dentista| Implantologie: vast en zeker! Tandarts Mondhygiënist Assistent Praktijkmanager Sinuslifting, Summers of korte implantaten Welke dentista behandelkeuze bij welke situatie? Tandarts Mondhygiënist Assistent Praktijkmanager A l na 10 weken in de baarmoeder start bij een menselijk embryo de ontwikkeling van de neusbijholte, ook wel de sinus genoemd. Het kleine volume bij de geboorte, zo’n 2 cm3, neemt tot circa het twintigste levensjaar gestaag toe tot een volume van gemiddeld 30 cm3. Dit natuurlijke proces wordt veroorzaakt door osteoclasten (botafbrekende cellen) die zorgen voor afbraak van de wanden. Dit proces wordt pneumatisatie genoemd en is normaal een symmetrisch proces tussen de linker en rechte zijde. De uiteindelijke mate van pneumatisatie wordt bepaald door erfelijkheid, botdichtheid en sinusluchtdruk. Over de functie van de neusbijholte en pneumatisatie hiervan bestaan globaal vier theoriën: gewichtsbe- Gepneumatiseerde sinus Frank Andriessen en David Rijkens sparing bij toename hoofdomvang, klankkast als onderdeel van de stem/ spraak, kreukelzone voor het gelaat en als laatste wordt het reguleren van de temperatuur van de hersenen genoemd door luchtcirculatie.1 Pneumatisatie Als een element verloren gaat, zal de sinus op deze plek na verloop van tijd uitzakken. De oorzaak hiervan is vermoedelijk verlies van functie door de afname van botbelasting. De hoogte van het verticale verlies is groter bij de molaren dan bij de premolaren. Door een grotere extractie-alveole duurt de genezing langer en heeft de sinusbodem dus meer tijd om uit te zakken. Ook na genezing van de extractie-alveole zal de sinusbodem in de meeste gevallen langzaam blijven pneumatiseren als door verlies van elementen geen belasting meer plaatsvindt. Indien sprake is van gefaseerde extractie van de bovenmolaren kan de bodem een grillig verloop krijgen, waarbij er tussenschotten - zogenaamde septa - dentista| Implantologie: vast en zeker! Tandarts dentista Mondhygiënist Tandarts Assistent Praktijkmanager Mondhygiënist Assistent Praktijkmanager Figuur 1. Te weinig bothoogte beschikbaar op locatie 16. Figuur 2. Situatie na opklappen van de gingiva. Figuur 3. Met ultrasoon instrumentarium (piëzotome) geprepareerd luikje. Figuur 4. Luikje direct na prepareren. Figuur 5. Na wegnemen van het luikje is het Schneiderse membraan duidelijk zichtbaar. Let ook op het bloedvaatje dat op het membraan loopt (zie witte pijl). Figuur 6. Met speciaal instrumentarium wordt het Schneiderse membraan voorzichtig losgemaakt en naar boven “geduwd”. ontstaan. Als vervolgens ook nog de processsus zelf resorbeert kan dit resulteren in eierschil-dik bot. Pneumatisatie van de sinus is een natuurlijk verschijnsel en zal niet tot klachten leiden. Een probleem doet zich echter voor als we op deze positie willen implanteren. Naast voldoende botbreedte is natuurlijk voldoende bothoogte nodig om het implantaat zo te kunnen plaatsen dat deze de sinusbodem met bekleding niet perforeert, hetgeen kan leiden tot chronische neusbijholteklachten. Als er sprake is van weinig verticale bothoogte zijn er diverse behandelopties om toch implantaten te kunnen plaatsen. Zo kan de sinus deels worden opgevuld. Ook korte implantaten worden steeds populairder. In deze editie van Vast en Zeker worden de verschillende implantologische behandelopties bij een uitgezakte sinus op een rijtje gezet. dentista| 47 Tandarts Mondhygiënist Assistent Praktijkmanager Laterale sinusbodemelevatie De eerste laterale sinusbodemelevatie werd uitgevoerd in 1974 door Dr. Hilt Tatum Jr. Deze techniek werd later bekend als de lateral window approach en is inmiddels niet meer weg te denken uit de implantologie. De behandeling is een voorspelbare behandeling voor het verkrijgen van voldoende bothoogte.2,3 Bij een laterale sinusbodemelevatie dient het mucoperiost opgeklapt te worden zodat de laterale zijde van de sinuswand te benaderen is (afb. 2). Aan de laterale zijde van het bot wordt vervolgens een luikje geprepareerd. Dit kan worden gedaan met een boor of – veiliger – met ultrasoon instrumentarium (afb. 3). Na het prepareren van het luikje (afb. 4) wordt het Schneiderse membraan zichtbaar. Soms wordt het luikje weggehaald (afb. 5), maar het luikje kan ook blijven zitten en naar binnen worden geklapt. Figuur 7. Het Schneiderse membraan is heel gebleven en omhoog geduwd. De ontstane ruimte (zie pijl) kan nu worden opgevuld met een botvervangend materiaal. Figuur 8. In dit geval is Bio Oss gebruikt om de ruimte op te vullen. dentista| Implantologie: vast en zeker! Tandarts dentista Mondhygiënist Assistent Tandarts Praktijkmanager Mondhygiënist Assistent Praktijkmanager Figuur 9. Het implantaat wordt direct geplaatst: Na plaatsing wordt de sinus verder opgevuld met Bio Oss. Figuur 10. Röntgenologisch beeld na zes maanden bij afdrukken. Figuur 11. Eindresultaat. Figuur 12. Situatie waarbij een sinuslift met de Summersmethode uitkomst biedt om een 10 mm implantaat te kunnen plaatsen. Figuur 13. Na het voorzichtig prepareren van het boorgat tot 2 mm van het dak van de sinus wordt met een instrument (osteotoom) het dak van de sinus voorzichtig omhoog getikt. Figuur 14. Met een chirurgisch hamertje wordt voorzichtig getikt. Figuur 15. Situatie direct na plaatsen van het implantaat: het implantaat lijkt in de sinus te staan. Figuur 16. Situatie na 6 maanden: bootaangroei heeft plaatsgevonden bij het meest apicale gedeelte van het implantaat (zie pijlen). Vervolgens wordt met speciaal instrumentarium het Schneiderse membraan “gelift” (afb. 6). Voorzichtigheid moet in acht worden genomen om te voorkomen dat het veelal flinterdunne membraan scheurt. Er ontstaat vervolgens een ruimte (afb. 7) die opgevuld kan worden met autoloog bot, een botsubstituut of een mix van beide. Veelal kan ook direct het implantaat worden geplaatst (afb. 9), mits het implantaat voldoende vastgezet kan worden. Bij te weinig stabiliteit, meestal bij minder dan 3 mm botdikte, dient het plaatsen van het implantaat uitgesteld te worden tot het moment dat het aangebrachte bot in de sinus voldoende is gestabiliseerd. In de opvolgende maanden moet er nu langzaam ingroei gaan plaatsvinden van eigen bot. Dit is een langzaam proces. Er moet dan ook doorgaans tussen de 6 en 8 maanden worden gewacht alvorens het implantaat vrij gelegd en belast kan worden. Summers Techniek In 1994 introduceerde Dr. R. Summers een minder invasieve techniek om een sinuslift uit te voeren dan de laterale sinusbodemelevatie.4 Bij zijn techniek hoeft de sinus niet lateraal benadert te worden, waardoor deze eenvoudiger en sneller is uit te voeren. De laatste jaren is deze techniek bekend geworden als de Summers osteotoom intracrestale sinuslift techniek, kortweg Summers-techniek. Bij de Summers-techniek wordt met instrumenten (osteotomen) voorzichtig het dak van de sinus - via de implantaatpreparatie in de kaakwal - enkele millimeters omhoog getikt met een chirurgisch hamertje (afb. 14). Belangrijk is dat het Schneiderse-membaan bij deze techniek intact blijft. Voordelen van deze techniek zijn de beperkte nabezwaren en de snelheid waarmee de behandeling kan worden uitge- dentista| Implantologie: vast en zeker! Tandarts voerd. Het zogenaamde “optikken” tijdens de behandeling kan echter wel even als vervelend worden ervaren. Verdere beperking is het indirecte zicht, waarbij een mogelijke perforatie van het membraan onopgemerkt kan blijven. Er is met deze techniek slechts een beperkte winst te behalen in bothoogte van zo’n twee à vier mm. Bij een meer gepneumatiseerde sinus is het veiliger gebruik te maken van een laterale sinuslift waarbij sprake is van direct zicht.2,3 Korte implantaten In de beginjaren van de implantologie werden bij voorkeur zo lang mogelijke implantaten gebruikt. Implantaten van 16-18mm waren niet ongebruikelijk. Hierbij was er