De leden van de Uniecommissie internationale zaken Datum ons kenmerk contactpersoon 7 februari 2014 70143/IP M.G. de Ruijter bijlage(n) uw kenmerk e-mail CINTER 14-1 t/m 8 - [email protected] Betreft doorkiesnummer vergadering d.d. 21 februari 2014 070 351 97 56 AGENDA voor de vergadering van de Uniecommissie internationale zaken te houden op: vrijdag 21 februari 2014 in het Waterschapshuis, Stationsplein 89, te Amersfoort, aanvang 13.00 uur. 1. Opening. 2. Verslag vergadering CINTER d.d. 8 november 2013 (bijlage CINTER 14-1. Ter vaststelling). 3. Voortgang krachtenbundeling internationale samenwerking (bijlagen CINTER 14-2a t/m d. Ter besluitvorming). Tijdens dit agendapunt zal het communicatiebureau Lime Square naam en logo van het internationale gezicht van de Unie van Waterschappen presenteren. Gevraagd besluit Gevraagd wordt: Te bepalen of de notitie “Krachtenbundeling binnen internationale samenwerking” als basis kan dienen voor een discussie over krachtenbundeling binnen de individuele waterschappen. Te bepalen of er aanvullend op de notie, nog middelen en/of acties nodig zijn om krachtenbundeling binnen de individuele waterschappen op een goede wijze te kunnen agenderen. Het “Werkplan centraal loket internationale samenwerking 2014”vast te stellen. Alle vragen om internationale samenwerking vanaf nu daadwerkelijk te melden bij het centrale loket. Kennis te nemen van de presentatie van naam en logo van het centrale loket door het bureau Lime Square. Pagina 2 van 2 Kennis te nemen van de bijeenkomst “meer halen uit internationale samenwerking” op 20 februari. 4. Jaarlijkse rapportage focuslanden (bijlagen CINTER 14-3a t/ L. Ter besluitvorming). Gevraagd besluit Aan uw commissie wordt: Gevraagd om de voortgang in de verschillende focuslanden te bespreken. Voorgesteld om in een volgende vergadering van uw commissie CINTER de landencoördinator Indonesië uit te nodigen voor een nadere analyse van de voortgang. Voorgesteld op dit moment geen nieuwe focuslanden vast te stellen. 5. Mededelingen (bijlagen CINTER 13-4 t/m 8. Ter kennisname). 6. Rondvraag. 7. Sluiting. Bijlage CINTER 14-1 Verslag Agendapunt 2 Vergadering van de Uniecommissie internationale zaken gehouden op 8 november 2013 Aanwezig J. Bartelds, B.J.M. Besselink, mw. M.S. Brouwer, A.C.M. van Eekhout, P. A. E. van Erkelens, J.F. de Jong, G.J. Doornbos (voorzitter), M.A.P. van Haersma Buma, J. A. M. Hoon, mw. S. van Hunen (ap 3), A.F. Kolkman, mw. C. Moonen, L.H.M. Kohsiek, O. Ferf Jentink (ap. 4), P.J.M. Poelmann, mw. A.J.M. Schelwald-van der Kley, H. Pluckel, R.L.M. Sleijpen, mw P.Dobbelaar (ipv L.H.J. Verheijen), P. Langeveld (Uniebureau), M.J.A. van der Werf, (Uniebureau), M.G. de Ruijter (secretaris). Verhinderd Mw. C.C. Alma, R.W. Bleker, H.J. Kelderman, mw. M.M. Kool, mw. J. Lamberts-Grotenhuis, H.A. Meek, J. H. Oosters, A.J.G. Poppelaars. 1. Opening. De voorzitter opent de vergadering en heet mevrouw Van Hunen en de heer Ferf Jentink van harte welkom. In verband met vervolgafspraken van sommige leden, wordt agendapunt 5 als tweede agendapunt behandeld na de presentatie van de heer Ferf Jentink. 2. Verslag vergadering Uniecommissie internationale zaken gehouden op 13 september 2013 (bijlagen CINTER 13-31). Het verslag wordt goedgekeurd. 3. Leren in internationale samenwerking (bijlagen CINTER 13-32a en b). Door de mevrouw van Hunen wordt een presentatie over haar afstudeeronderzoek naar leren in internationalesamenwerking gehouden. Er wordt door in het buitenland actieve medewerkers van waterschappen geleerd op alle 9 onderzochte competentieclusters. Deze competenties zijn specifiek gericht op werken in het buitenland, maar komen allen terug in de competentieprofielen van waterschapsmedewerkers. Verder fungeert buitenlandwerk als spiegel en het leidt tot enthousiasme en motivatie voor het eigen werk in Nederland. Kennisdeling vindt beperkt plaats. De behoefte om kennis te delen is over het algemeen groter dan de behoefte