De huwelijksban.

IN DE FOCUS | De huwelijksban Marijke Libert
“Maandenlang moest ik mijn
Gerarda Van Den Broecke over de huwelijksban
F
amilieverhalen. Je hoort ze aan, en opnieuw. Tot je ontdekt
dat de vertelling van je moeder écht historisch is. Ergens in
een archief ligt een beduimeld voorbeelddossier met haar
naam erop. Ze was een van de eerste vrouwen die als gehuwde én
later zwanger (van mij) les gaf in het katholieke onderwijs. Niet
makkelijk, dat ‘primeur’ zijn. Ze kreeg af te rekenen met afkeur en
vastgeroest oordeel.
Mijn moeder, Gerarda Van Den
Broecke, is hoewel al decennia ‘met
rust’ een beetje juf gebleven, in de zin
van: scherpzinnig observator én boeiend verteller. Hoeveel kleuters heeft
ze op die manier niet geboeid, denk
ik, terwijl zij voor mij zit, en praat,
verhalen schildert, sferen schetst,
kwistig strooit met saillante details.
Als ze ‘haar historie’ toelicht, valt
haar begeestering op, een na smeulend idealisme dat haar als achttienjarige tot een studiekeuze voerde. De
We wisten dat we,
eens gehuwd, geen kansen
zouden krijgen in het
katholieke net, maar dat
waren zorgen voor later.
10
BASIS 8 FEBRUARI 2014
‘normaalschool’. Kinderen met een
combinatie van passie, creativiteit en
zorg mee de wereld in zetten, was
haar droom. Ze wist dat er wetten bestonden die haar ooit zouden hinderen bij het uitoefenen van haar job.
Gedreven jongelui zien echter geen
praktische bezwaren.
“We waren jong, energiek. Het waren
de jaren vijftig. Overal broedde initiatief. We dachten niet aan wat niet kon,
we zagen enkel opportuniteiten.
Uiteraard wisten we dat we, eens gehuwd, geen kansen zouden krijgen in
het katholieke net, maar dat waren
zorgen voor later. We leerden gretig,
amuseerden ons en droomden zelfs
even van ‘naar de Congo gaan’. Iets
bedaarder haalden we een paar jaar
later ons diploma en verlangden we
naar een eigen kleine klasje kleuters.”
U ziet er niet getrouwd uit
“Mijn eerste kennismaking met het
onderwijs was meteen een uitdaging.
In Eine, bij Oudenaarde, gaf ik een jaar
lang les in het eerste studiejaar, kleuterjuffen mochten dat toen nog. Het
jaar daarop kon ik in Lozer bij
Kruishoutem beginnen, zo’n vijf kilometer van mijn woonplaats. Na een
paar jaar lesgeven leerde ik Raf kennen, drie jaar later werd hij mijn man.
Wij huwden in augustus van 1961. Ik
zou nog drie maand betaald worden,
tot oktober, en dan was het gedaan
met lesgeven. Begin september echter rinkelde de telefoon thuis. Mijn
moeder, bij wie we toen inwoonden,
stormde de woonkamer binnen en
riep uit: “de diocesane inspecteur, in
hoogsteigen persoon”. Ik kwam aan
zwangere buik verstoppen”
de lijn. “Hier inspecteur Windey”, stak
hij van wal en kwam meteen terzake:
”In de basisschool van Petegem aan
de Schelde moet een kleutergroep
worden opgesplitst wegens te veel
leerlingen, wij vinden momenteel niemand, kan u?”. Ik twijfelde en zei:
“Euh, mijnheer de inspecteur, ik ben
wel vorige maand gehuwd”. Hij vroeg
me langs te komen op z’n bureau in
Zottegem. Inspecteur, priester
Raphael Windey, bleek een aangenaam, erudiet en heel direct man. Hij
herhaalde zijn vraag. Ik herhaalde het
obstakel: mijn huwelijkse staat. Hij
glimlachte en zei: “Mevrouw, u ziet er
nog niet zo getrouwd uit’. Ik stamelde
iets en zei dan dat het in orde was.”
