METHODIEK OPSTELLEN HOOGST HAALBARE DOELEN & BRANCHEVERDUURZAMINGSPLANNEN TOELICHTING OP DE TOTSTANDKOMING VAN DE METHODIEK Publicatieversie april 2014 Uitgevoerd door de leerstoel Packaging Design and Management onder leiding van Prof. Dr. Ir. R. Ten Klooster In opdracht van: INHOUD 1 Inleiding ............................................................................................................................... 3 2 Context waarbinnen de methodiek is ontwikkeld .................................................................. 5 2.1 Bepalingen uit de raamovereenkomst .................................................................................... 5 2.2 Randvoorwaarden ................................................................................................................... 5 2.3 Factoren van invloed zijn op het bepalen van optimale productverpakkingscombinaties .... 6 2.3.1 Verpakking. product en proces ................................................................................................ 6 2.3.2 Duurzaamheid in bedrijven...................................................................................................... 7 2.3.3 Duurzaamheid in verpakken .................................................................................................... 8 2.3.4 Duurzaamheid in de keten ....................................................................................................... 8 3 Methodiek Brancheverduurzamingsplannen ........................................................................ 10 3.1 Processtappen ....................................................................................................................... 10 3.1.1 Huidige situatie in kaart brengen .......................................................................................... 10 3.1.2 Van generiek naar specifiek ................................................................................................... 10 3.1.3 Vertrouwelijkheid versus transparantie ................................................................................ 10 3.1.4 Knelpunten en kritieke grenzen ............................................................................................. 10 3.1.5 processchema ........................................................................................................................ 11 3.2 Thema’s ................................................................................................................................. 12 3.2.1 Thema: schadelijke stoffen .................................................................................................... 13 3.2.2 Thema’s: Grondstof en Terugwinning ................................................................................... 14 3.2.3 Thema: Productbescherming ............................................................................................... 154 3.2.4 Thema: Verpakkingsuitval in de keten................................................................................... 16 3.2.5 Thema: Verpakkingsoptimalisatie.......................................................................................... 16 3.2.6 Het gebruik van LCA’s ............................................................................................................ 17 3.2.7 Eindscore................................................................................................................................ 20 4 Slotopmerkingen ................................................................................................................ 21 5 Literatuur ........................................................................................................................... 22 APPENDIX A. .............................................................................................................................. 23 procesoverzicht methodiek brancheverduurzamingsplannen ................................................. 23 APPENDIX B. .............................................................................................................................. 24 Procesdoorloop methodiek brancheverduurzamingsplannen ................................................. 24 APPENDIX C. .............................................................................................................................. 29 Opmerkingen klankbordgroep meeting over de methodiek.................................................... 29 2 1 INLEIDING Aanleiding en doel van de Methodiek Brancheverduurzamingsplannen Het verpakkende bedrijfsleven, de Nederlandse gemeenten en het ministerie van Infrastructuur en Milieu hebben samen de Raamovereenkomst Verpakkingen 2013-2022 opgesteld. In de Raamovereenkomst en het bijbehorende Addendum is onder meer afgesproken dat alle relevante branches preventieplannen opstellen voor 2018 ter verduurzaming van de gebruikte productverpakkingscombinaties in de branches. In 2018 stellen zij deze zelfde brancheverduurzamingsplannen op voor 2022. De relevante branches worden door het Kennisinstituut Duurzaam Verpakken (KIDV) vastgesteld op basis van het meeste potentieel. Uitgangspunt voor de brancheverduurzamingsplannen zijn de hoogst haalbare doelen. Om tot deze doelen te komen, is in het addendum bij de raamovereenkomst opgenomen dat het KIDV een methodiek ontwikkeld waarmee de branches per branche een aantal exemplarische bedrijven kunnen analyseren. De analyse wordt uitgevoerd onder auspiciën van het KIDV. Op basis van die uitkomsten kunnen zij vervolgens de hoogst haalbare doelen opstellen. Deze doelen worden door het KIDV vastgesteld. In de brancheverduurzamingsplannen geven de branches aan hoe zij deze doelen gaan bereiken. Gedurende de looptijd van de branchepreventieplannen monitort het KIDV de voortgang kwalitatief. De branches moeten zorgen dat zij de gestelde doelen behalen. Vanaf 2017, wordt de analyse opnieuw uitgevoerd, gebruikmakend van dezelfde methodiek als bij de eerste analyse. Om de brancheverduurzamingsplannen voor 2018 op te kunnen stellen, heeft Universiteit Twente in opdracht van het KIDV de Methodiek Brancheverduurzamingsplannen opgesteld. In dit document wordt een toelichting gegeven op de totstandkoming van de methodiek. Toepassing en monitoring van de Methodiek Brancheverduurzamingsplannen Verpakken is een complex proces waar veel factoren bij elkaar komen. Dan gaat het bijvoorbeeld om bescherming van producten, barrières van materialen, productuitval en –afval, marketingeisen vanwege concurrentie, logistieke en distributie-eisen, druktechnieken, et cetera. De methode is ontwikkeld met de intentie dat branches de hoogst haalbare doelen kunnen bereiken. Aangezien het hier om een nieuw benadering gaat, spreekt het voor zich dat een dergelijk methode onderhoud en begeleiding vraagt om uiteindelijk tot een goed afgewogen aanpak te komen. Monitoring van de toepassing en de resultaten is daarom noodzakelijk en een revisie zal moeten plaatsvinden na een eerste gebruiksperiode. Leeswijzer Dit document is bedoeld voor branchevertegenwoordigers en medewerkers van bedrijven die gebruik maken van de ‘Methodiek Brancheverduurzamingsplannen’ om hun hoogst haalbare doelen op te stellen. Het document geeft een toelichting op de methodiek zoals die is ontwikkeld door de Universiteit Twente. In hoofdstuk 2 wordt de context beschreven waarbinnen de methodiek is 3 ontwikkeld. