Niertransplantatie - Medisch Centrum Haaglanden

Niertransplantatie
Informatie voor patiënten
F0796-2130
november 2014
Medisch Centrum Haaglanden
www.mchaaglanden.nl
MCH Antoniushove, Burgemeester Banninglaan 1
Postbus 411, 2260 AK Leidschendam
070 357 44 44
MCH Westeinde, Lijnbaan 32,
Postbus 432, 2501 CK Den Haag
070 330 20 00
Inhoud
Inleiding.................................................................................................................................... 3
Nieren en transplantatie...................................................................................................... 3
Membraan................................................................................................................................ 4
Transplantatie......................................................................................................................... 4
Donoren.................................................................................................................................... 4
Resultaat.................................................................................................................................... 5
Wachten op transplantatie.................................................................................................. 6
Pre-transplantatieonderzoek.............................................................................................. 6
Onderzoeken op indicatie.................................................................................................... 7
De wachtlijst............................................................................................................................ 8
Eurotransplant........................................................................................................................ 9
De wachttijd........................................................................................................................... 10
Opgeroepen worden voor een transplantatie.............................................................. 10
Naar het ziekenhuis............................................................................................................. 11
Niet vergeten mee te nemen naar het ziekenhuis...................................................... 11
Opname op de transplantatieafdeling........................................................................... 11
Opnamegesprek.................................................................................................................... 11
Buikspoeling.......................................................................................................................... 12
Kruisproef.............................................................................................................................. 12
Verdere voorbereidingen.................................................................................................... 13
De operatie............................................................................................................................. 13
Na de operatie........................................................................................................................ 14
Mogelijke problemen tijdens en na de operatie.......................................................... 15
• Complicaties op korte termijn................................................................................... 16
• Complicaties op langere termijn............................................................................... 17
Leven met een nieuwe nier............................................................................................... 18
Medicatie................................................................................................................................ 18
Voeding na transplantatie.................................................................................................. 18
Maatschappelijk werk........................................................................................................ 19
Naar huis................................................................................................................................. 20
Anonimiteit van de donor................................................................................................. 23
Belangrijke telefoonnummers......................................................................................... 23
Niertransplantatie • F0796-2130 • november 2014
2
Inleiding
U hebt van uw nefroloog gehoord dat een niertransplantatie een mogelijke
behandeling is voor uw nierziekte. Deze brochure informeert u over de gang
van zaken rond deze ingreep. Hiermee willen we u en uw familie helpen om u
voor te bereiden op de ingrijpende gebeurtenis die een niertransplantatie is.
Allereerst volgt er wat achtergrondinformatie over de niertransplantatie
en wat daaraan voorafgaat. Vervolgens krijgt u informatie over de opname,
de operatie en de tijd daarna.
Aanvullende informatie over niertransplantaties treft u aan in de folder van de
Nierstichting. Jaarlijks wordt er een informatieavond over niertransplantatie
georganiseerd door MCH Westeinde in samenwerking met het LUMC.
Mogelijk onbeantwoorde vragen kunt u uiteraard voorleggen aan uw
behandelend arts, verpleegkundigen en maatschappelijk werk.
Alles wat in deze brochure vermeld wordt, geldt als algemene regel;
hier kan natuurlijk altijd van afgeweken worden.
Nieren en transplantatie
De taken van de nieren zijn o.a
• het in stand houden van de zout- en waterhuishouding van het lichaam;
• het verwijderen van afvalstoffen;
• het aanmaken van hormonen.
De nieren zorgen mede voor de aanmaak van de rode bloedcellen en spelen een
rol bij de botstofwisseling en bij de bloeddrukregulatie. Wanneer de nieren
onvoldoende of niet werken, worden al deze taken slecht of niet uitgevoerd.
Afvalstoffen worden onvoldoende of niet uit het lichaam verwijderd waardoor
verschijnselen als braken en diarree kunnen ontstaan.
Door verminderde urineproductie kunnen dikke voeten, hoge bloeddruk en
soms kortademigheid ontstaan. Stoornissen in de hormoonaanmaak door de
nieren kunnen leiden tot bloedarmoede of zwakke botten.
Niertransplantatie • F0796-2130 • november 2014
3
Membraan
De taken van de falende nieren kunnen op twee manieren worden
overgenomen. De eerste manier is door het bloed te zuiveren via een
membraan. Dit membraan kan kunstmatig zijn of van u zelf. Bij een
kunstmatig membraan wordt het bloed gezuiverd door een kunstnier, we
spreken dan van hemodialyse of HD. In het tweede geval wordt uw buikvlies
gebruikt als membraan, we spreken van buikspoelingen, peritoneaaldialyse
of  PD.
Transplantatie
De tweede manier is door het transplanteren van een nier van een donor.
Na een succesvolle niertransplantatie zal de levensverwachting en
kwaliteit van leven aanzienlijk beter zijn dan bij het continueren van
dialyse. De levensverwachting wordt beter doordat hart- en vaatziekten
minder snel toenemen. De kwaliteit van leven wordt verbeterd doordat er
bijvoorbeeld minder dieetmaatregelen en geen vochtbeperkingen meer
nodig zijn. Verder zal de algemene conditie toenemen en ontstaan soms meer
mogelijkheden voor werk en vrije tijd.
Het nadeel van transplantatie is dat u blijvend medicatie moet innemen om
afstoting van de nier te voorkomen. Bovendien bestaat er een groter risico op
het krijgen van infecties en kwaadaardige aandoeningen dan bij dialyse.
Als de werking van de transplantatienier vermindert, kan het zijn dat u weer
met dialyse moet starten. U kunt dan wel weer in aanmerking komen voor een
volgende transplantatie als u weer op de transplantatielijst staat.
Donoren
Er zijn twee manieren om een nier voor transplantatie te verkrijgen, namelijk
van een overleden of een levende donor.