Inspecteur Windey had die dag een
daad gesteld die gevolgen zou hebben, voor het onderwijs én voor het
leven van mijn moeder en haar omgeving.
Trouwring af?
“De maandag daarop reed ik met onze
eerste wagen, een fiat 600, naar
school, parkeerde voor het klooster,
en kreeg meteen een hartelijke welkom van René, die in het rusthuis
naast de school verbleef. Nachtpo in
de hand, sleepstappend over het
gangpad, wuifde hij, ik zal dat beeld
nooit vergeten. Het zou mijn enige
hartelijke welkom zijn die dag. Van
moeder-overste, zuster T., had ik
geen handdruk gekregen, ze bekeek
me fronsend en zei dat ze het op prijs
zou stellen indien ik mijn trouwring
zou afdoen. Ik vroeg: “Waarom, moeder?”. Ze zei: “Voor de leerlingen van
het zevende en het achtste studiejaar,
ze zouden kunnen denken …” Ik had
moeten repliceren: “Wàt zuster, wat
zouden ze denken?”. Toen durfde ik
dat niet. Ik was wel alert genoeg om
te zeggen dat ik haar vraag eerst met
mijn man zou bespreken. Ze haalde de
schouders op en beet me toe: “En
toch wil ik dat u op school niet zegt
dat u gehuwd bent”. Die avond vertelde ik Raf, in tranen, over de koele ontvangst, de afkeur van mijn overste en
... haar vraag. Hij zei meteen: geen
sprake van, we zijn gehuwd, jij en ik
blijven trouw aan onze ring, symbool
van onze verbinding. Toen de moederoverste de ochtend daarop zijn reactie
hoorde, schrok ze. We zijn nooit vrienden geworden (lacht). Maar, ik had
mijn klasje en ook twee collega’s met
wie het wél prettig werken was.”
In staat van genade
“Een paar maand later werd duidelijk
dat ik zwanger was. Jij zou in juli geboren worden, je vader en ik waren
dolgelukkig. Ik dacht eerst niet aan
wat dat op school zou betekenen, ik
liep op wolkjes. De ouders van mijn
kleuters merkten het vrij snel, waren
enthousiast en wensten me proficiat.
Ik vertelde het niet aan de zusters,
kocht kleren die de zwangerschap
verhulden. Op een dag kwam de overste bij mij in de klas met de mare dat
ik voortaan geen bewaking meer
mocht doen op de speelplaats. “Ge zijt
blijkbaar in verwachting en daarom
moet ge binnen blijven”, klonk het
hard. Later kwamen er almaar nieuwe
beperkingen bij. Vandaag de dag zouden ze dit, vermoed ik, zelfs pesterijen noemen. Ik mocht uiteindelijk aan
geen enkele activiteit buiten of op de
‘koer’ deelnemen. ‘s Middags moest
ik mijn boterhammen in de klas opeten, en vooral uit het zicht blijven van
iedereen. Het raakte me. Vanbinnen
groeide jij, ik popelde, kon mijn geluk
niet op, terwijl het buiten mij was alsof ik en jij niet bestonden, en niet
mochten bestaan. Op een dag kregen
we een interimaris. De ongehuwde
collega-juf waarmee ik goed kon opschieten, was voor langere tijd ziek
geworden.”
De interimaris die uit het rijksonderwijs kwam - er was nog steeds een
groot tekort aan leerkrachten - was
een pittige dame, van de tongriem gesneden. Ze had snel door wat de zusters met mijn moeder bezig waren.
“Ze kon dat onrecht niet verdragen.
“Wacht maar”, zei ze me, “als de gelegenheid zich voordoet zal ik mijn zegje
doen”. En zo gebeurde. “Moeder,” zei
die collega op een dag tegen de zus-
ter-overste, “waarom doet u zo tegen
juffrouw Gerarda, een onderwijzeres,
die zo leuk werkt met haar kleuters”.