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 de methodiek zelf beschreven en volgen in hoofdstuk 4 een aantal slotopmerkingen. In de appendices A en B staan de te doorlopen processtappen en in Appendix C een verslag van een klankbordgroep-meeting over de methodiek. De vragenlijst, het resultaat van de methodiek is gepubliceerd op www.kidv.nl. Door het beantwoorden van deze vragenlijst kunnen branches met hun leden hoogst haalbare doelen opstellen als basis voor het opstellen van de brancheverduurzamingsplannen. 4 2 CONTEXT WAARBINNEN DE METHODIEK IS ONTWIKKELD 2.1 BEPALINGEN UIT DE RAAMOVEREENKOMST In het addendum bij de Raamovereenkomst Verpakkingen 2013 – 2022 is aangegeven dat de brancheverduurzamingsplannen de volgende onderdelen moeten bevatten: Verpakkingen die beter recyclebaar zijn; Verpakkingen met een groter aandeel gerecycled materiaal; Navulverpakkingen; Verpakkingen die minder grondstof nodig hebben (lichtere verpakkingen); Verpakkingen die minder water of lucht bevatten; Verpakkingen die de houdbaarheid van het product verlengen; Verpakkingen die productverspilling, - beschadiging of –uitval tegengaan; Verpakkingen die minder overlast door zwerfafval geven. 2.2 RANDVOORWAARDEN Op basis van de verplichtingen uit (het addendum bij) de Raamovereenkomst Verpakkingen 20132022 is in het projectvoorstel van de Universiteit Twente een aantal voorwaarden gedestilleerd waaraan de te ontwikkelen methodiek moet voldoen: de methodiek moet branches helpen hoogst haalbare doelen vast te stellen voor het milieuvriendelijker maken van hun verpakkingen; de methodiek schrijft niet voor in welke richting de hoogst haalbare doelen liggen, maar laat dit over aan de bedrijven/branches; de methodiek dient generiek van aard te zijn; de methodiek moet geschikt zijn voor alle door KIDV vast te stellen branches; de methodiek moet helpen om specifieke, bestaande productverpakkingscombinaties/-systemen te analyseren; de methodiek moet bedrijven helpen resultaten te boeken; de resultaten van de uitvoering van de methodiek moeten voor een externe partij (zoals het KIDV) te controleren zijn; uit de methodiek moet een brancheverduurzamingsplan komen voor de jaren erna; dit brancheverduurzamingsplan moet de onderwerpen bevatten zoals genoemd in de Raamovereenkomst (zie paragraaf 2.1); de methodiek moet aansluiten bij de Essentiële Eisen voor verpakkingen zoals genoemd in bijlage II van de Europese richtlijn 94/62/EG; wens is dat de methodiek aansluit bij ISO 18601-18606. Het is zeer wenselijk dat de methodiek aansluit bij de Essentiële Eisen voor verpakkingen zoals genoemd in bijlage II van de Europese richtlijn 94/62/EG. Dit is in Nederland opgenomen in het Besluit Beheer verpakkingen en papier en karton. Hierin staat dat de verpakking zo klein en licht 5 mogelijk moet zijn binnen de grenzen van functievervulling (veiligheid, hygiëne en aanvaardbaarheid voor de consument). Hergebruik of terugwinning, met inbegrip van recycling, moet mogelijk zijn en het milieueffect bij het verwijderen van verpakkingsafval of reststoffen van afvalbeheerverrichtingen moet zoveel mogelijk worden beperkt. Ook moet de aanwezigheid van schadelijke en gevaarlijke stoffen en materialen in verpakkingen tot een minimum worden beperkt, zodat emissies, as of percolaat beperkt zijn indien de verpakking wordt verbrand of gestort. Daarnaast worden eisen gesteld aan verpakkingen wanneer die claimen geschikt te zijn voor hergebruik of terugwinning. Dit laatste betreft materiaalrecycling, energieterugwinning, composteerbaarheid en biologische afbreekbaarheid. Zware metalen mogen in een maximale concentratie van 100 ppm in de verpakking aanwezig zijn. Hierop zijn verschillende uitzonderingen: de maximale concentratie van lood in verpakkingsglas is verhoogd naar 200 ppm. Kratten en pallets zijn uitgezonderd van de regelgeving, mits zij apart van de reguliere stromen worden gehouden. 2.3 FACTOREN DIE VAN INVLOED ZIJN OP HET BEPALEN VAN OPTIMALE PRODUCTVERPAKKINGSCOMBINATIES Omdat een verpakking niet los gezien kan worden van de inhoud, wordt gesproken over productverpakkingscombinaties. Een product kan bijvoorbeeld worden voorzien van meer vitamine C, zodat de houdbaarheid toeneemt in een materiaal dat zuurstof doorlaat. Of een technisch apparaat kan zwaarder worden uitgevoerd, zodat het de belasting tijdens transport beter kan doorstaan met minder verpakkingsmateriaal. In beide gevallen is het product gewijzigd en kan het met minder verpakkingsmateriaal worden uitgevoerd. Om te kunnen bepalen of dit tot minder milieubelasting leidt, is een veel uitgebreidere milieuanalyse nodig dan alleen van de verpakking. Dit maakt dat product en verpakking in milieuanalyses eigenlijk één zouden moeten zijn en niet onafhankelijk van elkaar kunnen worden beschouwd. Dit compliceert mede de ontwikkeling van een methodiek voor verduurzaming van de verpakkingsketen. Bij de ontwikkeling van de Methodiek Brancheverduurzamingsplannen is rekening gehouden met een aantal factoren, die van invloed zijn op het bepalen van de optimale productverpakkingscombinatie, zoals hierboven geschetst. Deze factoren worden in de volgende sub paragrafen toegelicht. 2.3.1 VERPAKKING PRODUCT EN PROCES Waar eerder de verpakking nog wel eens los werd gezien van de context (product en processen door de gehele levenscyclus), wordt deze context tegenwoordig voor een meer holistische aanpak vaak juist cruciaal geacht (Svanes et al., 2010)1. Ook in een studie van INCPEN (2009) wordt met voorbeelden aangetoond dat de energie die nodig is voor product en processen in de meeste gevallen vele malen hoger is dan de energie die nodig is voor verpakkingen. In de Methodiek Brancheverduurzamingsplannen is deze factor meegenomen om sub-optimalisatie van verpakkingen te voorkomen (zie ook figuur 3). Als zowel verpakking, processen en product worden meegenomen in milieuvraagstukken, dan kan - uit oogpunt van het milieu - pas echt een duurzame oplossing worden gecreëerd. 1 Zie onder 5 Overzicht literatuur 6 Figuur 1: Verpakking, product en proces zijn met elkaar verbonden. De methodiek ‘Opstellen hoogste haalbare doelen & brancheverduurzamingsplannen’ richt zich op het deel waar verpakking invloed op heeft. 