FACTSHEET De overstap van bètatechnische studenten naar de

FACTSHEET
De overstap van bètatechnische studenten naar de arbeidsmarkt
De keuze voor techniek stopt niet bij de keuze voor technisch
onderwijs. Een technisch diploma leidt lang niet altijd tot een
technische loopbaan. Uit eerder onderzoek is gebleken dat het
grootste ‘lek’ voor de technische bedrijfssector bij de start op de
arbeidsmarkt zit, zie: “De keuze voor techniek in het onderwijs en
op de arbeidsmarkt”.
Platform Beleidsinformatie
Oktober 2014
Samenstelling:
Maikel Volkerink (SEO)
OCW/Kennis/Prognoses, Scenario’s en Beleidsstatistiek
In deze factsheet wordt nader ingezoomd op de overstap van bètatechnische schoolverlaters naar de arbeidsmarkt. Over het
algemeen blijken mbo’ers met een bètatechnisch diploma vaker
werkzaam in de bètatechniek dan hbo- en wo’ers.
[email protected]
De keuze voor techniek in het onderwijs
Definities in dit onderzoek (1/2)
Gemiddeld (2006-2012) heeft 21 procent van de jongeren succesvol een
bètatechnische opleiding (techniek, bèta of informatica) afgerond (figuur
1). Hiervan heeft het grootste deel (18%) een technische opleiding gevolgd,
1 procent heeft een bèta-opleiding gevolgd en 2 procent een informaticaopleiding. Daarnaast voltooide 5 procent een opleiding met een
bètatechnisch component (een snijvlak opleiding). Het aandeel jongeren
met een bètatechnisch diploma verschilt sterk per opleidingsniveau.
Dit onderzoek beperkt zich tot jongeren tussen 20 en 29 jaar,
die niet studeren (voltijd of deeltijd, excl. opleidingen met een
duur < 6 maanden) en minimaal 12 uur per week werken.
Ook de verdeling over techniek, bèta, informatica en snijvlak opleidingen
verschilt sterk over de opleidingsniveaus. Op mbo-niveau is het aandeel
techniek relatief groot, variërend van 21 tot 34 procent. In het hbo en wo is
het aandeel techniek lager dan in het mbo en het aandeel ‘bèta’ hoger.
Figuur 1. Aandeel werkende jongeren met een bètatechnisch diploma, naar
hoogst behaald opleidingsniveau (in %, 2006-2012)
Bètatechnische opleidingen
De opleidingen worden in de Enquête Beroepsbevolking (EBB)
geclassificeerd via de Standaard Onderwijs Indeling (SOI)
2006. Bètatechniek omvat alle opleidingen die behoren tot de
hoofdrichtingen 5 (wiskunde, natuurwetenschappen en
informatica) en 6 (techniek). Daarbinnen zijn drie clusters:
- Techniek: opleidingen die behoren tot hoofdrichting 6
(techniek).
- Bèta: wiskundige en natuurwetenschappelijke opleidingen
die behoren tot hoofdrichting 5 (excl. informatica).
- Informatica: Informatica-opleidingen die behoren tot
hoofdrichting 5.
- Snijvlak: Opleidingen buiten hoofdrichtingen 5 en 6, maar
met een (bèta)technische component, zoals de opleiding
mediadesign en lerarenopleidingen techniek.
Bètatechnische beroepen
Beroepen worden in de EBB in geclassificeerd via de
Standaard Beroepsclassificatie (SBC) ’92. Bètatechniek omvat
alle beroepen behorende tot de aggregaties techniek, bèta en
informatica.
- Techniek: beroepen die behoren tot de hoofdrichting
technisch, uitgezonderd de grafische beroepen (snijvlak).
- Bèta: beroepen hier behoren tot hoofdrichting exact.
- Informatica: beroepen op het terrein van automatisering en
IT. Geen aparte hoofdrichting, maar te vinden onder
hoofdrichtingen technisch en economisch, administratief &
commercieel.