dan meestal sprake van een implantaat/ kroonratio van minder dan 0,5. Ofwel; het implantaat is twee keer zo lang als de kroon. Door de komst van sterkere componenten, ruwere oppervlaktes en meer wetenschappelijke kennis worden tegenwoordig vooral implantaten in de range van 8-13mm gebruikt. Ook met deze lengte doet zich regelmatig een situatie voor waarbij er onvoldoende verticale hoogte is tot de sinusbodem of tot de nervus alveolaris inferior. Om uitgebreide botopbouwen of sinusbodemelevaties te kunnen vermijden worden er steeds kortere implantaten ontwikkeld. Zo levert een aantal fabrikanten inmiddels 4 mm-implantaten. De indicatie van deze extreem korte implantaten is nog beperkt en de lange-termijnonderzoeken zijn nog schaars. Langzaam wordt echter duidelijk dat een implantaat/kroonratio van 2 - oftwel een kort implantaat met twee keer langere kroon - in bepaalde indicaties een betrouwbare behandeling kan zijn.5 Een vijfjaars onderzoek waarbij twee 11 mm-implantaten werden vergeleken met twee 6 mm-implantaten liet geen statistisch verschil in overleving zien.6 Wel moet worden opgemerkt dat het in dit onderzoek ging om verblokte kronen in de onderkaak. De conclusies van dit onderzoek kunnen dan ook niet di- dentista| 49 Tandarts Mondhygiënist Assistent Praktijkmanager Mondhygiënist Assistent Praktijkmanager rect doorgetrokken worden voor de situatie in de bovenkaak. Conclusie Er zijn diverse behandelmethodes beschikbaar om toch implantaten te kunnen plaatsen als de bothoogte in de bovenkaak beperkt is door pneumatisatie van de sinus maxilTandarts laris. Elk van de besproken behandelmethodes heeft zijn eigen indicatiegebied. Bij zeer weinig resterend bot is een laterale ophoging meestal de enige mogelijkheid. Indien er slechts enkele millimeters aan hoogte gewonnen hoeft te worden kan de Summers-techniek soms de voorkeur hebben. dentista Mondhygiënist Assistent Praktijkmanager Waar vroeger implantaten van 1618mm werden geplaatst, is tegenwoordig een range van 8-13mm de standaard geworden. Extreem korte implantaten van 4-6 mm lijken veelbelovend, maar lange-termijn onderzoek is nog schaars en de indicatie beperkt. Voorzichtigheid in indicatie is dus geboden. Extreem korte implantaten mogen voorlopig dan ook zeker geen alternatief worden voor beperkte implantologische competenties! Literatuurlijst 1. Arbel Sharan, Maxillary Sinus Pneumatization Following Extractions: A Radiographic Study. Int J Oral Maxillofacial Implants 2008;23:48-56) 2. Zijderveld, Steven A. van den Bergh, Johan P. A. Schulten, Engelbert A. J. M. ten Bruggenkate, Christiaan M.Anatomical and Surgical Findings and Complications in 100 Consecutive Maxillary Sinus Floor Elevation Procedures. Journal of Oral and Maxillofacial Surgery 2008; 66:1426-1438 3. Matteo Chiapasco, Paolo Casentini, Marco Zanibon. Bone Augmentation Procedures in implant dentistry. Int J Oral Maxillofac Implants 2009;24:237–259 4. Summers RB., A new concept in maxillary implant surgery: the osteotome technique. Compendium. 1994 Feb;15(2):152, 154-6, 158 passim; quiz 162. Frank Andriessen is werkzaam als tandarts-implantoloog bij het Tandheelkundig Centrum Wilhelminapier (www.tand-implant.nl) te Rotterdam. David Rijkens is werkzaam als tandart-implantoloog bij Mondzorg Velsen (www.mond- 5. Blanes RJ. To what exttend does the crown-implant ratio affect survival and compications of implant-supported reconstructions? A systematic review. Clin. Oral Impl. 2009 Res. 20; 67-72 zorgvelsen.nl), Mondzorgcentrum 6. Guljé F, Abrahamsson I, Chen S, Standford C, Zadeh H, Palmer R. Implants of 6mm vs 11mm lenghts in the posterior maxilla and mandible: a 1-year multicentre randomized controlled trial. Clin. Oral Impl. Res. 2012, 1-7 Zij zijn daarnaast beiden cursus- Kudelstaart en Tandartspraktijk Prakken te Emmen. leider en docent van de MasterClass Implantologie van het ACTA (http://www.acta-de.nl).
© Copyright 2024 ExpyDoc