2.3.2 DUURZAAMHEID IN BEDRIJVEN Zoals aangegeven in Hoofdstuk 1 volgt uit de Raamovereenkomst Verpakkingen 2013 – 2022 de verplichting voor branches om brancheverduurzamingsplannen op te stellen. Tegelijkertijd is duurzaamheid is in veel bedrijven belangrijk, maar geen topprioriteit. Figuur 2: Duurzaamheid belangrijk, maar geen topprioriteit 7 Uit deze figuur blijkt dat veel bedrijven activiteiten ondernemen op gebied van duurzaamheid, maar dat die vaak niet gestructureerd zijn. Ook is te zien dat duurzaamheid weliswaar in veel bedrijven prioriteit heeft, maar meestal niet het belangrijkste is2. Het is een uitdaging om bedrijven aan de slag te krijgen om verpakkingen verder te verduurzamen. Bij het ontwikkelen van de Methodiek Brancheverduurzamingsplannen is daarom getracht het bedrijven zo makkelijk mogelijk te maken. Dit is gebeurd door de methodiek goed te structureren en bedrijven en branches goed te begeleiden, zodat het makkelijker wordt om aan de verplichting te voldoen om hoogst haalbare doelen en brancheverduurzamingsplannen op te stellen. Het effect van het toepassen van de methodiek kan bovendien zijn dat bedrijven zich bewuster worden van het belang van duurzaam verpakken. Behalve voor specifieke productverpakkingscombinaties, kan de methodiek worden toegepast voor alle overige productverpakkingscombinaties in hun organisaties. De methodiek zou ook door bedrijven kunnen worden vertaald naar het standaardproces in hun verpakkingsontwikkeling. Verder kunnen bedrijven door het gebruik van de methodiek ook aantonen dat zij werken aan de Essentiële Eisen voor de specifieke product-verpakkingscombinatie(s) die ze in de methodiek behandelen. Om het gebruiksgemak verder te vergroten, ontwikkelt het KIDV op basis van de Methodiek Brancheverduurzamingsplannen een webtool die branches kunnen gebruiken. 2.3.3 DUURZAAMHEID IN VERPAKKEN Het is vrijwel onmogelijk om een eenduidig antwoord te geven op de vraag wat een duurzame verpakking eigenlijk is. Dit is ook geen relevante vraag: een duurzame verpakking is contextafhankelijk en verschillend per productsoort die wordt verpakt, per bedrijf, per beschikbaarheid van materialen, energie, machines, menskracht en per gebruiksscenario. De uitkomsten van analyses door bedrijven lopen dan ook in verschillende richtingen. Daarom is het specifiek en helder opstellen van de te analyseren productverpakkingscombinatie van groot belang. Hoe specifieker dit gebeurt, hoe groter de kans is dat doelen in dezelfde richtingen liggen. De Methodiek Brancheverduurzamingsplannen helpt branches daarbij. Met de uitkomsten van de analyses kunnen branche-specifieke doelen worden opgesteld. Als de mogelijkheden die bedrijven zien sterk uit elkaar blijken te liggen, dan is de uitdaging voor branches veel groter om de verschillende richtingen te verenigen in een overkoepelend doel. 2.3.4 DUURZAAMHEID IN DE KETEN Een verpakkingsketen bestaat uit verschillende onderdelen: van productie van materialen, onderdelen, verpakkingen en afvullen, tot distributie, gebruik en afdanking (zie figuur 2). 2http://www.mckinsey.com/insights/energy_resources_materials/the_business_of_sustainability_mckinsey_global_survey_results. 8 Figuur 3: De globale levenscycli van product en verpakking. Bron: De Lange et al. (2013). Bij het eerste deel van de keten (productie tot afvullen) zijn vaak zeer veel verschillende partijen bij betrokken. De Lange, Oude Luttikhuis, ten Klooster, en Lutters (2013)3 stippen aan dat in werkelijkheid veel meer levenscycli zijn te onderscheiden dan slechts de algemene keten. Zij noemen voorbeelden van machines, transportverpakking, labels en inkten. Doordat veel partijen betrokken zijn, is de informatie over de kenmerken van verpakkingen versnipperd. Waarschijnlijk is deze informatie niet allemaal bekend bij de bedrijven die met de methodiek aan de slag gaan. Bedrijven moeten daarom enige moeite doen om deze gegevens te achterhalen waarbij de medewerking door de andere (leverende) bedrijven niet vanzelfsprekend is. Dit staat op gespannen op met het streven naar transparantie én de wens om het branches en bedrijven met de Methodiek Brancheverduurzamingsplannen makkelijker te maken; een aandachtspunt bij de ontwikkeling van het model. Tegelijkertijd gaat het om een proces dat branches en bedrijven sowieso in gang moeten zetten om te voldoen aan de Essentiële eisen, waarbij er voor hen dus een grote uitdaging ligt. 3 Zie onder 5: literatuur 9 3 METHODIEK BRANCHEVERDUURZAMINGSPLANNEN De Methodiek Brancheverduurzamingsplannen bestaat enerzijds uit een aantal processtappen die branches en bedrijven moeten doorlopen en anderzijds uit de inhoudelijke thema’s waar rekening mee moet worden gehouden bij het opstellen van de hoogst haalbare doelen en de brancheverduurzamingsplannen. 3.1 PROCESSTAPPEN Uit de randvoorwaarden kunnen een aantal conclusies worden getrokken met betrekking tot de invulling van de Methodiek Brancheverduurzamingsplannen. Deze worden in dit hoofdstuk verder toegelicht. 3.1.1 HUIDIGE SITUATIE IN KAART BRENGEN De Methodiek Brancheverduurzamingsplannen moet branches helpen om hoogst haalbare doelen vast te stellen voor specifieke, bestaande productverpakkingscombinaties/-systemen. Er wordt uitgegaan van bestaande situaties. Die vormen de eerste input voor het vaststellen van de hoogst haalbare doelen. Hoe weet je immers waar je kunt komen, als je niet weet waar je nu staat? Dit betekent dat de methodiek een stap moet bevatten waarin de huidige situatie in kaart wordt gebracht. Deze stap zal per bedrijf verschillen en daarom is voor de branche input van verschillende bedrijven nodig. De resultaten van deze stap kunnen tegelijkertijd als benchmark dienen voor de branches. Doordat de bestaande situatie als uitgangspunt wordt genomen, zijn de uitkomsten incrementeel van aard, niet radicaal. 3.1.2 VAN GENERIEK NAAR SPECIFIEK Om te zorgen dat bedrijven niet onnodig veel werk hoeven te verrichten, is het praktisch als de brancheorganisatie al enige focus aanbrengt en beoordeelt of eventuele irrelevante stappen kunnen worden overgeslagen door de betreffende bedrijven. De brancheorganisatie kan hiervoor uiteraard leden raadplegen die hier inzicht in hebben. 3.1.3 VERTROUWELIJKHEID VERSUS TRANSPARANTIE Het KIDV moet inzicht kunnen krijgen in hoe de hoogst haalbare doelen zijn opgesteld, om ten behoeve van de vaststelling van deze doelen te kunnen controleren of dit op goede gronden is gedaan. De branches moeten inzichtelijk maken hoe de hoogst haalbare doelen zijn opgesteld en kunnen hierbij uiteraard leunen op onderbouwing van de deelnemende bedrijven, omdat veel van de benodigde kennis daar aanwezig is. Ter ondersteuning kunnen ook geanonimiseerde geaggregeerde data worden gebruikt. De combinatie van geanonimiseerde data en de onderbouwing kunnen door de branches worden gebruikt om conclusies te trekken en hoogst haalbare doelen op te stellen. 3.1.4 KNELPUNTEN EN KRITIEKE GRENZEN Vaak liggen theoretische mogelijkheden voor het verduurzamen van verpakkingen hoog, zoals het gebruik van gerecycled materiaal, biologisch afbreekbaar materiaal, de reductie van materiaal, et cetera. In de praktijk zijn er echter beperkende factoren, waardoor het haalbare potentieel lager ligt. Deze beperkende factoren worden beschreven met behulp van kritieke grenzen, zoals aangegeven in ISO 18602. Op basis van de huidige situatie en de kritieke grenzen kunnen potentiële doelen worden opgesteld. Bij deze doelen moet een termijn worden aangegeven. De termijn kan verder of dichterbij liggen dan de termijn tot 2018 zoals die in de Raamovereenkomst Verpakkingen is vastgesteld. Maar voor de brancheverduurzamingsplannen moeten uiteindelijk wel hoogst haalbare doelen voor 2018 worden op- en vastgesteld. De doelen dienen als input voor de branches, die hierin kunnen zien wat de spreiding is tussen verschillende bedrijven en hieruit overkoepelende hoogst haalbare doelen voor 2018 kunnen destilleren. Behalve dat bedrijven en branches met kritieke grenzen te maken hebben, kunnen er ook nog knelpunten optreden. Bijvoorbeeld in de bedrijfsvoering, waarin duurzaamheid in verpakkingen vaak geen prioriteit heeft. Bewust zijn van dit soort knelpunten is van belang, zodat men hier op tijd rekening mee kan houden en oplossingen kunnen worden gezocht. 