Bij donoren die zijn overleden maken we een onderscheid in heart-beating en
non-heart-beating donoren. Bij de heart-beating donor was de bloedcirculatie
ten tijde van donatie intact en bij de non-heart-beating was dit niet het geval
omdat er sprake is van een hartstilstand.
Niertransplantatie • F0796-2130 • november 2014
4
Als iemand in de familie of kennissenkring een nier wil afstaan is dit ook
mogelijk. We onderscheiden hier een donatie van een bloedverwant of nietbloedverwant. Uiteraard moet degene die een nier afstaat goed gezond zijn en
een geschikte bloedgroep hebben.
Als een levende donor die niet de juiste bloedgroep heeft of als de ontvanger
afvalstoffen bij zich draagt is het mogelijk om aan het zogenaamde crossoverprogramma deel te nemen. Bij deelname aan dit programma komt
men op een extra landelijke wachtlijst van donor-ontvanger-paren, waarbij
ontvangers met elkaar van donor ruilen om op die manier de kans op (snelle)
transplantatie te verhogen. De ontvanger zal altijd dezelfde onderzoeken
moeten ondergaan, ongeacht welke vorm van transplantatie er verricht wordt.
Indien u 3 keer wordt uitgeloot voor het cross-over programma dan kunt u in
aanmerking komen voor transplantatie over de bloedgroep heen.
Voor donoren met een hogere leeftijd bestaat het donatieprogramma “Old for
Old”. Dit houdt in dat de donornier ook afkomstig is van een oudere donor,
maar de gemiddelde wachttijd wordt door dit programma iets verkort.
Als u graag meer informatie wilt over het nierdonatieprogramma met levende
of cross-overdonor dan kunt u contact opnemen met de coördinator van
het donatieprogramma in het LUMC (telefoonnummer staat achter in deze
brochure). Ook is er voorlichtingsmateriaal beschikbaar over deze vorm van
transplantatie.
Resultaat
Er zijn nog een aantal factoren die het uiteindelijke resultaat van de
transplantatie op korte en lange termijn bepalen:
• Het type donor
• Leeftijd van de donor
• Weefselkenmerk overeenkomsten (match)
• De tijd dat er geen bloedcirculatie in de nier plaatsvond
• Of het verwijderen/implanteren goed verlopen is
• Aanwezigheid van antistoffen
Niertransplantatie • F0796-2130 • november 2014
5
De levensduur van een transplantaat kan erg variëren, gemiddeld acht tot
tien jaar voor een donornier van een overledene en gemiddeld 15 jaar voor een
levende donornier. Transplantatie vindt plaats tot een leeftijd van ongeveer
70 jaar, in zeldzame gevallen tot 80 jaar. De algemene conditie van de patiënt is
hierbij een doorslaggevende factor.
Wachten op transplantatie
Pre-transplantatieonderzoek
Wanneer u in aanmerking wilt komen voor een niertransplantatie moet
er onderzoek plaatsvinden. Het doel van dit onderzoek is om te beoordelen
of uw algehele conditie goed genoeg is om een ingrijpende operatie als een
niertransplantatie goed te doorstaan. Ook wordt gekeken naar eventuele
infectiebronnen, zoals galstenen of gebitsinfecties. Na een niertransplantatie
krijgt u namelijk medicijnen om afstoting te voorkomen en die verminderen
ook uw afweer tegen infecties.
Het grootste gedeelte van de onderzoeken is standaard en zal bij elke
pre-transplantatiepatiënt worden uitgevoerd. Een aantal is echter op
indicatie, afhankelijk van uw specifieke gezondheidssituatie en uw medische
voorgeschiedenis.
Standaardonderzoeken
• Röntgenfoto van hart/longen.
• Röntgenfoto van de kaak en het gebit in verband met mogelijke
infectiebronnen in gebit/kaak
• Röntgenfoto van de buik in verband met mogelijke verkalkingen van de
bloedvaten
• Elektrocardiografie(ECG, hartfilmpje)
• Echografie van de buik (galstenen, eventueel grootte van eigen nieren in
geval van cystennieren)
• Consult cardioloog
• Consult oogarts (bij Diabetes Mellites en Hypertensie)
• Uitstrijkjes bij vrouwen (via huisarts), dus niet als er ooit een
baarmoederverwijdering heeft plaatsgevonden
Niertransplantatie • F0796-2130 • november 2014
6
• Gebitssanering (eigen tandarts)
• Mantoux. Via een onderhuidse inspuiting wordt beoordeeld of u ooit in
contact bent geweest met tuberculose. Dit is van belang voor eventuele
medicatie na niertransplantatie
• Bloedonderzoek. Het aantonen dan wel uitsluiten dat u bepaalde
virusinfecties hebt gehad. Dit gebeurt omdat het gebruik van
afweerremmers ervoor kan zorgen dat deze virussen na een transplantatie
ziekteverschijnselen kunnen geven
• Bloedonderzoek voor weefseltypering (=HLA typering). Er wordt bloed
voor weefseltypering afgenomen om voor u specifieke eigenschappen.
Zodra deze eigenschappen bekend zijn komt u op de wachtlijst te staan.
De specifieke eigenschappen zijn erfelijke eigenschappen die een ieder voor
de helft van zijn vader en voor de helft van zijn moeder heeft gekregen
Ook wordt gekeken naar antistoffen als gevolg van contact met
lichaamsvreemde eigenschappen. Die kunnen ontstaan door bloedtransfusies
(zelden), zwangerschappen en eerdere transplantaties.
Dit onderzoek is van belang voor het bepalen of een donornier geschikt is voor
een bepaalde ontvanger.
Er volgt nog een tweede typering na ongeveer een maand.
Na de weefseltypering zal er eens in de drie maanden bloed afgenomen worden
voor de meest actuele stand van zaken betreffende de antistoffen.
Onderzoeken op indicatie
Op indicatie kunnen meerdere onderzoeken plaatsvinden. Dit is afhankelijk
van uw voorgeschiedenis, maar kan ook op basis van bevindingen tijdens
de standaardonderzoeken gebeuren. De eigen nieren blijven meestal zitten.
