Klik hier om het memorandum te openen in pdf

Belastingadviseurs
Europese Raad van Ministers nadert akkoord over patentboxregimes
Eerder berichtten wij al over de overeenstemming die de Europese Raad van Ministers van
Economische en Financiële Zaken (Ecofin) op 9 december 2014 bereikte over wijzigingen in de
Moeder-dochterrichtlijn en de richtlijn die ziet op het automatisch uitwisselen van inlichtingen.
Hoewel er geen openbare behandeling over plaatsvond, is inmiddels ook meer bekend geworden
over de toekomst van de Europese patentboxregimes. In dit memorandum gaan wij in op de
internationale ontwikkelingen op dit gebied en de (mogelijke) gevolgen daarvan voor Nederland.
Achtergrond en OESO
Diverse landen, waaronder ook enkele lidstaten van de Europese Unie (EU), hanteren fiscale
instrumenten om innovatie te bevorderen, zoals het bieden van de mogelijkheid om met immateriële
activa behaalde winsten tegen een voordelig tarief te laten belasten. Deze zogenoemde innovatie- en
patentboxen (in Nederland: de innovatiebox) zijn in verschillend verband onderwerp van gesprek: in
OESO-verband via het Forum on Harmful Tax Practices (FHTP) en in EU-verband via de
EU-Gedragscodegroep (Code of Conduct for business taxation) en de Europese Commissie (met
betrekking tot mogelijke staatssteun). De regimes zijn namelijk enerzijds van belang om onderzoek
en ontwikkeling te stimuleren, maar kunnen anderzijds concurrentieverstorend werken.
Om de (veronderstelde) nadelen van de regimes te ondervangen en invulling te geven aan een
substancegerichte benadering heeft de OESO in het op 16 september 2014 uitgebrachte rapport over
BEPS Action 5 (Countering Harmful Tax Practices More Effectively) een voorkeur uitgesproken
voor een ‘substantial activity requirement’. Deze eis wordt ingevuld door een zogenoemde
nexusbenadering, die het jurisdicties toestaat om voordelen toe te kennen aan inkomen uit
intellectueel eigendom (IP) zo lang er een directe nexus (verband) bestaat tussen het gefaciliteerde
inkomen en de kosten die bijdragen aan dat inkomen. Deze kosten vormen in feite de invulling van
de toets of sprake is van substantial activity. Alleen die kosten kwalificeren die zijn ontstaan uit
daadwerkelijk door de belastingplichtige zelf verrichte research & development (R&D). Kosten voor
door gelieerde partijen uitgevoerde activiteiten (outsourcing) en aangekocht intellectueel eigendom
kwalificeren daarom in beginsel niet.
Het voorgaande laat zich in de volgende formule samenvatten:
Kwalificerende kosten gemaakt voor de
ontwikkeling van een IP-asset
---------------------------------------------------Totale kosten gemaakt voor de ontwikkeling van
een IP-asset
x totale inkomen
voortkomend uit een
IP-asset
= toerekenbaar
IP-inkomen voor het
IP-regime
Belastingadviseurs
Pagina 2
Verder is van belang dat het begrip ‘IP-asset’ in de hiervoor beschreven benadering alleen patenten
bevat en IP-assets die functioneel gelijk zijn aan patenten, indien ze zowel wettelijk beschermd zijn
als onderworpen aan soortgelijke goedkeurings- en registratieprocedures. Dit zou betekenen dat
‘niet-patenteerbare’ innovaties niet in aanmerking komen.
Duits-Brits voorstel
Medio november 2014 hebben Duitsland en het Verenigd Koninkrijk een gezamenlijk voorstel
gedaan om de hiervoor besproken nexusbenadering van de OESO te versoepelen. Voorgesteld is om
de kwalificerende kosten – de teller in de hiervoor opgenomen breuk – te verhogen met kosten voor
aangekocht IP en kosten met betrekking tot aan gelieerde partijen uitbesteed R&D, met een
maximum van 30% van de (wel) kwalificerende kosten. Hierdoor valt een groter deel van het
IP-inkomen onder het IP-regime. Nadien is men in het FHTP tot een akkoord gekomen over deze
aanpassing, ook wel de ‘modified nexus approach’ genoemd. Het akkoord zal in 2015 overigens nog
aan de Raad van Ministers van de OESO en uiteindelijk aan de G20 moeten worden voorgelegd.