3.1.5 PROCESSCHEMA Gebaseerd op de voorgaande overwegingen is in enkele iteraties het onderstaande processchema (figuur 4) gemaakt. In appendix A is hiervan een grotere versie te zien. In Appendix B zijn de specifieke processtappen van de Methodiek Brancheverduurzamingsplannen weergegeven. In het proces zijn vier verschillende rollen te onderscheiden. De rol van het KIDV is om branches met de methodiek en kennis te ondersteunen bij het opstellen van de hoogst haalbare doelen en de brancheverduurzamingsplannen. Het KIDV heeft verder ook een controlerende rol: het KIDV stelt de doelen vast en zorgt voor de kwalitatieve monitoring van de voortgang van de diverse plannen Het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) kan eventueel de doelen als input voor regelgeving gebruiken en de reguliere taken van handhaving van wetgeving uitoefenen. De branches en bedrijven werken inhoudelijk met de methodiek; alles binnen het bruine kader is onderdeel van de methodiek. Het proces is opgedeeld in twee fasen: Het opstellen van hoogst haalbare doelen. Deze fase bestaat uit twee onderdelen: [1] de analyse, waarin de huidige situatie en mogelijkheden worden onderzocht en [2] de synthese, waarin de hoogst haalbare doelen worden opgesteld. Deze worden vervolgens teruggekoppeld aan het KIDV, dat de doelen toetst en vaststelt. Het realiseren van hoogst haalbare doelen. Hier gaat het om de uitvoering waarbij door de bedrijven en brancheorganisaties wordt gewerkt aan het behalen van de gestelde doelen. Hiervoor stellen branche en bedrijven een plan op en houden ze de voortgang bij. Het KIDV zorgt voor de kwalitatieve monitoring van de voortgang van de diverse plannen. 11 Figuur 4: Het processchema bij de Methodiek Brancheverduurzamingsplannen. De stappen in het bruine kader zijn de stappen uit de methodiek. 3.2 THEMA’S De Methodiek Brancheverduurzamingsplannen is conform de Raamovereenkomst Verpakkingen 2013 – 2022 gericht op milieugerichte duurzaamheid. Bovendien moet de methodiek aansluiten bij het Besluit beheer verpakkingen, papier en karton. Onder andere de Australische Sustainable Packaging Alliance (SPA) heeft een visie ontwikkeld op duurzaam verpakken. Hierin worden vier componenten onderscheiden waaraan een duurzame verpakking moet voldoen (H. Lewis, Fitzpatrick, Verghese, Sonneveld, & Jordon, 2007). Een duurzame verpakking is: effectief; efficiënt; cyclisch en veilig. Voor milieugerichte duurzaamheid kan dit worden geïnterpreteerd als: een verpakking die zijn functies vervuld (effectief); met zo min mogelijk input in de vorm van energie en grondstoffen (efficiënt); waarbij de stromen van materialen zodanig zijn dat energie en grondstoffen hergebruikt kunnen worden (cyclisch); de verpakking niet schadelijk of ongezond is voor gebruikers, omgeving en product (veilig). 12 Deze visie kan goed worden gecombineerd met de in de Raamovereenkomst genoemde onderdelen voor een brancheverduurzamingsplan (zie paragraaf 2.1). Op basis hiervan zijn de volgende zes thema’s vastgesteld: THEMA Schadelijke stoffen SPA Veilig RAAMOVEREENKOMST Terugwinning Cyclisch Productbescherming Effectief Verpakkingsuitval in keten Effectief Verpakkingen die beter recyclebaar zijn. Verpakkingen met een groter aandeel gerecycled materiaal. Verpakkingen die de houdbaarheid van het product verlengen. Verpakkingen die productverspilling, -beschadiging of –uitval tegengaan. Verpakkingen die productverspilling, -beschadiging of –uitval tegengaan. Verpakkingen die minder overlast door zwerfafval geven. Navulverpakkingen. Verpakkingen die minder water of lucht bevatten. Verpakkingen die minder grondstoffen nodig hebben (lichtere verpakkingen). Verpakkingen die minder water of lucht bevatten. Verpakkingen die minder grondstoffen nodig hebben (lichtere verpakkingen). Verpakkingsoptimalisatie Efficiënt Grondstof Efficiënt Tabel 1: De zes vastgestelde thema's met de relatie tot de thema's van de SPA en genoemde onderwerpen in de Raamovereenkomst. Deze zes thema’s zijn relevant voor het verduurzamen van verpakkingen en bedrijven kunnen de thema’s naar hun eigen praktijk vertalen. In principe stelt een branche voor alle thema’s een hoogst haalbaar doel op. Mocht van een bepaald thema bij voorbaat duidelijk zijn dat het niet relevant is voor een bepaalde branche, dan kan dat thema komen te vervallen in het gedeelte dat door de bedrijven wordt ingevuld. De branche moet dan wel goed onderbouwen waarom het betreffende thema niet relevant is. Zoals eerder vermeld is deze aanpak is gekozen met het oog op werkbaarheid voor bedrijven. Door de branches de mogelijkheid te geven om hierin onderbouwde keuzes te maken, wordt de werklast voor bedrijven naar verwachting verkleind. Hierin schuilt wel het gevaar dat bedrijven wellicht een ander beeld hebben bij welke thema’s het belangrijkst voor hen zijn. Het is daarom aan te raden dat de branches hun leden raadplegen voor de keuze wordt gemaakt. 3.2.1 THEMA: SCHADELIJKE STOFFEN Consumenten maken zich soms zorgen over schadelijke stoffen in verpakkingen.4 Hierover bestaat Europese wet- en regelgeving, te weten REACH (Registratie, Evaluatie, Autorisatie en restrictie van Chemische stoffen, 2011) en verordening 1935/2004 voor voedselcontact-materialen (Europese Unie, 2004). Door de verhoogde recycling en het verhoogd hergebruik van materialen, is steeds meer duidelijkheid nodig over waar de verschillende reststromen naartoe gaan. Zo wordt in Duitsland speciale wetgeving met betrekking tot mogelijke migratie van minerale oliën vanuit gerecycleerd materiaal naar voedingsmiddelen opgesteld. Deze minerale oliën zijn afkomstig uit offset drukinkten en uit inkten die gebruikt worden voor krantenpapier dat onderdeel uitmaakt van de recyclestroom. 4 http://www.theguardian.com/world/2014/feb/19/chemicals-leaching-food-packaging-safety-bmj 13 Er is in 2011 een onderzoek uitgevoerd door een Zwitsers laboratorium waarin is geconstateerd dat deze oliën bij toepassing van gerecyclede cellulosevezels uit de ruglaag van vouwkartonnen verpakkingen kunnen migreren naar het voedingsmiddel. Om te zorgen dat schadelijke stoffen binnen de toegestane limieten blijven, is bij gebruik van gerecycled materiaal gedegen management van potentiële schadelijke stoffen die in verpakkingsmaterialen terecht kunnen komen wenselijk. 3.2.2 THEMA: GRONDSTOF EN TERUGWINNING Het sluiten van kringlopen is een doel dat de laatste jaren steeds meer aandacht heeft gekregen. Er kan worden gedacht aan begrippen als cradle to cradle en circulaire economie (figuur 5). Figuur 5: Weergave van biologische en technische kringloop. Overgenomen van Ellen Macarthur Foundation (2013) Het gaat hierbij om de materiaalstromen die in en uit het systeem gaan. Het systeem dient gesloten te zijn waardoor in- en uitgaande stromen zo klein mogelijk dienen te zijn. Een gesloten systeem door hergebruik, recycling of eventueel verbranden met energiewinst heeft de voorkeur boven het toepassen van nieuw materiaal en het storten of verbranden van verpakkingsmateriaal. 