Het eventuele verwijderen van de eigen nieren wordt tijdens de
pre-transplantatiefase beoordeeld
Redenen om ze te verwijderen:
• Infectie
• Niet te behandelen hoge bloeddruk
• Veel pijnklachten
Niertransplantatie • F0796-2130 • november 2014
7
• Bloedverlies via urine
• Te grote nieren (bij cystennieren)
Na het afronden van deze onderzoeken volgt een poliklinische afspraak
bij de nefroloog en transplantatiechirurg in het LUMC. Het kan zijn dat
naar aanleiding van dit bezoek nog een aantal aanvullende onderzoeken
moet worden uitgevoerd. Pas als alle onderzoeken zijn afgerond met een
bevredigende uitslag bent u transplantabel, dat wil zeggen dat als er een
geschikte nier komt u op dat moment opgeroepen kunt worden.
Gezien de wachttijden voor een niertransplantatie is het vaak wel noodzakelijk
enkele onderzoeken na enige tijd te herhalen om zeker te weten dat er zich
geen belangrijke veranderingen in uw situatie hebben voorgedaan tijdens
de wachttijd. Dit geldt uiteraard ook en in het bijzonder bij het optreden van
nieuwe klachten. Vrijwel alle onderzoeken vinden plaats in ons eigen centrum.
De wachtlijst
Tijdens het eerder genoemde pre-transplantatiegesprek wordt beoordeeld in
hoeverre verdere onderzoeken of ingrepen nodig zijn. Als die niet nodig zijn,
komt u in aanmerking voor een transplantatie en wordt u op de wachtlijst
geplaatst op urgentie “T”.
T is een van de codes waarmee u op de wachtlijst kunt staan. Deze codes
noemen we “urgenties”. Deze urgenties tellen mee voor het aantal punten dat
men krijgt.
We kennen de volgende urgentiecodes:
• Urgentie T
U bent Transplantabel. Dit is de normale code voor een patiënt die is
aangemeld. Dit betekent dat u getransplanteerd kunt worden zodra er een
geschikte nier voor u beschikbaar is.
• Urgentie NT
NT betekent dat u Niet Transplantabel bent, bijvoorbeeld wegens ziekte of
omdat de vooronderzoeken nog niet klaar zijn.
Niertransplantatie • F0796-2130 • november 2014
8
• Urgentie I (= Immunised)
Deze urgentie krijgt een patiënt wanneer hij tegen 6 tot 85% van alle
voorkomende weefseleigenschappen antistoffen heeft. Dit betekent een zekere
voorrang, maar het zal duidelijk zijn dat het zoeken naar een geschikte donor
moeilijker is en de kans op positieve kruisproeven* groter. Praktisch gezien
betekent dit niet dat een patiënt met code I eerder een nier krijgt.
* Bij een kruisproef voegt men cellen van de donor samen met bloed van de ontvanger. Op deze
manier kan men vaststellen of de ontvanger antistoffen heeft tegen weefseleigenschappen van
de donor. Als dit het geval is, noemen we de testuitslag positief en gaat de transplantatie niet door
omdat het risico van een vroegtijdige, onbehandelbare afstoting van de donornier zeer groot is
• Urgentie HI (High Immunised)
De code HI is bedoeld voor patiënten die 86 tot 100% antistoffen
hebben, wat speciale eisen stelt aan een zo goed mogelijke en praktisch
volledige overeenkomst. De laatste jaren is het met een zeer bewerkelijk
laboratoriumonderzoek mogelijk te bepalen tegen welke HLA-antigenen
deze patiënten antistoffen hebben en kan vaak toch nog een geschikte donor
worden geselecteerd.
De urgentieklassen dienen ertoe om zo optimaal mogelijk in kaart te brengen
hoe een patiënt ervoor staat. Dit is nodig om vooral een verantwoord beleid
inzake transplantatie uit te kunnen voeren.
Eurotransplant
Wanneer u “op de wachtlijst staat” betekent dit dat u ingeschreven staat bij
Eurotransplant. Dit is organisatie van transplantatiecentra die internationaal
nauw samenwerken om voor niertransplantatie de meest gepaste donornier
te vinden.
Van Eurotransplant maken transplantatiecentra van Nederland, België,
Luxemburg, Duitsland, Slovenië en Oostenrijk deel van uit. Een centraal
computerbestand in Leiden bevat van elke kandidaat een aantal gegevens:
bloedgroep, HLA-typering en antistoffen.
Niertransplantatie • F0796-2130 • november 2014
9
Als er een nier voor u beschikbaar komt, selecteert deze computer de patiënt
rekening houdend met het aantal verzamelde punten zoals voor de urgentie, de
beste weefselkenmerkovereenkomst en de wachttijd.
De wachttijd
De punten voor de wachttijd gaan in als u begint met dialyseren. Het is
onmogelijk om de juiste wachttijd voor niertransplantatie te voorspellen.
Het kiezen van een nier voor een bepaalde persoon gebeurt op basis van de
weefselovereenkomst met de donor. Het is dus mogelijk dat voor iemand die
nog maar pas op de wachtlijst staat toevallig vlug een nier wordt gevonden,
terwijl iemand die al lang op de wachtlijst staat nog moet wachten. Bij dezelfde
overeenkomst gaat degene met de langste wachttijd voor. Hierbij komt nog bij
dat hoe meer HLA-antistoffen men heeft, hoe kleiner de kans is op een snelle
transplantatie. Een transplantatie met een nier van een levende donor gebeurt
bij voorkeur vaker in een stadium waarin de ontvanger nog niet dialyseert.
Ook kunt u tijdelijk op non-actief (urgentie NT) op de wachtlijst staan,
bijvoorbeeld door ziekte, operatie of vakantie. Dit betekent niet dat u na herstel
weer helemaal onderaan de wachtlijst wordt geplaatst. Bij reactivering telt de
totale dialysetijd als wachttijd. De puntentelling gaat gewoon door.