- Snijvlak: niet-technische beroepen met een technische
component, zoals leraren elektrotechniek of natuurkunde.
NB. Het betreft hier een bredere definitie van bètatechnische
beroepen dan in de eerdere factsheet: ‘De keuze voor
techniek in het onderwijs en op de arbeidsmarkt’.
Van bètatechnisch diploma naar beroep
Van alle werkende jongeren heeft 27 procent een
bètatechnisch of snijvlak beroep (figuur 2); hiervan heeft 19
procent een technisch beroep, 1 procent een bètaberoep en
4 procent een informaticaberoep. Daarnaast werkt 3 procent
in een beroep op het snijvlak van bètatechniek (tabel 1).
Figuur 2. Aandeel werkende (bètatechnische geschoolde) jongeren met
een bètatechnisch beroep, naar richting van hoogst behaalde opleiding (in
%, 2006-2012)
Die aandelen zijn natuurlijk hoger voor degenen met een
bètatechnische diploma. Echter een bètatechnisch diploma
leidt niet altijd tot een beroep in deze sectoren. Het
merendeel van de werkende jongeren met een techniek(71%) of informatica-diploma (74%) heeft een bètatechnisch
beroep. Ongeveer een kwart heeft een ander beroep.
De meeste jongeren met een bètatechnische opleiding die
niet in een bètatechnische beroep werken, hebben een
economisch of administratief beroep. Dat aandeel neemt toe
met het opleidingsniveau. Op hbo- of wo-niveau zijn dit
vooral bedrijfskundige functies en op mbo-niveau zijn dit
vooral transport en logistieke
beroepen, zoals
vrachtwagenchauffeur of magazijnmedewerker.
Aansluiting naar opleidingsniveau
De aansluiting tussen het technisch onderwijs en de
technische arbeidsmarkt verschilt per opleidingsniveau en
richting (figuur 3).
Naar opleidingsniveau is de aansluiting tussen een
technische, bèta opleiding en de technische arbeidsmarkt
(bètatechnische beroepen) het sterkst voor jongeren met
een mbo-2, -3 of -4 diploma en minder sterk voor de
academici (figuur 3: blauwe en rode staafjes). Bijvoorbeeld,
ongeveer 80% van de jongeren met een mbo-diploma
techniek (exclusief mbo-1) werkt in een bètatechnisch
beroep. Voor jongeren met een opleiding wo-techniek is dat
63%. Opvallend is dat dit verschil naar opleidingsniveau niet
altijd zo is, voor informatica geldt het omgekeerde. Vooral
hbo-informatica gediplomeerden werken vaak in een
bètatechnisch beroep (86%).
Naar opleidingsrichting bestaan ook opvallende verschillen
(figuur 3). In het algemeen werken jongeren met een
afgeronde techniekopleiding (72%) of informatica opleiding
(74%) vaker in een bètatechnisch beroep dan
jongvolwassenen met een afgeronde bètaopleiding (43%).
De aansluiting is het laagst voor jongeren met een snijvlak
opleiding (34%).
Het overgrote deel van de jongeren met een informatica
opleiding heeft ook een informatica beroep. Dit blijkt als we
een engere definitie van bètatechnische beroepen hanteren
en de informatica beroepen niet tot de bètatechnische
arbeidsmarkt rekenen. De aansluiting van informatica
afgestudeerden met de bètatechnische arbeidsmarkt
vermindert dan van 74% naar 8%.
Tabel 1. Aandeel werkende (bètatechnische geschoolde) jongeren met
bètatechnisch beroep, naar richting van hoogst behaalde opleiding (in %,
2006-2012)*
techniek
bèta
informatica
snijvlak
overige richtingen
totaal
technisch
beroep
68%
9%
8%
16%
7%
bèta
beroep
27%
1%
0%
19%
1%
informatica
beroep
3%
8%
66%
17%
2%
4%
snijvlak
beroep
25%
20%
1%
3%
totaal
71%
69%
74%
54%
10%
27%
* Tabel 1 kent een aantal lege cellen. Er zijn te weinig waarnemingen voor een betrouwbaar cijfer.