14 3.2.3 THEMA: PRODUCTBESCHERMING Productverspilling is ongewenst, ongeacht of het gaat om voedsel is of om andere producten. Bij productverspilling gaan immers alle energie en grondstoffen om het product bij de gebruiker te krijgen verloren, terwijl de negatieve milieueffecten van uitstoot en afval wel optreden. Daarnaast is er een financiële component, omdat één of meerdere partijen in de keten opdraaien voor de kosten van de productuitval. Productbescherming is dus belangrijk om verspilling tegen te gaan. Figuur 6 illustreert dat als er onvoldoende verpakkingsmateriaal wordt gebruikt, de milieu-impact over het algemeen groter is dan als iets te veel verpakkingsmateriaal wordt gebruikt. Figuur 6: Overgenomen van Erlöv, Löfgren, en Sörås (2000) Figuur 6 illustreert dat indien er niet voldoende wordt verpakt, de schade in het algemeen groter is door productuitval en eventueel door schade tijdens transport. Daarbij kan de schade groter zijn doordat bijvoorbeeld een hele pallet kan inzakken. Voor transport zou kunnen worden gesteld dat het nulpunt het hoogste haalbare doel is, maar in dat geval is geen rekening gehouden met andere aspecten zoals het gebruik van de verpakking, achterblijvende productresten en dergelijke. Wikström en Williams (2010) hebben gekeken naar de milieuwinst die kan worden behaald, door met behulp van nieuwe verpakkingen voedselverspilling te verminderen. In het beste geval gaan zowel milieu-impact van verpakkingen als van producten omlaag. In veel gevallen is een hogere milieu-impact op verpakkingen te rechtvaardigen, indien hierdoor de milieu-impact van de producten wordt verlaagd. De netto winst moet uiteraard wel aantoonbaar zijn. Wikström en Williams adviseren om de focus meer te richten op creatief verpakken om voedselverspilling tegen te gaan, dan op preventie van verpakkingen. Productuitval kan op meerdere manieren worden vermeden. Ten eerste is het belangrijk om te zorgen dat de basisfunctievervulling in orde is. Hier gaat het om een aantal functies die de verpakking vervult voor het verpakte product en de omgeving. Beschermen, informeren, distribueren en hanteren zijn de hoofdgroepen van deze functies. Hieronder vallen bijvoorbeeld ook de verschillende functies met betrekking tot marketing en gebruiksgemak. De vier hoofdgroepen zijn gebaseerd op onderzoek van Ten Klooster, Dirken, Fox, en Schilpenoord (2008) en EUROPEN en Europe (2009). 3.2.4 THEMA: VERPAKKINGSUITVAL IN DE KETEN Dit thema beslaat alle ongewenste verpakkingsuitval in de keten. Bij productie en afvullen kunnen verliezen optreden door bijvoorbeeld slecht afgestelde productielijnen, onnauwkeurig ingestelde machines of een onvoldoende op de afvullijn afgestemde verpakking. In de distributie kan verpakkingsuitval in veel gevallen ook beschadiging of verlies van producten opleveren. Voortijdige uitval bij de consument kan optreden doordat de verpakking niet meer goed functioneert, bijvoorbeeld doordat deze onderweg is beschadigd. Dit kan betekenen dat een product wellicht minder goed kan worden bewaard. Dan treedt dus ook productverlies op. Volgens een rapport van het Institute for European Environmental Policy (IEEP) voor Incpen5 (Monkhouse, Bowyer, & Farmer, 2004)6 worden de kosten van beschadiging in de supply chain (dit is de verpakkingsketen maar dan inclusief aanvoer van product, verpakkingen en verpakkingsmateriaal) niet goed opgetekend, geëvalueerd, gekwantificeerd of gemanaged. De verliezen werden geschat op meer dan twee procent van de waarde van de hele sector. Als dit wordt aangepakt kunnen ook mogelijke verliezen in kosten worden verminderd en gaat ook de milieu-impact omlaag. Na het functionele leven van de verpakking, kan de verpakking verworden tot zwerfaval als die niet op juiste wijze wordt afgedankt. Zwerfafval is een zichtbaar probleem. Hierdoor krijgt het de nodige aandacht. Zwerfafval wordt veroorzaakt door menselijk gedrag. Er zijn mogelijkheden om ook via de verpakking ander gedrag te bewerkstelligen. Zo heeft Nederland Schoon een aantal ontwerprichtlijnen opgesteld om zwerfafval door verpakkingsontwerp zoveel mogelijk te voorkomen. Deze richtlijnen zijn gebaseerd op onderzoek van TU Delft (Van Onselen, Wever, Silvester, & Boks, 2007). Verpakkingen die qua zwerfaval in de risicogroep zitten, kunnen aan de hand van deze richtlijnen worden geanalyseerd. 3.2.5 THEMA: VERPAKKINGSOPTIMALISATIE Rondom verpakkingen (het Nederlandse Besluit verpakkingen en de Europese Richtlijn verpakkingen) wordt veel aandacht geschonken aan preventie op gebied van materiaalgebruik. Simpel gezegd: als er minder materiaal wordt gebruikt, heeft dit minder negatieve milieu-impact. Teveel focus op vermindering van materiaal kan echter leiden tot verpakkingen die hun functies niet meer naar behoren vervullen7. Hierdoor kan een veel grotere negatieve milieu-impact optreden. Dit principe is in figuur 6 reeds toegelicht. Als doelstellingen worden geformuleerd die gericht zijn op minder materiaalgebruik in verpakkingen, moet rekening worden gehouden met de context. Ecoembalajas España lichtte in een uitgebreid rapport de achtergronden toe van hun kwantitatieve doelstelling op dit gebied. De Spanjaarden hebben een reductiedoelstelling van 1,5 procent op de verhouding tussen gewicht van verpakking en 5 Incpen is ‘The Industry council for research on packaging and the environment’ in het Verenigd Koninkrijk www.incpen.org 6 http://www.ieep.eu/assets/179/packingforsustainability.pdf 7 Vermindering materiaal kan worden bereikt door laminaten of samengestelde materialen toe te passen; met een negatieve impact op recyclingmogelijkheden. 16 verpakt product. Bij een dergelijke doelstelling moet rekening worden gehouden met veranderingen in koopgedrag en consumptie (ECOEMBES, 2012). Figuur 7: Weergave van het stijgende aantal eenpersoonshuishoudens in Spanje. In mintgroen de eenpersoons-, in donkergroen de twee- tot vierpersoons- en in grasgroen de vijf- of meerpersoonshuishoudens. Overgenomen van ECOEMBES (2012). Zo zorgt de stijging van individuele huishoudens (figuur 7) ervoor dat meer eenpersoons portieverpakkingen worden gemaakt, waardoor het aandeel van verpakkingsmateriaal per eenheid product stijgt en de doelstelling lastiger te halen is. Hoewel het wenselijk is om preventie toe te passen en dus geen overbodig verpakkingsmateriaal te gebruiken, , is het belangrijk om de functies die een verpakking vervult in het oog te houden en deze te borgen in het ontwerp. Dit betekent dat afval, uitval, schade en klachten geregistreerd en de mogelijke oorzaken onderzocht moeten worden. Alleen die manier kan inzicht worden verkregen of de verpakking de functies goed vervult. Portionering van producten vraagt aandacht. Des te meer in een verpakking des te minder verpakkingsmateriaal per eenheid product gebruikt wordt. Deze algemene benadering gaat echter niet altijd op als de discussie breder getrokken wordt dan gebruik van verpakkingsmateriaal. Bij grotere verpakte eenheden product is het risico dat er ook meer wordt weggegooid. Dit geldt zowel voor voedingsmiddelen die over datum kunnen raken als voor duurzame artikelen zoals onderdelen die op gegeven ogenblik niet meer courant kunnen zijn. Een ander aspect betreft de hoeveelheid die gebruikt wordt. Voor voedingsmiddelen zoals rijst en pasta’s is het vaak lastig in te schatten hoeveel nodig is. Er wordt snel te veel gekookt. De vraag is of afpassen uit een grote verpakking sneller leidt tot meer productverbruik. De laatste tijd wordt er ook een verband gelegd tussen obesitas en portiegrootte. Onderzoek wijst erop dat de consumptie toeneemt, indien een grotere portie van een snack wordt aangeboden. Bijvoorbeeld een grote zak chips in plaats van een klein portiezakje (Rolls, Roe, Kral, Meengs, & Wall, 2004). Een goede portiegrootte vraagt dus veel aandacht. 