Opgeroepen worden voor een transplantatie
Wanneer u op de wachtlijst staat, kunt u dag en nacht worden opgeroepen
voor transplantatie. Geef daarom uw adres en telefoonnummer(s), plus dat van
familieleden of buren door aan de dialyseverpleegkundige.
Zorg ervoor dat u ’s nachts bereikbaar bent. Om meer bewegingsvrijheid te
hebben kunt u een mobiele telefoon aanschaffen.
Wanneer u voor langere tijd van huis bent, geef dit dan door aan de
dialyseverpleegkundige en zorg er dan voor dat u in geval van een oproep wel
tijdig kunt terugkomen.
De oproep dat er een nier beschikbaar is, komt altijd onverwacht. De arts van
uw dialyseafdeling stelt u hiervan telefonisch op de hoogte. Omdat er maar
Niertransplantatie • F0796-2130 • november 2014
10
korte tijd mag verstrijken tussen de uitname van de nier bij de donor en de
transplantatie moet de transplantatie op korte termijn plaatsvinden.
Naar het ziekenhuis
Zodra u door de behandelende nefroloog opgeroepen bent, blijft u nuchter
(niets eten, drinken of roken) en volgt u de instructies van de behandelend
nefroloog op. De arts in uw eigen centrum zal u eventueel nog laten dialyseren.
Eenmaal aangekomen in het LUMC gaat u via de hoofdingang het ziekenhuis
binnen en meldt u zich aan de balie van de portier. Die zal u doorverwijzen
naar verpleegafdeling C10q (nierziekten/niertransplantatie).
Niet vergeten mee te nemen naar het ziekenhuis
• nachtkleding, kamerjas, pantoffels/slippers
• toiletartikelen, evt. scheerspullen
• thuismedicatie
• indien u peritoneaaldialyse doet CAPD-vloeistof en toebehoren
voor twee spoelingen
Opname op de transplantatieafdeling
Bij aankomst in het transplantatiecentrum worden er voorbereidingen voor
operatie getroffen. Het duurt enige tijd vanaf het moment van uw aankomst in
het ziekenhuis tot aan het tijdstip van opereren, meestal vier tot zes uur, soms
langer, soms ook korter.
Opnamegesprek
Er wordt een opnamegesprek gevoerd met een transplantatieverpleegkundige.
De verpleegkundige neemt de temperatuur bij u op; koorts kan immers infectie
betekenen en in dat geval gaat de operatie niet door. Uw bloeddruk wordt
gemeten en de pols geteld. Vervolgens zullen er nog een aantal onderzoeken
plaatsvinden zoals een longfoto, een hartfilmpje en er wordt bloed afgenomen
voor onderzoek. Dit om een indruk te krijgen van het functioneren van de
organen en om te bepalen of u nog moet dialyseren (als de arts van uw eigen
centrum dit nog niet gedaan heeft).
Niertransplantatie • F0796-2130 • november 2014
11
Buikspoeling
Als u buikspoelingen doet gaat u hiermee gewoon door totdat u naar de
operatiekamer gaat. Let wel: voordat u naar de operatiekamer gaat moet u
de laatste spoelvloeistof laten uitlopen (in geval van PD). U moet met “lege
buik”naar de operatiekamer gaan. U wordt nog onderzocht door de arts.
Eventueel wordt uw toestemming gevraagd om aan een onderzoek of studie
mee te doen.
Ondanks alle vooruitgang die er geboekt is, is niertransplantatie nog geen
standaard ingreep. Bij alle transplantaties gebeurt er nog onderzoek dat erop
gericht is de resultaten in de toekomst te verbeteren. Het kan dus zijn dat
u gevraagd wordt mee te doen aan op dat moment lopende onderzoeken.
Deze onderzoeken zijn altijd goedgekeurd door de Medisch Ethische
Commissie. Deze commissie waakt over het belang van de patiënten
Om uw shuntarm wordt een verband aangebracht met de mededeling dat
die arm niet gebruikt mag worden voor bloedafname of het meten van de
bloeddruk. Dit wordt ook op het bed vermeld.
Kruisproef
Verder wordt er een zogenaamde kruisproef verricht. Bloed van u en de donor
wordt gekruist om te zien of u antistoffen in het bloed hebt die gericht zijn
tegen het weefsel van de donor. Dit kan een aantal uren duren.
Een positieve kruisproef heeft tot gevolg dat de transplantatie niet kan
doorgaan. Het kan dus gebeuren dat ondanks de voorbereidingen de
transplantatie op het laatste moment niet doorgaat.
Als de nier in het LUMC is aangekomen, wordt deze nog geïnspecteerd door de
transplantatiechirurg. Blijkt dat er onverhoopt afwijkingen gevonden worden,
dan kan ook dit een reden zijn om de transplantatie niet door te laten gaan.
Ook griep of andere infecties kunnen reden zijn om u onverrichter zake naar
huis te laten gaan.
Kortom: onzekerheid blijft bestaan, totdat u op de operatiekamer bent
aangekomen.
Niertransplantatie • F0796-2130 • november 2014
12
Verdere voorbereidingen
U krijgt een laxerend middel toegediend via de anus om de darmen te legen.
Om infectiegevaar te beperken en genezing van de operatiewond te bevorderen
wordt uw huid voorbereid. De verpleegkundige scheert de haren van tepelhoogte
tot aan de knie en daarna neemt u een douche met een desinfecterende zeep.
U krijgt een operatiehemd aan en een armbandje met uw naam.
Kort voor de transplantatie krijgt u al medicijnen die het afweersysteem
onderdrukken (immunosuppressiva).
De operatie
Alles is nu klaar voor operatie. Deze vindt plaats onder algehele narcose.
De operatie duurt normaal gesproken ongeveer twee tot tweeënhalfuur.
Deze tijden zijn richttijden en de operatie bij u kan korter of langer duren.