De overste antwoordde: “Juffrouw
Gerarda is niet meer in staat van genade”. Echt waar, dat was het antwoord. “Wat?” riep mijn collega uit en
dan: “Moeder, wie zal uw klassen hier
bevolken, gaat u het doen of gaan wij
het doen?” Zegevierend kwam mijn
collega mijn klas binnen. “Voila, het is
eruit”, zuchtte ze.”
Twee handen op mijn buik
Voorjaar 1962, in moeders buik bewoog en wentelde nieuw leven, erbuiten, op haar werkplek, was het of alles bevroor. “Inspecteur Windey
kwam op bezoek, ik had hem niet gemeld dat ik zwanger was, ik durfde
het niet meer uiten aan een geestelijke, het voelde aan alsof ik ‘zondig’
was. Ik zette mijn kleuters rond de
kachel, vertelde een verhaal, verstopte me achter de kachelbuis, legde de
hele tijd mijn twee handen op mijn
buik. Wegsteken was een gewoonte
geworden. De inspecteur schreef z’n
verslag en vertrok. Die avond was ik
amper thuis of ik kreeg een telefoon.
“Weer die inspecteur”, riep mijn moeder. Hij klonk kregelig. “Mevrouw,
waarom deelt u mij niet mee dat u in
verwachting bent. Ik sta daar voor u
8 FEBRUARI 2014 BASIS
11
IN DE FOCUS | De huwelijksban Marijke Libert
Welke misdaad heb ik begaan
dat ik het leven zo zuur werd gemaakt.
Ik heb me zo graag ingezet, voor mijn
klas, voor het brede onderwijsproject,
maar ik kreeg zo’n tegenkanting.
en u zegt niets”. Ik antwoordde:
“Inspecteur, ik spreek dat woord niet
meer uit, uit angst, ik heb zo veel
meegemaakt met die zusters. Dit zou
de gelukkigste tijd van mijn leven
moeten zijn en ik heb nog nooit zo ongelukkig rond gelopen op school. Ik
mag niet meer buiten komen, geen
bewaking doen, ik moet in mijn klas
eten, mag geen feesten meemaken,
niet meer met de kinderen in de rang
naar hun moeders trekken aan de
poort. Ik moet me de hele tijd verstoppen. Het is verschrikkelijk.” Hij schrok
van mijn emotionele uitbarsting en zei
dat hij zou praten met de directrice. Ik
weet niet of dat gebeurde en zo ja, wat
er is gezegd. Feit is dat ik nooit de gevolgen ondervond. Het bleef kil en
koud op mijn werkplek. Rond
Pinksteren trok ik naar de gynaecoloog. Hij oordeelde dat die stress, gevolg van wat op school gebeurde, niet
goed was voor mij. Ik moest me in
rust kunnen voorbereiden op de bevalling. Hij schreef ziekteverlof voor.
Zwangerschapsverlof bestond toen
niet in het katholieke onderwijs.”
Dappere strijdster
Een maand later zag er eentje het levenslicht. Een potige baby, ruim vierenhalf kilogram zwaar. Op intussen
vergeelde gekartelde foto’s steken
een trotse vader en moeder en kersverse grootouders een mollig ding in
de hoogte. In de geboortedag, elf juli,
zag mijn moeder een symboliek. Dag
van strijd en dag van bevrijding.
“Ik liet alles los, al het negatieve
smolt weg bij de aanblik van dit nieuwe leven. Ik voelde wel dat met het
moederschap mijn idealen en mijn
drive om leerkracht te zijn, niet waren
verdwenen. Dus dook ik in september
weer op voor mijn klas. Ziekteverlof
voorbij, ik herbegon, zonder problemen, de inspectie stond achter mij.