om kennis te ontvangen. Belangrijkste aanbevelingen Zet internationale samenwerking vanuit strategisch beleid expliciet in voor verdere ontwikkeling van medewerkers en het vinden van nieuwe oplossingen voor (toekomstige) opgaven. Integreer buitenlandwerk waar mogelijk met taken die in Nederland worden uitgevoerd door het waterschap, daardoor wordt het logischer onderdeel van de beroepspraktijk hier. Pagina 2 van 4 Scherp het HRM-beleid aan zodat een bewust werkproces in een internationaal project eveneens een bewust leerproces wordt en het bijdraagt aan actieve ontwikkeling van medewerkers. Maak in buitenlandprojecten de eigen leerdoelen expliciet om informatie-uitwisseling te verbeteren en het eigen leerrendement te verhogen. Koppel internationale samenwerking aan innovatie. Breng focus aan in de internationale samenwerking op basis van de toegevoegde waarde van waterschappen en de kennis/innovatieagenda. Train, waar nodig, medewerkers in reflectie en conceptualisatie van ervaringen. Maak hiertoe ook gebruik van vragenlijsten als medewerkers terugkomen van een missie. Train waar nodig medewerkers in didactische vaardigheden. Laat kennisdelen binnen de eigen organisatie expliciet onderdeel uitmaken van buitenlandse projecten. Dit door ze vanaf het begin actief te zoeken naar koppeling met andere projecten en dagelijks werk, en aan het eind specifieke activiteiten te organiseren om kennis over te dragen. Evalueer projecten op de gekozen werkwijze om kennis uit te wisselen. Actualiseer de door de Unie van Waterschappen ontwikkelde praktische gids “Internationale Uitzending van Short Term Experts op basis van de aanbevelingen. Gebruik de gids consequent. Door de aanwezigen wordt de inhoud van de presentatie onderschreven. Opgemerkt wordt dat vragen uit het buitenland vooral op het gebied van watergovernance liggen. Waterschappen kunnen veel leren van de organisatie van onderop in het buitenland. Ook technisch is er veel te leren in het buitenland. Op het gebied van de waterzuivering wordt China hierbij als voorbeeld genoemd. Besloten wordt: De aanbevelingen van het onderzoek van Shelitha van Hunen binnen het eigen waterschap te agenderen met als doel deze te laten implementeren. Het bestuur van de Unie van Waterschapen te adviseren de aanbevelingen uit het onderzoek mee te nemen bij het versterken van de krachtenbundeling in internationale samenwerking. 4. Presentatie Wereld Waternet Door de heer Ferf Jentink van Wereld Waternet wordt in het kader van de versterking krachtenbundeling internationale samenwerking een presentatie gehouden over: de organisatie en werkwijze van Wereld Waternet, de manier waarop Wereld Waternet intern draagvlak voor internationale samenwerking weet te verkrijgen en de wijze waarop Wereld Waternet samenwerkt met het bedrijfsleven. Hij noemt de mogelijkheid dat Wereld Waternet als coördinatiepunt voor internationale samenwerking van waterschappen te laten fungeren. Dit wordt in de discussie onder punt 5 meegenomen. Naar aanleiding van vragen vanuit de vergadering geeft de heer Ferf Jentink aan dat de partners in Wereld Waternet daarvoor al actief waren op het gebied van internationale samenwerking. Er is een groeiende samenwerking met andere waterschappen maar deze vindt ad hoc plaats. 5. Versterking krachtenbundeling internationale samenwerking (bijlagen CINTER 13-33a en b). Binnen de vergadering is er brede waardering voor notie “Versterking krachtenbundeling internationale samenwerking”. De in de notitie beschreven richting die uitgaat van een groeitraject binnen de Unie van Waterschappen waarin draagvlak vooropstaat wordt onder- 05.02.2014 CINTER/IP 70144 Pagina 3 van 4 schreven. De vergadering adviseert het dagelijks bestuur van de Unie van Waterschappen om één coördinatiepunt voor internationale samenwerking bij de Unie van Waterschappen in te voeren. Tevens adviseert de vergadering het dagelijks bestuur van de Unie van Waterschappen tot een formele positie van