheid of wetticisme wordt dus niet vereist, het gaat hier om een onderweg zijn naar heelheid. De bewijzen dat iemand die weg serieus neemt, zijn zijn daden van heiligheid. Op deze maaltijd gaat een Israëliet een stap verder in zijn gemeenschap met JHWH. Hij wijdt zich volkomen en vol overgave aan JHWH, zelfs al gaat de weg, onbegrijpelijk genoeg, naar duistere plaatsen, zoals voor Jakob. Dankmaaltijd (lofoffer) De derde maaltijd is de dankmaaltijd. Ook voor deze maaltijd worden geen afwijkingen getolereerd. Het verschil met de voorgaande maaltijden is dat deze maaltijd niet verdeeld mag worden over twee dagen. Alles moet op de eerste dag gebruikt, of anders verbrand worden. Dat maakt de dankmaaltijd tot de meest overvloedige maaltijd die we in de Tora tegenkomen! Deze maaltijd weerspiegelt de maaltijd die God eenmaal aanrichten zal voor alle volken op de jongste dag (Jes. 25:6). De dag die zal blijven voortduren en niet meer gescheiden wordt van een andere dag, door de nacht. Want dan zal de heerlijkheid van JHWH blijvend op aarde gevestigd zijn. Het licht van de dag zal dan nooit meer vervagen in duisternis. Zo'n dankmaaltijd, met uitzicht op de hoop van alle volken, heeft Jakob misschien wel gegeten toen hij opnieuw in Bethel was, na zijn ballingschap (Gen. 35). Dáár krijgt hij definitief de naam Israël toegewezen. Ook dat ziet uit op de jongste dag, als JHWH het uiteindelijke volk Israël openbaren zal aan heel de schepping. Deze maaltijd ziet dus op het einde van de weg achter JHWH aan. Nu al kunnen we daarnaar uitzien, als we – zoals Jakob – hersteld worden, in het besef dat we er nog niet zijn. Onderweg naar heelheid Alle maaltijden dienen om de gemeenschap met JHWH vorm te geven. De maaltijden die Israël vieren mocht en die we ook vandaag nog vieren mogen, zien allemaal uit naar de dag dat de maaltijd in volle heerlijkheid gevierd zal worden. Voordat die uiteindelijke dankmaaltijd begint, zal heel het volk Israël, inclusief iedereen die zich uit de volken heeft toegevoegd aan dit volk, opstaan in volmaakte heelheid. De drie soorten maaltijden laten samen iets zien van de pelgrimsweg die wij als onvolmaakte mensen vandaag mogen afleggen in navolging van JHWH, zoals Jakob. Die weg is allereerst gericht op gemeenschap met JHWH en onze naaste in het algemeen. Wanneer deze weg afbuigt en onbegrijpelijke wendingen met zich meebrengt, zal het erop aankomen of wij met JHWH in verbond staan. Dan is het belangrijk om een geloftemaaltijd te vieren, ondanks de duisternis die we onderweg tegenkomen. Op die manier geven wij gestalte aan onze toewijding aan de God van Israël. Als de weg ons dan uiteindelijk zal leiden tot herstel, is het tijd voor een dankmaaltijd. Op die maaltijd vieren we dat de zegeningen die JHWH ons onderweg gegeven heeft, te talrijk waren om op te noemen. Dat is de weg van Abraham, Izak en Jakob. Die weg is de weg van Israël. Is het ook onze weg? Verdiepende verbanden: Het begin van de feesten (Lev. 22:21-23), is een norm die ook aan alle andere volken gegeven wordt (Ps. 87:4-6, Jes. 56:4-6). Dat is in alle gebrekkigheid (Matth. 16:23) het begin van het Koninkrijk van heelheid (vs. 17-19). De vreugde en heelheid die de seder voor ogen heeft, worden uitbundig opgepakt in Jes. 55:12-13. De vreemdeling die expliciet wordt aangesproken, komt in Jes. 56 en Ps. 87 uitgebreid aan bod. (Die passages waren al in Jesjoea's tijd aan de seder verbonden!) De sjabbat in Jes. 56:2 is het startpunt van de feesten, zoals de Tora ook leert in bijv. Ex. 31:12 vv. Naast de seder van vandaag begrijpen we, dat ook de sjabbat een vrijwillige hartzaak moet zijn, om te kunnen worden aanvaard. Vrijmoedige aanvaarding van Koning Jesjoea als Messiaanse heerser, brengt Petrus tot vrijwillige toewijding aan hem. Het begin van Gods Koninkrijk is dat, van waaruit halacha ontwikkeld dient te worden (vs. 19). Zonder vrijwillige feesten is er geen ontmoeting van gemeente met haar Heer, Jesjoea, dus christelijke halacha begint met feesten, als zij bijbels wil zijn. Waarop bouwt Jesjoea nu zijn gemeente? Drie opties in de tekst zelf zijn: de persoon Petrus, de openbaring door God en de aanvaarding (of het belijden) van de Messias. En als we impliciet de feesten verstaan als de eerste voorwaarde voor het bestaan van een bijbelse 'gemeente', welke rol speelt dat dan in de opbouw van de gemeente van Jezus Christus? De pesachmaaltijd staat in het chiasme tegenover de maaltijd van de priesters in Lev. 10:13-15. Wat hebben die maaltijden met elkaar te maken? En wat leren we uit deze verbinding?
© Copyright 2024 ExpyDoc