De donornier wordt niet op de plaats van uw eigen nieren geplaatst, maar
laag in de onderbuik, net boven de lies. Dat is technisch beter uitvoerbaar.
De ader en slagader van de donornier zullen aangesloten worden op de
bloedvoorziening van de bekkenvaten en de urineleider op de blaas.
De nier blijft aan de buitenkant goed voelbaar. Wanneer u een CAPD-catheter
heeft kan deze blijven zitten. Soms is hij nog tijdelijk nodig na de operatie.
Hij zal pas verwijderd worden zodra de transplantatienier goed werkt. De eigen
nieren blijven zitten, tenzij dit om redenen zoals vermeld bij de
pre-transplantatieonderzoeken dit niet mogelijk is.
Tijdens de operatie worden er vlakbij de getransplanteerde nier wonddrains
(slangetjes) aangebracht om het wondvocht op te vangen. Een blaascatheter
wordt ingebracht om de urine onmiddellijk af te voeren, zodat uitrekken
van de bij de operatie geopende blaas wordt vermeden. Er wordt een centrale
lijn — een soort lang slangetje — ingebracht in een ader in de hals om de
vullingstoestand van uw bloedvaten te kunnen beoordelen rond de operatie.
Niertransplantatie • F0796-2130 • november 2014
13
Na de operatie
Na de operatie verblijft u een nacht op de Post Anesthesie Care Unit of op
de Intensive Care. U zult zich nog erg moe en slaperig voelen. De arts en
de verpleegkundigen houden nauwkeurig toezicht op uw toestand en op
alle sondes, drains en infusen. De eerste tijd worden de bloeddruk, pols en
temperatuur bewaakt met een monitor.
Na de operatie hebt u:
• een zuurstofslangetje voor het toedienen van zuurstof
• een infuus waardoor medicijnen en vocht toegediend worden
• twee of drie slangetjes (redon-drain of wonddrain) die tijdens de ingreep
rond de nieuwe nier worden aangebracht om na de operatie het overtollige
bloed en vocht te laten aflopen. Ze worden afhankelijk van de productie van
wondvocht meestal de derde dag verwijderd
• een blaascatheter die de urine afvoert uit de blaas en ervoor zorgt dat de
plaats waar de urineleider van de nieuwe nier in de blaas is vastgehecht niet
onder spanning komt te staan en rustig kan genezen. Ook zorgt de catheter
ervoor dat de verpleging de hoeveelheid geproduceerde urine in de gaten
kan houden. Het moment waarop de blaascatheter verwijderd kan worden
is afhankelijk van verschillende factoren
• een maaghevel/sonde. Tijdens de operatie hebben de darmen stilgelegen en
zij komen daarna weer langzaam op gang. Deze maagsonde dient ervoor om
alle overtollige maagsappen te verwijderen zodat u hier geen last van hebt.
De maagsonde wordt meestal de dag na de operatie verwijderd
• meestal een apparaatje voor pijnbestrijding. Dit houdt u in uw hand zodat u
uzelf pijnstilling kunt toedienen als dit nodig is
De bloeddruk, pols en vochthuishouding zullen de eerste twee dagen elk uur
gemeten worden om het functioneren van de geïmplanteerde nier te kunnen
volgen. Wanneer u terug bent op de niertransplantatieafdeling wordt dit terug
gebracht tot drie maal per dag.
Er wordt iedere morgen bloed geprikt en urine verzameld om te zien hoe de
nier functioneert. Een donornier werkt niet altijd onmiddellijk. U hoeft zich
Niertransplantatie • F0796-2130 • november 2014
14
niet ongerust te maken als de eerste tijd na de operatie nog dialyse nodig is.
Dat hoeft helemaal niet te betekenen dat de transplantatie niet gelukt is. Soms
moet u een paar weken of soms langer geduld hebben voordat de nier goed gaat
functioneren.
Mogelijke problemen tijdens en na de operatie
Er zijn grofweg drie redenen waarom een niertransplantatie niet het beoogde
resultaat geeft. Technische redenen, een beschadigde nier en/of de slechte
kwaliteit van de donornier en een afstoting zijn redenen waarom een
transplantatie niet goed lukt.
Dit kan definitief zijn; bijvoorbeeld een trombose in de nier, waardoor deze
verloren gaat. Het kan ook tijdelijk zijn, wat zich kan uiten in een langzamer
op gang komen van de nierfunctie; bijvoorbeeld als gevolg van beschadigingen
van bepaalde structuren in de nier die wel kunnen herstellen.
• een afstoting
Ondanks de medicijnen die u krijgt om afstoting te voorkomen, kan er zich
soms toch een afstoting voordoen. Deze afstoting doet zich meestal in de eerste
drie maanden na transplantatie voor. Een afstotingsreactie is een reactie van
het lichaam op het vreemde weefsel van de nier van de donor.
De afstoting gaat soms gepaard met verminderde urineproductie en verhoogde
bloeddruk en soms met koorts en pijn op de plaats van de nieuwe nier.
Doet een van deze klachten zich voor, dan hoeft dat niet te betekenen dat er
van een afstoting sprake is. Vaak zijn er juist geen tekenen van afstoting die u
als patiënt zult bemerken, maar geven bloeduitslagen aan dat de nier minder
goed werkt. Daarom wordt er ook zo vaak bloed geprikt na de transplantatie.
Wanneer een afstoting vermoed wordt, neemt men een biopsie uit de
transplantaatnier om een stukje nierweefsel onder de microscoop te bekijken.
Men kan dan zien of het inderdaad een afstoting is, of dat er een andere oorzaak
voor de verslechtering van de nierfunctie is.