3.2.6 HET GEBRUIK VAN LCA’S Conform de afspraken in de Raamovereenkomst Verpakkingen 2013-2020 is het KIDV de aangewezen instantie om de hoogst haalbare doelen vast te stellen. Soortgelijke instanties in andere landen houden zich vooral bezig met LCA (Life Cycle Assesment, Levenscyclus Analyse) om dergelijke uitspraken te kunnen doen. 17 Het maken van een LCA is tijdrovend en complex. Als het volgens de ISO norm wordt uitgevoerd dan moet worden vermeld wat de uitgangspunten zijn. Deze blijken echter ook van groot belang te zijn voor de uitkomst. Als een LCA is gemaakt en de gevoeligheid van bepaalde keuzes voor de uitkomst bekend zijn, is het mogelijk om de uitgangspunten te wijzigen zodanig dat de uitkomst gunstiger uitvalt. Een LCA is daarmee geen middel om absolute waarden mee te bepalen, net zo min als het een instrument is om relatieve waarden te bepalen. Met een LCA wordt inzicht gekregen in het proces op zodanige wijze dat keuzes gemaakt kunnen worden voor optimalisatie van het proces. Het gaat daarbij niet om de absolute waarheid. Een instituut dat LCA’s uitvoert voor het bedrijfsleven moet daarom tenminste een bepaalde mate van onafhankelijkheid hebben, om de gemaakte LCA als onafhankelijk te betitelen. De Sustainable Packaging Alliance (SPA) in Australië heeft een LCA-tool ontwikkeld: PIQET (Packaging Impact Quick Evaluation Tool). Deze tool biedt een verkorte en vergemakkelijkte vorm van de ‘life cycle analyse’, toegespitst op verpakkingen en is vergelijkbaar met Bilan Environnemental des Emballages (BEE) van Eco Emballages in Frankrijk. Het probleem met veel gestroomlijnde of versnelde LCA-tools is de nauwkeurigheid en daardoor de bruikbaarheid van resultaten. Dit geven de makers van PIQET zelf ook aan (Verghese, Horne, & Carre, 2010). Kleine details die specifiek zijn voor een keten kunnen grote gevolgen hebben voor de uitkomst. Als bijvoorbeeld een bepaald additief in een materiaal niet wordt meegenomen dan kan dit grote gevolgen hebben voor verschillen in de uitkomst ten opzichte van de situatie als dit wel zou worden meegenomen. De tool kan wel worden gebruikt voor het identificeren van wat Verghese, Horne & Carre ‘hot spots’ noemen: de processen die bijdragen aan de grootste milieu-impacts mits de juiste gegevens worden ingevoerd. Het Belgische Fostplus heeft ook een eigen tool ontwikkeld. Door type verpakking en hoeveelheden van elk materiaal aan te geven, wordt een indicatieve milieuscore gegeven op de categorieën CO2, water en energie. Daar worden suggesties aan gekoppeld voor verbeterstrategieën. Deze tool heeft echter hetzelfde probleem als PIQET. Door globale data te gebruiken, kan alleen op globaal niveau een conclusie worden getrokken, terwijl juist de beslissingen op lagere niveau s (zoals lakprocessen, coatings, additieven, lijmlagen, bedrukking, et cetera) cruciaal kunnen zijn. Volgens Waage is het belangrijk om eerst een visie te hebben op wat als duurzaamheid wordt gezien zodat een duurzaamheidscontext wordt vastgelegd. Vervolgens moet bij mogelijke oplossingen/concepten worden gekeken naar de potentiële implicaties op gebied van duurzaamheid. Hierna kan een keuze worden gemaakt. Tot slot kan de meest duurzame uitwerking van de gekozen oplossing worden geïmplementeerd en - na implementatie – worden beoordeeld. In de door het KIDV en Universiteit Twente ontwikkelde Methodiek Brancheverduurzamingsplannen is het vaststellen van een visie ook een relevante eerste stap. Duurzaamheid is immers afhankelijk van de context waarin de verpakking wordt gebruikt: de processen door de keten, het verpakte product en de bedrijfsstrategieën hierbij. Een duidelijke visie zorgt ervoor dat je weet waar je naartoe wilt en doelen kunt vaststellen. Het belang hiervan wordt onderstreept door Robèrt et al. (2002). Zij stellen dat “[…] zonder dat eerst een ‘toekomstige landingsplaats’ is vastgesteld, duurzaamheid een onwaarschijnlijke uitkomst is van een inspanning”. De visie en doelbepaling zorgen ervoor dat eventuele ‘trade-offs’ (wisselwerkingen) beter kunnen worden onderbouwd. 18 Het opstellen van een visie en het bepalen van de doelen zijn echter slechts deel van de overwegingen die in ‘trade-off’-situaties moeten worden meegenomen. Voor lagere niveau beslissingen is niet altijd duidelijk of en hoe de keuze invloed heeft op de vastgestelde doelen. Dus moet op andere gronden worden besloten. Volgens Byggeth en Hochschorner (2006) is hiervoor een aantal zaken van belang: valuatie van de gekozen strategie aan de hand van de uitkomst, op welke niveaus ‘trade-offs’ optreden en in hoeverre gebruikers van de visie worden geholpen door het aanbieden van duurzaamheidsperspectieven op de verschillende niveaus. Met valuatie wordt hier bedoeld het (al dan niet impliciet) toekennen van waarden aan bepaalde criteria. Binnen de keuzes die in zo’n geval gemaakt worden treden de ‘trade-offs’ op alle mogelijke niveaus op. Bijvoorbeeld tussen milieuaspecten en andere aspecten, zoals kosten en de presentatie in de winkelschappen. Maar ook tussen verschillende milieuaspecten (zoals het gebruik van schadelijke stoffen en recyclebaarheid) en binnen één milieuaspect, waarbij bijvoorbeeld keuzes tussen processen of materialen moeten worden gemaakt. Om de gebruiker van de Methodiek Brancheverduurzamingsplannen die een LCA wil uitvoeren goed te kunnen helpen, moet de methodiek op elk van de eerdergenoemde niveaus ondersteuning bieden. De keuze tussen milieuaspecten en andere aspecten zal zijn gebaseerd op strategische overwegingen van een bedrijf, naast wettelijke verplichtingen en productiebeperkingen. Het is van belang dat bedrijven hun keuzes onderbouwen op basis van de gekozen visie. Daarom is de visie op wat als duurzaamheid wordt gezien een basis voor de analyse die onderdeel is van de Methodiek Brancheverduurzamingsplannen. De door het bedrijf gekozen visie op duurzaamheid wordt ook gebruikt om de keuzes tussen milieuaspecten te maken, indien bedrijven hiertoe zelf in staat zijn. Deze keuzes kunnen daarnaast worden gebaseerd op branche-overkoepelende issues op milieugebied. Voorbeelden hiervan zijn: retourverpakkingen in de bierindustrie, waarbij duurzaamheid van de