12
BASIS 8 FEBRUARI 2014
De ouders en twee collega’s, lekenleerkrachten, overlaadden me met
gelukwensen. Uit het klooster geen
commentaar. En zo liepen de dagen,
maanden, zelfs jaren. Toen jij er twee
was nam ik je mee naar school. Een
paar uur later trok ik met een vuil
kind met beroete kleren en zwarte
snuit weer huiswaarts. Je was in de
kolenkit gevallen. Misschien was het
jouw manier om te proberen opvallen
bij de zusters. Ze hadden je daarvoor
geen blik waardig gegund.”
Het jaar daarop waren er niet genoeg
leerlingen en werd de ontdubbelde
klas van mijn moeder weer samengevoegd. Aangezien zij het minst anciënniteit had, mocht ze vertrekken
en werd ze ter beschikking gesteld.
Ze werd zwanger van de tweede
dochter, Machteld, mijn zus, die in februari 1966 werd geboren. Machteld
betekent ‘dappere strijdster’. Ze
kreeg die naam omdat ze, een maand
te vroeg geboren, een ‘efforke’ mocht
doen. Mijn moeder en het thema van
strijdvaardigheid, het hield niet op.
Enige gehuwde juf
“We verhuisden naar Welden, tussen
Zwalm en Oudenaarde. Ik vroeg de inspectie of ik in aanmerking kon komen om in die nieuwe omgeving een
job te vinden. We waren nog aan het
verhuizen toen - alweer - inspecteur
Windey belde. Het was gelukt, ik
kreeg een job anderhalve kilometer
verderop. Ik moest zo snel als mogelijk naar het klooster van Nederzwalm
om me voor te stellen. Opnieuw was
daar een moeder-overste die me verwelkomde, of beter, die dat niet deed
want me meldde dat het wellicht een
vergissing was. Een juffrouw uit het
dorp ernaast zou in die klas beginnen.
Ik knikte en vertrok, maar meldde me
de maandag nadien aan. Ik bleek toch
de nieuwe juf te zijn. In die basis-
school gaven twee zusters les en één
juffrouw die vrijgezel was. Ik was de
enige gehuwde, met intussen twee
kinderen. Toch ben ik daar van narigheid gespaard gebleven. Een collega
vertelde me later wel dat bij mijn aankomst was gezegd “pas op van die
nieuwe, ze is een vriendje van
Windey””.
Mijn moeder lacht hard als ze dat vertelt, over dat ‘vriendje van’. Het zou
kunnen kloppen, zegt ze, dat hij mij
met een zekere bezorgdheid gevolgd
heeft.
“Tenslotte was ik zijn ‘testcase’. Hij
had me ooit gezegd, bij het openslaan
van mijn map: “Voila, dit dossier zal ik
voortaan vanboven op de stapel moeten leggen. Jij bent de eerste vrouw
die als gehuwde in het katholieke onderwijs begint te werken”.”
U hebt niets misdaan
“Toen ik in 1988 met pensioen ging,
werd er op die school, in Nederzwalm
waar intussen een leek aan het hoofd
stond, een afscheidsfeestje georganiseerd. Ineens kwam hij binnen, ik
stond als aan de grond genageld. Wat
een surprise en wat een eer: oudhoofdinspecteur Windey. Hij hield een
speech, ik was diep ontroerd. Het begon met “deze juffrouw was haar gewicht in goud waard”. Hij herhaalde
toen ook wat hij me ooit had gezegd:
“Uw dossier, juffrouw Gerarda, is het
meest gebruikte, meest beduimelde
en meest geopende. U was willens
nillens de primeur. We weten beide
wat dat betekend heeft.”