Om afstoting te voorkomen is het van belang dat u de medicatie precies zo
inneemt zoals is uitgelegd. Helaas kan het voorkomen dat desondanks toch een
afstoting optreedt
Niertransplantatie • F0796-2130 • november 2014
15
Als eerste behandeling wordt meestal gekozen voor een driedaagse kuur
met een hoge dosering prednison die via een infuus in de arm wordt
toegediend. Een dergelijke behandeling is helaas in een aantal gevallen niet
afdoende en wordt dan gevolgd door een behandeling met Anti-ThymocytenGlobuline(ATG). Dit zijn zijn antilichamen die gericht zijn tegen de witte
bloedcellen die verantwoordelijk zijn voor de afstoting. Wanner deze
antilichamen aan deze witte bloedcellen binden, gaan deze cellen kapot.
ATG wordt gedurende tien dagen een aantal malen per infuus toegediend en
kan met name bij de eerste gift hevige bijwerkingen geven zoals koorts, koude
rillingen, braken en diarree.
In het algemeen is de afstotingsreactie hiermee onder controle. Indien dit
niet zo is, dan kan nogmaals prednison worden gegeven of een op ATGgelijkend middel.
• Complicaties op korte termijn
- De oorspronkelijke eigen nierziekte kan in sommige gevallen terugkeren
in de transplantatienier. De kans hierop en het tijdstip waarop het optreedt
zijn afhankelijk van de betreffende aandoening, meestal heeft dit niet veel
invloed op de transplantaatoverleving
- Hoge bloeddruk komt vaker voor na een transplantatie en kan doorgaans
met medicatie gereguleerd worden. Hier is uiteraard een natrium(zout)
beperking bij de voeding van belang. De hoge bloeddruk is vaak een gevolg
van afwijkingen in de eigen nieren
- Cytomegalievirus (CMV)
Als u voorheen deze virusinfectie nooit hebt doorgemaakt, hebt u hiertegen
ook geen afweer opgebouwd en kan dit de oorzaak zijn dat u zo’n infectie
ontwikkelt. Daarom krijgt u in veel gevallen uit voorzorg medicijnen die
moeten voorkomen dat u de infectie alsnog krijgt. Zelfs als u de infectie wel
hebt doorgemaakt, kan door gebruik van de anti-afstotingsmedicijnen een
opflakkering van deze infectie optreden. Als u onverhoopt toch een infectie
ontwikkelt, staan er verschillende medicijnen ter beschikking om deze
infectie te behandelen
- Soms lekt er urine uit de urineleider waar deze op de blaas is gehecht
of ontstaat er een vernauwing of zelfs een volledige verstopping van de
Niertransplantatie • F0796-2130 • november 2014
16
urineleider. Deze complicatie komt bij ongeveer 10% van de transplantaties
voor. Een operatie is vaak nodig om dit te herstellen
Tot aan deze operatie zal men doorgaans een nefrostomiecatheter
inbrengen. Dit is een dun slangetje dat onder plaatselijke verdoving via de
huid in de transplantaatnier wordt ingebracht. Zo wordt een goede afvoer
van urine bewerkstelligd en vindt er geen urinelekkage meer plaats.
- Urineweginfecties na transplantatie komen regelmatig voor en kunnen
behandeld worden met antibiotica
- Zeer zelden treedt er een vernauwing op van de nierslagader, hetgeen
betekent dat er dan te weinig bloedtoevoer naar de nier is. Als vermoed
wordt dat dit de reden is waarom de nier slechter functioneert, kan men
met contrastfoto’s of een MRA (een magneetscan van de bloedvaten) kijken
of er inderdaad een vernauwing is. Deze kan mogelijk verholpen worden
door te dotteren, waarbij met behulp van een ballonnetje geprobeerd wordt
de slagader wijder te maken
• Complicaties op langere termijn
In het algemeen kan worden gesteld dat de meest voorkomende
gezondheidheidsrisco’s voor de gehele bevolking liggen op het gebied van hart
-en vaatziekten en kanker. Helaas komen hart- en vaatziekte meer voor bij
dialysepatiënten dan bij anderen. Het ondergaan van een niertransplantatie
vermindert dit risico in vergelijking met dialyse maar resulteert nog altijd in
een verhoogd risico in vergelijking met gezonden. Daarom is het verstandig
om niet te roken. Het goed reguleren van de bloeddruk, cholesterol, gezonde
voeding en beweging zijn hierbij ook erg belangrijk.
Kanker, en vooral huidkanker, komt meer voor na een niertransplantatie
omdat alle medicijnen die afstoting proberen te voorkomen, ook de afweer
verminderen tegen kankercellen. U wordt dan ook geadviseerd uw huid te
beschermen tegen overmatige blootstelling aan ultraviolette straling (= zon)
omdat gebleken is dat dit de belangrijkste oorzaak van huidkanker is.
Niertransplantatie • F0796-2130 • november 2014
17
Leven met een nieuwe nier
Tijdens uw ziekenhuisverblijf zult u uitvoerig informatie krijgen over
medicatie, dieet, hoe u zelf een beginnende afstoting kunt herkennen, het
verloop van verdere polikliniekbezoeken en onderzoeken en welke activiteiten
vanaf welk tijdstip toegelaten zijn en welke niet. Een aantal aspecten hiervan
wordt hieronder toegelicht.
Medicatie
U zult nogal wat medicijnen moeten gaan gebruiken. Een aantal daarvan zult
u uw hele leven moeten blijven innemen. Deze medicijnen onderdrukken de
afweerreactie van uw lichaam. De dosering wordt regelmatig gecontroleerd via
bloedafname en zonodig aangepast. Er moet continu een bepaalde hoeveelheid
van deze medicijnen in uw bloed aanwezig zijn. Vlak na de transplantatie
kan de hoeveelheid dagelijks wisselen. Later kunnen aanpassingen van de
medicatie ook nodig blijven.
Het is heel belangrijk dat u uw medicijnen zeer gedisciplineerd
inneemt. Onregelmatig medicijn gebruik is er vaak de oorzaak van dat
een nier verloren gaat. Het is ook belangrijk om te weten dat nieuwe
voorgeschreven medicijnen een wisselwerking kunnen hebben met
medicijnen die al gebruikt worden. Het is van belang dat degene die de
medicijnen voorschrijft, dit altijd doet in overleg.