de Unielandencoördinatoren te komen. Voor sommigen had de richting ambitieuzer mogen zijn. Het groeitraject sluit een doorgroei mogelijk naar een aparte organisatie niet uit. Dit vergt echter wel een nieuw besluitvormingstraject. De organisatie dient altijd zo ingericht te worden dat waterschappen de vruchten van internationale samenwerking op het gebied van HRM, kennisontwikkeling, maatschappelijk verantwoord ondernemen, en regionaal bestuurlijk netwerk blijven plukken. Van Wereld Waternet valt veel te leren. De vergadering adviseert het bestuur in overleg te treden met Wereld Waternet. Verder worden de volgende opmerkingen gemaakt: Het gezamenlijk oppakken van internationale samenwerking geeft een goede prikkel richting individuele waterschappen. Nauwe banden met ambassades, drinkwaterbedrijven, het “Local Government Capacity programme” van VNG international, NWB Fonds, Water Governance Centre, en Topsector Water zijn van groot belang. Waterschappen kunnen een belangrijke rol spelen in het matchen van het bedrijfsleven met overheden. Internationale samenwerking door waterschappen is goed uitlegbaar. Wil je aan de top blijven dan moet je leren van buitenlandse toppers. Hou scherp in de gaten of de ambities wel binnen de Uniebegroting waargemaakt kunnen worden. Er dient ruimte te blijven voor eigen projecten of projectleiderschap. Evalueer projecten. Ook van mislukkingen kan geleerd worden. Er mist nog een gedeelde visie en ambitie. Ook voor de focuslanden. De voorzitter is blij met de positieve discussie in de vergadering en neemt zal de adviezen in het bestuur agenderen. Krachtenbundeling is het hoofdthema van de Uniecommissie internationale zaken. In de volgende vergadering komen de focuslanden aan de orde evenals de benodigde en bij waterschappen beschikbare capaciteit voor internationale samenwerking. 6. Disaster Risk Reduction (DRR) faciliteit (bijlage CINTER 14-34). De vergadering besluit het bestuur te adviseren de vraag om experts met betrekking tot de DRR faciliteit water gezamenlijk op te pakken. Dit via het coördinatiepunt bij de Unie van Waterschappen. Ook bij noodhulp kunnen we als waterschappen een bijdrage leveren. Hiervoor ontbreekt echter nog een nationaal coördinatiepunt voor internationale maar ook nationale calamiteiten. Stem af met het coördinatiepunt in Brussel. 7. Mededelingen (bijlagen CINTER 13-35 t/m 41). Door de heer Langeveld wordt aangegeven dat het tweede conceptrappport van de OESOstudie later is verstuurd dan aangegeven. Het rapport is evenwichtiger dan het eerste conceptrapport. Wel wordt gesproken over een, in de optiek van het ministerie van I&M en UvW overbodige, onafhankelijke toezichthouder op het gebied van water. Ook is nog niet expliciet vermeld dat verbeteringen binnen de bestaande structuur plaats kunnen vinden. Er is met behulp van de meelezers een gezamenlijke reactie met het ministerie van I&M voorbereid, Daarnaast is er met het kabinet een proces gestart over de beleidsagenda op basis van de OESO-studie. 05.02.2014 CINTER/IP 70144 Pagina 4 van 4 Er wordt gewezen op het advies van de Raad van State over bestuurlijke herindeling. Gevraagd wordt naar de mogelijke impact van een ander onderzoek van de OESO. Het gaar hierbij om een onderzoek naar regionale economische ontwikkelingen inclusief bestuurlijke aspecten. Dit onderzoek wordt vanuit het Uniebureau gevolgd. De voorzitter complimenteert het Uniebureau voor de inzet bij de OESO-studie en de lobby voor het voorzitterschap van Peter Glas bij het Water Governance Initiative van de OESO. 8. Rondvraag. Gevraagd wordt naar de aansluiting op Europese subsidiemogelijkheden. Door Mark van der Werf wordt gewezen op de in de CINTER van 13 september gegeven presentatie over dit onderwerp en de deelname vanuit de Unie van Waterschappen aan het Europese innovatieplatform WssTP. 9. Sluiting. Niets meer aan de orde zijnde sluit de voorzitter de vergadering. 05.02.2014 CINTER/IP 70144
© Copyright 2024 ExpyDoc