Het gaat hier om lage percentages.
Figuur 3. Aandeel werkende (bètatechnische geschoolde) jongeren met
bètatechnisch beroep (excl. snijvlak beroepen), naar richting en niveau van
hoogst behaalde opleiding (in %, 2006-2012)
Aansluiting in de sectoren groen en zorg
Hoe is de overeenstemming tussen de afgeronde onderwijsrichting en
het beroep in andere opleidingsrichtingen? Om de genoemde cijfers
over techniek in perspectief te zien, is ook gekeken naar de aansluiting
tussen groene opleidingen en beroepen, en zorgopleidingen en –
beroepen (figuur 4).
Groen
De aansluiting tussen het groene onderwijs en de groene beroepen is
lager dan bij bètatechniek. Afhankelijk van de richting werkt tussen 34
en 47 procent van de werkende jongeren met een groene opleiding in
een groen beroep. Net als bij de aansluiting in de bètatechniek zijn er
bij de sector groen verschillen tussen opleidingsniveaus. De
aansluiting op mbo-niveau (2 t/m 4) is over het algemeen beter dan
op hbo- en wo-niveau. Met name jongeren met een groen
vmbo/mbo1- of wo-diploma hebben slechts in beperkte mate in een
groen beroep.
Zorg
Voor zorg is de aansluiting over het algemeen juist hoger dan bij
bètatechniek. Afhankelijk van de richting werkt tussen 47 en 89
procent van de werkende jongeren met een zorgopleiding in een
zorgberoep. De aansluiting tussen (para)medische opleidingen en
beroepen is hoog. Verzorgende opleidingen en beroepen, of sociale
hulpverlening en sociaal maatschappelijke beroepen sluiten minder
sterk op elkaar aan. Ook voor de zorg geldt dat de aansluiting over het
algemeen op mbo-niveau beter is dan op hbo- en wo-niveau, met
uitzondering van de medische opleidingen.
Figuur 4. Aandeel werkende jongeren met een groen- en zorgberoep naar
richting van hoogst behaalde opleiding (in %, 2006-2012)
Definities in dit onderzoek (2/2)
Groen
Groene opleidingen zijn opleidingen die behoren tot de
SOI2006 richting ‘agrarisch & milieu’ plus diergeneeskunde
(behorende tot de zorgopleidingen). Binnen de groene
opleidingen wordt er een onderscheid gemaakt naar:
- agrarische opleidingen
- milieukundige opleidingen
- snijvlakopleidingen (opleidingen waar groen wordt
gecombineerd met bijvoorbeeld bedrijfskunde of techniek)
Groene beroepen zijn beroepen uit de beroepsklasse agrarisch
plus dierenartsen (uit (para)medisch). Vanwege de
beperkingen binnen de SBC’92 en het relatief kleine aantal
groene beroepen is er geen verdere uitsplitsing.
Zorg
Zorgopleidingen zijn opleidingen die horen bij de SOI2006
richting ‘gezondheidszorg, sociale dienstverlening &
verzorging’. Opleidingen rondom persoonlijke verzorging
(kapper, reiniging) zijn uitgesloten. Binnen de zorgopleidingen
kan een onderscheid worden gemaakt naar:
- medische opleidingen
- paramedische opleidingen
- verzorgende opleidingen
- opleidingen op het gebied van sociale hulpverlening
- snijvlakopleidingen (opleidingen op de grens van zorg en
bijvoorbeeld economie, techniek of informatica)
Zorgberoepen zijn beroepen die behoren tot de SBC’92
beroepsklassen (para)medisch (exclusief dierenartsen) en
verzorgend. In dit onderzoek worden de zorgberoepen nog
uitgesplitst naar
- (para)medische beroepen
- verzorgende beroepen
- beroepen op het gebied van sociale dienstverlening
- snijvlak beroepen (beroepen op het snijvlak van techniek &
zorg, economie & zorg of docenten)