Het is goed mogelijk dat uw deelname wordt gevraagd aan een onderzoek
naar medicatie. Deze onderzoeken zijn van groot belang voor het optimaal
afstemmen van de afstotingsmedicatie en om de medische zorg zo optimaal
mogelijk te maken; niet alleen voor u maar ook voor patiënten na u.
Voeding na transplantatie
Na een niertransplantatie speelt goede voeding een belangrijke rol. Deze rol
is duidelijk anders dan voor de transplantatie. Voor herstel na de operatie
heeft het lichaam extra eiwit en energie nodig. Daarom is het van belang dat u
goed en voldoende eet. Mogelijk hebt u vocht- en dieetbeperkingen gehad die
nu aangepast kunnen worden. De diëtist komt in ieder geval eenmaal na de
transplantatie bij u langs.
Niertransplantatie • F0796-2130 • november 2014
18
Op langere termijn, te beginnen na ontslag uit het ziekenhuis, is het van
belang te eten volgens de richtlijnen goede voeding. Hierover zal de diëtist
uitleg geven en de folder “Goed van eten en drinken” verstrekken. Vooral zal
aandacht worden geschonken aan het voorkomen van voedselinfecties en
medicijngerelateerde bijwerkingen van onder andere Prednison en Neoral.
Met goede voeding kan dit gunstig beïnvloed worden. Na twee maanden hebt u
een vervolggesprek met de diëtist op de transplantatiepolikliniek.
Aandachtspunten bij folder “Goed van eten en drinken” (een uitgave van het
Voedingscentrum, Postbus 85700, 2508 CK Den Haag).
- Om een nieuwe nier (mits de functie goed is) optimaal te laten werken is
2,5 liter drinken per dag nodig
- De eerste dagen na de transplantatie is een zoutbeperking nog noodzakelijk.
Dit zorgt ervoor dat de vochtbalans en de bloeddruk zo goed mogelijk zijn
- Door gebruik van Prednison zijn sommige mensen geneigd meer te eten
dan nodig is. Sommigen komen daardoor te veel aan (dit kan oplopen tot
10 à 15 kg in het eerste jaar)
- Prednison kan op termijn leiden tot botverlies en geeft daardoor een
verhoogde kans op botbreuken. Voldoende kalk, regelmatige lichaams­
beweging en voldoende vitamine D zijn van belang. Het advies is om 5x
per dag melk/melkproducten (150 ml) en/of kaas te gebruiken
- Na transplantatie is door de verminderde afweer en het gebruik van
immunosuppressiva (= medicatie om de afstotingsreactie te onderdrukken)
de kans op een voedselinfectie vergroot. Helaas is een besmet product niet
altijd te herkennen. Voedsel dat er voor het oog goed uitziet, goed ruikt
en uitstekend smaakt kan toch zoveel bacteriën bevatten dat u er ziek
van wordt
Meer informatie hierover in “Voedsel veilig kopen, koken en bewaren”.
Brochure 148 van het Voedingscentrum, Postbus 85700, 2508 CK Den Haag,
telnr. 070 - 306 88 88.
Maatschappelijk werk
Tijdens de opname in het ziekenhuis krijgt u te maken met veel nieuwe
informatie, veel onderzoeken, contacten met verschillende disciplines en
Niertransplantatie • F0796-2130 • november 2014
19
verandering in privé-omstandigheden. Voor de opname hebt u zich misschien
niet gerealiseerd welke veranderingen deze ingreep teweeg zou kunnen
brengen bij uzelf en bij mensen in uw omgeving. U zult merken dat het team
op de transplantatieafdeling aandacht heeft voor deze voor u belangrijke
gebeurtenissen.
Toch kan het zijn dat uw omstandigheden specifieke begeleiding vragen;
u kunt dan denken aan:
• Hulp in de thuissituatie na ontslag
• Begeleiding van u en uw familie bij emotionele problemen als gevolg van de
opname
• Vragen over uw werksituatie of opleiding of financiële gevolgen
De maatschappelijk werker komt tijdens de opname kennis met u maken.
Met hem kunt u deze kwesties ook bespreken.
Naar huis
Als alles goed gaat, gaan transplantatiepatiënten binnen twee weken naar huis.
Als er complicaties optreden kan het uiteraard zijn dat de opnameduur langer
wordt. Van te voren worden alle punten die met het ontslag en de tijd erna
samenhangen, uitvoerig met u besproken. De eerste tijd is intensieve controle
noodzakelijk. Na een aantal maanden, als er geen bijkomende medische
redenen zijn, zult u waarschijnlijk met ruime tussenpozen een controle
krijgen. Daarvoor komt u op de polikliniek Nefrologie in het LUMC en na een
jaar weer in uw eigen ziekenhuis.
Geleidelijke terugkeer naar een “normaal” leven verloopt voor iedere
patiënt anders. Na verloop van tijd zult u zelf het beste aanvoelen wat uw
mogelijkheden en beperkingen zijn. Een actieve levensstijl wordt aanbevolen.
Uw behandelend nefroloog zorgt voor de nabehandeling op de polikliniek.
Zonodig betrekt hij, in overleg met u, er ook andere ziekenhuismedewerkers
bij, zoals chirurg, maatschappelijk werker of diëtist.
Werkhervatting
Over dit onderwerp zijn moeilijk uitspraken te doen. Sommige patiënten
voelen zich snel in staat om te werken. Anderen hebben hiervoor meer tijd
nodig. Natuurlijk hangt het ook af van de aard van uw werkzaamheden.
Niertransplantatie • F0796-2130 • november 2014
20
Wanneer u zich goed voelt en de behoefte hebt weer aan het werk te gaan,
bestaat hiertegen meestal geen bezwaar. Wel is het raadzaam dit met uw arts te
bespreken.