Ik herinner me nu ineens een ander
gesprek dat ik ooit met hem voerde. Ik
had hem gezegd: “Mijnheer de inspecteur, ik heb thuis een gelukkig gezin
waarin twee meisjes worden opgevoed en klaargestoomd voor latere
uitdagingen in hun leven. Toch blijf ik
wat mijn carrière betreft met iets zit-
IN DE FOCUS | De huwelijksban Hilde Lavrysen
Kan ik mezelf
zijn voor de klas?
ten, met de vraag welke misdaad ik
heb begaan dat ik het leven zo zuur
werd gemaakt. Ik heb me zo graag ingezet, voor mijn klas, voor het brede
onderwijsproject, maar ik kreeg zo’n
tegenkanting in het begin, die stempel
van ‘ongenadige’, van ‘zondares’, was
zwaar om te dragen.” Hij antwoordde:
“U hebt niets misdaan. U had enkel
het voorrecht en tegelijk was dat een
nadeel, om het voorwerp te zijn van
een nieuwe wending in ons onderwijs.
Dat heeft consequenties gehad.”
Ik, het ‘vriendje van Windey’ was vooral de primeur van Windey geweest,
ongewild en eerst ongeweten. Iemand
moest die ‘rang’ openen. (ze zucht).
Ach, het is boeiend en vermoeiend geweest maar het is ook de moeite geweest.” n
Dit verhaal werd opgetekend door de oudste dochter van
‘juffrouw Gerarda’, Marijke Libert, schrijver van romans
(derde verschijnt dit voorjaar bij De Bezige Bij, Amsterdam)
en in het dagelijkse leven journalist, voor onder andere De
Standaard en Knack. Haar zus Machteld Libert, ‘de dappere strijdster’ is journalist bij het Vrt-journaal.
I
n de tijd van de huwelijksban bevatte het contract van een
vrouwelijke leerkracht in het katholiek onderwijs een
clausule waardoor ze ontslagen werd als ze in het huwelijk
trad. Er was toen geen wetgeving die regels vastlegde voor de
bescherming van het privéleven in arbeidsovereenkomsten. En
vandaag? Kan het huwelijk of een andere situatie in het
privéleven aanleiding zijn om een arbeidsovereenkomst te
eindigen?
Jawel. Bepaalde omstandigheden uit het privéleven van een personeelslid zijn niet altijd zonder gevolg voor zijn/haar tewerkstelling.
Een private werkgever, zoals een schoolbestuur van een vrije school, opgericht als een vereniging, kan zich beroepen op de vrijheid van vereniging uit onze grondwet. Deze vrijheid houdt onder andere in dat de vereniging zijn doelstellingen kan formuleren vanuit een ideologische of filosofische strekking. Ook de bescherming van die strekkingen is in onze
wetgeving ingeschreven. Daarin vinden we dat ‘het begrip filosofische en
ideologische strekking steunt op een levenbeschouwelijke opvatting of
maatschappijvisie’. De schoolbesturen van het Katholiek onderwijs bijvoorbeeld steunen hun uitgangspunten op een christelijk-gelovige levensbeschouwing en maatschappijvisie, omschreven in de ‘Opdrach­­
tverkla­­ring van het Katholiek onderwijs’.
Verenigingen of werkgevers die dit soort immateriële doelstellingen nastreven, worden ‘identiteitsgebonden ondernemingen’ genoemd.
Specifiek aan die ondernemingen is dat hun aard inherent tot gevolg
heeft dat de grondrechten van werknemers en toekomstige werknemers
contractuele beperkingen kunnen ondergaan. In de wetgeving wordt er
van uit gegaan dat deze beperkingen nodig zijn om de geloofwaardigheid
van de ondernemer te behouden. Zo kan bijvoorbeeld een dierenrechtenorganisatie bezwaar maken tegen de aanwerving van een medewerker
omdat die werkt als model voor een winkel van bontmantels. Het zou niet
erg geloofwaardig zijn als medewerkers van die organisatie ‘dieronvriendelijke’ reclame maken. >>
Feiten uit het privéleven
die geen weerslag hebben op
de relatie met de leerlingen
of de school, kunnen geen
aanleiding zijn tot een sanctie.
8 FEBRUARI 2014 BASIS
13