fles, de wasprocessen en de transportafstand van belang zijn; coatings die worden gebruikt in de metaalindustrie om het metaal en het product te beschermen, maar die ook de oorzaak kunnen zijn van migratie van kwalijke stoffen; bedrukking van kunststoffen waarbij foto-initiatoren worden gebruikt; et cetera. Brancheorganisaties weten op basis van hun kennis en ervaring met de branche vaak goed welke issues dit zijn en kunnen dit ook bespreken met aangesloten leden. Het KIDV kan branches hierbij ook ondersteunen met informatie en kennis die branches kunnen gebruiken bij het onderbouwen van hun afwegingen. Om binnen een bepaald milieuaspect een keuze te kunnen maken voor een bepaald proces, materiaal of vormgeving, is het noodzakelijk om een weloverwogen schatting of een LCA op te stellen waarbij rekening gehouden moet worden met alle eerder gemaakt opmerkingen. Het opstellen van een LCA heeft sterk de voorkeur, omdat schattingen als het gaat om het bepalen van de milieuimpact vaak gebaseerd zijn op intuïtie of er wordt vergeten (een deel van) de keten mee te nemen (Helen Lewis, Verghese, & Fitzpatrick, 2010). 19 In de praktijk is het echter vaak lastig om de juiste en volledige data voor een LCA te verkrijgen, waardoor er zodoende ook een schatting ontstaat, met een officiëler sausje erover. Bij het maken van keuzes op basis van LCA moet daarom worden aangegeven welke aannames zijn gedaan en welke systeemgrenzen zijn gekozen. Bij het maken van een LCA is het verder van belang dat slimme functionele eenheden worden gekozen. Zo stellen Wikström en Williams (2010) voor om te rekenen in ‘eenheden geconsumeerd product’ in plaats van ‘eenheden gekocht product’. Dan kan de voedselverspilling eerlijk worden meegewogen. Om een schatting te kunnen maken moeten aannames, grenzen en functionele eenheden ook bekend zijn. Hiermee wordt de onzekerheid van de keuze aangegeven. Vanwege de looptijd waarbinnen de Methodiek Brancheverduurzamingsplannen moest worden opgesteld, is het geen optie geweest om dit onderdeel verder uit te werken. Nadat een materiaal gekozen is volgens zogenaamde lagere niveaukeuzes, zoals de wijze van voorzien van kleur en het optimaliseren van de eigenschappen door gebruik van additieven (vulstoffen met bepalende eigenschappen voor het materiaal of de verwerking). Uit analyses is gebleken dat deze ‘lagere niveau’ keuzes een grote impact kunnen hebben op de uitkomst van een LCA. De hoeveelheid te onderzoeken materialen en processen neemt hierdoor sterk toe en het zijn niet de materialen en processen waarvan de meeste kennis beschikbaar is. Zo wil een leverancier niet altijd aangeven wat in een materiaal is verwerkt, omdat dit concurrentiegevoelige informatie kan zijn. Dit komt vooral voor bij lakken, coatings en additieven. Het is daarom een aanbeveling hier genoeg aandacht aan te besteden tijdens het maken van keuzes en ook in latere evaluaties van de methodiek. In de Methodiek Brancheverduurzamingsplannen zijn alle thema’s uitgewerkt naar een zo praktisch mogelijk niveau. Hiervoor zijn inzichten en adviezen uit verschillende bronnen gebruikt, zoals van ECOEMBES (2012), ECOEMBES en RECOUP (2009), H. Lewis et al. (2007), Envirowise (2008), INCPEN (2003), WRAP (-), Pro Europe (2004). Tevens is gebruik gemaakt van kennis en inzichten van partijen waarmee contact heeft plaatsgevonden tijdens de ontwikkeling van de Methodiek Brancheverduurzamingsplannen. 3.2.7 EINDSCORE Bij het opstellen van de Methodiek Brancheverduurzamingsplannen zijn voor elk thema bruikbare gegevens verzameld, zodat een benchmark kan worden verkregen. Hiermee kunnen resultaten van bedrijven en branches onderling worden vergeleken. Ook kan zo de verbetering worden gemeten na de eerste periode tot 2018 van toepassing van de methode. Ten behoeve van de benchmark gaat het om de volgende punten: Voor de thema’s product- en verpakkingsuitval gaat het om huidige verliezen in de verschillende stappen van de keten. Voor schadelijke stoffen is dat de huidige aanwezigheid van schadelijke stoffen, getest in materiaalanalyse of gebaseerd op verklaring van leveranciers. Voor de thema’s grondstof en terugwinning moet worden aangegeven welke afvalscenario’s de product-verpakkingscombinatie nu doorloopt, van scheiding tot recycling van materiaal of verpakking. Daarnaast moet worden aangegeven tot welke soort kringlopen de materialen moeten worden gerekend. 20 Voor het thema verpakkingsoptimalisatie gaat het om het optimaliseren van het huidige verpakkingsconcept ten aanzien van preventie op gebied van materiaalgebruik. 4 SLOTOPMERKINGEN Met de ontwikkelde Methodiek Brancheverduurzamingsplannen kunnen branches en bedrijven hoogst haalbare doelen opstellen voor de periode tot 2018 en hier vervolgens naartoe kunnen gaan werken. De methodiek bestaat uit verschillende processtappen en beslaat een zestal thema’s. Tijdens de ontwikkeling van de methodiek zijn verschillende feedbackmomenten geweest. Zo is er een presentatie gehouden voor de Expertgroep Verpakkingen van de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI); de feedback is meegenomen bij het opstellen van de methodiek. Daarnaast is de methodiek besproken tijdens een klankbordgroep bijeenkomst met de materiaalorganisaties en met wetenschappers van andere universiteiten (TU Delft, WUR) besproken. De notulen hiervan zijn te lezen in appendix C. Ook deze input is meegenomen. Er zijn nog geen gebruikersevaluaties uitgevoerd, aangezien de methodiek eerst zal worden omgezet wordt naar een webtool. Deze webtool zal in juni 2014 beschikbaar worden gesteld. Er kunnen naar aanleiding hiervan nog wijzigingen worden gedaan in proces en/of inhoud. Daarnaast is een ‘second opinion’ gevraagd aan een collega-onderzoeker van Universiteit Delft. Deze heeft de methodiek en deze onderbouwing doorgelezen en voorzien van opmerkingen. Dit is in de periode februari tot maart 2014 gebeurd. Dit heeft geleid tot aanvullingen en verduidelijkingen, maar heeft niet geleid tot wijzigingen in het proces van de Methodiek Brancheverduurzamingsplannen. 21 5 LITERATUUR Byggeth, Sophie, & Hochschorner, Elisabeth. (2006). Handling trade-offs in Ecodesign tools for sustainable product development and procurement. Journal of Cleaner Production, 14(15– 16), 1420-1430. doi: 10.1016/j.jclepro.2005.03.024 De Lange, Jos, Oude Luttikhuis, Ellen, ten Klooster, Roland, & Lutters, Eric. (2013). Towards Integrating Sustainability in the Development of Product/Packaging Combinations Smart Product Engineering (pp. 855-864): Springer. ECOEMBES. (2012). Plan Empresarial de Prevención 2012-2014. ECOEMBES, & RECOUP. (2009). Envases de plástico - Diseña para reciclar. Ellen Macarthur Foundation. (2013). Towards the circular economy: opportunities for the consumer goods sector. Envirowise. (2008). Packguide - a guide to packaging eco-design. Erlöv, L., Löfgren, C., & Sörås, A. (2000). Packaging – a tool for the prevention of environmental impact. Packforsk, Report 194. EUROPEN, & Europe, ECR. (2009). Packaging in the sustainability agenda: a guide for corporate decision makers. Europese Unie. (2004). Verordening 1935/2004. Europese Unie. (2011). Verordening (EU) Nr. 10/2011. INCPEN. (2003). Responsible packaging code of practice for optimising packaging and minimising waste. Responsible packaging. http://incpen.org/docs/CodeofPractice.pdf INCPEN. (2009). Table for one - The energy cost to feed one person: INCPEN - the Industry Council for Packaging and the Environment. Lewis, H., Fitzpatrick, L., Verghese, K., Sonneveld, K., & Jordon, R. (2007). Sustainable packaging redefined. Lewis, Helen, Verghese, Karli, & Fitzpatrick, Leanne. (2010). Evaluating the sustainability impacts of packaging: the plastic carry bag dilemma. Packaging Technology and Science, 23(3), 145-160. Monkhouse, C., Bowyer, C., & Farmer, A. (2004). PACKAGING FOR SUSTAINABILITY: Packaging in the context of the product, supply chain and consumer needs. Pro Europe. (2004). Effective packaging - effective prevention. Robèrt, K-H, Schmidt-Bleek, Bio, Aloisi de Larderel, Jacqueline, Basile, George, Jansen, J Leo, Kuehr, Ruediger, . . . Wackernagel, Mathis. (2002). Strategic sustainable development—selection, design and synergies of applied tools. Journal of Cleaner production, 10(3), 197-214. Rolls, Barbara J, Roe, Liane S, Kral, Tanja VE, Meengs, Jennifer S, & Wall, Denise E. (2004). Increasing the portion size of a packaged snack increases energy intake in men and women. Appetite, 42(1), 63-69. Svanes, Erik, Vold, Mie, Møller, Hanne, Pettersen, Marit Kvalvåg, Larsen, Hanne, & Hanssen, Ole Jørgen. (2010). Sustainable packaging design: a holistic methodology for packaging design. Packaging Technology and Science, 23(3), 161-175. doi: 10.1002/pts.887 Ten Klooster, R., Dirken, J.M., Fox, F., & Schilpenoord, A.A. (2008). Zakboek Verpakkingen. Doetichem: Reed Business. Van Onselen, L., Wever, R., Silvester, S., & Boks, C.B. (2007). De invloed van het verpakkingsontwerp op zwerfafval. Verghese, Karli L, Horne, Ralph, & Carre, Andrew. (2010). PIQET: the design and development of an online ‘streamlined’LCA tool for sustainable packaging design decision support. The International Journal of Life Cycle Assessment, 15(6), 608-620. Wikström, Fredrik, & Williams, Helén. (2010). Potential environmental gains from reducing food losses through development of new packaging–a life‐cycle model. Packaging Technology and Science, 23(7), 403-411. WRAP. (-). Material considerations. 22 APPENDIX A. PROCESOVERZICHT METHODIEK BRANCHEVERDUURZAMINGSPLANNEN Hieronder staat een grotere versie van het procesoverzicht. 23 APPENDIX B. PROCESDOORLOOP METHODIEK BRANCHEVERDUURZAMINGSPLANNEN Op deze en de volgende pagina’s staat de uitgebreide doorloop van de Methodiek. 24 25 26 27 28 APPENDIX C. OPMERKINGEN KLANKBORDGROEP BIJEENKOMST OVER DE METHODIEK Hieronder staan de opmerkingen (O), vragen (V) en antwoorden (A) beschreven die ter sprake zijn gekomen tijdens de klankbordgroep meeting van 28 oktober 2013. De presentatie en beantwoording van de vragen is gedaan door Prof. Dr. Ir. Roland Ten Klooster. Aanwezig waren vertegenwoordigers van materiaal- en brancheorganisaties en wetenschappers van andere universiteiten (TU Delft, WUR). O: Het gaat niet zozeer om vermindering van de hoeveelheid verpakking, maar met name om verlaging van de milieudruk van de product verpakkingscombinatie. Optimum hoeveelheid verpakking in plaats van minimum hoeveelheid verpakking is daarom een betere benadering. V: Hoe moet je milieuwinst uitdrukken? A: We zoeken een methode waarmee iedereen uit de voeten kan; dit dient nog uitgezocht te worden. LCA is een van de methoden, waarmee benodigde wijzigingen kunnen worden gespecificeerd, bijvoorbeeld in procentuele winst ten opzicht van de voorgaande situatie (x% minder CO2 uitstoot bijvoorbeeld). Het kan ook in hoeveelheid materiaal: y% minder karton. V: Worden de verschillende product-verpakkingscombinaties onderling tegen elkaar afgezet (benchmark)? A: Ja, binnen een brancheverduurzamingsplan is dit een belangrijke stap. V: Artikel 3a en 3c van het Besluit verpakkingen, wordt daar rekening mee gehouden? A: Als je meer gerecycled materiaal gebruikt, dan wordt dat meegenomen in LCA. Soms ontstaat vermindering milieudruk door meer verpakkingen (voorbeeld toevoegen van extra grondstoffen om de verpakkingen dunner te maken). Een bedrijf dat een dergelijke keuze maakt moet dit goed onderbouwen. . O: Essentiële eisen is Europese Wetgeving waar iedereen aan moet voldoen. Zie bijlage II van EU Richtlijn 94/62/EG. V: Hoe transparant zijn de analyses die worden gedaan. Worden ruwe data op het web gezet? A: Benchmark van bevindingen is van groot belang, maar kent ook risico’s. Het risico is minder indien vergeleken wordt binnen branches. Dit voorkomt dat indicatoren zoals hoeveelheid verpakkingsmateriaal per kg verpakt product totaal verschillend zullen zijn. Maximale transparantie is gewenst maar we moeten ook rekening houden met individuele bedrijfsbelangen. Daarnaast worden de resultaten gecheckt door het KIDV. 29 Oproep: zijn er al visies, standaarden, tools of andere hulpmiddelen die bij dit onderwerp passen, die we wellicht nog niet meegenomen hebben? Tools die bekend zijn uit het buitenland zijn meegenomen. Als er methoden zijn die bij ons nog niet bekend zijn dan ontvangen we graag informatie hierover. Op de oproep is verder geen informatie ontvangen. O: Er zal een aantal knelpunten naar voren komen van zaken die nu nog niet kunnen worden opgelost of aangepakt. Deze lijst met knelpunten kan dan een mooi uitgangspunt zijn voor een eventuele volgende versie van de Verduurzamingsagenda. A: Klopt. Aandachtspunten kunnen voeding zijn voor zowel het Wetenschappelijk Onderzoeksprogramma als de volgende versie(s) van de Verduurzamingsagenda. V: Hoe gaan brancheorganisaties om met hun leden bij het opstellen van de hoogst haalbare doelen en het opstellen van de brancheverduurzamingsplannen? O: Brancheorganisaties zijn verantwoordelijk voor draagvlak onder leden. Daarbij kan de focus worden gelegd door de 80/20 regel toe te passen en zich te richten op die bulk van het verpakkingsmateriaal waar de meeste milieubelasting door veroorzaakt wordt. De uitdaging is om koplopers te stimuleren en achterlopers mee te nemen. Meldingen die binnenkomen bij het Meldpunt Verpakkingen dienen ook te worden meegenomen in brancheplannen. V: In hoeverre kan het Kennisinstituut een rol spelen bij actief adviseren bij brancheverduurzamingsplannen? A: Verschillende vraag per branche. De branche is in de lead. Kennisinstituut kan branches en bedrijven ook faciliteren met informatie en kennis. O: Hoogst haalbare doelen niet alleen technisch verhaal, ook financiën en gebruik (voorbeeld 2l colafles die zo dun is dat alles eruit spuit). Er zal behoefte zijn aan simpele vertaling met het oog op de vergelijking van importproducten met producten die in Nederland worden geproduceerd. O: Knelpunt: Er moet consensus komen over hoe de milieudruk van een productverpakkingscombinatie wordt bepaald. Denk bijvoorbeeld aan bio-based materiaal. Wordt in dat geval bijvoorbeeld ook het landgebruik meegenomen want dit zou voor een goed oordeel wel noodzakelijk zijn? O: Industrie dient te beargumenteren wat wel en niet kan t.a.v. de hoogst haalbare doelen. 30
© Copyright 2024 ExpyDoc