Sport
Sport na transplantatie kan heel goed. Het spreekt vanzelf dat sporten met
een verhoogd risico (bijvoorbeeld rugby en motorcross) niet de voorkeur
verdienen. Dit omdat de transplantatienier in het kleine bekken minder
beschermd is tegen stomp geweld.
Seksualiteit en zwangerschap
Reeds voor de niertransplantatie kunnen seksuele problemen ontstaan
door de nierziekte of bijvoorbeeld medicijnen. Bij mannen zijn dit
meestal een verminderd libido en erectiestoornissen; bij vrouwen kunnen
menstruatiestoornissen aanwezig zijn. Ook bepaalde medicijnen tegen
bijvoorbeeld hoge bloeddruk kunnen verantwoordelijk zijn voor seksuele
problemen.
Na een niertransplantatie kan de seksualiteit verbeteren. De seksuele beleving
kan beter worden. Hierbij kunnen mannen minder problemen hebben om een
erectie te krijgen en deze te behouden en vrouwen kunnen weer een normaal
menstruatiepatroon krijgen. Hierdoor kan het mogelijk zijn weer zwanger
te worden. Het wordt echter afgeraden om binnen een jaar na transplantatie
zwanger te worden. Het is dus belangrijk om adequate anticonceptie te
gebruiken.
Ook als er na een jaar een zwangerschapswens is, dient dit besproken te
worden met de nefroloog. Bepaalde medicijnen kunnen namelijk een
negatief effect hebben op de ongeboren vrucht. Verder hangt de kans op
een ongecompliceerde zwangerschap voor moeder en kind o.a. af van de
nierfunctie, eiwitverlies en bloeddruk van de moeder.
Bijwerkingen van medicijnen (bijvoorbeeld een vollemaansgezicht of acne bij
Prednison-gebruik en overmatige haargroei bij Neoral) psychische problemen
geven die de seksualiteit negatief kunnen beïnvloeden.
Het is ook mogelijk dat de seksualiteit niet verbetert na transplantatie.
De oorzaak kan liggen in vaatafwijkingen die al voor de transplantatie
Niertransplantatie • F0796-2130 • november 2014
21
bestonden. Bij erectiestoornissen kan de nefroloog u doorverwijzen naar
de uroloog die een behandeling met medicatie of hulpmiddelen kan
voorschrijven. De lichamelijke oorzaak bij vrouwen kan mogelijk met
medicijnen behandeld worden.
Na de transplantatie wordt verwacht dat het normale leven wordt opgepakt.
De behoefte aan seksueel contact kan toenemen. Het is begrijpelijk dat u na
een transplantatie angstig bent voor seksueel contact, omdat u bang bent voor
beschadigingen van de getransplanteerde nier. Dit is niet nodig omdat de nier
op een beschermde plaats geïmplanteerd is.
Vrouwen die immunosuppressiva gebruiken hebben een grotere kans om door
geslachtsgemeenschap een urineweginfectie te krijgen. U kunt dit voorkomen
door voor en na geslachtsgemeenschap te urineren en veel te drinken.
Mocht u geen vaste relatie hebben dan is het raadzaam om bij seksueel
contact condooms te gebruiken(zowel mannen als vrouwen) om seksueel
overdraagbare ziektes te voorkomen. Door gebruik van immunosuppressiva
bent u vatbaar.
Zonvoorschriften
De medicijnen die u gebruikt om een afstoting te voorkomen, zorgen ervoor
dat de huid inwerking van zonlicht niet goed verdraagt. Hierdoor hebt u meer
kans op huidziekten of huidkanker.
Hieronder geven wij een paar tips onder het motto: voorkomen is beter dan
genezen.
• Zo min mogelijk uitgebreide zonnebaden nemen, bij voorkeur niet tussen
12.00 - 15.00 uur
• Bij zonnig weer zorgen voor een goede bescherming van de huid door
kleding en zonnecrèmes. Deze crèmes dienen bij zonnig weer ook in de
schaduw te worden gebruikt, omdat er ook in schaduwgebied nog veel
ultraviolette stralen komen
• Maak weinig gebruik van hoogtezon, solaria of “bruinbaden”
• Bij twijfel, groei, verandering in aspect, bloeden en/of jeuken van
huidafwijkingen, dient u zo spoedig mogelijk een huidarts te raadplegen
Niertransplantatie • F0796-2130 • november 2014
22
Anonimiteit van de donor
De anonimiteit van de donor wordt te allen tijde gewaarborgd.
Wel is het mogelijk de nabestaanden van de donor te bedanken met een brief
of kaart. Dit moet volledig anoniem. De transplantatiecoördinatoren van ons
ziekenhuis dragen er zorg voor dat uw brief of kaart de nabestaanden bereikt.
Belangrijke telefoonnummers
MCH Westeinde
Algemeen nummer
Dialyseafdeling:
MCH Westeinde
Openingstijden:
Maandag t/m vrijdag
Zaterdag Zondag MCH Antoniushove
Openingstijden:
Maandag t/m vrijdag
Zaterdag Zondag (070) 330 20 00
(070) 330 21 28
7.30 - 16.00 uur.
7.30 - 16.00 uur.
8.30 - 17.00 uur.
(070) 357 40 34
7.30 - 16.00 uur.
7.30 - 16.00 uur.
8.30 - 17.00 uur.
Levende donatie LUMC
Wanneer u nierdonatie overweegt, neemt u dan contact op met een van deze
nummers: (071) 526 21 69 / 526 21 48
Mw. R.E. Dam coördinator ‘donatie bij leven’
Algemeen nummer LUMC
(071) 526 91 11, pieper 8992
(071) 526 91 11
Erasmus Medisch Centrum Rotterdam
Vragen naar poli niertransplantatie
(010) 463 92 22
Niertransplantatie • F0796-2130 • november 2014
23
Nierstichting Nederland
Groot Hertoginnelaan 34
Postbus 2020
1400 DA Bussum
www.nierstichting.nl
[email protected]
Niertransplantatie • F0796-2130 • november 2014
(035) 697 80 00
24