EU: Gedragscodegroep en akkoord Ecofin
In december 2013 heeft de Ecofin aan de EU-Gedragscodegroep gevraagd om alle patentboxregimes
in de EU te beoordelen. Daarbij moesten wel de OESO-ontwikkelingen in aanmerking worden
genomen. De EU-Gedragscodegroep heeft recent aan de Ecofin gerapporteerd dat hij de in het FHTP
besproken modified nexus approach onderschrijft, dat de EU-patentboxregimes hiermee niet
verenigbaar zijn en dat deze dus moeten worden aangepast. Nederland heeft als enige lidstaat een
voorbehoud gemaakt (zie hierna). Op 9 december 2014 heeft de Ecofin de conclusies van de
Gedragscodegroep overgenomen.
Overgangsrecht
Van groot belang is dat onder het besproken voorstel tot uiterlijk 30 juni 2021 gebruik mag worden
gemaakt van de huidige innovatie- en patentboxregimes. Vanaf 1 juli 2021 moeten alle innovatie- en
patentboxregimes dus voldoen aan de nieuwe kenmerken. Bestaande regimes mogen verder nog tot
30 juni 2016 open blijven staan voor nieuwe toetreders. In verband hiermee zal nog wel worden
nagedacht over het voorkomen van misbruik. Soortgelijk overgangsrecht als hier besproken maakt
overigens ook deel uit van het Duits-Britse voorstel.
Vervolgstappen
EU
Het wetgevende proces dat nodig is om de verandering van de Europese patentboxregimes door te
voeren zal in 2015 aanvangen. Verder zal worden nagedacht over het identificeren van (al dan niet
kwalificerende) ontwikkelingskosten (‘tracking and tracing’) en over een overgangsregeling om de
Belastingadviseurs
Pagina 3
IP van bestaande regimes over te brengen naar nieuwe regimes. De EU-Gedragscodegroep zal
hierover uiterlijk in juni 2015 rapporteren.
OESO
In de komende maanden zal in het FHTP verder worden gesproken over de details van de modified
nexus approach, inclusief tracking and tracing. Het definitieve rapport over BEPS Action 5 zal naar
verwachting in september 2015 worden gepubliceerd.
Nederland: mogelijke gevolgen en inzet
Zoals gezegd heeft Nederland als enige lidstaat een voorbehoud gemaakt bij het rapport van de
EU-Gedragscodegroep. Uit het op 12 december 2014 door de staatssecretaris van Financiën aan de
Tweede Kamer toegezonden verslag van de Ecofin blijkt dat dit voorbehoud ziet op de reikwijdte
van het begrip IP-asset, die bepalend is voor de winsten die aan een innovatie- of patentbox kunnen
worden toegerekend. In het verslag geeft de staatssecretaris aan dat het voor de concurrentiepositie
van met name het MKB belangrijk is dat innovatieboxen niet beperkt worden tot patenten, maar dat
ook winsten die voortvloeien uit werkzaamheden waarvoor een S&O-verklaring is afgegeven
(S&O-innovaties) binnen de innovatiebox blijven vallen. Voor het MKB is het aanvragen van een
patent immers veelal een (te) duur proces, terwijl de MKB-ondernemingen wel (meer dan)
voldoende band hebben met de lidstaat van vestiging. Nederland heeft in dit verband een
schriftelijke verklaring laten toevoegen aan de notulen van de Ecofin-vergadering. In zijn brief aan
de Tweede Kamer van 4 december 2014 had de staatssecretaris ook al aangegeven dat Nederland
zich in EU- en OESO-verband sterk zal (blijven) maken om S&O-innovaties ook onder de
toekomstige innovatiebox te laten vallen. Het is op dit moment echter onzeker of het in deze opzet
zal slagen.
Indien u meer informatie wenst over dit onderwerp, zijn onze adviseurs u vanzelfsprekend graag van
dienst.
Meijburg & Co
december 2014
De in dit memorandum opgenomen informatie is van algemene aard en heeft geen betrekking op de specifieke
omstandigheden van een bepaald individu of een bepaalde entiteit. Hoewel bij de totstandkoming van dit
memorandum de grootst mogelijke zorgvuldigheid is betracht, kunnen wij niet garanderen dat de daarin
opgenomen informatie op de datum van ontvangst juist en volledig is of dat in de toekomst zal blijven. Op grond
van deze informatie dient geen actie ondernomen te worden zonder adequate professionele advisering na een
grondig onderzoek van de specifiek van toepassing zijnde situatie.